1
GEZICHTSPUNT Big brother is watching you: in het belang van het kind? W.R. Kastelein Hulpverleners worden in toenemende mate met een ber- oep op het goed hulpverlenerschap gemaand om vermoe- dens van kindermishandeling te melden. 1 Bij niet melden wordt zelfs met vervolging gedreigd. 2 Dat de betrokken ouders daar minder enthousiast over zijn laat zich raden. Uit de jurisprudentie 3 blijkt dat melden aan het AMK en tegelijkertijd hulpverleningscontact met de ouders hou- den spanningen oplevert. Het vertrouwen en daarmee de hulpverleningsrelatie komt onvermijdelijk onder druk te staan. Dat zal dan ook een van de redenen zijn dat hulpverl- eners soms terughoudend zijn met melden. Verder spelen de wachtlijsten in de jeugdzorg en vraagtekens rond de kwaliteit van de jeugdzorg eveneens een rol. 4 Voor veel hulpverleners, tevens potentie¨le melders, komt daar dan nog bij dat een vermoeden van kindermishandeling een multi-interpretabel begrip is. Minister Rouvoet wil bijvoorbeeld dat alle kinderen tussen 0 en 4 jaar nauwlettend worden gevolgd en dat van ieder kind een risicoanalyse wordt gemaakt. Als een kind veel verhuist, wordt dat al als een risico gezien, evenals een kind van ouders die werkeloos zijn of een lage opleid- ing hebben. 5 Ook een groot gezin of alleenstaand ouderschap wordt als een risicofactor beschouwd. Op basis van deze factoren moet er een Verwijsindex Risico- jongeren komen. De vraag rijst of de minister daarmee niet zijn doel voorbijschiet. Wat moet er bijvoorbeeld gebeuren als ouders geen hulp wensen zonder dat er sprake is van concrete aanwijzingen voor (een vermoeden van ) mis- handeling? En wat als ouders niet instemmen met gege- vensuitwisseling? Op grond van art. 7:457 BW kunnen in beginsel alleen hulpverleningsgegevens aan derden wor- den verstrekt met toestemming van de ouders, tenzij het gaat om een voor de hulpverlening noodzakelijke ver- strekking aan degenen die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst betrokken zijn. Was vroeger wat binnen het gezin gebeurde bijna hei- lig, nu lijkt het er op dat grondrechten zoals het recht op privacy en het recht op een ongestoord ‘family life’ nau- welijks meer tellen. Dit is een gevaarlijke tendens. Van- zelfsprekend is het belang van het kind een groot goed, maar het bruuskeren van individuele grondrechten is alleen te verdedigen bij concreet gevaar voor het kind. 1 Zie bijvoorbeeld de brief van J. Kohnstamm, voorzitter CBP, aan minister Rouvoet d.d. 15 mei 2007 over informatieuitwisseling in de jeugdzorg. Bij het ronde tafelgesprek dat tot deze brief heeft geleid was overigens niet e´e´n praktiserend beroepsbeoefenaar betrokken (!). 2 Zie de door Duijst genoemde voorbeelden in het NJB 2007, nr. 26, p. 1583. 3 Zie de Kroniek rechtspraak tuchtrecht elders in dit blad. 4 Zie Kamerstukken II 2006/07, 29 815 en 31 015, nr. 106, Nota Jeugdzorg 2005-2008. Per 1 april 2007 wachtten bijna 2.100 kinde- ren op provinciaal gefinancierde jeugdzorg. De wachtlijst voor geestelijke jeugdgezondheidszorg bedroeg 18.600 kinderen. De AMK’s hadden een wachtlijst van 207 kinderen. 5 Zie www.jeugdengezin.nl, weblogbericht 18 juli 2007 en Actie- plan Aanpak Kindermishandeling, 5 juli 2007. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (2007) 31:341 DOI 10.1007/BF03056390 13

Big brother is watching you: in het belang van het kind?

Embed Size (px)

Citation preview

GEZICHTSPUNT

Big brother is watching you: in het belang van het kind?

W.R. Kastelein

Hulpverleners worden in toenemende mate met een ber-

oep op het goed hulpverlenerschap gemaand om vermoe-

dens van kindermishandeling te melden.1 Bij niet melden

wordt zelfs met vervolging gedreigd.2 Dat de betrokken

ouders daar minder enthousiast over zijn laat zich raden.

Uit de jurisprudentie3 blijkt dat melden aan het AMK en

tegelijkertijd hulpverleningscontact met de ouders hou-

den spanningen oplevert. Het vertrouwen en daarmee de

hulpverleningsrelatie komt onvermijdelijk onder druk te

staan.

Dat zal dan ook een van de redenen zijn dat hulpverl-

eners soms terughoudend zijn met melden. Verder spelen

de wachtlijsten in de jeugdzorg en vraagtekens rond de

kwaliteit van de jeugdzorg eveneens een rol.4 Voor veel

hulpverleners, tevens potentiele melders, komt daar dan

nog bij dat een vermoeden van kindermishandeling een

multi-interpretabel begrip is.

Minister Rouvoet wil bijvoorbeeld dat alle kinderen

tussen 0 en 4 jaar nauwlettend worden gevolgd en dat van

ieder kind een risicoanalyse wordt gemaakt. Als een kind

veel verhuist, wordt dat al als een risico gezien, evenals

een kind van ouders die werkeloos zijn of een lage opleid-

ing hebben.5 Ook een groot gezin of alleenstaand

ouderschap wordt als een risicofactor beschouwd. Op

basis van deze factoren moet er een Verwijsindex Risico-

jongeren komen.

De vraag rijst of de minister daarmee niet zijn doel

voorbijschiet. Wat moet er bijvoorbeeld gebeuren als

ouders geen hulp wensen zonder dat er sprake is van

concrete aanwijzingen voor (een vermoeden van ) mis-

handeling? En wat als ouders niet instemmen met gege-

vensuitwisseling? Op grond van art. 7:457 BW kunnen in

beginsel alleen hulpverleningsgegevens aan derden wor-

den verstrekt met toestemming van de ouders, tenzij het

gaat om een voor de hulpverlening noodzakelijke ver-

strekking aan degenen die rechtstreeks bij de uitvoering

van de behandelingsovereenkomst betrokken zijn.

Was vroeger wat binnen het gezin gebeurde bijna hei-

lig, nu lijkt het er op dat grondrechten zoals het recht op

privacy en het recht op een ongestoord ‘family life’ nau-

welijks meer tellen. Dit is een gevaarlijke tendens. Van-

zelfsprekend is het belang van het kind een groot goed,

maar het bruuskeren van individuele grondrechten is

alleen te verdedigen bij concreet gevaar voor het kind.

1 Zie bijvoorbeeld de brief van J. Kohnstamm, voorzitter CBP, aanminister Rouvoet d.d. 15mei 2007 over informatieuitwisseling in dejeugdzorg. Bij het ronde tafelgesprek dat tot deze brief heeft geleidwas overigens niet een praktiserend beroepsbeoefenaar betrokken(!).2 Zie de doorDuijst genoemde voorbeelden in hetNJB 2007, nr. 26,p. 1583.3 Zie de Kroniek rechtspraak tuchtrecht elders in dit blad.4 Zie Kamerstukken II 2006/07, 29 815 en 31 015, nr. 106, NotaJeugdzorg 2005-2008. Per 1 april 2007 wachtten bijna 2.100 kinde-ren op provinciaal gefinancierde jeugdzorg. De wachtlijst voorgeestelijke jeugdgezondheidszorg bedroeg 18.600 kinderen. DeAMK’s hadden een wachtlijst van 207 kinderen.5 Zie www.jeugdengezin.nl, weblogbericht 18 juli 2007 en Actie-plan Aanpak Kindermishandeling, 5 juli 2007.

Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (2007) 31:341

DOI 10.1007/BF03056390

13