30
15-09-2012 csm/261 5. Beroepsprofiel Het Verbond van natuurgeneeskundig therapeuten per 15 september 2012

Beroepsprofiel Het Verbond 2012

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Beroepsprofiel Paranormaal Therapeut

Citation preview

Page 1: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

15-09-2012

csm/261

5. Beroepsprofiel

Het Verbond van

natuurgeneeskundig therapeuten

per 15 september 2012

Page 2: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 1

15-09-2012/csm/261

Inhoudsopgave

1. Inleiding ................................................................................................................... 2

2. Functieomschrijving ................................................................................................. 4

2.1 Functie-inhoud ............................................................................................................................. 4 2.2 Functie-eisen en registratiecriteria .............................................................................................. 8

3. Taakgebieden en taken ........................................................................................... 9

3.1 Verlenen van de beroepsspecifieke zorg ................................................................................... 9

4. Competenties natuurgeneeskundige therapeut ..................................................... 13

4.1 Algemene begripsomschrijving competenties .......................................................................... 13 4.2 Begripsomschrijving competenties therapeut .......................................................................... 13 4.3 Competenties vanuit de specifieke beroepsgroep natuurgeneeskundige therapie ................. 16 4.4 Competenties vanuit het hbo-karakter van de opleiding .......................................................... 17 4.5 Competenties vanuit de rollen van de therapeut ...................................................................... 18 4.6 Competenties vanuit de kwaliteitszorg ..................................................................................... 19

Bijlage 1: Definitie en terminologie ............................................................................ 20

Bijlage 2: Geschiedenis ............................................................................................. 23

Bijlage 3: Filosofische en wetenschappelijke implicaties ........................................... 24

Bijlage 4: Relevante opleidingen en organisaties ...................................................... 27

Noten ....................................................................................................................... 28

Page 3: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 2

15-09-2012/csm/261

1. Inleiding

Met genoegen bieden wij hiermee het Beroepsprofiel van de natuurgeneeskundig therapeut met als

specialisatie paranormale therapie aan. Kijk voor een definitie van de term “beroepsprofiel” op pagina

28, noot 1.

In de geschiedenis van de moderne natuurgeneeswijze is dit niet de eerste poging om deze

beroepsinhoud systematisch te beschrijven.

Allereerst dient hier het werk van dr. J.T.M. Attevelt genoemd te worden: Beroepsprofiel paranormaal

genezer (Het Johan Borgman Fonds, 1993). Voor het eerst wordt hier in de Nederlandse geschiedenis,

en naar alle waarschijnlijkheid als een mondiale primeur, een empirische en statistische beschrijving

gegeven van de werkzaamheden van de therapeut. Dit gebeurt op basis van een uitvoerige enquête

onder 293 therapeuten, aangesloten bij 10 toenmalige beroepsorganisaties, zijnde 38 % van het totale

aantal aangesloten beroepsbeoefenaren. Attevelt voegt aan zijn onderzoeksresultaten een summiere

Schets van een beroepsprofiel toe (pag. 137 e.v.). die als een eerste raamwerk gezien kan worden

waarbinnen verdere ontwikkelingen op dit gebied plaats konden vinden.

Eén van de gehoorde kritiekpunten op dit beroepsprofiel was, dat de beroepsidentiteit hier niet

voldoende in tot uitdrukking zou komen.

Een hierop volgende publicatie probeerde in deze leemte te voorzien: HBO-PT Beroepsopleiding

therapeuten op HBO-niveau. Voorstudie en ontwerp door F.M. Honigh en J.A. Sluys (Het Johan

Borgman Fonds, 1995). In deze studie werd een globale beschrijving gegeven van de historische,

filosofische, culturele en wetenschappelijke aspecten van dit beroep als een basis om tot een voorlopig

opleidingsprofiel te komen. In dit beroepsprofiel van Het Verbond wordt van deze

achtergrondinformatie opnieuw gebruik gemaakt.

Deze beide publicaties van Het Johan Borgman Fonds hebben een historische rol gespeeld in de

verdere ontwikkeling van de paranormale therapie.

In 1997 heeft de beroepsvereniging LVNG (landelijke Vereniging Natuurlijke Geneeswijzen) een

Beroepsprofiel van de therapeut het licht doen zien, waarbij werd aangehaakt op het eerdergenoemde

opleidingsprofiel, maar hierin kwam nadrukkelijker de beroepsinhoud in technische zin naar voren. In

de technische zin van het woord kan men deze publicatie als het eerste beroepsprofiel op dit terrein

beschouwen.

In dit verband mogen de projecten 'kwaliteitsbeleid' in het kader van het CBO (Centraal Begeleidings

Orgaan voor intercollegiale toetsing, het zgn. OKAB-project: Ondersteuning Kwaliteitszorg Alternatieve

Behandel- en geneeswijzen) en NIVEL niet ongenoemd blijven. De koepel Het Verbond heeft op 30

oktober 1999 geparticipeerd in een CBO-project 'kwaliteitsbeleid', hetgeen opnieuw een stimulans op

dit gebied betekende.

Het Beroepsprofiel kreeg in dat kader bijzondere aandacht: in 1999 is door het CBO een algemeen

'Raamwerk Beroepsprofiel' gepubliceerd, waarop deels wordt teruggegrepen. Eveneens hebben de

recente activiteiten van de Consumentenbond (kwaliteitstoetsing) zeker bijgedragen tot een verhoogd

kwaliteitsbewustzijn in de beroepsorganisaties op dit gebied.

Het is vermeldenswaard, dat beroepsopleidingen op het gebied van paranormale geneeswijze positief

scoorden in het kwaliteitsonderzoek van de Consumentenbond (1999) (2).

Inmiddels is er in het beroepsveld van de paranormale therapie een verheugende ontwikkeling naar

samenwerking en professionalisering op gang gekomen. Dit vindt zijn neerslag in de activiteiten van de

koepelorganisatie Het Verbond van Natuurgeneeskundig Therapeuten. Dit federatief verband streeft

ernaar de maatschappelijke doelstelling van erkenning en professionalisering van dit beroep op een

verantwoorde wijze gestalte te geven. Daarbij wordt aangesloten op de verwachtingen die er in de

maatschappij ten aanzien van deze beroepsgroep leven.

Page 4: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond

15-09-2012 csm/261 3

In aansluiting op het rapport Advies Beroepsuitoefening en opleidingen alternatieve geneeswijzen van

de Nationale Raad Volksgezondheid (Zoetermeer, 1990) en het eerdergenoemde opleidingsprofiel

heeft Het Verbond in 2001 het HBO-niveau als verplicht niveau van beroepskwalificatie gesteld voor

nieuw toetredende beroepsleden. Dit kan, gezien de decennia durende ontwikkeling op dit gebied, als

een historische stap gezien worden.

Om de beleidstrend van erkenning, maatschappelijke integratie en professionalisering verder in te

kaderen en richting te geven publiceert Het Verbond bij deze een beroepsprofiel voor de

natuurgeneeskundig therapeut, uitgaande van het HBO-niveau, het zgn. 'eerste deskundigheids-

niveau', waarbij de therapeut zich als een zelfstandig hulpverlener in het kader van de

gezondheidszorg manifesteert(3).

Het Verbond van natuurgeneeskundig therapeuten is een fusie van de beroepsvereningen NFPN,

NVGN en de VAG. Deze fusie is tot stand gekomen na een jarenlange nauwe samenwerking als

koepelorganisatie. Dit beroepsprofiel is een systematische en instrumentele beschrijving van het

vakgebied. Bedoeld voor de beroepsorganisaties en de bij hen aangesloten beroepsbeoefenaren,

maar tevens naar het beroepsonderwijs op dit gebied, de cliënten/consumentenorganisaties en de

zorgverzekeraars.

De basis voor dit beroepsprofiel is in eerste instantie in de jaren negentig gelegd door de heren Appie

de Groot, Frans Honigh en Jacques Theunissen. Zij zijn de medegrondleggers geweest voor Het

Verbond een samenwerking verband van beroepsverenigingen.

Dit heeft geleid nu tot een fusie per 1 juli 2011.

En gaan de verenigingen verder in één beroepsorganisatie onder de naam Het Verbond van

natuurgeneeskundig therapeuten.

Het beroepsprofiel is uitgewerkt tot een hedendaags document dat een goede weersslag geeft van het

werkgebied.Het is daarom, dat wij u met veel genoegen dit Beroepsprofiel Natuurgeneeskundig

Therapeuten aanbieden.

Namens het bestuur

Het Verbond

september 2012

Page 5: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 4

15-09-2012/csm/261

2. Functieomschrijving

2.1 Functie-inhoud

2.1.1 Inleiding

Onder de functie van therapeut wordt verstaan het geheel van verantwoordelijkheden, bevoegdheden

en taken van een therapeut binnen de gezondheidszorg.

De therapie is een autonome behandel- en begeleidingsmethode en overziet het terrein van

gezondheid en ziekte in hoofdlijnen.

De therapeut kan direct en zelfstandig worden geconsulteerd; ook kan doorverwijzing plaatsvinden

door andere zorgverleners uit de verschillende lijnen van de gezondheidszorg.

In het complexe systeem van de zorgverlenende sector is de plaats van de therapeut niet binnen één

lijn onder te brengen, maar kent aspecten van de diverse lijnen (eerste- en tweedelijns zorgverlening).

Een therapeut werkt afhankelijk van de individuele cliënt in één lijn of in combinaties van deze lijnen.

De therapeut staat binnen de zorgverlening in relatie tot anderen: de zorgvragende zelf, zijn omgeving

en andere zorgverleners, onder wie collegae therapeuten.

De therapeut kan individueel en binnen een groepspraktijk functioneren.

2.1.2 De doelgroep van de therapeut

De therapeut behandelt in principe iedereen, ongeacht leeftijd, levensfase, sociale en economische

status, opleiding, cultuur, ras, sekse en levensovertuiging.

2.1.3 De wijze van zorg verlenen

De therapeut geeft aan de individuele cliënt persoonlijke, integrale, continue, directe, permanente en

ambulante zorg:

a. De zorgverlening van de therapeut is persoonlijk vanwege de directe relatie tussen de cliënt en de

therapeut en vanwege de afstemming van de behandeling op de individualiteit van de cliënt.

b. De zorgverlening van de therapeut is integraal in die zin dat de spirituele, mentale, emotionele en

fysieke aspecten van de cliënt worden geïntegreerd. De cliënt wordt benaderd en behandeld in

zijn totaliteit, tevens wordt ook aandacht besteed aan de subjectieve wijze waarop de cliënt zijn

situatie beleeft. De therapeut helpt de cliënt het zelfgenezend vermogen te activeren. De therapeut

helpt de cliënt het vermogen om de problemen zelf op te lossen te vergroten, zodanig dat de cliënt

in de toekomst in staat is de balans op eigen kracht in evenwicht te houden.

Page 6: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond

15-09-2012 csm/261 5

c. De zorgverlening van de therapeut is continu. Dit betekent dat de zorgverlening zich over een

langere periode uitstrekt, vanaf de eerste zorgvraag tot het moment dat de cliënt geheel of zoveel

mogelijk vrij van klachten is. (dit moment is in onderling overleg tussen cliënt en therapeut te

bepalen)

De duur van de behandeling is afhankelijk van diverse factoren:

- De aard van de klachten (acuut of chronisch)

- Of er sprake is van meerdere klachten

- De tijd tussen het ontstaan van de klachten en de behandeling

- De zelfwerkzaamheid van de cliënt

- De mogelijkheden van de therapeut.

Aandacht voor de levensloop, de ziektegeschiedenis (individueel en familiair), vroegere, huidige

en mogelijk toekomstige ontwikkelingen is inherent aan de therapeutische behandeling. Waar

nodig, zal de therapeut samenwerking zoeken met andere hulpverlening.

d. De zorgverlening is direct. Dit betekent dat direct overleg mogelijk is. Na dit overleg kan

behandeling plaatsvinden of kan voor behandeling een afspraak gemaakt worden.

e. De zorgverlening is permanent in die zin dat de therapeut zorg dient te dragen voor adequate

bereikbaarheid en een goede waarnemingsregeling.

f. De zorgverlening is mobiel in die zin dat de cliënt en de therapeut mobiel zijn ten opzichte van

elkaar. In het algemeen bezoekt de cliënt de praktijk van de therapeut, incidenteel komt het voor

dat de therapeut de cliënt bezoekt.

2.1.4 Grenzen aan de zorgverlening

De therapeut gaat bij de zorgverlening niet verder dan die zorg, die noodzakelijk is voor de

therapeutische behandeling.

2.1.4.a Wetgeving

De therapeut dient zich te houden aan de wetgeving die van toepassing is op het werkterrein van de

therapeut:

- Wet BIG (Beroepsuitoefening Individuele Gezondheidszorg)

Door de komst van de wet BIG mag in principe iedereen handelingen op het gebied van de

gezondheidszorg verrichten. Belangrijk is de omschrijving van het deskundigheidsterrein waarop de

beroepsbeoefenaar werkzaam is.

Strafbaar is onder andere:

Het onbevoegd uitvoeren van een voorbehouden handeling, te weten: heelkundige handelingen,

verloskundige handelingen, catheterisaties en endoscopieën, puncties en injecties, narcose,

gebruik van radioactieve stoffen en ioniserende straling, cardioversie, defibrillatie, elektroshock,

steenvergruizing, kunstmatige fertilisatie.

Vuistregel is: onbekwaam betekent onbevoegd !

Het opdragen van een voorgehouden handeling zonder aan de voorwaarden te voldoen.

Het veroorzaken van (een aanmerkelijke kans) op schade aan de gezondheid.

Het onrechtmatig voeren van een beschermde wettelijke titel. Het risico van het werkterrein van de

therapeut valt onder de onder de bepaling "het veroorzaken van (een aanmerkelijke) kans op

schade aan de gezondheid". Dus ook het nalaten om op te treden, bijvoorbeeld niet doorverwijzen

indien dat wel geïndiceerd is, valt hieronder.

Page 7: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 6

15-09-2012/csm/261

- Wet WGBO (Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst)

De therapeut dient toestemming te hebben van de cliënt in geval er informatie over de cliënt aan

derden wordt verschaft.

In geval van waarneming is de therapeut wel gerechtigd informatie van de cliënt aan de

waarnemer te verstrekken.

De therapeut licht de cliënt duidelijk in over wat het therapeutisch onderzoek en de behandeling

behelst, plus de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen. Bij kinderen onder de twaalf jaar

dient dit te gebeuren conform hun bevattingsvermogen.

De therapeut dient de cliënt te informeren over eventuele risico's van de behandeling.

De therapeut dient de cliënt te informeren over eventuele andere in aanmerking komende

behandelingsmethoden.

Wil de cliënt niet geïnformeerd worden dan kan de therapeut dit achterwege laten behalve als het

belang van de cliënt hierdoor ernstig schade zou lijden.

De cliënt dient toestemming te geven voor verrichtingen voortvloeiend uit de behande-

lingsovereenkomst.

Bij kinderen onder de twaalf jaar dienen de ouders of voogd toestemming te geven voor de

behandeling. Bij kinderen van 12 tot 16 jaar dienen de ouders in te stemmen met de behandeling,

weigeren zij dit maar blijft het kind in de behandelwens volharden en is het voor diens welzijn

nodig, dan kan er alsnog behandeld worden. Cliënten van 16 jaar en ouder zijn bekwaam een

behandelingsovereenkomst met de therapeut aan te gaan.

Een behandelingsovereenkomst waarin diagnose, doel, aard en verwachtingen van de behande-

ling worden aangegeven en die ondertekend is door de cliënt of zijn/haar vertegenwoordigers, is

een voorwaarde voor behandeling.

-Wetboek van Strafrecht, art. 272

Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt,

beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren,

opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van

de vierde categorie.

- WBP (Wet Bescherming Persoonsgegevens)

De therapeut meldt de cliënt wat hij/zij met de verzamelde gegevens doet. De therapeut mag

alleen die gegevens verzamelen en verwerken die noodzakelijk zijn voor de behandeling. De cliënt

heeft het recht de geregistreerde gegevens betrekking hebbende op zijn/haar persoon in te zien en

indien nodig te corrigeren.

- Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector

De therapeut die de cliënt schade toebrengt doordat de therapeut zich niet aan de

functieomschrijving of de beroepscode houdt, kan door de klachtencommissie, het tuchtcollege

en/of door de civiele of strafrechter ter verantwoording worden geroepen.

2.1.4.b Beroepscode

Het is de verantwoordelijkheid van de therapeut zich te houden aan het gestelde in de

functieomschrijving en dit te realiseren door te voldoen aan de in dit beroepsprofiel beschreven

beroepstaken. Tevens is de therapeut aanspreekbaar op het naleven van de beroepscode van ethiek

en gedrag van de beroepsvereniging waarbij de therapeut is aangesloten.

Page 8: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond

15-09-2012 csm/261 7

2.1.4.c Keuze cliënt

De therapeut is verantwoordelijk voor de therapeutische behandeling. Hij/zij is niet verantwoordelijk

voor de keuze van de cliënt om zich volgens de therapie te laten behandelen. Het is de

verantwoordelijkheid van de therapeut de cliënt op de hoogte te houden van de eventuele reacties op

de behandeling. De therapeut kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor het verloop van de

behandeling, indien de cliënt de behandelingsvoorschriften niet naleeft. Tevens kan de therapeut niet

verantwoordelijk worden gesteld voor de leefwijze van de cliënt en de daaruit voortvloeiende gevolgen

voor de behandeling.

2.1.4.d Beëindiging behandeling

De verantwoordelijkheid van de therapeut houdt op zodra de behandeling door de cliënt of de

therapeut wordt beëindigd of zodra bij doorverwijzing of waarneming de behandeling door een andere

zorgverlener wordt overgenomen".

2.1.4e Consultatie arts

De therapeut start pas een therapie met een cliënt indien de cliënt een arts geconsulteerd heeft en

deze een diagnose heeft gesteld.

2.1.4.f Medicatie

De therapeut mag geen medicatie veranderen die de cliënt van een behandelend arts of specialist

voorgeschreven heeft. Alleen in overleg met de specialist of arts kan de cliënt veranderingen

aanbrengen in de medicatie.

Indien de cliënt zelf kiest voor veranderingen in de medicatie dan is dit niet de verantwoordelijkheid van

de therapeut.

2.1.4.g Eigen mogelijkheden en beperkingen

Het is van groot belang dat de therapeut de eigen mogelijkheden en beperkingen t.a.v. de klachten van

de cliënt onderkent en geen irreële verwachtingen schept over de resultaten van de behandeling.

2.1.4.i Meldingsplicht

De therapeut heeft een meldingsplicht aangaande overdraagbare aandoeningen conform de

wetgeving.

2.1.5 De therapeutische behandeling

De filosofie en de werkwijze van de therapeut staan uitgebreid beschreven in dit beroepsprofiel.

De therapeut behandelt geen ziekten maar hij behandelt de totale cliënt.

De therapeut gaat over tot het behandelen van een cliënt wanneer het totaalbeeld van de cliënt op

spiritueel, mentaal, emotioneel en fysiek niveau adequaat kan worden behandeld.

Het behoort tot het werkterrein van de therapeut de cliënt inzichten te geven ten aanzien van het

persoonlijk proces zodat de cliënt de mogelijkheid krijgt tot bewustwording en persoonlijke groei.

De behandeling door de therapeut kan preventief, curatief en palliatief zijn. De therapeut behandelt de

cliënt met acute of chronische symptoombeelden indien de aard van de symptomen zodanig is dat

behandeling door hem, naar zijn inzicht, verantwoord is.

De therapeut behandelt consultatief, voor het consult wordt in het algemeen een afspraak gemaakt.

Page 9: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 8

15-09-2012/csm/261

2.1.5.a Preventie

De therapeut bevordert de preventie van ziekten en aandoeningen door:

Adequate behandeling van de cliënt, dit voorkomt de ontwikkeling naar een verstoring op

dieper niveau.

Het signaleren van gewoonten en ontwikkelingen die de gezondheid kunnen beïnvloeden.

De therapeut geeft gevraagd en, in die gevallen waarin zijn inzicht daartoe aanleiding geeft,

ongevraagd, voorlichting op het gebied van preventie aan individuen en groepen. De therapeut

stimuleert het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de cliënt en hij stimuleert in dit kader de

zelfzorg.

2.1.6 Relatie met andere behandelingstechnieken en methoden in dezelfde praktijk

Indien de therapeut in de praktijk naast de paranormaal therapie ook andere behandelingsmethoden

toepast, dan dient het voor de cliënt duidelijk te zijn wanneer en waarom een andere

behandelingsmethode wordt toegepast.

In de titel van de therapeut, in het PR materiaal van de praktijk, in de voorlichting naar de cliënt en in

publicaties over de praktijk dient duidelijk te zijn welke behandelingsmethoden worden toegepast.

Het beroepsprofiel therapeut is alleen van toepassing op de therapeutische methode.

2.1.7 Relatie met andere zorgverleners

De therapeut staat open voor communicatie met andere zorgverleners. Indien de therapeut naar eigen

inzichten de cliënt niet kan behandelen, adviseert hij de cliënt bij doorverwijzing naar een andere

zorgverlener.

De therapeut onderhoudt daarbij, indien van belang voor de voortgang van de behandeling, contact

met de cliënt en met de desbetreffende zorgverlener, mits de cliënt hiervoor toestemming heeft

gegeven en met inachtneming van het beroepsgeheim.

2.2 Functie-eisen en registratiecriteria

2.2.1 Algemeen

a. De therapeut functioneert volgens de omschrijving van het beroep in het beroepsprofiel.

b. De therapeut voldoet aan de eisen voor opname in het Register van beroepsverenigingen van

therapeuten.

c. De therapeut houdt zich aan de Beroepscode voor Ethiek en Gedrag voor therapeuten zoals

vastgelegd door de beroepsvereniging.

d. De therapeut heeft een verantwoordelijkheid ten aanzien van de beroepsopleidingen betreffende

zijn vakgebied en de beroepsvereniging waar hij lid van is. Daar waar het in zijn mogelijkheden en

capaciteiten ligt, zal hij daaraan een bijdrage leveren.

e. De therapeut draagt zorg voor bij- en nascholing, zelftoetsing en intercollegiale toetsing om het

beroep goed te kunnen blijven uitoefenen.

f. De therapeut conformeert zich aan de bij- en nascholingseisen van de beroepsvereniging.

g. De therapeut houdt zich op de hoogte van maatschappelijke, politieke en medisch

wetenschappelijke ontwikkelingen die direct en indirect betrekking hebben op de uitoefening van

zijn beroep.

Page 10: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond

15-09-2012 csm/261 9

3. Taakgebieden en taken

3.1 Verlenen van de beroepsspecifieke zorg

Onder de taken van de therapeut wordt verstaan datgene waaraan voldaan dient te worden om het

gestelde in de functieomschrijving te realiseren.

3.1.1 Entreetaken

Onder entreetaken worden alle taken verstaan, die dienen te worden gerealiseerd om een adequate

toegang tot de therapie te waarborgen voor individuele hulpvragers en anderen.

a. De therapeut dient (schriftelijk) informatie te geven aan de cliënt over de organisatie van de

praktijk zoals openingstijden, tijden voor een telefonisch spreekuur en bereikbaarheid.

b. Tevens dient de cliënt via het antwoordapparaat of voice-mail voorgelicht te worden over de tijden

waarop de therapeut voor de cliënt bereikbaar is.

c. Bij afwezigheid dient de therapeut ervoor te zorgen dat de cliënten op adequate wijze contact op

kunnen nemen met een waarnemer.

d. Indien de therapeut gedurende een langere periode geen praktijk voert, dient deze de praktijk te

laten waarnemen door een collega die aangesloten dient te zijn bij een beroepsvereniging.

e. De therapeut draagt er zorg voor dat er zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen een termijn van drie

dagen contact opgenomen wordt met de cliënt die met een hulpvraag komt.

f. Tijdens het eerste (telefonische) contact dient de therapeut de toekomstig cliënt op de hoogte te

stellen van de duur van het consult, het tarief van het consult en van de eventuele vergoeding van

de zorgverzekeraar. De therapeut stelt de hulpvrager op de hoogte van het feit dat er een

klachtenregeling bestaat. Tevens dient er voor de cliënt een duidelijke routebeschrijving

beschikbaar te zijn.

g. Bij het eerste contact is het de taak van de therapeut:

De cliënt gelegenheid te geven op eenvoudige wijze zorg te vragen.

Open te staan voor de zorgvraag, ongeacht de leeftijd, sociale en economische status,

opleiding, cultuur, ras, sekse, levensovertuiging en levensfase van de doelgroep of de aard van

de problematiek.

De cliënt informatie en inzicht te geven over de mogelijkheden van de paranormaal therapie en

de hulp die van daaruit geboden kan worden. De informatie dient gerelateerd te zijn aan de

hulpvrager en diens hulpvraag.

In te gaan op de hulpvraag; hierbij is richtinggevend de deskundigheid van de therapeut.

Voor doorverwijzing zorg te dragen indien de therapeut voorziet dat er onvoldoende adequate

hulp geboden kan worden door de therapeut zelf.

De therapeut dient niet meer hulp te bieden dan welke hij op verantwoorde wijze met zorg en

aandacht kan behandelen.

Zorg te dragen voor directe en permanente hulp.

Zo mogelijk zorg te dragen voor ambulante hulp.(= mobiel ten opzichte van elkaar)

Open te staan en bereid te zijn tot overleg met hulpverleners uit andere disciplines en andere

takken van zorg.

Rekening te houden met het aantal beschikbare plaatsen bij het aannemen van nieuwe

cliënten.

Page 11: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 10

15-09-2012/csm/261

3.1.2 Taken met betrekking tot anamnese en diagnose

Onder taken met betrekking tot anamnese en diagnose worden alle taken verstaan die zorgen voor

verheldering van het totaalbeeld van symptomen van de hulpvrager op fysiek, mentaal, emotioneel en

spiritueel gebied. De medische diagnose is evenwel voorbehouden aan een arts. Met betrekking tot de

intake is de therapeut verplicht zich te houden aan de richtlijnen zoals omschreven in paragraaf 2.1.4

'Grenzen aan de zorgverlening'.

3.1.3 Intakefase

Het taakgebied van de therapeut met betrekking tot de intakefase:

Het cliëntregistratieformulïer dat gehanteerd wordt door de beroepsvereniging of het cliënt-

registratieformulier dat de therapeut zelf samengesteld heeft conform de richtlijnen van de

beroepsvereniging, invullen in samenwerking met de cliënt.

3.1.4 Anamnesefase

Het taakgebied van de therapeut met betrekking tot de anamnesefase:

1 Onderzoeken waar de essentie ligt in de hulpvraag van de cliënt en te inventariseren welke

behoeften hij heeft.

2 Risicodragende situaties herkennen die specialistische medische zorg vereisen en in deze

situaties de cliënt onverwijld doorverwijzen.

3 Hulpvragen die naar het inzicht van de therapeut niet volgens de principes van de therapie

behandeld kunnen worden, te herkennen en zonodig de cliënt door te verwijzen.

4 Bij algemeen en specifiek onderzoek zich houden aan de wetgeving die handelt over de

begrenzing hiervan (wet BIG).

5 De gegevens van de cliënt duidelijk registreren in verband met doorverwijzing en waarneming.

Deze gegevens bewaren op een dusdanige wijze dat derden geen toegang kunnen krijgen tot de

gegevens.

6 Waarde hechten aan de relatie hulpvrager -therapeut. De therapeut zal aandacht dienen te

schenken aan communicatieve processen, projectiemechanismen, gelijkwaardigheid,

vertrouwensrelatie, respect en openheid en het beroepsgeheim.

7 Vragen naar medicijngebruik, ook zelfzorg, en de diagnose van eerder bezochte hulpverleners.

8 Technieken beheersen voor een goede anamnese.

9 De hulpvrager ondervragen met betrekking tot datgene waar de hulpvrager in eerste instantie voor

komt.

10 Anamnese van de ziektegeschiedenis van de hulpvrager.

11 Observatie van fysieke, mentale, emotionele of spirituele symptomen en non-verbale signalen.

12 Biografische anamnese.

13 Heteroanamnese (informatie over de hulpvrager schriftelijk verkregen met instemming van de

cliënt tijdens het therapeutisch contact, via derden, bijv. familie.

14 De klachten of problemen in passen in een totaalbeeld van symptomen van de hulpvrager.

15 Een acuut symptoombeeld kunnen herkennen in verband met de hieruit voortvloeiende

behandeling.

16 Aandacht schenken aan externe pathogene factoren, waaraan de hulpvrager bloot staat.

17 Zoeken naar de essentie van de symptomen van de hulpvrager, de kern van de verstoring op

fysiek, emotioneel, mentaal, spiritueel of sociaal niveau.

18 Blokkades die bij de hulpvrager aanwezig zijn herkennen.

19 Zicht krijgen op de kwaliteit van de vitale levensenergie van de hulpvrager.

20 Zicht krijgen op de eventuele herstelmogelijkheden van de hulpvrager.

Page 12: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond

15-09-2012 csm/261 11

3.1.5 Diagnosefase

Met de diagnosefase wordt bedoeld het proces van onderzoek waaraan de therapeut zijn conclusies

verbindt. Het taakgebied van de therapeut met betrekking tot deze fase betreft:

1 Het onderzoek uitsluitend te richten op het verkrijgen van gegevens voor de te geven behandeling.

2 De beperkingen van de fijnzintuigelijk waarneming in acht nemen.

3 Bij het verstrekken van informatie over de bevindingen aan de cliënt de nodige zorgvuldigheid

betrachten.

4 Informatie over de zijnstoestand van de cliënt te verkrijgen via de zogenaamde verfijnde

zintuiglijke waarneming. Naast deze verfijnde zintuiglijke waarneming kan de therapeut ook via

“helder weten” informatie over de cliënt vergaren.

5 Kan de noodzakelijke stappen voorafgaand aan het fijnzintuigelijk waarnemen toepassen.

6 Is in staat om de vergaarde informatie in te delen naar fysiek, emotioneel, mentaal en spiritueel

niveau.

7 Het waarnemen en het vraaggesprek blijven gedurende het gehele therapeutische proces een

steeds terugkerend aandachtspunt.

3.1.6 Opstellen behandelplan

De taken van de therapeut hierin zijn:

a. De therapeutische taken laten aansluiten bij de taken met betrekking tot de bevindingen en

anamnese.

b. Een gefaseerd behandelplan opstellen, in overleg met de cliënt en rekening houdend met de

mogelijkheden van de cliënt en diens omgeving.

Een behandelplan houdt in:

Het vinden van de bij de cliënt passende behandelmethode, aansluitend bij de essentie van

de problematiek van de cliënt.

Prioriteiten stellen in het behandelplan voor de cliënt.

Een behandelmethode toepassen die de zelfgenezing ondersteunt, stimuleert of aanzet op

een zodanige wijze dat de cliënt zo snel mogelijk in een balanssituatie komt waardoor hij geen

therapie meer nodig heeft.

Het behandelplan op te zetten vanuit de holistische benadering van de mens en de klachten-

beelden die deze persoon heeft.

Door het totale helingsproces te begeleiden.

Door de cliënt inzicht te verschaffen in de therapie zelf, de methoden, de reacties en de

vooruitzichten.

Door de zelfstandigheid van de cliënt te bevorderen, zodat afhankelijkheid van de therapie of

therapeut wordt voorkomen.

Door de cliënt inzicht te geven in het helingsproces en de vorderingen die hij maakt toe te

lichten.

Door de cliënt adviezen en voorlichting met betrekking tot zelfzorg te geven die van belang zijn

voor het instandhouden van het dynamisch evenwicht, waardoor therapie niet meer nood-

zakelijk is.

c. Kennis hebben van de grenzen van de therapie en doorverwijzen naar andere hulpverleners

indien noodzakelijk.

d. Aan de hand van de reacties op de behandeling het behandelplan bijstellen.

Page 13: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 12

15-09-2012/csm/261

3.1.7 Uitvoering behandelplan

Als het lichaam en/of de geest van een mens of ander levend wezen ziek is, dan is er ook altijd een

storing te vinden in het energieveld, de aura. De therapeut is in staat om energie door te geven en toe

te voegen, of juist in evenwicht te brengen. De wijze waarop dit gebeurt, is per therapeut verschillend,

maar vaak wordt gebruikgemaakt van magnetiseren (handopleggen of het maken van strijkende

bewegingen).

De therapeut streeft ernaar om zo het natuurlijke evenwicht in de totale mens te herstellen. Het

zelfgenezend vermogen van de cliënt wordt op deze wijze gestimuleerd en de klachten worden op een

natuurlijke wijze verholpen of verminderd. Het is niet altijd te zeggen hoe vaak behandeling nodig is om

te herstellen. Dit hangt af van de aard van de klachten en hoe de cliënt in zijn genezingsproces staat

Het is een richtlijn om na 3 à 5 behandelingen een moment van evaluatie in te bouwen, omdat er dan

in de meeste gevallen meer duidelijkheid is over de invloed van de energiebehandelingen.

Naast de methoden voor diagnostiek en behandeling werken de meeste therapeuten ook met

psychosociale begeleiding, om de behandelingen te ondersteunen en het inzicht in de eigen processen

bij de cliënt te bevorderen. Wanneer er naast de behandeling andere soorten van behandeling

gegeven worden, inclusief het verstrekken van geneeskrachtige middelen, dan moet de therapeut

duidelijk aangeven welke behandeling voor welke klachten aangewend wordt. Als de therapeut andere

behandelingen geeft, dan moet hij hiervoor een door het alternatieve of reguliere veld erkende

opleiding hebben gevolgd.

De therapeut werkt procesmatig en faseert zijn methodische benadering. Hij werkt planmatig, zowel

kort- als langdurig, aan het bevorderen van het welbevinden van personen. De behandeling c.q.

begeleiding is doelgericht en dat uit zich in het volgende:

a. Het begeleidingsproces wordt vastgesteld in overleg met de cliënt.

b. Het doel is positief gesteld.

c. Het doel is toetsbaar en wordt daartoe concreet geformuleerd.

d. Het doel is haalbaar in die zin dat het in principe binnen de mogelijkheden van de cliënt ligt of

daarbinnen kan worden gebracht.

e. Het bereiken van het doel mag geen onacceptabele neveneffecten voor de cliënt en eventueel

derden met zich meebrengen.

3.1.8 Evaluatie en afsluiting therapie

Het is de taak van de therapeut:

a. Reacties op de behandeling te kunnen beoordelen door erop toe te zien dat het genezing-

proces zich in de goede richting ontwikkelt.

b. Door middel van herhaalde diagnostiek en eventueel verder anamnestisch onderzoek zicht te

houden op het totaalbeeld van symptomen van de hulpvrager.

c. Het behandelplan steeds aan het verloop van de symptomen kritisch te bezien en zonodig bij

te stellen.

d. Zo nodig tussentijds overleg te voeren met de eventuele verwijzer.

e. Persoonlijke ervaringen van de cliënt ten aanzien van de therapie regelmatig te

inventariseren en te betrekken in het behandelplan.

f. Het eindresultaat van de therapie te evalueren met de cliënt.

g. Voorlichting te geven om eventuele herhaling of toename van de symptomen te voorkomen.

h. Door middel van evaluatie van de therapie inzicht te krijgen in eigen therapeutisch handelen.

Page 14: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond

15-09-2012 csm/261 13

4. Competenties therapeut

4.1 Algemene begripsomschrijving competenties

Een competentie is een gestructureerd en geïntegreerd vermogen (een samenhangend geheel van

kennis, vaardigheden en houdingen) tot het adequaat verrichten van arbeidshandelingen en het

oplossen van problemen cq. het gedrag en de resultaten van dat gedrag in een omschreven

beroepscontext op een bepaald niveau.

Het gedrag voldoet aan bepaalde criteria (Bos, 2000).

Een competentie omvat dus een set van kennis, vaardigheden en houdingen om concrete

beroepsactiviteiten op adequate wijze te verrichten. Het betreft zowel planning, de uitvoering, de

controle en de sturing van beroepsactiviteiten die de betrokkene in staat stellen om kernproblemen van

het beroep tegemoet te treden, inclusief dilemma’s en tegenstrijdigheden die zich in de beroeps-

uitoefening kunnen voordoen.

Het handelen moet bovendien voldoen aan vastgestelde criteria. Met andere woorden, de

beroepsactiviteit moet op zo’n wijze worden verricht dat voldaan wordt aan bepaalde professionele

standaarden die gesteld worden ten aanzien van het handelingsresultaat.

Competenties kunnen gekarakteriseerd worden naar hun inhoud (waar hebben ze betrekking op), naar

het beheersingsniveau (hoe goed kan iemand bepaalde problemen hanteren) en naar het

zingevingproces (welke betekenis heeft de competentie voor de beroepsbeoefenaar).

Een ander kenmerk is dat competenties zich langs drie dimensies ontwikkelen:

Verbreden en verschuiven (verwijst naar de inhoud).

Verdiepen (verwijst naar een betere beheersing).

Verrijken (verwijst naar de betrokkenheid bij en de betekenis van de competentie van de

beroepsbeoefenaar).

Competenties stellen specifieke eisen aan beoordeling en toetsing. Competenties moeten enerzijds

worden omschreven in termen van handelingen die iemand kan verrichten, inclusief het te bereiken

resultaat. Anderzijds geeft dit altijd maar een gedeeltelijke indicatie van het vermogen dat iemand bezit

om bepaalde kernproblemen van het beroep op te lossen. Daarom is reflectie op de wijze waarop een

probleem wordt aangepakt een essentieel onderdeel van de beoordeling.

4.2 Begripsomschrijving competenties therapeut

4.2.1 Inleiding

De onderstaande competenties zijn een extract van de National Occupational Standards van de

Society of Homeopathy in Engeland. Deze competenties vormen criteria waaraan een toekomstig

therapeut moet voldoen wil deze in staat om binnen de randvoorwaarden van een zelfstandig

therapeut te functioneren. Met andere woorden, een student voldoet aan de algemene competenties

die gevraagd worden van een afgestudeerde aan een HBO-opleiding.

De competenties die hieronder beschreven worden, hebben betrekking op de disciplinegerichte taken.

Page 15: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 14

15-09-2012/csm/261

4.2.2 Competentieomschrijving voor de beroepsgroep Therapeuten

a. Gezond zijn en ziek zijn is een dynamisch proces.

b. De gekozen aanpak is een weerslag van de therapeutische en ethische principes.

c. De interactie tussen gezondheid en ziekte is een dynamisch proces en weerspiegelt het

bewustzijn van het individu.

d. Er is respect voor de waardigheid, de privacy, de zelfstandigheid en de rechten van de cliënt.

e. Er is voortdurend aandacht voor het welzijn en de veiligheid van de cliënt in lichamelijk en in

geestelijk opzicht.

f. Er wordt gebruik gemaakt van toepassings- en voorschrijvingsactiviteiten die verantwoord

zijn voor zowel de cliënt als ook voor de therapeut.

4.2.3 Voortdurende professionele ontwikkeling

De therapeut demonstreert betrokkenheid en het vermogen tot het toepassen van Kwaliteitszorg

aangaande de beroepsuitoefening, resulterend in progressieve verdieping van de beroepsuitoefening.

Dit houdt in de bereidheid tot en het vermogen om:

a. In de beroepsuitoefening van het beroep voortdurend open te staan voor een continue

leerproces. Zelfreflecterend te leren van de omgang met cliënten en collegae zodat er ruimte

over is voor kwaliteitsverbetering van de hulpverlening.

b. Kritisch om te gaan met de principes waar het therapeutisch contact op gebouwd is, open te

staan voor nieuwe ontwikkelingen in de beroepsgroep en deze op verantwoorden wijze

integreren in de beroepsuitoefening.

c. Door zelfevaluatie het eigen functioneren voortdurend ter discussie te stellen en daar waar

mogelijk kwaliteitsverbetering toe te passen.

4.2.4 Gevoelsbewustzijn

De therapeut demonstreert begrip en effectieve beheersing van emotionele reacties in relatie met

anderen, door:

a. Open te staan en begrip te tonen voor de cliënt en de ziektegeschiedenis. Door oplettend te

kijken en te luisteren en gebruik makend van andere therapeutische vaardigheden de cliënt

ondersteunen en helpen in de hulpvraag.

b. Relaties met andere hulpverleners te ontwikkelen en te onderhouden.

c. De noodzaak tot professioneel toezicht, het ontwikkelen en onderhouden van deze

kwaliteitszorg te herkennen.

4.2.5 Sociaal communicatieve vaardigheid

De therapeut is in staat effectief te communiceren.

Communiceren in een vorm en op een wijze die respectvol en duidelijk is en inspeelt op de situatie van

dat moment, al naar gelang het publiek en het doel. Hieronder vallen cliënten, studenten en andere

beroepsbeoefenaars.

Page 16: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond

15-09-2012 csm/261 15

4.2.6 Effectief handelen

De therapeut toont besluitvaardigheid bij het maken van beoordelingen in reactie op complexe situaties

waarbij verantwoordelijkheid wordt gedragen voor het welzijn van de cliënt, collegae of studenten.

Bovenstaande vereist kritische zelfreflectie, onafhankelijkheid, initiatief, empatisch vermogen en

standvastigheid.

Alsmede het vermogen tot:

Interpretatie van informatie in het kader van een duidelijk omschreven doel, daarbij gebruik

makend van bestaande en nieuwe inzichten al naar gelang cases en situaties zich ontwikkelen.

Een behandeling te geven in het belang van de cliënt als ook in het belang van de therapeut.

Probleemoplossend te werken in casemanagement en praktijkmanagement. Vanuit een kritische

houding cases te volgen en op verantwoorde manier het behandelplan bij te sturen daar waar

noodzakelijk.

Zelfreflecterend vanuit een houding van life-long-learning beroepsmatig te handelen.

4.2.7 Creativiteit en complexiteit in handelen

De therapeut is in staat een eigen, verantwoorde werkwijze te ontwikkelen. Dit impliceert:

Het analyseren van een casus vanuit verschillende methoden en inspelend op de context van de

casus.

Het systematisch en kritisch analyseren van professionele ontwikkelingen, wetgeving, beleid en

onderzoek.

Het vermogen om specifieke details in een situatie te relateren aan een bredere context en

algemene theorieën. Het vermogen om een verband te leggen tussen de gekozen aanpak en de

beroepsgerichte principes, technieken, visies.

Respect voor en gebruikmaking van theoretische denkramen, audits en case-studies om te

komen tot planning, toepassing en kritische evaluatie van het beroepsmatig handelen, met als

doel het verbeteren van de hulpverlening.

4.2.8 Intellectuele flexibiliteit

De therapeut demonstreert alertheid, inzicht en een onbevooroordeelde houding met betrekking tot

mogelijke verbeteringen in case- en praktijkmanagement.

Dit houdt in:

Het vermogen tot een onbevooroordeelde observatie.

Acceptatie van inherente complexiteit van zaken en situaties.

Het vermogen tot begrip van situaties in de context van dilemma’s en veranderprocessen.

Inzicht in de relatie tussen de gekozen aanpak en de achterliggende principes.

Page 17: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 16

15-09-2012/csm/261

4.3 Competenties vanuit de specifieke beroepsgroep

4.3.1 Verfijnde zintuiglijke waarneming/psychometreren

De therapeut verkrijgt informatie over de zijnstoestand van de cliënt via de zogenaamde verfijnde

zintuiglijke waarneming. Naast deze verfijnde zintuiglijke waarneming kan de therapeut ook via “helder

weten” informatie over de cliënt vergaren.

Het proces van onderzoek dient uitsluitend gericht te worden op het verkrijgen van gegevens die

gericht zijn op de hulpvraag.

Het is van groot belang dat de therapeut de beperking van het onderzoek in acht neemt.

Het is een absolute voorwaarde dat de therapeut de nodige zorgvuldigheid betracht bij het verstrekken

van informatie over de bevindingen uit het onderzoek aan de cliënt.

4.3.2 De behandeling

In de therapie wordt uitgegaan van het zelfgenezend vermogen van de mens. Dit zelfgenezende

vermogen kan ondersteund worden door een van het menselijk organisme uitgaande ‘energie’ die

overdraagbaar is van de ene mens op de andere en waarbij uiterlijke hulpmiddelen slechts een

secundaire, begeleidende functie kunnen vervullen. Deze therapeutische overdracht van energie kan

tot stand worden gebracht door het opleggen van de handen en het maken van strijkende bewegingen

dan wel door geestelijke concentratie zonder meer.

De therapeut:

- Heeft kennis van en inzicht in de behandeling gezien vanuit het holistisch denken.

- Heeft kennis van en inzicht in de voorwaarden die vooraf gaan aan de behandeling, vanuit de

cliënt en de therapeut.

- Heeft kennis van en inzicht in de vereiste handelingen.

- Kan verschillende technieken toepassen, daar waar dit nodig is.

- Heeft kennis van en inzicht in de terminologie, de geschiedenis van de paranormale

geneeswijze en de filosofische en wetenschappelijke implicaties hiervan.

- Is in staat zichzelf te gronden/aarden.

- Is in staat om aan te geven welke gewaarwordingen de cliënt, tijdens de behandeling kan

ervaren en kan deze ervaringen ook interpreteren.

- Is in staat om gewaarwordingen, tijdens de behandeling bij zichzelf te ervaren en te

interpreteren.

- Is in staat om aan te geven wat de reacties na een behandeling kunnen zijn en hoe je daar als

cliënt mee om kan gaan.

- Is in staat om op diverse niveaus (fysiek, emotioneel, mentaal en spiritueel) te ervaren.

Page 18: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond

15-09-2012 csm/261 17

4.4 Competenties vanuit het hbo-karakter van de opleiding

4.4.1 Brede professionalisering

Dit wil zeggen dat de student aantoonbaar wordt toegerust met actuele kennis die aansluit bij recente

(wetenschappelijke) kennis, inzichten, concepten en onderzoeksresultaten, alsmede de in het

beroepenveld geschetste (internationale) ontwikkelingen in het beroepenveld, teneinde zich te

kwalificeren voor:

Het zelfstandig kunnen uitvoeren van de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar.

Het functioneren binnen een arbeidsorganisatie.

De verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening c.q. het beroep.

4.4.2 Multidisciplinaire integratie

De integratie van kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden (van verschillende vakinhoudelijke

disciplines), vanuit het perspectief van het beroepsmatig handelen.

4.4.3 Wetenschappelijke toepassing

De toepassing van relevante (wetenschappelijke) inzichten, theorieën, concepten en onderzoeks-

resultaten bij vraagstukken waar afgestudeerden in hun beroepsuitoefening mee geconfronteerd

worden.

4.4.4 Transfer en brede inzetbaarheid

De toepassing van kennis, inzichten en vaardigheden in uiteenlopende beroepssituaties.

4.4.5 Creativiteit en complexiteit in handelen

Vraagstukken in de beroepspraktijk, waarvan het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven

en waarop de standaardprocedures niet van toepassing zijn.

4.4.6 Probleemgericht werken

Het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk op

basis van relevante kennis en (theoretische) inzichten, het ontwikkelen en toepassen van zinvolle

(nieuwe) oplossingsstrategieën en het beoordelen van de effectiviteit hiervan.

4.4.7 Methodisch en reflectief denken en handelen

Het stellen van realistische doelen, het pannen c.q. planmatig aanpakken van werkzaamheden en het

reflecteren op het (beroepsmatig) handelen, op basis van verzamelen en analyseren van relevante

informatie.

4.4.8 Sociaal communicatieve bekwaamheid

Het communiceren en samenwerken met anderen in een multiculturele, internationale en/of

multidisciplinaire omgeving en het voldoen aan de eisen die het participeren in een arbeidsorganisatie

stelt.

4.4.9 Basiskwalificering voor managementfuncties

Het uitvoeren van eenvoudige, leidinggevende en managementtaken.

Page 19: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 18

15-09-2012/csm/261

4.4.10 Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid

Begrip en betrokkenheid zijn ontwikkeld met betrekking tot ethische, normatieve en maatschappelijke

vragen samenhangend met de toepassing van kennis en de (toekomstige) beroepspraktijk.

Deze algemene competenties dienen gereflecteerd te worden in:

Disciplinegerichte taken

Therapeut gerichte taken

Organisatiegebonden taken

Men kan deze drie domeinen omzetten in domeinspecificaties en rollen.

Domein Domeinspecificatie Rollen

Beroep

• beroepsinnovatie

• deskundigheidsbevordering

• beroepsbeoefenaar

Therapeut

• opbouwen therapeutisch

contact

• individuele preventie

• GVO (Gezondheid,

Voorlichting en Opvoeding)

• hulpverlener

• ontwerper hulp

• regisseur

Organisatie • praktijkprogrammering

• kwaliteitszorg

• ontwerper

• beheerder

4.5 Competenties vanuit de rollen van de therapeut

4.5.1 De rol van therapeut

De rol van therapeut is gericht op de kwaliteit van leven van de cliënt. De therapeut heeft het vermogen

en de instelling om de cliënt te helpen vanuit de hulpvraag. De rolvervulling gebeurt met gebruikmaking

van de reeds vergaarde kennis, inzicht en vaardigheden. Deze rol impliceert het kunnen omgaan met

morele problemen waarbij beroepsmatige competenties worden verbonden met morele competenties.

Daarnaast is de therapeut heel bewust van de grenzen van zijn/haar hulpverlenen en in staat de cliënt

op een verantwoorde manier door te verwijzen.

4.5.2 De rol van regisseur

De rol van regisseur betreft het opstellen van een behandelplan naar aanleiding van de anamnese

en/of diagnostische technieken. Continuïteit in en afstemming op de route van de cliënt staan hierbij

centraal.

4.5.3 De rol van ontwerper

De ontwerper richt zich op veranderen en/of verbeteren van de hulpverlening, het hulpverlenings-

proces en/of de procedures hiervoor. Innovatie en kwaliteitsverbetering staan centraal.

De therapeut werkt op pro-actieve wijze mee aan het verbeteren van de hulpverlening. Men maakt

gebruik van informatie uit verschillende bronnen, onderzoek en literatuurstudie. Daarnaast speelt de

kwaliteitszorg een belangrijke rol.

Het ontwerpen kan een specifiek beroepsinhoudelijk deel betreffen maar kan ook gaan om de multi-

disciplinaire aanpak van een probleem.

Page 20: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond

15-09-2012 csm/261 19

4.5.4 De rol van coach

De toekomstig therapeut is in staat om medestudenten en in de toekomst nieuwkomers of collegae te

stimuleren, te motiveren en feedback te geven. Deze rol komt met name naar voren bij de intervisie,

de bij- en nascholing, stage, groepsstage en het begeleiden van studenten in het toekomstige

beroepenveld binnen de organisatie van de beroepsvereniging.

4.5.5 De rol van beroepsbeoefenaar

Het lid zijn van een beroepsgroep houdt een aantal verplichtingen in. De therapeut dient zich te houden

aan de beroepscode en ethiek. Ook dient de therapeut op de hoogte te zijn van het wettelijke kader

waarin hij functioneert.

Men dient zich voortdurend op de hoogte te houden van nieuwe ontwikkelingen in het beroep en in de

gezondheidszorg. De therapeut dient belangrijke beroepswaarden mee te ontwikkelen, uit te dragen en

strategieën te ontwikkelen en deze waarden te realiseren.

4.6 Competenties vanuit de kwaliteitszorg

Kwaliteitsverbetering is een voortdurend proces. Voor de beroepsgroep is het van belang dat de

beroepsvereniging, de beroepsopleiding en de individuele beroepsbeoefenaar kritische zelfreflectie

kunnen toepassen met als doel kwaliteitsverbetering van het professionele handelen.

Het is mede de beroepsopleiding die verantwoordelijk is voor het aanleren van kwaliteits-zorg-

bewustzijn.

De competenties die voor deze zorg van belang zijn, komen in de binnenschoolse en buitenschoolse

modules tot uitdrukking.

De competenties zijn in samenwerking met het CBO (kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg)

omschreven, in het bijzonder vanuit het IKAB-project (Implementatie Kwaliteitszorg Alternatieve

Behandelwijzen).

4.6.1 Competenties in het kader van de attitudevorming

Respectvolle, vraaggerichte houding.

Life long learning.

Kritische zelfreflectie op kwaliteit van zorg in eigen en andermans handelen.

Bereidheid tot veranderen en vernieuwen.

4.6.2 Competenties in het kader van vaardigheden in kwaliteitszorg

Doorlopen van een kwaliteitskring voor een specifiek onderwerp.

Toetsen beroepsuitoefening aan richtlijnen en criteria.

Bespreken eigen en andermans functioneren in groepssettings.

Aanpassen eigen professionele handelen.

Werken in groepen aan kwaliteitszorg.

Omgaan met uiteenlopende belangen.

Page 21: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 20

15-09-2012/csm/261

BIJLAGEN

Bi j lage 1: Def init ie en terminologie

1.1 Definitie

In deze vorm van natuurgeneeskundige therapie, de specialisatie paranormale therapie wordt

uitgegaan van het zelfgenezend vermogen van de mens. Dit zelfgenezende vermogen kan

ondersteund worden door een van het menselijk organisme uitgaande 'energie', die overdraagbaar is

van de ene mens op de andere en waarbij uiterlijke hulpmiddelen slechts een secundaire,

begeleidende functie kunnen vervullen. Deze therapeutische overdracht van levensenergie kan door

direct lichamelijk contact tot stand gebracht worden, zoals het opleggen van de handen en het maken

van strijkende bewegingen, of door middel van met die kracht geladen voorwerpen, dan wel door

geestelijke concentratie zonder meer. In verschillende culturen wordt deze energie met verschillende

termen aangeduid zoals prana (India) of ch'i (China).

Voor de specifieke diagnostische informatie is de therapeut aangewezen op informatie die niet langs

de gebruikelijke zintuiglijke weg verkregen wordt, maar berust op zgn. buitenzintuiglijke waarneming,

de verschillende vormen van paragnosie of GESP (general extrasensory perception)

De verschillende diagnostische en therapeutische methoden worden in paragraaf 3.1 e.v. toegelicht.

1.2 Terminologie

'Paranormaal'

Het adjectief paranormaal wordt vanuit verschillende achtergronden bestreden. Allereerst moet

wetenschappelijk nog definitief worden aangetoond, dat het hier om een parapsychologisch

verschijnsel zou gaan, ondanks de claims vanuit het veld en ondanks de fysische en biologische

experimenten die in deze richting wijzen. (4)

Daarnaast wordt er bezwaar geuit tegen het woord para-normaal, hetgeen mogelijk een implicatie zou

kunnen inhouden, dat het hier gaat om van 'het normale' afwijkende ervaringen. Afgezien van het feit,

dat dit een filosofische discussie waard zou kunnen zijn, leeft bij de beroepsbeoefenaren én bij een

aantal theoretici, vertegenwoordigers van de 'antropologische parapsychologie' (G. Marcel, P.A. Dietz,

H. van Praag), het besef, dat paranormaal wezenlijk heel normaal is en zelfs een geestelijke

kernkwaliteit van de menselijke existentie is.

Daarbij bevinden zij zich in gezelschap van o.a. Plato, die reeds stelde, dat 'de ziel iets paranormaals

is' (5) en voorts van een historisch aanwijsbare heterodoxe (resp. 'paranormale') traditie in West-

Europa. (6)

In deze lijn doordenkend is de benaming paranormaal slechts een noodhulp, een vlakke, onbepaalde

omschrijving van wat het niet is: 'naast' of '(voor)bij het normale'. Dit is één van de redenen waarom de

beroepsbeoefenaren allerlei alternatieven voor 'paranormaal genezer' bedenken, zoals geestelijk

genezer, spiritueel genezer, aura-healer, chakra-therapeut, energetische therapeut, holistisch energie

therapeut, holo-energetisch therapeut etc. Als de bijvoeglijke naamwoorden 'geestelijk' of 'spiritueel'

niet zo multi-interpretabel, en daardoor weinig specifiek, zouden zijn, hadden deze een alternatief

kunnen vormen voor het begrip 'paranormaal'. Andere nadelen zijn de ongedefinieerde metafysische

connotatie die aan deze woorden kleeft en het dualisme lichaam/geest, dat bijna onherroepelijk in de

beide begrippen besloten ligt in onze westerse cultuur. Over de aard van deze geneeswijze is 85% van

de beroepsgroep het onderling grotendeels eens: die is van paranormale aard; 12% van de

beroepsgroep stelt niet paranormaal begaafd te zijn, een standpunt dat voor discussie vatbaar is. (7)

Men spreekt wel over 'energie overdragen', hetgeen een algemeen menselijk vermogen geacht wordt

of het wordt beschreven als een 'gewone natuurkracht' zonder dat men dat wil voorzien van het etiket

'paranormaal'. Ten minste spelen definitorische en semantische problemen hier o.i. een rol.

Page 22: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond

15-09-2012/csm/261 21

Kortom, hoe uiteenlopend ook binnen en buiten de beroepsgroep gedacht wordt over de aard en

achtergronden van het genezend vermogen, wij stellen voor om vast te blijven houden aan het

adjectief 'paranormaal' waarvoor dan nog steeds blijft gelden: quod erat demonstrandum. (hetgeen,

nog, bewezen zou moeten worden) De voordelen van deze term zijn:

a. hij draagt de specifieke beroepsidentiteit uit

b. hij is ingeburgerd in de beroepsgroep en daarbuiten en

c. de inhoudelijk/ideologisch onbepaalde betekenis van het woord, laat ruimte voor verschillende

contextuele invullingen.

'Geneeswijze', 'behandelwijze' of 'therapie'?

De term paranormale geneeswijze is inmiddels opnieuw geijkt. In het rapport 'Alternatieve

behandelwijzen en wetenschappelijk onderzoek' van de Gezondheidsraad (1993) wordt het

kernachtige standpunt gehuldigd, dat er sprake is van slechts één medische wetenschap en dat

daarom de niet-universitaire of alternatieve geneeswijzen omgedoopt moeten worden tot

behandelwijzen. (pag. 7 e.v.) Immers, eerst moet via effectonderzoek aangetoond worden dat deze

methoden tot genezing leiden. Wij zouden daarbij de vraag kunnen stellen of daarmee de betreffende

'behandelwijze' dan inderdaad automatisch verheven zou worden tot geneeskunde, een term die

voorbehouden blijft aan de universitaire medische wetenschap en haar praktische toepassing.

Elders wordt in dit bovengenoemde rapport (hoofdstuk 7) juist het bestaan van één monolithisch

wetenschappelijk paradigma en het bestaan van een eenduidige definitie van wetenschap (en derhalve

niet-wetenschap) afgewezen. Het komt ons voor, dat hier op pragmatische gronden de

maatschappelijke dominantie van de universitaire geneeskunde tot wetenschappelijke waarheid wordt

verheven.

De term 'behandelwijze' doet gewrongen, discriminatoir en reductionistisch aan: uitgesloten wordt

bijvoorbeeld, dat er tevens van paranormale diagnostiek sprake zou kunnen zijn. Tevens nemen wij de

term 'behandelwijze' niet over op basis van inconsistentie in de argumentatie: teveel in de reguliere

geneeskunde mist eenduidig effect-onderzoek als basis, althans is discutabel dan wel is het

ondoorgrond qua werkzaam principe.(8) Ook in de reguliere geneeskunde wordt veelal

overgeschakeld op de pragmatische spreuk van de Renaissancearts Paracelsus (1493-1541), o.a. de

eerste grote theoreticus van de paranormale geneeswijze: 'Wie geneest, die heeft gelijk'.

De Staatscommissie Alternatieve Geneeswijzen (Muntendam) (1981) reserveerde eveneens de term

'geneeskunde' voor de universitaire medische wetenschap, maar koos de term 'geneeswijze' voor die

alternatieve stromingen die gedacht kunnen worden als 'een bepaald systeem van diagnostiek en

therapie, uitgaande van een bepaalde theoretisch/filosofische ‘benadering van ziekte’; de paranormale

geneeswijze wordt daarbij expliciet als voorbeeld genoemd. (9) Het begrip 'paranormaal therapie'

wordt door een aantal voorstanders gepromoot. 'Geneeswijze' zou te sterk de nadruk leggen op het

objectiverende 'genezen' door de therapeut, hetgeen uiteraard nog maar moet blijken, en afbreuk doen

aan het zelfgenezend vermogen en de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. Hoewel 'therapie'

minder reductionistisch klinkt dan 'behandelwijze' verdient ook dit begrip minder de voorkeur

aangezien het hier gaat om een geneeskundig stelsel, dat zowel diagnostiek als therapie omvat.

'Genezer' of 'therapeut' ?

Een ander punt is het begrip 'paranormaal genezer'’. Het lijkt er sterk op, dat dit begrip zijn tijd gehad

heeft. Betekende het in de zestiger jaren nog een vooruitgang om zich te distantiëren van het oude

mesmeristische erfgoed door de term 'magnetiseur' af te danken en te vervangen door 'paranormaal

genezer', tegenwoordig beginnen in het weefsel van deze naam gaten te vallen. Het doet te veel

denken aan de periode waarin goedwillende, begaafde en niet specifiek voor dit werk opgeleide

helpers zich voor hun zieke medemens inzetten. Het was de situatie waarin de genezer min of meer

aan de rand van de samenleving stond en slechts kon terugvallen op zichzelf, zijn begaafdheid en zijn

cliëntenkring, Schamperend is dit wel eens aangeduid als de periode van de ‘achterkamertjes-

praktijken' . (10)

Page 23: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 22

15-09-2012/csm/261

Tegenwoordig claimen de beroepsorganisaties een volwaardige plaats in de gezondheidszorg en

staan zij open voor de eisen die vanuit de maatschappij op hen afkomen. De professionalisering is

onstuitbaar op gang gekomen, hoe grillig dat proces soms ook verloopt.

Tegen deze achtergrond en vanwege de absolute implicatie van het woord 'genezer', willen wij er voor

pleiten voortaan te spreken over natuurgeneeskundig therapeut met de reeds eerder genoemde

specialisatie, een trend die zich bovendien al in het beroepsveld heeft ingezet. (11) Het begrip

therapeut impliceert bovendien duidelijker, dat er vanuit een professionele hulpverleningsrelatie

gewerkt wordt. (12) Bij het begrip 'genezer' wordt de cliënt meer geobjectiveerd en passief gemaakt.

Om dezelfde redenen gebruiken wij bij voorkeur de termen 'cliënt' of 'hulpvrager' in plaats van 'patiënt'.

Wij kiezen dus voor de terminologie natuurgeneeskundig therapeut met als specialisatie paranormale

therapie.

Page 24: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond

15-09-2012/csm/261 23

Bi j lage 2: Geschiedenis

2.1 Geschiedenis van de paranormale geneeswijze

Vaak wordt gesteld, dat reeds in verre prehistorische tijden gebruik gemaakt werd van paranormale

geneesmethoden. Onze stelling is, dat er een grondpatroon herkenbaar blijft tot in de prilste dageraad

van de menselijke geschiedenis, zoals deze bijvoorbeeld is uitgebeeld in de Zuid-Franse en Spaanse

grotschilderingen van tienduizenden jaren geleden, aan het einde van de laatste ijstijd: de

'jachtmagiërs'. De tovenaar, afgebeeld in een rotstekening te Limeuil (Dordogne) uit de ijstijd, die zich

voorover buigt over de zieke om die te 'bezweren' dacht in feite over hetzelfde elementaire vermogen

van vitale energie-uitwisseling te beschikken als zijn huidige collega, de therapeut. (13) En omgekeerd

vertoont de therapeut van deze tijd (én zijn natuurgeneeskundige collega!) trekken, die sterk doen

denken aan de 'sjamaan' van duizenden jaren terug en nu nog werkzaam in diverse delen van de

wereld, bij een aantal culturen die nog niet zo sterk beïnvloed zijn door de westerse.

West-Europa kwam in aanraking met elementen vanuit de paranormale geneeswijze op grond van de

eigen Germaanse en Keltische tradities en later via het Christendom, waarin de genezing door

handoplegging zo'n belangrijke rol speelt. De heksenvervolging wordt deels begrijpelijk als een strijd

tussen de traditionele, sjamanistische volksgenezer en de door de kerk gelegaliseerde "genezers": de

monniken, de heiligen en de priesters.

De grote vernieuwer van de geneeskunde op de drempel van de Nieuwe Tijd is de Zwitser

Theophrastus Bombastus Aureolus Philippus von Hohenheim, later Paracelsus genaamd.

(1493-1541). Paracelsus' invloed heeft een eeuwenlange doorwerking gehad op de West-Europese

cultuur. Verschillende stromingen komen op in zijn kielzog: de 'medische of wetenschappelijke

paracelsisten' en de 'spirituele paracelsisten'.

Franz Anton Mesmer (1734 -1815) was een Oostenrijks arts, die in 1766 in Wenen promoveerde op

een proefschrift met de titel De planetarum influxu in corpus humanum. ('Over de invloed van de

hemellichamen op het menselijk lichaam') Aanvankelijk studeerde Mesmer in de wijsbegeerte, de

theologie en rechten.Geheel in de lijn van Paracelsus, de paracelsisten en de 'magnetische school',

door sommigen vereenzelvigt met de oude Rozenkruisers, gaat Mesmer uit van een kosmobiologische

samenhang van al het bestaande. Ziekte wordt door Mesmer beschouwd als een verstoord evenwicht,

een tekort aan of teveel van dit fluïde. Door de techniek van het magnetiseren kan dit euvel verholpen

worden. Het eerste aangrijpingspunt voor de magnetiseur is het zenuwstelsel. De magnetiseur

beschikt over de eigenschap dit fluïde naar believen in zich op te hopen en afgestemd op de patiënt

door te geven. Aanvankelijk gebruikte Mesmer ook werkelijk een magneet, totdat hij ontdekte, dat dit

voorwerp eigenlijk overbodig was en dat de veronderstelde kracht in hemzelf huisde.

Mesmer maakte met deze 'magnetische revival' enorme furore in het Europa van die tijd, tot in

Rusland toe; eveneens ondervond hij felle weerstand. Het mesmerisme wordt beschreven als een voor

die tijd vooruitstrevende, spirituele beweging (14), die tot in onze dagen voortleeft als de paranormale

geneeswijze.

De paranormale geneeswijze verdween vanaf het midden van de 19e eeuw van het wetenschappelijke

toneel, om voort te leven in de subcultuur van het spiritualisme. Uit deze kringen ontspringt tenslotte,

aan het eind van de 19e eeuw, de parapsychologie, die opnieuw probeert de paranormale geneeswijze

onder de aandacht van de wetenschap te brengen.

Toch zal het tot de periode na de tweede wereldoorlog duren voordat de 'alternatieve' geneeswijzen op

brede schaal de aandacht trekken en de repressieve, gecriminaliseerde sfeer daaromheen optrekt:

één van de blijvende effecten van de zestiger jaren. In de plaats hiervan treedt een geliberaliseerde

gezondheidswetgeving, de Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (BIG), die aanstuurt op

zelfregulering vanuit het veld en de keuzevrijheid van de consument in de gezondheidszorg.

Page 25: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 24

15-09-2012/csm/261

Bi j lage 3: Fi losof ische en wetenschappeli jke implicat ies

3.1 Wetenschappelijk onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek

Definitieve 'bewijzen' van de effectiviteit van het paranormale genezingsvermogen op mensen nog niet

zijn geleverd, maar over het geheel genomen nodigen testresultaten tot dusverre uit tot verdergaand

onderzoek.

Er zijn daarentegen wel 'harde bewijzen' voor de effectiviteit van de paranormale geneeswijze op niet-

menselijke, biologische en minerale objecten. Er zijn op zijn minst aanwijzingen, dat de paranormale

geneeswijze meer omvat dan uitsluitend psychologische variabelen.

Fundamentele veranderingen in het natuurwetenschappelijk wereldbeeld

De wetenschap is geëvolueerd van een klip en klaar materialisme (19e eeuw) naar een veel

complexer en genuanceerd standpunt. De materie blijkt minder 'solide' in kwantumfysische

onderzoeken en blijkt onderdeel uit te maken van een niet geheel objectiveerbaar geheel: de

onderzoeker is onderdeel van het onderzoeksresultaat geworden. Vertrouwde ideeën over de

'objectieve werkelijkheid' worden door onderzoeken op de helling gezet. Sommige onderzoekers

veronderstellen een diepere eenheid en verbondenheid van al het bestaande.

Moderne natuurwetenschap en spirituele kennis ('geesteswetenschap’)

Het lijkt er op, dat aanvankelijk tegenover elkaar staande visies van de (natuur)wetenschappelijke en

de spirituele wereldbeschouwing mede door de moderne natuurwetenschap weer naar elkaar toe

beginnen te groeien, althans een aantal auteurs is die mening toegedaan. Verschillende pogingen in

dit kader worden beschreven: holografische werkelijkheidsmodellen (vanuit mathematische

achtergrond), het idee van de synchroniciteit (Jung) en het psychofysisch parallellisme en de

verschillende veldtheorieën. (o.a. Tiller, Sheldrake) De schrijvers zien in de geschetste ontwikkelingen

inderdaad een herleving van de holistische mens- en wereldbeschouwing, maar dan op een modern

niveau.

Spirituele en 'geesteswetenschappelijke' tradities

De subjectieve en objectieve benadering van de werkelijkheid beginnen elkaar te ontmoeten. Er

worden serieuze studies gemaakt van het subjectieve, 'innerlijke universum' in samenhang met het

objectieve, 'uiterlijke universum'.

De verleiding is groot om op tal van plaatsen analogieën te zien tussen deze beide benaderingen. Het

boeiende is, dat er nooit eerder op zo'n grote schaal over deze vraagstukken nagedacht wordt. Tal van

zaken die nog niet zo lang geleden tot het domein van de occultist gerekend werden, zijn nu

onderwerp van serieus onderzoek en theorievorming. In het panorama van de moderne fysica ziet de

(toe)schouwer de 'innerlijke' werelden opengaan. In het licht van deze moderne wetenschap krijgen

uitspraken vanuit eeuwenoude mystieke tradities een extra feitelijkheid mee.

Eveneens heeft de gedachte aan meerdere werkelijkheidsniveaus en een daarbij behorende

lichamelijkheid een heel lange geschiedenis achter de rug, ook in West-Europa.

Opnieuw worden wij nu geconfronteerd met een mogelijke hiërarchie van 'werkelijkheidsvelden', echter

nu vanuit 'onverdachte' zijde: de moderne exacte wetenschappen en aan de hand van een beginnende

fase van experimenteel onderzoek.

3.2 Mensvisie en mensbeeld

De fijnstoffelijke, bio-energetische dimensie

Het is hier niet de plaats om opnieuw gedetailleerd in te gaan op de methodische fenomenologie van

de paranormale geneeswijze; dat is elders reeds uitvoerig gedaan. (15) De kern van het verhaal is, dat

deze therapeuten een andere dimensie aan het menszijn ervaren dan uitsluitend de biologisch-

stoffelijke en de sociaal-psychologische.

Behalve het vertrouwde biologische lichaam is voor deze therapeuten een tweede lichamelijkheid van

Page 26: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond

15-09-2012/csm/261 25

subtiele aard waarneembaar. Dit ' fijnstoffelijke' lichaam is voor hen heldervoelend waarneembaar en

voor de helderziende therapeuten tevens paranormaal zichtbaar. (er is een wijde variëteit van

onderscheiden capaciteiten op dit gebied) De biologische verschijningsvorm is doordrongen van dit

subtiele bio-energetische lichaam dat daarvan de 'innerlijke' dragende en vormende matrijs is; het is

de dynamische schakel tussen de fysieke en psychologische sfeer. Processen in de lichamelijke of

geestelijke sfeer vinden hun neerslag in dit 'energielichaam'.

Het omgekeerde is ook waar: in het energielichaam, ook wel aangeduid als 'etherisch

dubbel(lichaam)', tekenen zich processen af die pas in een later stadium manifest worden als ziekte,

klacht of stoornis. Voor zover het energielichaam zich buiten de omtrekken van het stoffelijke lichaam

manifesteert, spreekt men over de aura. (Lat: luchtstroming) Deze aura is voor helderziende

therapeuten zichtbaar als een kleurig en voortdurend veranderend omhulsel om het biologische

lichaam. (16) Aan de vorm, structuur en de kleuren van de aura kunnen tal van bijzonderheden worden

afgeleid, zoals de gezondheidssituatie, psychologische eigenschappen en de huidige

gemoedstoestand.

Het wezenlijke punt is nu, dat de mens door middel van deze aura in contact staat met de hem

omringende wereld, op een veel directere en indringender wijze dan men zich vaak bewust is. Ook

zonder dat er sprake is van verbale of non-verbale communicatie, kunnen mensen niet ontkomen aan

deze heel directe interpersoonlijke wisselwerking. Deze alledaagse, maar veelal onbewust blijvende,

paranormale' interactie die binnen iedere groep mensen plaatsvindt, is volgens de therapeut een witte

vlek in de moderne psychologie en persoonlijke communicatietheorie.

Het idee van een fijnstoffelijk intermediair lichaam tussen de psychologische en biologische dimensie

is in het Westen met de opkomst van de moderne natuurwetenschappen in de vorige eeuw echter

grotendeels teruggedrongen naar (semi-)religieuze en spirituele subculturen.

Ook tegenwoordig wordt door een aanzienlijk aantal therapeuten gewerkt vanuit een spiritueel c.q.

religieus levensbesef, echter ontdaan van de sektarische inslag die dat vroeger veelal met zich

meebracht. (17) Er is daarnaast een groep therapeuten die zijn werk onder invloed van de secularisatie

louter pragmatisch benadert, zonder dit uitdrukkelijk te koppelen aan levensbeschouwelijke

uitgangspunten. Hierbij speelt tevens een rol, dat men zijn cliënten niet ongevraagd wil confronteren

met de eigen levensbeschouwelijke achtergronden en dat men deze geneeswijze niet te nadrukkelijk

ideologisch wil inkleuren. Met een knipoog naar de psychotherapeut Carl Rogers zou men kunnen

zeggen: 'Genezen in vrijheid'!

Meervoudige lichamelijkheid en de spirituele dimensie

Het is niet zo, dat de in de praktijk van de therapeuten gehanteerde mensvisie volledig gedekt kan

worden met een verwijzing naar de fijnstoffelijke, bio-energetische lichamelijkheid van de mens. En het

is nog maar de vraag of dit al niet te simplistisch gesteld is. J.J. Poortman heeft in een

fenomenologisch-historisch standaardwerk een lans gebroken voor het concept van de (fijn)stoffelijke

meervoudigheid, het zgn. hylisch pluralisme.(6) Dit houdt in zijn meest eenvoudige vorm in, dat er

behalve een biologisch, grofstoffelijk lichaam een fijnstoffelijk, subtiel, bio-energetisch of etherisch

lichaam voorhanden is: het standpunt van het dualistisch materialisme.

Daarmee is nog niets gezegd over psychologische, geestelijke niveaus die daar mogelijk nog bovenuit

gaan en de filosofische waardering daarvan binnen het conceptuele continuüm:

materieel/biologisch

fijnstoffelijk-energetisch/psychologisch

immaterieel/spiritueel

Met o.a. de theosofie en de antroposofie wordt opnieuw een mensmodel in het Westen

geïntroduceerd, waarin sprake is van meerdere fijnstoffelijke meta-organismen of 'lichamen' op

verschillende niveaus van 'dichtheid'. Dit is het standpunt dat door Poortman als het hylisch pluralisme

of de meervoudige lichamelijkheid wordt aangeduid. Zoals reeds eerder toegelicht, bestond er reeds

een dergelijk uitgebreid mensconcept in de Europese cultuur, doch was tenslotte verdrongen naar

spirituele subculturen.

Page 27: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 26

15-09-2012/csm/261

Waar wij hier op willen wijzen is, dat het paranormale aspect in de ervaring van therapeuten niet

volledig samenvalt met de fijnstoffelijke, etherische dimensie. Integendeel, juist - en ook! - in de

paranormale geneeswijze krijgen tevens geestelijke, resp. spirituele of transcendente momenten en

dimensies een belangrijke plaats, zonder dat dit eenduidig is te omschrijven. Voordat je er erg in hebt,

tuimel je in een oerwoud van zingevingfragmenten: van christelijk geloof of de (post)moderne

restanten daarvan, elementen uit de yogafilosofie, westerse en oosterse esoterie, sjamanistische

tradities, spiritisme, reiki, diverse benaderingen met Chinese achtergrond, winti (Suriname), brua

(Nederlandse Antillen) etc.

Niettemin is er een aantal hoofdlijnen te trekken waarin een overgrote meerderheid van de

therapeuten zich zou kunnen herkennen. In ieder geval, dat zal duidelijk zijn, is dit een terrein waarop

zeer omzichtig gemanoeuvreerd moet worden. Het is een uiterst persoonlijk domein, waarin men zich

vaak heel kwetsbaar kan voelen. Het is onze overtuiging, dat het zingevingdomein van eminent belang

is in alle facetten van gezondheid, ziekte en genezing. In het geval van de paranormale geneeswijze is

het echter een gebied, dat nauwelijks buiten beschouwing kan blijven, niet alleen vanwege de

algemeen aangeduide zingevingproblematiek, doch in het bijzonder ook vanwege de specifieke

beroepsidentiteit en de typologie van de therapeuten zelf. Nog sterker dan in een louter psycho-

therapeutische setting is de therapeut aangewezen op zijn 'innerlijke' voeding en informatie.

Daarmee overstijgt de paranormale geneeswijze tevens een puur mechanistische gedachte

'overdracht van energie', bij wijze van spreken het toedienen van een paranormale 'pil'. Het is met

name de spirituele of transcendente dimensie die nadrukkelijk aanwezig is in de therapeutische

ervaring van de meeste beroepsbeoefenaren in deze sector, impliciet of geëxpliciteerd. Deze dimensie

biedt voor de therapeut zelf veelal de context waarbinnen het helingsproces in diepste zin verankerd is.

In het therapeutisch bezig zijn voelen velen van deze therapeuten zich gestuurd en geleid vanuit deze

spirituele dimensie. Hier kan men vervolgens verschillende omschrijvingen voor geven.

Religieus ingestelde mensen zullen dit aan directe inspiratie van God toeschrijven, aan de Christus-

werking in hun eigen geest, aan een Hoger Zelf, Overzelf of bovenbewustzijn, aan een persoonlijke

geleidegeest of een andersoortige geestelijke entiteit, zoals Socrates sprak over zijn 'daimonion' als

een innerlijke leiding.

Met deze opsomming willen wij niet suggereren, dat wij daarom alles over één kam willen scheren. Er

zijn wel degelijk grote verschillen in conceptuele, levensbeschouwelijke achtergronden en thera-

peutische filosofieën. Echter anders dan bij een vrijblijvende theoretiserende benadering gaat het bij

deze therapeuten om hun dagelijkse spirituele voedingsbron die zij broodnodig hebben en waarmee zij

telkens innerlijk contact en Verständigung zoeken, omdat het de spirituele, existentiële basis is waarop

zij staan en van waaruit zij werken. Vanwege deze intuïtieve ervaringsgerichte ('bevindelijke')

benadering van het spirituele is men geneigd om zich ook op dit vlak in elkaar te herkennen, over de

grenzen van beroepsorganisaties en hun ideologieën heen. Onder de aangesloten leden/therapeuten

van verschillende organisaties blijkt in de praktijk veelal een zeer grote mate van eensgezindheid te

bestaan, ook op dit punt.

Page 28: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond

15-09-2012/csm/261 27

Bi j lage 4: Relevante opleidingen en organisat ies

1. Academie Natuurgeneeskunde Zuid-Nederland (ANZN)

Beroepsopleiding Paranormale Therapie HBO-niveau

Emopad 33

5663 PA Geldrop

T: 040 -2869586

F: 040- 2800127

E : [email protected]

W: www.anzn.nl

Onderwijslocatie: De Eindhovense School te Eindhoven.

2. Stichting het Johan Borgman College (HJBC)

De geaccrediteerde opleidingen van het HJBC omvatten:

Therapeut; HBO-niveau.

Applicatieopleiding HBO+; HBO-niveau.

Koningsweg 2

3582 GE Utrecht

T: 030- 2966457

F: 030- 2626623

E: [email protected]

W: www.hjbc.nl

Onderwijslocatie: Faculteit gezondheidszorg te Utrecht.

3. Hogeschool Geesteswetenschappen

Energetisch therapeut HBO-niveau

Heidelberglaan 7

3584 CS Utrecht

T: 088 4819035

E: [email protected]

W: www.hgu.nl

4. Federatie Opleidingen Natuurlijke Geneeswijzen (FONG)

Zuilenburg 59,

3328 VB Dordrecht

T: 078 617 44 68

W:www.fong.nl

5. Stichting HBO register beroepsbeoefenaren natuurlijke gezondheidszorg (RBNG)

Stichting Tuchtrecht beroepsbeoefenaren natuurlijke gezondheidszorg (TBNG)

Kloosterstraat 82

4701KS te Roosendaal

T: T: 0165 564 652

E: [email protected] / [email protected]

W: www.rbng.nl /

6. Beroepsorganisiatie Het Verbond van natuurgeneeskundig therapeuten

Melkweg 19,

1622 BA Hoorn

E: [email protected]

W: www.hetverbond.eu

Page 29: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond Pagina 28

15-09-2012/csm/261

Noten

(1) Definitie beroepsprofiel van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO (Centraal

Begeleidings Orgaan voor intercollegiale toetsing) in Raamwerk Beroepsprofiel, pag. 3, febr.

1999:

Een beroepsprofiel:

is een gestructureerde verzameling uitspraken over taken die in de beroepsuitoefening

voorkomen.

is een omschrijving van deskundigheden en beroepsactiviteiten die plaatsvinden in de

beroepspraktijk, inclusief beroepsvereisten.

geeft een antwoord op de vraag wat een bepaalde beroepsbeoefenaar doet en voor welke

taken hij verantwoordelijk is.

is een gemeenschappelijke kern, een basisdocument, dat o.a. de grondslag kan vormen en

houvast kan bieden bij het opstellen van eindtermen van een opleiding, ontwikkelen van

gedragsregels, richtlijnen, tuchtrecht, klachtenregeling en registratie.

De beschrijving van de beroepstaken en taakgebieden van de betreffende beroepsbeoefenaar is

de kern van het beroepsprofiel. Beroepstaken zijn de bouwstenen van een profiel en door de

omschrijving van taakgebieden wordt structuur in dat geheel aangebracht.

(2) ANZN werd in 1999 door de Consumentenbond gewaardeerd met een 6,6 en HJBC met een 8,7

(3) Zie ´Advies beroepsuitoefening en opleidingen alternatieve geneeswijzen´ van de Nationale

Raad voor de Volksgezondheid, Zoetermeer, 1990, pag. 35 e.v. en Aanbevelingen 15 en 16 op

pag. 51.

(4) D.J. Benor, 'Survey of spiritual healing research', Complementary Medical Research, September

1990, vol. 4, nr. 3, pag. 9-34.

(5) Plato, Phaedros 242, 20: mantikon ti (), hetgeen ook met 'mantisch', 'profetisch' of

'helderziend' vertaald zou kunnen worden.

(6) J.J. Poortman Ochêma-geschiedenis en zin van het hylisch pluralisme, Assen, 1954-1967 (6

delen, 4 banden); voorts: D. Conway, Verborgen wijsheid. De occulte traditie door de eeuwen

heen, Amsterdam,1986; C.I. Dessaur, De droom der rede, Den Haag, 1982; H. van Dongen en

J.L.F. Gerding, Het voertuig van de ziel. Het fijnstoffelijk lichaam, beleving, geschiedenis,

onderzoek, Deventer, 1993. F.M. Honigh, Geschiedenis van de paranormale geneeskunde,

Nieuwegein, 1999; C. Kiesewetter, Geschichte des neueren Occultismus, 2 dln. Leipzig, 1891;

C. Kiesewetter, Der Occultismus des Altertums, 2 dln. Leipzig, 1895/6; F. King, Magie - de

westerse overlevering, Bussum, 1974; J. Wichmann, Renaissance van de esoterie, Utrecht,

1991.

(7) J.T.M. Attevelt, Beroepsprofiel paranormaal genezer, Amsterdam, 1993, pag. 31

(8) Commissie Alternatieve Geneeswijzen (Muntendam), Alternatieve geneeswijzen in Nederland,

Den Haag, 1981, pag. 245; F.J.M. Debats, 'De slag om de alternatieven', Medisch Contact 14

(1983); L.J. Menges, 'Conflict of synthese; slotbeschouwingen' in:

L.J. Menges en P.A. van Dijk (red.), Reguliere en alternatieve geneeskunde, Alphen a/d Rijn /

Brussel, 1983, pag. 148 e.v.; L.J. Menges, 'Inzicht in het alternatieve gebeuren', Nederlands

Tijdschrift voor Integrale Geneeskunde, 3 (1986), nr. 12, pag. 98 en 99.

(9) Commissie Alternatieve Geneeswijzen (Muntendam), o.c, pag. 22 e.v.

(10) W.H.C. Tenhaeff vertelt in zijn 'Magnetiseurs, somnambules en gebedsgenezers' (Den Haag,

1969) de smakelijke anekdote waarin tijdens een congres verteld wordt, dat in een Frans

woordenboek de arts wordt omschreven als 'iemand die er naar streeft om te genezen' en de

genezer als 'iemand die geneest' pag. 16.

Kort voor zijn dood (1980) verklaart Tenhaeff te opteren voor de term 'genezer' (zonder het

voorvoegsel 'paranormaal'), al is hij zich er van bewust, dat ook dit woord aanvechtbaar is;

vervolgens hanteert hij uitsluitend het sleetse 'magnetiseur'! Nadrukkelijker (of vrijmoediger?)

stelt hij, dat men de onbekende, paranormale, factor X 'wel als vaststaand kan aannemen' ter

verklaring van de therapeutische resultaten in de paranormale geneeswijze (in G. Meek,

Genezers en hun geneeskunst, Helmond, 1981, pag. 8 en 13).

Page 30: Beroepsprofiel Het Verbond 2012

5. Beroepsprofiel Het Verbond

15-09-2012/csm/261 29

(11) In 1992: NOPT, Nederlandse Organisatie van Therapeuten, 1992. Voorts introduceerde de

opleidingsorganisatie SOOP zich in de Studiegids 1994/1995/1996 als: 'Opleidingsinstituut voor

therapeuten', cursivering Schr.). Zie tevens H. van Dongen, o.c., pag. 208.

(12) Etymologisch hangt met ons woord therapeut de naam 'Therapeutae' samen: de kloostersekte

van Joodse woestijnkluizenaars en 'geestelijke genezers' nabij Alexandrië (Egypte), in de paar

eeuwen rond het begin van de jaartelling.

(13) H. Kühn, Het ontwaken der mensheid, Utrecht, 1958, pag. 168 e.v.

(14) R. Darnton, Mesmerism and the End of the Age of Enlightenment, Cambridge (Mass.) and

London, 1968.

(15) J F.M. Honigh,'Paranormale geneeswijze 1' - in 'Integrale geneeskunde', red. C.W. Aakster, R.

van Wijk en P.A. van Dijk, Groningen, 1989, pag 141 e.v.; van dit hoofdstuk worden een aantal

fragmenten enigszins aangepast en samengevat weergegeven.

(16) 29% van de georganiseerde genezers geeft aan een aura te kunnen zien; J.T.M. Attevelt, (8)

pag. 33.

(17) Naar schatting van een aantal uitgevers maakt het genre ‘esoterische literatuur’ ca. 10% van de

boekenmarkt uit. Het lijkt er op dat deze sector niet langer meer echt sektarisch genoemd kan.

Veeleer is er sprake van een brede beweging in de samenleving op zoek naar geestelijke

zingeving in een ontkerkelijkte cultuur. Of zoals Wichmann suggereert: de esoterische beweging

begint behoorlijk 'exoterisch' te worden.(J. Wichmann, Renaissance van de esoterie, Utrecht,

1991, pag. 15)