21
oktober 1981 90 D In dit nummer: belastingadviseur miljoenennota studenteninkomens

1981 - Nummer 90 - oktober 1981

Embed Size (px)

DESCRIPTION

oktober 1981 In dit nummer: belastingadviseur miljoenennota studenteninkomens 90

Citation preview

Page 1: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

oktober 1981

90

D

In dit nummer: belastingadviseur

miljoenennota studenteninkomens

Page 2: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

ROSTRA BLAD VAN DE ECONOMISCHE FACULTEIT

REDACTIE Noor de Bruin Harko van den Hende Joke Jansen Schoonhoven Rob de Klerk Hans Soons Mic van Wijk

ADRES Jodenbreestraat 23 kamer 1339 tel. 525 24 97 10 II NH Amsterdam copy naar: Rostra Jodenbreestraat 23 kamer 1339 1011 NH Amsterdam Adreswijzigingen: Studentenadministratie Jodenbreestraat 23

ADVERTENTIES Bij voorkeur schriftelijk of te1efonisch: 525 24 97 en 020 - 83 64 99 Tarieven: 111 pagina f 340,-1I2 pagina f 275,-Bij 4 plaatsingen resp . f 320,- en f 260,-

OPLAGE: 2500

COVERDESIGN Dick van Hell

DRUK Drukkerij Kaal Nieuwe Herengracht 61

~C3\j Clq{.j ~ SYMPOSIUM ~

';JJ 20 NOVEMBER . , ~ ~ OVER . V

<d E~ONOMIE S ~ &WAPEN · n ~ BEPERKING ,~) ~ c 0 ~ ;~ , / 0

.. ~ ()cn~ c;>

Helaas, oh lezer, moest u het een wei zeer lange vakantietijd zonder de U zo vertrouwde ROSTRA doen! Oat z~t een aantallezers niet lekker: regelmatig werden wij de afgelopen tijd in kantine en gangen aangeschQten door hevig verontruste personen; een enkeling zelfs snelde naar het fa­kulteitsburo om te informeren ofhij daar nog wei bekend was. Edoch, het septembernum­mer van Rostra valt pas heden in uw bus, tesamen met de oktobereditie. Welke vreselijke gebeurtenis was aanieiding tot deze misstanden? DE BUROKRATIE EN HAAR SLECIITS SPORADISCH EN TRAAG DRAAIENDE MOLENI In het kader van de bezuinigingen mogen fakulteitsbladen nog slechts zes maal per jaar op kosten van de UvA woorden verzonden, zo werd ons reeds in februari dit jaar duidelijk ge­maakt. Daarop sloeg de redaktie van Rostra aan het rekenen en bedacht een veel goedkopere methode van verzenden. Ergo: meer verzendingen tegen hetzeIfde totaalbedrag. Slechts ~~n voorwaarde was aan het door ons uitgedokterde systeem verbonden: het Maag­denhuis moet iederemaand aan ooze drukker de adressen overhandigen. Ooze eerste brief, waarin ons voorstel met bijbehorende berekeningen, bereikte het Maag­denhuis half maart dit jaar. Vanaf dat moment yond er regelmatig overleg plaats tussen Rostra en de ambtenaren. Dit leidde echter pas september j.l. tot een beslissing van het Cv B; we mochten de adressen komen halen. Echter, slechts om het septembernummer te verzenden; voor ieder volgend nummer moe­ten wij w~~r die ambtelijke (malle-)molen doorlopen, met aIle vertragende gevolgen van dien.

Vandaar dat wij (overigens zonder toestemming van het Maagdenhuis) hebben besloten het september- en oktobernummer tesamen te versturen. Namens het CvB(ook al weten zij dit niet) bieden wij uonze excuses aan voorde vertraging. Namens onszelfveelleesplezier toegewenst? Rest OIlS nog twee nieuwe redakteuren te verwelkomen: Joke Jansen Schoonhoven en Harko van den Hende. Zij hebben aan dit nummer reeds hun steentje bijgedragen en u hoort zeker nog meer van hen!

pag.3

pag 6 pag. 7 pag.9 pag.1O pag. 14 pag. 17 pag. 19

Geld in 't laatje. De ethiek van de belastingadviseur. Nieuwe kansen, J os de Beus. Behoeftes, MvW. De Miljoenennota, HvdH. Studenteninkomens, HK. Introduktieweek, Herman ten Napel Ekonoor Ten Einde Raad

Page 3: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

Geld in 't laatje De ethiek van de belastingadviseur

De belastingdruk in Nederland is hoog. De druk van de collectieve lasten bedraagt nu al zo'n 60% van het nationale inkomen. De .overheid heeft er dus aile be lang bij dat er veel geld in het laatje komt . .om te voorkomen dat dat geld op willekeurige wijze wordt gehaald waar het toevallig te halen yah, bepaalt artikel-I'88 Grondwet dat belastingen slechts geheven kunnen worden-uit kracht van wet. Dat geeft dan meteen de betekenis van het belastingrecht. Het belastingrecht beoogt de burger te beschermen tegen al te ver gaande financiele aanspraken van de .overheid. Er zijn echter ook burgers die zo'n bescherming helemaal niet nodig hebben. Die voldoen niet aan hun wettelijke verplichtingen, verzwijgen inkomsten verzinnen fictieve aftrekposten. Dat heeft met belastingrecht niet vee I meer te maken. Veeleer is dat het terrein van het strafrecht. Het doen van een valse aangifte bijvoorbeeld is een strafbaar feit. Er zijn opsporingsambtenaren die zich speciaal bezighouden met het opsporen van fiscale delicten. In de publiciteit is dit natuurlijk een dankbaar onderwerp. Ais de FIOD ( de Fiscale Inlichtirtgen- en Opsporingsdienst) de met de Actie Schuim­kraag te lijf gaat en constateert dat een kastelein uit een jeneverfles de he 1ft van het mogelijke aantal borrels schenkt, zal de fiscus betogen dat een deel van de omzet niet in de boeken is verantwoord, terwijl de kastelein een beroep op zijn trillende handen doet. Met de ethiek van de fiscale beroepsuitoefening heeft dat nog allemaal weinig te maken. De fiscale adviseur pleegt aan fraude geen medewerking te verlenen. Wei kan hij de fraudeur rechtsbijstapd verschaffen. Net zoals elke wetsovertreder recht heeft op een advocaat, heeft een fiscale fraudeur recht op rechtsbijstand van fiscaal deskundige ( ook op bijstand van een advocaat trouwens). En daarmee komen wij dan meteen op de belangrijkste taak van de fiscale beroepsoefenaar, namelijk het verlenen van rechtsbijstand op fiscaal terrein. Die rechtsbijstand wordt slechts voor een zeer klein percentage verleend aan personen die zich aan een fiscaal strafbaar feit schuldig hebben ge­maakt. De meeste fiscale beroepsbeoefenaren houden zich bezig met de toe passing van de belasting­wetgeving. Die is zo langzamerhand behoorlijk ingewikkeld geworden. De meeste mensen realise­ren zich nog veel te weinig dat ze hun zaken civielrechtelijk misschien prima geregeld hebben maar dat dat niet betekent dat het ook fiscaalrecbtelijk allemaal zo goed zit.

Praktijk voorbeelden Een paar aan de werkelijkheid ontleende voor­beelden.

Een aantal advocaten vormt een maatschap. In de maatschapsakte is bepaald dat bij over­lijden van een der vennoten diens aandeel verblijft aan de overige vennoten onder ver­plici:ning aan de weduwe van de overleden vennoot een vergoeding voor de goodwill te verschaffen. Dit leidt bij de overleden ven­noot tot stakingswinst te belasten met het bij­zondere tarief van 20% tot 50%, afhankelijk van diens inkomen van de afgelopen drie jaar. Het tarief zou echter 20% zijn geweest als niet een gewoon verblijvensbeding was opge­nomen maar een verblijvensbeding met ver­traagde werking. Dat is een verblijvensbe­ding dat niet bij overlijden werkt doch ( bij­voorbeeld) aan het einde van het ten sterfda­ge lopende boekjaar.

2 Een B.V. heeft twee broers als aandeelhou­ders. Na onenigheid wordt besloten dat een braer zijn aandelen gaat verkopen. Ais hij de­ze aandelen aan de B. V. verkoopt, dient hij in ieder geval 20% tot 50% inkomstenbelasting te betalen over het verschil tussen de waarde van de aandelen en het gemiddelde op de aan­delen gestorte kapitaal. Verkoopt hij de aan­delen echter aan zijn boer dan is slechts 20% inkomstenbelasting verschulwgd over het verschil tussen de waarde van de aandelen en zijn verkrijgingsprijs. Ais de broer de aan­koop niet kan financieren is er bovendien nog de inogelijkheid dat de aandelen worden ver­kocht aan een door de andere broer op te richten houdstermaatschappij. Die houdster­maatschappij kan de door haar aangekochte B.V. belastingvrij leeghalen en daarmee' de koopsom betalen ( over laatstgenoemde mo­gelijkheid wordt op korte termijn overigens een arrest van de Hoge Raad verwacht).

Beide mogelijkheden maken wei duidelijk dat een gespecialiseerde kennis van het fiscale recht belangrijke financiele nadelen kan voorkomen. Voor de belastingadviseur is er dan ook voorlo­pig nog wei werk genoeg. De elkaar steeds snel­ler opvolgende wetswijzigingen staan er borg voor dat een toenemend aantalbelastingplichtin­gen voor hun contact en met de fiscus van een ad­viseur gebruik maakt. Bij de beoordeling van de ethische aspekten van het beroep speelt een grote rol dat de gemiddelde Nederlander geheimzinniger doet over zijn inko­men dan over zijn gezondheid. Dat geeft de be­lastingadviseur een belangrijke vertrouwenspo­sitie. Uitvloeisel daarvan is dat hij de kans loopt van zijn clienten ook zaken te horen waarvan het niet de bedoeling is dat zij mede ter ore van de fiscus komen. Zo kan iemand zich bij een bespreking van de aangifte laten ontvallen dat hij ook.inko­men in het buitenland geniet maar dat hij dat· nooit opgeeft omdat de nederlandse fiscus er toch nooit achterkomt. Nog afgezien van de vraag of de laatste veronderstelling gerechtvaar­digd is, lijdt het geen twijfel dat een belastingad­viseur geen verantwoordelijkheid kan aanvaar­den voor een aangifte waarin wt inkomen niet is vermeld. Aan de andere kant hoeft de belastingadviseur nu ook weer niet aile van zijn client afkomstige informatie zelfstandig te gaan verifieren. Voistaan kan worden met een onderzoek of de verschafte gegevens op zichzelf nieuwe vragen oproepen. Zo is duidelijk dat het indienen van een aangifte met een belastbaar inkomen van f 1000.- aanleiding geeft tot de vraag waar de be­lastingplichtige dan wei van geleefd heeft. Ook kan men op de aangifte inkomstenbelasting niet volstaan met de verklaring dat geen rente is ge­noten terwijl bij de aangifte vermogensbelasting een banksaldo van f 50.000.- staat vermeld of terwijl in dat jaar net een huis is gekocht waarop

een aanzienlijk bedrag uit eigen middelen is be­taald. Bij deze controle blijft het uiteraard toch heel goed mogelijk dat een belastingplichtige ook aan zijn belastingadviseur inkomensbestand· delen verzwijgt. Zolang de belastingadviseur echter in redelijkheid niet <Ian het waarheidsge­halte van de hem verstrekte gegevens hoeft te twijfelen, is hij uit ethisch oogpunt niet genood· zaakt een nader onderzoek in te stellen. Dit is echter niet het belangrijkste ethische probleem waar de belastingadviseur in de praktijk mee te maken krijgt.

Belastiogbesparing De grootste rol speelt de ethiek bij de vraag hoe ver de belastingadviseur met het adviseren van besparen van belasting mag gaan. Uitgangspunt daarbij is dat niemand verplicht is meer be­lasting te betalen dan uit de wet voortvloeit. Zo­lang het gaat om het fiscaal interpreteren van reeds vaststaande feiten, is er uiteraard nog niets aan de hand. De belastingadviseur is volkomen gerechtigd een bij echtscheiding overeengeko­men overbedeling van de niet-kostwinner als een afkoopsom van ali menta tie te beschouwen met als gevolg dat deze in mindering komt op het -vee1al hoge - inkomen van de schuldenaar en wordt bijgeteld bij het - veelallage - inkomen van de schuldeiser ( als de wijziging van het bijzon­dere tarief per I januari 1982 doorgaat, wordt dit overigens een stuk minder voordelig).

Ook rijzen er ethisch gezien nog weinig proble­men als de belastingplichtige zijn keuze tussen diverse mogelijkheden mede door de fiscale ge­volgen laat bepalen. Zo is duidelijk dat de keuze tussen een eenmanszaak en een B.V. in vele ge­vallen voornamelijk door fiscale overwegingen wordt bepaald. Daar is ook he\emaal geen be­zwaar tegen. De Fiscale wetgever heeft aan beide rechtsfiguren nu eenmaal bewust verschillende fiscale gevolgen verbonden en iedereen is vrij om daar gebruik van te maken. De ethiek komt eigenlijk pas om de hoek kijken als iemand zich tot een belastingadviseur wendt met de mededeling dat. hij toch dat hij toch wei veel belasting betaalt en of daar nu niets aan te doen valr. De belastingadviseur kan dan ' gaan . zoeken naar mazen in de wet en een constructie bedenken waardoor aanzienlijk minder belasting verschulwgd is . .ook kan hij proberen een door hem bedachte constructie op grote schaal aan de man te brengen. Goede voorbeelden van dat laatste zijn het American Land Program en de koopsom polis ( beide constructies hebben overi­gens inmiddels tot reparatiewetgeving geleid).

American Land Program Het American Land Program hield in dat ie­mand voor bijv. f 100.000.- een stuk land in de Verenigde Staten kocht waarvan de waarde hem niet bekend was. Deze som leende hij tegen een rente van bijv. 10%. De rente werd telkens rente­dragend en jaarlijks bijgeschreven op de hoofd­som. Aan administratie- en andere kosten was hij jaarlijks bijv. f 2.000.- kwijt. De bijgeschreven rente was aftrekbaar in het jaar waarin zij rente-

3

Page 4: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

dragend werd. Het is duidelijk dat de schuld zo behoorlijk op kon 10pen.Krachtens de overeen­komst was de eigenaar echter ten allen tijde ge­rechtigd zich van zijn totale schuld te kwijten da.or het stuk land in betaling te geven.

Voor de koper van het land lag het voordeel in het feit dat hij bij een tarief van 72% jaarlijks 17.200.- minder belasting betaalde tegen 12.000.- kosten. Voor de verkoper van het land lag het voordeel in de jaarlijkse ontvangst van 12.000.-. Het karakteristieke van deze construc­tie is dat de werkelijke waarde van het land er he­lemaal niet meer toe doet. Dat maakt de constructie in de ogen van een belastingadviseur van enig nive<.u te zwak om haar te kunnen advi­sereno In feite kan dezelfde grap immers ook met een oude krant worden uitgehaald. De bezwaren tegen deze constructie zijn derhal­ve niet in de eerste plaats van ethische aard. Daar komt bij dat het niet erg waarschijnlijk is dat de fiscale rechter deze construct it. zal accepteren in feite is de rente op de hoofdsom immers slechts verschuldigd indien en voor zover de waarde van h~t ')r.ro~reD.J. goed de hoofdsom overtreft. Als daar geen sprake van is, drukt de rente niet op de b~lastingplichtige en is mitsdien niet aftrekbaar. "oor aile zekerheid heeft de wetgever nu echter bepaald dn rente waarvan onzeker is of die weI verschuldigd wordt ( anders dan als gevolg van insolvabjJiteit, arbeidsongeschiktheid of overlij­den) in het algemeen niet aftrekbaar is.

Koopsompolis De koopsompolis daarentegen is algemeen geac­cepteerd. Deze werkte als voIgt:

Bij een verzekeringmaatschappij werd een kapi­taalverzekering gesloten tegen een koopsom van bijv. I 100.000.-. De uitkering die, inclusief winstdeling, na verloop van zes jaar ofbij eerder overlijden plaats moest vinden, bedroeg bijv. 1150.000.-. De koopsomadl 100.000.-werdge­leend van een bank tegen een rente van stel 10%. Een belastingplichtige die in het toptarief van 72% valt, betaalt van de jaarlijkse rente ad I 10.000.- netto slechts I 2.BOO.- Over zes jaar betekent dat een financiele last van 6 maal I 2.BOO.-= I 16.BOO.-. Als nu dit verschil tussen uitkering en koopsom adl 50.000.- met 72% be­last zou zij(l, dan zou de belastingplichtige na af­lossing van zijn schuld nog maar 2B% van 150.000.- = I 14.000.- overhouden.

Deze he Ie transactie zou hem dan een nadeel hebben opgeleverd van I 2.BOO.-, nog afgezien van het nadeel dat hij de rente jaarlijks verschul­digd was, terwijl hij de koopsom pas na zes jaar ofbij eerder overlijden ontvangt. De toenmalige wettelijke regeling belastte echter niet het ver­schil tussen uitkering en koopsom doch slechts 1,5% per jaar looptijd van de verzekerde som. In ons voorbeeld betekent dat een belastingheffing over 6 maall,5% vanl 100.000.- = 19.000.- die dan ook nog eens werden belast tegen een bijzon­der tarief dat varieerde van 20% tot 40% ( later 50%). Dat betekende dus een maximale be­lastingheffing van I 4.500.- over een voordeel van I 50.000.-, waartegenover dan netto I 16.BOO.- aan kosten stond.

4

Inmiddels is het rentebestanddeel in koopsom­polissen nu integraal be last tegen het norma Ie ta-

rief. Voor bestaande polissen werd een over­gangsregeling getroffen die het beoogde voor­deel wei flink verkleinde doch niet zodanig dat de gehele transactie daardoor financieel onvoor­delig werd. Ook deze belastingheffing kan echter voorkomen worden door de polis te verkopen aan iemand die naar het buitenland vertrekt en zichzelf vervolgens als begunstigde aanwijst. In het buitenland is de uitkering op een koopsom­polis in het algemeen niet belast, terwijl de ver­koop van een koopsompolis door een inwoner van Nederland aan een andere inwoner van Ne­derland ( niet zijnde een ondernemer) volgens de meest~ auteurs ook niet tot belastingheffing leidt. Gevolg daarvan is dat iedere eraigrant met enig vermogen nu beladen met aangekochte koopsompolissen de grens kan overgaan. Of de wetgever hierin op zo korte termijn met terug­werkende kracht kan voorzien, valt te betwijfe­len. Daarbij dient namelijk wel bedacht te dat er ook landen zijn waar de uitkering wei belast is en dat Nederland ook het rentebestanddeel be­last van koops om polis sen die tot uitkering ko­men bij iemand die nog maar zeer kort in Neder­land woont. Bij een wetswijziging moet ook aan deze aspekten aandacht worden geschonken.

Ethisch geoorloofd ... Weinig belastingadviseurs zullen er vanuit ethisch oogpunt moeite mee hebben gehad deze constructie te adviseren. Het ehische aspekt be~ treft met name de vraag ofhet ethisch geoorloofd is op deze manier minder belasting te betalen. De opvattingen daaromtrent lopen zeer uiteen. Iemand die van mening is dat alles aan de Staat toebehoort, zal elke niet door de wetgever voor­ziene reactie op de wettelijke bepalingen als een vorm van ongeoorloofd misbruik aanmerken. Degene daarentegen die de belastingheffing als een vorm van gelegaliseerde diefstal ziet, zal met het ontgaan van belasting geen enkele moeite hebben.

De belastingadviseur hoedt er zich weI voor zijn eigen morele denkbeelden aan zijn clienten op te dringen. Als een client om mogelijkheden tot be­lastingbesparing vraagt dan kan hij die krijgen. De belastingadviseur zal hem kunnen inlichten over de kans dat de constructie door de in spec- • teur en/ofrechter al dan niet zal worden geaccel'­teerd, maar hij zal niet gauw zeggen dat het ge­bruik maken van een bepaald lek in de fiscale wetgeving ethisch ongeoorloofd is. Daarbij dient wei bedacht te worden dat de on­volmaaktheden van de fiscale wetgeving niet aI­leen ten nadele van de Overheid werken. Een be­roemd voorbeeld is het - fictieve - geval van een belastingplichtige van 25 jaar die als blijk van dankbaarheid voor het redden van een niet tot zijn familie behorende drenkeling een recht krijgt op een uitkering vanl 25.000.- per jaar tot zijn overlijden. Aangezien de redder over de to­tale waarde van de uitkering bij toekenning schenkingsrecht verschuldigd is en vervolgens nog eens telkens inkomstenbelasting over de jaarlijkse termijnen, kan het aanvaarden van de­ze schenking een financiele strop betekenen.

Spiegelbeeld Zo zijn er in de meeste gevallen waarin fiscale claims verdwijnen, spiegelbeeldige gevallen te bedenken waarin dan weer fiscale claims ont­staan. Als beste constructie wordt dan ook be­schouwd de constructie die niet gerepareerd kan

worden zonder dat de wetgever nieuwe onbillijk­heden in het leven roept. Een goed voorbeeld daarvan is de lijfrente met een inwoner van Bel­gie. Daarbij werd gebruik gemaakt van de situa­tie dat termijnen van lijfrente in Nederland bij de betaler aftrekbaar en bij de ontvanger belast zijn, terwijl dat in Belgie een lijfrente kocht voor een termijn van a.cht jaar ( of eerder overlijden) waar de Belg dan een koopsom van 1400.000.­voor betaalde terwijl de Nederlander zich ver­bond gedurende zes jaar of tot zijn eerder overlij­den I 100.000.- per jaar te beta len, dan was het gevolg dat in Nederland 6 maal I 100.000.- af­trekbaar was, terwijl dit bedrag in Belgie niet be­last werd. Als de Nederlander in het 70% tarief va It, kosten deze termijnen hem in totaal I IBO.OOO.-, zodat hij een voordeel heeft van 1220.000.-. De Belg heeft een voordeel van I 200.000.-. D~ strop draagt de fiscus. Voor het dekken van het risico van vooroverlijden bestaan verzekeringsmaatschappijen.

Nu kun je natuurlijk als wetgever de aftrekbaar­heid van de termijnen gaan beperken, maar dat kun je niet doen zonder ook iets aan de belast­baarheid te doen. De meest eenvoudige oplos­sing was om de koopsom te belasten. In ons voorbeeld wordt dan I 400.000.- tegen 70% bij, de Nederlander belast, zodat hij deze transactie weI uit zijn hoofd zal laten. Nadeel van deze oplossing is dat de constructie al gebruikt wordt sinds een arrest van de Hoge Raad van 14 maart 1974 daar de mogelijkheid toe opende en dat het belasten van de koopsom aile bestaande contrac­ten ongemoeid laat vanwege het feit dat de koop­som dan al1ang en breed ontvangen is. Het Ministerie van Financien heeft nu kort gele­den bekend gemaakt dat er een l1fetsontwerp komt dat ook de bestaande contrakten aanpakt. Daarbij wordt de aftrekbaarheid van de ver­schuldigde termijnen beperkt, tenvijl de be­lastinghefImg van de ontvangen termijne.n in stand blijft. Als de ontvanger woont in een land dat de termijnen niet of laag belast, dan is dat geen bezwaar. W oont de ontvanger echter in N e­derland dan is dat wei een bezwaar. De verwach­ring is dan ook gerechtvaardigd dat het verzet te­gen het - overigens nog niet verschenen - wets­ontwerp zich met name op dit punt zal richten.

Ongunstige onvolmaaktheden Vir deze voorbeelden blijkt wei dat de onvol­maaktheid van de wetgeving na;)[ twee kanten kan werken. De belastingadviseur heeft de mo­gelijkheid van de voor de belastingplichtige gunstige onvolmaaktheden gebruik te maken. De voor de belastingplichtige ongunstige onvol­maaktheden zijn in het algemeen gereserveerd voor de mens en die het zonder adviseur of met een slechte adviseur (moeten) doen. Overigens is het niet zo dat de Overheid niets aan het bestaan van ongunstige onvolmaaktheden doet. Ingevol­ge artikel 63 van de Algemene Wet inzake rijks­belastingen heeft de Minister van Financien de bevoegdheid tegemoet te komen aan onbillijkhe­den van overwegende aard die zich bij de toepas­sing van de belastingwet mochten voordoen. Met toepassing van dit artikel is bijvoorbeeld voor gehuwden van wie de man een lager inko­men heeft dan zijn belastingvrije voet en de vrouw een hoger inkomen dan haar belasting­vrije voet, de mogelijkheid geschapen dat man en vrouw van belastingvrije voet wisselen. Een andere mogelijkheid waarvan in de praktijk nog vrij weinig gebruik wordt gemaakt, is een

Page 5: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

beroep op de Comrnissie voor de Verzoekschrif-. ten clie de bewinqsman van Financien in de Ka­mer ter verantwoording kan roepen. Ethisch gezien heeft de belastingadviseur er ech­ter geen problemen mee dat de Overheid in de uitvoeringssfeer wei iets doet aal} de voor de be-

. lastingplichtige ongunstige onvolmaaktheden in de wet en de voor de belastingplichtige gunstige onvolmaaktheden aileen maar met behulp van wetswijziging kan bestrijden. Overheid en be­lastingplichtige zijn imrners geen partijen die als gelijken tegenover elkaar staan. Wei kun je je af­vragen hoever een be!astingadviseur met het ad­viseren van constructies kan gaan. Zo kan de vraag rijzen of het ethisch geoorloofd is om ie­mand met een groot vermogen en een hoog inko­men in een zodanige positie te brengen dat hij noch vermogensbelasting noch inkomstenbe­lasting betaalt. Niet iedere belastingadviseur zal op deze vraag hetzelfde reageren. Er zijn belastingadviseurs die er geen enkel ethisch probleem mee hebben om iedere belastingplichtige die dat maar wil en voor wie dat mogelijk is 'op nul te zetten'. Ande­ren daarentegen vindert dat er toch we! een be­paald minimum-tarief betaald moet worden. Weer anderen houden zich in het geheel niet be­zig met constructies en volstaan met het afraden of aanraden van mogelijkheden die de belasting­plichtige of zifn overige adviseurs aandragen. Het is dat de ethische verontwaardi­ging zich met name tegen de eerste groep richt.

Selectieve verontwaardiging Toch dienen we ons te hoeden voor al te selectie­ve verontwaardiging. Als iemand een deskundi­ge in onroerend goed in de arm neemt en met zijn advies miljoenen verdient, hebben maar weinig mensen daar bezwaar tegen. De onroerendgoed-deskundige verkoopt zijn kennis en de koper en de verkoper van die kennis profi­teren daarvan. Bij een belastingadviseur ligt dit niet anders. Ook hij kan zijn kennis verkopen en ook in dit geval proberen koper en verkoper van die kennis te profiteren. Dat het gebruik maken van deze kennis mieetemin in zo'n slecht dag­licht staat, kan aileen maar vc:.rklaard worden in de opvatting dat de Overheid recht heeft op een jaarlijkse bijdrage van iedereen, overeenkomstig zijn welstandsgraad. Van iemand die in grote welstand leeft, wordt in het algemeen nog niet geaccepteerd dat hij geen belasting betaalt. In landen als Frankrijk en Spanje, waar de controle op de frnanciele toestand van belastingplichtigen heel wat niinder sterk is dan bij ons, is de be­lastingheffing dan dan ook mede gebaseerd op zogenaamde uiterlijke kentekenen ( signes exte­rieures, signos exteriores). Dat dat allemaal niet zo nauwkeurig werkt, is daar geen bezwaar. Het inkomensbegrip dat wij kennen is echter veel ge­detailleerder en verfijnder. Het werkt daardoor ook veel nauwkeuriger maar het gevolg is wei dat ook de mazen in de wet vrij nauwkeurig te trace­ren zijn.

Reparatie wetgeving Het is voor de Overheid onmogelijk al deze ma­zen te dichten. Het is zelfs de vraag ofhet nuttig is het te doen. Met name als de nieuwe be palin­gen voor andere belastingplichtigen weer nieu­we onbillijkheden in het leven roe pen, is het risi­co groot dat deze ook hun toevlucht tot be­lastingbesparende constructies gaan zoeken.

Ondanks aile ramingen is van de werkelijke op- miljoenenschuld heeft aan de italiaanse staat en brengst van aile reparatie-wetgeving dan ook ook Cruytrs populariteit heeft niet zichtbaar te geen zinnig woord te zeggen. De moeilijkheid lijden onder de spaanse belastingsschulden. blijft liggen bij de vraag wat nu eigenlijk precies Laatstgenoemde was overigens slim genoeg om aan de Overheld toekomt. Ais dit jaar aile be- de kwestie te bagatelliseren tot een geschi! met lastingplichtigen aan een niet in Nederland ge- zijn werkgever die op zich zou hebben genomen vestigde verzekeringsmaatschappij f 12.000,- ook zijn bela sting te betalen . lijfrentepremie betalen, dan zaI dat cen merkbare , ---daling van de opbrengst van de inkomstenbe- Bovendien mag niet uit het oog worden verloren lasting geven omdat de premie bij de betaler af- dat er naast ethiek ook andere belangen spelen. trekbaar is en bij de ontvanger in Zwitserland Zo is wei duidelijk dat invoering van de aftrek­(mits hij geen onderneming in Nederland uitoe- baarheid van het onderhoud van de eigen wo­fend) niet in de heffing van nederlandse be- ning de omvang van het zwarte geldcircuit in de lasting wordt betrokken. Daarmee wi! ik aileen bouw zou doen afnemen. Niettemin zal dat er maar zeggen dat ramingen van de belastingop- niet van komen omdat de belastingdienst er ge­brengst slechts bestaan bij de gratie van ver- noeg van heeft al die nota '5 td kontroleren op het wachtingspatronen omtrent het gedrag van be- onderscheid tussen wei aftrekbare kosten van on­lastingplichtigen. De vraag hoeveel de belasting derhoud en nigdienst er genoeg van heeft al die zou opbrengen als iedereen zou doen alsof er nota's te kontroleren op het onderscheid tussen geen belasting zou bestaan, is een vraag die bij de wei aftrekbare kosten van onderhoud en niet af­huidige belastingdruk absoluut niet meer te trekbare kosten van verbetering. Naarmate er beantwoorden vall. minder afgetrokken kan worden, bestaat er nu

De discussies in het parlement over de toestand van de belastingwetgeving hebben dan ,ook niet zozeer te maken met de vraag ofhet gebruik ma­ken van mazen in de wet ethisch verantwoord is, als wei met de vraag of de verschillen in weist and wellicht beter met een andere wetgeving bena­derd kunnen worden. Dat laatste ligt echter erg moeilijk. Al jaren wrodt geroepen dat de in­komstenbelasting nu toch wei definitief heeft af­gedaan. Een beter alternatief is er echter nog steeds niet . Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat er in geen enkel ander industrieland nog een beter systeem is uitgevonden. De moeilijkheid zit gewoon in het feit dat de be­lastingdruk op de hoge inkomens niet verder kan worden opgeschroefd met het oog op het risico dat dan iedereen met een hoog inkomen zijn toe­vlucht tot belastingbesparende maatregelen zal zoeken, terwijl het verlagen van de belasting­druk op de hoge inkomens politiek niet haalbaar is, zolang er nog mensen met een hoog inkomen zijn die wei veel be!asting betalen. Een probleem dat daar doorheen speelt, is het probleem v~n de afwenteling. Sommige belastingplichtigen heb­ben een zodanige positie dat zij bij een verhoging van de belasting bruto zovee! meer gaan verdie­nen dat zij netto evenveel overhouden. Dat deze

. mensen door wettelijke regelingen van het inko-men tot andere gedachten te brengen zouden zijn, is een illusie. Hoogstens komen ze op de ge­dachte om te emigreren.

Zwart circuit Tenslotte dan nog iets meer over het zwarte cir­cuit. Zoals ik hierboven al heb betoogd, is dat iets waar de belastingadviseur buiten staat. Enigszins cynisch zou gesteld kunnen worden dat ook een wat minder ethisch ingestelde be­lastingadviseur dat niet nodig heeft zolang er nog voldoende gaten in de wet zitten. Dat wil overigens niet zeggen dat de omvang van het zwarte circuit zonder betekenis is voor de be!astingmoraal. Als het normaal wordt om door middel van fiscale constructies op legale wijze of door middel van fraude op illegale wijze minder bela sting te gaan betalen, dan is dat niet met een paar eenvoudige wettelijke maatregelen of met wat meer controle op te lossen. Niet voor niets is er onlangs in de Kamer op gewezen dat het openbaar maken van de fiscale fraudeur ook nadelen heeft. Sophia Loren wordt ook niet min­der sympathiek nu is gebleken dat zij nog een

eenmaal minder noodzaak om een nota te vra­gen.

Een ander voorbeeld is de bestrijding van fraude met spaarbiljetten aan toonder. Het ligt voor de hand dat daar nogal wat zwart geld in verwerkt is. De beste oplossing is uiteraard om op de rente van aile in een waardepapier belichaamde vorde­ring en een bronheffing te leggen. Dan kan de Minister van Financien nog wei eens tot de con­clusie komen dat er op de kapitaalmarkt niet veel geld meer te lenen valt. Juist vanwege het ont­breken van een bronheffing op rente immers is het voor buitenlanders aantrekkelijk hun al dan niet zwarte geld in nederlandse waardepapieren te beleggen. Met een bronheffing op rente is de­ze aantrekkelijkheid meteen afgelopen. Wei is duidelijk dat de ethiek van de belasting­plichtige er de laatste jaren niet op vooruit is ge­gaan. Terwijl het vroeger in bepaalde kringen nog wei als onwelvoeglijk gold om iets aan be­lastingbesparing te doen, wordt het nu veeleer als dom ervaren er niets aan te doen. Naarmate de burger zich minder met de Overheid vereen­zelvigt en hij de Overheid meer als gelijkwaardi­ge tegenstander gaat zien die het op zijn geld heeft gemunt, zal dat verschijnsel toenemen. Maar het probleem van de toenemende polarisa­tie tussen Overheid en burger speelt niet aileen in het belastingrecht.

Oplo8sing

Voor het belastingrecht zal de oplossing in de eerste plaats van de wetgever moeten komen. Mazen in de wet dienen te worden gedicht zodra zij worden ontdekt. Er dient niet, zoals bij de koopsompolisaffaire, te worden gewacht tot er een zodanig gebruik van wordt gemaakt dat het budgettaire nadeel voor de Schatkist te groot wordt. Bovendien moet voorkomen worden dat be-

,Jastingplichtigen wier doen en laten niet in de eerste plaats op het behalen van fiscaal voordeel is gericht, door nieuwe wettelijke maatregelen gedwongen worden dat maar wei te gaan doen, aileen om te voorkomen dat zij van de nevenef­fecten schade ondervinden. Het beginsel dat de go eden maar met de kwaden moeten lijden, keen zich bij de belastingheffing uiteindelijk tegen de wetgever.

vervolg op pag. 15

5

Page 6: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

De nieuwe FNV en de nieuwe regering: nieuwe kansen?

De septembermaand van 1981 bracht twee on­vergetelijke politieke evenementen. Er werd een centrum-links kabinet geinstalleerd dat steunt op het onovertroffen aantal van honderdennegen volksvertegenwoordigers. En er werd een fusering van NKV en NVV in de FNV geratificeerd zodat de grootste vakbond sinds kapitalistenheugenis nu heus bestaat. De macht van het getal is af en toe duizelingwek­kend en leidde ook ditmaal tot sentimentele reac­ties. Tot rechtse gevoelens van vrees en linkse van hoop.

Links aan de slag Dries van Agt verklapt in Vrij Nederland dat hij bang is voor een rose 'relance economique'. Een uit "Frankrijk geimporteerd offensief tegen de economische crisis op basis van overvloedige wetgeving en keynesiaanse vraagstimulering en dat zowaar onder zijn persoonlijke leiding. De premier wordt er lusteloos van. Tenslotte werd er eveneens onder zijn persoonlijke leiding meer geaborteerd in Nederland dan ooit tevoren. Wim Kok en JooP Den Uyl vrezen niet, zij ho­pen. Op die gedenkwaardige zevende juli kwa­men zij telefonisch overeen dat de PvdA het pre­mierschap van Van Agt moest aanvaarden ten­einde de 'relance economique' juist mogelijk te maken. De eerste beseft dat de vakbeweging haar centrale doelstellingen, namelijk interne een­heid, volledige werkgelegenheid en bestaansze­kerheid voor de niet-actieven (in die volgorde), alleen via een centrum-links kabinet kan realise­reno Zo'n kabinet is gevoelig voor vakbondsbein­vloeding. Met de bewindslieden uit het eerste kabinet van Agt viel uiteindelijk helemaal niet meer te praten, zoals de anecdotes van Groene­velt en anderen duidelijk maken, en dit totale ge­brek aan wederzijds begrip voerde mede tot een heilloze ontwrichting van de arbeidsvoorwaar­denstrategie van de vakbondstop. De tweede weet uit ervaring dat politieke opposi­tie stemmen vreet en dat de vakbeweging het bastion is van zijn socialistisch economische po­litiek. Van Agt, Kok en Den Uyl verschillen in retho­riek maar verwachten alle drie hetzelfde, name­lijk een crisisbeheer op basis van samenwerking tussen christenen en socialist en zoals in het tijd­perk van Drees. Is daar kans op?

Vakbondsvriendeliikheid Ongetwijfeld zal het nieuwe kabinet vriendelijk zijn voor de vakbeweging, mits het zijn eerste man in het Catshuis gevangen kan houden. Het binnenlandse aardgastarief zal niet met tien of dertig centen worden verhoogd, de trekkers van Ininimale inkomens zullen op gezette tijden koopkrachtiger worden gemaakt, de verdelings­effecten van overheidsbezuinigingen zullen worden bepaald op grond van het draagkracht­beginsel, de bouwnijverheid zal worden gesti­muleerd, het officieuze circuit zal worden kort­gesloten, het werkgelegenheidsplan Van Socia Ie Zaken zal worden vervaardigd en de overheid zal

6

de kapitaalschaarste bestrijden middels de ver" grOting van het staatsaandeel in deaardgasop· btengsten, de lancering van beleggingsvoor· schriften en de invoering van het investe· ringsloon. Dat alles neemt niet weg dat het voor het kabinet en de vakbondsleiding een onmogelijke opgave zal zijn - volgens Jan Pen de zwaarste opgave van na de oorlog - om de leuze 'werkgelegenheid door solidariteit' een beleidsinhoud te geven op basis van harmonieuze samenwerking.

Belangenconflicten Want niet alleen op het terrein van de kernbewa"­pening maar ook op dat van de economische po­litiek liggen de mijnen en tijdbommen gereed voor ontploffing. Om te beginnen kan het nieuwe kabinet, dat ge­bonden is aan een stabilisering van de collectieve lastl:ndruk en een terugdringing van het finan­cieringstekort, zijn werkgelegenheidsbeleid aI­leen solide financieren als de loonontwikkeling wordt beheerst. Werkgelenheidsbeleid is in­vesteringsbeleid ( volgens het eerstejaarspro­gram van de PvdA dient in de regeringsperiode 1981-1984 zelfs 20 miljard te worden gein­vesteerd ) en geen massa-consumptiebeleid. In een toestand van nationale en internationale stagna tie ZUllen particuliere en collectieve in­vesteringen geforceerd moe ten worden opge­wekt en moeten worden betaald uit inkomensma­tiging.

Wim Kok kan vrijwillige matiging beloven maar niet aanbieden. Niet alleen de voedingsbond maar thans ook de dienstenbond van de FNV zullen deze matiging torpederen. De meeste bon­den willen gedecentraliseerde loonvorming. De voorzitter van de dienstenbond heeft intussen uitgelegd waar deze decentralisatie op neer komt. De onderhandelaars van zijn organisatie zullen volledige prijscompensatie eisen en zij zullen initiele loonstijging afdwingen zodra de arbeidsproductiviteitsstijging in de sterke bedrij­yen dit toelaat. Deze voorzitter prijst het 'wage­leadership' aan, want na verloop van tijd zullen ook de werknemers in de zwakke bedrijven in de dienstsector profiteren van de onderhandelins­successen in de sterke bedrijven. Op deze manier kan de superminister van Socia­Ie Zaken de inkomensmatiging van 1,5 pct. ( 3 miljard gulden) voor 1982 wei verge ten en ein­digt hij met een superfrustratie. Het nieuwe kabinet wil het solidariteitssysteem in de economie ( dat is de koppeling van de con­tractlonen in de marktsector aan de minima Ie in­komens en aan de salarissen van ambtenaren en trendvolgers ) handhaven. Dat kan alleen als het behalve de contractlonen ook de inkomens van ambtenaren tamelijk in de hand heeft. Zeker als het kabinet de overheidsinvesteringen niet ver­der wi!laten teruglopen, zal het dus niet kunnen ontsnappen aan harde confrontatie met de amb­tenarenbonden. Voor Dutman is de minister van

Binnenlandse Zaken een natuurlijk tegenstander geworden, of die in de politicologie is afgestu­deerd (Van Thijn) ofbij het kandidaats is blijven steken ( Wiegel ). Ook staat vast dat Den Uyl zich door Nieuw Rechts niet zallaten weerhouden van een beleid van inkomensnivellering. De geest van de Inko­mens nota uit 1975 zal weer vaardig worden over de regeringspaperassen. Maar wi! de vakbewe: ging zo'n beleid nog wei? In 1973, toen de In­dustriebond NVV op de bres stond voor de zaak van de nivellering, stelde een kersverse NW­voorzitter Kok al benauwd vast dat een kwart van zijn leden een boven-modaal inkomen ge­noot. Het is niet vreemd dat hij acht jaar later aandacht vraagt voor de spanning tussen het streven naar bescherming van de inkomensposi­tie van de zwaksten en het streven naar inko­mensmatiging terwille van de werkgelegenheid. Voor de bonden die dt belangen van de arbei­dersaristocratie behartigen is die spanning reeds te groot geworden. Voor hen is de kwestie van de nivellering gepacificeerd en komt cen kabiner met de PvdA om de lieve vrede re verstoren.

Verdeeldheid Naast deze nieuwe conflictstof is er nog ver­deeldheid binnen de vakbeweging en binnen het kabinet. De vakbeweging mag dan nu een rooms- ood bolwerk geworden zijn, zij is tot op her merg ver­deeld. Anders dan de ondernemersverenigingen NCW en VNO hebben de vakbonden momen­tee I geen idelogische conceptie van het arbeids­voorwaardenbeleid. Wat de ondernemers willen is duidelijk. Zij verwerpen de idee van een gelei­de loonpolitiek. Zij maken zich sterk voor een zo­genaamd gedecentraliseerd, gedifferentieerd en flexibel inkomensbe1eid. Daarbij past in elk ge­val een opheffing van de automatische prijscom­pen sa tie en een onttakeling van het solidariteits-

Page 7: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

, systeem en past misschien - hierover zijn de bei­de verenigingen nog wat duister - een systeem waarin de loonontwikkeling in de marktsector de beheerste ontwikkeling van salarissen in de col­lectieve sector voigt en de overhc;id dus trendset­ter wordt. Wat stelt de vakbeweging hier tegenover? Het enige wat eigenlijk herder iS~ls de 'afkeer van de FNV van een geleide loonpolitiek. De FNV deelt die afkeer met de Engelse TUC. Maar voor de rest weet de vakbeweging het gewoon niet. Waar zij jarenlang het ideologisch initiatief had met haar denkbeelden over aftopping, arbeidsplaat­senovereenkomsten,arbeidstijdverkorting en dergelijke, daar is zij nu met stomheid geslagen door de golf van bedrijfssluitingen, het ledenver­lies, de opstand van het Mrikaanderplein en de vetes tussen bondsvoorzitters. De ene vakbonder is tegen matiging, de andere is voor. De een wil loondifferentiatie ( bi; voor­beeld de vakbondseconoom Vos), de ander houdt vast aan het gelijk werk, gelijk loon-beginsel. De een wil niets meer met het overheidsbeleid te maken hebben, de ander aanvaardt richtli;nen van de regering.

Onder deze omstandigheden kan men er gif op innemen dat er alweer geen centraal accoord zal komen en dat Den Uyl genoopt zal worden de

loonleiding van Albeda voort te zetten. Vak­bondsvriendelijkheid exit. En dan is er nog de verdeeldheid van de nieuwe regering. Kok heeft, onder meer in de NRC, gesteld dat hij aileen maar matiging en coopera­tie kan beloven, als het kabinet met een actieve economische politiek komt. Die politiek moet vooral komen van uitgevende ministers als Den' , Uyl, Terlouw en Van Dam. Maar hoeveel macro-economische ruimte hebben deze mi­nisters, en vooral, hoeveel micro-politieke ruim­te wordt hun gegeven door het zuinige trio Van Agt, Van Dijk en Van der Stee? Die ruimten zul­len hoe dan ook klein zijn. Het 'andere' beleid

, d,at is aangekondigd zal nog op zich laten wach­ten. De sympathie van de vakbonders zal, als die al bestaat, in hetzelfde tempo tanen.

Al met al 'biedt het prille begin van het kabinet­Van AgtIDen Uyl geen uitzicht op de rose 'relan­ce economique'. Dat mag voor links en voor Den Uyl een reden zijn om de strijdbaarheid op 'te voeren. Dat is voor rechts en voor Van Agt een argument om een gemoedsrust en welwillend~ heid te behouden die men tegenwoordig aileen nog maar bij Arnerikaanse presidenten ziet.

Er moet een systeem komen d:lt vroegtijdige signalering van moeilijkheden mogelijk maakt, zodat men niet altijd voor voldongen feiten komt te staan. Bedrijven in nood mogen geen speelbal van de kommerciele banken worden. Oprichting van een overheidsindustriebank is noodazaak en nationalisatie van bestaande banken'geen onmogelijkheid (kijk ook maar naar Frank­rijk). Bij de steunverlening wordt nagegaan in hoe­verre betrokken groeperingen (w.o. het ma­nagement) verantwoordelijk waren of zijn voor de ontstane moeilijkheden en in hoever­re de zittende participanten in staat zijn het bedrijf uit de moeilijkheden te halen. 'Bij het steunbeleid voor individue!e bedrij­yen in moeilijkheden mag niet volstaan wor­den met strikt bedrijfsekonomiese kriteria. Het marktmechanisme, waarop bedrijfseko­nomiese kriteria gebaseerd zijn, vertoont im­mers een aantal gebreken en kan tot uit­komsten leiden die strijdig zijn met bepaalde maatschappelijke belangen'.

Vooral wat dit laatste punt betreft zullen velen onder U zeggen:'Daar heb je de PSP weer met haar produktie naar behoefte, niet om de winst'.

Jos de Beus Dat wordt natuurlijk wei wat anders als voor be-

l hoefte werkgelegenheid of redelijk bestaan inge­

___________________________ --,_------... - vuld wordt. Begrippen, die de grote partijen niet vreemd in de oren zullen klinken.

Behoeftes In april 1981 heeft de PSP een studie gepubli­ceerd, welke als een eerste aanzet moet worden gezien voor een nieuwe, meer doeltreffende rege­ling; 'Steun aan Individuele Bedrijven' (SIB). Direkte aanleiding voor de studie was ten eerste het rapport Steunverlening Individuele Bedrij­yen (kommissie van Dijk) waarin een vernieti­gend oordeel wordt gegeven over het steunbeleid voor individuele bedrijven in moeilijkheden, zo­als dat de laatste j\lren door het (vorige) kabinet is gevoerd; ten tweede de reaktie van minister van Aardenne op dit rapport. Hij verminderde de voor deze regeling beschikbare bedragen drasties en de vrijgekomen ruimte ging naar innovatie­en sektorbeleid.

In de PSP-studie wordt dit ge'illustreerd met de bedragen die in 1977, 1978, 1979 en 1980 aan steun uit werkgelegenheidsgelden werden uitge­trokken. Dit waren respektievelijk: 926 min, 1004 min, S12 min, en 110 min. Opgemerkt moet worden dat deze steun uit werkgelegen­heidsgelden slechts een klein deel uitmaakt van de totale 'steunpot' voor het bedrijfsleven (21,S mid in 1975). Gezien de verdeling van die tot ale pot is het dui­delijk, dat het eerste kabinet-van Agt weinig ef­fektiviteit verwachtte van steun aan individuele bedrijven in p')od. Nadruk werd meer gelegd op zoals reeds eerder gemeld, innovatiebeleid en sektorbeleid.

Op zich is het natuurlijk geen slecht idee om de beperkte middelen over niet al te vee! beleids­voornemens uit te spreiden. De kritiek van de PSP richt zich dan ook op andere facetten .

Ais we de resultaten bekijken van de steun aan , ;ndividuele bedrijven van 1974 - 1978 (3S7 be-

drijven voor in totaal 219 min. uit werkgelegen­heidsgelden) dan blijkt, dat 300/0 van die bedrij­yen failliet zijn, dan wei zich in een uitzichtloze situatie bevinden; 20% in een nog onduidelijke situatie zit en SO% weer redelijke resultaten boekt. 'De resultaten zijn dus wellicht niet zo slecht als vaak wordt gesteld' aldus de PSP studie. Gam­mer is aileen, dat de begrippen 'onduidelijk' en 'redelijk' niet nader worden omschreven).

Tegenover deze onderschatting staat een (waar­schijnlijke) overs chatting van de andere steunre­gelingen. De grondslag voor mis-interpretatie moet bij de overheid zelf worden gezocht. Steunverlening gaat zelden gepaard met de eis tot (blijvende) openheid van zaken voor bijvoorbeeld de AIge­mene Rekenkamer ofhet Parlement. Dit gebeurt niet, omdat de overheid geen (mede-)zeggen­schap in bedrijven verkrijgt of in veel gevallen wil verkrijgen, in ruil voor de steunbedragen.

Een situatie die toch wei steeds meer bevreem­ding wekt als we zien, dat de omvang van de pro­blemen steeds groter wordt; als we bedenken dat de overheid h~t koordinerende Iichaam is voor de op herstel gerichte aktiviteiten en als zelfs Frans Swarttouw erkent, dat er nogal een groot verschil is in de kwaliteit van het Nederlandse management.

Naar eeo offeosief steuobeleid Het zal duidelijk zijn dat naar de mening van de PSP de overheid danig gefaald heeft. Zij heeft haar verantwoordelijkheid ontlopen. Voor een verandering in de situatie noemt de PSP een aan­tal voorwaarden, welke ingrijpen op in de studie genoemde tel:ortkomingen van beleid. De volgende zal ik U noemen:

Een duidelijke scheiding van maatregelen m.b.t. het steunbeleid en die m.b.t. een ex­pansiebeleid .

Fanatieke voorstanders van de vrije markteko­nomie zullen na het voorgaande hun antwoord wei klaar hebben . 'Meer invloed van de over­heid. De overheid heeft er juist voor gezorgd, dat het bedrijfsleven al haar speelruimte heeft verlo­ren.' In Vrij Nederland van 19 september 1981 wordt een kleine steekproef gepubliceerd van de in­vesteringsneiging onder de Nederlandse onder­nemers . Zelfs G. Wagner, voorzitter van de ge­Iijknamige kommissie, moet erkennen, dat er on­der de Nederlandse ondernemers gewoon geen neiging tot investeren bestaat. En dat heeft niet alles te maken met ooze, zo ver­meende slechte internationale konkurrentieposi­tie. 'Ondanks dat de lonen in Nederland in 1979 en 1980 met twintig procent zijn achtergebleven bij die van de buitenlandse konkurrentie, blijkt de investeringsgeneigdheid van het bedrijfsleven teruggebracht te zijn tot vrijwel 0,0'.

Dat voor wat ooze externe afzet betreft. Aan­gaande de interne afzet geven een aantal mana­gers een negatieve mening over een politiek die gericht is op verlaging van de partikuliere kon­sumptie, kortom het klakkeloos inleveren. Daar­naast natuurlijk de meer gehoorde klachten t.a.v. het ins torten van de bouw en (eigenlijk nogal vreemd) het gedeeltelijk wegvallen van de over­heid als klant.

Ais we die 'behoeften' van de PSP nou een ver­gelijken met het vakuum waarin de Nederlandse ondernemers zitten, zou het dan inderdaad geen tijd worden dat de overheid zich als (aktiefparti­picerend) initiator gaat manifesteren?

MvW

'Noodwet bednjven in moeibjkheden naar een offemief steunbeleid en een progressieve wetgeving'. Stichting Wetenschappell}'k Bureau PSP, april 1981. VN 19-9 198i

7

Page 8: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

Elke bedrijfseconoom m/v zou de kansen bij Unilever eens moeten bekijken Want die zijn er te over. Zowel op financieel­economisch gebied als in de marketing-sector. Begrijpelijk . Unilever is een zeer gevarieerd bedrijf met een sterk doorgevoerd decentralisatiebeleid. Oat geeft ruimte aan management op verschillend gebied bij een groot aantal zelfstandige werk­maatschappijen. Voor bedrijfseconomen betekent dat: levendig en afwisselend werk in een dynamisch, soepel ondernemersklimaat; met een (snel) groeiende zelfstandigheid en verantwoordelijkheid .

Financieel­economische sector Oe mogelijkheden in de financieel-economische sfeer zijn bij Unilever ruim en aantrekkelijk. In de eerste plaats bestaat er door decentralisatie een grote verscheidenheid van functies op het hoofd­kantoor en bij de werkmaatschappijen_ Oaarnaast brengt het grote aantal produkten differentiatie in problemen, werkklimaat en beleid. Uw functie bij een Unilever werkmaatschappij omvat intensief contact met een aantal bedrijfssectoren. U krijgt te maken met produktie-, marketing - en verkoopprocessen die bedrijfseconomische ondersteuning vragen. AI heel spoedig verwacht men van u een bijdrage in formulering en uitvoering van het beleid. Ook de afdeling Interne Accountantscontrole blijkt vaak een platform voor verdere ontplooiing. Het contact met de grote verscheidenheid aan Unilever bedrijven resulteert niet aileen in een afwisselende job waarin controle en advies elkaar aanvullen, maar verschaft u tevens de ervaring die bij Unilever ook voor toekomstige functies bijzonder wordt gewaardeerd. Het volgen van een post­doctorale accountancy-opleiding is voor aile hierboven genoemde functies noodzakelijk.

Marketing sector Van het totale pakket merkartikelen in Nederland neemt Unilever een fors deel voor zijn rekening. U vindt daarin overwegend bekende namen zoals b.v. Blue Band, Becel, Omo, All, Iglo, Unox en Calve. Marktleiders vaak, die hun plaats in de winkels snel verruilen voor gebruik in het huishouden. Om de produkten op hun levensweg adequaat te kunnen begeleiden, beschikt elke werkmaatschappij over een hooggekwalificeerd marketing-apparaat. waarin aile activiteiten rond de produkten gecoordineerd, begeleid en bijgesteld worden, vanaf de fase voor introduktie tot en met de consumptie.

Mocht u een marketingfunctie bij een van onze ondernemingen ambieren, dan krijgt u een bijzonder boeiende job. U bent dan namelijk betrokken bij het concipieren en uitvoeren van beleidsplannen, die de levensloop van een produkt bepalen. U werkt daarbij nauw samen met onder andere produktontwikkeling, produktie, verkoop, marktonderzoek, het reclame­bureau en de bedrijfseconomische afdeling . Naast de uiterst belangrijke "training on the job" is er een uitstekende eigen marketopleiding in de vorm van seminars om u voor de specifieke kanten van uw functie te bekwamen.

Ais deze korte schetsen uw belangstelling wekten en u uzelf in een beleidsuitvoerende en beleids­formulerende functie bij Unilever ziet zitten, als u bovendien de mogelijkheid van afwisseling van functie en standplaats aantrekkelijk vindt dan willen wij u graag ontmoeten. Orienterend wederzijds en uiteraard geheel vrijblijvend. Een afspraak voor een gesprek maakt u met (voor de financieel-economische sector) de heer R. Staal, telefoonnummer 010 - 644240; (voor de marketingsector) de heer K. de Boer, telefoonnummer 010 - 644248.

Unilever omvat een indrukwekkend aantal werkmaatschappijen. In 75 landen staan haar medewerkers midden in het dynamische marktgebeuren van alledag. Oit biedt de goede manager hoogst interes­sante kansen in een veelzijdig concern. Indien u behoefte heeft om ge'lnformeerd te worden over andere mogelijkheden bij Unilever, dan kunt u vanzelfsprekend eveneens contact opnemen. Belt u dan: 010 - 644232.

U Unilever

Page 9: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

De Miljoenennota Maandag 28 september i.1. ill op onze faculteit de al biina traditionele discussie over de MUjoenennota gehouden. Althans, dat had het moeten worden. Aangezien we dit iaar echter te maken hebben met twee Mlljoenennota's en de 'echte' van het kabinet Van Agt U nog niet verschenen was bood deze dag een goede gelegenheid om wat dieper op de economiscJi~theoretische achtergrond van het te voeren beleid in te gaan. --.-.-- - -

Eerste inleider was de heer Van EWljk die begon met de ontwikkeling te schetsen van de collectie­ve sector in Nederland vanaf 1900. Rond de eeuwwisseling bedroegen de uitgaven van de col­lectieve sector zo'n 10% van het nationaal inko­men, nu is dat ongeveer 66%. Deze ontwikkeling is in tweeen te splitsen. Voor 1950 zorgde de ho­gere uitgaven van de overheid ( rijk en lagere overheden) voor de groei van het aandeel van de collectieve sector, na 1950 waren het vooral de uitgaven t.b.v. de sociale verzekering. De stij­ging van laatstgenoemde uitgaven is tot 1970 te verklaren door de uitbreiding van hetverzeke­ringspakket en na 1970 door de toename van het beroep op de sociale verzekering. Het percentage van 66 wordt door velen te hoog bevonden. De particuliere sector komt zo klem te zitten. Van Ewijk betoogde echter dat een groot deel van de uitgaven van de collectieve sec­tor juist ten goede komt aan de particuliere sec­tor. ( overdrachtsuitgaven, steun aan bedrijven) Het percentage 'echte' overheidsbestedingen is niet hoger dan 22%. Dat er in politiek Den Haag toch anders over wordt gedacht blijkt uit het in de Miljoenennota ( van Van Agt I) en in het re­geerakkoord geformuleerde te voeren beleid, dat nl. gericht is op:

1) stabilisatie van de collectieve lastendruk 2) terugdringing van het financieringstekort

Ben beleid dat, mede gezien de te verwachten ge­ringe groei van het nationaal inkomen, als gevolg zal hebben dat de collectieve uitgaven als percen­tage van het nationaal inkomen zullen dalen. Hoe is dit beleid te rijmen met de vijf algemeen aanvaardde doelstellingen van economische poli­tiek? Ter verduidelijking een schema:

~eleid: 1) 0% groei collectieve lasten ~) terugdringen financierings-

tekort ( 1 % p.j.)

tussendoelstellingen-algemene doelstellingen. Gevolg van het te voeren beleid om de tussen­doelstellingen te bereiken is, dat de inkomsten van de collectieve sector (a.g. v. belastingverla­ging) zullen moeten dalen wat kostenverminde­ring voor het bedrijfsleven betekent. Dit heeft een gunstige invloed op de produktie en werkge­legenheid, de twee belangrijkste algemene doelstellingen. Maar belastingverlaging brengt ook met zich mee, dat de uitgaven van de over­heid zullen moeten dalen. Dit kan leiden tot inkomsten-en afzetverlies bij bedrijven wat nega­tief inwerkt op produktie en werkgelegenheid. Het eindresultaat is zodoende onzeker, het ver­band tussen tussendoelstellingen en algemene doelstellingen dus ook. Ten slotte pleitte Van Ewijk voor een actievere rol van de overheid. De collectieve sector is niet afuankelijk van de economie maar maakt er deel van uit. Deze sector moet dan ook gebruikt wor­den (door vergroting van de uitgaven) om

- de Nederlandse economie weer uit het moeras te trekken.

Financieringstekort De tweede inleiding kwam van de heer Le Blanc, die met enige krasse uitspraken wat stemming in de zaal bracht. Zo stelde hij bijvoorbeeld: 'de Nederlandse economie ligt op z'n gat en de Rijksbegroting is een groot gat'. Overigens Iiet hijzelf een gat vallen aan de forumtafel door z'n gedwongen vroegtijdige vertrek naar Den Haag. De nadruk in zijnrede lag, vanzelfsprekend, op de financiele problemen van de overheid. Pro­blemen die z.i. wei groot maar niet onoverko­menlijk zijn. Nodig is dan wei een beleid gericht op economisch hers tel en meer werkgelegenheid waarbij loonmatiging een noodzakelijke voor­waarde is.

algemene doelsteUingen: 1) stabiel prijniveau 2) werkgelegenheid 3) evenwichtige betalingsbalans 4) rechtvaardige inkomensverdeling 5) evenwichtige groei

tussendoelsteUingen: a) verbetering concurrentiepositie b) verbetering rendementspositie bedrijven c) terugdringing liquiditeitscreatie

Het direkte verband tussen beleid en algemene doelstellingen (met als belangrijkste 2 en 5) is moeilijk te leggen~ Vandaar dat er tussen doelstellingen zijn geformuleerd die natuurlijk in verband moeten staan met enerzijds het beleid en anderzijds de 5 algemene doelstellingen. Gesteld kan worden dat beleidslijn 1 gunstige in­vloed heeft op tussendoelstellingen a en b. Ook beleidslijn 2 heeft invloed op tussendoelstelling b ( nl. het beroep van de overheid op de kapitaal­markt w,ordt minder waardoor de rente daalt) en eveneens op c. Dit verband is dus vrij makkelijk te leggen. Moeilijker gaat de koppeling

Onderdeel van het beleid moet zijn het terug­dringen van het financieringstekort van de over­heip. Dit tekort is nu ( dagkoers van Le Blanc) opgelopen tot bijna 8% van het nationaal inko­men. Hij noemde twee oorzaken voor deze stij­ging. Allereerst de tegenvallende economische groei. Zowel het kabinet Den Uyl als het kabinet Van Agt I baseerde het beleid op veel te hoge groeiverwachtingen ( resp. 3 en 3 procent p.j.). Daar de gerealiseerde groei de laatste 5 jaar ge­midde\d nog geen 1/2% bedroeg daalden de in­komsten van de overheid a.g.v. daling van het rendement van het bedrijfsleven, de bestedingen

Inleiders: C. van Ewijk (UvA) L.J.C.M. Le Blanc (Dir.-Gen. van de Rijksbegroting)

Forum: Voorzitter: M.J. Ellman (UvA) Deelnemers: Y.S. Brenner (RU

Utrecht) J.J. van Duijn (Interfacul teit Delft) C. van Ewijk L.J.C.M. Le Blanc

en de lonen, terwijl de wtgaven bleven stijgen. A1s tweede oorzaak noemde hij het financie­ringstekort zelf waardoor een steeds hogere ren­telast ontstond.

Toekomstige problemen De drie meest opvallende problemen op finan­cieel gebied voor de overheid in de komende ja­ren zijn de invloed van het aardgas op het over­heidsbudget, de ontwikkeling van de rentelasten en de woningbouw. A1lereerst het aardgas. Aan. gezien de prijs van het aardgas gekoppeld is aan de olieprijs, die in dollars wordt bepaald en aan­gezien de dollarkoers nogal fluctueert is de hoog­te van de inkomsten uit aardgas vrij onzeker. Ook was Le Blanc niet zo blij met het feit dat de binnenlandse aardgasprijs niet met 10 cent om­hoog gaat. Elke cent minder betekent immers weer een extra gat in de begroting. Het tweede probleem geldt de rentelasten. In de afgelopen 10 jaar is het door de overheid te beta­len bed rag aan rente en aflossing gestegen van 35 naar 120 miljard. Het is hier nog niet zo ver dat geleend moet worden om de rente op leningen te kunnen betalen ('Belgische toestanden') maar door de leningen die de overheid aangaat wordt wei een extra druk op het bedrijfsleven ge\egd.

Ais derde probleem noemde hij de woningbouw. De politiek fixeert zich op het aantal te bouwen huizen per jaar. Deze woningbouwprogramma's zijn een van de oorzaken van het financieringste­kort. Vanwege het hoge tekort stijgt de rente waardoor bouwen in de vrije sector moelijker wordt. Het programma moet gehaald worden dus de overheid vult het gat op met gesubsidieer­de bouw. Hierdoor stijgen de uitgaven, het tee kort van de overheid neemt toe, de rente stijgt ... en de cirkel is rondo

Inkomensverdeling Ais laatste stelling van Le Blanc gold dat het gro­te be lang dat wordt gehecht aan de beperking van de koopkrachtdaling voor de minima ( maxi­maal 1 %) voorbij gaat aan: -de arbeidsmarkt: nivelleren tussen minimum en modaal is niet meer mogelijk, boven modaal nog wei; -de werkelijke inkomensverdeling: jongeren heb­ben het meest geprofiteerd van de nivellering en zijn nu eigenlijk te duur; -de gevolgen voor het overheidsbudget: als ge­volg van het progressieve belastingsteisel nemen bij nivellering de inkomsten van de overheid af. Bovendien betekenen de voorgestelde toeslagen voor aile minima een extra uitgavenpost voor de overheid van 1 miljard. Als toegift voorspelde Le Blanc dat de uitkomst van het nu gevoerde overleg in de regering chao­tisch zal zijn. Een be\eid bestaande uit slechts mooie woorden. Niet helemaal waar, moest hij even later toegeven want uitvoering van re-

vervolg op pag. 15

9

Page 10: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

De Inkomenspositie van Studenten*

Nog voor het begin van dit akademische jaar vond in het Maupoleum een bezetting plaats. Op 24 en 25 augustus trof dit lot het Buro Inschrij­ving van de Universiteit. De aktievoerende studenten wilden hiermee kracht bijzetten aan hun eis, dat de koUege- en inschrijfgelden niet zou­den worden verhoogd. Tevens werd beoogd het A.B.O. (Algemeen Be­woners Overleg voor de studentenhuizen) te ondersteunen in zijn strijd tegen de te hoge huren en oplopende servicekosten.

Op de achtergrond van deze bezetting speelt het gevoel onder veel student en, dat hun inkomen al jaren achterblijft bij de inkomensontwikkeling van de rest van de Nederlimdse bevolking. Nu is het klagen van studenten over een te laag inko­men niets nieuws. Toch lijken er gegronde rede­nen te zijn om aan te nemen, dat hun inkomen van verschillende zijden extra onder druk gezet wordt. Meerdere voorbeelden uit het recente .verleden kunnen in dit verband worden aange­haald. Nadat in het begin van de zeventiger jaren het kollegegeld al van f 250,- naar f 500,- was geste­gen, werden destudenten bij de aanvang van dit studiejaar opnieuw gekonfronteerd met een kol­legegeldverhoging, nu van f 500,- naar f 750,-. Tegelijkertijd werd het inschrijfgeld van f 100,­op f 150,- gebracht.

Een andere bedreiging voor het studenteninko­men vormt de eventuele verlaging van de studie­toelagen. In de voorjaarsnota 1981 werd dit plan om tot verlaging van de studiebeurzen over te gaan, aangekondigd l . De maatregel zou enkele tientallen miljoerien guldens hebben moeten opleveren om het dreigende financieringstekort tegen te gaan. De regering presenteerde haar be­leidsbeslissing met verwijzing naar het alom be­kende en bekritiseerde profijtbeginsel, inhou­dende, dat burgers meer moe ten beta len voor de diensten die de overheid hen !evert. Ook andere maatregelen werden overwogen. De korting· van twee procent op de prijskompensa­tie, die de werknemers dit jaar als gevolg van de loonmaatregel treft, zou eveneens voor de studie­toelagen moeten gaan gelden. Tot nu toe vindt aanpassing van de beurzen plaats aan de hand van het prijsindexcijfer. Op dit punt is door het kabinet echter nog geen besluit genomen . . Een andere aanval op het studieinkomen werd ingezet door onderwijsminister Pais. Hij moest een gat van 119 miljoen gulden op zijn departe­mentale begroting wegwerken. Zijn oplossing om het grootste gedeelte (70 miljoen) van dit be­drag op te brengen, bestaat hierin, dat hij een­voudig tot een latere uitbetaling van de studie­toelagen heeft besloten.

Studenten krijgen hun beurs voor januari voor een keer niet in december, zoals gebruikelijk, maar pas in januari. Struktureel brengt deze beursmaatregel geen enkele oplossing voor de begrotingsproblemen bij Onderwijs. De januari­beurzen worden volgend jaar gewoon in decem­ber uitbetaald, lOdat het bed rag van 70 miljoen gulden dan tweemaal op de begroting drukt.

Ook op andere front en hebben beursstudenten al een stuk van hun inkomen moeten inleveren, speciaal gehuwde studenten.3

Deze zagen enkele jaren geleden hun uitkering plotsklaps met zo'n drieduizend gulden kelde­reno Het ministerie meende het oorspronkelijke bed rag, dat aan deze studenten werd uitgereikt, bestaande uit een bed rag van tweemaal een maxi­mumtoelage, te moeten korten tot de som van een toelage voor uit- en thuiswonenden. Andere recente verslechteringen betreffen de vermindering van de maximale bijverdienste, problemen bij een tweede studie en de verhoging van de drmepelwaarde om belasting terug te kunnen krijgen. Het verzwaren van de normen voor een kinderbijslaguitkering heeft er toe ge­leid, dat een aantal studenten hierbij uit de boot vie1en en daardoor ook vee1al de mogelijkheid tot deelname aan het Ziekenfonds in rook zagen op­gaan.

De snelle stijging in de laatste jaren van de huur, de servicekosten en de nu niet bepaald rooskleu­rige vooruitzichten zijn problemen, die vooral in de naaste toekomst zullen gaan spelen. Alles bij elkaar genomen is er aanleiding om te veronderstellen, dat de inkomenspositie van de studenten er inderdaad slechter op geworden is.

Studentenbudgetonderzoeken Hoe heeft het studenteninkomen zich sinds 1966 ontwikkeld? In het studiejaar 1966/1967 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek op verzoek van de Mi­nister van Onderwijs en Wetenschappen een on­derzoek ingesteld naar de middelen en het ve -bruik van de Nederlandse studenten.4

* Met hartelijke dank aan Harko van den Hende voor het rekenwerk.

10

Bij de opzet van dit eerste nationale studenten­budgetonderzoek (en tot op heden het laatste) kon, zij het in beperkte mate, gesteu.nd worden op ervaringen opgedaan bij eerder gedane onder­zoeken bij de Nederlandse gezinnen en kon er gebruik gemaakt worden van inzichten verkre­gen door plaatselijke onderzoeken gehouden on­der studenten. Het eindresultaat lOU een indexcijfer moeten opleveren aan de hand waarvan de Rijksstudie­toelagen waardevast gemaakt zouden kunnen worden. Om zo'n indexcijfer vast te kunnen stellen zou dit onderzoek, zo schreef de minister in zijn op­dracht 5: 'inzicht moeten verschaffen in de totale omvang van het inkomen per student bij uiteen­lopende kategorien student en, in de wijze waarop zij voor verschillende levensbehoeften hun inkomen besteden en tevens de mogelijk­heid moeten bieden de wijze van besteding door verschillende kategorien studenten te vergelij­ken'. Centraal in zo'n onderzoek naar het inkomen van student en staat wat men onder een student dient te verstaan. Het CBS versond in 1967 on­der student en 6: 'Ongehuwde Nederlanders tot en met 27jaar, die in het studiejaar 1966/1967 volledig waren ingeschreven aan een van de Ne­derlandse universiteiten of hogescholen en die het gehe1e jaar IS uur of minder werkten. Voor degenen, die les gaven aan een school gold een maximum van 10 lesuren per week. Geestelijken en kloosterlingen waren van mede­werking aan dit onderzoek uitgesloten.'

Uit het budgetonderzo.ek kwam als eindresul­taat, dat de studiebeurs op f 6000,- diende te worden vastgesteld.1 Toen echter in 1966 het bestaande stelsel van studiefinanciering van start ging, werd de maximale studietoelage vast­gesteld op 4000 gulden. Sindsdien is jaarlijks een pleidooi gehouden voor een volledig nieuw stel­sel van studiefinanciering, maar tot nu toe is daar nog niets terecht gekomen. In de loop der jaren is er verder nog een landelijk studentenonderzoek verricht door het NIPO (1980) 8 en zijn er een aantal plaatselijke onder­zoeken geweest (Utrecht: 197711978 9;Gronin­gen: 1979/1980 10 en Amsterdam 1980 II).

Het onderzoek van het Nipo werd gehouden in juni 1980 in opdracht van een aantal banken, verzekeringsmaatschappijen, uitzendburo's en het ministerie van Onderwijs en Wetenschap­pen. Het eindresultaat kan men inzien in de bi­bliotheek van dit ministerie te 's-Gravenhage. Verspreiding van de uitkomsten vindt echter niet plaats.

Page 11: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

Ruim 90% van de studenten bleek met zijn inko­men onder het bestaansminimum voor al­leenstaanden te zitten. Vit de gegevens van de di­rektie studiefinanciering van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen bleek verder, dat iii 1979/1980 nog maar 33.2% van- de studenten een rijksstudietoelage ontving. In het studiejaar 1978/1979 was dat nog 34% en in 1974/1975 zelfs 38.50/0. De resultaten van het NIPO-onderzoek komen overeen met een onderzoek, dat de Vtrechtse studentenvakbond VSF in het studiejaar 1977/1978 heeft gehouden. Toen bleek 80% van de studenten onder het bestaansminimum (voor alleenstaanden) te moeten leven. Vit een onderzoek naar het gemiddelde inko­men, gehouden aan de Rijksuniversiteit van Groningen in het studiejaar 1979/1980 kwam naar voren, dat het (gewogen) gemiddelde stu­denteninkomen ! 8220,- bedroeg. In tabel 1 zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven.

Tabel 1: Inkomensverdeling van stu­denten in Groningen 1979/'80.

14% minder dan! 6.700,-25%! 6.700,- tim! 8.000,-35%! 8.000,- tim! 9.400,-25% meer dan! 9.400,.

(gemiddeld! 6.300,-) (gemiddeld! 7.300,.) (gemiddeld! 8.700,") (gemiddeld! 9.800,-)

Het gewogen gemidde1de bedraagt! 8.220,- per jaar.

Bron: Woonlasten van studenten, concept nola S.S.H. en anderen

Volgens de jaarlijks in de media terugkerende publikaties van de Raden van Arbeid omtrent de kosten van een studerend, uitwonend kind be· droegen deze in het studiejaar 198011981 ! 12.300,- inklusief! 600,- kollege- en inschrijf­geld. Een onderzoek van het bewonersoverleg Vi­lenstede onder haar bewoners bevestigde de Groningse cijfers globaal voor Amsterdam.

De indruk, die wij van het bovenstaande krijgen is, dat het inderdaad slecht gesteld is met het stu­denteninkomen. Moeten wij een nieuw studiefi­nancieringsste!sel overwegen en hoe verhoudt het inkomen van studenten zich tot dat van met hem/haar te · vergelijken groepen als werkende jongeren en AOW-ers? Hier gaan wij nu nader op in.

StudieilDancieringsstelsel In maart heeft minister Pais van Onderwijs zijn plannen bekend gemaakt om tot een nieuw ste!­sel van studiefinanciering te komen. 12 De eerste reakties in de Kamer waren niet bemoedigend voor de bewindsman. Ais de plannen van Pais niettemin doorgang vin­den, krijgen alle studenten van achttien jaar een basisbeurs, ongeacht de opleiding die zij volgen. Binnen het huidige stelsel is dit alleen weggelegd voor studenten van het wetenschappelijk- en ho­ger beroepsonderwijs.

Op het eerste geiicht progressieve plannen, ware het niet, dat er een aantal haken en ogen aan zit­ten. Ais voorwaarde is namelijk ruin het nieuwe sYstet:m geste!d, dat het niet meer mag kosten dan het huidige stelsel. Dit betekent, dat de bestaande gelden voor kinderbijslagregelingen en rijksstudietoelagen over een aanmerkelijk grotere groep uitgesmeerd moet worden.

De tekorten die daardoor in de portemonnaie van de meeste studenten ontstaan, kunnen wor­den aangevuld door het afsluiten van rentedra­gende leningen bij het partikuliere bankwezen. Voor de gemiddelde student kan dit een uitein­delijke schuldenlast van zo'n! 130.000,- beteke­nen, terug te beta len in dertig jaar.13 De kloof tussen studenten met welgestelde ou­ders en studenten, die voor de fmanciering van de studie niet op thuis kunnen terugvallen lijkt daarmee weer aanmerkelijk te verbreden. Vraag is zelfs, of het voor de groep die is aangewezen op de studietoelage, nog raadzaam is om een stu-. die te beginnen.

De algemene positie van de student is financieei (zoals later aangetoond zal worden) en juridisch slecht te noemen (juridisch, omdat studenten rechteloos zijn. Bestaande regelingen kunnen na­melijk zonder meer door het ministerie van On­derwijs en Wetenschappen gewijzigd worden). Van overheidswege weet men dit ook, zodat de toegang tot de Bijstandswet maar vast bij voor­baat is afgesloten, omdat ongetwijfeld anders het grootste. dee I van de studentengemeenschap er cen beroep op zal doen. De voorstellen om tot een nieuw stelsel te ko­men, zoals deze in maart j.1. door Pais op tafel zijn gelegd zullen de problemen voor studenten waarschijnlijk doen toenemen, omdat degene,

Grafiek I: Ontwikkeling maximale rijksstudie­toelage (vergeleken met reele netto AOW-uitkering voor cen persoon). Index 1967=100

index 170

160

150

140

130

120

110

100

90

80

70

60 ,--/ /

(

50 , ,

, 40 ~ --_."

die in een dergclijk stelsel nog de moed heeft om een studie te beginnen zijn vrijheid de eerstko­mende dertig jaar aan de banken verpacht. Stu­die als vorm van zelfontplooiing lijkt daarmee steeds verder weg te liggen.

Het LOG (Landelijk Over leg Grondraden) heeft eind vorig jaar al een alternatief plan in 's­Gravenhage gepresenteerd. 14

Ook dit samenwerkingsorgaan van de studenten­vakbonden wi! een eigen inkomen voor elke stu­dent. Zij verzet zich tegen het uitgangspunt van het profijtbeginsel van het kabinet-van Agt. De studentenvakbond wil voor alle Nederlanders van achttien jaar en ouder, dus ook voor studen­ten, een gegarandeerd inkomen gelijk aan d bijstandsuitkering (70% van het minimimloon voor alleenstaande volwassenen).

De toelagen zouden in het nieuwe stelsel uitein­delijk geheel uit beurs moeten bestaan. Omdat daarmee in de rijksbegroting nu nog geen reke­ning is gehouden, stelt het LOG een overgangs­rege!ing voor, waarin de tegenwoordige verhou­ding wordt gehanteerd van 60 procent beurs, 40 procent renteloos voorschot . Het voorschotge­deelte zou in acht jaar tijd geleidelijk tot nul moeten afnemen. Daarnaast zou er een bijverdienste-regeling moe­ten blijven bestaan, om iedereen de gelegenheid te geven boven het minimum uit te komen.

De reakties over het plan als geheel varieerden van positief tot afwijzend, maar over een ding waren de kamerleden het eens: 'Niet te betalen' . Zowel het voorstel van ex-minister Pais als dat van het LOG lijken op korte termijn geen oplos­sing te bieden.

,"'----- AOW

MRST

'58 '59 '60 '61 '62 '63 '64 '65 '66 '67 '68 '69 '70 '71 '72 '73 '74 '75 '76 '77 '78 '79 jaar

11

Page 12: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

DIJKER EN DOORNBOS BIEDT EEN BOEIENDE TOEKOMST AAN DE EC. DRS. DIE ZICH

INTERESSEERT VOOR DE ACCOUNTANCY Taakomschrijving: In de

aanvangsfase wordt u ingezet in de controlepraktijk. Daarbij wordt rekening gehouden met uw post­doctorale studie accountancy. Zo ontwikkelt u zich snel en

efficient tot registeraccountant. Als een dergelijke toekomst u aantrekt, dan verzoeken wij u contact met ons op te nemen over de mogelijkheden voor een

BEDRIJFSECONOOM (diverse vestigingen)

Vereisten: geheel ofvrijwel geheel voltooide studie (bedrijfs) economie aan een van de Neder­landse hogescholen of universi­teiten. Bereidheid om de postdoctorale studie accountancy te volgen. (Voor het volgen van die studie biedt onze maatschap ruime faciliteiten.)

Arbeidsvoorwaarden: Salarie­ring overeenkomstig bestaande schalen; 13de maand; 8% vakantie­toeslag; vakantieregeling op basis van leeftUd; goede regeling omtrent vergoeding van reis- en studie­kosten; collectieve verzekeringen; pensioenfonds.

Carriere: Wij gaan er net als u vanuit dat 1I uw postdoctorale studie accountancy met goed gevolg afsluit. Dan bent u officieel registeraccountant. Afuankelijk van uw ontwikkeling bir.nen de maatschap behoort daama benoeming tot medewerker of vennoot tot de mogeJijkheden.

Sollicitatie: U kunt uw sollicitatie of verzoek om nadere inlichtingen richten tot Dijker en Doornbos/ accountants t.a v. de heer F.A. Slikker, Buitenveldertselaan 7, 1082 VA Amsterdam, telefoon: 020-446881.

Profiel van onze organisatie: Dijker en Doornbos/ accountants heeft een samenwerkingsverband met belastingadviseurs en organisatieadviseurs. De maat­schap telt 24 vestigingen in Nederland, 2 in Belgie en 1 op Curac;ao, waarin circa 1.800 mensen werkzaam zijn.

Z\j maakt deel uit van de internationale maatschal? Binder Dijker Otte & Co. (B.D.o.) met 200 vestigingen over de gehele wereld.

In de maatschap wordt een modem sociaal beleid gevoerd in samenwerking met diverse beleidscommissies en Onder­nemingsraad. Een functiewaar­deringssysteem en een daarop afgestemd salaris- en beoordelings­systeem zijn onlangs ingevoerd. Een begin wordt gemaakt met gesystematiseerde carriere­planning/promotiebeleid. Er is een bedrijfsgeneeskundige dienst aan de maatschap verbonden.

000... Zie ook: julillil&iI 88B8~==. onder * 30323 #: 00000 ••• 00000 ••• 0000 ••• 000 •••

Dijkeren Doornbos/accountants Alkmaar Amsterdam Amhem Bergen op Zoom Breda Doetinchem Eindhoven Emmen 's-Gravenhage Groningen

. Heerlen Helmond Hengelo(O) 's-Hertogenbosch Hilversum Leeuwarden Middelburg Ntjmegen Roermond Roosendaal Rotterdam Tilburg Utrecht Zwolle Antwerpen Brussel Willemstad (CUraylO)

Intemationaal Binder Dijker Otte & Co.: Amsterdam Brussel Dublin Hamburg Kopenhagen Lissabon Londen Luxemburg Madrid Milaan Oslo Parijs Stockholm Wenen Ziirich en in diverse steden in andere werelddelen.

Page 13: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

De relatieve Inkomenspositie van Beursstudenten De ontwikkeling van de sociale minima speelt al jaren een grote rol in Nederlands sociaal­economisch beleid15 . Invoering en verhoging er­van hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de na-oorlogse inkomensnivellering.

Wat wij onder het bestaansminimum verstaan is onderhevig aan maatschappelijke opvattingen, die in de loop van de tijd sterk kunnen verande­ren. Behoorden de zwart-wit televisie, de koelkast, de wasmachine, de te1efoon etc. tegen het eind van de jaren vijftig nog tot de luxe goederen, thans worden in Nederland deze artikelen meer en meer tot het pakket van minimaal noodzakelijke goederen gerekend. Het bestaansminimum in deze zin is dus niet een absoluut begrip dat konstant blijft in de tijd, maar is gerelateerd aan wat anderen in de samenleving zich kunnen ver­oorloven. Hier duikt dan ook het grote probleem op met betrekking tot de vergelijking van beursstudenten met andere groepen binnen onze samenleving. Welke goederen moeten wei en welke niet tot het bestaansminimum gerekend worden en indien dit vastgfsteld kan worden,

: hoe hoog moet dan het minimuminkomen zijn? In ons land bestaan wettelijk gegarandeerde soci­ale minima. Dit zijn b.v. het minimumloon en AOW-, WW- en WAO-uitkeringen. De o11lVan­gers van deze uitkeringen worden ook wei de laagst betaalden genoemd.

Hoe heeft de maximale netto reele studietoelage zich ontwikkeld ten opzichte van deze minima?

Grafiek 2: De ontwikkeling van de maxima Ie rijksstudietoelagen voor de jaren 197211979 (vergeleken met AOW en netto minimum loon) in absolute be­dragen (guldens per jaar)

guldens i xl000

17

16

15

14

13

12

11

10

9

8

7

6

5

4

Wij hebben gekozen voor een vergelijking met de netto reele AOW-Uitkering voor alleenstaan­den. Op tal van punten (men denke aan voeding, medische verzorging, huisvesting, culturele voorzicningen) zullen de bestedingspatronen van deze groepen, als ook de te beta len prijzen g}obaal met elkaar in overeen~temming zijn.

Wij hebben de gegevens in grafiek I weergege­yen. Voor de index is 1966/1967 als basisjaar ge­kozen, omdat in dat jaar door het CBS de studen­tenbeurs ingevoerd werd. Het AOW-inkomen (hier het nettQ-inkomen van een persoon) isge­koppeld aan het netto minimumloon16 . De ont­wikkeling van beurs en AOW hebben wij tevens gekoppeld aan de ontwikkeling van het prijsin­dexcijfer voor de gezinsconsumptie. Wij verkrij­gen zodoende het reele indexcijfer (voor de for­mules zie Appendix).

Uit deze grafiek blijkt, dat de reele netto maxi­male studietoelage sterk is achtergebleven bij de reele netto AOW-uitkeringen voor alleenstaan­den. Tot 1971 was de maximale beurs in absolu­te bedragen hoger dan de AOW -uitkering. In dat jaar keerde de situatie om. Zo bedraagt de maxi­male studietoelage op het ogenblik ca. 78 pro­cent van de netto AOW voor ongehuwden. Ex­clusief het renteloos voorschot is dit ca. 46 pro­cent. Beursstudenten blijken een besteedbaar inko­men te ontvangen, dat een stuk beneden de AOW voor ongehuwden Iigt. Formee1 kan gesteld worden, dat op basis van de sociale mini­ma de beursstudent de allerlaagst betaalde is l7

.

NML

AOW

MRST

'r--r- .---.--.--.--.---,r---.--.-.---.--.- T-·-, - lr~.'TI-r-"T

'72 . '73 '74 '75 '76 '77 '78 '79 jaar

Wij wijzen erop, dat hier gesproken is over een student met ·een maximale beurs. In het vooraf­gaande hebben wij gezien, dat slechts een klein gedeehe van de studentenpopulatie dit bedrag of meer ontvangt. Ook een vergelijking van een maximale beurs­student met het netto minimumloon (voor 23 jaar en ouder) vah ten nadele van de student uit . Dit is niet verwonderlijk, daar het netto mini­mumloon ongeveer 1017 van de netto AOW voor ongehuwden bedraagt18. Grafiek 2 en tabel2 ge­yen een beeld van de inkomensontwikkeling van de drie door ons besproken groepen.

Tabel 2: Maximale rijksstudietoelage (MRST), algemene ouder­domswet (AOW) en netto mini­mumloon voor de jaren 197211979.

jaar MRST* AOW NML

1972/'73 5.660 6.247 8.924 1973/'74 6.130 7.375 10.536 19741'75 6.870 8.565 12.236 1975/'76 7.490 9.448 13.497 1976/'77 8.200 10.202 14.574 1977/'78 8.790 10.993 15.704 19781'79 9.090 11.378 16.254

* in guldens per jaar

Bron: -De nood is hoog; is de redding nabij?, concept nota S.S.H. en anderen, bijlage 2. -Odink, ].0., De relatieve inkomenspo­sitie van de AOW-ers.

Uit deze cijfers mag echter niet de conc1irsie ge­trokken worden, dat studenten sterk benadeeld zijn ten opzichte van werkende jongeren. In een dit jaar verschenen rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau werd aangetoond, dat de overheid met haar voorzieningen (tertiaire inko­mensverdeling) studerende jongeren het meest bevoordeelt. Deze bevoordeling echter geldt met name jongeren uit de meer welgestelde huishou­dens. Voor werkende jongeren (en voor hun wet:· loze leeftijdsgenoten) zijn er weinig diensten,

verstrekkingen en subsidies.

Conc1usies Er schort nog wei het een en ander aan de poli­tiek die er ten aanzien van studenteninkomens gevoerd wordt . Duidelijk is geworden, dat de overheid de afgelopen jaren een aantal maatrege­len heeft genomen, die de studenten in hun por­temonnaie gevoeld hebben. Tevens is hun inko­men bij die van andere min of meer vergelijkbare groepen, zoals AOW-ers en werkende jongeren achter gebleven. Omdat onder studenten de in­komensverschillen relatief groot zijn zal het uit­gangs punt van een nieuw studie-financierings­plan dan ook moeten zijn, dat de studietoelagen in handen komen van die jongeren, die het geld het meest nodig hebben. Niet het inkomen van de ouders moet centraal staan, maar de positie van de individuele student.

Hans Koenhein

vervolg op pag. 15

13

Page 14: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

~ I

INTRODUCTIEWEEK 1981 Van 7 tIm II september j.1. heeft de jaarlijkse in­froauctieweek voor de meuwe eerstejaars econo­miestudenten weer plaatsgevonden. In novem­ber 1980 werd door de faculteitsraad een com­missie benoemd om dit te regelen. De opzet van de introductieweek is dit jaar anders geweest dan in vorige jaren. Alleen de eerste dag, dus maan­dag, 7 september, brachten de studenten door in het gebouw van de faculteit. Direct op dinsdag­ochtend vertrokken alle groepen naar de jeugd­herbergen om pas vrijdagochtend hiervan weer te vertrekken, zodat het aantal buitendagen tot drie was uitgebreid. Dit, omdat de commissie van mening was dat het onderling kennismaken dan beter zou uitkomen, terwijl de ervaring van vorige jaren leerde dat de dagen die op de facul­teit werden doorgebracht nooit erg succesvol wa­ren. Het verloop in de groepen was dan erg groot, vooral bij die groepen, die op donderdag van de buitendagen terugkwamen en daarna nog lezingen en colleges moesten volgen.

De werving van ouderejaars studenten als bege­leiders van de eerstejaarsgroepen (mentoren) werd ter hand genomen en het enthousiasme hiervoor was z6 groot, dat we niet eens alle aan­meldingen hebben kunnen plaatsen. Natuurlijk wel jammer voor degenen die daardoor niet mee konden, maar op zichzelf een buitengewoon po­sitieve ontwikkeling. Het is een duidelijk bewijs dat de introductie door de studenten een be lang­rijke zaak gevonden wordt. Ook van de zijde van de stafwas de belangstelling trouwens groot. Velen meldden zich spontaan aan om lezingen te organiseren, of om op andere wijze mede te wer­ken.

Een moeilijkheid voor de commissie was de gro­te onduidelijkheid over de te verwachten studen­tenaantallen voor onze faculteit. Een lichte pa­niek brak uit, toen een week voor de introductie de laatste computerlijst driehonderd aanmeldin­gen bevatte (exc1usief avondstudenten!). Dus werden er op het laatste moment twee collegeza­len gereserveerd voor de ontvangst op maandag­ochtend. Op die bewuste ochtend was het in de cantine inderdaad behoorlijk vol, zodat verdeeld over de twee zalen 1174 en 2174 de werkgroep­formulieren en studiegidsen werden uitgedeeld.

Toen bleek dat er ongeveer 230 studenten ver­schenen waren die vervolgens toch in een zaal werden samengeperst voor het college van prof. Van Stuijvenberg, die bereid was geweest op het laatste moment de wegens ziekte verhinderde prof. Van den Doel te vervangen. Het middag­gedeelte begon met een kort maar krachtig colle­ge van pr~f. Van der Weel, waarna in werkgroe· pen verdeeld, voorlichtingscolleges over het re­feratensysteem volgden. De dag werd vervolgens afgesloten met (uiteraard) een borrel van de S.E.F.

14

Ongeveer 140 studenten gingen de volgende dag -mee naar de buitendagen in de jeugdherbergen--­te Elst (Utrecht) en Beegden (Limburg). De reis per trein en bus verliep merkwaardig genoeg weer zonder problemen. En als student Karel­Jan de trein mist kan hij nog altijd met z'n eigen supersnelle motorfiets de locatie in Elst berei­ken. Zelf arriveerde ik hier met mijn eigen auto, volgeladen met audiovisuele apparatuur, papie­ren, spelletjes en studie-adviseur Van Gelder. De middag werd volgemaakt met het spelen van het bedrijssimulatiespel 'V AM' . In het warme en zonnige weer kon dit gelukkig buiten gespeeld worden. Verder werd er uiteraard ook tijd besteed aan sportieve zaken als voet- en volley­bal. Geheel volgens de traditie werd er een lange en moeilijke veldloop ( of was het een bosloop?) uitgezet, waaraan maar 't liefst 35 mensen deel­namen, waarbij zelf enige meisjes! We hebben kennelijk een sportieve generatie studenten aan­gekregen. In de namiddag verschenen er enige dames narnens de afdeling vrouwenstudies om een discussie over de positie van de vrouw aan de faculteit op te zenen. Een paar jongens die wat later in de vergaderzaal verschenen, in sportkle­ding en nog dampend van het zweet na afloop van een extra veldloop, werden er meteen weer uitgeknikkerd. Na de avondmaaltijd verschenen er twee leden van het faculteitsbestuur, de heren Venekamp en De Vrije, die een uiteenzetting ga­yen over de wijze waarop de faculteit wordt bestuurd.

De avond werd verder besteed aan een korte bos­wandeling, bierdrinken en dans en. De disco was tot half elf voor een lag ere school uit Boxtel gere­serveerd, en werd daarna ingenomen door de economen en geografen. De temperatuur en vochtigheidsgraad stegen al snel tot sauna­hoogte en men kon urenlang in ern hossende massa de eerstejaars studenten, de mentoren en de stafle­den op de swingende dansvloer zien staan. Toen de aangeschoten bende om kwart over twee door orne Arie de kroeg uitgesmeten werd, yond Ni­colaas het nog lang geen tijd om te gaan slapen en werd er nog geruime tijd op ouderwetse wijze 'gekeet' op de slaapzaal. Het viel niet mee om de volgende ochtend al weer vroeg op te staan om af te zakken naar het Limburgse, naar de jeugdher­berg te Beegden. Ditmaal vergezeld door Bert van Gelder en het bestuurslid Piet de Vrije ( be­kend van de roddelblaadjes, zoals 'OPOE' en Fo­lia Civitatis), die ouk geen erg rustige nacht ge­had scheen te hebben. Rustig was het wei in de jeugdherberg in Beegden, een werkelijk keurige, netjes onderhouden, kleine herberg, een oase van rust vergeleken bij de bende in Elst. Het was de dag van de lezingen, en toen wij in Beegden aankwamen, was Piet Jongejan van de afdeling bouweconomie al bezig een verhandeling te hou­den over het verband tussen werkeloosheid in de bouw en de woningnood. Een aantal van zijn uit­spraken lokten discussie uit. Na de lunch was het weer de beurt aan het bestuursduo Venekamp en De Vrije, die op een zonovergoten weilandje achter de jeugdherberg voor een rustig luisterend publiek dt zonnige zij­de van de bestuurlijke aspecten van de faculteit belichtten.

Vervolgens hadden we het genoegen professor Frank te mogen ontvangen. Deze internationale bekendheid was rechtstreeks uit New York naar Beegden gekomen om een inleiding te houden. Vergezeld van zijn medewerker de heer Klaasse Bos hield Frank een bijzonder boeiend betoog, waarbij hij in een ruk de belangrijkste brand· haarden van de wereld als Iran, Zuid-Amerika en Polen de revue liet passeren. Ook na zijn lezing b1eefhij nog vele vragen van de studenten beant­woorden en het contact was zelfs z6 goed, dat Frank, en ook de heren Jongejan en Klaasse Bos, de avondmaaltijd in de jeugdherberg bleven ge­bruiken om nog wat met de studenten te praten en daarna pas als goede vrinden afscheid te ne­men. Vlak voor de maaltijd was er door Frank van Erp nog even een parcours voor de veld loop uitgezet, een zeer zwaar traject, door, langs een weiland, en over een hoge heuvel met mul zand. Dit werd door een groep fanatieke lopers zo snel afgeraasd, dat ik al na enige minuten totaal ont­goocheld achterbleef, gereed om m'n plaats in de introductiecommissi~ aan jongere collega's afte staan. Gelukkig bleef Petra Vermeulen op me wachten, zodat ik niet moederziel alleen als laatste binnenkwam.

Direct na de maa/tijd begon het vrouwenberaad. Zoa/s gewoonlij'k zIjn er ook dit jaar weer bijzonder weinig meisjes aangekomen. De weinigen die er in de jeugdherberg te Beegden waren, werden door de da­mes van het vrouwenberaad voor het vormen van een praatgroepje bij"eengezet op een binnenp/aatsje vlak achter de keuken ( dus dicht bij de p/aats waar de vrouw eigenlij'k thuis hoort) en je zag ze de verde­re avond dus he/emaal niet meer. Maar nu ja" .

(met name naar aan1eiding van deze alinea wen­sen wij de lezers er op attent te maken dat dit een ingezonden artikel is en de redaktie voor de in­houd ervan geen verantwoordelijkheid draagt; red.).

Page 15: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

Avondwandelingen, nachtelijke zwempartijen en genieten van diverse be1gische biersoorten waren de bezigheden. En Otto de Geest was nog bijna ~p zijn nachtwandeling door de veldwach­ter gearresteerd. De volgende ochtend werden we gewekt door de schitterende klan ken van de L.P. 'Abbey Road' van de Bea:tles, op beschaafd volume afgedraaid, een nieuw bewijs van de klas­se van de jeugdherberg in Beegden. De activitei­ten kwamen echter vanwege de dichte ochtend­mist maar langzaam op gang. Pas tegen half twaalf werd het simulatiespel der internationale economische betrekkingen, onder kundige lei­ding van Dick van Nes in beweging gezet. Dick had wat wijzigingen in de spelregels aange­bracht, die de bespeelbaarheid van het spel had­den vergroot. Het werd met enthousiasme door velen meegespeeld en duurde tot acht uur 's­avonds en had tien volleqige ronden gehaald, een absoluut record in de hi storie !

. Intussen was ik zelf alweer naar Eist vertrokken, waar ik in de vroege namiddag arriveerde, nog net op tijd om te zien dat het simulatiespel daar in een totale wereldoorlog was ontaard. Een paar landen hadden zichzelf al opgeheven, zodat de inwoners ervan heerlijk in het najaarszonnetje konden uitrusten van aile diplomatieke beslom­meringen. Het was trouwens duidelijk dat in de­ze fase van de introductieweek de vermoeid­heidsverschijnselen een rol gingen spelen, want nog slechts een handjevol van de allersterksten liepen die de veld loop nog mee. Toch bleken 's-

vervolg van pag. 13

Appendix

Berekeningswijze indexcijfer voor Maximale Rijksstudietoelage en AOW.

1. Beurs 57+( 100

--------- X ------::-:---prijsindex57 + 1 4000

100

2. AOW 57+1 100

--------x------:::---prijsindex57+ 1 3128

100

Noten-

1. Utrechts Universiteitsblad(U), U 29, 27 maart 1981

2. U 31 , 10 april 1981 3. Tilburgs Hogeschoolblad (THB), nr. 24, 13

maart 1981 4. C.B.S., Studentenbudgetonderzoek

19.66/1967, 's-Gravenhage, 1969 5. diro, biz . 5 6. dito, biz. 5 7. U 13,21 november 1980 8. dito 9. dito 10. S.S.H., Woonlasten van Studenten, concept,

mei 1980 11. A.B.O ., Bewoners in Woonlasten, 14 novem­

ber 1980 12. T.H .B., nr. 24, 13 maart 1981

avonds nog velen voldoende energie over te heb­ben om er een grote bende van te maken. De dis­co draaide weer op volle toeren en er vonden kleine schermutselingen plaats voor de aangren­zende feestzaal van de M.E.A.O.-school waar en­kele kerels van onze faculteit probeerden binnen te dringen om ook daar de zaak wat op te vrolij­ken. Dit werd echter door de leiding van de MEAO niet op prijs gesteld. Hoe is dit nu moge­lijk ?? En zo w~rd het, ver na middernacht, een stuitende dronkemansbende in het cafe van orne Arie. Een hossende massa, als carnavalsvierders deinend op de muziek van Andre Hazes. Bestaat er iets ergers ?? En met weemoed gingen mijn ge­dachten terug naar de avond ervoor, naar de ver­fijnde stemming in de jeugdherberg in Beegden, waar ik, genietend van een glas Geueze Lambiek en de stemmige muziek van David Gates' Bread, in een gerieflijke fauteuil gezeten, de tijd door­bracht met een goed gesprek.

De volgende ochtend speelden we het volgende spel: hoe krijgen we 80 man in een C.N.-autobus? Moeilijk, vooral als er Nicolaas Heyen John van Oosten bij zijn. Vraag niet hoe het kan, maar het lukte ! De terugreis verliep, zowel uit Eist als uit Beegden, weer zonder problemen. I;>e stromen­de regen, die tegen de middag neergutste, kon de introductieweek niet meer bederven. Achteraf

13. dito 14. U 14, 28 november 1980 15.0dink, J.G., De relatieve inkomenspositie

van de AOW-ers, in: Maandschrift Economie, jrg. 45, biz. 81-87,1981

16. Het minimumloon is opgebouwd uit een bruto inkomen vermeerderd met de vakantie­uitkering en moet verminderd worden met loonbelasting en premies sociale verzekering.

17. Odink, biz. 87 18. Deze verhouding is gebaseerd op de seder!

1972 van kracht geworden Wet Coordinatie Aanpassingssystemen. Zie: Delfgaauw, G.Th.J., Inleiding tot de economische we­tenschap, biz. 386, Wassenaar, 1977.

19. Swaan, A. de, De staat zorgt voor de rijksten, in: NRC Handelsblad, 11 mei 1981. Verwe­zen wordt naar: Sociaal en Culturee1 Planbu­reau, Profijt van de overheid in 1977, 's-Gravenhage, 1981

vervolg van pag. 9

geerakkoord betekent t .O.V. de Miljoenennota een stijging van de overheidsuitgaven met 8 mil­jard. Een mededeling waarbij de Direkteur­Generaal wat wit om de neus wegtrok.

Forum Van de op de inleidingen yolgende forumdiscus­sie kwam maar weining terecht me de door het al eerder vermeldde vroegtijdige vertrek van de heer Le Blanc. Vermeldenswaardig zijn nog wei enkele opmerkingen van Van DUlin. Hij ziet in het huidige niveauyan de rentestand een gebrek aan vertrouwen in de toekomst. Om een ombui­ging in de toekomstverwachtingen te kunnen be­werkstelligen zijn vertrouwenwekkende maatre­gelen nodig. Een strukturele verlaging van de

heb ik nog vernomen dat ook de woensdag in Eist goed is verlopen. Hier waren zelfs drie spre­kers uitgenodigd. Professor Van Stuijvenberg hield zijn college op de hem bekende wijze. Met veel enthousiasme belichtte hij enige aspecten van de nederlandse economie en het nederlandse consumptiegedrag. Verder spraken er nog John Schotsman van de vakgroep Macro-Economie en Paul van Batenburg van de vakgroep Wiskunde en Statistiek. Ook zij toonden duidelijk enige aspect en aan waar we op onze faculteit mee bezig zijn, direct of indirect.

De gehele week zou niet mogelijk geweest zijn zonder de medewerking van deze mensen. De introductiecommissie kan als eerste voor­zichtige eindconclusie stellen dat de introductie­week geslaagd genoemd kan worden. De belang­rijke zaken zijn de kennismaking met enige aspecten van de economische faculteit en met de medestudenten, en beide doe1stellingen li;ken re­delijk behaald. Een nauwkeurige evaluatie dient echter nog te geschieden.Vooriopig heeft de in­troductiecommissie zijn werk nu gedaan, en de opdracht van de faculteitsraad vervuld. We kun­nen tenslotte aileen nog maar alle nieuwe eerste­jaars een goed en succesvol eerste studiejaar en uiteraard een prettige tijd aan onze faculteit toe­wensen. Bij deze !!

Herman ten Napel lid introductiecommissie

vervolg van pag. 5

Tenslotte zal de wetgever zich ermee moeten verzoenen dat er altijd wei mazen in de wet zul­len blijven zitten. Dat ontslaat de wetgever niet van de plicht om het zo goed mogelijk te doen. Wei zal hij zich moe ten realiseren dat het beste vaak de vijand van het goede is. Het is tenslotte niet de bedoeling dat alleen fiscalisten iemands fiscale verplichtingen kunnen kennen. Dat de behoefte aan rechtshulp op dit terrein nog steeds toeneemt, is een teken aan de wand. . Geinteresseerden in het fiscale recht kunnen on­geacht hun ethische opvattingen nog aile kanten op.

Prof.Dr. J,W.Zwemmer Dit artikel is eerder in het mei-nummer van Alibi

.Guridische Fakulteit) geplaatst geworden.

vennootschapsbelasting, te financieren door af­schaff en van de W.I.R.-premies leek hem de meest voor de hand liggende. Hiermee ontpopte hij zich als aanhanger van de in Amerika zo po­pulaire supply-side economics. Tot slot het voor­beeld van de heer Brenner. In 1400 stonden va­der en zoon aan zee. De zoon zei bij het zien van 'n schip: 'de aarde is rond, ik zie eerst de top en dan pas de rest van het schip'. Dom, dom zei va­der, als dat zo was, was er geen zee want als je bo­yen op een bal water goo it loopt het toch ook weg. Hiermee wilde hij maar aangeven dat hi; zich soms dat domme jongetje voelt omdat hij het verband bezuinigen-investeren-werk niet ziet.

HvdH

15

Page 16: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

beroep op de Comrnissie voor de Verzoekschrif-. ten clie de bewinqsman van Financien in de Ka­mer ter verantwoording kan roepen. Ethisch gezien heeft de belastingadviseur er ech­ter geen problemen mee dat de Overheid in de uitvoeringssfeer wei iets doet aal} de voor de be-

. lastingplichtige ongunstige onvolmaaktheden in de wet en de voor de belastingplichtige gunstige onvolmaaktheden aileen maar met behulp van wetswijziging kan bestrijden. Overheid en be­lastingplichtige zijn imrners geen partijen die als gelijken tegenover elkaar staan. Wei kun je je af­vragen hoever een be!astingadviseur met het ad­viseren van constructies kan gaan. Zo kan de vraag rijzen of het ethisch geoorloofd is om ie­mand met een groot vermogen en een hoog inko­men in een zodanige positie te brengen dat hij noch vermogensbelasting noch inkomstenbe­lasting betaalt. Niet iedere belastingadviseur zal op deze vraag hetzelfde reageren. Er zijn belastingadviseurs die er geen enkel ethisch probleem mee hebben om iedere belastingplichtige die dat maar wil en voor wie dat mogelijk is 'op nul te zetten'. Ande­ren daarentegen vindert dat er toch we! een be­paald minimum-tarief betaald moet worden. Weer anderen houden zich in het geheel niet be­zig met constructies en volstaan met het afraden of aanraden van mogelijkheden die de belasting­plichtige of zifn overige adviseurs aandragen. Het is dat de ethische verontwaardi­ging zich met name tegen de eerste groep richt.

Selectieve verontwaardiging Toch dienen we ons te hoeden voor al te selectie­ve verontwaardiging. Als iemand een deskundi­ge in onroerend goed in de arm neemt en met zijn advies miljoenen verdient, hebben maar weinig mensen daar bezwaar tegen. De onroerendgoed-deskundige verkoopt zijn kennis en de koper en de verkoper van die kennis profi­teren daarvan. Bij een belastingadviseur ligt dit niet anders. Ook hij kan zijn kennis verkopen en ook in dit geval proberen koper en verkoper van die kennis te profiteren. Dat het gebruik maken van deze kennis mieetemin in zo'n slecht dag­licht staat, kan aileen maar vc:.rklaard worden in de opvatting dat de Overheid recht heeft op een jaarlijkse bijdrage van iedereen, overeenkomstig zijn welstandsgraad. Van iemand die in grote welstand leeft, wordt in het algemeen nog niet geaccepteerd dat hij geen belasting betaalt. In landen als Frankrijk en Spanje, waar de controle op de frnanciele toestand van belastingplichtigen heel wat niinder sterk is dan bij ons, is de be­lastingheffing dan dan ook mede gebaseerd op zogenaamde uiterlijke kentekenen ( signes exte­rieures, signos exteriores). Dat dat allemaal niet zo nauwkeurig werkt, is daar geen bezwaar. Het inkomensbegrip dat wij kennen is echter veel ge­detailleerder en verfijnder. Het werkt daardoor ook veel nauwkeuriger maar het gevolg is wei dat ook de mazen in de wet vrij nauwkeurig te trace­ren zijn.

Reparatie wetgeving Het is voor de Overheid onmogelijk al deze ma­zen te dichten. Het is zelfs de vraag ofhet nuttig is het te doen. Met name als de nieuwe be palin­gen voor andere belastingplichtigen weer nieu­we onbillijkheden in het leven roe pen, is het risi­co groot dat deze ook hun toevlucht tot be­lastingbesparende constructies gaan zoeken.

Ondanks aile ramingen is van de werkelijke op- miljoenenschuld heeft aan de italiaanse staat en brengst van aile reparatie-wetgeving dan ook ook Cruytrs populariteit heeft niet zichtbaar te geen zinnig woord te zeggen. De moeilijkheid lijden onder de spaanse belastingsschulden. blijft liggen bij de vraag wat nu eigenlijk precies Laatstgenoemde was overigens slim genoeg om aan de Overheld toekomt. Ais dit jaar aile be- de kwestie te bagatelliseren tot een geschi! met lastingplichtigen aan een niet in Nederland ge- zijn werkgever die op zich zou hebben genomen vestigde verzekeringsmaatschappij f 12.000,- ook zijn bela sting te betalen . lijfrentepremie betalen, dan zaI dat cen merkbare , ---daling van de opbrengst van de inkomstenbe- Bovendien mag niet uit het oog worden verloren lasting geven omdat de premie bij de betaler af- dat er naast ethiek ook andere belangen spelen. trekbaar is en bij de ontvanger in Zwitserland Zo is wei duidelijk dat invoering van de aftrek­(mits hij geen onderneming in Nederland uitoe- baarheid van het onderhoud van de eigen wo­fend) niet in de heffing van nederlandse be- ning de omvang van het zwarte geldcircuit in de lasting wordt betrokken. Daarmee wi! ik aileen bouw zou doen afnemen. Niettemin zal dat er maar zeggen dat ramingen van de belastingop- niet van komen omdat de belastingdienst er ge­brengst slechts bestaan bij de gratie van ver- noeg van heeft al die nota '5 td kontroleren op het wachtingspatronen omtrent het gedrag van be- onderscheid tussen wei aftrekbare kosten van on­lastingplichtigen. De vraag hoeveel de belasting derhoud en nigdienst er genoeg van heeft al die zou opbrengen als iedereen zou doen alsof er nota's te kontroleren op het onderscheid tussen geen belasting zou bestaan, is een vraag die bij de wei aftrekbare kosten van onderhoud en niet af­huidige belastingdruk absoluut niet meer te trekbare kosten van verbetering. Naarmate er beantwoorden vall. minder afgetrokken kan worden, bestaat er nu

De discussies in het parlement over de toestand van de belastingwetgeving hebben dan ,ook niet zozeer te maken met de vraag ofhet gebruik ma­ken van mazen in de wet ethisch verantwoord is, als wei met de vraag of de verschillen in weist and wellicht beter met een andere wetgeving bena­derd kunnen worden. Dat laatste ligt echter erg moeilijk. Al jaren wrodt geroepen dat de in­komstenbelasting nu toch wei definitief heeft af­gedaan. Een beter alternatief is er echter nog steeds niet . Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat er in geen enkel ander industrieland nog een beter systeem is uitgevonden. De moeilijkheid zit gewoon in het feit dat de be­lastingdruk op de hoge inkomens niet verder kan worden opgeschroefd met het oog op het risico dat dan iedereen met een hoog inkomen zijn toe­vlucht tot belastingbesparende maatregelen zal zoeken, terwijl het verlagen van de belasting­druk op de hoge inkomens politiek niet haalbaar is, zolang er nog mensen met een hoog inkomen zijn die wei veel be!asting betalen. Een probleem dat daar doorheen speelt, is het probleem v~n de afwenteling. Sommige belastingplichtigen heb­ben een zodanige positie dat zij bij een verhoging van de belasting bruto zovee! meer gaan verdie­nen dat zij netto evenveel overhouden. Dat deze

. mensen door wettelijke regelingen van het inko-men tot andere gedachten te brengen zouden zijn, is een illusie. Hoogstens komen ze op de ge­dachte om te emigreren.

Zwart circuit Tenslotte dan nog iets meer over het zwarte cir­cuit. Zoals ik hierboven al heb betoogd, is dat iets waar de belastingadviseur buiten staat. Enigszins cynisch zou gesteld kunnen worden dat ook een wat minder ethisch ingestelde be­lastingadviseur dat niet nodig heeft zolang er nog voldoende gaten in de wet zitten. Dat wil overigens niet zeggen dat de omvang van het zwarte circuit zonder betekenis is voor de be!astingmoraal. Als het normaal wordt om door middel van fiscale constructies op legale wijze of door middel van fraude op illegale wijze minder bela sting te gaan betalen, dan is dat niet met een paar eenvoudige wettelijke maatregelen of met wat meer controle op te lossen. Niet voor niets is er onlangs in de Kamer op gewezen dat het openbaar maken van de fiscale fraudeur ook nadelen heeft. Sophia Loren wordt ook niet min­der sympathiek nu is gebleken dat zij nog een

eenmaal minder noodzaak om een nota te vra­gen.

Een ander voorbeeld is de bestrijding van fraude met spaarbiljetten aan toonder. Het ligt voor de hand dat daar nogal wat zwart geld in verwerkt is. De beste oplossing is uiteraard om op de rente van aile in een waardepapier belichaamde vorde­ring en een bronheffing te leggen. Dan kan de Minister van Financien nog wei eens tot de con­clusie komen dat er op de kapitaalmarkt niet veel geld meer te lenen valt. Juist vanwege het ont­breken van een bronheffing op rente immers is het voor buitenlanders aantrekkelijk hun al dan niet zwarte geld in nederlandse waardepapieren te beleggen. Met een bronheffing op rente is de­ze aantrekkelijkheid meteen afgelopen. Wei is duidelijk dat de ethiek van de belasting­plichtige er de laatste jaren niet op vooruit is ge­gaan. Terwijl het vroeger in bepaalde kringen nog wei als onwelvoeglijk gold om iets aan be­lastingbesparing te doen, wordt het nu veeleer als dom ervaren er niets aan te doen. Naarmate de burger zich minder met de Overheid vereen­zelvigt en hij de Overheid meer als gelijkwaardi­ge tegenstander gaat zien die het op zijn geld heeft gemunt, zal dat verschijnsel toenemen. Maar het probleem van de toenemende polarisa­tie tussen Overheid en burger speelt niet aileen in het belastingrecht.

Oplo8sing

Voor het belastingrecht zal de oplossing in de eerste plaats van de wetgever moeten komen. Mazen in de wet dienen te worden gedicht zodra zij worden ontdekt. Er dient niet, zoals bij de koopsompolisaffaire, te worden gewacht tot er een zodanig gebruik van wordt gemaakt dat het budgettaire nadeel voor de Schatkist te groot wordt. Bovendien moet voorkomen worden dat be-

,Jastingplichtigen wier doen en laten niet in de eerste plaats op het behalen van fiscaal voordeel is gericht, door nieuwe wettelijke maatregelen gedwongen worden dat maar wei te gaan doen, aileen om te voorkomen dat zij van de nevenef­fecten schade ondervinden. Het beginsel dat de go eden maar met de kwaden moeten lijden, keen zich bij de belastingheffing uiteindelijk tegen de wetgever.

vervolg op pag. 15

5

Page 17: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

Intelligent sparen. Met de

Meesrente­rekening.

Intelligent sparen. Dat is: hoge rente, en toch veel vrijheid. Ruime mogelijk­heden om direct over Uw geld te beschikken. Daarom hebben de reken­meesters van Bank Mees & Hope de Meesrente-rekening gecreeerd.

_ Hoge rente. I Het percentage wordt maandelijks

t vooraf vastgesteld. In oktober 1981 bedraagt het 101f2%. Een uiterst florissante rente, die eenmaal per jaar wordt bijgeschreven.

Hoge vrije opname. U kunt elke maand tot f 3.000,­opnemen. In de dure decembermaand zelfs tot f 6.000,-.

Meergeld opnemen? Zoals U wilt. Maar dan geldt een opzeg­termijn van 24 maanden. Anders betaalt U 2% opnamekosten over het bedrag boven de vrije opname.

Onroerend goed. Geld nodig voor de aanschaf van onroerend goed? Uw Meesrente-rekening is er goed voor. Zonder opzegtermijn, zonder opnamekosten.

Loop binnen of bel op. Wij informeren U gaarne persoonlijk over de Meesrente-rekening. Ook over de mogelijkheid om thuis te sparen, gewoon via Uw postgiro- of bankrekening.

De Meesrente-rekening.

Wijdurven elke vergelijking aan.

a BANKMEES & HOPE NY

Amsterdam, Herengracht 548; (020) 5279111; (Buitenveldert), Assumburg 150; (020) 429860;

Haarlem, Houtpiein 8; (023) 31 5950;

Page 18: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

Ekonoor IJ;ltroduktie eerstejaars In voorafgaande jaren werd aan de pas aangeko­men eerstejaars door Marga Bruyn-Hundt altijd iets verteld over vrouwenstudies. Dit jaar vuor het eerst werd daaraan vastgekoppeld een speci­aal programma voor de vrouwelijke eerstejaars. Tijdens de dagen in de jeugdherberg werden zij gedurende een avond apart genomen om met en­kele ouderejaars studentes en een vrouw van de Dienst Student en Welzijnszorg te praten over studiekeuze, verwachtingen ten aanzien van de ekonomiestudie en specifieke problemen van vrouwen, die studeren aan een fakulteit die voor­namelijk door mannen wordt bevolkt.

Bij de groep, die in een jeugdherberg in Eist de introduktieperiode doorbracht ontstond tijdens het programma-onderdeel Vrouwenstudies ( overigens voor aile eerstejaars, dus ook de man­nen, georganiseerd) een, wat men zou kunnen noemen, levendige diskussie. Niet voor het eerst in de geschiedenis kon men door de volgende uit­spraken horen: 'waarom zijn jullie eigenlijk be­zig met die onzin?'. Immers, 'er zijn genoeg vrouwen, die toch aileen maar lekker dat huishouden willen doen'. En 'ik ken best wei mannen, die maar vijfentwintig gul­den zakgeld per week van hun vrouw krijgen. Daar horen we jullie nooit over'. Bovendien '10-pen bij studierichtingen als Frans juist heel veel meisjes en maar een paar jongens rond, dus die jongens hebben het dan toch ook moeilijk?'

Kortom, het zat enkele van de heren niet lekker; blijkbaar voelen mannen zich toch in meer of mindere mate persoonlijk aangevallen en be­dreigd zodra het gaat om emancipatie en gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Dat daarbij de werkelijke problemen uit het oog worden verlo­ren en men met niet ter zake doende 'argurnen­ten ' komt, mag uit bovenstaande citaten wei blij­ken. Toch ontstond er ook iets heel positiefs uit deze gesprekken. In Eist leefde bij een groep manne­lijke eerstejaars de behoefte eens samen te praten over het gedrag van een grote groep mannen ten opzichte van de enkele vrouwen, die hier ekono­mie studeren. In Beegden, waar de andere helft eerstejaars naar was afgereisd, mondde dit uit in het beginnen van een mannenpraatgroep, die onder andere in samenwerking met de vrouwelijke studenten een aantal hedendaagse emancipatie-aspekten wit gaan bespreken.

Tht great eqllalize!" De afdeling Onderwijssociologie van de Katho­lieke Universiteit van Nijmegen heeft onlangs het rapport '0nderwijs in Nederland' het licht doen zien. Daarin kornt onder andere naar voren, dat mavo­en havo-onderwijs relatief door meer vrouwen dan mannen wordt bezocht, maar helaas is het voor die, meisjes meer dan voor de jongens, eindonderwijs.

De onderzoekers mer ken op, dat vrouwen 'pri­mair worden opgeleid voor de huwelijksmarkt. Met andere woorden: in het onderwijs worden aan vrouwen normen, waarden en vaardigheden

aangeleerd, die gericht zijn op het vervullen van een spilfunktie in het gezin alsmede op de zorg voor echtgenoot en kinderen. Dit heeft tot gevolg, dat vrouwen in het onder­wijs weinig gelegenheid krijgen zich die intellek­tuele of technische vaardigheden eigen te maken welke een eerste vereiste vormen voor een ade­kwate beroepsuitoefening, also ok voor een posi­tieve opbouw van een beroepsloopbaan via erva­ring en kennis opgedaan in het arbeidsproces of via andere scholingsmogelijkheden' aldus de sa­mens tellers van het rapport. Wanneer vrouwen bepaalde beroepswerkzaamheden gaan verrich­ten is de kans daarom groot, dat zij in de zoge­naamde sekundaire banen terecht komen, banen die slechts elementaire vaardigheden vereisen en die worden gekenmerkt door instabiele werkge­legenheid, weinig kansen om vooruit te komen en vaak lage lonen. Veel werk in de adminstratieve sektor bijvoor­beeld wordt door vrouwen gedaan. Echter, dit zijn dan de banen in de lagere regionen: leiding gegeven wordt er in die sektor maar door onge­veer 4% vrouwen. Er is iiberhaupt maar 5% vrouwen te vinden in de kategorie 'toezicht hou­den en leiding geven'. De onderzoekers beslui­ten het rapport met de woorden: 'de naieve visie op het onderwijs als 'the great equalizer' achten wij gelogenstraft'. (Bron: KU-nieuws, 11-9-'81)

we praet WC-deuren en -muren zijn reeds lang een onuit­puttelijke bron van inspiratie en informatie. Ja­renlang was het genoegen van Itesvermaak tij· dens de WC-gang slechts a2n rnannen voorbe­houden. Edoch, ook op dit pum heeft de vrou­wenemancipatie doorgezet, getuigt de da­menstoiletten tussell de [wee tentarnenzalen op de eerste verdieping. Enkele maandm gel eden wera de eerste penne­vrucht gesignaleerd, nu cijn de deuren geheel volgekrabbeld. Ec:n korte inventarisatit van al deze graffiti.

Behalve degenen, die schreven: '1\bortus vrij', 'Liever lesbies', 'ik hou van Janneke' en 'lk vind vrouwen 66k lief laten ook enkele meer poetisch aangelegde voorstandsters van homoseksuele liefde van zich horen: 'Liever levend lesbies Dan dood 1Iormaal' en 'A woman without a man Is like a fish without a bicycle '. Een ander laat in het midden wat ze liever heeft: 'Ieder zijn meug, zei de boer, en hli zoende zlin var­kens'.

Maar men komt ook krachtiger uitspraken te­gen: 'Meer zon, minder mannen'. Reaktie: 'aile pot­ten in de pannen'. Een heel serieuze is 'omge­keerd seksisme is net zo erg. Misschien nog wei er­ger, want we hadden van un fouten moeten leren '. Aan verkrachters wordt de oorlog verklaard: 'Women Against Rape'.

Ook tentamens doen blijkt een eeuwigdurende bron van ergemis en frustratie: 'Alweer gezakt. Enfin, we leven nog, met de nadruk op nog'. Een vervolgverhaal: 'Frustrerende bedoening, zo'n tentamen. In deze zaal met 300 mensen ken ik er geen een'. Dit ontlokt de volgende reakties: 'In

299 gevallen is dat maar goed ook', 'Zeker nogal achter op je studieprogramma?' waama iemand zeer boos schrijft 'Wat een lulopmerking', refe­rerend aan de gedachte dat vooral mannen dit soort opmerkingen plaatsen.

Seks blijkt nog het meest te leiden tot het tevoor­schijn halen van schrijfmateriaal. De sticker 'Als een meisje nee zegt dan bedoelt ze nee' wordt meermalen beklad, en niet altijd even verstan­dig: 'Als een meisje nee zegt bedoelt ze neem me' en nog meer van dit soort ongelukkige verande­ringen.

Op de deur, die volstaat met zinsneden aangaan­de het neuken ('heteroseks = gedwongen om­gang = neukdwang' etc.) in grote letters ook de vraag: 'Ben jij ook al radio-aktief?' Behalve hoogstwaarschijnlijk de schoonmaak­ploeg is in ieder geval een vrouw niet enthousiast over bovengenoemde kreaties van de menselijke geest; zij konkludeert, dat 'deze deur inspiratie mist'.

NOOR

Slappe zakken N aar aan1eiding van de krisis in het Bestuur eh de Raadsvergadering waarin de krisis besproken werd, wil ik een aantal opmerkingen maken over de manier van werken van de docentenfrakties. Allereerst dit: Aile docentleden van de Raad wisten ( of had den kunnen weten) vrij snel na het aftreden van mijnheer Venekarnp als dekaan van de Fakulteit van de moeilijkheden in het Bestuur. Toch heeft het twee weken moeten du­ren ( tot aan de bezetting van de kamer van Co-' sijn), voordat de docentleden van de Raad ook maar iets van zich lieten horen. Het had me toch vrij normaal geleken als zij de vraag van studen­ten om een raadsvergadering over de problemen in woord en daad hadden gesteund. Of weers pie­gelt deze afwachtende houding nu 'de groter ver­antwoordelijkheid' en 'deskundigheid' die moet rechtvaardigen dat docenten de toekomst ten koste van de stem van studenten weer alles voor het zeggen krijgen. Helemaal van den gekke wordt het als, nadat door akties van studenten de Raad eindelijk voorgelicht wordt over de problemen, ter verga­dering diezelfde docenten weigeren zich in de in­houdelijke problemen te verdiepen en onder aan­voering van De Jong het hoofd van het student­bestuurslid eisen om 'schoon schip te maken'. Met een {hSSf; ploeg opnieuw beginnen zal het motto zijn geweest. Doormodderen met de bestaande onduidelijke bevoegdheidsverdeling lijkt meer van toepassing. De nu gekozen oplossing van commissie van goede diensten is, hoewel beter dan niets, in feite een zelfde soort afschuiven van verantwoorde­lijkheid. De Raad ( de docenten daarin) weigert nog steeds zelf de diskussie met het Bestuur, of wat daar van over is ( vooral het adviseursappa­raat), aan te gaan over de bevoegdheidsverde­ling. Een commissie van goede diensten sugge­reert dat het gaat om het oplossen van problemen in de sfeer van de persoonlijke verhoudingen. Het is te hopen dat de commissie de politi eke achtergronden van de krisis op de tafel van de Raad krijgt; Met deze opstelling zijn docentleden zelf de oor­zaak van de huidige onduidelijkheid. Want dui­delijkheid kan maar een ding betekenen: de Raad is in aile gevallen het hoogste orgaan en dient zich dat te beseffen.

Coen Teulings

17

Page 19: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

Klynveld Kraayenhof &-eO. ACCOUNTANTS

Wij zijn een internationaal georienteerd accountants­kantoor met vestigingen in binnen- en buitenland .

Op verschillende kantoren in Nederland is plaats en toekomst voor

• Jonge bedrijfseconomen die registeraccountant willen worden.

In een op dienstverlening ingestelde flexibele organisatie krijgen zij de gelegenheid een brede ervaring op hoog professioneel niveau op te doen .

De sterk gevarieerde controle- en adviesopdrachten worden in veelal kleine teams uitgevoerd. In combinatie met een intensieve begeleiding door werkoverleg, interne opleidingen en vaktechnische ondersteuning vanuit het Directoraat Vaktechniek, biedt dit een reele mogelijkheid snel een interessant vak te leren.

De loopbaanb~geleiding is gericht op interne promotie naar functies op hoog niveau in Nederland en in het buitenland.

Naast vakbekwaamheid in ruime zin kunnen als functie-eisen onder meer genoemd worden : analytische aanleg, communicatief vermogen, representativiteit en spankracht.

Ge'interesseerden verzoeken wij een orienterend gesprek aan te vragen bij de heer C. Brandenburg, hoofd van onze afdeling Personeelszaken, Prinses Irenestraat 59, 1077 WV Amsterdam, telefoon 020 - 54 10541 .

Amsterdam Almere Amersfoort Apeldoorn Arnhem Breda Deventer Doetinchem Dordrecht Drachten Eindhoven 's-Gravenhage Groningen Haarlem Heerlen Hengelo 's-Hertogenbosch Hoorn Leeuwarden Middelburg Nijmegen Rotterdam Utrecht Zwolle Antwerpen Barcelona Brussel Dusseldorf Hamburg Londen Madrid Milaan Parijs Zug Zurich Bo~ota Buenos Aires Sint Maarten (Ned. Antillen) Cura9ao Jakarta Montevideo New York Paramaribo Rio de Janeiro Salvador Sao Paulo.

Page 20: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

TEN EINDE RAAD 115e, 116e en 117e Fakulteitsvergadering Commissies Benoemd zijn door de Raad: Prof. Boukema in de Raad van Beheer van Rostra, Mevr. Marijke Zewuster en drs. Jos de Beus in de Kandidaatsraad, .drs. Koenders in de Commissie Avondopleiding, drs. Jos de Beus, drs.R. de Klerk, Everhard van den Brakel en Fons de Vries in de Onderwijs Commissie, drs. van der HOTst in de Commissie Colloquium Doc­tum, drs.Porsius, drs. Dorsman, drs. De Cam­peaux, drs.Schrama, drs. van Nieuwburg, drs. van der Voort, Derk Kappelle en Michiel Leven­bach in de Commissie Computergebruik, Marjon Brandenbarg in de Commissie voor de Weten­schapsbeoefening, en Meinte Ringia en Chan Ling Yong in de Commissie Gastcolleges. In de Benoemings commissie Open bare Financiiin zijn benoemd: Prof. Ankum, prof. Hartog, prof. Driehuis, prof. Ellman, prof. Brlill, drs. Reuten, drs. de Beus, Rob Alessie, Clemens Lutz en Piet de Vrije. In de Programmacommissie: drs. Koster, drs. Kampert, drs. Klijn, drs. van der Voort, mevr. drs. Oly, van Geet, Odink, de Klerk, Kapoen, Gert Grift, Derk Kappelle, Ad van Kboten, Dick van Nes, Coen Teulings en Han van Wi;k. Prof. Verburg is voorzitter, Hans Oostendorp ambtelijk secretaris, Morreau en van Gelder zijn adviseur en Dick van Nes is kandidaatassistent van de commissie. In de commissie van goede diensten: Prof. Bouke­ma, prof. Klant en Ferd Crone. Tenslotte heeft de Raad de Onderzoekscommis­sie verzocht een Stuurgroep Tweede Geldstroom in te stellen.

Beroep tegen uitslag tentamen De student Dick Betlem diende bij de Fakulteits­raad een beroep in tegen de uitslag van het tent a­men voortgezet boekhouden. Hij wilde hiermee protesteren tegen het feit dat hij voor een dee I van het tentamen lager dan overeenkomstig zijn presta tie was beoordeeld omdat hij de colleges die betrekking hadden op een ander dee I van het tentamen niet had gevolgd. Nog voor een snel in­gestelde commissie aan de slagkon gaan, werd door de betrokken docent de beoordeling van het tent amen herzien. Dick Betlem kreeg een vol­doende en trok zijn beroep in. Studemen die in het vervolg in beroep willen gaan tegen een tentamen uitslag, of tegen een be­handeling tijdens een tentamen, kunnen voor­taan niet meer bij de Fakulteitsraad terecht. Per september 1981 is er een centrale universitaire commissie van beroep.

Open Fakulteit Ekonomie De Fakulteit gaat onderzoeken in hoeverre de mogelijkheid bestaat om hier een Open Fakulteit Ekonomie te starten. Open Fakulteit wil zeggen, onderwijs op afstand, meestal voornamenlijk schriftelijk onderwijs. Omdat er in Heerlen een Open Universiteit van start gaat zal de Fakulteit proberen daarbinnen te participeren.

Introduktie 82/83 De datum voor de introduktie 82/83 is vast­gesteld op 6 tot 10 september 1982.

Rostra Voortaan kunnen redakteuren van Rostra een verzoek indienen bij de doctoraal-examencom­missie om vri;stelling te kri;gen voor een bepaald onderdeel van hun studie op grond van redaktie­werkzaamheden voor Rostra.

Kandidaatskrant Zo'n 20 studenten uit het kandidaats hadden bij de Raad een verzoek ingediend voor de subsidie voor een kandidaatskrant. Omdat aile docent en tegen de subsidieaanvraag stemden, staakten tot drie maal toe de stemmen in de Raad en werd het verzoek afgewezen.

Struktuurrapport Openbare Financien Ter opvolging van de heer Goedhart za! e·r ge­zocht moeten worden naar cen nieuwe hoogle­raar openbare financien. De Fakulteitsraad heeft besloten dat de nieuwe hoogleraar zich meer dan voorheen bezig moet houden met de theoretische kanten van het vakgebied, dit naast kapaciteiten op het gebied van empirisch, institutioneel en beleidsgericht onderzoek.

Professoren Benoemd aan onze Fakulteit zi;n: Prof. Bindinga en Prof. Maes, be ide in de Vakgroep Bedri;fsin­formatika en Accountancy. De voordracht voor een nieuw te benoemen hoogleraar IEB is door het College van Bestuur doorgestuurd naar Den Haag.

Groepsgrootte De studenten van de Aktiegroep Ekonomen heb­ben het bestuur gevraagd er alles aan te doen om te voorkomen dat de groepsgrootte voor de pro­pedeuse werkgroepen niet groter wordt dan de toegestane 25 mensen. Dit is dit jaar extra van belang nu het referatensysteem voor de eerste maa! van start gaat. In de kandidaatswerkgroe­pen mag de omvang van de groepen niet groter zi;n dan 30 personen.

Infonnatika De variant bestuurlijke informatika is door de raad gesanctioneerd. Wei is er daarbtj een voor­waarde gesteld.

Kernwapens Een verzoek aan de Raad een standpunt in te ne­men tegen de nieuwe kernwapens werd door de meeste leden van de Raad niet ingewilligd. Van de kant van de AGE werd verwezen naar de kon­klusie die op de Universiteit is getrokken na de WO II, namenlijk dat je als universiteit op een bepaald moment, als het gaat om levens­vraagstukken, positie moet kiezen. Van de kant van IKV wordt erop gewezen dat instellingen een belangrijke rol spelen in de besluitvor­mingsprocessen. Zij menen dat, nu de meerder­heid van de nederlandse bevolking tegen kern­wapens is, de instellingen de plicht hebben de besluitvorming overeenkomstig die afwijzende houding van de bevolking, te beinvloeden door zich tegen kernwapens uit te spreken.

Bestuurcrises Voor het eerst in de geschiedenis van de Fakul­teit heeft een adviseur van het bestuur gepro­beerd het studentlid van het bestuur te wippen. Het verwijt aan het adres van het student­bestuurlid was dat hij een besluit van de krediet­beheerde openbaar had gemaakt. Op de achter­grond speelden in het bestuur verschillen van mening over openbaarheid van bestuur, infor­matierecht van bestuurs- en raadsleden ( vnl. de studentleden), de verhouding tussen de raad en het bestuur en de verhouding tussen het bestuur en haar adviseurs. De docenten in het bestuur en in de Raad kozen aanvankelijk voor de 'oplos­sing' die ervan uitging dat het studentlid van het bestuur zijn positie ter beschikking zou stellen. De studenten van de AGE en de Obas in de Raad waren het daar niet mee eens. Zij meenden dat het openbaar maken van een besluit van de kre­dietbeheerder, die bovendien niet onder het fa­kulteitsbestuur valt, geen overtreding is van de rege!s van vertrouwelijkheid van bestuur. Zij p1eitten ervoor om de achtergronden van de bestuurscrises op te lossen, door de verhouding adviseurs van het bestuur - en bestuur, de open­baarheid van bestuur en problemen in het per so­nele vlak beter te regelen. Uiteindelijk bleefhet studentbestuurslid als enige bestuurslid over en werden er twee interim-bestuursleden benoemd, t.w. prof. van Philips en drs. Koenders. Tevens werd er een commissie van goede diensten in­geste!d die tot taak kreeg oplossingen aan te dra­gen voor de door de studenten genoemde proble­men.

Fonnatie voor het doctoraalonderwijs De raad is ermee akkoord gegaan dat vakgroepen die kiezen voor een meer onderwijsintensieve vorm van college geven in het. doctoraal, hier­voor ook beloond kunnen worden door het 'ex­tra' toerekenen van formatie. Wei moet dan via de Onderwijscommissie en de Fakulteitsraad duideli;k gemaakt worden dat het uitbreiden van het aantal collegeuren geschiedt op onderwijs­kundige gronden. Uiteindelijk zal de regeling er­op neer kunnen komen dat de verde ling van de formatie over de vakgroepen, ( forma tie die door de bezuiniging elk ;aar minder wordt) iets ander komt te liggen.

Piet de Vrije

19

Page 21: 1981 - Nummer 90 - oktober 1981

SCHE-L TEMA HO~KEMA VERM-EULEN -B.V. -Sinds 1 maart 1981 met een sterk uitgebreide afdeling

economische wetenschappen voor een ruime keuze op het gebied van: accountancy, financiering, automatisering, marketing,

organisatie, economie en geografie.

I. Siedman, P. Sweezy a.o. The value controversy. Verso, 1981 , 32,85 J.J. Servan-Schreiber· De uitdaging . Haalt Europa het jaar 2000? Orion & Gottmer, 1981 , 39,90 J.K. Galbraith· A life in our times. Memoirs. Houghton Miffli(l, 1981 , 62,40 J.F. Smith· The coming currency collapse and what you can do about it. Bantam 1980 , 14,85 Andre Gunder Frank - Crisis in the world economy. Heinemann, 1980 , 32,85 J.D. Hey - Economics in equilibrium. M. Robinson , 1981 , 104,10 F.H. Goudswaard - Departementale keuzefunctie . Enkele welvaartstheore· tische en bestuurskundige aspecten van de dep. financiele functie . Stenfert Kroese, 1981 , 35,10 L.U. de Sitter - Op weg naar nieuwe kantoren en fabrieken . Kluwer, 1981 , 48,00 J.M.R. Heemstra - Nieuwe zakelijk-heid . Scenario voor zinvol en doeltref-fend organiseren . Kluwer/Nlve, 1981 , 69,00 S.W. Douma - Ondernemingsfinancie-ring en overheidssteun . Stenfert Kroese, 1981 , 67,50 P.M. Verboom - Het valutabeleid in de internationale ondernem ing . S.M.D., 1981 , 49,50 N. Schoenmaker e.a. - Deeltijdarbeid in het bedrijf. Samsom, 1981 , 27,50 F.W. Vlotman - Doelmatige plannings-

~~~~~~~Nive , 1981 '44,50 scheltemo holkemo vermeulen bv boekverkopers sede t 18 :3 spui 10 1012 WZ amsterdam holland tel. 020 - 26 72 12