105
Een bende op Java

Een bende op Java - Peter Schumacher › images › pdf › Een-Bende-Op-Java.pdfPeter Schumacher Een bende op Java Japanners,diamanten, wapensmokkelaars en vragen rond de dood van

  • Upload
    others

  • View
    6

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • Een bende op Java

  • Peter Schumacher

    Een bende op JavaJapanners, diamanten,

    wapensmokkelaars en vragen rond

    de dood van generaal Spoor

    Van Gennep

  • Inhoud

    Inleiding 11

    Hoofdstuk i????????????????? 15

    Japanse officier Nakamura rooft koffers vol juwelen uit pandhuis 15

    Het Britse militair bestuur 17Minnares 20

    Chinezen helpen een deel van de schat te verbergen 21Nakamura en de opstand in Indramajoe 23

    Hoofdstuk ii De arrestatie van Nakamura

    en het begin van het proces 25Nakamura gearresteerd 25

    Herinneringen van Dirk Bogarde 26Britse officieren achterhalen partij juwelen

    en steken deel in eigen zak 28Officier van Justitie gaat op onderzoek uit 29

    Verhoren en getuigenverklaringen 30Britten belonen nefis-informanten met juwelen 33

    Hoofdstuk iii De gouden lelie 36

    Japanners worden verhoord 36Eerste publicatie 39

    Gouden Lelie 40‘Vrijwillige’ inzameling diamanten 42

    W 2005 Peter Schumacher / Van GennepNieuwezijds Voorburgwal 330

    1012 rw AmsterdamOmslagontwerp Erik Prinsen

    Verzorging binnenwerk Hannie PijnappelsDrukwerk Bariet

    isbn 90-5515-574 8 / nur 680

  • Hoofdstuk viii Malversaties in het leger 93

    De moord op vaandrig Aernout 93Bieger ontmoette angstige Aernout 95

    Vakbond beschuldigt ‘profiteurs’ van ccc 96Spoor machteloos bij bestrijding malversaties 99

    De Van Roijen-Roemonderhandelingen 103

    Hoofdstuk ix Hartinfarct of moord? 105

    De onverwachte dood van generaal Spoor 105Was het moord? 108

    Geruchten en speculaties 110Hardliners 111

    Crime passionel? 112Coupplannen 114

    Westerling 115

    Hoofdstuk x Onderzoek naar malversaties stopgezet 118

    Meer verdachte sterfgevallen 118Geruchtmakend artikel in Bataviaasch Nieuwsblad 120

    Proces wegens smaad 122Getuigen bevreesd te verschijnen 124

    Hoofdstuk xi Een subjectief rapport 127

    Angst voor wraak bij vakbondsbestuurders 127De plotselinge dood van journalist Houbolt 129

    De Leidsche Post klaagt aan 130Minster laat onderzoek instellen 132

    Luyke Roskott verdedigt zich 133Eindrapport Commissie-Zaaijer 134

    ‘Nederland mag trots zijn op zijn leger’ 136

    Hoofdstuk iv De smokkel van goud en diamanten 45

    De rechtzaak tegen Carla Wolff 45‘Onontwikkelde en ijdele vrouw’ 47Het proces tegen captain Morton 48

    Britse sergeant smokkelt diamant naar Londen 50Vragen over vrijspraak van Morton 52

    Als een vertelling van Somerset Maugham 53Diamanten en goud het land uit gesmokkeld 54

    Hoofdstuk v Nieuwe onthullingen 58

    Het proces tegen Nakamura en Nomura 58Goud en tranen 59

    ‘Rommel’ 61Indirect bewijs 64

    Requisitoir en vonnis 65Verzachtende omstandigheden 66Temporaire Krijgsraad was laks 68

    Hoofdstuk vi De Kipas Hitam 71

    Naspel en analyse 71Waren de Nakamura-juwelen bestemd voor steun

    aan de Kipas Hitam? 73Publicaties en een uniek dossier 77

    Hoofdstuk vii Luyke Roskott 81

    Kapitein Luyke Roskott en zijn ‘bende’ 81‘Echt een kanjer’ 82

    Japanners, juwelen en een ontmoeting met Carla Wolff 85‘Hij zorgde ervoor anderen aan zich te verplichten’ 89

    Nergens bang voor 90

  • Kwestie Petersen 180Necrologie Jaap Houbolt 184

    Drie ministers van Oorlog/Defensie 185Mr. J. Zaaijer 187

    Officiersrangen in het leger 188

    Nawoord 189Dankwoord 189

    Noten, bijlagen en namen 191Spelling en haakjes 191

    Noten 192

    Literatuurlijst 199

    Register 203

    Minister negeert aanbevelingen Rapport-Zaaijer en rehabiliteert Van der Putten 137

    Mr. Zaaijer protesteert 139Vernietiging documenten 140

    Hoofdstuk xiiVerdere scandalen 142

    Wapensmokkel gedoogd wegens hoger politiek belang 142Auctor intellectualis 144

    Smokkelbestrijder slachtoffer van intriges 146‘Geweldige wapendiefstallen uit

    Nederlandse magazijnen’ 148De man met drie petten 148

    Opiumsmokkel 151

    Hoofdstuk xiiiNa de onafhankelijkheid 153

    Nederlanders steunen islamrebellen 153Van der Putten moet van minister namen noemen 156

    Van der Putten op staande voet ontslagen 160

    Hoofdstuk xivDe zestiger jaren 162

    Luyke Roskott: ‘Moreel heb ik niets misdreven.’ 162Visser veroordeelt Van der Putten in nota 163

    Fractievoorzitter Oud verwijt zijn partijgenoot Visser ‘ondemocratisch optreden’ 166

    Epiloog 167

    Bijlagen 170Buit 170Geld 172

    Notulen van de bijeenkomst van de bbm met Spoor 174Verklaring van Ans Persoon,

    privé-secretaresse generaal Spoor 178Gifmoord op z’n Indonesisch 180

  • Inleiding

    ccc, welke Nederlander in Indië van na de oorlog herinnert zichniet waar die letters voor stonden: Corruptie, Chantage en Con-necties. ccc is voor velen in die chaotische jaren het enige instru-ment om iets voor elkaar te krijgen, van een broek bemachtigentot een beveiligde treinreis op zoek naar familieleden. Er heersteen tekort aan letterlijk alles: geld, goederen, transport, veiligheiden zelfs aan een gevoel echt bevrijd te zijn nadat Japan op 15augustus heeft gecapituleerd.

    Die chaos en wetteloosheid heeft alles te maken met hetmachtsvacuüm dat optreedt omdat Japan is verslagen en er noggeen gezag kan worden uitgeoefend door het Nederlands-Indi-sche gouvernement, dat tijdens de bezetting in ballingschap inAustralië verblijft. Nederlandse troepen en politie zijn er nauwe-lijks en Britse troepen, die tijdelijk het gezag zouden moetenovernemen, blijken ook niet onmiddellijk met voldoende man-schappen aanwezig te kunnen zijn om de wet te komen handha-ven.

    Een tweede oorzaak voor grote verwarring, onveiligheid enonzekerheid is de dreiging van een nieuw gewapend conflict metjonge, fanatieke Indonesiërs die strijdend hun eigen land willenbevrijden van de Nederlanders, nadat hun leiders daags na deJapanse capitulatie de onafhankelijkheid hebben uitgeroepen. Alsblijkt dat Nederland alleen bereid is over een vorm van onafhan-kelijkheid te praten indien er rust en vrede heerst in het land, wor-den overal in het land Nederlanders vermoord en ook Indonesiërsomgebracht die ervan worden verdacht te heulen met Nederland.

    Direct na de capitulatie zitten daarom voor hun eigen veilig-heid nog tienduizenden Nederlanders in voormalige Japanse in-ternerings- en krijgsgevangenkampen. De Japanners wordt doorhet South East Asia Command (seac), in feite het Britse opper-commando in het gebied, opgedragen hen te beschermen tegen

    11

  • veilig heenkomen moeten zoeken in Nederland. In het laatstegeval is de volgende vraag hoe dit door middel van ccc te regelen.Een bescheiden woning of een kaartje voor de boot, weg uit dechaos, is zonder de juiste connecties niet voor elkaar te krijgen.

    In het leger is de situatie niet anders en het moreel van de troepzakt nog verder als duidelijk wordt dat ‘de zaak voor Indië’ verlo-ren is. Het vervolgen van militairen en zeker van officieren diezich verrijken wordt ernstig beperkt omdat iedereen boter op zijnhoofd heeft. Als er één grote corrupteling veroordeeld wordt,bestaat de kans dat hij nog hogere officieren in zijn val meesleurt,dus wordt bewijslast dikwijls verdoezeld.

    Het officiële beleid is gericht op een federale staatsvorm vooreen onafhankelijke Indonesische staat, die sterke banden blijfthouden met de voormalige koloniale overheerser Nederland. Hetidee erachter is dat Nederland op deze manier zijn economischeen financiële belangen zo veel mogelijk zal kunnen veiligstellen.Het gevolg is dat corrupte federale functionarissen moeten wor-den beschermd, soms ten koste van de veiligheid van Nederlandsesoldaten. Geen wonder dat onder dergelijke omstandigheden hetmoreel verder zakt en er voor de slimsten en de handigsten gele-genheid te over is om ongestraft zaken naar eigen hand te zetten.

    Met de overdracht van de soevereiniteit aan Indonesië einddecember 1949, draagt Nederland ook alle kenmerken over vaneen corrupte samenleving. Dat stukje Nederlandse erfenis vormtook nu nog, na zestig jaar onafhankelijkheid, in Indonesië de har-de kern die economische vooruitgang verlamt. Korupsi is de eersteletter van kkn (gevolgd door Kolusi – letterlijk: heimelijke ver-standhouding, maar lees: Connecties – en Nepotisme), een algemeenbegrip waarmee de Indonesiër van nu precies hetzelfde bedoeltals indertijd ccc.

    In dit boek probeer ik met een aantal sprekende voorbeeldenaan te tonen hoe veel mensen ccc gebruikten als kruipolie in eensamenleving waar het normbesef van het vooroorlogse Indië on-derhevig was geworden aan sterke erosie.

    In het eerste deel van het boek beschrijf ik aan de hand van oog-getuigenverslagen, krantenartikelen en archiefstukken de lotge-vallen van een aantal personen die betrokken zijn geweest bij de

    13

    mogelijke aanvallen van Indonesische nationalisten. Tegelijker-tijd besluiten de Japanners zichzelf te interneren in afwachtingvan hun repatriëring naar Japan. Een zeer verwarrende situatie!

    In die omstandigheden kunnen Britse troepen, waarvan deeerste pas eind september in Indië landen, voorlopig weinig uit-richten. Gedwongen door de omstandigheden en nog lijdend aande gevolgen van een onmenselijke onderdrukking door de Japan-se bezetter, zoeken veel mensen naar manieren om de chaos teoverleven en er het beste van te maken. Het leven is één grote oefe-ning in improviseren, waar God noch gebod een rol van betekenisspeelt. Met goede connecties en wat omkoperij is alles te ‘regelen’.En het gebeurt op grote schaal en komt in alle lagen van de bevol-king voor. Corruptie is normaal geworden, van hoog tot laag.

    Ter illustratie van het gebrek aan normbesef in die dagen enke-le persoonlijke ervaringen:

    Als jongen van twaalf, net ‘bevrijd’ uit een jongenskamp, jattenmijn vrienden en ik broeken weg uit een militair magazijn. Dat isgeen stelen, want we lopen aan het eind van de internering in nietmeer dan een broekje en een hemdje. Schoenen hebben we allangniet meer. Naast ons kamp hebben Britse jagers net een kamponggebombardeerd en de bevolking slaat op de vlucht. Wij zijn er alsde kippen bij om alles van waarde uit die kampong mee te nemenen triomfantelijk als buit in het kamp te laten zien. Geen bozereacties van ouderen. Nee, goed gedaan jongens, maar pas wel eenbeetje op, want dit is gevaarlijk.

    Dat er ook wel spontaan hulpbetoon was bewijst het volgendevoorval. Mijn vader had in oktober ’45 met veel ccc twee plaatsenkunnen krijgen op een beveiligde trein van Bandoeng naar Bata-via om mijn moeder en zussen daar weer te kunnen zien. Toenmijn vader en ik zaten te wachten kwam er een Nederlandsevrouw naar ons toe die ook dringend naar Batavia moest. Zij vroegmijn vader of zij als zijn echtgenote mee kon. Dat heeft hij toengeregeld zonder er iets voor terug te vragen.

    Ook als het dagelijks leven in door militairen beschermdegebieden rond een aantal grote steden weer enigszins normaalwordt, heerst er twijfel over de naaste en verdere toekomst. Dage-lijks vragen mensen zich af of ze in Indië moeten blijven of een

    12

  • Hoofdstuk i

    Japanse officier rooft koffers vol juwelen uit pandhuis

    Het is omstreeks 20 augustus 1945, enkele dagen na de capitulatievan Japan op de 15e en de uitroeping van een onafhankelijke Indo-nesische republiek op de 17e, als een Japanse officier voor miljoe-nen aan kostbare juwelen uit het centrale Pandhuis in Batavia intwee vrachtwagens laadt en wegrijdt. Het personeel blijft in ver-bijstering achter.1

    Het gebouw van de Pandhuisdienst ligt aan Kramat, een bredestraat even buiten het centrum van Batavia. De Japanse officier iskapitein Hiroshi Nakamura. Bij de betreding van het gebouw ver-keert hij in het gezelschap van de voormalige Japanse pandhuis-chef Sinoda. De dag tevoren heeft Nakamura de net benoemdeIndonesische beheerder opdracht gegeven vijf koffers klaar te zet-ten. Daarin moeten zo veel mogelijk gouden sieraden en diaman-ten, die tijdens de bezetting in dit pandhuis bijeen zijn gebracht,worden gepakt om ze direct mee te kunnen nemen. De operatieloopt van meet af aan heel anders dan is voorzien. De hiervolgen-de reconstructie is gebaseerd op bewaard gebleven getuigenver-klaringen, archiefstukken en krantenartikelen.

    De eerste tegenvaller voor Nakamura is dat de Indonesischepandhuisdirecteur zijn instructies niet heeft opgevolgd. De vijfkoffers staan niet klaar. Dan moet het maar anders. Met behulpvan het personeel, onder wie enkele Indo-Europese werknemers,worden de brandkasten leeggehaald. Een aantal aanwezige kof-fers is al gauw overvol. Er worden inderhaast nog een paar man-den aangevoerd en ook die worden volgegooid. Volgens enkelegetuigen stampt Nakamura met zijn laarzen de juwelen nog eensextra aan om zo veel mogelijk te kunnen meenemen. Niet alleskan mee.

    15

    door de Japanse officier Hiroshi Nakamura gepleegde diefstal vaneen groot aantal kostbare juwelen die lagen opgeslagen in het cen-trale pandhuis in Batavia (het huidige Jakarta). Dit verhaal is be-kend onder de naam ‘De Schat van Nakamura’. Het is in de loopder jaren een aantal malen beschreven, maar omdat het gebeurdezeer tot de verbeelding spreekt is het verhaal altijd zwaar gero-mantiseerd; het diende zelfs als basis voor een vele malen her-drukte detectiveroman.

    Ik tracht in mijn verhaal zo dicht mogelijk bij de door mijgevonden feiten te blijven, waarbij duidelijk wordt dat ook hoog-geplaatste personen, inclusief Nederlanders en Britten in dienstvan de Militaire Inlichtingendiensten, er niet voor terugdeinsdenzich aan de gestolen kostbaarheden te vergrijpen.

    Vervolgens trek ik het verhaal over de ccc-mentaliteit doornaar grootschalige corruptie, wapensmokkel, verdachte sterfge-vallen – inclusief die van legercommandant generaal Spoor – ensoms ronduit misdadig gedrag door Nederlandse militairen. Dezezaken blijven in Nederland de gemoederen bezighouden tot aanhet begin van de jaren zestig, wanneer de politiek in Den Haagverwikkeld raakt in een warboel van rapporten, beschuldigingenen ontkenningen. Het parlementaire debat loopt zo hoog op dathet de toenmalige minister van Defensie bijna de kop kost.

    Hoe omvangrijk deze ‘onregelmatigheden’ in Indonesië zijngeweest is nooit tot op de bodem uitgezocht. Ik tracht in dit boekop z’n minst duidelijk te maken dat zij zich op veel grotere schaalhebben voorgedaan.

  • buit onmiddellijk terugbezorgen. Hoeveel er toen is teruggeko-men – en hoeveel niet – is onbekend.

    Vanaf eind 1943 arriveren in het Bataviase pandhuis steeds meerjuwelen. Die worden opgestuurd door pandhuisbazen elders opJava. De Japanse regering heeft bepaald dat goud, zilver en edel-stenen die niet bijtijds door de betreffende eigenaren zijn terug-gekocht, niet meer mogen worden geveild. Zij dienen in pakket-ten naar het centrale pandhuis in Batavia te worden opgestuurd.De kassier van het pandhuis heeft dat later bevestigd.

    Het Britse militair bestuur

    De beslissing om zo spoedig na de nederlaag van Japan Britse troe-pen te stationeren in Nederlands-Indië is in juli 1945 genomen opde Conferentie van de Grote Vier in Potsdam (bij Berlijn). Destaatshoofden van de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie, Frankrijken Engeland spreken over de komende nieuwe machtsverhoudin-gen in de wereld. Eén van de punten op de agenda is wat er moetgebeuren nadat Japan verslagen is. De opmars van Amerikaansetroepen in de richting van Japan is via de Filippijnen langs hetOostelijke deel van Nederlands-Indië gelopen. Na een Japanse ne-derlaag zullen in Nederlands-Indië niet onmiddellijk geallieerdetroepen aanwezig zijn en zo zal er een gezagsvacuüm ontstaan.Het Indische bestuur, dat tijdens de oorlog in ballingschap ver-keert in Australië, zal zijn gezag niet terstond kunnen hervesti-gen. Het Koninklijke Nederlands-Indische Leger (knil) beschiktop Indisch grondgebied slechts over een handjevol parate militai-ren. De meeste knil-militairen bevinden zich in Japanse krijgsge-vangenschap. De Amerikanen, zo is de verwachting, zullen hunhanden vol hebben aan de bezetting en het tijdelijk besturen vanJapan. Alleen de Britten hebben op dat moment voldoende troe-pen in de directe omgeving van Nederlands-Indië. Zonder datNederland daar enige invloed op kan uitoefenen, wordt daaromin Potsdam besloten dat Britse troepen na de nederlaag van Japanzo spoedig mogelijk Sumatra en Java zullen bezetten. Hun eerstetaak zal zijn geallieerde, voornamelijk Nederlandse militairen en

    17

    De oorspronkelijke opdracht van zijn baas, kolonel Akira No-mura, hoofd van het Planbureau van het Japanse leger, luidt omde koffers direct naar diens hoofdkwartier aan het Koningspleinte brengen. Omdat de meeste juwelen zich nog in zakjes bevindenmet daarop vermeld de namen van de oorspronkelijke eigenaars,besluit Nakamura anders. Hij brengt alles naar zijn eigen huis aande Villalaan (nu jalan Cendana) in de wijk Menteng. Hij wil eersteen duidelijk overzicht krijgen van de buit.

    Het plan om het pandhuis leeg te halen zou een dag eerder zijnbedacht tijdens een vergadering van het Planbureau van het Ja-panse leger, waarvan de Japanse naam Kikikuka luidt. Het belang-rijkste doel van die bijeenkomst is een manier te vinden om aanmiddelen te komen waarmee vijf kampen kunnen worden inge-richt. In die kampen willen Japanse militairen zich veilig vestigentegen mogelijke aanvallen van Indonesische vrijheidsstrijders, inafwachting van hun repatriëring naar Japan. De aanwezigen op dePlanbureau-vergadering komen tot de conclusie dat nu Japan ver-slagen is, Japans bezettingsgeld geen waarde meer heeft. Er moetdus naar andere middelen worden gezocht. De belangrijkste fi-nanciële man van het verslagen leger, die als gast de vergaderingbijwoont, wijst erop dat er in Batavia een pandhuis staat dat tot denok toe gevuld is met gouden en zilveren sieraden en diamanten.2

    Door die te verkopen, of er ‘in natura’ mee te betalen, kunnen devijf kampen worden opgezet en gefourageerd. Directeur Nomuragaat akkoord en geeft kapitein Nakamura, specialist Indonesischezaken op het bureau, opdracht de operatie de volgende dag uit tevoeren.

    In het pandhuis in Batavia liggen in augustus 1945 extra veeljuwelen in de safes opgeslagen. Naast de standaard hoeveelheidafkomstig van Batavianen die voor en tijdens de oorlog hun kost-baarheden hadden verpand, is er in 1942 nog een voorraad bijge-komen, bestaande uit juwelen die waren ingeleverd door Indone-siërs die deze in de chaotische tijd van de Japanse inval in maart1942 tijdens plunderpartijen in pandhuizen hadden buitgemaakt.Op last van de nieuwe machthebbers moest iedereen die hier aanhad meegedaan, onder bedreiging van zware sancties, de geroofde

    16

  • Tokio belooft dat Indonesië nog in 1945 zelfstandig zal wor-den, maar natuurlijk wel onder Japanse supervisie. Als de Japan-ners de nederlaag zien aankomen bespoedigen zij het proces datmoet leiden tot een zelfstandige Indonesische staat. Vanwege deonverwacht snelle Japanse capitulatie op 15 augustus lukt het be-spoedigen net niet. Het wordt de 17e. De instructies van Mount-batten leiden tot onderlinge spanningen in de Japanse leger- enmarinetop, waarvan een aantal marinekopstukken toch steun wilblijven geven aan het Indonesische onafhankelijkheidsstreven.Tegelijkertijd willen de Indonesische leiders voorkomen dat hetuitroepen van hun onafhankelijkheid als ‘Japans maaksel’ zalworden gediskwalificeerd.

    Na dagen van Japans-Indonesische discussies wordt een kortetekst gecomponeerd waar zowel Japanners als Indonesiërs meeweg denken te kunnen komen. Eén detail hebben beide partijenechter over het hoofd gezien: op de onafhankelijkheidsverklaringstaat als datum niet 17 augustus 1945, maar het jaartal 2605, deJapanse jaartelling die tijdens de bezetting was ingevoerd.

    Een aantal Japanse officieren, vooral uit marinekringen, steuntachter de schermen desalniettemin de nieuwe Indonesische repu-bliek. Bovendien deserteren honderden Japanse militairen, vanwie de meeste zich aansluiten bij de Indonesische revolutionairevrijheidsstrijders.

    Voor Nederland is het duidelijk: de nieuwe, onafhankelijkeIndonesische republiek is een ‘Japans maaksel’ en dient op geenenkele manier erkend te worden. Ook niet door de Engelsen.

    De door Mountbatten uitgevaardigde instructies aan de Japan-se legerleiding in Indonesië worden door het Planbureau vanNomura zodanig geïnterpreteerd alsof Japan gerechtigd is deinhoud van het Bataviase pandhuis te ‘kopen’. Om een schijn vande legitimiteit van hun daad op te houden wordt in september1945 op de privé-rekening van de Indonesische pandhuischef eenbedrag overgemaakt ter waarde van ruim één miljoen gulden invrijwel waardeloos Japans bezettingsgeld.

    19

    burgergeïnterneerden op te vangen en de zieken en zwakken teevacueren. Ook moeten honderdduizenden verslagen Japanse mi-litairen worden ontwapend en afgevoerd.

    Als Japan na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki halfaugustus 1945 capituleert, blijken ook de Britten niet van de enedag op de andere hun militaire gezag in Indië te kunnen vestigen.De opperbevelhebber van alle geallieerde troepen in Azië, gene-raal Douglas MacArthur, bepaalt op 15 augustus dat Britse troe-pen niet in Indië mogen landen voordat Japan zich in Tokio offi-cieel heeft overgegeven. Dat gebeurt uiteindelijk op 15 september1945. Op die dag vaart het Britse fregat Cumberland de haven vanTandjong Priok binnen en worden de eerste gewapende eenheden(Scottish Highlanders) aan land gezet.

    De Britten worden onmiddellijk geconfronteerd met een inPotsdam nog niet voorziene situatie. De Indonesische leiders heb-ben op 17 augustus de onafhankelijkheid van Indonesië geprocla-meerd. De Britse opperbevelhebber Zuid-Oost-Azië, Lord Mount-batten, ziet het gevaar en stipuleert vanuit zijn hoofdkwartier opCeylon de Japanse legerleiding in Nederlands-Indië wat zijn ta-ken en verantwoordelijkheden in Indië zijn. De Japanners dienenzich verre te houden van enige betrokkenheid bij de uitroepingvan de Indonesische republiek en zullen nadrukkelijk de verant-woordelijkheid voor de consequenties dragen als zij zich hier nietaan houden. Kort gezegd: de status-quo van 15 augustus moetstrikt worden gehandhaafd. Verder dienen de Japanners in afwach-ting van de komst van Britse troepen de geïnterneerden te be-schermen.

    Al bij hun verovering van Nederlands-Indië begin 1942 hebbende Japanners de Indonesiërs onafhankelijkheid in het vooruitzichtgesteld indien zij actief met hun ‘bevrijders’ zouden samenwerkenom het ‘Nederlandse koloniale juk definitief af te werpen’. Onderleiding van bekende nationalistische leiders als Soekarno en Hat-ta, die voor de oorlog al regelmatig door het Indische gouverne-ment waren vervolgd, werkt het grootste deel van de Indonesischebevolking nauw samen met de Japanners. Er komen regimentenIndonesische hulptroepen, maar ook goed getrainde en goed be-wapende eenheden.

    18

  • Wolff. De kolonel vraagt hem waarom hij de koffers niet directnaar zijn hoofdkwartier heeft gebracht. Het leek hem beter, zegtNakamura, eerst alle zakjes open te maken om de zaak vervolgensgoed te kunnen verdelen. Nomura geeft opdracht de koffers eerstnaar zijn huis te brengen. Dat gebeurt. Kort daarna verhuizen dekoffers alsnog naar Nomura’s kantoor.

    Chinezen helpen een deel van de schat te verbergen

    Al spoedig verlaat Nakamura zijn huis aan de Villalaan om zich-zelf samen met nog een aantal andere Japanse officieren in TanahAbang, elders in Batavia, vrijwillig te interneren. Carla bezoekt hijnog af en toe. Op een dag brengt hij een bedrag van 200.000 gul-den (Javasche Bank) mee naar het huis van Carla. Hij zegt haar dathij het geld van Nomura heeft gekregen. ‘Dit geld,’ zegt hij tegenCarla, ‘is bestemd voor de vier kampen in de omgeving van Bui-tenzorg (nu Bogor) en een vijfde in Batavia.’ Het geld moet ookbewaard worden in een brandkast die hij voor haar heeft gekocht.Een andere keer brengt hij twintig staven zilver mee, die verbor-gen dienen te worden.

    Nakamura dringt er bij Carla op aan de ‘schat’ weg te halen uithaar huis en op een veiliger plek te verbergen. Een zekere Ong WeiSoen, al tijdens de bezetting een informant en vertrouweling vanNakamura, schiet uiteindelijk te hulp. Hij weet elders in Bataviaeen Chinese kennis te wonen, de zakenman Tio Wie Koen, die eengrote safe heeft. Het grootste deel van de juwelen komt daarterecht, evenals het geld. De zilveren staven verstopt Ong ergenstussen een stel auto-onderdelen. Beide Chinezen zullen nog veelter sprake komen.

    Carla houdt een klein deel van de juwelen bij zich om te ver-handelen op Pasar Atoom, een spontane zwarte markt in de buurtvan de bekende winkelstraat Pasar Baroe. Ook deelt zij kwistigjuwelen uit in ruil voor bewezen diensten, of als cadeautje voorvrienden en vriendinnen. Carla maakt absoluut geen geheim vande grote rijkdom die haar ten deel is gevallen. Deze openlijke ver-schijnselen van goudkoorts gaan gepaard met fantasieën over een

    21

    Minnares

    Als Nakamura de buit heeft thuisgebracht probeert hij kolonelNomura te bellen om te vragen wat te doen, maar zijn baas blijktniet bereikbaar. Thuis treft Nakamura zijn Indo-Europese minna-res Carla Wolff-de Jong aan, die tegenover hem woont en met wiehij al de gehele bezettingstijd een verhouding heeft. Nakamuravraagt haar de juwelen uit te pakken en te sorteren. Het is veelwerk en bovendien moet Nakamura weer weg. Carla vraagt hemof een Nederlands vriendje haar bij het uitzoekwerk mag helpen.Dit vriendje is de jonge Bram (voor zijn vrienden Bieb) Roukens,die tijdens de oorlog als Indo-Europeaan buiten het internerings-kamp is gebleven. Bram en een paar van zijn Indische vriendjesheeft Carla tijdens de oorlog leren kennen.

    Doddy Gootjes, een toenmalige vriend van Bram, herinnertzich: ‘Bieb zat bij ons in Batavia ondergedoken uit angst om doorde Jappen te worden opgepakt en naar een werkkamp te wordengebracht. Het laatste jaar van de bezetting hielden de Jappen inBatavia regelmatig van dit soort razzia’s op Indische jongens. Ik-zelf kon daaraan ontkomen, omdat ik beschikte over een “Aus-weiss”, dat was verstrekt door de beheerder van de Duitse club. Ikspeelde daar als pianist in een band. We vermaakten er beman-ningsleden van Duitse u-boten, die regelmatig Tandjong Priok,de haven van Batavia, aandeden. Ik heb ervoor gezorgd dat Bieb,die gitaar speelde, bij ons in de band kwam en ook zo’n Ausweisskreeg.’

    Als Nakamura de volgende ochtend thuiskomt, liggen alle ju-welen keurig gesorteerd op de grond in de huiskamer. Er zijn eenstuk of acht stapeltjes gemaakt; soort bij soort. Er is ook een apartestapel met gouden sieraden die Carla graag voor zichzelf wil hou-den. Ze zegt tegen Nakamura: ‘De oorlog is nu afgelopen en jij kanniet meer voor mij en mijn kinderen zorgen, dus deze juwelen wilik graag zelf houden.’ Uit de reactie van Nakamura leidt zij af dathij ermee instemt.

    Nakamura krijgt kolonel Nomura uiteindelijk toch aan detelefoon en vraagt hem waar de juwelen naartoe moeten, zondererbij te zeggen dat hij er al een deel van heeft afgestaan aan Carla

    20

  • voor hen steeds moeilijker zichzelf en hun kinderen goed te blij-ven voeden. De verleiding om via een relatie met een Japanse offi-cier wat beter in hun levensonderhoud te kunnen voorzien, isdaarom groot. Dat leidt niet zelden tot buitenechtelijke kinderenen drama’s na afloop van de oorlog als de echtgenoot terugkeertuit Japanse gevangenschap. Maar ook is het lot van deze Indisch-Japanse kinderen, het moeten er duizenden geweest zijn, na deoorlog vaak verre van eenvoudig. Uiteindelijk vinden velen vanhen steun bij elkaar in een vereniging van lotgenoten in Neder-land. Naast vrijwillig aangegane relaties worden tijdens de bezet-ting ook regelmatig Indische vrouwen gedwongen tot prostitutie.

    Nakamura en de opstand in Indramajoe

    Nakamura is in Cheribon werkzaam op het bureau van de Japanseresident. Uit een na de oorlog opgemaakt inlichtingenrapportvalt af te leiden dat hij met behulp van de eerder genoemde Chi-nees Ong huizen van rijke Chinezen laat leeghalen. De opbrengstvan deze plunderingen houdt Nakamura voor zichzelf en voorCarla, die daarmee vermoedelijk ook haar kinderen heeft onder-houden.

    Begin 1944 wordt Nakamura overgeplaatst naar Batavia. Hijkomt te werken bij het Planbureau. Hij houdt zich daar bezig met‘Indonesische zaken’, vermoedelijk omdat hij behoorlijk Maleisspreekt, zich verdiept heeft in de islam en goed met Indonesiërsoverweg kan.

    Misschien is het om diezelfde redenen dat hij later dat jaar meteen speciale opdracht naar Indramajoe, residentie Cheribon,wordt gestuurd. Onder dorpelingen in de buurt van Indramajoe iseen revolte uitgebroken tegen het Japanse bestuur, dat een grootdeel van de rijstopbrengst opeist voor de eigen soldaten. Er heersteen groot gebrek aan voedsel en veel dorpelingen zijn zo radeloosdat ze liever strijdend ten onder gaan dan sterven van de honger.Nakamura krijgt de opdracht de revolte goedschiks of kwaad-schiks de kop in te (laten) drukken. Volgens het onderzoek dat eenJapanse historica begin jaren zeventig uitvoerde komen er bij de

    23

    gouden bed waarin ze binnenkort hoopt te slapen en dito bordenwaarvan ze zal eten. Haar euforie is heel begrijpelijk, maar zalhaar fataal worden. Ze zal uiteindelijk door een nichtje wordenverraden.

    De Indo-Europese Carla Wolff-De Jong en kapitein Hiroshi Naka-mura, op dat moment achtentwintig jaar, leren elkaar in maart ofapril 1942 kennen in Tjimahi, een garnizoensplaats in de buurtvan Bandoeng. Kort daarvoor heeft het Indische leger, het knil,zich aan de Japanse invaller overgegeven. Carla is op dat momentvierendertig jaar, maar geeft zich uit voor zesentwintig. Ze isgetrouwd met de dienstplichtige sergeant Gerard Wolff. Zij heb-ben het zeker niet breed met een gezin van acht kinderen. Gerardverdwijnt al snel in krijgsgevangenschap. Carla maakt zich grotezorgen; hoe moet zij tijdens de bezetting zonder inkomen haargrote gezin in leven houden? Volgens een Haagse vriendin, aanwie Carla in de jaren zestig het een en ander over haar verledenvertelde, richt zij de ene smeekbede na de andere aan de Japanselegerleiding in Tjimahi om voedsel te krijgen voor haar kinderen.Aanvankelijk hoort zij niets, maar na een paar weken wil Naka-mura wel eens weten wie die vrouw is die maar steeds blijft aan-dringen.

    Nakamura moet bij hun eerste ontmoeting onmiddellijk voorCarla zijn gevallen. Hij overstelpt haar met voedsel. Zó veel dat zeook etenswaren aan anderen kan doorgeven. Niet veel later heb-ben de twee een liefdesrelatie en wordt Carla zwanger. Nakamurawordt overgeplaatst naar Cheribon, aan de noordkust van Java.Carla gaat mee. Haar kinderen vertrouwt zij toe aan familie envrienden. In januari 1943 wordt in Cheribon een zoon geboren.Carla beseft heel goed dat haar liaison met een Japanse officier aankritiek in eigen kring blootstaat, zodat zij besluit een Duitse ach-ternaam te nemen. Zij heet voortaan Carla von Lützow.

    Overigens is Carla zeker niet de enige Indo-Europese vrouwdie tijdens de bezetting een verhouding heeft met een Japanseofficier. De meeste Indo-Europese vrouwen, wier mannen in veelgevallen in (krijgs)gevangenschap verdwijnen, worden op Javaniet geïnterneerd. Naarmate de bezetting voortduurt wordt het

    22

  • Hoofdstuk iiDe arrestatie van Nakamura en het begin van het proces

    Nakamura gearresteerd

    Op 23 februari 1946 arresteert de Britse Field Security Service (fss)kapitein Hiroshi Nakamura in Batavia. Zijn aanhouding heeft opdat moment niets te maken met het feit dat hij vijf maanden eer-der een pandhuis vol met juwelen heeft leeggehaald. Daar wetende Britten nog niets van. De fss is geïnteresseerd geraakt in Na-kamura omdat hij in het kleine zelfinterneringskamp in de wijkTanah Abang, waar alleen Japanse officieren zitten, een veel pro-minentere rol speelt dan zijn rang van kapitein aannemelijk maakt.Ook gedraagt Nakamura zich in de ogen van de fss verdacht van-wege de grote hoeveelheden geld waarover hij beschikt.

    De Britse militaire inlichtingendienst beschikt over de infor-matie dat er tijdens de Japanse bezetting op Java voorbereidingenzijn getroffen om bij een herovering van Java door de geallieerdeneen guerrillaoorlog te ontketenen met Indonesiërs en Japanners.Die organisatie heet Black Fan, Zwarte Waaier, of in het Indone-sisch Kipas Hitam en staat onder leiding van een zekere HitoshiShimitsu (of Shimizu). Ter ondersteuning van die guerrillastrijdzijn er overal op Java voorraden en wapenarsenalen aangelegd enfondsen gevormd. De fss wil van Nakamura weten of hij met zijninvloed en zijn fondsen misschien iets met de Black Fan te makenheeft. Wat hij de fss vertelt is helaas niet in de Britse archieventerug te vinden.

    Nakamura vertelt in zijn verhoor aan de Engelsen nadrukkelijkdat hij zelf niets te maken heeft met Kipas Hitam. Shimitsu noemthij ‘een idioot’. Hij verklaart nadrukkelijk dat hij juist bezig wasom voor de Britse en Nederlandse autoriteiten een reconstructie temaken van de rol die Japanners speelden bij de voorbereidingenvoor de Indonesische onafhankelijkheid. Ook dit zijn zaken waarde Britten en de Nederlanders buitengewoon in zijn geïnteres-

    25

    onderdrukking van de opstand honderden Indonesische burgersom.3

    Nooit is vast komen te staan of Nakamura verantwoordelijk isgeweest voor dit harde optreden. Mochten zijn daden al geboek-staafd zijn dan is de kans groot dat dit rapport niet meer bestaat.De Japanse legerleiding heeft onmiddellijk na zijn nederlaag inIndonesië alle bezwarende documenten vernietigd. Het enigedocument dat werd teruggevonden is afkomstig van Nakamurazelf. Dat gebeurt als Nakamura kort na zijn arrestatie aan hetbegin 1946 spreekt met kolonel Abdoelkadir, een Indonesiër, maartoch de eerste assistent van luitenant gouverneur-generaal H. vanMook. Nakamura overhandigt Abdoelkadir nog veel meer docu-menten en verslagen, die betrekking hebben op de Japanse rol bijde voorbereiding van de proclamatie van de Indonesische repu-bliek.

    Het Indramjoe-document betreft een lange verklaring van eenhoge Indonesische ambtenaar uit Cheribon. Hij verwijt hierin hetJapanse bewind te weinig steun te verlenen aan de lokale Indone-sische ambtenaren, die daardoor hun gezag verliezen. Dit leidt toteen anarchie die zich als een olievlek tot grote delen van Java zoukunnen uitbreiden. De ambtenaar dringt aan op krachtige maat-regelen om het gezag van het plaatselijk bestuur te herstellen. Deverklaring is gericht aan Nakamura.4

    Het is niet duidelijk of de ambtenaar Nakamura benadertomdat hij hem nog kent uit zijn tijd op het residentkantoor vanCheribon, of dat hij een beroep doet op Nakamura om na zijn‘bemiddeling’ in Indramajoe nog krachtiger op te treden. Deopstand deed zich voor in juni 1944 en de verklaring van de amb-tenaar is van eind oktober dat jaar. Nakamura zal later tijdens eenuitgebreid verhoor zeggen dat hij inderdaad naar Cheribon isgestuurd, maar dat hij op geen enkele wijze aan militaire of poli-tionele operaties tegen de mensen in het gebied van Indramajoeheeft deelgenomen. Het was volgens Nakamura een zekere Fiji-mura onder wiens leiding de opstand is onderdrukt, ‘waarbij,’zegt Nakamura, ‘heel weinig slachtoffers zijn gevallen’.

    24

  • wen, sommigen maar net bekomen van een hard en hongerigbestaan in het kamp, maar ook zij die als Indo buiten het kampvaak een hard leven hebben gehad, zoeken er vertier. Een derdegroep, die haar best doet een Britse officier aan de haak te slaan,bestaat uit vrouwen die tijdens de bezetting minnaressen eenrelatie hadden met een Japanse officier, zoals Carla Wolff. De man-nen weten dat, maar zijn niet al te kieskeurig. Ze willen plezier enontspanning. Ze hebben er de pest over in dat voor hen de TweedeWereldoorlog nog steeds niet is afgelopen en dat zij in een in revo-lutie verkerend vreemd land voor een bevriende natie de kastanjesuit het vuur moeten halen.

    Het komt af en toe zelfs tot een Brits-Nederlands huwelijk. Delater zeer bekende Britse filmacteur Dirk Bogarde is één van deBritse officieren die hun dienstplicht vervullen in Indië. Hij wordter zelfs de adjudant van de Britse bevelhebber generaal Haw-thorn. Bogarde schrijft jaren later een roman over zijn Indië-tijd:A Gentle Occupation. Dichter bij de feiten staan zijn autobiografi-sche boeken. In één daarvan, Backcloth, wijdt hij veertig pagina’saan zijn diensttijd in Batavia en Bandoeng. Als adjudant van degeneraal heeft hij in Bandoeng een beeldschone Indische secreta-resse, waar hij halsoverkop verliefd op wordt. De spontaniteit vandeze Harri, maar tegelijkertijd haar grote terughoudendheid, fas-cineren de jonge luitenant. Hij zou haar graag meenemen naarEngeland, maar zij lacht die suggestie weg, omdat er in Engelandgeen eeuwige blauwe luchten zijn, het er niet naar tropische krui-den ruikt en het er altijd koud en regenachtig is. Kort voor zijnvertrek verdwijnt Harri. Bogarde probeert haar tevergeefs te vin-den. Als hij de laatste dag zijn bureau opruimt, treft hij daar eenblauwe glazen schaal aan waarin drie zonnebloemen drijven. Opeen briefje dat erbij ligt staat: ‘Deze twee kleuren passen goed bijelkaar. Adieu.’

    Een bladzijde verder in Backcloth schrijft Bogarde over de Indi-sche meisjes die net getrouwd zijn en wél mee naar Engeland gaan:‘Zij hadden slechts de meest vage ideeën over wat hen in Engelandof Europa te wachten stond. Het grijze noorden en tal van nieuwezeden en gewoonten in plaatsen als Swindon, Manchester, Mac-clesfield of Croyden. Op dat moment benijdde ik hen niet.’

    27

    seerd. Zij vragen zich af of er nog veel Japanse militairen steun ver-lenen aan de Indonesische revolutionaire strijd. Mocht dit zo zijn,is dit dan het gevolg van Shimitsu’s Zwarte Waaier?

    Als enkele maanden na Nakamura’s arrestatie de eerste bewij-zen opduiken dat hij direct betrokken is geweest bij de pandhuis-roof draaien zijn verhoorders hem nog steviger de duimschroevenaan, maar hij blijft halsstarrig ontkennen iets met de Black Fan temaken te hebben gehad. Het geld dat hij in zijn bezit heeft isslechts bestemd voor de Japanse zelfinterneringskampen.5

    Eind 1945 hebben de Britten Shimitsu aangehouden. Een ver-slag van zijn verhoor is niet in de archieven teruggevonden.

    Kort voor Nakamura’s arrestatie is zijn trouwe medewerkerOng Wei Soen al gearresteerd op verdenking van een aantal delic-ten, waaronder wapensmokkel. In opdracht van Nakamura? AlsCarla en Nakamura horen dat Ong is gearresteerd, worden zijzenuwachtig. Carla overlegt met Nakamura, met wie zij via der-den nog steeds contact onderhoudt. Zij besluiten de kostbaarhe-den weg te halen uit de safe van Thio en ze te begraven. Dat doenze in zijn tuin, alleen het geld blijft in de safe.

    Herinneringen van Dirk Bogarde

    Carla waant zich veilig en is druk bezig de gouden sieraden die zijin de Villalaan bij zich heeft gehouden te verkopen op de zwartemarkt (meer bekend onder de naam Pasar Atoom). Ze wordt om-ringd door allerlei lieden en familieleden die graag een graantjemeepikken. Ook geniet zij met volle teugen van het in Bataviaweer opbloeiende nachtleven. Carla is een graag geziene gast in denachtclub La Conga, die geëxploiteerd wordt door een Chinesevriend van haar. Ook wordt zij geregeld gezien in de bekende clubThe Black Cat aan de Citadelweg en in de Britse officiersclub TheBox, genoemd naar de straat waar de club gevestigd is, Boxlaan(nu jalan Irian, een zijstraat van Pegangsaan-Oost, waar Soekarnode onafhankelijkheid uitriep).

    The Box heeft onder Britse militairen in Zuid-Oost-Azië dereputatie verworven van een ‘wilde tent’. Nederlandse jonge vrou-

    26

  • blikken mee, evenals stapels bankbiljetten uit de safe van Thio. Hetis laat geworden, Carla kan niet meer naar de gevangenis wordengebracht en bovendien moet zij haar kind verzorgen. Zij mag nogeven in haar eigen huis blijven.

    Op het kantoor van kapitein Morton worden de juwelen uit deblikken gesmolten. Het grootste deel ervan brengt Morton naarde betaalmeester van de Britse troepen, maar het geld en nog eenaardig deel van de juwelen houden Morton en Dawson zelf. Voorhun hulp bij de opsporing van de schat krijgen Noach en Ulrichvan Morton ook juwelen en geld.

    Officier van Justitie gaat op onderzoek uit

    De Nederlandse justitie weet in maart ’46, als Carla gevangen isgezet door Morton, nog maar weinig van de zaak af. Mr. EduardBrunsveld van Hulten wordt na zijn verblijf in een Japans interne-ringskamp begin 1946 aangesteld als officier van Justitie in Bata-via. Renee Ulrich kent Brunsveld nog van vóór de oorlog als vriendvan haar vader. Zij benadert hem met het verzoek of hij voor haareen uitreisvisum voor Singapore kan regelen. Dat kan hij niet,maar Brunsveld zoekt haar nog een keer op. Op een of anderemanier begint Brunsveld onraad te ruiken. Hij komt op het spoorvan Carla Wolff, die begin april door Morton weer is vrijgelaten.Carla vertelt Brunsveld wat er gebeurd is. Pas tijdens latere verho-ren bekent zij haar verhouding met Nakamura. Zij vertelt hoe zijgeslagen is door Morton en zegt niet verbaasd te zijn als zou blij-ken dat de Britten een deel van de gevonden juwelen zouden heb-ben gestolen.

    Brunsveld zoekt contact met de Field Security Service, maarkomt in Batavia niet verder. Hij steekt zijn licht op in Singaporeen alarmeert daar de Special Investigation Branch (sib). De com-mandant van deze dienst, kolonel Sars, komt persoonlijk naarBatavia. Dit leidt al snel tot de arrestatie van Morton. Ook laat dekolonel huiszoeking doen bij majoor J.B.D. Williams, tweede manvan de sib in Batavia, met wie Renee Ulrich inmiddels een verhou-ding heeft. Er worden bij hem enige gouden bijouterieën gevon-

    29

    Naast zijn werk als adjudant van de generaal schrijft Bogardeonder verschillende pseudoniemen regelmatig vrolijke stukjes enimpressies voor het blad van zijn divisie The Fighting Cock. Hij wordter later zelfs hoofdredacteur van.6

    Britse officieren achterhalen partij juwelen en steken deel in eigen zak

    Aan Carla’s luxeleventje komt een abrupt einde als Britse veilig-heidsofficieren haar via Nederlandse tipgevers op het spoor ko-men. In februari 1946 vernemen twee medewerkers van de Neder-landse militaire inlichtingendienst (opgericht als NetherlandsForces Intelligence Service: nefis) iets over een Indische vrouwdie moet beschikken over een enorme hoeveelheid goud. Zij we-ten ook wie zij is en waar zij woont. Een van hen is de burger Mau-rits Noach. De ander is de 35-jarige Renee Ulrich. Noach gaat methet verhaal over Carla’s enorme juwelenschat eerst naar zijn nefis-chef. Daar wordt hij niet geloofd en min of meer uitgelachen. Hijbesluit zich dan te wenden tot de Britse Field Security Service, eensoort Militaire Politie. De commandant van de fss in Batavia,kapitein J.H.R. Morton, staat hem te woord. Ook hij fronst aan-vankelijk de wenkbrauwen, maar besluit toch Carla’s woning tedoorzoeken. Naast een grote hoeveelheid mooie kleren en stoffentreffen zij slechts een handjevol sieraden aan in haar safe.

    Morton besluit haar nader aan de tand te voelen met Noach alstolk. Op 9 maart 1946 vindt het verhoor van Carla plaats op hetkantoor van Morton. Carla ontkent ook maar iets te weten overgrote hoeveelheden juwelen die in haar bezit zouden zijn. Mortongelooft haar niet en gaat over tot fysiek geweld. Uiteindelijk slaatCarla door en wijst de plaats aan waar de juwelen in de tuin vanThio begraven zijn. Vermoedelijk noemt zij daarbij de naam vanhaar minnaar Nakamura nog niet, want tijdens de ondervragingvan 23 april komt de roof uit het pandhuis nergens ter sprake.

    De juwelen in Thio’s tuin blijken in twee pertroleumblikkenen een ijzeren kist te zitten, die zijn gevuld met was. Morton,diens adjudant, sergeant Ken Dawson, Noach en Ulrich nemen de

    28

  • dagen van maart 1942 geplunderde pandhuizen, tot een taxa-tiewaarde van 1.250.000 gulden (Japans bezettingsgeld), metde bijbehorende administratie in truncks in te pakken. Dedoor de heer Berretty gevulde truncks, in totaal elf stuks, wer-den hierop in de gereedstaande auto van eerstgenoemde Ja-panner geladen. Waarop deze verdween. Het bovenstaande werddoor mij persoonlijk geconstateerd.

    Ruim twee maanden later, op 4 mei, geeft de pandhuiskassier E.C.Berretty desgevraagd ook een ooggetuigenverslag van de gebeurte-nissen in het pandhuis. Evenmin als Eckhardt weet hij zich preciesde datum te herinneren. De naam van de Japanse kapitein die dejuwelen kwam ophalen kent hij niet. Berretty heeft het zo gezien:

    Het kan ultimo augustus, mogelijk begin september 1945 ge-weest zijn toen vóór het sluitingsuur twee groengekleurdeauto’s, waarin twee Jappen gezeten waren, kwamen voorrij-den, om kort daarop met het waarnemend onderhoofd mijnafdeling Sinoda binnen te treden. In hun bijzijn kreeg ik de op-dracht drie Lipsbrandkasten en een ijzeren boekenkist te ope-nen, waarin waren opgeborgen de volgende panden: nog aan-wezige goud-, zilver-, platina-, en briljantpanden, afkomstiguit leeggeroofde pandhuizen, zomede voor de Javasche Bankbestemde gouden munten, gouvernementspanden, zomedevan de pandveilingen onttrokken beleende panden. De doorde Jappen meegebrachte lederen valiezen, vijf à zes stalentruncks en bamboe manden moesten worden aangedragen omeerder genoemde panden daarin op te bergen. Hieraan dedencontroleurs, hoofdbeheerders, commiezen en beambten allenmee. Na afsluiting van de truncks met lips- en andere hangslo-ten, de manden met bindtouw, werden deze naar buiten gedra-gen voor de oplading in de twee gereedstaande auto’s. Uitnieuwsgierigheid wat er verder gebeuren zou liep ik met deJappen mee en hoorde ze aan de chauffeur de opdracht gevenniet naar het Planbureau te rijden, maar naar hun woning. Denog niet geopende pakketten, moetende inhouden goud- enbriljantpanden, bleven onaangeroerd.

    31

    den. Sars sluit Williams onmiddellijk in de boeien en laat hemoverbrengen naar een Singaporese cel. Net als Morton zal ook Wil-liams zich voor de krijgsraad moeten verantwoorden.

    Renee Ulrich probeert nog via een informant van haar, eenvoormalige pandhuisbaas, de begraven kostbaarheden die zij vanMorton kreeg te verkopen. Hij mag van haar de helft voor zichzelfhouden. Als zij zich in het nauw gedreven voelt probeert zij eengoed heenkomen te zoeken door de ex-pandhuisbaas te zeggendat hij alles zelf mag houden. Maar het is al te laat. Op 8 juni wordtook Ulrich door Brunsveld in de gevangenis opgesloten, evenalshaar heler. Deze heeft Ulrichs goud doorverkocht aan twee Chine-se goudhandelaren. Zij worden achterhaald en bekennen hetgrootste deel van de juwelen inmiddels te hebben omgesmolten.Alles wordt in beslag genomen en ook zij worden vastgezet.

    Verhoren en getuigenverklaringen

    Alle betrokkenen zitten nu vast. De verhoren kunnen beginnen.Brunsveld beschikt al over twee getuigenverklaringen van pand-huisambtenaren die aanwezig waren bij de goud- en diamantroofuit het Bataviase pandhuis. Al op 28 februari heeft controleur Th.Eckhardt een verklaring getekend. Of hij dit op eigen initiatiefheeft gedaan, of dat iemand het hem heeft gevraagd is niet duide-lijk. Het is merkwaardig dat hij niet veel eerder met die verklaringis gekomen. Hij beschrijft de gebeurtenissen als volgt:

    Enige dagen na de capitulatie van Japan vervoegde zich tenhoofdkantore van de Pandhuisdienst op Kramat 132 een Japan-ner. Na enige besprekingen gevoerd te hebben met Mr. Sauba-ri, aan wie door de Japanse autoriteiten inmiddels de leidingvan de Pandhuisdienst was opgedragen, en Sinoda (Japanner),de liaisonofficier tussen de Indonesische dienstleiding en hetJapanse bestuur, werd de heer Berretty, destijds belast met deleiding van de afdeling Magazijn en Kas van bovengenoemdedienst, de opdracht gegeven de onder zijn berusting aanwezigesieraden, goud en briljanten, afkomstig van de in de woelige

    30

  • heb dat de sieraden bij Thio waren. Ik kon toen niet staan vande pijn in mijn buik tengevolge van de schoppen die ik daarhad gekregen.

    Ze ziet wel dat de Britten ook nog een stapeltje bankbiljetten mee-nemen uit Thio’s safe. En dan zegt Carla: ‘Het goud, gevonden bijThio was aanzienlijk minder dan indertijd was weggebracht,zomede de hoeveelheid bankpapier. Ik schrok van het verschil.’Uit het verhoor van Carla Wolff blijkt dat zij alles doet om aan tetonen dat de gouden sieraden en de bankbiljetten die naar Thiozijn gebracht niet van haar zijn, maar van Nakamura. Zij kreegimmers niet meer dan twee handen vol. (B: Geld)

    Renee Ulrich, die enkele dagen na Carla Wolff wordt verhoord,vertelt Brunswijk hoe ze via twee vrienden van haar Carla heeftweten op te sporen. Waar de in Thio’s tuin gevonden juwelen van-daan komen zegt ze niet te weten. Ze heeft slechts bij geruchtenvernomen dat deze waarschijnlijk uit pandhuizen afkomstig zijn.Ze zegt voor haar hulp bij het opsporen van de kostbaarhedenslechts een gouden kettinkje te hebben gekregen.

    Britten belonen nefis-informanten met juwelen

    Carla’s verklaring komt op een aantal punten niet overeen met dievan haar mede-nefis-informant Maurits Noach:

    Kapitein Morton heeft Renee Ulrich en mij gezegd dat wij watsieraden mochten uitzoeken, waarop Renee enige kettingenheeft uitgezocht, doch ik heb geweigerd. Na enig aandringenhunnerzijds heb ik ten slotte een hangertje en een horlogegenomen. Daarop is Dawson naar een kast gegaan en heeftdaaruit een wit linnen zak gehaald. Tezamen met Morton is hijnaar de stapel armbanden gegaan en tezamen begonnen zij dezak te vullen, mij verzoekend hen te helpen om de beste stuk-ken uit te zoeken en in die zak te doen, hetgeen ik gedaan heb.Ik trok daarbij een ‘verveeld gezicht’ en vond het ‘niet prettig’,omdat ik eigenlijk niets wilde hebben. Maar de Engelsen dach-

    33

    Verder verklaart Berretty nog dat er twee weken later een bedragvan 1.250.000 gulden Japans bezettingsgeld in de vorm van eenniet inwisselbare cheque op de bankrekening van het toenmaligehoofd van de dienst Saubari is gestort. Volgens de toenmaligekoers stond dat gelijk met honderdduizend gulden Javasche Bank.

    De twee ooggetuigenverslagen van de roof op het pandhuis ko-men in grote trekken met elkaar overeen, maar de verschillen zijnminstens zo opvallend. Volgens Berretty doet iedereen mee methet inpakken van de juwelen, maar Eckhardt beweert dat alleenBerretty behulpzaam is geweest. Hij lijkt alle mogelijke schuld tewillen afwentelen op Berretty en de Japanners.

    Half mei verhoort Brunsveld Carla Wolff. Bij het nalopen vande dan al bekende feiten vertelt Carla dat toen Nakamura met dejuwelen thuiskwam hij had gezegd dat hij ze op last van de leger-leiding van het pandhuis had gekocht. Met welk doel had hij erniet bij gezegd. Carla verstrekt Brunsveld in het verhoor allerleidetails over hoe zij en een Indisch vriendje de zaak op verzoek vanNakamura hebben gesorteerd. Een deel nam hij weer mee. ‘Tweehanden vol’ mocht zij zelf houden en het grootste deel van de restwerd veilig opgeborgen in de brandkast van de Chinees Thio enlater in diens tuin begraven.

    Over het hardhandige verhoor van capt. Morton vertelt Carla:

    Herhaaldelijk werd mij naar de bewaarplaats van het goudgevraagd. Toen ik bij mijn verklaring bleef persisteren, heeftcaptain Morton mij herhaaldelijk met de vlakke hand op hethoofd en in het gezicht geslagen, zomede aan de haren getrok-ken, doch ik bleef ontkennen iets omtrent een bewaarplaats afte weten. Daarop moest ik mijn blouse uittrekken, waardoor ikenkel met een bustehouder en een klein driehoekje voor deborst bleef zitten, schouder en rug waren naakt. Daarop heeftcaptain Morton zijn schoenen uitgetrokken en mij herhaalde-lijk met kracht met de onderkant van de voet in buik en maaggetrapt, waardoor ik erge pijn leed. Ik ben toen wederom ooknog in het gezicht geslagen en aan de haren getrokken. Tenslotte, na ongeveer een uur, wilde captain Morton, omdat ikbleef ontkennen, mij met zijn schoen slaan, waarop ik gezegd

    32

  • Nakamura-schat heeft toegeëigend. Verder staat hij terecht op debeschuldiging dat hij tijdens het onderzoek in Batavia een doosmet gouden juwelen zou hebben ontvangen, waarvan namelijkeen gedeelte in zijn huis is aangetroffen. Op 23 augustus valt hetvonnis. Williams wordt vrijgesproken op de eerste aanklacht,maar voor de tweede aanklacht krijgt hij een vrijheidsstraf vaneen jaar met streng regime en oneervol ontslag uit de militairedienst.8

    Noach noemt in zijn verklaring nog een aantal namen van Brit-se officieren met flink veel boter op hun hoofd. Volgens het offi-ciële register van alle krijgsraadzaken in Batavia en Singapore in1946 hebben echter alleen Morton en Williams terecht hoevenstaan.9

    35

    ten daardoor juist dat ik méér wilde hebben. Ze hebben er toennog een handvol gouden munten bijgedaan en nog eens50.000 gulden (Javasche Bank). Totaal was er daar 270.000 gul-den aanwezig. Ulrich en ik zijn met die gevulde linnen zaktoen weggegaan. Die avond bij Renee hebben we die sloop ineen hoedendoos gedaan en het geld boven de kapstok opgebor-gen. Daarna ben ik zelf naar huis gegaan. Na een week ben ikmet Morton en Dawson bij Renee thuis geweest. We hebbentoen die sloop met het goud in een zinken doos geplaatst metdeksel en begraven naast Renees slaapkamer onder een pot envijfduizend gulden in de holle standaard van een lamp. Nogeens vijfduizend gulden in Renees kast. Ik kreeg toen van Re-nee duizend gulden.

    Geheel spontaan schetst Noach de aard van zijn verhouding metRenee Ulrich: ‘Deze vrouw had een geweldige invloed op mij, dieik niet kon verklaren. Ik bekostigde later nog steeds haar huishou-ding, hoewel ik wist dat Renee een verhouding had met de Britsemajoor Williams. Zij vertelde mij dat en tóch kon ik niet van haarwegblijven, ofschoon ik uit eigen wetenschap wist dat hij daarsliep. Ik wil hiermee enkel demonstreren, welke macht zij overmij had.’7

    In de gevangenis schrijft Maurits Noach nog een uitgebreidverslag over zijn inlichtingenwerk als nefis-agent. Hieruit blijktonder meer dat het bij de Chinees Thio verborgen deel van deschat veel meer moet zijn geweest – hij spreekt over tientallen mil-joenen guldens – dan de door Carla beschreven ‘twee handen vol’,die zij van Nakamura voor zichzelf mocht houden. Hij schrijftover zeer sterke aanwijzingen te beschikken dat Thio zich eengroot deel van die buit heeft toegeëigend. Verder maakt Noachgewag van de ondergrondse organisatie Kipas Hitam onder lei-ding van Shimizu, die ook te maken zou hebben met de juwelen-roof door Nakamura. Nieuw in zijn bekentenis is dat hij en Carlaplannen hadden om er samen met het goud van Nakamura van-door te gaan.

    De krijgsraadzaak tegen majoor Williams dient half juli inSingapore. Hij wordt aangeklaagd omdat hij zich een deel van de

    34

  • maar het zou een onderdeel kunnen zijn van de in het vorige hoofd-stuk genoemde geheime, ondergrondse Kipas Hitam-beweging.

    Kent Nakamura Thio Wie Koen, in wiens tuin een deel van deschat begraven lag? ‘Alleen van horen zeggen,’ antwoordt hij. Na-kamura geeft toe dat er van die honderdduizend gulden een heelklein deel is gebruikt voor ‘noodgevallen’. Hij zegt verantwoorde-lijkheid te willen nemen voor het deel van het goud dat hij Carlaheeft geschonken.

    Brunsveld ziet dat er iets niet klopt. Het deel dat is teruggevon-den in de tuin van Thio zou het deel zijn dat Carla van Nakamuraheeft mogen houden: de bekende ‘twee handen vol’. Maar hetblijkt veel méér. Volgens Carla’s waarneming tijdens de opgravingin Thio’s tuin zou het zeker meer zijn geweest dan de partij dienaar Thio’s huis is gebracht. Dit noopt Brunsveld Nakamura tevragen nog eens uit te leggen hoe groot het deel van de pandhuis-buit was dat hij aan Carla heeft afgestaan. Nakamura: ‘Ik stondCarla toe voor zichzelf juwelen te nemen die zij het best en hetmooist vond. Ik heb haar toegestaan een koffer te vullen van80x35x20 cm en ook een tas van ongeveer 50x35x20 cm en ooknog een tas, 40x20x35 cm, geheel te vullen met horloges.’ Dat isduidelijk meer dan de ‘twee handen vol’ die Carla in haar verhoornoemt.10

    Carla’s verklaring wekt het vermoeden dat Thio zich een grootdeel van de aan hem toevertrouwde juwelen heeft toegeëigend.Deze veronderstelling wordt gesterkt door het verhaal van eenIndische vrouw die nu in Amerika woont. Haar vader had vanafeind jaren veertig zakelijk veel te maken met Thio, die een import-export bedrijf beheerde. De man bleek schatrijk te zijn en in Bata-via bekend te staan als ‘de koning’. De vrouw schrijft: ‘MeneerThio moet van betrekkelijk eenvoudige komaf geweest zijn, wantik herinner mij dat hij geen Nederlands sprak. Met mijn vadersprak hij Maleis. Hij bezat meerdere huizen in de beste wijken vande stad. Wij hebben nooit geweten dat meneer Thio iets met deNakamura-schat te maken heeft gehad. Maar misschien wist mijnvader toch meer, want hij was erg geïnteresseerd in wat er allemaalgebeurde rond deze schat. Toen mijn vader was gestorven vondenwe allerlei krantenknipsels over deze zaak.’

    37

    Hoofdstuk iiiDe gouden lelie

    Japanners worden verhoord

    Hoewel Nakamura en Nomura pas veel later terecht zullen moe-ten staan voor de Temporaire Krijgsraad, zijn hun verklaringenvan belang voor de processen die Brunsveld voorbereidt tegen deNederlanders en Chinezen die zich voor hun handelwijze om-trent de Nakamura-juwelen voor de landrechter moeten verant-woorden.

    Op 11 juni 1946 verhoort mr. Brunsveld met behulp van eentolk kapitein Hiroshi Nakamura. In zijn functie van onderzoeks-rechter vraagt hij de kapitein of hij wel eens goud naar de Villalaanheeft gebracht en zo ja, hoe dat is gegaan. Nakamura geeft toe dathij dit gedaan heeft en geeft als bijzonderheid dat hij niet al hetgoud heeft kunnen meenemen. Toen er zeven of acht koffers envier of vijf manden waren gevuld is hij daarmee in een vrachtautoweggereden. Hij zegt in opdracht van zijn chef bij het Planbureau,kolonel Akira Nomura, te hebben gehandeld. Het pandhuisperso-neel zou het goud in koffers klaarzetten, maar dat bleek niet tezijn gebeurd. Verder zegt hij op eigen initiatief en tegen het bevelvan zijn chef in de gevulde koffers en manden niet naar Nomura’shoofdkwartier te hebben gebracht, maar naar zijn eigen huis. Hijwilde eerst alles thuis uitzoeken.

    Nakamura geeft toe dat hij zijn minnares Carla, die tegenoverhem woonde, heeft toegestaan ‘iets’ achter te houden. Hij weet nietmeer hoeveel. Hij zegt voor zichzelf niets achter te hebben gehou-den. In september kreeg hij een bedrag van honderdduizend gul-den van kolonel Nomura, dat hij bij Carla heeft ‘veiliggesteld’. ‘Hetgeld was bestemd voor een Japanse groep van vijf personen, die inIndië zou blijven. De bedoeling was dat de militairen weg zoudentrekken naar Bandoeng,’ zegt hij. Wat voor groep Nakamura pre-cies bedoelt is niet duidelijk – het wordt hem ook niet gevraagd –

    36

  • heeft voor een aardig bedrag aan juwelen en goud van Nakamuragekregen en daarvan stukken verkocht of weggeven. De ChinezenOng en Thio, die ervoor zorgden dat een deel van de schat werd‘veiliggesteld’, waren in de gelegenheid een groot deel van wat bijThio verborgen lag weg te nemen. Daarnaast staken Britse officie-ren ook nog het een en ander in hun eigen zak, waarvan ze weereen aantal stukken en bankbiljetten ‘wegens bewezen diensten’aan de tipgevers Noach en Ulrich afstonden. Daar moeten we dannog de inhoud van de vijf koffers voor de zelfinterneringskampenbij optellen.

    Noach heeft als voormalig vendumeester van huishoudveilin-gen het door de Britten bij Thio opgegraven deel van de schatgetaxeerd op minstens tien miljoen gulden. Als het echt zou gaanom een totale waarde van tachtig tot honderd miljoen gulden –een bedrag dat later regelmatig in de pers opduikt – dan kan hetbijna niet anders of Thio heeft voor tientallen miljoenen aanjuwelen die bij hem verborgen lagen achterovergedrukt en is alsgevolg daarvan steenrijk geworden.

    Ten slotte is het ook niet uit te sluiten dat Nakamura en/ofNomura een deel van de pandhuisschat voor zichzelf hebben ge-houden en op een onbekende plaats hebben verborgen in de hoopdie nog eens, wellicht jaren later, te komen ophalen. Op de Flippij-nen hebben de Japanners op nog veel grotere schaal goud en juwe-len geroofd.

    Conclusie: het grootste deel van de pandhuisbuit is verdwenenen nimmer teruggevonden. Welke personen hoeveel hebben ver-duisterd is nooit achterhaald. Vaststaat dat iedereen die daartoe degelegenheid had, zelfs Britse officieren van de Field Security Ser-vice, in de ccc-sfeer van die tijd de gelegenheid te baat hebbengenomen zich te verrijken.

    Eerste publicatie

    Op 17 juni 1946, terwijl Brunsveld nog druk bezig is alle betrokke-nen te ondervragen ter voorbereiding van de processen, komt HetDagblad, dat in Batavia verschijnt, onder de kop De Schat van Hiroshi

    39

    Een andere reden van het grote verschil dat Carla vaststelt tus-sen wat er naar Thio is gebracht en wat er werd opgegraven kanzijn dat Nakamura Ong regelmatig opdracht heeft gegeven delenvan de schat te verkopen. Deze veronderstelling zou een verkla-ring kunnen zijn voor het vele geld waarover Nakamura in hetkamp beschikking had. Ong bezocht Nakamura in het officiers-kamp immers iedere dag als een soort boodschappenjongen. Ookhet feit dat Ong gearresteerd is wegens wapenhandel kan wijzenop Nakamura’s mogelijke betrokkenheid bij de Zwarte Waaier. Ervalt echter niets te bewijzen.

    Kolonel Akira Nomura, van wie Nakamura zegt de opdrachtvoor het leeghalen van het pandhuis te hebben gekregen, ontkentaanvankelijk ook maar iets met de zaak te maken te hebben ge-had. Hij heeft Nakamura nooit een opdracht gegeven, of iets vanNakamura ontvangen. Wel geeft hij toe een bedrag van 200.000gulden (Javasche Bank) aan Nakamura te hebben gegeven; ‘ter be-strijding van kosten’.

    Nomura houdt zijn leugens niet lang vol en legt twee dagenlater een volledige bekentenis af, die overeenkomt met die vanNakamura. Volgens Nomura moeten de juwelen en het goud wor-den gebruikt om zelfinterneringskampen op te zetten en ‘om deIndonesiërs te vriend te houden’. Als Brunsveld beiden gezamen-lijk nog eens verhoort beginnen ze te draaien en zeggen ze dat dekampcommandanten zonder hun medeweten het goud uit eenspeciale kamer op Nomura’s hoofdkwartier hebben ontvreemd.Later geven zij weer een andere lezing.

    De Britse betaalmeester, bij wie Morton het grootste deel vande in Thio’s tuin opgegraven schat heeft ingeleverd, heeft eenprachtige inventarisatie gemaakt compleet met een schatting vande waarde; 331.025 gulden aan juwelen en 144.130 gulden aan con-tanten. Samen dus een kleine half miljoen gulden. (B:Buit)

    Was deze taxatie reëel? Daniel Girod, een ervaren voormaligwerknemer van het veilinghuis Sotheby, zegt op grond van deinventarisatie: ‘Die betaalmeester zat er niet ver naast. Maar ikwijs er nog even op dat een taxatie van de waarde volgens de verze-kering een factor 2,5 hoger uit zou vallen.’

    Wat is de totale waarde van de schat uit het pandhuis? Carla

    38

  • gebieden. In de boeken The Yamato Dynasty (1999) en Golden War-riors (2003) beschrijven de Seagraves minutieus hoe de Japannerste werk zijn gegaan en hoe, in afwachting van transport naar Ja-pan, grote hoeveelheden goud en juwelen, vooral in de Filippij-nen, zijn begraven.11

    Volgens de Seagraves maakt Gouden Lelie in veel gevallen ge-bruik van schepen die zijn vermomd als hospitaalschepen, om tevoorkomen dat ze door geallieerde vliegtuigen of onderzeeërs wor-den getorpedeerd. Eén daarvan is het Nederlandse hospitaalschipOp ten Noort. Als Japan begin augustus 1945 capituleert ligt ditschip voor de kust van Japan. Het is zeer waarschijnlijk dat aanboord nog veel kostbare buit heeft gelegen, maar niemand weet datzeker. Wat wel is komen vast te staan, na jaren van zoeken naar hetschip, is dat het een Japanse naam heeft gekregen en de Japannersnog vóór de komst van de Amerikanen de Op ten Noort zelf vlakbuiten de Japanse territoriale wateren tot zinken hebben gebracht.

    Al direct bij de onderhandelingen over herstelbetalingen tus-sen Nederland en Japan eist Den Haag het schip op, maar keer opkeer betoogt Tokio niet te weten waar het schip is gebleven. Alszeker is dat het schip in opdracht van Tokio voor de Japanse kusttot zinken is gebracht, is daarna nog vele jaren langdurig onder-handeld over het bedrag dat Japan Nederland nog moet betalen.Den Haag wil van de Japanse regering weten wat zich mogelijknog voor Nederlands bezit aan boord bevindt. Japan weigert stel-selmatig daar iets over bekend te maken. Uiteindelijk gaat DenHaag in 1974 akkoord als Tokio met een bevredigend bedrag overde brug komt.

    Daarna, maar nu komen we in de sfeer van de wilde geruchten,zou een Australische bergingsmaatschappij in opdracht van Japande inhoud van het schip hebben geborgen en er met de kostbarebuit vandoor zijn gegaan.

    Het valt op dat in de boeken van de Seagraves nauwelijks aan-dacht wordt besteed aan Indonesië. De mogelijke oorzaak hiervanis dat er in Indonesië veel minder werd geroofd om de doodeen-voudige reden dat er minder te halen viel dan bijvoorbeeld in deFilippijnen. Maar ook speelt vermoedelijk mee dat de Indonesi-sche bevolking, die onder leiding van nationalistische leiders de

    41

    Nakamura als eerste met een groot verhaal vol smeuïge details oververwilderde zeden en gouden bedden. Bijna de gehele voorpaginawordt ervoor ingeruimd.

    Tot welke zedenverwildering en excessen de oorlog leidt, wordtbewezen door de gebeurtenissen die zich afspelen rond de ‘schatvan Nakamura’. Het toneel van de handeling is Batavia, de schatbestaat uit gouden sieraden en juwelen ter waarde van, ruw ge-schat, zesentachtig miljoen Nederlands Indisch geld en uit eenbedrag van 150.000 gulden – aan Javasche Bankbiljetten.

    Maandenlange, onvermoeide arbeid is nodig geweest om dezezaak tot klaarheid te brengen, doch thans is het zover dat de schul-digen achter de tralies zitten en een deel van de schat is achter-haald.

    Hoe de krant aan zijn gegevens is gekomen vermeldt Het Dag-blad niet. Nergens wordt een bron vermeld of iemand geciteerd.Het artikel wemelt van de onjuistheden en al helemaal onbeant-woord blijft de vraag waar de krant de schatting op heeft geba-seerd van de enorm hoge waarde van de schat.

    De schrijver van het artikel wordt kennelijk ook bevangen doorgrote opwinding als hij, alsof hij er zelf bij is geweest, de manierbeschrijft waarop de buit in de woning van Nakamura wordt uit-gepakt: ‘Met schitterende ogen en trillende vingers en onder be-wonderende uitroepen worden kostbare ringen, halskettingen,diamanten, oorknoppen, hangers en armbanden op hopen gelegd.Weldra zijn tafels gevuld met een voorraad, die de grootste juwe-lierszaak ter wereld waarschijnlijk niet bezit.’

    Gouden Lelie

    In Japan bestaat een speciale dienst onder leiding van een Japanseprins die, namens de keizer, uit alle landen die Japan veroverdheeft kostbaarheden confisqueert en naar Japan laat overbrengen.De prins reist onder talloze pseudoniemen. Zijn roofcampagnestaat bekend onder de naam Gouden Lelie. Het Britse echtpaarSterling en Peggy Seagrave hebben jarenlang intensief onderzoekgedaan naar deze massale roof van kostbaarheden uit de bezette

    40

  • Indien wij het verloop van de oorlog gedurende de drie afgelo-pen jaren in beschouwing nemen, blijkt dat gedurende die tijdonze soldaten gestreden hebben in een geest van opoffering entrouw aan het land en op heldhaftige wijze een strijd op levenen dood aanbonden ter vernietiging van de vijand, terwijl zijop diverse gronden voortdurend met inzet van al hun krachtenstreden, zodanig dat zelfs de goden tranen stortten (...) Zulkeen offervaardigheid is een erfenis van de volkeren in Oost-Azië, welke schittering groter is dan de glinsterendste dia-mant.

    Na de oorlog leggen Japanse officieren in uitgebreide schriftelijkeverklaringen verantwoording af voor de transporten van de inge-zamelde diamanten. Uit deze verklaring blijkt dat in totaal voor110.000 karaat is opgehaald en in verschillende partijen naar Ja-pan gebracht. De laatste zending van totaal 19.000 karaat was vanjuli 1945, maar die kwam niet verder dan Singapore.

    Een onderzoek van de Nederlandse Militaire Inlichtingendienst(nefis) dat in juni 1949 verschijnt maakt gewag van het feit datook in de gevangenkampen ‘vrijwillig’ edelstenen en dergelijkewerden ingezameld. De nefis rapporteert: ‘Het moge overbodigemoeite geacht worden aan te tonen dat in de kampen, waar degevangenen als vijanden behandeld werden, een ‘verzoek’ van deJapanse kampcommandant gelijk stond aan een bevel, waartegende gevangenen volkomen weerloos waren. Ontduiking was prak-tisch onmogelijk, aangezien controle op de inwilliging van dit‘verzoek’ in vele kampen herhaaldelijk en minutieus, vaak op hard-handige wijze, werd uitgevoerd.’

    Volgens dit rapport hebben de Japanners ‘ook nog de handkunnen leggen op diamanten e.d. met behulp van semi-officiëletussenpersonen en particuliere opkopers, vaak van twijfelachtigallooi, die er op allerlei manieren in slaagden juwelen en goud opte sporen’.12

    De Japanners komen te laat om de grote voorraad goud waar-mee de Javasche Bank de Indische gulden dekte te confisqueren.Het grootste deel van de goudvoorraad is net op tijd met verschil-lende schepen naar Australië verscheept. De Japanners zijn hier

    43

    Japanse bezetter goed gezind was, niet te veel en niet te openlijkbestolen mocht worden om haar niet te veel tegen de Japanse ‘be-vrijders’ in het harnas te jagen.

    ‘Vrijwillige’ inzameling diamanten

    De ‘vriendschap’ tussen Japan en het Indonesische volk blijkt ookuit het feit dat in Indonesië de mensen nog een piepkleine symbo-lische vergoeding voor hun ‘vrijwillig’ ingeleverde diamantenhebben gekregen: drie kwartjes per karaat. Vanaf eind 1943 ver-schijnen er oproepen in Indonesische dagbladen en in het Japans-talige staatsblad Kan Poo. In een artikel in Indonesia Raya van 11 de-cember 1944 staat over de inzameling van edelstenen, platina engoud te lezen:

    Op alle ingezetenen van Java, die deze kleinoden bezitten,wordt hierbij een beroep gedaan om die zo spoedig mogelijkbij wijze van dienstbetoon aan het leger af te staan, zomede alseen bewijs van plichtsvervulling der bevolking ter bespoedi-ging van het behalen van de eindoverwinning. (...) De betalingzal plaatsvinden volgens de thans heersende prijzen en detaxatie zal geschieden door ambtenaren van ’s Lands Pand-huisdienst.

    Hoe bijzonder laag die taxatie lag heeft de kassier van het Batavia-se pandhuis ons eerder al verteld in zijn getuigenis over de ‘be-taling’ voor de meegenomen juwelen.

    De Japanse bezetter laat in hetzelfde artikel weten redelijktevreden te zijn over de eerdere inzameling van platina, maarvoegt daar kribbig aan toe: ‘Alleen valt het zeer te betreuren datdoor de Arabische en Indo-Europese bevolkingsgroepen voor hetbovenstaande niet de minste belangstelling werd getoond.’

    Enkele maanden later, in februari 1945, dus nog geen zesmaanden voor de capitulatie van Japan, lezen wij in Kan Poo een inronkend overwinningsproza gestelde dankbetuiging van de inza-melingscommissie.

    42

  • Hoofdstuk iv

    De rechtzaak tegen Carla Wolff

    Op 30 augustus ’46 verschijnt Carla Wolff als eerste voor de land-rechter. Mr. E. Brunsveld van Hulten treedt op als openbare aan-klager. De belangstelling van de plaatselijke pers is groot. Natuur-lijk is ook de verslaggever van Het Dagblad, die in juni ’46 als eerstemet het verhaal was gekomen, aanwezig. In de uitgave van 3 sep-tember, waaraan het onderstaande procesverslag is ontleend,begint hij zijn reportage met een beschrijving van de beklaagde inbeeldend journalistiek proza:

    Voor de groene tafel zit Carla, een mager, zenuwachtig geba-rend vrouwtje met grote donkere vampierogen. Ze heeft zichvoor deze zitting behoorlijk opgemaakt, klaarblijkelijk omhaar bekoorlijkheden zo goed mogelijk te doen uitkomen. Eenscherp getekend, mager gezicht onder een geweldige zwartehaardos à la gamine. De nerveuze trekken zijn onderstreeptdoor veel rood en zwart op een dikke poederlaag.

    Wat haar verschijning nog exotischer maakt is het feit dat zij zichals Indo-Europese vrouw gehuld heeft in traditionele Indonesi-sche dracht, sarong en kabaja. Zij bevestigt dat zij 29 jaar oud is.Het raadplegen van het geboorteregister in Buitenzorg (nu Bogor)zou hebben onthuld dat zij in werkelijkheid bijna tien jaar ouderwas. Dat was haar zeker niet aan te zien. Ook haar voornaam wasniet helemaal juist. Ze werd als Clara de Jong geboren op 9 febru-ari 1908 in Buitenzorg. 13

    Volgens de tenlastelegging wordt Carla Wolff ervan beschul-digd ‘onwettig in bezit gehad te hebben sieraden en goederen,waarvan zij wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden, dat dezedoor misdrijf verkregen waren. Voorts wordt haar verweten

    45

    razend over en willen het niet geloven. Zij verhoren nog maandentientallen Javasche Bank-employees in de overtuiging dat het goudergens verborgen moet liggen.

    Al in het najaar van 1946 weet de Indische overheid van de ‘vrij-willige inzameling’. Volgens een door het Amerikaanse persbu-reau United Press International (upi) verspreid bericht verzoektBatavia om teruggave van diamanten van totaal 83.000 karaat terwaarde van honderd miljoen dollar, die ergens in Tokio moetenliggen. Het bericht gaat verder: ‘Een vertegenwoordiger van deafdeling edele metalen van het Geallieerd Hoofdkwartier in Bata-via zegt dat deze diamanten zich misschien bij de stenen bevindendie door het Achtste Leger bij de Bank Japan in beslag zijn geno-men. Het eigendomsrecht moet volgens hem echter vaststaanalvorens de edelstenen kunnen worden teruggegeven.’

    Of deze eis ooit is ingewilligd is niet duidelijk, maar volgensdrs. Nico van Horn, die uitgebreid onderzoek heeft gedaan naarde zogeheten Indische Tegoeden, is de Nederlandse overheid overhet algemeen zeer ruim vergoed voor door Japan gestolen dia-manten. Wanneer bepaalde juwelen deel uitmaakten van hetbezit van een particulier, zijn deze teruggegeven. Dit is ondermeer het geval geweest met de met diamanten gezette kroon terwaarde van honderdduizend gulden van de Sultan van Pontianak(Borneo), die in Tokio werd aangetroffen.

    44

  • Op de vraag of zij wel eens juwelen had weggegeven, ant-woordt Carla bevestigend, maar ze zegt uitsluitend van dat deeldat ze van Nakamura had gekregen af en toe ‘cadeautjes’ aanvrienden te hebben uitgedeeld.

    De officier: ‘Die cadeautjes waren afkomstig van diefstal.’Carla: ‘Daar weet ik niets van.’

    ‘Onontwikkelde en ijdele vrouw’

    In zijn requisitoir betoogt mr. Brunsveld dat hij beklaagde weldegelijk beschouwt als de bezitster van de begraven schat, anders,redeneert hij, had zij de Engelsen wel meteen gezegd waar die tevinden was. ‘Beklaagde is’, gaat Brunsveld verder, ‘het prototypevan een onontwikkelde en ijdele vrouw, die denkt dat zij met haarcharmes alles gedaan kan krijgen van jongelieden. Beklaagde isechter weer niet zo onontwikkeld om te kunnen begrijpen dat deschatten niet aan Nakamura en andere Jappen, maar aan de ge-allieerden toebehoorden’.

    Brunsveld eist een jaar gevangenisstraf met aftrek van voor-arrest. De rechter doet onmiddellijk uitspraak: acht maanden celmet aftrek van voorarrest. Zij heeft dan al de helft van haar strafuitgezeten, dus komt ze in januari 1947 vrij.

    Drie dagen na deze uitspraak eist dezelfde openbare aanklagerin het proces tegen Noach en Ulrich, die beiden wel schuld beken-nen, respectievelijk anderhalf jaar en acht maanden celstraf. Derechter doet ook hier direct uitspraak: Noach veertien maandenen Ulrich acht maanden, met aftrek van voorarrest. Later die maandvolgen de processen tegen de overige verdachten.

    Als laatste in de rij staat begin november Nakamura’s vertrou-weling en hulp Ong Wie Soen terecht. Hij wordt er onder meer vanbeschuldigd, aldus het requisitoir, ‘een zeer belangrijke rol te heb-ben gespeeld in het veiligstellen van de schat voor Nakamura,waardoor miljoenen aan het bezit van het Nederlands-Indischegouvernement op misdadige wijze onttrokken zijn.’

    De officier refereert ook aan de ter zitting voorgelezen verkla-ring van een Chinees uit Cheribon. Hieruit blijkt dat Ong een ‘ver-

    47

    onwettig in het bezit te zijn van een geldbedrag groot 270.000gulden (Ned. Indisch Courant), waarvan zij ook de herkomst zoumoeten weten’.

    Carla ontkent alle beschuldigingen, maar bevestigt dat Naka-mura eind augustus ’45 met een groot aantal koffers gevuld metjuwelen thuis is gekomen en later, in september, een koffer metbankbiljetten van de Javasche Bank en een doos met Japans bank-papier meebracht. Van het Japanse geld mocht zij boodschappendoen.

    Carla geeft toe dat Nakamura haar heeft verteld dat de sieradenafkomstig zijn van een pandhuis, ‘waar hij ze op last van zijn chef,een generaal, had moeten kopen om ze onder zijn personeel te ver-delen’. Zij zegt geen idee te hebben gehad wat al die sieraden waardwaren. Het deel dat de Britse officier Morton afgeeft aan zijn paymas-ter, aldus de rechter, wordt door hem geschat op 475.000 gulden(Nederlands-Indische courant). Deze taxatie is gebaseerd op depandhuistarieven die, volgens Het Dagblad, ‘aan de lage kant’ waren.

    Als Carla door de rechter wordt geconfronteerd met haar al danniet vermeende uitspraak over slapen in een gouden bed en etenvan gouden borden, antwoordt zij nerveus lachend: ‘Ach, dat isallemaal nonsens, het waren niet meer dan grapjes.’ Dan geeft derechter Carla de gelegenheid uitgebreid te vertellen over het fysie-ke geweld dat captain Morton toepaste toen hij haar verhoorde.Haar antwoord ontlokt bij hem de vraag waarom zij niet directheeft gezegd waar het goud verborgen lag, want het was toch, zegtzij zelf, niet van haar. Carla reageert met de mededeling dat zebang was voor de Engelsen en Noach ook niet vertrouwde, omdathij als nefis-medewerker voor de Engelsen werkte.

    De landrechter gaat uitvoerig in op de manier waarop de schatis vervoerd naar het huis van Thio. Deze had een brandkast diedoor Carla met de hulp van Ong gekocht zou zijn. Dan vraagt derechter: ‘Hebt u zich nu nooit eens afgevraagd waarvoor al die sie-raden en al dat geld bestemd zouden kunnen zijn?’

    Carla: ‘Het ging mij niets aan. Het waren mijn zaken niet.’De rechter: ‘Heeft Nakamura u nooit eens gezegd waarvoor u

    de juwelen moest verbergen?’Carla: ‘Hij zei slechts dat ze bewaard moesten worden.’

    46

  • Mortons advocaat verzoekt om uitstel van het proces om ser-geant Ken Dawson, die ook bij de zaak betrokken is geweest, alsgetuige op te kunnen roepen. Diens aanwezigheid is volgens deverdediging van fundamenteel belang. Dit verzoek wijst de voor-zitter van de krijgsraad onmiddellijk van de hand. De sergeantdoet volgens hem geen dienst meer in het Engelse leger en valtdus niet langer onder de jurisdictie van de krijgsraad.

    Carla Wolff, Renee Ulrich, Maurits Noach en de Chinees Thio,in wiens tuin een deel van de schat begraven was, treden wél op alsgetuigen. Ulrich legt verschillende bezwarende verklaringen af.De als bewijsstukken ter zitting aanwezige juwelen herkent zij alsde juwelen die Morton haar gegeven heeft. Ook zegt zij dat Mor-ton haar had gezegd dat de in haar klerenkast verborgen juwelen,bankbiljetten en het goud daar niet langer veilig waren. Hij hadhaar toen een ijzeren kist gegeven om de goederen in te begraven,waarbij hij nog eens uitdrukkelijk had gezegd dat deze goederenzijn eigendom waren.

    Mortons raadsman toont aan dat Ulrichs getuigenis op veelpunten in tegenspraak is met eerder door haar afgelegde verkla-ringen tijdens haar eigen proces als verdachte. Met het feit datUlrich in haar eigen proces ten behoeve van haar eigen verdedi-ging niet verplicht was de waarheid te spreken wordt door derechtbank geen rekening gehouden.

    Noach tracht in zijn getuigenis Morton zo veel mogelijk te ont-lasten (waarom?) door vooral sergeant Dawson, die geen getuigemag zijn en dus ook niet aan de tand kan worden gevoeld, als hetzwarte schaap af te schilderen.

    Mortons advocaat loopt nog eens precies na wat zijn cliënt pre-cies heeft gedaan met de in Thio’s tuin opgegraven juwelen enwanneer dat was. ‘Drie dagen na het ontdekken van de Nakamura-schat,’ zo betoogt hij, ‘is het in beslag genomen deel daarvan over-handigd aan Mortons bevelvoerend officier. Dit uitstel van driedagen wordt verklaard door te zeggen dat deze tijd nodig was voorhet smelten van de was waarmee de petroleumblikken waarin hetgoud verborgen was waren afgesloten, en voor het sorteren vanalle kostbaarheden. Maar pas een maand daarna overhandigde deeerder genoemde bevelvoerend officier een deel van de hem toe-

    49

    raderlijke’ rol heeft gespeeld en Nakamura zich tijdens de bezet-ting in deze stad ‘aan diverse wreedheden heeft schuldig ge-maakt’. ‘Door dit verraad,’ zo gaat de officier verder, ‘zou een zeergroot aantal goudstukken op zijn fabriek [van de Chinees] in be-slag genomen zijn en heeft beklaagde een belangrijke rol in datverraad gespeeld.’ De officier eist ‘een zware straf’.

    Uit de verklaring van de officier blijkt dat Nakamura zich ookal tijdens de bezetting wist te verrijken door zich kostbaarhedenvan burgers toe te eigenen. Uit verslagen van Nederlandse inlich-tingendiensten valt af te leiden dat de man waarover de officiersprak zeker niet het enige Chinese slachtoffer van Nakamura’sroofzucht in Cheribon is geweest, en dat Ong steeds degene wasdie Chinezen bij zijn baas aangaf. Maar wat waren dan precies die‘diverse wreedheden’ waaraan Nakamura zich schuldig zou heb-ben gemaakt? Het kan zijn dat de openbare aanklager implicietrefereert aan het moorddadige optreden tegen de in opstand ge-komen bevolking in de buurt van Indramajoe in 1944, waarbijNakamura betrokken zou zijn geweest.

    Het proces tegen captain Morton

    Op maandag 5 november 1946, een paar weken voor de laatsteBritse troepen Indië zullen verlaten, moet captain J.R.H. Mortonterechtstaan voor de Britse Krijgsraad te Batavia wegens diefstalvan goederen. Vreemd genoeg bevat de aanklacht geen verwijtenten aanzien van de mishandeling van Carla Wolff tijdens het ver-hoor begin maart. Officiële stukken over dit proces ontbreken,maar de verslaggever van Het Dagblad is iedere procesdag aanwe-zig, zodat de beschrijving van de gebeurtenissen tijdens de vijfprocesdagen grotendeels ontleend is aan zijn berichtgeving.

    Morton wordt ervan beschuldigd ‘zich wederrechtelijk te heb-ben toegeëigend twintig kilogram goud en 50.000 gulden inbankbiljetten, beide deel uitmakend van de Nakamura-schat, eneen deel daarvan te hebben geschonken aan Renee Ulrich en Mau-rits Noach’. Morton verklaart op alle punten van de tenlasteleg-ging onschuldig te zijn.

    48

  • geweest bij de aanschaf van een diamant voor Morton en Dawson,waarvoor een bedrag van 25.000 gulden (Javasche Bank) werd be-taald. Deze witte diamant was 4,9 karaat, zo groot als een dubbel-tje en zo dik als een sigaret. Dawson laat deze diamant en daar-naast een aantal robijnen verbergen in de hakken van een paarnieuw aangeschafte schoenen met crêpe-hakken en -zolen om zezo mee te smokkelen naar Londen. Ulrich geeft in haar verklaringook precies de namen van de Chinese diamantair en de Chineseschoenmaker die de diamanten in de hakken heeft gestopt en ver-volgens met was heeft gevuld om rammelen te voorkomen. Mor-ton raadt Dawson aan veel op deze schoenen te lopen, zodat denieuwigheid er een beetje af gaat. De sib verhoort alle door Ulrichgenoemde Chinezen, die haar verhaal bevestigen.

    Terwijl Morton al hoog en droog van zijn vrijheid geniet inIndia, verplaatst het onderzoek van de sib zich naar Engeland.Eerst wordt Dawsons vriendin verhoord. Zij verklaart dat Ken bijterugkomst in Engeland erg zenuwachtig was en haar verteldedat er moeilijkheden waren omtrent een juwelendiefstal. Ook eenhospita van Dawson wordt verhoord. Bij haar heeft Dawson desmokkelschoenen achtergelaten.

    In december ’46 wordt Dawson gearresteerd in Duitsland,waar hij als burger werkt bij een Brits legeronderdeel. Hij volgt ereen talencursus ten behoeve van de Britse spionagedienst. Bij zijnarrestatie toont Dawson zich opgelucht dat hij van deze affaire isbevrijd en legt hij een volledige bekentenis af. De robijnen, vol-gens hem niet afkomstig van de Nakamura-schat, maar eerdergekocht in Birma, heeft hij ergens in zijn huis in Engeland ver-stopt. De diamant gaf hij mee aan een vriend, een zakenman dieop het punt stond naar Venezuela af te reizen. Dawson vroeg hemde diamant voorlopig bij zich te houden en zo mogelijk te verko-pen.

    Als deze zakenman na twee maanden uit Venezuela terugkeertheeft hij de diamant nog bij zich. Omdat Dawson volledig heeftmeegewerkt met het onderzoek ontloopt hij gevangenisstraf enwist hij zijn straf te beperken tot oneervol ontslag. 14

    51

    vertrouwde kostbaarheden aan de betaalmeester. In de tussenlig-gende periode zou een onbekend deel verdwenen kostbaarhedenkunnen zijn weggenomen.’

    In de aanklacht staat ook dat Morton indertijd, naar alle waar-schijnlijkheid met Javasche Bank-biljetten uit de kluis van Thio,bij een Chinees een diamant heeft gekocht. Maar deze Chineesheeft, betoogt de aanklager, tijdens een persoonsherkenningstestMorton niet herkend als de ‘militaire man’ aan wie hij indertijd degrote diamant heeft verkocht. Mogelijk heeft Morton dit een an-der laten doen.

    Op de slotdag stelt de auditeur-militair in zijn requisitoir datal zijn getuigen als onafhankelijke getuigen moeten wordenbeschouwd aangezien het strafbare feit dat in de tenlasteleggingwordt genoemd gepleegd is voordat Noach en Ulrich bij de zaakbetrokken werden. Zij hadden er geen belang bij en dientengevol-ge ook geen reden om valse verklaringen af te leggen.

    De rechter is niet overtuigd en verklaart captain Morton on-schuldig aan alle onderdelen van de tenlastelegging en gelast zijnonmiddellijke invrijheidsstelling.

    Morton zegt na afloop van zijn proces onmiddellijk te zullenafreizen naar India om er twee maanden vakantie te houden. Daar-na zal hij doorreizen naar Engeland om te worden gedemobili-seerd.

    Britse sergeant smokkelt diamant naar Londen

    Wat Ulrich tijdens het proces precies verklaard heeft vermeldt deverslaggever niet, maar vermoedelijk heeft zij gesproken over de-zelfde Chinees die Morton niet zou hebben herkend toen deze bijhem een diamant kocht. Weliswaar wijst de auditeur-militair Ul-richs verklaring af, omdat die in tegenspraak zou zijn met eerderdoor haar afgelegde verklaringen, maar vaststaat dat nog tijdenshet proces tegen Morton de Special Intelligence Branch (sib) vanhet Britse leger Ulrich in de gevangenis een uitgebreide verkla-ring ontlokt, die zeer schadelijk is voor zowel Morton als Dawson.Ulrich beschrijft tot in de kleinste details hoe zij behulpzaam is

    50

  • de Britse strijdkrachten als een officier van een dergelijke veilig-heidsdienst schuldig was bevonden aan diefstal van goud en kost-baarheden. Maar ook zou het de – al dan niet terechte – kritiek vanNederlandse zijde op hoe het Britse leger zich van zijn taak als tij-delijke bezetter heeft gekweten, verder versterken.

    Als een vertelling van Somerset Maugham

    Als na het proces tegen Morton blijkt dat Britse militairen bij deNakamura-zaak zijn betrokken, duiken in de Britse pers verhalenop. Het keurige, geïllustreerde weekblad The Sphere plaatst op 30november 1946 een paginagroot verhaal met foto’s van Morton,Carla Wolff, Renee Ulrich, Maurits Noach en van het deel van deschat dat is teruggevonden. Volgens het blad doet het verhaal den-ken aan een vertelling van Somerset Maugham. ‘Alleen in de boe-ken van Somerset Maugham, die zo in het bijzonder Oost-Indiëtot zijn achtertuin heeft gemaakt, zou men een fictieve dubbel-ganger kunnen verwachten van het feitelijke verhaal over de Schatvan Nakamura. Maar Maugham zou zijn verhaal tenminste diékarakteristiek subtiel-briljante wending hebben meegegeven, diehet boven de gore werkelijkheid zou hebben uitgetild.’ Carla Wolffwordt door The Sphere getypeerd als ‘een Eurasian met ravenzwarthaar, hoge jukbeenderen en een geweldig figuur’. De schrijver vanhet artikel zou zijn bewondering ongetwijfeld tot nog groterehoogte hebben opgevoerd – of minstens hebben getuigd van zijngrote verbazing – als hij had geweten dat deze aantrekkelijke ‘Eur-asian’ al bijna veertig jaar oud was en moeder van tien kinderen.

    Van Renee Ulrich is de schrijver va