1
PRAKTISCH VERTAALD Brengt psychotherapie mensen bij elkaar? Gezondheid en welzijn hangen in hoge mate af van het sociale netwerk waarin we leven. In geval van psychi- atrische stoornissen is het moeilijk uit te maken of een afwezig c.q. disfunctionerend sociaal netwerk nu oor- zaak dan wel gevolg is. In het kader van behandeling is het evenwel cruciaal dit sociale netwerk te betrekken of (nieuw) leven in te blazen. Heel wat psychotherapeuten gaan er echter vanuit dat de behandeling, zodra deze verbetering teweegbrengt (symptomatisch of qua per- soonlijkheid), vanzelf tot verbeterde sociale contacten zal leiden. Dit blijkt echter ‘wishful thinking’ en wordt geenszins ondersteund door onderzoeksbevindingen. Uit sommige studies blijkt zelfs het tegendeel en eigen- aardig genoeg juist bij patie¨nten/clie¨nten die bij de aanvang van de therapie nog over een behoorlijk sociaal netwerk beschikten. Naarmate psychotherapie intensie- ver en/of langduriger is, blijken zij juist sociale contac- ten te verliezen of meer moeite te hebben om in contact met anderen te treden. 1 Dit zou wel eens een onder- schatte bijwerking van psychotherapie kunnen zijn, mogelijk eigen aan de aparte karakteristieken van een intensieve psychotherapeutische band die geı¨dealiseerd wordt, zodat ‘gewone’ relaties daartegenover verbleken of oppervlakkiger en dus minder boeiend lijken. De therapie dreigt dan Ersatz te worden van interpersoon- lijke relaties. Dit gevaar is trouwens ook van toepassing op de therapeut zelf, die door zijn werk kan vervreem- den van het ‘gewone’ relationele leven. 2 1 Schwartz RS (2005) Psychotherapy and social support. Harvard review of psychiatry 13:272-279 2 Zie bijvoorbeeld ‘beroepsziekten’ in Vandereycken W & van Deth R (2004) Psychotherapie: van theorie tot praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; en ‘Over leven met een psychotherapeut als partner’ in de rubriek ‘Voorlichting’ van PsychoPraxis, december 2004 Psychopraxis, jaargang 2006 (2006) 08:44 DOI 10.1007/BF03072258 13

Brengt psychotherapie mensen bij elkaar?

  • View
    214

  • Download
    1

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Brengt psychotherapie mensen bij elkaar?

PRAKTISCH VERTAALD

Brengt psychotherapie mensen bij elkaar?

Gezondheid en welzijn hangen in hoge mate af van het

sociale netwerk waarin we leven. In geval van psychi-

atrische stoornissen is het moeilijk uit te maken of een

afwezig c.q. disfunctionerend sociaal netwerk nu oor-

zaak dan wel gevolg is. In het kader van behandeling is

het evenwel cruciaal dit sociale netwerk te betrekken of

(nieuw) leven in te blazen. Heel wat psychotherapeuten

gaan er echter vanuit dat de behandeling, zodra deze

verbetering teweegbrengt (symptomatisch of qua per-

soonlijkheid), vanzelf tot verbeterde sociale contacten

zal leiden. Dit blijkt echter ‘wishful thinking’ en wordt

geenszins ondersteund door onderzoeksbevindingen.

Uit sommige studies blijkt zelfs het tegendeel en eigen-

aardig genoeg juist bij patienten/clienten die bij de

aanvang van de therapie nog over een behoorlijk sociaal

netwerk beschikten. Naarmate psychotherapie intensie-

ver en/of langduriger is, blijken zij juist sociale contac-

ten te verliezen of meer moeite te hebben om in contact

met anderen te treden.1Dit zou wel eens een onder-

schatte bijwerking van psychotherapie kunnen zijn,

mogelijk eigen aan de aparte karakteristieken van een

intensieve psychotherapeutische band die geıdealiseerd

wordt, zodat ‘gewone’ relaties daartegenover verbleken

of oppervlakkiger en dus minder boeiend lijken. De

therapie dreigt dan Ersatz te worden van interpersoon-

lijke relaties. Dit gevaar is trouwens ook van toepassing

op de therapeut zelf, die door zijn werk kan vervreem-

den van het ‘gewone’ relationele leven.2

1 Schwartz RS (2005) Psychotherapy and social support. Harvardreview of psychiatry 13:272-2792 Zie bijvoorbeeld ‘beroepsziekten’ in VandereyckenW&vanDethR (2004) Psychotherapie: van theorie tot praktijk. Houten: BohnStafleu van Loghum; en ‘Over leven met een psychotherapeut alspartner’ in de rubriek ‘Voorlichting’ van PsychoPraxis, december2004

Psychopraxis, jaargang 2006 (2006) 08:44

DOI 10.1007/BF03072258

13