237
<QTIGP XQQT FG NGXGPUMYCNKVGKV XCP QWFGT YQTFGPFG RGTUQPGP OGV GGP JCPFKECR 'KPFTCRRQTV FGEGODGT LWNK +PIG 8CPFGX[XGTG ,QTKU 8CP 2W[GPDTQGEM &KTM 5OKVU QPFGT\QGMUEGPVTWO 24#)1&+ *7$TWUUGN partners in *QIGUEJQQN7PKXGTUKVGKV $TWUUGl Onderzoek in opdracht van het Vlaams ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Onderzoek in opdracht van het Vlaams ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

partners inl

Onderzoek in opdracht van het Vlaams ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.Onderzoek in opdracht van het Vlaams ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

Page 2: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Zorgen voor de levenskwaliteit

van ouder wordende personen

met een handicap Onderzoek in opdracht van het Vlaams Ministerie voor Welzijn, Volksgezondheid en

Gezin.

Eindrapport

december 2008 – juli 2010

Inge Vandevyvere

Joris Van Puyenbroeck

Dirk Smits

Onderzoekscentrum Pragodi, HUBrussel

Page 3: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Foto omslag: de vrouw wiens handen te zien zijn op de voorgrond is doof en blind. Ze leert hoe ze

een computer moet gebruiken, met behulp van een vertaler. De taal die wordt gebruikt is tactiele gebarentaal.

© Mevrouw B.J. Bolender, Phoenix, Arizona, US

Page 4: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

i

Inhoudstafel

INHOUDSTAFEL I

LIJST VAN FIGUREN III

LIJST VAN TABELLEN IV

VOORWOORD 1

SAMENVATTING 3

1. INLEIDING 7

1.1 ONDERZOEKSVRAGEN 7 1.2 THEORETISCH KADER 8 1.3 DEFINIËRING 9

2. ONDERZOEKSOPZET 11

2.1 FASE 1: SITUATIESCHETS EUROPA 11 2.2 FASE 2: SITUATIESCHETS VLAANDEREN 12 2.3 FASE 3: OPSTELLEN VAN VIGNETTES 12 2.4 FASE 4: DELPHI-ONDERZOEK 12 2.4.1 DEEL 1: SAMENSTELLING EXPERTENGROEP 13 2.4.2 DEEL 2: FOCUSGROEPEN 14 2.4.3 DEEL 3: VRAGENLIJST 15

3. RESULTATEN EUROPA 17

3.1 OMGEVINGSANALYSE EUROPA 17 3.1.1 OOSTENRIJK 17 3.1.2 DUITSLAND 18 3.1.3 FRANKRIJK 19 3.1.4 ITALIË 20 3.1.5 NOORWEGEN 21 3.1.6 FINLAND 23 3.1.7 IERLAND 24 3.1.8 VERENIGD KONINKRIJK 25 3.1.9 ROEMENIË 26 3.2 TOEKOMSTVISIE VAN DE EXPERTENGROEP 28

Page 5: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

ii

4. RESULTATEN VLAANDEREN 31

4.1 VLAAMSE SITUATIESCHETS 31 4.1.1 BEVOEGDHEIDSVERDELING VOOR VLAANDEREN 32 4.1.2 OMSCHRIJVING VAN DE DOELGROEP 33 4.1.3 MANTELZORG 37 4.1.4 DIENSTEN EN VOORZIENINGEN 38 4.1.5 FINANCIËLE ONDERSTEUNING 50 4.1.6 PRAKTIJKVOORBEELDEN 52 4.2 DELPHI-ONDERZOEK 68 4.2.1 DE VRAGENLIJST 68 4.2.2 VERSPREIDING VRAGENLIJST 68 4.2.3 RESPONS 71 4.2.4 BESCHRIJVING RESPONDENTENGROEP 72 4.2.5 UITGEVOERDE ANALYSES 79 4.2.6 ANALYSE VAN DE ALGEMENE BELEIDSOPTIES 80 4.2.7 ANALYSE VAN DE SPECIFIEKE BELEIDSOPTIES 100 4.2.8 PRIORITEITEN 109 4.2.9 BESLUIT ANALYSES 112 4.2.10 EEN ANDER PERSPECTIEF 113

5. AANBEVELINGEN 119

5.1 VERSTERKEN VAN ZELF -EN MANTELZORG 119 5.1.1 STIMULEREN VAN INTERSECTORALE INFORMATIEVERLENING EN VRAAGVERDUIDELIJKING 119 5.1.2 STIMULEREN VAN INTERSECTORAAL CASUSOVERLEG, ZORGPLANNING EN -BEMIDDELING 120 5.1.3 VERSTERKEN VAN TOEGANKELIJKE ÉN GESPECIALISEERDE AMBULANTE ZORG 121 5.1.4 GEWOON WAAR HET KAN, SPECIFIEK WAAR HET MOET 121 5.1.5 VEREENVOUDIGEN VAN ADMINISTRATIE EN AFSTEMMEN VAN BEVOEGDHEDEN 122 5.2 ZORGGARANTIE, MITS VOORWAARDEN 123 5.3 STIMULEREN VAN INTERSECTORAAL ONDERNEMERSCHAP 124 5.3.1 TOEGANKELIJKHEID EN AANPASSINGEN OP BASIS VAN PROFILERING 124 5.3.2 OUTREACHING I.F.V. SPECIALISATIE 125 5.3.3 STRUCTURELE SAMENWERKING ROND WONEN, DAGBESTEDING EN VRIJE TIJD 125 5.3.4 KANSEN BENUTTEN VAN HET WOONZORGDECREET 126 5.4 FINANCIERINGSASPECTEN 127 5.4.1 GEBRUIK VAN RECHTVAARDIGE CRITERIA VOOR (HER)VERDELING VAN MIDDELEN 127 5.4.2 PERSOONSGEBONDEN FINANCIERING 127 5.4.3 UITBREIDING EN INTERSECTORAAL AANPASSEN VAN MIDDELEN 128 5.5 VERDER ONDERZOEK 128 5.5.1 ONTWIKKELEN VAN EEN VERGELIJKEND KADER 128 5.5.2 EVALUATIE VAN SAMENWERKINGSVERBANDEN TUSSEN OUDEREN- EN GEHANDICAPTENZORG 129 5.5.3 ONTWIKKELEN VAN EEN VERGELIJKEND KADER VOOR ZORGZWAARTE INSCHALING 129

6. BIBLIOGRAFIE 131

Page 6: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

iii

Lijst van figuren

FIGUUR 1: GROOTTE RESPONDENTENGROEP EN AARD VAN DE RESPONS ...................................................... 71

FIGUUR 2: AANTAL GEVOLGDE OPLEIDINGEN VAN DE RESPONDENTEN .......................................................... 72

FIGUUR 3: AANTAL RESPONDENTEN PER SECTOR ............................................................................................ 73

FIGUUR 4: RELATIEF AANTAL RESPONDENTEN PER SECTOR ............................................................................ 74

FIGUUR 5: AANTAL RESPONDENTEN DIE MET EEN BEPAALDE DOELGROEP VERTROUWD ZIJN ...................... 74

FIGUUR 6: AANTAL AFFILIATIES VAN RESPONDENTEN MET EEN BEPAALDE GROEP VAN

ORGANISATIES/VOORZIENINGEN .................................................................................................... 75

FIGUUR 7: AANTAL AFFILIATIES VAN RESPONDENTEN MET EEN BEPAALD TYPE VAN

THUISZORGVOORZIENING ............................................................................................................... 75

FIGUUR 8: AANTAL AFFILIATIES VAN RESPONDENTEN MET EEN BEPAALD TYPE VAN

OUDERENZORGVOORZIENING .......................................................................................................... 76

FIGUUR 9: AANTAL AFFILIATIES VAN RESPONDENTEN MET EEN BEPAALD TYPE AMBULANTE VOORZIENING

BINNEN DE SECTOR GEHANDICAPTENZORG .................................................................................... 77

FIGUUR 10: AANTAL AFFILIATIES VAN RESPONDENTEN MET EEN BEPAALD TYPE VAN (SEMI)RESIDENTIËLE

VOORZIENING IN DE SECTOR GEHANDICAPTENZORG .................................................................... 77

FIGUUR 11: AANTAL AFFILIATIES VAN DE RESPONDENTEN MET EEN BEPAALDE GEBRUIKERSORGANISATIE

.......................................................................................................................................................... 78

FIGUUR 12: AANTAL RESPONDENTEN PER FUNCTIE ......................................................................................... 78

FIGUUR 13: WENSELIJKHEID EN HAALBAARHEID VOOR MODEL 1 (“OM OUDER WORDENDE PERSONEN MET

EEN HANDICAP TE ONDERSTEUNEN, IS SAMENWERKING TUSSEN DE GEHANDICAPTENZORG EN

GEWONE OUDERENZORG WENSELIJK/HAALBAAR”) ....................................................................... 81

FIGUUR 14: GROOTTE EN AARD VAN DE NON-RESPONS VOOR MODEL 1 ....................................................... 81

FIGUUR 15: WENSELIJKHEID EN HAALBAARHEID VOOR MODEL 2 (“OM OUDER WORDENDE PERSONEN MET

EEN HANDICAP TE ONDERSTEUNEN, IS ONDERSTEUNING BINNEN DE GEHANDICAPTENZORG

WENSELIJK/HAALBAAR”) ................................................................................................................. 85

FIGUUR 16: WENSELIJKHEID VOOR MODEL 2, VOLGENS SECTOR .................................................................. 85

FIGUUR 17: HAALBAARHEID VOOR MODEL 2, VOLGENS SECTOR ................................................................... 86

FIGUUR 18: GROOTTE EN AARD VAN DE NON-RESPONS VOOR MODEL 2 ....................................................... 86

FIGUUR 19: WENSELIJKHEID EN HAALBAARHEID MODEL 3 (“OM OUDER WORDENDE PERSONEN MET EEN

HANDICAP TE ONDERSTEUNEN, IS ONDERSTEUNING BINNEN DE WOONZORG

WENSELIJK/HAALBAAR”) ................................................................................................................. 90

FIGUUR 20: WENSELIJKHEID VOOR MODEL 3, VOLGENS SECTOR .................................................................. 90

FIGUUR 21: GROOTTE EN AARD VAN DE NON-RESPONS VOOR MODEL 3 ....................................................... 91

FIGUUR 22: WENSELIJKHEID EN HAALBAARHEID MODEL 4 (“OM OUDER WORDENDE PERSONEN MET EEN

HANDICAP TE ONDERSTEUNEN, IS HET BIEDEN VAN MEER ONDERSTEUNING AAN ZELF-

/MANTEL-/PLEEGZORGERS WENSELIJK/HAALBAAR”) .................................................................... 94

FIGUUR 23: GROOTTE EN AARD VAN DE NON-RESPONS VOOR MODEL 4 ....................................................... 94

FIGUUR 24: WENSELIJKHEID EN HAALBAARHEID VOOR MODEL 5 (“OM OUDER WORDENDE PERSONEN MET

EEN HANDICAP TE ONDERSTEUNEN, IS EEN HERZIENING VAN DE TOEKENNING VAN MIDDELEN

EN ONDERSTEUNING WENSELIJK/HAALBAAR”) .............................................................................. 97

FIGUUR 25: GROOTTE EN AARD VAN DE NON-RESPONS VOOR MODEL 5 ....................................................... 97

Page 7: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

iv

Lijst van tabellen

TABEL 1: VERDEELSLEUTEL VAN DE VERSTUURDE VRAGENLIJSTEN ................................................................ 70

TABEL 2: GEMIDDELDES EN STANDAARDAFWIJKINGEN VOOR MODEL 1. ....................................................... 83

TABEL 3: GEMIDDELDES EN STANDAARDAFWIJKINGEN VOOR MODEL 2 ........................................................ 88

TABEL 4: GEMIDDELDES EN STANDAARDAFWIJKINGEN VOOR MODEL 3 ........................................................ 92

TABEL 5: GEMIDDELDES EN STANDAARDAFWIJKINGEN VOOR MODEL 4 ........................................................ 95

TABEL 6: GEMIDDELDES EN STANDAARDAFWIJKINGEN VOOR MODEL 5 ........................................................ 98

TABEL 7: GEMIDDELDES EN STANDAARDAFWIJKINGEN VOLGENS BEPERKING IN GEHANDICAPTENZORG .. 102

TABEL 8: GEMIDDELDES EN STANDAARDAFWIJKINGEN VOLGENS BEPERKING IN WOONZORG ................... 103

TABEL 9: GEMIDDELDES EN STANDAARDAFWIJKINGEN VOLGENS LEEFSITUATIE ........................................ 107

TABEL 10: TOP 5 VAN DE EERSTE VERMELDE BELANGRIJKE BELEIDSOPTIE................................................. 109

TABEL 11: TOP 5 VAN DE TWEEDE VERMELDE BELANGRIJKE BELEIDSOPTIE ............................................... 110

TABEL 12: TOP 5 VAN DE DERDE VERMELDE BELANGRIJKE BELEIDSOPTIE .................................................. 110

TABEL 13: TOP 15 VAN BELEIDSOPTIES VOLGENS PRIORITEIT .................................................................... 111

TABEL 14: BESTE OPTIES BIJ SAMENWERKING, VOLGENS DE ERVARINGSDESKUNDIGEN .......................... 115

TABEL 15: BESTE OPTIES BIJ GEHANDICAPTENZORG, VOLGENS DE ERVARINGSDESKUNDIGEN ................ 116

TABEL 16: BESTE OPTIE BIJ WOONZORG, VOLGENS ERVARINGSDESKUNDIGEN ......................................... 116

TABEL 17: BESTE OPTIES BIJ ZELFZORG, VOLGENS ERVARINGSDESKUNDIGEN .......................................... 117

TABEL 18: BESTE OPTIE BIJ HERZIENING MIDDELEN, VOLGENS ERVARINGSDESKUNDIGEN ...................... 117

Page 8: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

1

Voorwoord

In onze samenleving is er heel wat aandacht voor de vergrijzing van de bevolking en de

grote uitdagingen voor het beleid die hiermee gepaard gaan. Minder aandacht is er

doorgaans voor knelpunten die ontstaan door het verouderingsproces van specifieke

doelgroepen. Dit onderzoek, in opdracht van het Vlaams Ministerie voor Welzijn,

Volksgezondheid en Gezin, tracht het hiaat voor de Vlaamse zorgsituatie van ouder

wordende personen met een handicap op te vullen.

Vanuit de wetenschap en de praktijk weten we al langer dat ook personen met een

handicap delen in een groeiende levensverwachting. Onderzoek toont aan dat vooral de

uitstekende kwaliteit van de medische hulpverlening hier heeft toe bijgedragen. Maar de

zorg voor de goede oude dag beperkt zich niet tot een exclusieve aandacht voor het

medische. Een kwaliteitsvol leven betekent dat aan heel veel aspecten aandacht moet

besteed worden, van sociale relaties tot huisvesting, van een zinvolle dagbesteding tot

een aangepaste dagelijkse verpleegkundige verzorging.

Heel wat mantelzorgers en hulpverleners uit de welzijnssector dragen momenteel al

„zorg voor de levenskwaliteit van ouder wordende personen met een handicap‟. Het

Vlaams Ministerie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wenste door middel van

onderzoek het huidige zorgaanbod in kaart te brengen en na te gaan welke

mogelijkheden er zijn om in de toekomst kwaliteitsvolle hulpverlening te blijven

garanderen.

Voor u ligt het resultaat van een onderzoeksproject dat van start ging in januari 2009 en

liep tot juli 2010.

De onderzoekers wensen de leden van de stuurgroep te bedanken: Fred Deven

(voorzitter), Lut Vanden Boer, Joost Bronselaer, Erik Dekker, Etienne Clevers, Mariella

Maes, Jurn Verschraegen, Walter Brusselaers, Ritje Pauwels, Mie Moerenhout, Catherine

Molleman en Prof. Dr. Bea Maes.

Voor de analyse van zorgvoorzieningen in Europa konden de onderzoekers beroep doen

op de medewerking van the European Association of Service Providers for Persons with

Disabilities (EASPD). Bijzondere dank aan dhr. Luk Zelderloo.

Tot slot past het alle deelnemers aan het onderzoek te bedanken. De resultaten zijn tot

stand gekomen dankzij de inbreng van vele deskundigen, die de tijd en moeite namen

om bovenop hun dagelijkse job energie te stoppen in focusgroepen en vragenlijsten.

Dank daarvoor.

Page 9: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

2

Page 10: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

3

Samenvatting

Het voorliggende onderzoek zoekt een antwoord op de vraag welke ondersteunings- of

opvangvormen de meest geschikte zijn voor ouder wordende personen met een

handicap in Vlaanderen, rekening houdend met de aard en de ernst van de handicap en

de leefsituatie van de persoon. Het tracht het aanbod in Vlaanderen, de

randvoorwaarden en kritische succesfactoren in kaart te brengen. Het onderzoekt tevens

welke pistes andere Europese landen bewandelen met betrekking tot de ondersteuning

of opvang van deze doelgroep.

In het eerste hoofdstuk wordt de probleemstelling van het onderzoek geschetst, het

theoretisch kader van „ageing in place‟ aangegeven en de terminologie (van het

woonzorgdecreet) verduidelijkt. We vertrekken van een brede probleemstelling. Bij het

zoeken naar een geschikt aanbod gaat het niet enkel om een verzorgingsvraagstuk,

maar om een brede waaier van zorg, ondersteuning en hulpmiddelen i.f.v. kwaliteit van

leven als multidimensionaal concept.

In het tweede hoofdstuk komt het onderzoeksopzet aan bod. We bespreken welke

onderzoeksstappen we namen. Voor de eerste fase van het onderzoek, het in kaart

brengen van de Europese situatie, kwam een beeld tot stand op basis van een

focusgroep met praktijkdeskundigen uit verschillende Europese landen. Deze

deskundigen vulden ook een vragenlijst in. De Europese expertengroep werd

geraadpleegd om na te gaan wat de toekomstvisie is in Europa: welke ondersteunings-

of opvangvormen moeten volgens hen in de toekomst uitgebouwd worden? Na de

Europese dataverzameling volgde de analyse van de Vlaamse situatie. Aan de hand van

een literatuuronderzoek kregen we een zicht op de werking en regelgeving van de

verschillende zorgsectoren, in het bijzonder de sector gehandicaptenzorg en de

woonzorgsector. Nadien volgde de eerste fase van een gestructureerd delphi-onderzoek.

In vier focusgroepen, bestaande uit praktijk- en ervaringsdeskundigen, werd een

bespreking gevoerd op basis van prototypische vignettes (casussen), om een overzicht

te krijgen van mogelijke, wenselijke en haalbare ondersteuningsopties. Op basis van de

inhoud uit de focusgroepen werd in een tweede fase van het delphi-onderzoek een

vragenlijst ontworpen, waarmee de opties aan een veel bredere groep deskundigen

werden voorgelegd.

Het derde hoofdstuk beschrijft de resultaten van de Europese studie. We komen tot een

bespreking van het zorglandschap in tien Europese landen, waarbij getracht werd om

zowel de zorg voor ouderen als de zorg voor personen met een handicap in kaart te

brengen. Na de bespreking van de huidige situatie van de doelgroep per land, wordt

ingegaan op de toekomstvisie van Europa. Een duidelijke tendens binnen Europa is de

nadruk op wonen in de lokale gemeenschap („community living‟). Mensen willen zo lang

mogelijk thuis blijven wonen in de vertrouwde omgeving. Mantelzorg wordt daarbij

steeds belangrijker, wat zich ook vertaalt in verschillende initiatieven in Europa om

mantelzorgers (financieel) te ondersteunen. Vanuit de voorzieningen wordt gestreefd

naar meer vraaggestuurde zorg, op maat van de persoon. Ook op financieel vlak heeft

de vraag naar flexibele zorgtrajecten gevolgen: persoonsgebonden (of –volgende)

budgetten zijn praktisch in elk land ingevoerd. Belangrijke voorwaarde bij zorg op maat

is een betere afstemming en samenwerking tussen de verschillende zorgvoorzieningen, -

Page 11: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

4

regio‟s, en –wetgevingen. In enkele landen zijn ook prioriteiten gelegd in functie van de

betaalbaarheid van de zorg: gespecialiseerde zorg is voorbehouden voor mensen met de

zwaarste zorgbehoeften. Een probleem voor zorgvoorzieningen in veel Europese landen

is het vinden van geschikt personeel. In enkele landen kampt de zorgsector zelfs met

een zwarte markt voor de (geassisteerde) mantelzorg. Wat ouder wordende personen

met een handicap betreft zijn er net als in Vlaanderen verschillende initiatieven in de

praktijk, maar ontbreekt nog een wettelijk kader.

De resultaten voor Vlaanderen worden besproken in het vierde hoofdstuk. We doen een

voorstel voor een definitie waarmee de doelgroep kan omschreven worden. Ouder

wordende personen met een handicap zijn 1) mensen ouder dan 65 jaar die een

handicap hebben van bij de geboorte of nadien hebben verworven, en 2) mensen jonger

dan 65 jaar met ouderdomsverschijnselen die zodanige beperkingen in het functioneren

en participatieproblemen opleveren dat ze vergelijkbaar zijn met die van een handicap.

De leeftijd waarop de handicap is verworven, is in dit geval van geen belang. Dit

onderzoek adviseert een definitie waarbij een leeftijdsgrens wordt verlaten. Deze

conclusie wordt overigens gedragen door het oordeel van het werkveld. Na de

doelgroepomschrijving wordt het aanbod in het Vlaamse zorglandschap voor de

doelgroep beschreven: mantelzorg, thuiszorg, ambulante voorzieningen uit de sector

gehandicaptenzorg, ouderenzorg, residentiële voorzieningen uit de sector

gehandicaptenzorg en enkele voorzieningen uit de belendende sectoren. Ook de

financiële ondersteuningsmogelijkheden voor de doelgroep worden besproken. Er wordt

afgerond met verschillende voorbeelden uit de praktijk waar een aanbod gedaan wordt

specifiek voor ouder wordende personen met een handicap.

In het tweede deel van hoofdstuk vier worden de resultaten van het delphi-onderzoek

besproken. De deskundigen geven aan dat samenwerking tussen sectoren wenselijk is,

maar de vorm en de mate waarin deze samenwerking concreet gestalte kan krijgen, is

op basis van de resultaten nog niet concreet afgebakend. Samenwerking wordt gezien in

functie van het afstemmen en in kaart brengen van het bestaande zorgaanbod. De

sector gehandicaptenzorg is zelf vragende partij om in levenslange zorg te voorzien voor

ouder wordende personen met een handicap en vraagt daarvoor ook de nodige

ondersteuning. De woonzorgsector biedt zich onder bepaalde voorwaarden aan als

alternatief. Voor de woonzorg geven de deskundigen aan dat ondersteuning mogelijk zou

moeten zijn in specifieke gevallen, bijvoorbeeld voor personen die al inclusief of (nog)

zelfstandig wonen. De meest prioritaire beleidsoptie is volgens de deskundigen het

ondersteunen van mantel-/zelf-/ pleegzorg: de verschillende opties binnen dit model

kunnen over de sectoren heen op heel veel instemming rekenen. Wat de herziening van

middelen en ondersteuning betreft, geven de deskundigen aan dat de functionele graad

van beperking het bepalend criterium moet worden. Ook het uniformiseren van de

inschaling van zorg wordt aangeraden.

Voor personen met ernstige en complexe functiebeperkingen wordt de voorkeur gegeven

aan opvang binnen de sector gehandicaptenzorg. De keuze tussen de sector

gehandicaptenzorg of woonzorg zou mogelijk moeten zijn voor personen met minder

zware beperkingen. Voor de woonzorgsector betekent dit in de meeste gevallen dat de

bestaande voorzieningen moeten worden aangepast. Voor ouder wordende personen

met een handicap en dementie is er vanuit de praktijk vraag naar het aanpassen van de

woonzorg om deze doelgroep op te vangen. Voor twee doelgroepen bestaat minder

duidelijkheid waar zij best terecht kunnen: ouder wordende personen met jongdementie

Page 12: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

5

en ouder wordende personen met een handicap en gedrags- of psychische problemen. In

de resultaten wordt verder ingegaan op deze „knelpunt‟ problematieken. Wat de invloed

van de leefsituatie betreft, is voor de verschillende woonvormen binnen de sector

gehandicaptenzorg zowel een overgang naar de woonzorg als binnen de eigen sector

wenselijk. Enkel voor tehuizen niet-werkenden wordt een overgang naar de ouderenzorg

als minder wenselijk beschouwd. Tot slot blijkt uit de analyses dat vraaggestuurde zorg

en het ondersteunen van zelf/mantel/pleegzorgers („ageing in place‟) hoog op het

verlanglijstje staan.

Wat betreft de aanbevelingen stellen de onderzoekers maatregelen voor die de

zelf/mantel/pleegzorg kunnen versterken: intersectorale informatieverlening en –

vraagverduidelijking als basisvoorwaarde, intersectoraal casusoverleg, zorgplanning en –

bemiddeling als een begeleidend trajectgegeven, een versterking van de ambulante

zorg in al zijn vormen, en een beleid dat uitgaat van subsidiariteit en afstemming zoekt

over de grenzen van de eigen bevoegdheden heen. Wanneer gezinsvervangende

woonopvang aan de orde is, spreekt dit onderzoek geen keuze uit voor deze of gene

sector als de meest aangewezen optie voor de toekomst. Op basis van zowel theorie, de

mening van experten en het oordeel van het werkveld, concluderen we dat een en-én

verhaal nodig zal zijn in de toekomst. Het idee van zorggarantie is pas mogelijk door

een doorgedreven samenwerking tussen verschillende sectoren en beleidsniveaus.

Subsidiariteit zou vorm kunnen krijgen op basis van een uniforme beoordeling op vlak

van zorgzwaarte. Het beleid kan samenwerking promoten door op lokaal niveau

ondernemerschap te faciliteren, op sectoraal vlak outreaching te ondersteunen en

structurele samenwerkingsverbanden toe te laten. Het woonzorgdecreet biedt kansen,

zoals uit sommige praktijkvoorbeelden al blijkt. Wat betreft financiering komen we tot de

suggestie dat een handicap en een verouderingsproblematiek in financiële termen

vergelijkbaar zouden moeten kunnen gemaakt worden. Het vergelijken en afstemmen

van de verschillende zorgzwaarte instrumenten kan er voor zorgen dat ouder wordende

personen met een handicap makkelijker gebruik kunnen maken van zorgaanbieders uit

zowel de gehandicapten- als woonzorgsector. Voor een verouderende doelgroep die zich

beweegt op de scheidingslijn tussen welzijnssectoren, is een goede samenwerking

tussen alle reguliere en gespecialiseerde diensten en voorzieningen van levensbelang.

Page 13: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

6

Page 14: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

7

1. INLEIDING

Startpunt van het voorliggende onderzoek is dat de levensverwachting van personen

met een handicap die, net als in de rest van Europa, ook in Vlaanderen stijgt. Deze trend

heeft onder meer tot gevolg dat ouder wordende personen met een handicap naast

problemen die eigen zijn aan hun handicap, in toenemende mate geconfronteerd worden

met problemen die voortvloeien uit het verouderingsproces.

Voor zorgvoorzieningen vormt de doelgroep een groeiende uitdaging: woonzorgcentra

zijn niet altijd aangepast aan de noden van ouder wordende personen met een handicap,

en zorgvoorzieningen uit de sector gehandicaptenzorg zien zich verplicht om hun aanbod

aan te passen aan het verouderingsproces van hun cliënten. Dit maakt dat de

organisatie van de zorg en de ondersteuning voor deze specifieke doelgroep niet evident

is, en de overheid hier voor een duidelijke uitdaging wordt geplaatst: hoe kwaliteit van

zorg blijven garanderen in functie van een zo goed mogelijke kwaliteit van bestaan?

In de literatuur worden diverse beleidspistes overwogen en omschreven om ouder

wordende personen met een handicap gepaste zorg te bieden. Deze zijn onder meer

opvang binnen de bestaande voorzieningen van de woonzorgsector, opvang in de sector

gehandicaptenzorg, intense samenwerking tussen beide sectoren en het

delen/uitwisselen van middelen (kennis, dienstverlening, personeelscompetenties), en

een versterking van de mantel-/zelf-/en pleegzorg.

De keuze voor een zorgaanbod staat in nauw verband met de factoren die de

levenskwaliteit van ouder wordende personen met een handicap bepalen. Het

zorgaanbod dient immers niet alleen aan medische eisen, maar ook aan criteria op

andere levensdomeinen tegemoet te komen. Daar nog onvoldoende gekend is welke

factoren precies de levenskwaliteit van de doelgroep bepalen, was het voor de start van

het onderzoek nog onduidelijk wat de meest geschikte opvang- en

ondersteuningsvorm(en) is/zijn voor ouder wordende personen met een handicap en

welke randvoorwaarden cruciaal zijn om deze ondersteuning en opvang te kunnen

bewerkstelligen.

1.1 Onderzoeksvragen

Binnen dit onderzoek willen we dan ook nagaan welke factoren inzake levenskwaliteit

van ouder wordende personen met een handicap, gedifferentieerd naar de aard en de

ernst van de handicap en naar de leefsituatie, meespelen in de vraag naar de meest

gepaste zorg -en ondersteuningsvormen in Vlaanderen. Deze vraag wordt uitgesplitst in

4 deelvragen waarop we een antwoord willen zoeken, zoals geformuleerd door de

opdrachtgever:

1) Welke is/zijn de meest geschikte ondersteunings-/opvangvorm(en) voor ouder

wordende personen met een handicap in Vlaanderen, rekening houdend met de

aard en de ernst van de handicap en met de leefsituatie?

Page 15: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

8

2) Welke zijn de randvoorwaarden en kritische succesfactoren voor het

bewerkstelligen van de meest geschikte ondersteunings-/opvangvorm(en) in

Vlaanderen, rekening houdend met de verschillende betrokken actoren?

3) Welke pistes bewandelen andere landen met betrekking tot de

ondersteuning/opvang van ouder wordende personen met een handicap?

4) Welke good practices kunnen we in Vlaanderen detecteren?

1.2 Theoretisch kader Het voorgesteld onderzoek vertrekt vanuit kaders die zowel een structurerende als

normatieve functie hebben: enerzijds stuurden zij de dataverzameling en analyse,

anderzijds bakenden zij een veld van „good practices‟ af.

Kwaliteit van leven

Uitgaan van kwaliteit van leven betekent dat bij het uitvoeren van kwaliteitsevaluaties

de uniformiteit van processen en procedures plaats maakt voor de diversiteit van

persoonlijk bepaalde resultaten. Men gaat na in welke mate diensten en voorzieningen

bijdragen aan het faciliteren van een betere levenskwaliteit voor individuele personen

met een handicap en hun directe omgeving (Maes & Petry, 2000).

Omdat geen eenduidige definitie voor 'kwaliteit van leven' kan gevonden worden,

omschrijven we het begrip met behulp van vijf essentiële richtlijnen (Schalock, 2000):

1) Kwaliteit van leven is een multidimensioneel concept, dat bepaald wordt door

individuele en omgevingsfactoren.

2) Kwaliteit van leven moet uit dezelfde factoren en relaties zijn samengesteld voor

personen met en zonder handicap.

3) Kwaliteit van leven is een combinatie van objectieve levensomstandigheden en

subjectief welbevinden.

4) Een goede kwaliteit van leven wordt ervaren wanneer tegemoet gekomen wordt

aan iemands noden en wanneer iemand de mogelijkheid heeft om een beter

bestaan na te streven.

5) Kwaliteit van leven is gebaseerd op individuele noden, keuzes en controle.

In de grote verscheidenheid aan literatuur rond kwaliteit van leven is een massa aan

indicatoren ontwikkeld. Als mogelijke factoren die iemands kwaliteit van leven kunnen

bepalen noemen Hughes e.a. (1995): woonomgeving, werk, recreatie en vrije tijd,

sociale relaties en interacties, psychologisch welbevinden, zelfbepaling, autonomie,

persoonlijke competentie, maatschappelijke aanpassing, vaardigheden tot onafhankelijk

leven, maatschappelijke integratie, normalisatie, ondersteuning via hulpverlening,

individuele en sociale demografische indicatoren, persoonlijke ontwikkeling en

voldoening, sociale aanvaarding, sociale status en ecologische afstemming, fysisch en

materieel welbevinden, en verantwoordelijkheden als burger.

Naast kwaliteit van leven is ook het begrip zinvol of succesvol ouder worden cruciaal

voor dit onderzoek. Bigby (2004) somt de volgende kernbetekenissen op voor het zinvol

of succesvol ouder worden van mensen met een verstandelijke beperking: 1) „continuity

Page 16: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

9

and security': zich thuis kunnen voelen; 2) 'purpose': op gepaste wijze actief kunnen

blijven; 3) „belonging': vrienden en familie om zich heen houden, en 4) „health and

care‟: gezond blijven, zich verzorgen en verzorgd worden.

Handicap is een toegevoegd risico voor exclusie op oudere leeftijd. Vrij recent erkende

een consortium van belanghebbende Europese organisaties dat het gevaar voor sociale

uitsluiting reëel is voor ouder wordende personen met een handicap. In de “Graz

declaration on disability and ageing” (Weber & Wolfmayr, 2006) lezen we onder meer:

“de actoren delen een bezorgdheid omtrent meervoudige discriminatie: sociale

uitsluiting, armoede, verwaarlozing en misbruik […] Mensen moeten gelijke rechten

hebben op vlak van een goede gezondheidszorg […] Zo zelfstandig mogelijk kunnen

leven binnen de gemeenschap is te verkiezen boven het „wegsluiten‟ van mensen.[…]

Dialoog tussen alle belanghebbenden moet mogelijk zijn op elk bestuursniveau.”

Ageing in place

„Ageing in place‟ wordt door Bigby gedefinieerd als “allowing the elder to remain in the

living situation of their choice for as long as they wish and are able to” (2004). Het

huidige aanbod aan voorzieningen en diensten volstaat vaak niet om ouder wordende

personen met een handicap „thuis‟ oud te laten worden (Van Puyenbroeck & Smits,

2008). De draaglast voor mantelzorgers is vaak heel groot en de

ondersteuningsmiddelen die tot hun beschikking staan zijn vaak onvoldoende.

Woonzorgcentra zijn niet altijd in staat aangepaste zorg te verlenen voor specifieke

doelgroepen, zoals mensen met een handicap. Voorzieningen voor mensen met een

handicap hebben vaak onvoldoende middelen en kennis om zich aan te passen aan het

ouderwordingsproces van hun gebruikers. De keuzes van mensen kunnen bijgevolg niet

altijd gerealiseerd worden.

In verband met de plaats waar ouder wordende mensen kunnen ondersteund worden,

omschreven Seltzer en Kraus (1987) drie 'macro' opties: 1) Gespecialiseerde zorg: het

ontwikkelen en uitbouwen van specifieke, aangepaste zorg voor ouder wordende mensen

met een beperking; 2) Leeftijdsinclusie: het opnemen van ouder wordenden in de

ondersteuningsmodaliteiten voor jongere mensen met een handicap; 3) Generische

inclusie: het opnemen van ouder wordenden in de ondersteuningsmodaliteiten voor

oudere mensen zonder handicap. In het eigen onderzoek voegen we daar de optie 4)

„ageing in place‟ aan toe: zelf kunnen kiezen waar men ouder wenst te worden.

1.3 Definiëring

In dit onderzoek worden twee zorgsectoren betrokken, namelijk de sector woonzorg en

de sector van zorg voor personen met een handicap. Omdat de twee sectoren sterk van

elkaar verschillen en professionelen uit de ene sector vaak geen zicht hebben op de

werking van de andere sector, willen we eerst enkele sectorale termen die in dit rapport

veel gebruikt worden, kort toelichten.

Binnen de woonzorg is er momenteel een overgangsperiode wat betreft wetgeving. Er is

een nieuw woonzorgdecreet ontwikkeld en goedgekeurd, waar nog niet alle

uitvoeringsbesluiten van zijn uitgewerkt. Binnen dit onderzoek hebben we de nieuwe

terminologie van het woonzorgdecreet gevolgd. In het woonzorgdecreet wordt een

Page 17: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

10

onderscheid gemaakt tussen de ouderenzorg, voorzieningen waar zorg binnen een

thuisvervangend milieu aangeboden wordt, en de thuiszorg, voorzieningen waar zorg in

functie staat van het leven in het natuurlijk thuismilieu. De voorzieningen worden

gesubsidieerd of ondersteund door het Vlaams Agentschap voor Zorg en Gezondheid

(VAZG). Wanneer we de termen woonzorg of woonzorgsector gebruiken in de tekst,

wordt zowel verwezen naar de ouderenzorg als naar de thuiszorg.

De sector van zorg voor personen met een handicap wordt in het rapport omschreven

als de sector gehandicaptenzorg. Om beroep te kunnen doen op de voorzieningen binnen

deze sector, is een inschrijving in het Vlaams Agentschap voor Personen met een

Handicap (VAPH) noodzakelijk. Binnen dit onderzoek ligt de focus op de voorzieningen

voor volwassenen vanaf 18 jaar. De ambulante voorzieningen bieden begeleiding bij het

(zelfstandig) wonen, de (semi-)residentiële voorzieningen bieden opvang overdag en/of

„s nachts. Wanneer we de term „sector gehandicaptenzorg‟ gebruiken in de tekst,

verwijzen we naar de ambulante en (semi-)residentiële voorzieningen voor volwassen

personen met een handicap.

Page 18: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

11

2. ONDERZOEKSOPZET

Om de vier onderzoeksvragen te beantwoorden, doorliep het onderzoek vier fases. In de

eerste fase van het onderzoek zochten we een antwoord op de onderzoeksvraag

betreffende de Europese situatie van de doelgroep. Tijdens de tweede fase gingen we

dieper in op de Vlaamse situatie van de doelgroep. In de derde fase ontwierpen we

vignettes, die een aanzet vormden om tot beleidsopties te komen. Tijdens de laatste

fase werden de beleidsopties via focusgroepen in kaart gebracht en werden ze op brede,

intersectorale, schaal bevraagd.

2.1 Fase 1: Situatieschets Europa

Door middel van netwerking en een literatuuronderzoek gingen we na hoe dezelfde

probleemstelling wordt benaderd in een selectie van Europese landen: Oostenrijk,

Duitsland, Frankrijk, Italië, Noorwegen, Finland, Ierland, Verenigd Koninkrijk en

Roemenië. Tot de deelonderzoeksvragen behoorden:

a) Een precieze afbakening van de doelgroep, op basis van verschillende geldende

definities binnen de welzijnssectoren.

b) Een overzicht van alle mogelijke diensten binnen de verschillende

welzijnssectoren waar de doelgroep gebruik kan van maken.

c) Is er samenwerking tussen de verschillende welzijnssectoren? Zo ja, wat zijn

voorbeelden van dergelijke „good practices‟?

d) Zijn er middelen voor specialisatie voorzien in de verschillende welzijnssectoren?

Zo ja, wat zijn voorbeelden van dergelijke „good practice‟?

We hebben deze vragen beantwoord met behulp van Europese praktijkdeskundigen,

aangevuld met literatuur. De onderzoekspartner EASPD1 leverde via haar netwerk een

bijdrage door het aan- en samenbrengen van Europese contactpersonen, die kennis

hebben over en toegang hebben tot beleidsteksten in de verschillende Europese landen.

Deze praktijkdeskundigen werden in een focusgroep samengebracht op de conferentie

“International Conference on Bridging Knowledge in Long Term Care and Support.

Crossing Boundaries Between Ageing and Disability” (Barcelona, 5-7/3/2009).

We ontwikkelden twee instrumenten om de Europese situatie in kaart te brengen: een

discussienota met vijf stellingen (zie bijlage 1) en een vragenlijst (zie bijlage 2). Met de

vragenlijst wilden we de huidige situatie van ouder wordende personen met een

handicap per land in kaart brengen. Aan de hand van de stellingen wilden we de

toekomstvisie bespreken van de praktijkdeskundigen wat betreft de ondersteuning van

deze doelgroep. Tijdens de focusgroep met de Europese praktijkdeskundigen legden we

de vijf stellingen voor. De vragenlijst werd na de focusgroep verspreid onder de

deskundigen.

1 European Association of Service Providers for people with Disabilities.

Page 19: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

12

De resultaten van de eerste onderzoeksfase worden weergegeven in het derde hoofdstuk

(Resultaten Europa) van dit rapport.

2.2 Fase 2: Situatieschets Vlaanderen

Via een literatuuronderzoek werd een antwoord gezocht op dezelfde vragen als het

Europese literatuuronderzoek, maar dan voor het Vlaamse niveau.

Om de vraag naar good practices in Vlaanderen te beantwoorden, werden telefonische

interviews afgenomen met voorzieningen die initiatieven hebben opgezet specifiek voor

ouder wordende personen met een handicap. De selectie is exemplarisch. We hebben

getracht initiatieven uit verschillende sectoren en m.b.t. verschillende levensdomeinen

op te nemen in het overzicht.

De resultaten van deze onderzoeksfase worden weergegeven in het vierde hoofdstuk

(Resultaten Vlaanderen) van dit rapport.

2.3 Fase 3: Opstellen van vignettes

Op basis van het Europese en Vlaamse literatuuronderzoek werden korte prototypische

scenario‟s uitgeschreven met telkens een interpretatie van veronderstelde voor- en

nadelen van een specifieke (zorg)situatie van een ouder wordende met een handicap.

Deze „vignettes‟ (zie bijlage 3) varieerden op basis van een beperkt aantal criteria:

a) Leeftijd

b) Aard van de handicap

c) Ernst van de handicap

d) Leefsituatie:

a. financiële situatie

b. voorgeschiedenis/draagkracht informele zorg

c. voorgeschiedenis/beschikbaarheid formele zorg

De bedoeling van de vignettes was dat ze doorheen het verloop van het onderzoek een

baken konden zijn voor de discussie: “wat is wenselijk/haalbaar in het geval van …?”.

2.4 Fase 4: Delphi-onderzoek

Om de eerste twee onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden was een blik in de

toekomst nodig. Een methode die erg zinvol is om goede praktijken op te stellen in

domeinen met minder kennis (zoals de toekomst), is de Delphi-methode. Deze methode

is gangbaar voor het bieden van antwoorden op complexe beleidsvraagstukken, waar

vragen over haalbaarheid en wenselijkheid centraal staan. Eerst beschrijven we deze

methode algemeen, vervolgens spitsen we de beschrijving toe op het beantwoorden van

de eerste twee onderzoeksvragen (zie deel 1 tot deel 5).

Page 20: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

13

Delphi-methode

De Delphi-methode berust op een gestructureerd proces om de kennis van een groep

experten te verzamelen en te 'distilleren' door middel van een reeks van vragenlijsten

en/of discussierondes waartussen steeds een gecontroleerde vorm van feedback

plaatsvindt (Adler & Ziglio, 1996). Men gaat er van uit dat voor een bepaald

beleidsthema, een groep van experten kan samengesteld worden, die de beleidsmaker

voldoende informatie kan verschaffen om bepaalde beslissingen te nemen. Er wordt dus

gewerkt met een selecte steekproef. Meestal betreft het een probleemstelling waarin

men geconfronteerd wordt met een zeker gebrek aan kennis vooraf, of een situatie

waarin heel veel verschillende meningen heersen over welk beleid er al dan niet moet

gevoerd worden. Dit soort probleemstellingen impliceert telkens een vorm van

'onzekerheid'. De onzekerheid kan bestaan uit het ontbreken van informatie over

oorzaken (wat ging vooraf?) of gevolgen (wat mag men verwachten?), of,

fundamenteler, uit het ontbreken van een theoretisch kader (hoe dienen huidige of

toekomstige gebeurtenissen 'geduid' te worden, welke visie dient men te hanteren?). De

Delphi-methode richt zich op een bepaald soort kennis, niet zozeer empirisch bewezen

feiten, dan wel vormen van ervaring, inzicht en 'geïnformeerd oordeel' ('informed

judgement').

De delphi-methode is een kwalitatieve onderzoeksmethode, die met cijfers kan

ondersteund worden. Het kwalitatieve aspect legt de nadruk op het in kaart brengen van

diversiteit, het opmaken van een staalkaart aan mogelijkheden, zodanig dat het beleid

een geïnformeerde keuze kan maken.

2.4.1 Deel 1: samenstelling expertengroep

Voor onze focusgroepen zochten we een 40-tal geschikte praktijk- en

ervaringsdeskundigen die zicht hebben op de situatie van ouder wordende personen met

een handicap binnen hun domein. Praktijkdeskundigen zijn professionelen uit

voorzieningen van de sector gehandicaptenzorg of de woonzorg. Ervaringsdeskundigen

zijn ouder wordende personen met een handicap zelf of iemand uit het sociaal netwerk

van deze personen.

Voor de praktijkdeskundigen gingen we op zoek in volgende sectoren:

a) Thuiszorgvoorzieningen2: diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg,

diensten voor logistieke hulp, lokale en regionale dienstencentra, diensten

maatschappelijk werk van het ziekenfonds, diensten voor oppashulp, diensten

voor gastopvang, diensten voor thuisverpleging, centra voor herstelverblijf.

b) Ouderenvoorzieningen: woon- en zorgcentra, dagverzorgingscentra, centra voor

kortverblijven, assistentiewoningen.

c) Ambulante voorzieningen uit de sector gehandicaptenzorg: thuisbegeleiding,

begeleid wonen, zelfstandig wonen, beschermd wonen, geïntegreerd wonen,

trajectbegeleiding, pleegzorg, wonen onder begeleiding van een particulier

2 Zie hoofdstuk 3 (Resultaten Vlaanderen) voor een uitgebreide beschrijving van de verschillende voorzieningen

in de sector gehandicaptenzorg en de woonzorg.

Page 21: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

14

d) (Semi-)residentiële voorzieningen uit de sector gehandicaptenzorg: dagcentra,

tehuizen voor (niet-)werkenden

e) Vertegenwoordigers van het beleid: VAPH, VAZG.

We contacteerden verschillende koepels van de betrokken sectoren, met de vraag of zij

geschikte praktijkdeskundigen konden aanbrengen.

Voor de groep ervaringdeskundigen streefden we een diverse samenstelling na wat

betreft zorgvormen waarop beroep kan gedaan worden en functiebeperkingen waarmee

men in de praktijk te maken heeft. Voor de ervaringsdeskundigen voorzagen we een

onkostenvergoeding om deel te nemen aan de focusgroepen. We gingen op zoek naar

ervaringsdeskundigen in volgende organen:

a) Gebruikersorganisaties voor personen met een handicap

b) Belangenorganisaties voor oudere personen

c) Mantelzorgorganisaties

We streefden een representatieve verdeling volgens sectoren na en probeerden

deskundigen uit verschillende provincies te betrekken in de focusgroepen.

Er waren in totaal 37 ervarings- en praktijkdeskundigen die effectief deelgenomen

hebben aan een focusgroep (zie deelnemerslijst in bijlage 4).

2.4.2 Deel 2: focusgroepen

We organiseerden vier focusgroepen:

a) een focusgroep met praktijkdeskundigen uit de ouderenzorg en (semi-)

residentiële gehandicaptenzorg (1)

b) een focusgroep met praktijkdeskundigen uit de ouderenzorg en (semi-)

residentiële gehandicaptenzorg (2)

c) een focusgroep met praktijkdeskundigen uit de thuiszorg en ambulante

gehandicaptenzorg

d) een focusgroep met ervaringsdeskundigen uit de woonzorg en de sector

gehandicaptenzorg

We opteerden in deze studie voor gemengde focusgroepen (woonzorgsector en de sector

gehandicaptenzorg). Hoewel deze focusgroepen soms moeilijker zijn voor de

onderzoekers, hebben ze als voordeel dat ze de twee sectoren dichter bij elkaar

brengen: men leert elkaar beter kennen. We kozen voor twee focusgroepen met

praktijkdeskundigen uit de ouderen- en (semi-)residentiële gehandicaptenzorg omwille

van het groot aantal voorzieningen binnen deze zorgvormen.

De deskundigen bespraken de vignettes tijdens een gesprek van twee uur. Aan de

focusgroepen werden vragen voorgelegd over:

a) De algemene wenselijkheid en haalbaarheid van de verschillende

ondersteuningsmogelijkheden voor de doelgroep.

Page 22: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

15

b) Meer concreet: de wenselijkheid en haalbaarheid van verschillende

ondersteuningsmogelijkheden voor de scenario‟s in de vignettes.

c) Indien meerdere opties werden voorgesteld diende de groep

randvoorwaarden/succesfactoren aan te geven: “dit kan maar werken als…”, “Dit

mag/moet leiden tot dit soort gewenste uitkomst”.

De focusgroepen werden eerst omgezet in letterlijke transcripties en vervolgens

geanalyseerd met behulp van Nvivo, een programma voor kwalitatieve data-analyse.

Een analyseschema werd opgesteld aan de hand van de vier onderzoeksvragen waarop

we een antwoord wilden (zie bijlage 5). Na de samenkomst van de focusgroepen werd

een staalkaart opgemaakt van mogelijke/wenselijke/haalbare ondersteuningsopties (zie

ook bijlage 5).

2.4.3 Deel 3: vragenlijst

De wenselijkheid en haalbaarheid van verschillende beleidsopties, in kaart gebracht via

de focusgroepen, werden voorgelegd aan een bredere groep van deskundigen met

behulp van een vragenlijst (zie bijlage 6). De bedoeling van deze vragenlijst was de

grootte van het draagvlak voor bepaalde opties in kaart te brengen en in cijfers te

kunnen uitdrukken.

Er werd opnieuw een evenwichtige samenstelling van de steekproef over alle actoren en

Vlaamse regio‟s nagestreefd (voor uitvoerige bespreking, zie 4.2.1 Verspreiding

vragenlijst).

In de vragenlijst werden de volgende opties voorgelegd ter beoordeling op vlak van

wenselijkheid en haalbaarheid:

a) Een staalkaart van algemene beleidsopties.

b) Een staalkaart van specifieke opties volgens handicap en leefsituatie.

Het resultaat van deze fase is een gegevenstabel waarin de mogelijke algemene en

afgebakende beleidsopties getoetst zijn op vlak van wenselijkheid en haalbaarheid in een

ruimere responsgroep.

In het vierde hoofdstuk (Vlaamse resultaten) worden de resultaten van het delphi-

onderzoek weergegeven (zie 4.2 Delphi-onderzoek).

Page 23: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

16

Page 24: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

17

3. RESULTATEN EUROPA

Om het Vlaamse onderzoek beter te kunnen kaderen, schetsen we in dit derde deel wat

de situatie is in een aantal andere Europese landen. We gaan na welke pistes andere

landen bewandelen met betrekking tot de ondersteuning en opvang van ouder wordende

personen met een handicap.

Eerst wordt ingegaan op de huidige situatie in deze landen, daarna schetsen we een

gezamenlijke Europese toekomstvisie. De informatiebronnen voor deze situatieschets

zijn: 1) een focusgroep met Europese praktijkdeskundigen, 2) een vragenlijst ingevuld

door dezelfde en andere Europese praktijkdeskundigen en 3) een korte aftoetsing van de

verkregen informatie via literatuur. De situatieschets biedt geen diepgaande analyse per

land, maar probeert een aantal kenmerken van het zorgsysteem per land kort weer te

geven. We houden rekening met het feit dat de deelnemende praktijkdeskundigen

hoofdzakelijk vertrouwd zijn met de sector gehandicaptenzorg.

3.1 Omgevingsanalyse Europa

We geven een beknopte weergave van de huidige zorgsituatie voor ouder wordende

personen met een handicap in negen Europese landen. Daarbij wordt het zorgsysteem

van het land in kwestie toegelicht, worden uitdagingen voor de zorgsectoren besproken

en worden enkele good practices toegelicht waar mogelijk.

3.1.1 Oostenrijk

“When you have a lot of money, you can find mainstream elderly services with high quality

of care. But those are very expensive.”

“The black market of care has been legalized in Austria. It‟s a political decision: It‟s cheap

and quality of care is high.”

“When money is allocated to the person, it‟s easier to make choices.”

(Praktijkdeskundigen uit Oostenrijk)

In Oostenrijk werken de negen provincies de richtlijnen die geformuleerd worden op het

federaal niveau quasi autonoom uit. Hierdoor kan het formele zorglandschap sterk van

provincie tot provincie verschillen. De formele zorg is minder sterk uitgebouwd dan in

België. De thuiszorgdiensten blijken duur te zijn en kampen bovendien met plaatsgebrek

omwille van het kleine aantal diensten. De zorgsector voor personen met een handicap

is volop bezig de inclusiegedachte te integreren in het aanbod.

Het beperkte aanbod aan formele zorg ligt in lijn met de grotere nadruk op familiale

zorg. Deze vorm van informele zorg wordt echter steeds minder door de familie zelf

ingevuld. Meer en meer is er sprake van “geassisteerde” mantelzorg met behulp van

Oost-Europese (vrouwelijke) migranten die opgenomen worden in huis. Op deze manier

blijft de mantelzorg betaalbaar en wordt ze bovendien als kwalitatief hoogstaand

Page 25: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

18

beschouwd. Er zijn echter geen kwaliteitscriteria en geen controles op kwaliteit voor

deze vorm van geassisteerde mantelzorg. Dit soort migrantenwerk is geregulariseerd in

Oostenrijk, maar de arbeidsvoorwaarden van de migranten verschillen duidelijk van die

uit de professionele sector.

De financiering van de formele zorg gebeurt met belastingsinkomsten door de federale

staat. Op basis van negen verschillende niveaus van zorgnoden, kunnen negen

verschillende uitkeringen (Pflegegeld) toegekend worden aan de persoon zelf. De

persoon in kwestie kiest zelf op welke manier de zorg georganiseerd wordt. De uitkering

is enkel gebaseerd op de zorgnood en houdt geen rekening met het inkomen van de

persoon.

De uitkering is onafhankelijk van de leeftijd en geldt zowel voor ouderen als voor

personen met een handicap. De gehandicaptensector heeft in Oostenrijk tijdens de jaren

‟90 een sterke stem ontwikkeld, mede onder invloed van de VN-conferentie over

Mensenrechten in Wenen. Er wordt minder nadruk gelegd op de verschillen tussen

doelgroepen. Het algemeen probleem van afhankelijkheid van zorg vormt het

vertrekpunt. Op financieel vlak zijn er geen verschillende regelgevingen, maar in de

praktijk zijn er wel voorzieningen die zich richten op bepaalde doelgroepen.

In Oostenrijk is de cohorte van ouder wordende personen met een handicap kleiner dan

in België, wat gedeeltelijk te wijten is aan de liquidatie-politiek van het Nazi-regime eind

jaren ‟30 en tijdens de tweede wereldoorlog. In de komende jaren zal Oostenrijk echter

met dezelfde uitdagingen geconfronteerd worden. Zo stelt de doelgroep grote

uitdagingen voor een zorgsysteem waarin een grote nadruk op mantelzorg ligt. De

mantelzorgers worden namelijk zelf ook ouder en kunnen geleidelijk minder goed

voorzien in de vroeger aangeboden zorg. Het vermijden van crisisplaatsingen en een

goede crisishulp zijn beleidspunten die meer en meer aan belang (zullen) winnen.

Binnen de gespecialiseerde formele zorg (specifiek voor personen met een handicap) zijn

er moeilijkheden met de opvang van de doelgroep, zoals het gebrek aan knowhow rond

ouderdomsverschijnselen.

3.1.2 Duitsland

“Ageing care has a long tradition, but is not specialized for disability. The sector that works

with elderly people has so much to do for itself, because of the new insurance system.”

“For disability care, it is still a problem to manage high level standards of medical and

physical care.”

“Cooperation is a chance for the future.”

(Praktijkdeskundige Duitsland)

In Duitsland besteedt de staat haar verantwoordelijkheid om zorg aan te bieden uit, in

de praktijk vooral aan privéorganisaties. Duitsland heeft een stevig uitgebouwde formele

(thuis)zorgsector, maar een groot deel van de zorg wordt tegelijk opgenomen door

mantelzorgers.

De financiering van zorg is gebaseerd op een sociaal verzekeringsstelsel. Het budget

wordt toegekend op basis van de zorgzwaarte en kent drie niveaus. De klemtoon ligt op

Page 26: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

19

zwaar zorgbehoevenden, waardoor heel wat licht zorgbehoevenden niet voldoen aan de

criteria om een budget te krijgen. Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de

financiering voor mensen die thuis wonen of mensen die beroep doen op residentiële

ondersteuning. In het laatste geval gebeurt de financiering rechtstreeks naar de

voorziening, maar dient de persoon in kwestie zelf ook nog een bijdrage te leveren

(minimum 25%). Mensen die thuis wonen kunnen kiezen tussen zelf een budget krijgen

(Pflegeversicherung) en/of beroep doen op thuiszorgvoorzieningen. Doel is om mensen

zo lang mogelijk thuis te laten wonen gebruik makend van „community based‟

voorzieningen en de zorg op deze manier betaalbaar te maken. De wachtlijsten voor

residentiële zorg zijn sterk ingekort door dit beleid, maar niet overal zijn er voldoende

thuiszorgvoorzieningen om op de toegenomen vraag in te spelen.

Persoonlijke budgetten worden vaak aangewend om assistent-mantelzorgers te betalen,

al dan niet van Oost-Europese afkomst. In Duitsland is echter nog geen wettelijk kader

voorzien voor dit migrantenwerk. Informele zorg wordt niet beoordeeld op de kwaliteit

van zorg, wat sommige professionele zorgaanbieders verontrust.

Ook in Duitsland verwacht men binnenkort de eerste generatie ouder wordende

personen met een handicap. Voor de voorzieningen binnen de sector gehandicaptenzorg

blijkt vooral het medische aspect van verouderen een grote uitdaging. De Duitse

„woonzorg‟ (ambulant en residentieel) is zelf nog volop in ontwikkeling naar aanleiding

van de invoering van het verzekeringssysteem. Een specialisatie naar deze doelgroep is

niet voor de hand liggend. Langs de andere kant zorgt de privatisering van de zorg

ervoor dat men (in principe) snel zou moeten kunnen inspelen op nieuwe zorgvragen,

gesteld dat hier een economisch voordeel aan vast hangt.

3.1.3 Frankrijk

“Public financing makes it easier to control the work of professionals. Also, social workers

have social rights. Direct payment does not guarantee those rights.”

“The least expensive care facilities are often overcrowded, so the quality of the care

provided to the people is not so high.”

“The financial status of the person still determines the level of quality of care that will be

provided when ageing.”

(Praktijkdeskundige Frankrijk)

In Frankrijk is het zorgsysteem erg complex. Er zijn verschillende vormen van

financiering van het systeem, deels via de sociale zekerheid, deels op lokaal niveau en

deels via de cliënt zelf. Bovendien zijn er naast het lokale uitvoerende en het nationale

beleidsniveau nog andere niveaus die meetellen in de regelgeving. Er is ook een

combinatie van publieke en privévoorzieningen voor de formele zorg.

Een recente vernieuwing in het zorgsysteem voor ouderen is te vergelijken met een

persoonsgebonden budget (l‟allocation personnalisée à l‟autonomie). Er is een uniform

inschalingsinstrument dat gebruikt wordt voor indicatiestelling. De cliënt krijgt een

zorgpakket toegewezen en het budget dient daarvoor gebruikt te worden. Het budget is

deels afhankelijk van het inkomen van de cliënt. Het budget is voor hulpbehoevende

personen vanaf 60 jaar.

Page 27: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

20

Personen met een handicap kunnen beroep doen op een uitkering tot aan de leeftijd van

60 jaar (l‟allocation aux adultes handicapées). De budgetten voor de sector

gehandicaptenzorg en woonzorg komen uit hetzelfde fonds. Beide domeinen vallen op

nationaal niveau onder hetzelfde bevoegdheidsdomein. Binnen de sector

gehandicaptenzorg ligt momenteel sterk de nadruk op het uitbouwen van inclusieve

voorzieningen, het uitwisselen van good practices tussen voorzieningen, en het

aanmoedigen van samenwerking tussen privé en publieke voorzieningen. De formele

zorg is in Frankrijk sterk uitgebouwd, met een grote range aan voorzieningen. Wel wordt

aangehaald dat de kwaliteit van zorg nog te veel afhankelijk is van de financiële status

van de persoon in kwestie. Mensen met een laag inkomen moeten beroep doen op de

goedkoopste voorzieningen, voorzieningen die reeds overbevolkt zijn en vaak niet

aansluiten bij hun vraag.

Wat de informele zorg betreft, bijvoorbeeld daar waar families zelf verzorgers of

assistenten betalen, worden in Frankrijk duidelijke pogingen ondernomen om dit zo veel

mogelijk te formaliseren. Zorgverleners moeten bepaalde kwalificaties hebben; er

worden nieuwe kwaliteitssystemen ontwikkeld; partners mogen niet betaald worden met

het persoonsgebonden budget; een systeem van dienstencheques is geïntroduceerd en

er worden nieuwe opleidingen uitgebouwd voor zorgverstrekkers. Omwille van een

schrijnend personeelstekort in de sector en de (on)betaalbaarheid van zorg blijft

ongekwalificeerd personeel in de informele én formele zorg in Frankrijk een belangrijk

probleem vormen.

In Frankrijk wordt er een onderscheid gemaakt tussen voorzieningen voor volwassen

personen met een handicap die wel nog kunnen werken (centre d‟aide travail) en zij die

niet meer kunnen werken (maisons d‟accueil spécialisées). Beide groepen stellen de

huidige zorgvoorzieningen binnen de sector gehandicaptenzorg voor grote uitdagingen

wanneer de gebruikers ouder worden. Er is dan ook vraag naar gespecialiseerde

voorzieningen. De huidige residentiële ouderenzorg wordt als ongeschikt gezien voor de

opvang van deze doelgroepen. Beleidsmakers in Frankrijk beginnen oor te krijgen naar

de problematiek van ouder wordende personen met een handicap en ook

onderzoeksmatig staat deze doelgroep al enige tijd in de belangstelling binnen het

onderzoekscentrum CTNERHI (Centre Technique National d‟Études et de Recherches sur

les Handicaps et les Inadaptions).

3.1.4 Italië

“We take care of elderly people at home, with people coming from eastern countries.

Romanian women are offering themselves to take care of older and disabled people.

Northern countries have services to support them, in Italy they stay at home.”

(Praktijkdeskundige Italië)

Net als in Duitsland en Oostenrijk, is het informele zorgsysteem in Italië van groot

belang voor de ondersteuning van zorgvragers. Het opvangen van ouderen en/of

personen met een handicap is een taak van de (uitgebreide) familie. Ook in Italië wordt

Page 28: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

21

deze functie meer en meer doorgeschoven naar Oost-Europese immigranten (badante)

die opgenomen worden in de familie.

Er zijn sterke verschillen tussen gemeenschappen in Italië. De wetgeving en financiering

gebeurt nationaal, maar de gemeenschappen hebben de vrijheid om het

zorgvoorzieningensysteem uit te werken. Zo geven sommige regionale of lokale

overheden extra subsidies voor personen met een handicap. Voor ouder wordende

personen met een handicap zijn er geen leeftijdsgrenzen aanwezig in de wetgeving.

Anders dan in Duitsland en Oostenrijk is het formele zorgsysteem erg beperkt. Er zijn

veel minder zorgvoorzieningen, waardoor diensten en voorzieningen vaak ver van het

sociaal netwerk verwijderd zijn en kwaliteitsvolle zorg heel duur is. De minimale formele

zorg kan begrepen worden vanuit een sterke nadruk op familiale zorg. Maar zelfs vanuit

dat opzicht is er volgens deskundigen te weinig ondersteuning voor mantelzorgers. Er

bestaat wel een budget voor mensen met zorgnoden (indennità di accompagnamento),

een soort van persoonlijk assistentiebudget gebaseerd op de zorgvraag. Het bedrag is

voor iedereen hetzelfde ongeacht de leefsituatie, de leeftijd of het inkomen. De grootte

van het budget is heel beperkt en wordt bovendien vooral aangewend om immigranten

te betalen. De zwarte markt, het vrij gebruik van de uitkering en een gebrek aan

kwaliteitssystemen zetten een rem op de ontwikkeling van formele zorg, zowel

residentieel als ambulant.

3.1.5 Noorwegen

“The staff in services for elderly people doesn‟t have the necessary competences to take

care of people with disabilities.”

“People have the choice to stay at their own home or to go to a residential service. In

practice people stay where they are.”

(Praktijkdeskundige Noorwegen)

In Noorwegen (en bij uitbreiding ook in de andere Scandinavische landen) is er een sterk

gedecentraliseerd zorgsysteem. De nationale overheid voorziet het algemeen wetgevend

kader, de lokale gemeenschappen dragen de verantwoordelijkheid voor de concrete

uitwerking ervan. Iedereen heeft recht op zorg in Noorwegen, wat vertaald wordt in een

sterke door de overheid uitgebouwde formele zorg. Slechts een heel klein aandeel is

weggelegd voor privé-aanbieders. Zorg wordt voorzien op maat van het individu, en wel

op basis van een persoonlijk plan dat opgesteld wordt voor de persoon met een

handicap.

Centraal in het Noorse (en Scandinavische) zorgsysteem staat het zo lang mogelijk thuis

blijven wonen, in de gemeenschap. De residentiële zorg is er tijdens de jaren ‟90 sterk

afgebouwd en is er nu eerder uitzonderlijk. Voor personen met een handicap zijn er

huizen waarin er een drie- tot vijftal kamers voorzien zijn en eventueel nog een

gemeenschappelijke ruimte (bv. om te eten). Ondersteuning wordt voorzien via

thuiszorgdiensten; zowel personen met een handicap en ouderen doen hier beroep op.

Diensten specifiek voor personen met een handicap zijn uitzonderlijk. Het uitbouwen van

Page 29: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

22

de thuiszorgdiensten om te voldoen aan alle zorgvragen blijft een prioriteit in het beleid

van Noorwegen.

Personen met een handicap krijgen een uitkering die qua grootte vergelijkbaar is met

een pensioen in Noorwegen. De uitkering wordt op 65 jaar trouwens automatisch

omgezet naar een pensioen. Thuiszorg die gezondheidszorg aanbiedt, is gratis, terwijl

thuiszorg die instaat voor sociale zorg deels betaald moet worden door de cliënt zelf. De

grootte van de bijdrage is inkomensgerelateerd. Aangezien de budgetten voor de

woonzorg en de sector gehandicaptenzorg door hetzelfde beleid worden aangestuurd,

zijn er in Noorwegen minder problemen om de huidige ondersteuningsvormen aan te

passen aan de doelgroep van ouder wordende personen met een handicap.

Ook in de woonzorg wil men de mensen zo lang mogelijk thuis laten wonen, maar is er

residentiële zorg voorzien als laatste oplossing. Echter net zoals in andere landen missen

deze woonzorgcentra de nodige knowhow om met de doelgroep van ouder wordende

personen met een handicap om te gaan.

Sinds 2000 is er in Noorwegen een vorm van persoonlijk assistentiebudget. Tot voor kort

was dit enkel weggelegd voor diegenen die een budget konden beheren, waardoor vooral

personen met een fysieke handicap er beroep op konden doen. Recent is de doelgroep

ruimer geworden en moet het budget niet noodzakelijk door de persoon zelf beheerd

worden. Hierdoor komen ook personen met een verstandelijke handicap in aanmerking.

Hoewel er een uitgebreid aanbod aan formele zorg is in Noorwegen, heeft mantelzorg

nog een belangrijk aandeel (maar bijvoorbeeld minder groot dan in Italië). Ongeveer

18% van de personen met een verstandelijke handicap die ouder zijn dan 20 jaar, leeft

thuis bij de familie. Binnen deze groep is de meerderheid tussen 20 en 30 jaar. Binnen

de oudere leeftijdsgroepen is er dus meer sprake van samenwonen in huizen of het

gebruik maken van residentiële voorzieningen. Het budget voor mantelzorg varieert van

gemeenschap tot gemeenschap. Wel is duidelijk dat mantelzorg meer uitgebouwd is in

gemeenschappen met een lage bevolkingsgraad, omdat daar minder formele

zorgvoorzieningen voorhanden zijn.

Een algemeen probleem in Noorwegen zijn de grote verschillen tussen de lokale

gemeenschappen in het aanbieden van zorg. De zorg die je krijgt, hangt sterk af van

waar je woont. In sommige gemeenschappen kan de cliënt zelf niet kiezen en moet er

beroep gedaan worden op de zorg die beschikbaar is op dat moment. Gemeenschappen

zouden meer moeten samenwerken om geschikte zorg aan te bieden. Een ander

probleem dat zich stelt in Noorwegen is het gebrek aan personeel in de zorgsector, zowel

binnen de thuiszorg als de residentiële (ouderen)zorg. Dit brengt voor de gebruikers van

de voorzieningen een gebrek aan continuïteit met zich mee.

Binnen het onderzoekscentrum “Ageing and Health, Norwegian Centre for Research,

Education and Service Development” van het Ministerie van Gezondheid en

Zorgvoorzieningen, bestaat sinds 2007 een aparte eenheid voor “Disability and Ageing”.

Daar wordt bijvoorbeeld onderzoek verricht naar de levensverwachting van mensen met

Downsyndroom en wordt de huisvesting van de doelgroep in kaart gebracht. Noorwegen

bundelt krachten met de andere Scandinavische landen in de „Nordic cooperation on

Page 30: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

23

disability‟, die in 2007 een conferentie organiseerde over “elderly people with disabilities

in the Nordic countries and Neighbouring Areas”.

3.1.6 Finland

“In our country, it is possible to cooperate between mainstream and special services: The

money is coming from the same point. In our structure it is easier to cooperate.”

(Praktijkdeskundige Finland)

Finland is op vlak van organisatie en aanbod van voorzieningen te vergelijken met

Noorwegen. Ook hier ligt sinds de jaren „90 een grote nadruk op “independent living”.

Gemeenschappen moeten voorzien in formele zorg die het mogelijk maakt dat

zorgbehoevende personen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven. Het (gratis)

toegankelijk maken van woningen is in dat opzicht een belangrijke opdracht van de

gemeenschappen. De thuiszorg is in Finland goed uitgebouwd, maar kan wel sterk

verschillen tussen de lokale gemeenschappen.

In Finland bestaat net als in andere Europese landen een systeem van persoonlijke

assistentie. Om de doelgroepen met complexere problemen zo lang mogelijk thuis te

kunnen laten blijven, is er een budget voorzien waarmee persoonlijke assistenten

betaald kunnen worden. De grootte van dat budget verschilt van gemeenschap tot

gemeenschap. Men verwacht dat een persoonlijke assistent niet verwant is met de

zorgbehoevende, in functie van de onafhankelijkheid van de persoon met een handicap.

In uitzonderlijke gevallen kan het budget wel gespendeerd worden aan een verwant.

Een ander actueel punt in de sector gehandicaptenzorg in Finland is participatie en

inspraak. Empowerment- en advocacybewegingen willen zoveel mogelijk gebruikers

betrekken bij de besluitvorming en het uittekenen van het beleid.

Naast de woonzorg die georganiseerd wordt door de gemeenschappen, is er ook nog de

zorg voor personen met een handicap, georganiseerd door de districten. Binnen deze

gespecialiseerde zorg wordt zoveel mogelijk nadruk gelegd op community based care.

Slechts 14% van de gebruikers van de sector gehandicaptenzorg doen beroep op een

residentiële voorziening.

In Finland is de betaalbaarheid van zorg gegarandeerd. Personen met een handicap

krijgen een uitkering tot ze 65 worden, die daarna automatisch verandert in een

pensioen. De financiering van zowel ouderen- als gehandicaptentussenkomsten gebeurt

door dezelfde overheidsinstantie (Social Insurance Institution of Finland), wat

afstemming tussen beide sectoren gemakkelijker maakt. De keerzijde van het feit dat de

Finse zorg betaalbaar is (gebleven), is het gebrek aan keuze tussen voorzieningen.

Indien de zorgvraag kan ingevuld worden door een bepaald type voorziening, dan is

voldaan aan het recht op zorg. Heel wat gebruikers wensen echter een ander soort

voorziening (die bvb. wel in een andere lokale gemeenschap bestaat).

Ook in Finland stelt de problematiek van ouder wordende personen met een handicap de

hoofdzakelijk ambulante zorgsector voor grote uitdagingen: specifieke knowhow

Page 31: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

24

ontbreekt, het sociaal netwerk wordt ouder of samenwerking tussen gemeenschappen

wordt noodzakelijk.

3.1.7 Ierland

“The system assumes that disabled people cannot be aged people. You can‟t get past 65

with disabilities.”

“In some cases families hire unqualified people to provide home support without any

reference to national standards. These arrangements are informal and rarely subject to

inspection.”

“In some cases aging people with disabilities are admitted into mainstream nursing home

care without specialist support. This often leads to very poor outcomes for the person with

a disability and also their fellow residents.”

(Praktijkdeskundige Ierland)

In Ierland is de formele zorg gebaseerd op categorisering van groepen: oudere

personen, personen met een fysieke of sensoriële handicap of personen met een

verstandelijke handicap. De budgetten zijn apart opgesteld per doelgroep en de

voorzieningen verschillen sterk per categorie. Met het oog op de groep van ouder

wordende personen met een handicap stellen zich bijgevolg problemen voor

welzijnswerkers om over de verschillende settings heen te kunnen werken aan adequate

opvang. Voor personen jonger dan 65 jaar met dementie zijn er bijvoorbeeld geen

adequate ondersteuningsvormen waarop ze beroep kunnen doen. Ook qua regelgeving

zijn er lacunes, bijvoorbeeld wat betreft financieringsverschillen tussen mensen met een

vroegtijdige of verworven handicap.

De voorzieningen uit de sector van de gehandicaptenzorg zijn vooral opgestart door het

vrijwillige initiatief, en ondertussen gesubsidieerd door de staat. De organisaties

bestonden al voor er een echt beleidsplan vanuit de overheid ontworpen werd met

betrekking tot personen met een handicap. Het ontbreekt de sector dan ook aan een

gedeelde visie, een lacune waar een nieuwe wetgeving uit 2005 wel probeert op in te

spelen. De verschillende voorzieningen zijn veel autonomie gewend, wat samenwerking

soms bemoeilijkt. De nieuwe wetgeving vertrekt vooral vanuit het model van community

living, een nadruk op participatie en een person-centered zorgsysteem. Ook wil men

meer holistisch te werk gaan in functie van zorg op maat, waarvoor samenwerking

tussen de zorgcategorieën (op basis van doelgroep) noodzakelijk is. De regelgeving blijft

voorlopig uit om samenwerking echt te ondersteunen. In de praktijk komen wel al

samenwerkingsverbanden tot stand, bijvoorbeeld in een Alzheimer-unit specifiek voor

personen met een handicap.

De woonzorg kampt met een gebrek aan voorzieningen in de gemeenschap zelf. De

woonzorg blijkt vooral in het teken te staan van (residentiële) opvang bij acute

problemen, zoals een verblijf in het ziekenhuis. Het beleid investeert daarom in de

uitbreiding van het aanbod van thuiszorgdiensten. Bij opname van ouder wordende

personen met een handicap in voorzieningen van de woonzorg, is er volgens

praktijkdeskundigen nood aan gespecialiseerde ondersteuning.

Page 32: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

25

Het grootste deel van de zorg wordt in Ierland opgenomen via de informele zorg. Het

aanbod van de formele zorg kan niet voldoen aan de (steeds groter wordende) vraag.

Sociologische veranderingen (bvb. vrouwen op de arbeidsmarkt, vergrijzing) zetten ook

in Ierland meer druk op de mogelijkheden van de informele zorg. Enerzijds bestaat er

vanuit de overheid dan ook de beweging om in de toekomst in te zetten op thuiszorg

(community based care). Het concept van woonzorgzones is bijvoorbeeld terug te vinden

in beleidsdocumenten van de National Disability Authority (2006). Anderzijds kent

Ierland ook een zwarte markt voor zorg, die helaas niet gecontroleerd wordt.

De laatste evolutie in het beleid van Ierland wat betreft de sector gehandicaptenzorg,

zijn persoonsgebonden budgetten. Begin 2010 kondigde de bevoegde minister aan dat

er plannen gemaakt worden voor persoonlijke budgettering, ter vervanging van de

rechtstreekse betalingen aan voorzieningen.

3.1.8 Verenigd Koninkrijk

“There are a lot of things in this discussion that are hard to clarify. Not all older people

require care, are people suddenly aged at 65? People with disabilities are also sometimes

quicker in ageing.”

“People have the right to community based service as everybody else has.”

“We should get away from the idea that direct payment is a new answer for the budget

problem. It‟s not one or the other (direct payment or collective payment), it should all be

arranged for choosing, to be able to get a good service.”

“The problem of how budgets are constructed is the key to this. We are not able to

cooperate instead of not wanting to cooperate.”

(Praktijkdeskundige Verenigd Koninkrijk)

In het Verenigd Koninkrijk geldt algemeen het gratis aanbod van medische zorg (nursing

care). Sociale zorg (social care) is inkomensgerelateerd en de kostprijs is afhankelijk van

de gemeenschap waarin men woont. De sociale zorg in Schotland is voor een deel van

de zorgvragers gratis.

In het VK zijn er grote regionale verschillen tussen de vier deelgebieden (Wales, Noord-

Ierland, Schotland en Engeland) op vlak van de organisatie van zorg. De lokale

overheden zijn bevoegd over welke zorg uitgebouwd wordt in hun gemeenschap, wat

dan ook tot grote verschillen tussen en binnen de deelgebieden leidt.

Kenmerkend voor de gezondheidszorg in het Verenigd Koninkrijk is de nadruk op

eerstelijnszorg. Alle burgers dienen zoveel mogelijk gebruik te maken van de

eerstelijnszorg, daarna komt de gespecialiseerde zorg aan bod. Een moeilijkheid daarbij

is dat er uitgegaan wordt van een proactieve houding van de ondernemingsgezinde

burger die zelf het initiatief neemt voor eerstelijnszorg. Voor personen met een handicap

zijn er echter drempels zoals mobiliteits- of communicatieproblemen. Bovendien is er

ook geen uitgebreid netwerk van gespecialiseerde diensten, waardoor de aangeboden

zorg sterk afhangt van waar men woont.

De recentste beleidslijnen in het Verenigd Koninkrijk leggen de nadruk op community

based living. Ook dit land kende een fase van deïnstutionalisering waardoor kleinschalig

Page 33: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

26

wonen vandaag de norm is. Een pijnpunt blijft wel vaak het gebrek aan

keuzemogelijkheden binnen de (thuis)zorgsector. Te vaak wordt nog gediagnosticeerd in

functie van de beschikbaarheid van diensten en budgetten in plaats van de zorgvraag

van de cliënt centraal te stellen.

Mantelzorgers komen stilaan meer „in the picture‟ wat het zorgbeleid betreft. Zo is er een

„carers allowance‟ voor mantelzorgers met een beperkt inkomen. Het systeem van

persoonlijke budgetten (direct payments) is recent aan een opmars bezig, maar is al bij

al nog heel beperkt in voege. Het systeem botst op de nodige weerstand vanuit de

praktijk, omdat het volgens het werkveld geen verregaande veranderingen van het

zorgsysteem met zich mee zal brengen.

Een probleem typerend voor het Verenigd Koninkrijk is het gebrek aan personeel binnen

de zorgsector en de inschakeling van migranten om dit probleem op te lossen. De

(sociale) zorgsector heeft geen gunstige arbeidsvoorwaarden in vergelijking met de

medische sector en kampt bovendien met een hoofdzakelijk (vrouwelijk) parttime

werkend personeelsbestand.

Voor ouder wordende personen met een handicap is het onderscheid tussen de medische

zorgsector en de sociale zorgsector vaak een hindernis om adequate ondersteuning voor

de doelgroep te realiseren. De woonzorg en de sector gehandicaptenzorg zijn op een

andere manier uitgebouwd, zowel qua voorzieningen als op financieel vlak. De woonzorg

moet het met minder middelen stellen dan de sector gehandicaptenzorg, waardoor een

overgang bijvoorbeeld naar de ouderenzorg (zonder bijkomende ondersteuning) niet als

aangewezen beschouwd wordt in het licht van kwaliteit van leven. In de voorzieningen

van de sector gehandicaptenzorg kan de stijgende medische vraag echter voor

problemen zorgen. Er is nood aan samenwerking om in geschikte zorg te voorzien.

3.1.9 Roemenië

“The black market of care should be stopped. Because in our country, all those who can

take care of older and disabled are gone to other countries. But what about elderly and

disabled in our country?”

(Praktijkdeskundige Roemenië)

De gezondheidszorg in Roemenië is slechts in beperkte mate uitgebouwd. De nadruk op

medische zorg begint langzaamaan te verminderen ten voordele van een meer sociaal

model. Voor een persoon met een handicap is er de keuze tussen een residentiële

voorziening of een persoonlijke assistent. De grootschalige residentiële voorzieningen

worden meer en meer omgevormd tot kleinschalige wooneenheden, maar het gebrek

aan thuiszorgdiensten om deze eenheden te ondersteunen vormt een probleem.

Bovendien zijn er heel weinig (niet-medische) thuiszorgdiensten die zich ook richten

naar volwassen personen met een handicap, enkele niet-gouvernementele organisaties

buiten beschouwing gelaten.

De persoon met een handicap kan een budget krijgen om een persoonlijke assistent te

betalen, doorgaans een familielid. Alle persoonlijke assistenten moeten een vorming

Page 34: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

27

volgen om hun taken te kunnen vervullen. Mantelzorgers doen te weinig beroep op de

gezondheidszorg, omdat ze geen informatie hebben over de diensten waarop ze beroep

kunnen doen.

Een ander probleem voor de formele en informele zorgsector is het gebrek aan

gekwalificeerd personeel. Veel vrouwen met de nodige kwalificaties trekken naar de

omliggende (Europese) landen om er in de (zwarte markt van) zorg te werken. Zij

worden in een familie als mantelzorger opgenomen, wat voor hen financieel voordeliger

is dan in Roemenië te blijven. Voor de zorgbehoevenden in Roemenië is de keerzijde

uiteraard dat er een tekort aan personeel is.

Zorgbehoevenden moeten in Roemenië vaak nog heel veel zelf bijdragen in de kosten

van de gezondheidszorg. Een recent ingevoerd (duur) sociaal zekerheidssysteem, te

kleine overheidsbudgetten voor de gezondheidszorg en een gebrek aan voorzieningen

liggen mee aan de basis van het dure zorgsysteem voor de cliënt.

Page 35: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

28

3.2 Toekomstvisie van de expertengroep

“The living situation of elderly people is changing: they want to stay young and active, and to

keep their independence. The aiming is very similar as in disability care. Why should we

separate them when they are older? Put people together.”

“Independent living is in your head. This is where it speaks to the area of ageing. When people

get older: I can‟t do this anymore... While there are so much people with disabilities that can

do so much! The elderly sector has this chronic problem... We need these people to show how

they live, there has to be another way where there is more to latter years.”

(Praktijkdeskundigen Duitsland en Verenigd Koninkrijk)

Een duidelijke opvallende trend binnen Europa is de nadruk op wonen in de

gemeenschap, zowel voor de sector gehandicaptenzorg als de woonzorg. Oudere

wordende personen willen zo lang mogelijk zelfstandig en/of thuis kunnen wonen, met

de nodige ondersteuning dicht bij huis. Personen met een handicap strijden voor een

meer inclusieve benadering, ingebed in de gemeenschap. Dat betekent voor het

zorgsysteem van veel landen een investering in de thuiszorgsector en een afbouw van

grootschalige residentiële voorzieningen in sommige Europese landen.

Daarnaast wordt meer en meer ingezet op mantelzorg. De nadruk op het sociale netwerk

van de persoon om te voorzien in dagdagelijkse zorg sluit aan bij de vraag naar meer

community-based care. Voor landen met een minder uitgebouwde formele zorg is het

ondersteunen van mantelzorg een mogelijkheid om een uitgebreider antwoord te geven

op de vraag naar recht op zorg voor iedereen. De mate waarin mantelzorg ingezet

wordt, verschilt sterk tussen Europese landen. De Zuid- en Oost-Europese landen

hebben een grotere traditie van mantelzorg dan de Noord- en West-Europese landen.

Het inzetten op mantelzorg kan echter ook een risico inhouden: sommige landen hebben

te kampen met een zwarte markt van thuiszorg. Het systeem van persoonlijke

budgetten kan dit een stuk mee in de hand werken, indien de budgetten op een vrije

manier ingezet kunnen worden.

Een andere belangrijke trend binnen het Europese zorglandschap betreft de vraag naar

zorg op maat. Zorg dient gebaseerd te zijn op de zorgnood van de persoon in kwestie en

niet aanbodsgestuurd te zijn. Overheden moeten ervoor zorgen dat voorzieningen zich

kunnen aanpassen aan de vragen van de cliënten en niet andersom. Een individuele

benadering staat hierbij centraal met een behoeftengebaseerd recht op zorg. Een veel

vermeld probleem in de Europese landen is het gebrek aan keuze tussen verschillende

zorgvormen. Vaak moeten cliënten gebruik maken van wat beschikbaar is, omdat de

zorgvorm die zij wensen te duur is of niet bestaat in de regio. Aan het recht op zorg is

volgens gebruikers niet altijd voldaan omdat wat aangeboden wordt door de (lokale)

overheid, vaak geen adequate zorg is. Hoewel dus in principe voldaan wordt aan het

recht op zorg (want er zijn voorzieningen), toont de praktijk toch soms een ander beeld.

In het licht van een meer geïndividualiseerde benadering binnen de zorgsector, worden

zorgvormen zoals case-management of trajectbegeleiding meer en meer noodzakelijk

geacht.

Het experimenteren met of invoeren van persoonsgebonden budgetten behoort tot één

van de meest recente trends in de zorgsystemen van Europa. Binnen het paradigma van

Page 36: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

29

vraaggestuurde, op maat gemaakte zorg, lijkt deze financiering meer mogelijkheden te

bieden dan de traditionele financieringsvormen. Dit systeem kan het zo lang mogelijk

zelfstandig en/of thuis kunnen wonen bevorderen. Er zijn wel grote verschillen in de

uitwerking van het systeem van persoonsgebonden budgetten, bijvoorbeeld met

betrekking tot het aantal niveaus van financiering, de grootte van de budgetten, de

aanwending van de budgetten en/of de kwaliteitscontrole van de zorg. Binnen een

onderzoek van de Council of Europe (2009) over ouder wordende personen met een

handicap rijst de vraag of persoonsgebonden budgetten en directe financiering wel

geschikte financieringsmethoden zijn voor ouder wordende personen met een handicap,

gezien het belang van voldoende cognitieve capaciteiten om als werkgever op te treden

of van een sociaal netwerk dat op dit vlak ondersteuning biedt.

Tussen de Europese landen zijn duidelijke verschillen te bemerken qua

zorgvoorzieningen, maar vaak zijn er binnen een land zelf ook grote verschillen tussen

de diverse zorgsectoren of de verschillende zorgregio‟s. De vraag naar samenwerking

en/of de nood aan afstemming tussen de verschillende actoren, sectoren of regio‟s is

duidelijk aanwezig. Zeker voor de doelgroep van ouder wordende personen met een

handicap is het duidelijk dat huidige structuren vaak niet voldoen.

In een aantal Europese landen zien we ook vernieuwingen waarbij gespecialiseerde hulp

voornamelijk nog ten dienste staat van mensen met de zwaarste zorgnoden. Woonzorg

wordt de eerstelijnszorg bij uitstek, ongeacht de leeftijd of het soort handicap. In tijden

van economische besparingen is het niet verwonderlijk dat de beschikbare budgetten,

die niet meer volstaan voor een aangepaste zorg voor iedereen, vooral ingezet worden

voor zij die het het meeste nodig hebben. Correct diagnosticeren speelt hierbij dan ook

een essentiële rol. In België en Vlaanderen heeft onderzoek (Geerts, 2009) uitgewezen

dat in vergelijking met een aantal andere Europese landen de allocatiepraktijk er minder

goed in slaagt om te garanderen dat wie de zwaarste zorgbehoefte heeft ook de meeste

ondersteuning krijgt binnen de professionele thuiszorg.

Een veel voorkomend probleem binnen de Europese landen situeert zich op het vlak van

bekwaam personeel voor de zorgsector. Veel landen kampen met een tekort aan

personeel, waardoor soms beroep gedaan wordt op ongekwalificeerd personeel of op

(im)migranten uit andere landen. Specifiek voor ouder wordende personen met een

handicap wordt ook het gebrek aan expertise bij het personeel zowel binnen de sector

gehandicaptenzorg als binnen de woonzorg aangehaald. Voor de sector

gehandicaptenzorg is een frequent voorkomend probleem de bijkomende medische

zorgen of de ondersteuning specifiek naar dementie toe. Voor de woonzorg situeren de

uitdagingen zich op het vlak van kwalitatieve dagbesteding of lagere personeelsnormen.

Het werken aan een voldoende en kwalitatief personeelsbestand voor de

gezondheidszorg is voor veel landen een uitdaging.

In zo goed als alle Europese landen is de vraag naar geschikte ondersteuning voor ouder

wordende personen met een handicap aan de orde. In de praktijk zijn er vaak al

initiatieven ontstaan, die proberen in te spelen op de zorgvragen, al dan los van de

regelgeving. In de meerderheid van de landen wordt de doelgroep al bestudeerd via

onderzoek, met als bedoeling vooral het in kaart brengen van de situatie. Wat het

Page 37: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

30

beleidsniveau betreft, zijn er nog maar enkele landen die geluiden laten horen in de

richting van het ontwikkelen van een beleid specifiek voor deze groep.

Page 38: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

31

4. RESULTATEN VLAANDEREN

In het vierde deel van dit rapport gaan we in op het Vlaamse luik van het onderzoek. We

geven een schets van de situatie in Vlaanderen voor ouder wordende personen met een

handicap. Daarna komen de resultaten van het delphi-onderzoek aan bod.

4.1 Vlaamse situatieschets

De levensverwachting van ouderen stijgt in Vlaanderen, net als in andere Europese

landen. In 2008 was ongeveer 18% van de Vlaamse bevolking ouder dan 65 jaar (FOD

Economie – Afdeling Statistiek, Bevolkingsstatistieken, 2008). Dit stelt onze samenleving

voor enkele belangrijke vraagstukken inzake sociale zekerheid, gezondheidszorg en

huisvesting.

Voor personen met een handicap zien we een gelijklopende evolutie in de

levensverwachting, mede dankzij de groei van de medische mogelijkheden en de

kwaliteit van zorg die geboden wordt. Deze veranderingen genereren nieuwe, specifieke

uitdagingen voor het zorgaanbod3. In de sector zorg voor personen met een handicap

zijn er geen expliciete bepalingen voor de ondersteuning van de ouderen. Ook binnen de

sector van de woonzorg is er geen duidelijk beleid voor mensen met een handicap. De

vraag naar gespecialiseerde begeleiding stelt zich, omwille van de combinatie van een

ouderdomsproblematiek en handicap. Binnen de ouderenzorg creëert de opvang van

mensen met een handicap extra uitdagingen, binnen de zorg voor mensen met een

handicap komt de aanpassing aan de ouderdomsproblematiek meer en meer op de

voorgrond (Bronselaer & Van den Boer, 2008; Maes & Van Puyenbroeck, 2008).

Aan de hand van zes thema‟s willen we een zicht krijgen op de huidige situatie voor

oudere personen met een handicap in Vlaanderen. In een eerste punt willen we kort

ingaan op de situatie van de zorgsectoren in Vlaanderen binnen België. Ten tweede

willen we de doelgroep duidelijk afbakenen, rekening houdend met verschillende

definities binnen de welzijnssectoren. Vervolgens bespreken we de situatie van

mantelzorg in Vlaanderen. Ten vierde geven we een overzicht van alle mogelijk reguliere

en gespecialiseerde diensten voor de doelgroep. Daarbij trachten we ook een zicht te

krijgen op het aantal gebruikers binnen de reguliere en gespecialiseerde sector. In het

vijfde punt bekijken we welk inkomen de doelgroep heeft. Tot slot lichten we enkele

praktijkvoorbeelden toe.

3 Met de termen „zorg‟ en „zorgaanbod‟ wordt het geheel aan ondersteuningsmodaliteiten bedoeld dat

beschikbaar is voor de doelgroep „ouder wordende personen met een handicap‟. Het gaat niet enkel om opvang, medische zorg en begeleiding, maar ook om diensten, hulpmiddelen, informele (mantel)zorg en andere, alternatieve vormen van ondersteuning.

Page 39: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

32

4.1.1 Bevoegdheidsverdeling voor Vlaanderen

De sector gehandicaptenzorg en de woonzorgsector zijn twee sectoren die wat betreft

beleid binnen de bevoegdheid van het Vlaams ministerie voor Welzijn, Volksgezondheid

en Gezin vallen. In de federale staat België is welzijn een gemeenschapsbevoegdheid,

maar zijn heel wat thema‟s die aan welzijn gelinkt kunnen worden (zoals huisvesting,

werkgelegenheid enz.) gewestmateries. Concreet betekent dit dat de Vlaamse, Waalse

en Brusselse zorgsectoren4 anders georganiseerd zijn. Een aantal zaken zijn wel

gelijklopend tussen de verschillende gewesten, want ook het federaal niveau oefent

invloed uit op beide sectoren. Naast de verschillen tussen gewesten, zijn er binnen het

Vlaamse gewest verschillende wetgevende kaders en andere uitvoerende organen per

sector.

Voor de woonzorgvoorzieningen geldt het woonzorgdecreet van de Vlaamse

gemeenschap als wetgevend kader, zoals goedgekeurd op 4 maart 2009. Het Vlaams

Agentschap voor Zorg en Gezondheid (VAZG) is bevoegd als uitvoerend orgaan. Voor de

sector gehandicaptenzorg is het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap

(VAPH) bevoegd om voorzieningen, organisaties en personen te subsidiëren.

Het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA)

verleent financiële steun aan welzijns- en gezondheidsvoorzieningen in Vlaanderen die

infrastructuurwerken willen uitvoeren. Zowel de sector gehandicaptenzorg als de

woonzorg komen hiervoor in aanmerkingen en kennen eigen sectorgebonden subsidies

en normen.

De geneeskundige verzorging in België is een federale bevoegdheid waarvoor het

Rijksinstituut voor Ziekte en Invaliditeit (RIZIV) instaat. Het RIZIV organiseert, beheert

en controleert de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. De

woonzorgsector staat meer in voor geneeskundige zorg dan de sector

gehandicaptenzorg, waardoor de regelgeving van het RIZIV sterker verankerd is in de

werking van de Vlaamse woonzorg dan in de Vlaamse sector gehandicaptenzorg.

De tegemoetkomingen voor personen met een handicap zijn ook federale materie. Het

Directie-generaal Personen met een handicap binnen de Federale Overheidsdienst (FOD)

Sociale Zekerheid staat in voor deze tegemoetkomingen (zie verder 4.1.5 Financiële

ondersteuning).

Voor het woonbeleid in Vlaanderen is het Vlaams ministerie van Energie, Wonen, Steden

en Sociale Economie verantwoordelijk. Samen met het ministerie van Welzijn,

Volksgezondheid en Gezin is er recent een afsprakenkader opgesteld voor een

samenwerking tussen wonen en welzijn. Zowel voor de woonzorg als de sector

gehandicaptenzorg zijn afspraken vastgelegd (Vlaamse Regering, 2010).

4 Voor een bespreking van het Waalse en Brusselse (woon)zorglandschap verwijzen we naar Charlot, Cobbaut,

De Mets, Hinnekint, & Lambert (2009) getiteld “Het woonzorgcentrum in de 21ste

eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.” (Koning Boudewijnsstichting).

Page 40: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

33

4.1.2 Omschrijving van de doelgroep

Om de doelgroep nauwkeurig te kunnen afbakenen, bespreken we eerst wat men in

Vlaanderen onder de term „ouderen‟ verstaat. Daarna bekijken we hoe personen met een

handicap gedefinieerd worden, opnieuw in de Vlaamse zorgcontext. Op basis van deze

informatie wordt een definitie voorgesteld voor „ouderen met een handicap‟. Aan de hand

van enkele aanvullende bedenkingen komen we vervolgens tot de definitie van „ouder

wordende personen met een handicap‟.

4.1.2.1 Ouderen

Volgens het woonzorgdecreet worden ouderen beschouwd als personen van 65 jaar of

ouder. Vroegere decreten inzake voorzieningen voor ouderen hanteerden de grens van

60 jaar, maar die werd verhoogd omwille van de hogere levensverwachting en de

verwachting van de gezonde leeftijd van ouderen (Vlaams Parlement, 2008).

Uitzonderlijk en onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, kan in een

erkende woonzorgvoorziening ook aan gebruikers, jonger dan 65 jaar, ouderenzorg

aangeboden worden. Zo gebeurt het dat (jongere) personen met een handicap mee

opgenomen worden in ouderenvoorzieningen samen met een ouder die de zorg

opneemt. Gebruikers van voorzieningen voor ouderen zijn dus niet altijd ouderen.

4.1.2.2 Personen met een handicap

Het VAPH subsidieert de persoon met een handicap of de voorzieningen en diensten

waarop personen met een handicap beroep kunnen doen. Daarbij beslist deze instantie

wie wel of niet in aanmerking komt om erkend te worden als persoon met een handicap.

Het agentschap gebruikt de volgende omschrijving:

Handicap: elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van

een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen

functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of

zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten

en persoonlijke en externe factoren. (VAPH, 2009, maart, p.3)

Deze definitie heeft een duidelijke relatie met de definitie van de Internationale

Classificatie van het Menselijk Functioneren (ICF) van de Wereld Gezondheidsorganisatie

(WHO, 2001). Er wordt vertrokken van een aandoening, aanwezig in de persoon. De

aandoening leidt tot een individuele stoornis, die wordt opgevat als een afwijking en/of

verlies van lichamelijke functies of anatomische eigenschappen. Het vaststellen van de

handicap begint daarom met een medische evaluatie. Vervolgens wordt ook de invloed

van de aandoening op het activiteitenpatroon en de participatie van de betrokkene

nagegaan. Om van een handicap te spreken dient dus ook de sociale dimensie in

rekening gebracht te worden. Het ICF model houdt verder rekening met persoonlijke

(bijv. leeftijd) en externe factoren (bijv. sociaal netwerk). Indien alleen

omgevingsfactoren de oorzaak zijn van een participatieprobleem, beschouwt men dit

niet als handicap. Ook moeten de participatieproblemen langdurig en belangrijk zijn. Dit

betekent bijvoorbeeld dat de handicap niet genezen kan worden en dat er een blijvende

nood is aan bijzondere ondersteuning. Er worden zowel biologische, psychologische als

Page 41: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

34

sociale factoren in rekening gebracht in dit model, waardoor multidisciplinaire evaluatie

noodzakelijk is bij het bepalen van handicap (Nederlands WHO-FIC Collaborating Centre,

2002; VAPH, 2009, maart).

Zoals omschreven in het oprichtingsdecreet van het VAPH (2004), kan iedereen een

aanvraag doen bij het VAPH om een erkenning van handicap te verkrijgen, beperkt

echter tot de leeftijd van 65 jaar. Voor 65-plussers is het onmogelijk om een

inschrijving, erkenning en bijstandsverlening aan te vragen. Wanneer de inschrijving

reeds voor de leeftijd van 65 jaar gebeurde kan men blijvend gebruik maken van de

dienstverlening. Deze leeftijdsgrens grens valt samen met de pensioengerechtigde

leeftijd omwille van de historische achtergrond van het VAPH, waarbij vooral de nadruk

lag op de professionele integratie van personen met een handicap. Daarenboven was de

bevoegdheid van het VAPH residuair bepaald, waardoor de zorgverlening zich beperkte

tot wat nog niet door andere wetgevingen geregeld werd. Vermits de zorg vanaf 65 jaar

reeds wettelijk geregeld was, verklaart dit waarom de taakstelling van het VAPH zich

wettelijk beperkt tot de leeftijd van 65 jaar. De grens wordt in het licht van de

vergrijzing van de bevolking door het VAPH zelf in vraag gesteld (VAPH, 2009, 24 maart,

p.98).

4.1.2.3 Ouderen met een handicap

Wanneer we de definitie over ouder personen en over personen met een handicap

samenvoegen, zijn ouderen met een handicap mensen ouder dan 65 jaar, die een

handicap hebben (verworven) vóór deze leeftijd. In eerste instantie komen we dus

tot een leeftijdsafhankelijke, pragmatische omschrijving van de doelgroep „ouderen met

een handicap‟. Pragmatisch omdat ze vertrekt van de wetgeving in Vlaanderen.

Leeftijdsafhankelijk omdat de facto 65 jaar als leeftijdsgrens wordt gehanteerd.

Deze definitie sluit aan bij het oorspronkelijk projectvoorstel, waar gesproken werd over

de doelgroep van ouder wordende personen met een vroegtijdige handicap. Er kan

immers een onderscheid gemaakt worden tussen mensen die ten gevolge van het ouder

worden een handicap ontwikkelen (bijv. ouderdomsdoofheid) en mensen met een

handicap die door veroudering bijkomende zorgvragen ontwikkelen (bijv. een

zorgbehoevende persoon met een aangeboren auditieve beperking). In het laatste geval

spreken we van een vroegtijdige handicap, namelijk een handicap die ontstaan is vóór

de leeftijd van 65 jaar. Het kan gaan om een aangeboren of verworven beperking. Het

gaat niet om beperkingen die ontstaan zijn door verouderingsprocessen op latere

leeftijd. Door het invoeren van dit onderscheid wordt handicap, zoals omschreven in de

VAPH-definitie, als „vroegtijdig‟ opgevat, en worden andere beperkingen die ontstaan zijn

na 65 jaar, als „ouderdomsverschijnselen‟ gezien. Met loutere ouderdomsverschijnselen

kan men niet terecht bij het VAPH, in tegenstelling tot de woonzorg waar met de Katz-

schaal of BEL-schaal (zie verder) in principe geen leeftijdscriterium wordt geïnstalleerd.

4.1.2.4 Ouder wordende personen met een handicap

De leeftijdsspecifieke definitie van de doelgroep is niet zonder problemen. Eerst en

vooral is er de vaststelling dat ook een louter ouderdomsverschijnsel kan leiden tot een

Page 42: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

35

vermindering van activiteit en participatie, dus het hebben van een handicap.

Omgekeerd hebben sommige mensen met een handicap al ouderdomsverschijnselen

vóór de leeftijd van 65 jaar. Daarnaast kan een handicap ook na de leeftijd van 65 jaar

nog optreden, niet ten gevolge van het ouder worden. Het definiëren van de doelgroep

„ouderen met een handicap‟ botst dus niet enkel op diagnostische, maar ook meer

fundamentele, conceptuele problemen.

We geven drie voorbeelden waar de vorige definitie als onderscheidend criterium tussen

wie op woonzorg en wie op de sector gehandicaptenzorg beroep kan doen, moeilijk is:

Voorbeeld 1: Jongdementie is een vorm van dementie die optreedt bij personen met een

jonge biologische leeftijd waar de verstandelijke capaciteiten progressief snel aftakelen

vooraleer de lichamelijke veroudering is opgetreden. Jongdementie treedt op bij

personen die nog actief zijn en waar geen signalen zijn dat de veroudering is ingetreden.

Jongdementie houdt verband met een genetische afwijking (vasculaire dementie) of met

een ziekte (vb. Alzheimer). Omdat deze personen met jongdementie vaak nergens

terecht kunnen, worden ze hier en daar opgevangen in woonzorgcentra. Een belangrijk

probleem is echter het leeftijdsverschil tussen personen met jongdementie en de

cliënten binnen een woonzorgcentrum.

Personen met jongdementie kunnen gezien hun leeftijd nog een aanvraag indienen voor

een erkenning bij het VAPH, maar het verkrijgen van de erkenning varieert echter

naargelang het functieverlies. Daarenboven wordt in de praktijk vastgesteld dat zelfs

gelijkaardige situaties erg verschillend beoordeeld worden door het VAPH.

Voorbeeld 2: Een andere situatie betreft het voorkomen van dementie op jonge leeftijd

bij mensen met het syndroom van Down (Kerr, 2010; Maaskant et al., 1996). De

voorzieningen uit de sector gehandicaptenzorg zijn minder uitgerust om personen met

dementie op te vangen, maar door het leeftijdsverschil en de specifieke zorgvraag

omwille van de handicap, is de ouderenzorg ook niet altijd in staat om deze doelgroep op

te vangen.

Voorbeeld 3: personen die een niet-aangeboren hersenletsel (NAH) verwerven na de

leeftijd van 65, zouden volgens de eerste definitie tot de groep personen met

ouderdomsverschijnselen moeten behoren gezien hun leeftijd. Terwijl een NAH vóór de

leeftijd van 65 doorgaans beschouwd zal worden als een handicap.

Een onderscheid maken louter op basis van leeftijd tussen ouderdomsverschijnsel en

handicap, lijkt dus niet altijd even opportuun. Verouderingsverschijnselen kunnen vóór

de leeftijd van 65 jaar participatieproblemen (zoals gedefinieerd in de definitie van

handicap) met zich meebrengen, en een handicap kan ook verworven zijn of zich verder

ontwikkelen na die leeftijd. Daarom stellen de onderzoekers voor om de oorspronkelijke

definitie van oudere personen met een handicap ruimer te maken. We willen een bredere

definitie die rekening houdt met het levensloopperspectief van personen.

Ouder wordende personen met een handicap zijn:

1) mensen ouder dan 65 jaar die een handicap hebben van bij de geboorte of

nadien hebben verworven.

2) mensen jonger dan 65 jaar met ouderdomsverschijnselen die zodanige

beperkingen in het functioneren en participatieproblemen opleveren dat ze

Page 43: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

36

vergelijkbaar zijn met die van een handicap. De leeftijd waarop de handicap

is verworven, is in dit geval van geen belang.

Specifieke aandoeningen zoals NAH op latere leeftijd of dementie op jongere leeftijd

vallen strikt genomen niet onder de oorspronkelijke definitie van het onderzoek. Aan de

hand van deze ruimere definitie kunnen we deze doelgroepen wel opnemen.

4.1.2.5 Leeftijdsonafhankelijk criterium: zorgzwaarte

Binnen de woonzorg wordt de aangehaalde VAPH-definitie van handicap niet expliciet

gebruikt. Wel wordt de zorgzwaarte binnen de ouderenzorg en thuiszorgdiensten

nagegaan met behulp van verschillende instrumenten.

Een schaal die gebruikt wordt voor het bepalen van de bijdrage voor gezinszorg is de

BEL-schaal (beoordeling eerste lijn of basis eerstelijnsprofielschaal). Deze schaal komt

ook in aanmerking voor het toekennen van de Vlaamse zorgverzekering binnen

mantelzorg. Bij een score hoger dan 35 op deze schaal, wordt de persoon als zwaar

zorgbehoevend beschouwd. De parameter die de score op de BEL-schaal echter het

meest bepaalt, is het vermogen om zelfstandig te stappen (Commissie voor Welzijn,

Volksgezondheid en Gezin, 2009). Door dit gegeven komt de nadruk vooral te liggen op

motorische beperkingen. Rekening houdend met de brede definitie van handicap bij het

VAPH, zou de doelgroep „ouderen met een handicap‟ op basis van de BEL-schaal

ondergediagnosticeerd worden, aangezien heel wat personen met een handicap geen

motorische beperkingen hebben.

Naast de BEL-schaal wordt binnen de woonzorg ook gebruik gemaakt van de Katz-

schaal, met zowel een variant voor de ouderenzorg als voor de thuiszorg. De

zorgzwaarte wordt uitgedrukt in verschillende categorieën, vijf voor de Katzschaal in de

ouderenzorg en drie voor de Katzschaal in de thuiszorg. De vijf categorieën in de

ouderenzorg, gaande van niet- naar volledige zorgafhankelijkheid, zijn categorie O, A, B,

C en C dementie (Rustoord voor bejaarden, s.d.). (Toekomstige) cliënten van woon- en

zorgcentra worden op basis van deze categorieën ingedeeld. Binnen de thuiszorg wordt

een onderscheid gemaakt tussen categorie A, B en C. Wanneer we de norminterpretaties

raadplegen die de concrete zienswijze van de reglementering weerspiegelen, vinden we

dat ouderen met zorgzwaarte O en A als „valide‟ worden beschouwd. Oudere personen

met categorie B, C en C dementie worden gezien als „invalide‟. Ook binnen de

regelgeving voor de Vlaamse zorgverzekering wordt iemand binnen de mantel- en

thuiszorg vanaf categorie B als zwaar zorgbehoevend beschouwd. Zware

zorgbehoevendheid door ouderdom zou men dus ook kunnen opvatten als een handicap.

Belangrijk om te vermelden is dat de Katz-schaal al ruime tijd in vraag wordt gesteld als

diagnostisch instrument, omdat enkel de basale activiteiten van het dagelijks leven

opgenomen zijn om de zorgzwaarte te bepalen (Vandenbroucke, 2001). Als diagnostisch

instrumenten hebben dus zowel de BEL- als Katz-schaal het moeilijk om tegemoet te

komen aan een brede definitie van handicap.

Voor de thuiszorg wordt binnen de FOD sociale zekerheid (Directie-generaal Personen

met een handicap) de medisch-sociale schaal gebruikt in functie van het uitkeren van

tegemoetkomingen van personen met een handicap.

Page 44: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

37

Het VAPH zal in de toekomst een eigen zorgzwaarte-instrument gebruiken (ZZI). ZZI

kan wellicht het best omschreven worden als een set van schalen, instructies en

beslissingsbomen die toelaat om eenduidig en objectiveerbaar de zorgzwaarte van iedere

(meerderjarige) persoon met een handicap uit te drukken in een aantal parameters

(Molleman, Cornelis & Van den Abbeele, 2009). Het wil de (volledige) nood aan

ondersteuning in kaart brengen.

4.1.3 Mantelzorg

Vooraleer een overzicht te geven van de verschillende (professionele) diensten en

zorgvoorzieningen, willen we eerst ingaan op mantelzorg als grootste informele bron

van hulpverlening. Het woonzorgdecreet omschrijft mantelzorg als volgt: “woonzorg die

geboden wordt door één of meerdere natuurlijke personen die vanuit een sociale en

emotionele band één of meer personen met een verminderd zelfzorgvermogen, niet

beroepshalve maar meer dan occasioneel, helpen en ondersteunen in het dagelijks

leven” (Vlaams Parlement, 2008, p.77). Binnen het woonzorgdecreet staat de zorg en

ondersteuning die geboden wordt door mantelzorgers centraal. Deze zorgvorm kan vaak

een hoge kwaliteit van zorg bereiken in combinatie met een lage kostprijs. Voor

mantelzorg is een goed uitgebouwd sociaal netwerk heel belangrijk, wat niet altijd

aanwezig is. Zeker bij ouder wordende personen met een handicap wringt daar soms het

schoentje. Uit onderzoek blijkt dat personen met een handicap vaak een klein netwerk

hebben, met daarenboven weinig niet-professionele kennissen (Robertson et al., 2001).

Wanneer personen met een handicap ouder worden, kunnen ze vaak geen beroep doen

op kinderen en zijn hun ouders ondertussen zelf al (hoog)bejaard of overleden, wat het

opnemen van mantelzorg bemoeilijkt.

Een ander belangrijk probleem binnen de mantelzorg voor ouder wordende personen

met een handicap stelt zich wanneer de mantelzorg (tijdelijk) niet meer mogelijk is of

wanneer de zorgvraag te zwaar wordt voor de mantelzorg (en eventueel ook voor de

ambulante zorg). Omwille van de wachtlijsten binnen de voorzieningen van zowel de

ouderenzorg als de residentiële voorzieningen uit de sector gehandicaptenzorg, wordt de

overgang van mantel- en ambulante naar residentiële zorg sterk bemoeilijkt.

Daarenboven wordt binnen het opnamebeleid van de ouderenzorg vaak voorrang

gegeven aan de zwaarste zorgvragen (bijvoorbeeld score B en C op de Katz-schaal), wat

het opnemen van gebruikers uit de ambulante zorg en mantelzorg bemoeilijkt. Binnen

de sector gehandicaptenzorg kan het opnamebeleid de voorkeur geven aan jongere

gebruikers. Dit gebrek aan continuïteit tussen de verschillende zorgvormen vertaalt zich

vaak in een veel te vroege inschrijving op de wachtlijsten voor residentiële zorg,

waardoor de wachtlijsten geen correcte weerspiegeling meer zijn van de actuele noden.

Een ander gevolg is het “rondzwerven” binnen de hulpverlening (revalidatiecentra,

hersteloorden, dagverzorgingscentra…) tot er ergens plaats vrij is.

Zowel binnen de sector gehandicaptenzorg als de woonzorg zijn er

gebruikersverenigingen waarin mantelzorgers, oudere personen of personen met een

handicap zich groeperen. Deze hebben als opdracht om advies en informatie te verlenen

aan hun leden en hun belangen te behartigen.

Page 45: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

38

4.1.4 Diensten en voorzieningen

In dit deel wordt een overzicht gegeven van de beschikbare professionele diensten en

voorzieningen voor ouder wordende personen met een handicap binnen de woonzorg en

de sector gehandicaptenzorg. Voor de woonzorg baseren we ons op wat in het

woonzorgdecreet omschreven wordt als thuiszorgvoorziening en ouderenvoorziening.

Voor de sector gehandicaptenzorg overlopen we de opvangvormen voor volwassenen

met een handicap en de vormen van begeleid wonen. Indien relevant wordt ingegaan op

de specifieke situatie van ouder wordende personen met een handicap binnen een

bepaalde dienst of voorziening.

Financiële aspecten van de verschillende zorgvormen worden telkens toegelicht. Voor de

cijfers binnen de thuiszorg baseren we ons op een publicatie uit 2002 van de Werkgroep

Thuisverzorgers vzw, namelijk de Gids in de thuiszorg. Gezien de datum van de

publicatie kunnen de prijzen wel afwijken van de huidige prijzen die aangerekend

worden. De cijfers voor de woonzorgcentra zijn gebaseerd op cijfers tussen 2005 en

2008, berekend door de Prijzendienst van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en

Energie (2008). De prijzen voor de sector gehandicaptenzorg zijn gebaseerd op huidige

cijfers van het VAPH (Wat kost de begeleiding of opvang, s.d.).

Voor de sector gehandicaptenzorg wordt er telkens een indicatie gegeven van het aantal

personen uit de doelgroep dat beroep doet op de desbetreffende dienst of voorziening.

Op basis van het meerjarenplan van het VAPH kunnen we telkens aangeven, gebaseerd

op gegevens voor het jaar 20075, hoeveel ouder wordende personen met een handicap

beroep doen op een bepaalde dienst of voorziening (VAPH, 2009, 24 maart, p.49). Dit

doen we voor de leeftijdscategorie van 50 tot 65 jaar (4298 personen) en de 65-plussers

(982 personen). Voor de woonzorg is er geen exact cijfermateriaal dat ons een indicatie

kan geven van het aantal ouder wordende personen met een handicap binnen de

voorzieningen. Er is geen systematische registratie van deze doelgroep binnen de

woonzorg. Bovendien zijn de huidige diagnostische instrumenten binnen de woonzorg

niet specifiek genoeg om deze doelgroep zoals omschreven door het VAPH op te sporen

(zie vorige 4.1.1.3).

De diensten worden weergegeven op basis van het zorgcontinuüm, waarbij eerst de

ambulante en vervolgens de (semi-)residentiële diensten en voorzieningen aan bod

komen. Binnen deze opsplitsing wordt ook dit continuüm aangehouden van minder

intensieve naar meer intensieve professionele ondersteuning. Zowel de diensten uit de

woonzorg als uit de sector gehandicaptenzorg komen telkens aan bod. Tot slot wordt

ingegaan op de belendende sectoren van de woonzorg en de sector gehandicaptenzorg,

voor zover deze relevant zijn voor de opvang van ouder wordende personen met een

handicap.

5 Verdeling van de cliënten in zorgvormen voor meerderjarigen op 30 juni 2007 naar leeftijd.

Page 46: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

39

4.1.4.1 Ambulante diensten en voorzieningen

a) Thuiszorgvoorzieningen uit de woonzorg

Bij de thuiszorgvoorzieningen wordt de ondersteuning bij de persoon thuis geboden

(thuiszorg) of wordt ondersteuning geboden in de lokale gemeenschap met de bedoeling

de persoon zo lang mogelijk thuis te laten blijven (thuiszorgondersteunende zorg). Op

deze ondersteuning kan ongeacht de leeftijd beroep gedaan worden, dus ook ouder

wordende personen met een handicap kunnen hiervan gebruik maken. Deze diensten en

voorzieningen bieden verschillende vormen van thuiszorg aan.

Diensten maatschappelijk werk van het ziekenfonds worden binnen het

woonzorgdecreet als thuiszorgvoorziening opgenomen. Zij bieden gratis eerstelijns hulp-

en dienstverlening aan via het geven van informatie, advies, ondersteuning en

begeleiding. Veel van deze diensten hebben een multidisciplinair team, waarop personen

met een handicap kunnen beroep doen in functie van hun inschrijving bij het VAPH

(zoals eerder omschreven voor de leeftijd van 65 jaar).

Diensten voor oppashulp bieden oppas aan met behulp van vrijwilligers, met in eerste

instantie het bieden van gezelschap, veiligheid en basiszorg. In principe staan zij open

voor een heterogeen publiek, hoewel het mogelijk is om binnen de eigen werking een

specifieke doelgroep af te bakenen (bijv. oppashulp voor kinderen met een handicap).

De prijs schommelt tussen 1,23 en 2,97 euro per uur (Werkgroep Thuisverzorgers vzw,

2002). Door het werken met vrijwilligers kunnen de prijzen gedrukt worden, maar de

keerzijde - het tekort aan vrijwilligers - maakt dat het niet gemakkelijk is om oppashulp

te vinden.

Lokale dienstencentra organiseren informatieve, recreatieve of educatieve activiteiten

in functie van het versterken van het sociale netwerk van bezoekers en zijn ingebed in

de lokale buurt. Daarnaast wordt ook ondersteuning geboden bij (hygiënische)

activiteiten van het dagelijks leven, bijvoorbeeld voetverzorging. Deze dienstencentra

richten zich niet specifiek op ouderen, maar hebben wel extra aandacht voor senioren en

de meest kwetsbaren onder hen. Bij deze vorm van thuiszorg wordt geen ondersteuning

bij de persoon thuis geboden, maar wordt ervoor gezorgd dat de persoon wel thuis kan

blijven wonen via het aanbieden van zorg in de gemeenschap. De prijzen variëren

naargelang de activiteit die wordt aangeboden. De ontmoetingsruimte is gratis, net als

het verstrekken van informatie. De mate waarin ouder wordende personen met een

handicap kunnen ondersteund worden varieert naargelang het desbetreffende centrum.

Regionale dienstencentra bieden informatie, advies, vorming en ondersteuning over

alles wat met thuiszorg te maken heeft. Hun functie is dus analoog aan deze van de

lokale dienstencentra, maar dan grootschaliger en eerder gericht op eerstelijnshulp.

Diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg bieden hulp bij

persoonsverzorging en huishoudelijke hulp. Ook algemene psychosociale en

pedagogische ondersteuning en begeleiding behoren tot de dienstverlening (VAZG, s.d.).

De bijdrage per uur is inkomensgerelateerd en varieert van 0,50 euro tot 14 euro,

Page 47: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

40

waarbij nog eventuele kortingen mogelijk zijn voor zwaar zorgbehoevende personen. De

gemiddelde bijdrage ligt rond 3 euro per uur (Werkgroep Thuisverzorgers vzw, 2002).

Diensten voor logistieke hulp bieden schoonmaakhulp, opnieuw met de bijbehorende

psychosociale en pedagogische ondersteuning. De prijs ligt doorgaans tussen 2,47 en

7,43 euro en is ook inkomensgerelateerd (Werkgroep Thuisverzorgers vzw, 2002). Vaak

worden de prijzen berekend zoals de prijzen bij diensten voor gezinszorg en aanvullende

thuiszorg. Beide diensten kunnen momenteel zelf de prijzen bepalen, omdat hiervoor

geen wettelijk kader voorzien is. Uniforme, op zorgbehoeften gebaseerde indicatie- en

allocatiecriteria ontbreken momenteel voor de meeste thuiszorgdiensten (Geerts, 2009).

Daarnaast kan er binnen de thuiszorg beroep gedaan worden op teams voor

thuisverpleging voor medische zorgen aan huis. Naast de erkende teams kan er

beroep gedaan worden op zelfstandige verpleegkundigen, niet verbonden aan een

team. De ziekteverzekering zorgt voor de (terug)betaling van deze zorg bij prestaties die

hiervoor in aanmerking komen, indien de verpleegkundige zich heeft ingeschreven bij

het RIZIV. Medische verbruiksgoederen en verpleegartikelen worden door de oudere zelf

betaald. Vorming en opvolging van de thuisverpleegkundige is in de context van zorg

voor ouder wordende personen met een handicap aangeraden, omdat zij niet specifiek

opgeleid zijn voor deze doelgroep. Daarnaast speelt ook soms de tijdsdruk mee die

thuisverpleegkundigen ondervinden vanuit het prestatiegebonden financieringssysteem,

wat een moeilijkheid kan vormen om bij deze specifieke doelgroep kwalitatief

hoogstaande zorg te bieden. In verband met thuisverpleging is er voor ouder wordende

personen met een handicap een overlapping tussen de sector gehandicaptenzorg en de

thuiszorg. Binnen de sector gehandicaptenzorg kan men immers ook beroep doen op

thuisverpleegkundigen. Voor de residentiële zorg staat deze combinatie echter ter

discussie, omdat hier sprake is van dubbele financiering vanuit de bevoegde instanties.

De personeelsnormering voor de tehuizen voorziet namelijk ook in verpleegkundig

personeel, zij het in beperkte mate.

De Samenwerkingsinitiatieven Eerstelijnsgezondheidszorg (SEL) willen inspelen

op de complexer wordende thuiszorg, waar multidisciplinair teamwerk zich opdringt in

functie van zorg op maat en de wens om langer thuis te blijven. “De SEL's beogen onder

andere een optimale samenwerking tussen alle zorgaanbieders die actief zijn in de

eerstelijns-gezondheidszorg, tussen de zorgaanbieders en de gebruikers, mantelzorgers

en vrijwilligers en tussen de organisaties, diensten en personen met een meer

gespecialiseerd zorgaanbod” (VAZG, 2010). Een vaak geopperd probleem binnen de

thuiszorg blijkt namelijk het gebrek aan overleg en samenwerking, ten gevolge van een

erg versnipperd landschap, waar ook de invloed van concurrentie niet te onderschatten

is. De SEL‟s vervangen sinds het woonzorgdecreet de vroegere

samenwerkingsinitiatieven thuiszorg (SIT). Het werkgebied van de geïntegreerde

diensten voor thuisverzorging (GID), een ander orgaan om multidisciplinair overleg te

faciliteren binnen de thuiszorg, vallen ook samen met deze van de SEL‟s.

Voor de volledigheid worden ook de diensten voor gastopvang vermeld. Het

woonzorgdecreet voorziet namelijk in de oprichting van deze nieuwe diensten.

Zorgbehoevende senioren worden op deze manier opgevangen in een huiselijke sfeer, bij

vrijwillige gastgezinnen. Gastopvang hoort bij thuiszorgondersteunende zorg, met

opnieuw de nadruk op de inbedding in de gemeenschap.

Page 48: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

41

Naast de verschillende thuiszorgvoorzieningen willen we ook twee andere diensten

vermelden die actief zijn binnen de thuiszorg en de ouderenzorg, namelijk de

Expertisecentra Dementie Vlaanderen en diensten voor palliatieve zorg. De

Expertisecentra Dementie Vlaanderen zijn in 2000 ontstaan vanuit de nood aan

informatie en begeleiding van iedereen die geconfronteerd wordt met dementie. Zij

willen de deskundigheid op vlak van dementie bij bestaande organisaties en

hulpverleners versterken. De centra willen een laagdrempelig aanspreekpunt zijn voor

iedereen met vragen over dementie (www.dementie.be). Voor mensen die

geconfronteerd worden met een levensbedreigende ziekte zijn er verschillende diensten

die palliatieve zorg aanbieden in de laatste levensfase. Het Netwerk Palliatieve Zorg is

een overkoepelend samenwerkingsverband tussen vertegenwoordigers van

eerstelijnshulpverleners, organisaties, instellingen, verenigingen en diensten. De

deskundigen van de 15 verschillende palliatieve netwerken stellen hun expertise ter

beschikking aan anderen om het menswaardig sterven te ondersteunen. De federaal

gesubsidieerde palliatieve samenwerkingsverbanden vallen samen met de netwerken

palliatieve zorg. De Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen is een kennis- en

expertisecentrum voor palliatieve zorg. Ze behartigt de belangen van de palliatieve

patiënt in Vlaanderen door ervoor te zorgen dat palliatieve zorg herkenbaar aanwezig is

in de maatschappij en dat kwalitatief hoogstaande palliatieve zorg laagdrempelig

toegankelijk is in alle verschillende zorgsectoren. Specifiek voor zij die thuis willen

sterven, zijn er dagcentra voor palliatieve verzorging. Binnen het centrum wordt

voorzien in aangepaste, gespecialiseerde zorg en een activiteitenaanbod. Voor ouderen

met een handicap zijn er (nog) geen gespecialiseerde diensten voor palliatieve zorgen.

Wel staan deze reguliere diensten in veel gevallen open voor deze doelgroep, maar dit

hangt af van de dienst in kwestie. Recentelijk is ook een onderzoek afgerond naar

palliatieve zorg voor personen met een ernstige meervoudige beperking, waarbij een

protocol met aanbevelingen uitgewerkt werd (Demaeyer & Maes, 2009).

Samengevat kunnen we besluiten dat ouder wordende personen met een handicap

beroep kunnen doen op een gevarieerd aanbod van thuiszorgdiensten indien zij

zelfstandig wonen (ook binnen het VAPH) of in combinatie met mantelzorg. Kenmerkend

voor thuiszorg is de afwezigheid van constante, intensieve ondersteuning, waardoor

personen met een ernstige zorgvraag eerder moeilijk via deze ambulante zorgvorm(en)

kunnen opgevangen worden. Men blijft vertrouwen op de zelfredzaamheid van de cliënt;

enkel het noodzakelijke wordt overgenomen. Voor de doelgroep van ouder wordende

personen met een handicap is thuiszorg daarom eerder aangewezen bij een lichtere

zorgvraag. Bovendien wordt thuiszorg snel duurder dan residentiële ouderenzorg,

wanneer intensief beroep gedaan wordt op (een combinatie van) thuiszorgdiensten.

Enkel de thuisverpleging vormt hierop een uitzondering. De financiële kant van thuiszorg

kan een drempel vormen om gebruik te maken van deze diensten, ook voor ouder

wordende personen met een handicap. Recent werd door de bevoegde minister

aangekondigd dat een maximumfactuur binnen de thuiszorg een prioriteit is

(“Maximumfactuur in thuiszorg prioriteit voor Vandeurzen”, 2010). De cliënt is vrij om te

kiezen op welke diensten beroep wordt gedaan, wat ook met zich kan meebrengen dat

enige overtuigingskracht nodig is om thuiszorg binnen te brengen. Een ander probleem

doet zich voor wanneer de thuiszorg niet meer voldoet aan de zorgvraag en wanneer

residentiële zorg zich opdringt (zie 4.1.3 Mantelzorg).

Page 49: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

42

b) Ambulante diensten en voorzieningen uit de sector gehandicaptenzorg

In de ambulante zorg voor personen met een handicap wordt op verschillende domeinen

ondersteuning geboden aan huis. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in de

hoeveelheid ondersteuning die gegeven wordt en de doelgroep van de ondersteuning.

Binnen de ambulante zorg moet de gebruiker zelf instaan voor woon- en leefkosten

(huisvesting, voeding en kleding).

Het VAPH kent financiële tegemoetkomingen toe voor hulpmiddelen. De hulpmiddelen

en aanpassingen die in aanmerking komen voor gedeeltelijke of volledige terugbetaling

worden opgenomen in een refertelijst. Opnieuw is een inschrijving bij het VAPH

noodzakelijk om op deze dienst beroep te kunnen doen. Ook bij de aanvraag van

hulpmiddelen geldt de leeftijdsgrens van 65 jaar; ouder wordende personen met een

handicap zonder inschrijving bij het VAPH kunnen er geen beroep op doen. Wanneer een

ouder wordende persoon met een handicap die gebruik maakt van hulpmiddelen, de

overstap maakt naar de (residentiële) ouderenzorg, dan kan de persoon niet langer

beroep doen op de hulpmiddelen van het VAPH.

Via het persoonlijke-assistentiebudget (PAB) kan de persoon met een handicap de

ondersteuning van het dagelijks leven zelf organiseren. De persoon met een handicap

(en/of omgeving) wordt in dit geval budgethouder om de nodige assistentie te

organiseren en te financieren thuis, op het werk of op school. Het PAB kan gecombineerd

worden met verblijf in een dagcentrum en verschillende ambulante diensten van het

VAPH. Ook diensten die niet erkend zijn door het VAPH (bijvoorbeeld warme maaltijden

van het OCMW, kortverblijf in een woonzorgcentrum…) komen in aanmerking. Bij een

overgang naar (residentiële) ouderenzorg kan niet langer beroep gedaan worden op

PAB. Van de 1631 actieve budgethouders in 2008, was 7% ouder dan 65 jaar, 23%

tussen 50 en 65 jaar. Deze ondersteuningsvorm heeft ondertussen een lange wachtlijst.

PAB blijkt een bredere doelgroep aan te trekken dan oorspronkelijk bedoeld. Voor

mensen met snel degeneratieve aandoeningen is een spoedprocedure ingevoerd om een

erkenning te krijgen, om toch nog op de snel veranderende zorgvraag te kunnen

inspelen. Een moeilijkheid bij PAB is het vinden van een geschikte assistent of vaste

assistent. Bij bepaalde aandoeningen wordt de vraag gesteld of een vaste fulltime

assistent wel haalbaar is, omwille van de emotioneel zware zorg (bijvoorbeeld bij

dementie).

Het recente initiatief van het persoonsgebonden budget (PGB) is een uitgebreide

vorm van het PAB: de persoon met een handicap kan het budget niet alleen gebruiken

voor assistentie, maar ook voor het inkopen van ondersteuning bij verschillende

zorgvoorzieningen. Het persoonlijk aandeel in de kosten van diensten binnen de

thuiszorg zal in aanmerking komen om betaald te worden met het PGB. Het systeem van

PGB bevindt zich momenteel nog in een experimentele fase, maar de toekomstige

impact van dit systeem van tegemoetkoming kan niet onderschat worden.

Thuisbegeleidingsdiensten richten zich tot gezinnen of personen waarbij minder- of

meerderjarige personen met een motorische, zintuiglijke of verstandelijke handicap, of

autisme verblijven. Meerderjarige personen kunnen ook begeleiding krijgen wanneer ze

zelfstandig wonen. Begeleiding bij meerderjarigen heeft als doel om de zelfstandigheid

te stimuleren. Ook tijdens de wachttijd voor een andere zorgvorm is thuisbegeleiding

mogelijk. Binnen de populatie van thuisbegeleidingsdiensten was 2,5% ouder dan 65

Page 50: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

43

jaar in 2007 (39 personen),10% was tussen 50 en 65 jaar oud (154 personen) Een

uitdaging voor deze diensten voor de doelgroep van ouder wordende personen met een

handicap is het bespreekbaar maken van de toekomst samen met de mantelzorgers.

Binnen de thuisbegeleiding en de diensten begeleid wonen (zie verder) is recent de

module trajectbegeleiding ingevoerd. Iedereen die inschrijfbaar is in het VAPH kan

hierop beroep doen. Trajectbegeleiding is een vorm van procesbegeleiding, waarbij de

ondersteuningsbehoeften van de gebruiker in kaart gebracht worden en een afgestemd

trajectplan wordt opgemaakt en opgevolgd. De gebruiker kan gratis maximaal 20

begeleidingen krijgen van minimum 1 uur over een periode van 20 maanden.

Ook pleegzorg geldt als een ambulante vorm van ondersteuning, weliswaar met een

opvangmogelijkheid. Een pleeggezinnendienst zorgt via thuisbezoeken voor de nodige

ondersteuning aan het pleeggezin. Op deze opvang staat geen tijdslimiet. Binnen deze

zorgvorm was 12% ouder dan 65 jaar in 2007 (66 personen), wat relatief gezien het

hoogste aandeel is. Het aandeel personen tussen 50 en 65 jaar bedroeg 23% (125

personen). Binnen deze populatie kan er een sterke weerstand zijn ten opzichte van

residentiële settings, waardoor men levenslange ondersteuning wil bieden (Themagroep

„Ouder wordende personen met een handicap‟, 2005). Crisissituaties kunnen bijgevolg in

deze zorgvorm voor ernstige problemen zorgen, omdat andere zorgvormen geen

plaatsen vrij hebben.

Wonen onder begeleiding van een particulier (WOP) is een variant van pleegzorg

voor personen met een handicap die zelfstandiger leven aankunnen. Daarbij woont de

persoon met een handicap zelfstandig, met begeleiding van een niet-professionele

hulpverlener. Ook hier biedt de pleeggezinnendienst ondersteuning. De dagprijs

bedraagt 16,99 euro. Binnen deze zorgvorm was in 2007 7% ouder dan 65 jaar (12

personen) en 33% tussen 50 en 65 jaar (57 personen). Uit een studie in West-

Vlaanderen blijkt dat de vrijwilliger die de persoon met een handicap ondersteunt, vaak

zelf ouder is dan 50 jaar (Themagroep „Ouder wordende personen met een handicap‟,

2005). Wanneer de zorg te zwaar wordt om volledig op te nemen, is een dagcentrum

aangewezen. Ook hier kan de leeftijd echter ervoor zorgen dat men geen toegang meer

krijgt.

Diensten voor zelfstandig wonen richten zich tot meerderjarigen met een fysieke

handicap en bieden ondersteuning bij de activiteiten van het dagelijks leven (ADL:

wassen, kleden, eten…). De dienst bestaat doorgaans uit aangepaste woningen in een

woonwijk en een in de buurt gelegen ADL-centrum. Via een oproepsysteem kan de

begeleiding op vraag tot stand komen. Ook hier staat de persoon met een handicap zelf

in voor de woon- en leefkosten, de ADL-assistentie is gratis. Binnen deze zorgvorm

bedroeg het aandeel 65-plussers 9,3% in 2007 (25 personen), het aandeel 50- tot 65-

jarigen 33,3% (89 personen). Leeftijd lijkt binnen deze diensten dus een minder

doorslaggevende factor om er al dan niet beroep op te doen.

Diensten voor begeleid wonen staan open voor alle meerderjarige personen met een

handicap, ongeacht het soort handicap. Ze bieden ondersteuning op psychosociaal vlak

(zoals relaties, de opvoeding van de kinderen…) en bij dagdagelijkse activiteiten

(huishouden, administratie…). De begeleiding is gratis voor wie een erkenning heeft voor

begeleid wonen. In 2007 was ongeveer 2,5% van de personen die begeleid wonen (64

personen) ouder dan 65 jaar en was 17,5% (463 personen) tussen 50 en 65 jaar. Net

Page 51: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

44

als binnen de thuiszorg en mantelzorg, zijn er problemen bij de overgang naar

residentiële (gehandicapten)zorg in geval van problematische ouderdomsverschijnselen.

Binnen de sector gehandicaptenzorg worden problemen gesignaleerd bij het ouder

worden van de doelgroep van diensten voor begeleid wonen. Vaak is er omwille van het

ouder worden een verandering van erkenning nodig van begeleid wonen bijvoorbeeld

naar een tehuis niet-werkenden, wat niet altijd evident blijkt (Themagroep „Ouder

wordende personen met een handicap‟, 2005). Sommige tehuizen niet-werkenden willen

geen oudere personen opnemen, omdat deze doelgroep andere (ouderdomsspecifieke)

vragen stelt dan de jongere gebruikers. Het aanbod van de tehuizen sluit doorgaans

beter aan bij de zorgvragen van jongere personen met een handicap, zodat

veralgemeende opnames van ouderen volgens sommigen moeilijker verdedigbaar is,

zeker in tijden van wachtlijsten.

Diensten voor beschermd wonen zijn toegankelijk voor meerderjarigen met een

lichte tot matige handicap, zonder ernstige fysieke, sensorische, motorische of

psychische stoornissen. In de praktijk wordt deze regelgeving echter niet zo strikt

toegepast, waardoor er ook mensen met een ernstige mentale handicap en mensen met

een ernstige motorische handicap terug te vinden zijn. Deze ambulante dienst biedt

intensievere ondersteuning dan een dienst begeleid wonen. De dienst staat in voor

woonbegeleiding (al dan niet in woningen die door de dienst worden aangeboden) en in

de meeste gevallen ook voor dagbesteding (eventueel in samenwerking met een andere

dienst). De begeleiding is gratis; de persoon met een handicap voorziet zelf in zijn

levensonderhoud. Vaak gaat het om mensen die overkomen van een collectieve

woonvorm (tehuis) en met begeleiding een zelfstandige woonsituatie willen en kunnen

uitbouwen. De organiserende dienst mag een vergoeding vragen voor de dagbesteding

(3,57 €), indien een maaltijd aangeboden wordt mag dit maximaal 7,04 € bedragen. In

2007 was 3,8% van de populatie die beroep doet op deze diensten ouder dan 65 jaar

(39 personen). Het aandeel 50 tot 65 jarigen bedroeg 24,5% (255 personen). Wanneer

ouder wordende personen met een handicap terug willen overschakelen naar de

vroegere residentiële voorziening, is dit enkel gegarandeerd binnen de twee jaar nadat

men de omschakeling gemaakt heeft van residentieel naar ambulant (VAPH, s.d.).

Diensten voor geïntegreerd wonen zijn vrij recent opgericht (2006) met als

bedoeling ook voor personen met een zwaardere zorgbehoefte een inclusieve woonvorm

te creëren. Deze woonvorm is dus een uitbreiding op het beschermd wonen voor

personen met een erkenning tehuis-niet werkenden (zie verder). Belangrijk hierbij is dat

de inclusieve filosofie achter deze nieuwe woonvorm stipuleert dat de woning niet in de

buurt van een residentiële voorziening hoeft te zijn. Net als bij beschermd worden, kan

enkel een vergoeding gevraagd worden voor dagbesteding (3,71 €), eventueel in

combinatie met een maaltijd (7,83 €). Dezelfde wetgeving bij eventuele terugkeer naar

een residentiële zorgvorm is van toepassing. Van de zes personen die in 2007 reeds

beroep deden op deze zorgvorm, was 1 persoon ouder dan 65 jaar. Niemand was tussen

50 en 65 jaar. Begin 2008 werden de eerste stappen gezet om zowel beschermd als

geïntegreerd wonen samen te brengen onder een globale regelgeving voor geïntegreerde

woonprojecten. Momenteel wordt dit verder uitgewerkt onder de noemer Diensten

Inclusieve Ondersteuning (Vlaamse Regering, 2010).

Van alle personen ouder dan 65 met een VAPH-„ticket‟, doet 17% beroep op

bovengenoemde ambulante diensten (168 personen). Voor de leeftijdscategorie van 50

Page 52: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

45

tot 65 jaar bedraagt dit 16% (705 personen). De grote meerderheid van de doelgroep

die gebruik maakt van het VAPH aanbod, bevindt zich dus in de (semi-) residentiële

zorg. Het feit dat de ambulante zorgvormen vaak nog niet bestonden wanneer de groep

van ouder wordende personen in de gehandicaptenzorg terecht kwam, kan een

verklaring vormen voor deze cijfers. Daarnaast is het ook mogelijk dat met het ouder

worden er sprake is van een verminderde zelfstandigheid, terwijl bij deze zorgvormen

hierop vaak meer een beroep wordt gedaan. Bovendien hebben deze diensten een

geringere personeelsomkadering dan de tehuizen, waardoor moeilijker ingespeeld kan

worden op de veranderende zorgvraag ten gevolge van het ouder worden. Voor

personen met een handicap opgenomen in deze zorgvormen, is het niet altijd duidelijk

welke opvangvormen geschikt of beschikbaar zijn, wanneer de dienst niet langer kan

voldoen aan de zorgvraag ten gevolge van ouderdomsverschijnselen.

4.1.4.2 (Semi-)Residentiële diensten en voorzieningen

Er wordt eerst ingegaan op de (semi-)residentiële vormen van zorg binnen de woonzorg

(ouderenvoorzieningen), vervolgens gaan we in op de diensten en voorzieningen binnen

de sector gehandicaptenzorg. In de residentiële zorg gebeurt de opvang buitenshuis. Dit

kan zowel enkel overdag (semi-residentiële zorg) als 24 op 24 uur (residentiële zorg).

Daarnaast bestaan er ook nog enkele, flexibele tussenvormen, waarbij deeltijds gebruik

kan gemaakt worden van het aanbod.

a) Ouderenvoorzieningen uit de woonzorg

De ouderenvoorzieningen onderscheiden zich van de thuiszorgvoorzieningen doordat ze

ook huisvesting bieden. Zij bieden thuisvervangende zorg. Ook kan er sprake zijn van

thuiszorgondersteunende zorg, indien deze zorg verbonden is aan een voorziening met

thuisvervangende zorg (bijvoorbeeld een dagverzorgingscentrum die verbonden is aan

een woonzorgcentrum). Ouder wordende personen met een handicap kunnen terecht bij

ouderenvoorzieningen als zij (in de meeste gevallen) ouder zijn dan 65 jaar. Een

gedeelte van de kosten voor verblijf in een ouderenvoorziening wordt gefinancierd door

de ziekteverzekering.

Een dagverzorgingscentrum biedt net als een dienstencentrum

thuiszorgondersteunende zorg, maar is verbonden aan een woonzorgcentrum. Wel

beschikken deze centra over een vervoersdienst voor de bezoekers, in tegenstelling tot

een dienstencentrum. Het dagverzorgingscentrum hanteert een vast uurschema, wat

deze zorgvorm niet tot de meest flexibele vorm van ondersteuning maakt voor

mantelzorgers. Anderzijds kan de vervoersdienst een grote meerwaarde betekenen voor

ouder wordende mantelzorgers die zich minder gemakkelijk kunnen verplaatsen.

De dagverzorgingscentra staan voor iedereen open, behalve voor ouderen die zware

medische verzorging en begeleiding nodig hebben. Voor ouder wordende personen met

een handicap betekent dit in de praktijk dat de opvang van personen met een zwaardere

zorgvraag sterk afhankelijk is van de draagkracht van het dagverzorgingscentrum. In

het nieuwe zorgdecreet wil men in geval van acute noodsituaties ook nachtopvang

mogelijk maken binnen dagverzorgingscentra. Op die manier wil men zich flexibeler

Page 53: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

46

opstellen ten opzichte van de mantelzorg, wanneer deze tijdelijk wegvalt. Men streeft

ernaar om de gemiddelde dagprijs op 12,39 euro te houden (Werkgroep Thuisverzorgers

vzw, 2002).

Centra voor kortverblijf zijn voorzieningen waar tijdelijk huisvesting geboden wordt

aan ouderen, ofwel dag en nacht, ofwel enkel ‟s nachts. Doorgaans gebeurt deze vorm

van thuiszorgondersteunende zorg in een woonzorgcentrum. In totaal kunnen ouderen

maximaal 60 opeenvolgende dagen of 90 dagen in een periode van 1 jaar beroep doen

op een centrum voor kortverblijf. Deze zorgvorm is er vooral gekomen ter ondersteuning

van mantelzorgers als zogenaamde „respijt‟ zorg, een aanbod dat hen in staat stelt om

even op adem te kunnen komen. Nadeel is wel dat het verblijf lang op voorhand moet

vastgelegd worden en dus moeilijk als crisisopvang kan fungeren. Daarnaast wordt deze

opvangvorm soms ook als opstap naar langdurige residentiële zorg gebruikt, omwille van

de lange wachttijden van dergelijke opvang. Binnen het nieuwe woonzorgdecreet

probeert men hieraan tegemoet te komen. Woonzorgcentra moeten niet meer minimaal

drie kamers ter beschikking hebben, maar kunnen reeds een erkenning „kortverblijf‟

krijgen voor één kamer. Ook wil men deze erkenningsvorm echt inschakelen voor

crisisopvang, waarbij de periode van opvang niet meer vooraf bepaald moet worden.

Hierbij bestaat opnieuw het gevaar van het dichtslibben van deze zorgvorm omwille van

de wachtlijstproblematiek. Voor opvang dag en nacht worden dezelfde gemiddelde

dagprijzen gehanteerd als voor een kamer in een woonzorgcentrum.

Nieuw binnen het woonzorgdecreet is het decretaal kader voor centra voor

herstelverblijf. Op deze centra kan beroep gedaan worden om de overgang tussen

ziekenhuisopname en de revalidatie thuis te bespoedigen. In tegenstelling tot een

centrum voor kortverblijf staat hier de medische aandoening centraal. Momenteel wordt

deze dienstverlening enkel georganiseerd door de ziekenfondsen, waardoor de prijs

afhankelijk is van de tussenkomst door het ziekenfonds. Net als het kortverblijf is deze

zorgvorm belangrijk bij een acute verandering in de situatie van mantelzorg voor een

ouder wordende persoon met een handicap.

Serviceflats zijn individuele woonvormen waar ouderen terecht kunnen voor beschermd

zelfstandig wonen. Ouderen kunnen er indien gewenst beroep doen op

gemeenschappelijke dienstverlening. Er is in tegenstelling tot de woonzorgcentra niet

permanent verzorgend of verplegend personeel aanwezig, waardoor ouderen met een

zeer zware zorgbehoeften niet in aanmerking komen voor deze zorgvorm. De

gemiddelde dagprijs van een serviceflat is sterk afhankelijk van de bijkomende

dienstverlening waarop iemand beroep doet, waardoor er moeilijk van een algemene

dagprijs kan gesproken worden. Ook voor serviceflats gelden momenteel lange

wachttijden, omwille van de populariteit van deze zorgvorm (VRT nieuws: serviceflats

populair, 2008). Daarbij doet zich ook het probleem voor dat de lange wachttijden niet

noodzakelijk de actuele nood weerspiegelen. Bij open plaatsen blijken cliënten niet altijd

instapbereidheid te zijn, omdat men enkel uit voorzorg een plaatsje op de wachtlijst

veroverd heeft.

Binnen het nieuwe woonzorgdecreet wordt het concept van serviceflats verlaten en

vervangen door het concept assistentiewoningen, waarbij opnieuw de combinatie van

facultatieve dienstverlening en zelfstandig wonen centraal staat. Indien iemand zwaar

zorgbehoevend wordt en reeds in een assistentiewoning verblijft, voorziet het nieuwe

decreet de mogelijkheid om daar te blijven via het tijdelijk erkennen van de

Page 54: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

47

assistentiewoning als woongelegenheid van een zorgcentrum in de buurt. Op die manier

wil men beter tegemoetkomen aan de sociale noden en context van de cliënt. Sociale

netwerkvorming en recreatieve ontspanning worden overigens verplichte taken van een

groep assistentiewoningen. Hiervoor wordt de nieuwe functie van woonassistent

ingeschakeld. De uitvoeringsbesluiten voor de assistentiewoningen worden in de loop

van 2010 opgemaakt, waardoor het effectief in voege treden van de assistentiewoningen

nog op zich laat wachten.

De vroegere rusthuizen zijn woonzorgcentra geworden sinds de goedkeuring van het

woonzorgdecreet. Rusthuizen werden omschreven als collectieve woonvormen waar

ouderen terecht kunnen voor gezins- en huishoudelijke zorg. Het concept

woonzorgcentrum wil verder gaan dan huisvesting en zorg; ook reactivering,

psychosociale ondersteuning en sociale netwerkvorming worden hun opdracht. Zo goed

als alle woonzorgcentra hebben een erkenning rust- en verzorgingstehuis, wat inhoudt

dat er bedden voorzien zijn voor zwaar zorgbehoevende ouderen die nood hebben aan

intensievere zorg (Protocolakkoord nr.3, 2005). Vanuit het beleid wordt een RVT-

dekkingsgraad van 87,5% nagestreefd sinds 2009 (Vandeurzen). Deze dekkingsgraad

mag oplopen tot maximaal 90%, zodat woonzorgcentra voor 10% nog blijven openstaan

voor minder zware zorgvragen (profiel O en A op de Katzschaal, zie 4.1.2.3). De

gemiddelde dagprijs voor woonzorgcentra bedroeg eind 2008 ongeveer 42 euro

(Prijzendienst, 2008), hoewel in deze studie niet vermeld wordt in welke mate er

supplementen zijn opgenomen (bv. voor een haarkapbeurt).

De opname van ouder wordende personen met een handicap in een woonzorgcentrum is

niet altijd evident. Binnen de ouderenzorg zijn er namelijk minder middelen en is er

minder personeel voorzien dan in de residentiële voorzieningen van de sector

gehandicaptensector. Dit resulteert in een gebrek aan personeel met expertise rond de

zorg voor ouder wordende personen met een handicap. Daarenboven primeert de

(medische) verzorging binnen de woonzorgcentra, waardoor de bredere zorg

(bijvoorbeeld dagbesteding) eerder door het sociaal netwerk of vrijwilligers moet

opgenomen worden. Het feit dat het voor woonzorgcentra moeilijker wordt om

verpleegkundigen aan te trekken, versterkt de problemen rond personeelsbezetting.

Binnen de huidige programmatienormen en rekening houdende met de wachtlijsten en

tragere uitstroom is er voor de woonzorgcentra bij voorbaat al weinig ruimte „extra‟ voor

specifieke doelgroepen. Voor de cliënt liggen de dagprijzen binnen de ouderenzorg ook

hoger dan in de residentiële gehandicaptenzorg. Er kan zelfs sprake zijn van een

verdubbeling van de kostprijs. Het feit dat de doelgroep vaak een stuk jonger is dan de

andere cliënten met gemiddelde instapleeftijd van 85 jaar (Heylen & Blunckx, 2004),

maakt het niet altijd gemakkelijk voor de cliënt en zijn familie (en het woonzorgcentrum

zelf) om een goede „match‟ te vinden.

Uiteraard zijn er ook situaties waarbij de opname van een ouder wordende persoon met

een handicap in een woonzorgcentrum goed verloopt. Vaak is in een woonzorgcentrum

sneller plaats dan in de sector gehandicaptenzorg, wat bij ernstige zorgvragen een

belangrijk criterium voor opname kan zijn. Tot slot is de doelgroep van personen met

een handicap niet de enige specifieke doelgroep die (recentelijk) beroep doet op de

ouderenzorg: ouder wordende personen met psychiatrische problemen vormen ook een

nieuwe uitdaging voor de ouderenzorg (Van Rampelberg, Boriau, & Lahaye, 2010) net

als mensen met een niet-aangeboren hersenletsel.

Page 55: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

48

b) (Semi-)Residentiële voorzieningen uit de sector gehandicaptenzorg

Binnen de sector gehandicaptenzorg zijn er verschillende (semi-)residentiële

voorzieningen. De eigen financiële bijdrage is afhankelijk van het type voorziening

waarop men beroep doet. De gebruiker betaalt een zogenaamde „dagprijs‟. Voorwaarde

voor de dagprijzen is dat de persoon nog voldoende (gewaarborgd) zakgeld moet

kunnen behouden (minimum gegarandeerd zakgeld), waardoor er maximumtarieven

worden gehanteerd. Wel kunnen voorzieningen nog supplementen aanrekenen voor

bepaalde diensten.

Dagcentra binnen de sector gehandicaptenzorg bieden activiteiten aan personen met

een handicap, die niet bekwaam zijn om naar een beschutte werkplaats te gaan. Zowel

activiteiten als training en therapie worden aangeboden op maat van de gebruiker. Op

deze diensten kan beroep gedaan worden door mensen met een handicap in die in een

thuissetting wonen. De dagprijs (minstens 6 uur) is 8,80 €, met vervoer inbegrepen

bedraagt de dagprijs 11,01 €. Amper 0,15% van de personen met een handicap in de

dagcentra waren ouder dan 65 jaar in 2007 (60 personen), 11% was tussen 50 en 65

jaar (432 personen). Deze zorgvorm is dan ook eerder bedoeld voor personen met een

handicap in hun „actieve‟ levensfase. Voor mantelzorgers zijn dagcentra vaak niet dicht

genoeg bij de deur, waardoor deze zorgvorm niet alleen moeilijker bereikbaar, maar ook

financieel zwaarder en meer tijdrovend wordt. Daarnaast gaan de mantelzorgers er vaak

van uit dat een overgang van een dagcentrum naar een residentiële setting binnen de

sector gehandicaptenzorg op latere leeftijd verzekerd is, omdat een dagcentrum in vele

gevallen verbonden is aan een tehuis. Dit kan echter niet meer gegarandeerd kan

worden sinds het Besluit Zorgregie, waarbij noodsituaties en wachttijden primeren

(VAPH, 2007).

Via logeren kunnen personen met een handicap die thuis in het gezin wonen,

opgevangen worden in een tehuis voor werkenden of niet-werkenden. Deze opvang is in

principe van korte duur. De voorziening kan hiervoor aanspraak maken op een

bijkomende subsidiering tot maximaal 30 dagen per jaar per persoon (maar kan niet

boven zijn erkenningstotaal gaan).

Daarnaast is er ook kortverblijf. De dagprijs is deze van het tehuis waar men verblijft.

Net als in de ouderenzorg wil men via de mogelijkheid van kortverblijf de mantelzorger

ondersteunen, wat in de praktijk echter vaak moeizaam verloopt omwille van het

beperkt aantal beschikbare plaatsen en de lange wachttijden. Binnen kortverblijf was

slechts 1,4 % ouder dan 65 jaar (6 personen), 12% tussen 50 en 65 jaar (52 personen).

In een tehuis voor werkenden kunnen personen met een handicap terecht die

overdag werken, maar niet zelfstandig kunnen wonen of niet binnen het gezin kunnen

worden opgevangen. Deze tehuizen richten zich vooral tot personen met een motorische

of verstandelijke handicap. De maximale dagprijs is 30,82 €. Het aandeel van mensen

ouder dan 65 jaar bedroeg 6% in 2007 (70 personen), hoewel deze opvangvorm in

principe niet voor hen bedoeld is. Het aandeel van mensen tussen 50 en 65 jaar bedroeg

31% (356 personen). Voor personen die niet meer kunnen werken, zoals werklozen of

gepensioneerden (indien hiervoor een regeling getroffen is), is er dagbesteding voorzien.

Dit is slechts een beperkt dagaanbod, omwille van de beperktere personeelsomkadering

en infrastructuur. Binnen deze zorgvorm stelt het ouder worden van de populatie

duidelijke uitdagingen voor een verder verblijf. Levenslange zorg en wonen kan vaak

Page 56: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

49

niet meer gegarandeerd worden, waardoor het nodig is om de overstap te maken naar

een andere residentiële voorziening. Hier stellen zich echter vaak dezelfde problemen als

bij de populatie van begeleid wonen wanneer een overstap binnen de residentiële

voorzieningen van de sector gehandicaptenzorg gemaakt wordt. Tehuizen niet-

werkenden passen niet volledig bij de zorgvraag van de betrokkene met als gevolg dat

ouder wordende personen niet meer worden opgenomen.

Een tehuis voor niet-werkenden heeft als doelpubliek personen met een ernstige

handicap. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen nursingtehuizen, voor

personen met een heel zware zorgbehoefte (meervoudige handicap), en

bezigheidstehuizen. Binnen nursingtehuizen staat de verzorging en paramedische

behandeling centraal, binnen bezigheidstehuizen worden arbeidsvervangende activiteiten

en vaardigheidstrainingen voorzien. In de praktijk hebben heel wat tehuizen een

gemengde erkenning. De dagprijs is dezelfde als deze voor tehuizen werkenden

(30,82€). Het aandeel oudere personen met een handicap bedroeg 6,6 % in 2007 (600

personen), tussen 50 en 65 jaar was dit 25% (2295 personen). Tehuizen niet-

werkenden zijn het best geschikt om hun werking enigszins aan te passen aan de

zorgvraag ten gevolge van het ouder worden, omdat zij meer middelen hebben. Toch

gaat de opvang van deze doelgroep ook voor hen gepaard met een groot aantal

uitdagingen, zeker voor de kleinschalige voorzieningen. De grotere vraag naar

verpleegkundige zorgen, de nood aan andere accommodatie en infrastructuur, een

kleiner sociaal netwerk om mee samen te werken, een ander begeleidingsmodel, het

optreden van dementie, de vraag naar palliatieve zorg…: het zijn allemaal moeilijkheden

die zich stellen voor deze voorzieningen. Een zwaardere en andere zorgvraag wordt met

dezelfde omkadering beantwoord, wat niet altijd evident is.

De regelgeving kan de situatie complexer maken, bijvoorbeeld in het geval van

verpleegkundige handelingen. Deze mogen in principe niet gesteld worden door

begeleidend personeel. De context binnen de gehandicaptenzorg is echter dat de normen

voor verpleegkundig personeel relatief laag zijn en dat verplegend personeel moeilijk

kan gevonden worden omwille van de lagere verloning ten opzichte van de reguliere

zorg. Een andere vraag waar veel voorzieningen mee worstelen, betreft het al dan niet

homogeen maken van leefgroepen naar leeftijd, zowel vanuit pragmatisch oogpunt als

naar begeleiding toe.

4.1.4.3 Belendende sectoren

Binnen de geestelijke gezondheidszorg bieden psychiatrische verzorgingstehuizen

(PVT) opvang voor personen met een langdurige en gestabiliseerde psychiatrische

problematiek. Deze residentiële zorgvorm heeft een vergelijkbare werking als een

woonzorgcentrum. Personen met een (verstandelijke) handicap en psychiatrische

problematiek kunnen hier terecht. Ook binnen deze voorzieningen stelt het ouder

worden van de populatie problemen wat betreft instroom. In de praktijk gebeurt het dat

ouder wordende personen met een handicap naar een woonzorgcentrum overgaan, wat

de ouderenzorg (opnieuw) voor nieuwe uitdagingen zet (Van Rampelberg, Boriau, &

Lahaye, 2010).

Binnen de lichamelijke gezondheidszorg zijn onder andere ziekenhuizen toegankelijk

voor ouder wordende personen met een handicap, indien zij tijdelijk nood hebben aan

Page 57: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

50

medische zorg en ondersteuning. Voor ziekenhuizen is het niet altijd evident om met de

zorgvragen van deze doelgroep om te gaan, wat de hulpverlening kan bemoeilijken

(bijvoorbeeld communicatieproblemen bij een dove patiënt of gedragsproblemen bij een

patiënt met verstandelijke beperking). De tijdelijkheid van deze opvangvorm zorgt soms

voor moeilijkheden bij het vinden van andere opvangvormen na een verblijf in het

ziekenhuis, indien niet langer kan teruggegaan worden naar de vorige leefsituatie.

4.1.5 Financiële ondersteuning

Wat de financiële ondersteuning voor ouder wordende personen met een handicap

betreft, zijn er verschillende mogelijkheden, met het wettelijk pensioen als de meest

algemeen voorkomende vorm van inkomen. Daarnaast kan de ouder wordende persoon

met een handicap, net als iedereen, beroep doen op eigen middelen die opgebouwd

werden tijdens de levensloop. Wanneer deze middelen ontoereikend zijn, voorziet de

federale overheid in een leefloon, de zogenaamde inkomensgarantie voor ouderen.

Vanuit de Vlaamse zorgverzekering is er een budget voorzien van 130 euro per maand

voor niet-medische kosten voor alle cliënten van woonzorgcentra, ongeacht de

zorgzwaarte. Wat de niet-betaalde verblijfskosten in een woonzorgcentrum betreft, kan

het OCMW borg staan (van de gemeente waar de cliënt ingeschreven staat in het

bevolkingsregister). Daarna kan dit bedrag teruggevorderd worden van de kinderen,

afhankelijk van hun inkomen en de relatie tussen ouder en kind. Deze onderhoudsplicht

staat echter ter discussie in een nieuw wetsvoorstel (Ghijs, 2009).

Wat de specifieke financiële tussenkomsten betreft, bestaat voor mensen met een

handicap de inkomensvervangende tegemoetkoming en integratietegemoetkoming. De

inkomens-vervangende tegemoetkoming wordt toegekend als de handicap het vermogen

om te werken verhindert. De integratietegemoetkoming wil de bijkomende kosten die

kunnen gepaard gaan met een verminderde zelfredzaamheid (zoals dure aanpassingen)

helpen dragen. Deze tegemoetkomingen kunnen echter niet aangevraagd worden door

personen ouder dan 65 jaar. Wel kan boven 65 en bij verminderde zelfredzaamheid een

tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden aangevraagd worden. Deze tegemoetkoming

vervangt de integratietegemoetkoming en is speciaal bedoeld voor ouder wordende

personen met een handicap. Personen met een handicap kunnen ook maximaal 2000

dienstencheques per jaar gebruiken voor huishoudelijke hulp.

Er zijn verschillende financiële tussenkomsten beschikbaar voor de mantelzorgers van

(ouder wordende) personen met een handicap. Een mantelzorger van een ouder

wordende persoon met een handicap kan, afhankelijk van zijn of haar woonplaats, een

mantelzorgpremie krijgen. De provincies Antwerpen, Limburg en Oost-Vlaanderen

kennen provinciale premies toe, maar hebben daarbij verschillende voorwaarden voor de

toekenning. Ook zijn er verschillende gemeentes die een gemeentelijke

mantelzorgpremie toekennen, waarbij de grootte van de premie verschilt. Binnen de

Vlaamse zorgverzekering kan een budget van 130 euro per maand aangevraagd worden

voor de betaling van niet-medische kosten bij thuiszorg voor zwaar zorgbehoevende

personen.

Page 58: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

51

Binnen de sector gehandicaptenzorg is het voor mantelzorgers niet eenvoudig om

wegwijs te worden in het (ingewikkelde) veld van regelgeving. Het papierwerk dat komt

kijken bij financiële aanvragen is vaak enorm. Daarenboven laat een antwoord op

sommige aanvragen dikwijls heel lang op zich wachten, wat de nodige problemen met

zich meebrengt: de zorgvraag is reeds veranderd waardoor de aanvraag niet meer van

toepassing is, er moet beroep gedaan worden op eigen financiële reserves (indien deze

er zijn), of er wordt een aanvraag gedaan op een moment dat het nog niet nodig is. De

kwestie van administratieve vereenvoudiging is dan ook aan de orde binnen het VAPH.

Binnen de woonzorg zijn er al inspanningen geleverd om de administratieve last te

verlagen voor de mantelzorger (bijvoorbeeld een e-loket en het inkorten van

behandelingstermijnen).

(Ouder wordende) personen met een handicap (en/of de omgeving) die een eigen huis

wensen te bekostigen kunnen beroep doen op verschillende instanties voor sociale

leningen of kunnen voordelig huren bij een sociale huisvestingsmaatschappij. Voor

aanpassingen van de eigen woning zijn er verschillende mogelijkheden ter

ondersteuning. Verschillende provincies betalen (gedeeltelijk) de kost terug om advies in

te winnen bij adviesbureaus voor toegankelijkheid over aanpassingen. Sommige

provincies en enkele gemeenten keren ook provinciale aanpassingspremies uit. Via

Wonen Vlaanderen kunnen ook aanpassingspremies aangevraagd worden, die specifiek

voor bejaarden zijn. Voor personen jonger dan 65 jaar met een handicap is er de

mogelijkheid om via het VAPH een tegemoetkoming aan te vragen.

Page 59: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

52

4.1.6 Praktijkvoorbeelden

In Vlaanderen zijn er in de praktijk al heel wat voorbeelden te bespeuren die inspelen op

de specifieke zorgvragen van ouder wordende personen met een handicap. We

bespreken eerst twee karakteristieken die telkens in een bepaalde mate weerkeren,

namelijk specialisatie en samenwerking. Met specialisatie bedoelen we dat een

zorgaanbieder een vorm van gespecialiseerd zorgaanbod ontwikkelt naast het bestaande

„basis‟aanbod, en dit op basis van eigen of geleende expertise. Onder de noemer

samenwerking zien we (nieuwe) initiatieven die synergieën opzoeken tussen diensten en

voorzieningen, doordat deskundigheid samen wordt ingezet en/of het aanbod wordt

gecombineerd. De verantwoordelijkheid voor het aanbod ligt in dit geval bij meerdere

aanbieders.

4.1.6.1 Specialisatie

De mogelijkheid bestaat om te specialiseren binnen een sector in functie van de

doelgroep. Het gaat steeds om lokale initiatieven waarvoor nog geen duidelijke

richtlijnen zijn vanuit de wetgevende instanties. Specialisatie komt eerder tot stand via

het gedifferentieerd aanwenden van bestaande middelen binnen de eigen dienst of

voorziening. De meeste specialisatie gebeurt vooral intrasectoraal.

Binnen de sector gehandicaptenzorg zijn er bijvoorbeeld tal van (grootschalige)

voorzieningen die een aparte leefgroepenwerking organiseren voor de oudere en meer

zorgbehoevende cliënten. Het paradigma van vraaggericht en individueel werken staat

voorop om de voorzieningen mee te laten evolueren met de ouder wordende cliënt. In

dat opzicht is er ook de evolutie om niet enkel paramedisch personeel in te schakelen in

de dagbesteding, maar ook, indien mogelijk, in de leefgroepenwerking. Daarnaast zijn er

ook (kleinschalige) voorzieningen die samenwerken om zich te specialiseren,

bijvoorbeeld door samen een verpleegkundige dienst op te richten of een netwerk rond

palliatieve zorg te creëren. Er bestaan verschillende expertisefora binnen de sector rond

het thema ouder worden.

Binnen de woonzorg is specialisatie naar ouder wordende personen met een handicap

ook aanwezig, maar minder frequent. In de woonzorg (zowel thuiszorg als ouderenzorg)

is men vooral gespecialiseerd in de opvang van oudere personen met dementie: aparte

afdelingen in de residentiële opvang, een ontmoetingsgroep die zich richt naar personen

met jongdementie in de thuiszorg, thuisbegeleiding specifiek voor dementie, het

verwerven, verspreiden en integreren van expertise via een expertisecentrum, enz. Een

ander voorbeeld van specialisatie naar een specifieke doelgroep toe, is de opvang van

ouderen met een sensorische of motorische beperking in een afdeling binnen een

woonzorgcentrum. Daarnaast worden er ook soms (ouder wordende) personen met een

verstandelijke beperking opgenomen in een woonzorgcentrum, maar daarbij kunnen we

niet echt spreken van een systematische specialisatie naar de doelgroep toe.

Page 60: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

53

4.1.6.2 Samenwerking

Samenwerkingsinitiatieven kunnen zowel intra- als intersectoraal zijn. Wat betreft

intersectorale samenwerking tussen de woonzorg en de sector gehandicaptenzorg zijn de

initiatieven slechts op kleine schaal aanwezig in het veld. Dergelijke vormen van

samenwerking komen vaak neer op een creatieve manier om met de beschikbare

middelen om te gaan in functie van een welbepaalde cliënt of groep van cliënten.

In de eerste plaats gaat het om kleinschalige intersectorale samenwerkings-

verbanden tussen diensten en voorzieningen die dicht bij elkaar gelegen zijn. Sommige

samenwerkingsverbanden gebeuren op basis van bilaterale akkoorden, andere ontstaan

in de schoot van een regionaal overlegplatform. Het zijn voorbeelden van sociaal

ondernemerschap, waar lokale actoren elkaar vinden en een win-win situatie proberen te

creëren. Zo bestaan er verschillende samenwerkingsverbanden rond het aanbieden van

dagbesteding aan elkaars cliënten, waarbij mensen uit de woonzorg worden opgevangen

in dagcentra van de sector gehandicaptenzorg en omgekeerd. Daarnaast wordt ook

binnen de sector gehandicaptenzorg een beroep gedaan op verschillende diensten uit de

thuiszorg, zoals thuisverpleegkunde, maaltijden aan huis, oppasdiensten, palliatieve

zorg, enz. Wat uitwisseling van knowhow betreft, laat men bijvoorbeeld personeelsleden

uit de woonzorg een bezoek brengen of een dagje meedraaien in een voorziening van

het VAPH, en omgekeerd. Ook wordt een beroep gedaan op de expertise van de

woonzorg via het geven van vormingen rond valpreventie, slikaccidenten, … binnen de

sector gehandicaptenzorg. Daarnaast zijn er nog tal van kleine

samenwerkingsverbanden, die vooral afhankelijk zijn van enkele spilfiguren en hun

(in)formeel netwerk.

De bestaande woonzorgzones (bvb. Brussel, Wervik, Heist-op-den-berg, Genk)

kunnen ook als voorbeeld van samenwerking aangehaald worden. Een woonzorgzone

bestaat uit een gewone wijk of een dorp, waarvan ongeveer 10% van de inwoners

intensieve zorg nodig heeft. Centraal is er een zorgkruispunt, vanwaar de zorg

gecoördineerd wordt en de wijk dus wordt bediend. Belangrijk hier is dat “het (…) alle

zorgbehoevende groepen in de wijk [bedient], over de huidige sectorgrenzen heen, dus

niet alleen voor ouderen” (Winters, 2003, p. 12). In het woonzorgdecreet wordt het

concept van woonzorgnetwerken uitgewerkt, in plaats van het meer stedelijk concept

van woonzorgzones. Een woonzorgnetwerk bestaat uit een huisarts(enkring), een erkend

woonzorgcentrum, een erkend centrum voor kortverblijf, een erkende groep van

assistentiewoningen, een erkende dienst voor gezinszorg of een andere erkende

thuiszorgvoorziening die zorg aan huis levert. Voor (ouder wordende) personen met een

psychiatrische problematiek beginnen zich bijvoorbeeld initiatieven te ontwikkelen om

opvang en plaatsen te creëren, soms via samenwerking tussen verschillende

woonzorgcentra. Geestelijke gezondheidszorg valt immers ook onder de federale

bevoegdheden, waardoor zich minder reglementaire moeilijkheden vormen bij de opvang

van mensen die voorheen opgevangen werden in de geestelijke gezondheidszorg.

Samenwerkingsverbanden bestaan omwille van de verschillende vormen van expertise in

de beide sectoren en het efficiënt willen benutten van personeel en middelen. Er is

echter geen overkoepelend wettelijk kader dat de verschillende vormen van

samenwerking reguleert en structureert. Integendeel, de verschillende regelgevingen

Page 61: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

54

van de betrokken sectoren worden in het veld vaak als contraproductief gezien om

samenwerking tot stand te brengen. Er is bijvoorbeeld een duidelijk verschil in

financieringsvormen tussen het RIZIV en het VAPH.

Binnen de verschillende sectoren zelf bestaan ook initiatieven tot samenwerking en

afstemming. Zo zijn er binnen de thuiszorgsector de SEL‟s en provinciale platformen

waar regionaal overleg kan gepleegd worden om tot betere afstemming te komen tussen

de verschillende zorgpartners. Binnen de sector gehandicaptensector zijn er dan weer de

projecten rond trajectbegeleiding of het Project Onafhankelijke Cliëntondersteuning, in

functie van een betere zorgafstemming.

4.1.6.3 Praktijkvoorbeelden

Op basis van telefonische interviews en netwerking stellen we enkele

praktijkvoorbeelden van ondersteuning voor ouder wordende personen met een

handicap voor. We bespreken het aanbod, de aanleiding om het aanbod uit te bouwen,

de meerwaarde, de grootste moeilijkheden en welke veranderingen er hebben

plaatsgevonden. De bespreking wordt bij een aantal voorbeelden aangevuld met enkele

citaten van de praktijkdeskundige in kwestie. Telkens is een bepaalde mate van

specialisatie en samenwerking aanwezig, soms intrasectoraal, vaak intersectoraal.

a) aangepaste senioren leefgroepen in residentiële voorzieningen VAPH

Praktijkvoorbeeld 1: De Lovie

De Lovie uit Poperinge is een grootschalige voorziening van het VAPH voor personen met

een verstandelijke beperking. Ze heeft sinds 1991 binnen haar residentiële afdeling vier

leefgroepen specifiek voor senioren uitgebouwd. Gebruikers kunnen verhuizen naar deze

leefgroepen wanneer er psychische of fysieke achteruitgang is ten gevolge van het ouder

worden, en waardoor het moeilijk wordt om in de huidige leefgroep te blijven. De

overgang is niet gebaseerd op de leeftijd, maar op een gewijzigde zorgvraag.

Er waren verschillende aanleidingen om aparte leefgroepen uit te bouwen. Een eerste

was de nood aan een meer gedifferentieerd aanbod naar aanleiding van de andere,

bijkomende zorgvragen van deze doelgroep. Ouderdomsverschijnselen vragen een

rustiger tempo, een ander leefklimaat en andere infrastructuur. Zeker bij het optreden

van dementie, is een specifiek aanbod nodig.

Vanuit de vraag naar zorg op maat, vindt de Lovie dat aparte leefgroepen meer

mogelijkheden bieden. Door het groeperen van een aantal gebruikers met een

gelijkaardige zorgvraag, kan binnen de voorziening meer gedifferentieerd worden. Voor

gebruikers die het tempo van andere leefgroepen niet meer aankunnen, kan deze aparte

leefgroep een verademing bieden. De grootschaligheid van de voorziening zorgt ervoor

dat de Lovie zo goed als zelfstandig kan voorzien in deze differentiatie. De dagstructuur

wordt aangepast en er wordt meer in de leefgroep zelf gewerkt.

Page 62: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

55

“Wij hebben eigenlijk heel veel partners binnenshuis […],

iedereen werkt in de Lovie en iedereen weet waar we naartoe

willen en dus heb je wel een directere aansturing naar de

diensten.”

“Die bewoners gaan niet meer graag naar buiten […] en dan

proberen wij dus mensen van buiten de leefgroep naar binnen te

halen, bijvoorbeeld de muziekpedagoog komt langs om muziek te

spelen in de leefgroep, in plaats van dat zij naar het lokaal van de

muziekpedagoog gaan.”

Een moeilijkheid binnen de vier seniorenleefgroepen betreft de intensieve begeleiding en

zorg door het personeel. Het personeel moet er een heel deel verzorgende of medische

taken bijnemen. Er wordt dan ook veel belang gehecht aan de rekrutering en vorming

van het personeel voor de doelgroep van senioren. Ook de infrastructuur is volledig

aangepast in deze vier leefgroepen: kamers moeten groot genoeg zijn, er wordt een

hoog-laagbed voorzien, er is een tillift aanwezig, het sanitair is rolstoeltoegankelijk, de

gangen zijn breed genoeg, er is een lift enz.

“De bewoners leven wel in een rustiger tempo, maar het wil

daarom niet zeggen dat het voor het personeel zo is. Het

personeel mag het niet tonen aan de bewoners, maar eigenlijk is

het wel heel de tijd intensief, en psychisch en fysiek hard

werken.”

“Wat wij ook doen in de leefgroepen voor senioren is een mix

maken van opvoeders en verpleegkundig personeel, dus er

werken ook een aantal verpleegkundigen mee in de leefgroepen.”

Vanuit de gebruikers en hun sociaal netwerk worden positieve signalen gegeven omtrent

de keuze van de instelling om te voorzien in levenslange zorg, aldus de Lovie.

De Lovie werkt samen met het Palliatief Netwerk Westhoek-Oostende om palliatieve

begeleiding op te zetten in functie van levenslange zorg.

“En we ondervinden veelal dat zowel de bewoners, als de familie

toch wel apprecieert dat ze hier kunnen blijven in de Lovie, gelijk

voor familie, ze kennen het nu. Soms hoor je dan: een oude

boom verplant je niet.”

“Voor een goeie pijnbestrijding bij bewoners, werken we dan wel

samen met dat palliatief netwerk omdat zij meer ervaring hebben

met pijnpompen enzovoort. Dus daar hebben we wel al een goeie

samenwerking mee gehad.”

Praktijkvoorbeeld 2: Vesta

Vergelijkbaar met het voorbeeld van De Lovie, maakt v.z.w. Vesta te Belsele een

onderscheid tussen gewone, heterogene leefgroepen, en zowel een „laagtempo‟groep als

Page 63: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

56

een „zorg‟groep. De heterogeen samengestelde leefgroepen bevatten een

verscheidenheid van mensen qua leeftijd, geslacht en niveau van functioneren. De

zorggroep is een leefgroep voor mensen met een verstandelijke beperking met een

grotere medische zorgvraag (bv. omwille van vergevorderde dementie), daar deze

problematiek een zeer specifieke en aangepaste benadering vraagt. In de

laagtempogroep leven mensen die nood hebben aan een lager tempo omwille van hun

leeftijd, persoonlijkheid of draagkracht.

b) Aangepaste voorziening in woonzorgcentrum (VAZG)

Praktijkvoorbeeld 3: fusie WZC Huize Vincent

Het woon- en zorgcentrum Huize Vincent uit Tielrode is een voorziening uit de

ouderenzorg die ook dove of slechthorende senioren opneemt. In functie van een

nieuwbouwproject startten drie kleinschalige privérusthuizen in 1999 met een

samenwerking. Een van deze drie was een rusthuis voor doven of slechthorenden (Stille

Droom). Het nieuwbouwproject, dat momenteel nog in aanbouw is, zal een aparte

afdeling specifiek voor doven of slechthorenden omvatten. Aansluiting bij de residentiële

voorzieningen van de sector gehandicaptenzorg was geen optie volgens Huize Vincent,

omdat deze groep van doven of slechthorenden zeggen zich daar niet thuis te voelen.

Vanuit Stille Droom werd samengewerkt met de Federatie van Vlaamse Doven (Fevlado)

om sociaal contact te stimuleren tussen doven. Deze samenwerking met vrijwilligers

loopt verder binnen het nieuwe project. Daarnaast zijn ook samenwerkingsverbanden

opgezet met een school en twee diensten voor begeleid wonen. Er worden regelmatig

bezoeken georganiseerd, zodat het contact met doven uit de buitenwereld versterkt

wordt. De samenwerking zal ook versterkt worden met behulp van de nieuwe

accommodatie (bv. grote ruimtes) in het nieuwbouwproject.

“Toen Stille Droom naar hier kwam waren wij voor integratie, dus

eigenlijk de doven zoveel mogelijk tussen de horenden […]. Nu

zijn we daar toch geleidelijk aan terug vanaf gestapt, omdat we

toch wel merken, het is een eigen cultuur, een eigen samenleving

en je moet dat respecteren.”

Het personeel krijgt vorming in functie van goede communicatie: elk personeelslid leert

een basiswoordenschat gebarentaal en het personeel specifiek voor de afdeling krijgt al

jaren gebarentaalles van een dove vrijwilligster van Fevlado.

“Bij introductiegesprekken gaat zij mee als mensen zich op de

wachtlijst willen zetten, […] en zij neemt deel aan de activiteiten,

helpt mee bij het koffie schenken, het uitstappen enzovoort.”

Ook qua infrastructuur worden er visuele aanpassingen gemaakt: er zijn spiegels in de

gangen geplaatst, het brandalarm is ook visueel gemaakt, en er is een video-

conferentieruimte.

De grootste moeilijkheid die ervaren wordt in de praktijk, is het gebrek aan extra

middelen om vormingsuren aan te bieden of om extra begeleiding op te zetten. Dit is

Page 64: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

57

enkel realiseerbaar doordat er meerdere cliënten zijn met dezelfde

ondersteuningsnoden.

“Doordat er een groep van bewoners is kunnen wij ook tijd

besteden om personeel op te leiden. Als dat maar één bewoner is

dan kan je dat niet, als er een groep is kun je dat wel, dan kan je

dat verantwoorden.”

“Wat wij ook merken is dat deze doven en slechthorenden,

voortkomen uit een maatschappij die hen niet aanvaardde. Die

mensen hebben vaak geen contacten meer met familieleden,

waardoor de sociale omkadering vaak bij ons komt te liggen. Ik

denk maar aan zaken als: kleren gaan kopen, de volledige

financiële begeleiding, […] dat zijn toch allemaal extra taken die

niet gesubsidieerd worden.”

c) Aangepaste dagbesteding voor mensen met jongdementie of NAH

Praktijkvoorbeeld 4: dagcentrum De Kluiver

De Kluiver is een dagcentrum, gesubsidieerd door het VAPH, specifiek voor personen

met een niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Een beperkt aantal cliënten binnen deze

cliëntengroep heeft een diagnose jongdementie. De Kluiver maakt deel uit van DVC Sint-

Jozef te Antwerpen, een dienstverleningscentrum voor personen met een motorische

en/of verstandelijke handicap. Een tiental jaren geleden werd beslist om dagbesteding

apart voor deze doelgroep te organiseren. Men zag binnen het zorglandschap een

toename van zorgvragen van personen met NAH, waardoor de doelgroep steeds

belangrijker werd. Een paar jaar later werd het aanbod uitgebreid met een dienst

beschermd wonen voor de doelgroep.

Vanuit het besef dat personen met NAH een specifieke begeleiding vragen, is beslist om

een aparte werking te starten. Bij personen met NAH is er immers een breuk in de

levenslijn opgetreden, waardoor verwerking een uitgesproken deel uitmaakt van de

zorgvraag. Bovendien heeft men er bewust voor gekozen om de Kluiver op een andere

locatie uit te bouwen dan het dienstverleningscentrum. Voor personen met NAH is de

drempel naar dienstverlening vanuit de sector gehandicaptenzorg hoog.

Binnen het dagcentrum wordt zoveel mogelijk vertrokken van de zorgvraag van de

gebruiker. Met behulp van zorgplanning probeert men een geschikt aanbod op te stellen

dat varieert van individu tot individu. In dat kader wordt ook zo veel mogelijk met

andere zorgsectoren samengewerkt. Op deze manier zoekt het dagcentrum/beschermd

wonen aansluiting bij het “gewone” leven. Zo wordt bijvoorbeeld een beroep gedaan op

de kinesist in de straat, de thuisverpleging, Familiehulp, de (al dan niet ambulante)

diensten uit de geestelijke gezondheidszorg enz. Er wordt op een creatieve manier

gezocht naar een antwoord op de zorgvraag van de cliënt, samen met de cliënt en het

sociaal netwerk. Voor een accurate dienstverlening aan personen met NAH is

intersectorale samenwerking noodzakelijk maar niet altijd even gemakkelijk, aldus het

dagcentrum. Zo heeft bijvoorbeeld een ouder wordende persoon met NAH de overgang

Page 65: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

58

van het dagcentrum naar een woonzorgcentrum gemaakt. Op vlak van residentiële

ondersteuning voor de doelgroep zijn er nog veel uitdagingen, want het aanbod voor

personen met NAH is nog sterk in ontwikkeling.

d) Doorverwijzen en doorstromen van cliënten tussen voorzieningen

Praktijkvoorbeeld 5: WZC St.-Vincentius en Feniks

Perspectief WZC St.-Vincentius

Het woon- en zorgcentrum St.-Vincentius uit Avelgem stelt zich open voor een aantal

personen met een handicap uit de nabijgelegen voorziening Feniks. Het

woonzorgcentrum heeft de laatste jaren een aantal personen met Downsyndroom en

dementie opgenomen, waarvan 1 persoon nog steeds verblijft in het woonzorgcentrum.

In het dagverzorgingscentrum sluiten drie ouder wordende personen met een handicap

aan.

“In de tien jaar dat ik hier ben hebben wij toch al vijf-zes mensen

met het syndroom van Down hier opgenomen in de afdeling

dementerenden, […] en zo is er ook nog altijd één iemand hier,

de zestig voorbij, een dame met het syndroom van Down die op

de afdeling dementerenden verblijft en ik moet zeggen met

succes. Dat is één van de, wat mij betreft, succesverhalen voor

opvang van gehandicapte ouderen.”

“Er wordt tot op heden in het dagverzorgingscentrum niets

specifieks voor die mensen gedaan, wat ook een beetje het

probleem is.”

De overgang van het tehuis niet-werkenden de Feniks naar het woon- en zorgcentrum

St.-Vincentius gebeurt op basis van een samenwerking waarbij informatie en knowhow

uitgewisseld wordt via overleg. Een overgang naar het woonzorgcentrum staat vooral in

functie van het beter beantwoorden van een (complexe) medische of terminale

zorgvraag. Het feit dat er geen beschikbare plaatsen vrijkomen in de sector

gehandicaptenzorg, versterkt het appèl op de ouderenzorg. De beschikbare

personeelsomkadering in het woonzorgcentrum ligt echter een stuk lager dan in de

sector gehandicaptenzorg.

“Zeker in het begin van een opname wordt er samengezeten met

[…] de mensen van Feniks, meestal met een trajectbegeleider die

zij aanstellen en onze sociale dienst. Ook met de

hoofdverpleegkundige wordt dan aan zorgafstemming gedaan,

wanneer het over een definitieve opname gaat. […] De mensen

van Feniks komen ook nog wekelijks op bezoek […], zeker in het

begin van een opname. We merken wel dat dat verwatert na

verloop van tijd wanneer de integratie hier voldoende gebeurd is.

“Tot onze frustratie zijn onze middelen een heel stuk lager dan de

gehandicaptenzorg. Dat is voor de mensen van de

Page 66: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

59

gehandicaptenzorg vaak even schrikken. Ook voor de familie die

iemand hier laat opnemen: dat het bijna een 1-1-relatie is in de

gehandicaptenzorg, om het zo te stellen, en je gaat plots naar

een 1-3 of 1-4-relatie in de ouderenzorg.”

De samenwerking baseert zich vooral op het niveau van communicatie en knowhow,

maar er zijn wel initiatieven geweest om de samenwerking verder te laten gaan. De

mogelijkheid om samen te werken bleek echter moeilijk haalbaar te zijn, omwille van de

strikte regelgeving. Intensieve samenwerking tussen beide sectoren is ook niet

eenvoudig, want de sectoren zijn niet vertrouwd genoeg met elkaar. Ook de

problematiek rond vroeger ouder worden bij personen met een handicap in vergelijking

met de doorsnee bevolking, bemoeilijkt de samenwerking. Personen met Down

syndroom bijvoorbeeld zijn relatief zeer jong in vergelijking met de doorsnee bewoner

van een woon-en zorgcentrum.

“Anderhalf jaar geleden heb ik de vraag gesteld aan de mensen

van Feniks of wij moeten nakijken over een specifieke

zorgafdeling voor ouderen met een handicap, en wij hebben daar

wat gesprekken rond gevoerd, maar ik moet zeggen dat we

telkens op hetzelfde gebotst zijn en dat is de strakke regelgeving.

[…] Ofwel is het een opname in een rusthuis en dan zit je met alle

gevolgen vandien met verlies van gehandicaptensteun of vice

versa. De muren zijn nog een beetje te hoog opgetrokken tussen

de twee sectoren.”

“Maar uiteindelijk stel je vast dat wij allemaal toch uiteindelijk

veel op ons eiland verder werken, ja.”

“Voor die mevrouw van 45 is al verschillende keren overleg

geweest met ons, maar hoe moeten wij haar opvangen? Zij, [het

dagcentrum van] Feniks dan, hebben geen residentiële

opvangmogelijkheid [wegens plaatstekort], en wij hebben de

residentiële opvang bij ons geweigerd, omdat wij zeggen dat

iemand van 45 toch niet hoort tussen 85 plussers. Dat vinden wij

er toch een beetje over.”

De samenwerking rond personen met Downsyndroom en dementie lijkt in de toekomst

niet verder te groeien. Wachtlijstproblemen binnen de ouderenzorg en de wens van de

voorziening om de populatie levenslang te ondersteunen resulteren in de keuze voor

opvang binnen de sector gehandicaptenzorg.

“We zaten met een hele rits aan professionelen samen gaande

van thuiszorg, familiehulp, familiezorg, tot en met wij dan, de

residentiële zorg. Er is één vergadering rond geweest en we

hebben achteraf een mail gekregen dat de problematiek dermate

specifiek is bij hen, dat zij toch geopteerd hebben om nu verder

hun eigen koers te gaan varen en dat ze niet direct nog

mogelijkheden zien om samen te werken.”

Page 67: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

60

Perspectief De Feniks

De Feniks is een grootschalige voorziening van het VAPH uit Avelgem voor personen met

een verstandelijke beperking. Binnen de Feniks stelt de vraag naar een adequate aanpak

van ouder wordende personen met een handicap zich duidelijk. De (residentiële)

voorziening heeft al enkele alternatieven verkend, zoals een eigen leefgroep of overgang

naar de ouderenzorg, maar zoekt nog steeds naar de geschikte ondersteuningsvorm die

zowel wenselijk als haalbaar is.

“Vroeger was er […] een (gespecialiseerde) seniorenwoning hier

in Feniks. Maar dan werd de keuze gemaakt: eigenlijk zou iemand

moeten kunnen oud worden in de eigen woning. Het is niet omdat

hij plots zestig jaar is dat hij moet verhuizen naar onze

seniorenwoning. Maar als je die keuze maakt wilt dat zeggen dat

je in de verschillende huizen waar mensen wonen aanpassingen

moet gaan doorvoeren […] dat is gewoon niet haalbaar.”

“Als de zorg hier te groot wordt, kunnen we dat momenteel niet

bieden, want we hebben geen verpleegkundigen, enkel

opvoedend personeel. De woningen waar mensen wonen zijn ook

niet aangepast naar dat ouder worden, […] dus nu schuiven wij

eigenlijk mensen door [naar de ouderenzorg]. Maar we stoten

langs de andere kant van woonzorgcentra voortdurend op het

probleem van ellenlange wachtlijsten. Dus sinds de laatste jaren

is dat iets wat we sterk ervaren.”

“Met al de goede bedoelingen van de wereld, dat het zeer moeilijk

is om regulier te werken. Wij hebben hier nu een bewoonster die

bij haar grootmoeder woonde. Zij is 53, zij is zwaar

zorgbehoevend, en zij kan de overstap niet maken naar een

rusthuis. […] Er is dus geen plaats voor zo‟n jonge

zorgbehoevende mensen met een handicap eigenlijk.”

“Mensen die ouder worden, die psychische problematieken die

soms de kop opsteken, dat is ook wel iets waar wij voelen, als

opvoeder heb je daar niet altijd zoveel kennis en zoveel ervaring

mee […]. Maar het is vooral dat medische, […] daar zit de

grootste zorg. Ook mensen die dementeren, die diep-

dementeren, de zorg wordt dan ook meestal groter. Langs de

andere kant hebben we het ook moeilijk om mensen uit handen

te geven terwijl dat het soms eigenlijk niet meer verantwoord is

naar andere cliënten toe, je zit niet met die persoon alleen.”

Binnen het dagcentrum is een seniorenwerking opgericht (voorbeeld van specialisatie).

Senioren vanaf 50 jaar kunnen deeltijds stoppen met werken, vanaf 65 jaar gaan ze

voltijds op pensioen. Dan kan beroep gedaan worden op een alternatieve dagbesteding

voor senioren. Daarbij wordt onder andere gewerkt aan inclusieve dagbesteding, waarbij

senioren met een handicap aansluiten bij dagbesteding in de thuiszorg. Tot een echte

samenwerking is het evenwel nog niet gekomen.

“Nu zijn we inderdaad een stuk aan het kijken, vooral op vlak van

dagaanbod, met de ergo‟s en de animatrices, dat is ons aanbod,

Page 68: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

61

dat is jullie aanbod, waar kunnen we elkaar in vinden. […] Want

ook veel van onze mensen blijven thuis wonen of wonen

zelfstandig. We willen ook zo lang mogelijk hebben dat ze kunnen

blijven thuis wonen.”

“Het is niet echt een partner, ik noem dat geen partners...

Bijvoorbeeld de seniorenvereniging hier in de buurt, we sluiten

aan bij hun activiteiten, omdat het zoveel mogelijk regulier is,

maar het is niet dat wij iets in de pap te brokken hebben. Bij mij

is een partner van je ontwikkelt samen iets, een activiteit voor

zowel mensen met een verstandelijke beperking als gewone

senioren, maar zover zijn we nog niet”

“De seniorenverenigingen hier in Avelgem, hebben een heel […]

eigen karakter. We zijn daar wel welgekomen, maar dat is het

ook. Er zal nooit iemand zeggen van: „ik wil wel eens helpen, ik

wil wel eens een rolwagen duwen‟, nee dat zit er niet in, we zijn

daar gewoon deelnemers.”

De seniorenwerking maakt het mogelijk om beter in te spelen op de zorgvraag van de

specifieke doelgroep. Maar het onderscheid tussen de “oudste ouderen” en de “jongere

ouderen” maakt de senioren een minder homogene groep dan aanvankelijk gedacht. Dit

zorgt voor bijkomende moeilijkheden wat betreft het aanbod voor deze doelgroep.

“We hebben mensen van 73 maar ook van 50 en er zit een heel

grote kloof tussen die twee. Dat is een grote differentiatie in

publiek, en we voelen in ons aanbod dat lukt hier niet meer, […]

je kunt dat niet op iedereen gaan afstemmen”

e) Ontwikkeling woonzorgzone

Praktijkvoorbeeld 6 : Zewopa en Zorgbedrijf OCMW Antwerpen

Dit voorbeeld betreft een project dat gepland, maar nog niet gerealiseerd is.

De Stad Antwerpen wenst levensloopbestendige wijken (wijken voor iedereen én alle

leeftijden) uit te bouwen. Dit zijn wijken met een voldoende en gevarieerd woon-

zorgaanbod, voldoende en aangepaste hulp- en dienstverlening / servicefaciliteiten

(24u/24u – 7d/7d), toegankelijke openbare ruimtes enz. Dit is nodig om de doelstelling

„zo lang mogelijk kwaliteitsvol thuis en in de vertrouwde buurt blijven wonen‟ te

realiseren, een ambitie van de meeste personen met een handicap en ouderen, ongeacht

hun graad van zelfredzaamheid. Deze ambitie werd als na te streven doelstelling binnen

het bestuursakkoord stad Antwerpen (lokaal gezondheidsbeleid) ingeschreven.

De dienst zelfstandig wonen Zewopa richt zich tot zwaar ADL-behoeftigen en levert per

ADL cluster aan minstens 12 personen met een handicap 24 /24u oproepbare

assistentie in en rond de woning. Deze woningen bevinden zich in het sociale

huurstelsels, in een “normale” woonomgeving. Centraal in de wijk is er de ADL-centrale

Page 69: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

62

van waaruit de dienstverlening vertrekt. In de stad Antwerpen bevinden zich 2 van

dergelijke ADL-clusters, namelijk te Berchem op het Binneplein en te Antwerpen-Kiel in

de Silvertoptorens. Beide ADL-clusters hebben hun inplanting in een levendige buurt in

een drukke stedelijke omgeving. Maar vooral de cluster op Antwerpen-Kiel weet zich

omgeven door een groot netwerk van sociale woningen en in de nabije toekomst is hier

ook een belangrijke renovatie van appartementen in het sociaal huurstelsel gepland.

Vanuit de ouderenzorg , meerbepaald het „24u Zorgsteunpunt‟ ziet men een toenemend

aantal ouderen (oudste / alleenstaande / vrouwen) die geen beroep kunnen doen op een

Personenalarmsysteem (PAS) omdat ze geen contactpersonen kunnen opgeven. Reden

hiervoor is dat er vaak een te klein of geen sociaal netwerk (mantelzorg / familiaal

netwerk / vrienden edm) meer voor handen is. Dit is een problematiek die nog sterk zal

toenemen gelet op de „verwitting‟ (groep oudste ouderen). Overdag, maar vooral ‟s

avonds, ‟s nachts en tijdens het weekend is acute of ongeplande zorg en ADL-

ondersteuning niet voorhanden. Vaak geeft dit aanleiding tot een (onnodige /

oneigenlijke) plaatsing in een rust- en verzorgingstehuis (= duurdere woonzorgvorm

voor samenleving en de oudere zelf). Hierdoor worden de wachtlijsten van WZC‟s ook

onnodig vertekend en belast.

Deze problematiek wordt door alle woon-welzijn-zorgactoren bevestigd (mutualiteiten;

sociale huisvesting; thuiszorgdiensten), alsook door de diverse alarmcentrales

(Eurocross/ mutualiteiten met eigen centrales). Deze problematiek is niet specifiek voor

een stedelijke of landelijke omgeving (er is m.a.w. overal een probleem), echter in een

stedelijke omgeving worden we wel geconfronteerd met een groter en groeiend aantal

alleenstaande, hoogbejaarden.

Vanaf het najaar 2009 is er een wijkgericht „24u zorgsteunpunt‟ operationeel. Met dit

project worden verschillende doelstellingen nagestreefd. Het tracht in de eerste plaats

een antwoord te bieden op ontbrekende schakels door een professionele contactpersoon

voor PAS in te zetten. Ten tweede tracht het zicht te krijgen op aanwezige en

toekomstige PAS- en ADL-behoeften.

Beide vormen van ondersteuning maken het (langer) zelfstandig wonen zowel bij

ouderen als bij personen met een handicap mogelijk.

Het nieuwe project beoogt een transsectorale samenwerking en een win-win-situatie te

realiseren tussen de gehandicaptenzorg en de ouderenzorg, waarbij de beide

doelgroepen er beter van worden. Enerzijds zou de ADL-cluster op het Kiel, ouderen

(met PAS) die in de redelijke nabijheid wonen van de ADL-centrale, kunnen gaan helpen

en ondersteunen. Anderzijds zou het 24u Zorgsteunpunt, personen met een handicap

in de wijk (binnen redelijke afstand van het 24u ZSP) kunnen helpen en ondersteunen.

Het moet mogelijk zijn om met relatief niet zo veel bijkomende middelen, toch heel wat

meer personen met een ondersteuningsnood een individueel aangepaste zorg- en

bijstandverlening aan te reiken in hun eigen vertrouwde woning en omgeving.

Wanneer het project werkt, verwachten de betrokken partijen dat meer personen met

een handicap en ouderen zelfstandig en kwaliteitsvol thuis (eigen flat/ woning) zullen

kunnen blijven wonen in de vertrouwde buurt of wijk. Met relatief weinig bijkomende

financiële middelen zullen relatief veel meer zorgvragers geholpen kunnen worden. Men

hoopt om oneigenlijk gebruik van een residentiële voorziening / RVT-instelling te

Page 70: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

63

voorkomen of uit te stellen. Men verwacht ook een preventief effect ten overstaan van

vereenzaming (mogelijks zelfs depressie) en het langzaam verglijden in een toestand

van verhoogde kwetsbaarheid. Tot slot dient het project om een verhoogd gevoel van

veiligheid te creëren: hulp zal steeds bereikbaar en beschikbaar zijn.

Praktijkvoorbeeld 7: woonzorgzone OCMW Genk

In 2005 werd in opdracht van het OCMW in Genk een woonbehoeftenonderzoek

uitgevoerd bij 1000 senioren, waarin de wensen en noden voor nu en de toekomst op

vlak van wonen bevraagd werd. Een belangrijk aspect dat in dit onderzoek naar boven

kwam, was het belang om zo lang mogelijk thuis in de vertrouwde omgeving te kunnen

blijven wonen. Veel senioren willen in hun woonwijk blijven wonen zonder te moeten

verhuizen op latere leeftijd omwille van toegenomen zorgvragen.

In de aanbevelingen van het onderzoek kwam vervolgens het concept van

woonzorgzones aan bod, om op deze vraag van de senioren in te spelen. Met behulp van

het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) werd het concept van woonzorgzones

uitgewerkt om tot een „zorgvriendelijk Genk‟ te komen. In 2008 werd dit onderzoek

afgerond, waarna het OCMW van start kon gaan met de implementatie van de

aanbevelingen uit het onderzoek. Oudere Genkenaren moeten zo lang mogelijk, met de

nodige ondersteuning, in hun vertrouwde thuismilieu kunnen blijven. „Ageing in place‟

behoort tot de doelstellingen van het OCMW. Voor ouderen voor wie dit niet langer meer

mogelijk is, zorgt het OCMW voor een naadloze overgang naar de meest aangepaste

woonvorm.

Concreet werden er zes zones uitgetekend voor de stad Genk, waarvan nu één zone

geselecteerd is in functie van de ontwikkeling tot een zorgvriendelijke wijk. Voor elke

zone werden alle woon- en zorgvoorzieningen in kaart gebracht, om duidelijk zicht te

krijgen op welk aanbod er voor handen is en waar de leemtes zijn op vlak van het

aanbod.

Om tot een zorgvriendelijke wijk te komen, is samenwerking tussen verschillende

partners essentieel, zowel tussen de thuiszorg en de ouderenzorg, als tussen privé- en

publieke organisaties. Het OCMW fungeert als een motor om deze samenwerking tot

stand te laten komen, bijvoorbeeld via het betrekken van een overlegplatform voor

private woonzorgcentra bij het overleg of via het organiseren van denknamiddagen

waarop iedereen uitgenodigd wordt om te zoeken naar een antwoord op de vraag om

het concept „woonzorgzone‟ concreet te maken.

Het doelpubliek voor deze woonzorgzone is iedereen uit de wijk die zorg nodig heeft, van

senioren over gezinnen met jonge kinderen tot personen met een handicap. Zo wordt

binnen het overleg over de woonzorgzone ook de link gelegd met de adviesraad voor

personen met een handicap en het ballonplan (het beleidsplan met betrekking tot

personen met een handicap). Voorzieningen uit de sector gehandicaptenzorg zijn

evenwel niet betrokken in het project. Binnen de woonzorgzone die geselecteerd is voor

verdere uitwerking, is een project gestart (vzw Menos) waarbij samengewerkt wordt met

onder andere de geestelijke gezondheidszorg. Het project wil een keten van zorg

ontwikkelen die ouderen met dementie of psychiatrische problemen zo lang mogelijk

ondersteunt door specifieke zorgen aan te bieden.

Page 71: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

64

De samenwerking tussen de verschillende partners loopt tot zover goed, maar sommige

zaken zijn niet evident. De verschillende sectoren hebben een eigen cultuur, waardoor

samenwerking moeilijk tot stand kan komen zonder een mentaliteitswijziging. Zo wordt

bijvoorbeeld nagedacht over mogelijkheden om bepaalde zorgverstrekkingen die nu aan

huis gebeuren meer te centraliseren op één locatie. Voor sommige thuiszorgdiensten

betekent dit een hele ommezwaai.

Het ontwikkelen van woonzorgzones is een langetermijnproject. Er is ondertussen al heel

veel gebeurd in de ontwikkelingsfase, maar zichtbare resultaten kunnen alleen op

langere termijn gerealiseerd worden. Voor de partners is de samenwerking een

langzaam proces dat bovendien ook niet direct zichtbaar is voor de bevolking. De grote

meerwaarde van het project, namelijk de doelstelling om thuis ouder te kunnen worden,

blijft echter de grote motivatie om de woonzorgzones verder uit te bouwen.

f) dag- en/of vrijetijds-activiteitenaanbod uitwisselen

Praktijkvoorbeeld 8: LDC De zevenkamer en de Branding

Het lokaal dienstencentrum de Zevenkamer uit Heule, een thuiszorgvoorziening, stelt

zich open voor oudere personen met een verstandelijke of fysieke beperking uit de

Branding, een VAPH-voorziening in de buurt. De samenwerking bestaat erin dat een

klein groepje uit de Branding aansluit bij activiteiten van het dienstencentrum die

geschikt zijn voor personen met een verstandelijke of fysieke beperking. Vanuit de

Branding wordt extra ondersteuning voorzien om te kunnen deelnemen aan het reguliere

aanbod.

“Het is wel een voorwaarde geweest dat zij met hun begeleiders

wel mee moeten komen, want dat is een extra belasting naar ons

personeel toe en dat gaat ook niet dan. Dus dat is een duidelijk

afspraak geweest van in het begin eigenlijk.”

De samenwerking is ontstaan op vraag van de Branding, omdat zij moeilijkheden

ondervonden om geschikte dagbesteding aan te bieden aan de ouder wordende

personen met een handicap. Vanuit het integratiedenken was een samenwerking met

het dienstencentrum een geschikte oplossing.

“Vanuit de Branding werd de vraag gesteld, omdat zij het

probleem hebben dat de doelgroep senioren bij hen enorm aan

het groeien is de laatste jaren. En dat zij een stukje beperkt

worden in mogelijkheden qua aanbod voor die mensen.”

“Het gaat hem bij hen vooral om dagbesteding, omdat ze daar

met teveel waren, te dicht op elkaar gepakt. En omdat er een

heel groot verschil is tussen hun mensen, iemand die vijftig is en

iemand die zeventig, dat je in die gehandicaptensector wel een

groot verschil ziet daartussen. […] En omdat zij ook zeggen jullie

hebben de expertise in huis om om te gaan met die leeftijd.”

Volgens het dienstencentrum is de samenwerking een meerwaarde, zowel voor de

deelnemers als het personeel. De deelnemers uit de Branding krijgen een meer

aangepaste dagbesteding en het personeel kan kennis en expertise opdoen vanuit de

Page 72: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

65

andere sector. Ook voor de deelnemers van het dienstencentrum zelf kan de

samenwerking voor extra mogelijkheden zorgen.

“En dat is nu ook eigenlijk de eerste keer dat wij echt

samenwerken met de sector gehandicaptenzorg en tot nu toe is

dat positief en vind ik dat heel interessant. […] En wat ik ook heel

interessant vind is dat het niet enkel en alleen voor de doelgroep

is, maar dat je ook iets kunt aanbieden aan je personeel.”

“We hebben een grote uitwisseling tussen het personeel wat

betreft vorming. We ondersteunen hen daar voor een stuk in. Als

zij een interessante vorming hebben voor ons personeel, dan

bekijk ik voor wie van mijn collega‟s dit interessant kan zijn en

dan stuur ik onze mensen ook naar die vorming. En omgekeerd

gebeurt het ook, […] die uitwisseling van expertise.”

“Hoe meer we kunnen samenwerken, hoe liever […]. Je haalt er

je voordelen uit als dienstencentrum en je leert bij. Met heel veel

partners werken wij hier samen, […] omdat je veel meer kunt

realiseren. Hoe meer handen iets dragen, hoe gemakkelijker […].

Collega‟s van mij zeggen, we zien dat meer als een last, extra

werk, ik zie dat niet zo. In het begin ga je er inderdaad veel tijd

in stoppen, maar je haalt er ook dingen uit.”

Voor de medewerkers van het dienstencentrum zorgt de specifieke doelgroep soms wel

voor problemen, bv. om een geschikt dagaanbod te voorzien, dat ook toegankelijk is

voor een specifieke doelgroep. Vaak wordt nog vanuit de eigen doelgroep gedacht.

“Heel veel activiteiten worden hier gedragen door vrijwilligers,

ook op vlak van organisatie. Het is soms moeilijk om het hen uit

te leggen, hou er rekening mee, als je een wandeling organiseert,

er gaan enkele mensen mee van de Branding, en hun tempo…

Dan hoor je soms verzuchtingen als „moeten zij nu mee, moeten

wij ons dan nu aanpassen‟, dat is soms wel eens moeilijk.”

Praktijkvoorbeeld 9 : Project inclusieve vrijetijdsbesteding te Sint-Niklaas

Dit voorbeeld betreft een project dat gepland, maar nog niet gerealiseerd is.

In het kader van onderzoek (Van Puyenbroeck & Smits, 2008) werden ouderen,

mantelzorgers en welzijnswerkers bevraagd. De resultaten van deze bevraging

illustreerden dat de doelgroep niet alleen op vlak van wonen, maar ook op vlak van

dagbesteding en vrije tijd significante noden heeft. De betrokkenen in het onderzoek

waren sterk akkoord met de uitspraak dat aangepaste vrijetijdsbesteding voor ouder

wordende mensen met een verstandelijke beperking moeilijk te vinden is. Bovendien

gaven ze aan dat deze mensen zelden worden uitgenodigd voor seniorenactiviteiten, en

dat de participatie in seniorenverenigingen moeizaam verloopt. Op basis van deze

bevindingen hebben de stad Sint-Niklaas en het Regionaal Welzijnsoverleg Waasland

zich geëngageerd om een vrijetijdsproject voor de doelgroep op te starten.

Page 73: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

66

De doelstelling van het project is ervoor te zorgen dat ouder wordende mensen met een

handicap ingang vinden bij het gewone vrijetijdsaanbod voor senioren. Om dit op lokaal

niveau te realiseren faciliteert het project samenwerking tussen het vrijetijdsaanbod van

verschillende „actoren‟, namelijk de ouderenverenigingen, de woonzorg, de

voorzieningen/ initiatieven binnen de sector van het Vlaamse Agentschap voor personen

met een handicap, en het lokale bestuur van de stad Sint-Niklaas.

Het project is bij publicatie van het rapport nog niet van start gegaan. In de planning

voorziet men eerst de inventarisatie van de verenigingen, organisaties en voorzieningen

en de sleutelfiguren, vervolgens de inventarisatie van het aanbod in elke sectoren,

inclusief een sterkte/zwakte analyse van dit aanbod i.f.v. de doelgroep. De volgende

vragen zullen extra aandacht krijgen: tot welke leeftijd participeert men waar? Wanneer

wordt er afgehaakt? Waarom wordt er op dat moment afgehaakt? Kan dit worden

opgevangen? Op basis van gesprekken met betrokkenen zullen de mogelijkheden tot

samenwerking worden afgetast op vlak van verschillende speerpunten.

Een eerste belangrijke speerpunt is informatie-uitwisseling. Men wil een

activiteitenkalender tot stand brengen die voor elke voorziening of organisatie in de drie

betrokken sectoren toegankelijk is – zowel voor wat betreft het toevoegen van

activiteiten als het raadplegen ervan en het inschrijven. Een tweede speerpunt is

mobiliteit: zowel het lokale bestuur als de zorgvoorzieningen beschikken over

aangepaste vervoersmiddelen. Het is echter niet evident om alle mobiliteitsproblemen

van personen met een beperking te ondervangen met de beschikbare middelen.

Afstemming en coördinatie tussen de verschillende behoeften én middelen, over de

organisatie- en/of sectorale grenzen heen, moet bijdragen tot een maximaal rendement

van de beschikbare vervoersmogelijkheden. Een derde speerpunt zijn de

vrijetijdsactiviteiten zelf: drie betrokken actoren engageren zich om minstens één

activiteit te organiseren die opengesteld wordt voor ouder wordende personen met een

beperking. Deze initiatieven moeten enerzijds fungeren als voorbeeld of inspiratie en

anderzijds als leermoment. Een vierde speerpunt is de persoonlijke ondersteuning van

de deelnemers. Het project zal een pool van vrijwilligers aanleggen die een handje

kunnen helpen bij de inclusieve vrijetijdsactiviteiten.

g) Uitwisselen expertise en know-how d.m.v. wederzijdse bezoeken

Praktijkvoorbeeld 10: SEN, project „Gluren bij de buren‟

Een onderzoek in de regio Waasland (Van Puyenbroeck & Smits, 2008) toonde aan dat

er een behoefte bestond aan expertise-uitwisselingsmogelijkheden tussen aanbieders

uit de VAPH- en woonzorgsector. Op vraag van de werkgroep „Inclusieve zorg‟ van het

Regionaal Welzijnsoverleg Waasland nam het Steunpunt Expertise Netwerken (SEN vzw)

dit op met een bezoekenronde, getiteld „Gluren bij de buren‟. De bezoekenronde werd in

de loop van 2009 georganiseerd in Oost-Vlaanderen, daarna ook in West-Vlaanderen op

vraag van de ROG Themagroep „Ouder worden met een beperking‟.

De methodiek is gericht op het stimuleren van professioneel „voyeurisme‟ binnen en

tussen de betreffende sectoren (VAPH en woonzorg). „Gluren bij de buren‟ stelt de

hulpverleners op de werkvloer in staat om even ongegeneerd over het muurtje te gluren

Page 74: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

67

bij de collega‟s uit een andere dienst/voorziening/organisatie. De bedoeling is om „good

practices‟ te laten zien, creatieve oplossingen te stimuleren en regionale netwerking te

bevorderen.

Om de uitwisseling zo zinvol mogelijk te maken voor zowel de deelnemers als de

ontvangende organisatie is het concept op een professionele verder uitgewerkt door ad

hoc regionale werkgroepen en de SEN-coördinatoren. Op die manier is een

maatschappelijk draagvlak voor en door de betreffende sectoren ontstaan.

De rol van SEN in deze methodiek is als volgt. SEN verzorgt de nodige logistieke

omkadering zoals het opmaken en verspreiden van uitnodigingen, het afhandelen van de

inschrijvingen, enz. De provinciale SEN-coördinatoren bereiden de bezoeken voor met de

ontvangende organisaties. Ze dagen de deelnemers inhoudelijk en mentaal uit, zodat ze

niet enkel „gluren‟, maar ook participeren aan een (maatschappelijk) debat. SEN vraagt

aan de deelnemers om het bezoek voor te bereiden en te evalueren. De coördinatoren

verwerken de bezoeken tot rapporten die op regionale overlegplatformen ter sprake

komen. In die zin neemt SEN ook een signaliseringsfunctie op m.b.t. knelpunten tussen

VAPH en andere welzijnssectoren. Het concept van „Gluren bij de buren‟ kan op aanvraag

ook in andere Vlaamse regio‟s door SEN begeleid worden.

Page 75: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

68

4.2 Delphi-onderzoek

In dit deel van het rapport worden de resultaten van het laatste deel van het delphi-

onderzoek besproken. Via een vragenlijst werden de verschillende beleidsopties die

tijdens de focusgroepen aan bod kwamen, getoetst op hun wenselijkheid en

haalbaarheid bij een uitgebalanceerde, ruime groep van praktijk- en

ervaringsdeskundigen. De resultaten van de vragenlijst kunnen beschouwd worden als

een weerspiegeling van de mening van het werkveld.

4.2.1 De vragenlijst

In de vragenlijst (zie bijlage 6) werden zowel algemene als specifieke beleidsopties

bevraagd op vlak van wenselijkheid en haalbaarheid. Binnen de algemene beleidsopties

zijn de beleidsopties gegroepeerd in vijf modellen. Het eerste model bestaat uit

beleidsopties die uitgaan van samenwerking tussen sectoren. Het tweede model bevat

beleidsopties specifiek voor de sector gehandicaptenzorg en het derde model doet dit

specifiek voor de sector woonzorg. Het vierde model bestaat uit beleidsopties waarin de

ondersteuning van mantelzorg, zelfzorg of pleegzorg centraal staat. Het vijfde model

geeft enkele beleidsopties weer waarin de herziening van middelen en ondersteuning

aan bod komt. Bij de vijf modellen wordt eerst de algemene optie bevraagd (bv. „Om

ouder wordende personen met een handicap te ondersteunen, is opvang binnen de

sector gehandicaptenzorg wenselijk/haalbaar). Daarna volgen concrete opties binnen elk

model (bv. „Om ouder wordende personen met een handicap te ondersteunen, is

specifieke vorming van het personeel wenselijk/haalbaar).

Bij de specifieke beleidsopties wordt ten eerste een onderscheid gemaakt op basis van

de aard van de beperking. Ten tweede wordt de leefsituatie van de persoon met een

handicap in overweging genomen en ten derde worden ook de aard van de overgang

tussen verschillende zorgvormen gewikt.

Via een vijfpunten-Likertschaal konden de respondenten aangeven in welke mate ze

akkoord gaan met de wenselijkheid of haalbaarheid van de algemene en specifieke

beleidsopties. Na elke vraag was ook een mogelijkheid voorzien om opmerkingen of

bedenkingen te formuleren.

Tot slot werd aan de respondent gevraagd om de drie belangrijkste beleidsopties weer te

geven, waarbij zowel eigen opties als opties uit de vragenlijst konden meegegeven

worden.

4.2.2 Verspreiding vragenlijst

De vragenlijst werd midden december via post verstuurd naar een steekproef van

ongeveer 500 organisaties of voorzieningen. De steekproef werd verdeeld over de vier

Page 76: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

69

verschillende sectoren: de sector gehandicaptenzorg, de sector ouderenzorg, de sector

thuiszorg en de gebruikersorganisaties. Elke sector ontving ongeveer 125 vragenlijsten.

Binnen elke sector werd zo veel mogelijk rekening gehouden met de aanwezigheid van

de doelgroep in de verschillende voorzieningen. Op basis van cijfers van het VAPH over

de leeftijdsverdeling binnen de verschillende voorzieningen, cijfers van de

zorgverzekering, cijfers van het aantal plaatsen in de verschillende voorzieningen van

ouderenzorg, cijfers over het aantal voorzieningen binnen de thuiszorg, cijfers van de

inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met een handicap en

tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden werd een verdeelsleutel binnen de sectoren

zelf opgesteld. De provinciale cijfers van de zorgverzekering verschaften een indicatie

voor de verdeelsleutel tussen de provincies. Rekening houdende met de provinciale

verdeelsleutel en de sectorale verdeelsleutel werd de uiteindelijke verdeling binnen onze

steekproef vastgelegd, zoals weergegeven in tabel 1.

Op basis van de sociale kaart werden 491 voorzieningen of organisaties op toevallige

wijze geselecteerd. Na controle op dubbele selecties werden nog een vijftiental

voorzieningen vervangen. De vragenlijst werd medio december 2009 verstuurd. Op de

vragenlijst stond tevens een link naar de online versie. Begin januari 2010 werd een

herinnering gestuurd naar de steekproef via mail. Begin februari 2010 werd de

dataverzameling afgesloten.

Page 77: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

70

Sector Voorziening Sleutel binnen sector

Antwer-pen

Lim-burg

Oost-Vlaan-deren

Vlaams-Bra-bant

West-Vlaan-deren

TOTAAL

Thuiszorg

dienst voor gezins- en aanvullende thuiszorg 20,6% 6 4 6 4 5 25

dienst voor logistieke hulp 14,4% 4 3 4 3 4 17

dienst voor oppashulp 6,9% 2 1 2 1 2 8

dienst voor thuisverpleging 20,6% 6 4 6 4 5 25

dienst maatschappelijk werk ziekenfonds 11,3% 3 2 3 2 3 15

lokaal dienstencentrum 16,9% 5 3 5 3 4 20

regionaal dienstencentrum 6,9% 2 1 2 1 2 8

dienst voor gastopvang 1,3% 1 0 0 0 0 1

centrum voor herstelverblijf 1,3% 0 1 0 0 0 1

TOTAAL 100% 30 19 29 18 25 121

Ouderenzorg

dagverzorgingscentrum 1,9% 1 0 1 0 0 2

centrum voor kortverblijf 0,6% 0 0 1 0 0 1

serviceflats 16,9% 5 3 5 3 4 20

woonzorgcentrum 80,6% 24 14 24 14 20 100

TOTAAL 100% 31 18 31 18 24 123

Gehandicapten-zorg

thuisbegeleidingsdienst 4,0% 1 1 1 1 1 5

dienst voor pleegzorg/WOP 7,9% 2 1 2 1 2 8

dienst voor zelfstandig wonen 2,5% 1 0 1 0 1 3

dienst voor begeleid wonen 6,5% 2 1 2 1 2 8

dienst voor beschermd wonen 4,0% 1 1 1 1 1 5

dienst voor geïntegreerd wonen 0,0% 0 0 0 1 0 2

dagcentrum 6,1% 2 1 2 1 2 7

kortverblijf 0,6% 0 0 0 0 1 1

tehuis werkenden 7,1% 2 1 2 1 2 8

bezigheidstehuis 31,9% 9 6 9 6 8 38

nursingtehuis 29,2% 9 5 9 5 7 35

TOTAAL 100% 30 17 30 17 26 122

Ervarings-deskundigen

gebruikersorganisatie voor ouderen 20% 6 4 6 4 5 25

gebruikersorganisatie voor PMH 60% 18 11 18 11 15 74

gebruikersorganisatie voor mantelzorgers 20% 6 4 6 4 5 25

TOTAAL 100% 31 19 31 19 25 125

TOTAAL 122 73 122 73 101 491

Tabel 1: Verdeelsleutel van de verstuurde vragenlijsten

Page 78: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

71

4.2.3 Respons

De vragenlijst werd ingevuld door 37% van de steekproef. 3% heeft de vragenlijst

onvoldoende ingevuld, waardoor deze 14 vragenlijsten niet konden meegenomen

worden in de analyse. Een vragenlijst werd als onvoldoende ingevuld beschouwd als

enkel de persoonlijke gegevens waren ingevuld of als elke vraag hetzelfde antwoord

kreeg (bv. overal “volledig akkoord”). In totaal werden 170 vragenlijsten geanalyseerd,

wat neerkomt op ongeveer 34% van de 491 verstuurde vragenlijsten.

Figuur 1: Grootte respondentengroep en aard van de respons6

Tien deelnemers hebben toelichting gegeven bij het niet invullen van de vragenlijst. De

voornaamste reden was het niet in contact komen met de doelgroep van ouder

wordende personen met een handicap. Een andere reden betrof het ontvangen van meer

dan één vragenlijst, bijvoorbeeld door dubbele erkenningen of fusies tussen organisaties.

Van de voldoende ingevulde vragenlijsten werd 54% online ingevuld en 45% via post

teruggestuurd. 1% heeft een ingevulde vragenlijst ingescand en via mail verstuurd. De

onvoldoende ingevulde vragenlijsten zijn hoofdzakelijk online ingevuld.

We zien dat verschillende respondenten afgehaakt hebben naarmate ze in de vragenlijst

vorderden. De lengte van de vragenlijst kan hiervoor een verklaring zijn. Tevens zien we

dat de vragen naar haalbaarheid een lagere respons kennen dan de vragen naar

wenselijkheid. Uit de opmerkingen kunnen we afleiden dat de respondenten de vragen

over haalbaarheid moeilijker te beantwoorden vinden. Een belangrijk probleem dat

aangegeven wordt door de respondenten, is dat beide sectoren elkaar niet goed kennen,

waardoor deskundigen uit de ene sector de vragen over haalbaarheid bij de andere

sector niet (of moeilijk kunnen) invullen. Een andere moeilijkheid is dat een deel van de

respondenten de haalbaarheid van de opties als een opdracht voor de overheid ziet. Nog

6 De getallen in de figuren zelf geven absolute aantallen weer. In figuren waar relatieve aantallen gebruikt

worden, is dit expliciet vermeld en zijn er percentages weergegeven.

Page 79: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

72

een ander deel van de respondenten heeft de vraag verkeerd begrepen en dachten dit

onderdeel te mogen overslaan (“momenteel is het nog niet haalbaar”).

Ondanks het feit dat deze bevraging van het werkveld in functie van het beleid gebeurde

(wat doorgaans een grotere respons oplevert), zien we een relatief lage responsgraad in

dit onderzoek. Waarschijnlijk zal de lengte van de vragenlijst en de specificiteit van het

onderwerp meegespeeld hebben. In absolute termen is er zeker genoeg respons om de

mening van het werkveld weer te geven en duidelijke conclusies te trekken.

4.2.4 Beschrijving respondentengroep

4.2.4.1 Opleiding

In de 170 vragenlijsten werden in totaal 190 gevolgde opleidingen vermeld. We zien dat

de opleiding orthopedagogiek (zowel master als professionele bachelor) ongeveer 25%

uitmaakt van alle vermelde opleidingen. De opleiding sociaal werk is goed voor 23%. De

verpleegkundigen (bachelor en master) vormen samen 16% van de respondentengroep.

Er werden 15% andere (of specifiekere) opleidingen vermeld, waaronder licentiaat

medisch-sociale wetenschappen, sociaal en geriatrisch verpleegkundige, licentiaat

ziekenhuiswetenschappen of geneeskunde.

Figuur 2: Aantal gevolgde opleidingen van de respondenten

4.2.4.2 Sector

In de vragenlijst werd ook gevraagd tot welke sector de voorziening in kwestie behoort:

de zorg voor personen met een handicap (VAPH), de woonzorg voor oudere personen

(VAZG) of de vrijwillige/professionele vertegenwoordiging van ouderen of personen met

een handicap (gebruikersorganisaties). Omdat 7 van de 170 deelnemende organisaties

een erkenning hebben in verschillende sectoren (bv. een gebruikersorganisatie

uitgebouwd bij een residentiële voorziening), werd in totaal 177 keer een sector

aangeduid. De sector gehandicaptenzorg en woonzorg zijn ongeveer gelijk

Page 80: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

73

vertegenwoordigd in de respondentengroep, de gebruikersorganisaties zijn het minst

vertegenwoordigd.

Figuur 3: Aantal respondenten per sector

Wanneer we rekening houden met het feit dat de woonzorg ongeveer 250 vragenlijsten

ontvangen heeft (ouderenzorg en thuiszorg samen) en de sector gehandicaptenzorg

ongeveer 125 vragenlijsten, is er een duidelijk hogere responsgraad bij de sector

gehandicaptenzorg. Figuur 4 toont het relatief grote aandeel van de sector

gehandicaptensector in onze respondentengroep. Er zijn bijna dubbel zoveel

vragenlijsten uit de sector gehandicaptenzorg teruggekomen in vergelijking met de

andere sectoren.

In de verdere analyses houden we rekening met deze verschillende verhoudingen van de

sectoren in onze respondentengroep. Naast de rapportage van het algemeen oordeel van

„het werkveld‟ (over sectoren heen), zullen we telkens ook aangeven in hoeverre de

verschillende sectoren qua (relatieve) meningsverdeling overeenkomen of significant

verschillen.

Page 81: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

74

Figuur 4: Relatief aantal respondenten per sector

4.2.4.3 Doelgroep

Aan de respondenten werd gevraagd met welke doelgroep zij vertrouwd zijn. De

verschillende doelgroepen werden in totaal 513 keer vermeld door de respondenten.

Elke respondent heeft dus ongeveer 3 verschillende doelgroepen aangeduid. De meest

vermelde doelgroep is de groep van personen met een verstandelijke handicap, gevolgd

door hulpbehoevende ouderen. De minst vermelde doelgroep zijn personen met een

sensoriële beperking. Onder de open antwoordcategorie ‟andere doelgroepen‟ werden

vaak „personen met autisme‟ of „gezonde senioren‟ vermeld.

Figuur 5: Aantal respondenten die met een bepaalde doelgroep vertrouwd zijn

4.2.4.4 Voorziening

In totaal werden 27 verschillende soorten organisaties/voorzieningen opgesomd in de

vragenlijst. We hebben de volgende indeling gebruikt: thuiszorgvoorzieningen,

ouderenzorgvoorzieningen, ambulante voorzieningen uit de sector gehandicaptenzorg,

(semi-)residentiële voorzieningen uit de sector gehandicaptenzorg en

gebruikersorganisaties.

De respondenten hebben in totaal 297 affiliaties met organisaties/voorzieningen

aangeduid, wat neerkomt op een tweetal per respondent. 40% van de vermelde

affiliaties zijn voorzieningen met een (semi-) residentiële erkenning uit de sector

gehandicaptenzorg. Dit grote aantal is een gevolg van het reeds vermelde relatief

grotere aandeel van de sector gehandicaptensector in de respondentengroep, maar ook

deels toe te schrijven aan het grote aantal meervoudige erkenningen binnen deze

sector. Binnen de sector gehandicaptenzorg hebben 76 respondenten 157 voorzieningen

aangeduid. Binnen de woonzorg hebben 74 respondenten 108 voorzieningen aangeduid.

Page 82: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

75

Figuur 6: Aantal affiliaties van respondenten met een bepaalde groep van

organisaties/voorzieningen

a) Thuiszorgvoorzieningen

Wat de thuiszorgvoorzieningen betreft, zijn de diensten voor logistieke hulp, de lokale

dienstencentra en diensten voor gezins- en aanvullende thuiszorg het sterkst

vertegenwoordigd.

In vergelijking met de verdeelsleutel zijn de diensten voor logistieke hulp wat

oververtegenwoordigd (11 in plaats van 7), net zoals de lokale dienstencentra (10 in

plaats van 8), en diensten voor thuisverpleging ondervertegenwoordigd (7 in plaats van

10). De andere aantallen zijn in verhouding met de verdeelsleutel.

Figuur 7: Aantal affiliaties van respondenten met een bepaald type van

thuiszorgvoorziening

Page 83: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

76

b) Ouderenzorgvoorzieningen

De 39 participerende woonzorgcentra vertegenwoordigen 65% van het totaal aantal

deelnemende ouderenzorgvoorzieningen, wat hen de sterkst vertegenwoordigde groep

uit de woonzorg maakt (dus zowel binnen de thuis- als ouderenzorg). Het aandeel van

centra voor kortverblijf (11,6%) is veel hoger in vergelijking met de verdeelsleutel

(0,6%), wat te maken heeft met het feit dat een centrum voor kortverblijf gerealiseerd

wordt in een woonzorgcentrum.

Figuur 8: Aantal affiliaties van respondenten met een bepaald type van

ouderenzorgvoorziening

c) Ambulante voorzieningen uit de sector gehandicaptenzorg

Van de 38 deelnemende ambulante voorzieningen uit de sector gehandicaptenzorg,

vormen diensten beschermd wonen de helft. In vergelijking met de verdeelsleutel is hier

sprake van een oververtegenwoordiging (19 in plaats van 6). Deze vertekening is het

gevolg van dubbele erkenningen: in 13 gevallen zijn deze diensten beschermd wonen

(als enige ambulante erkenningsvorm) aangeduid in combinatie met een residentiële

voorziening.

Page 84: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

77

Figuur 9: Aantal affiliaties van respondenten met een bepaald type ambulante

voorziening binnen de sector gehandicaptenzorg

d) Residentiële voorzieningen binnen de sector gehandicaptenzorg

De bezigheidstehuizen zijn het sterkst vertegenwoordigd (35%) wat betreft de

residentiële voorzieningen in de sector gehandicaptenzorg. In vergelijking met de

verdeelsleutel zien we een oververtegenwoordiging van dagcentra (29 in plaats van 10),

opnieuw een gevolg van de meerdere erkenningen per voorziening in de sector. Slechts

vier dagcentra van de 29 hebben enkel een erkenning als dagcentrum aangevinkt.

Figuur 10: Aantal affiliaties van respondenten met een bepaald type van

(semi)residentiële voorziening in de sector gehandicaptenzorg

Page 85: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

78

e) Gebruikersorganisaties

Bij de gebruikersorganisaties zien we een perfecte overeenkomst met de verhoudingen

in de verdeelsleutel: 60% gebruikersorganisaties voor personen met een handicap, 20%

voor ouderen en 20% voor mantelzorgers.

Figuur 11: Aantal affiliaties van de respondenten met een bepaalde

gebruikersorganisatie

4.2.4.5 Functie

In totaal werden 168 functies vermeld. Vijf respondenten hebben dit onderdeel niet

ingevuld. Drie vragenlijsten werden dus met twee personen ingevuld of betrof een

respondent die twee functies combineerde. Zoals gevraagd in de instructies van de

vragenlijst, zijn de respondenten hoofdzakelijk mensen met functies op stafniveau. Bij

de antwoordcategorie „andere functies‟, zijn ook „voorzitter‟ of „bestuurslid‟ vermeld (bvb.

bij gebruikersorganisaties), „coördinator‟ (bvb. bij dagcentra) of „orthopedagoog‟ (bvb.

bij tehuizen).

Figuur 12: Aantal respondenten per functie

Page 86: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

79

4.2.4.6 Conclusie

Op basis van de uitgebreide analyse van de respondentengroep, kunnen we stellen dat

onze respondenten een goede mix vormen van de verschillende sectoren, zorgvormen,

voorzieningen, doelgroepen en functies die in contact komen met de doelgroep. We

merken op dat de relatief grotere aanwezigheid van de gehandicaptenzorg verrekend zal

worden bij een intersectorale vergelijking.

4.2.5 Uitgevoerde analyses

Vooraleer we ingaan op de resultaten van de bevraging, willen we kort ingaan op de

uitgevoerde analyses. De stellingen uit de vragenlijst (beleidsopties) werden zowel aan

een beschrijvende als aan een toetsende analyse onderworpen. De verdeling van de

meningen in de totale respondentengroep is beschrijvend geanalyseerd. Verschillen in

mening tussen de sectoren zijn statistisch getoetst. Om dit betrouwbaar te doen werd

een onderscheid gemaakt tussen de sector gehandicaptenzorg, de thuiszorg, de

ouderenzorg en de ervaringsdeskundigen. Op deze manier konden we een correctie

aanbrengen voor het relatieve overwicht van deelnemers uit de sector

gehandicaptenzorg.

De cijfermatige uitkomsten van de analyses kunnen terug gevonden worden in bijlage 7

(beschrijvende analyses), bijlage 8 (toetsende analyses) en – samengevat – doorheen

de rest van dit hoofdstuk. Voor de beschrijvende analyses hebben we gebruik

gemaakt van (relatieve) frequentieverdelingen per beleidsoptie en dit op een Likert

schaal met 5 punten, waarbij de modus (het vaakst voorkomend antwoord) een indicatie

geeft van de antwoordtendens. Daarnaast werden ook gemiddelden en

standaardafwijkingen berekend. Deze worden besproken in de tekst.

Uit de beschrijvende analyses bleek dat het aangewezen was om voor de toetsende

analyses gebruik te maken van niet-parametrische toetsen omwille van de vele links-

scheve antwoordverdelingen: voor de meeste beleidsopties lag het zwaartepunt van de

meningen vooral aan rechterzijde: akkoord (4/5) of helemaal akkoord (5/5). Bijkomend

argument is de eerder geringe variatie in de verdeling van meningen bij sommige opties.

De non-parametrische tegenhanger van de veel gebruikte variantie-analyse met één

groepsvariabele (in dit geval sector) is de Kruskal-Wallis test (H). Deze test maakt

gebruik van de rangorde van de deelnemers binnen de Likert verdeling. Met deze test

kan worden nagegaan of de vier sectoren significant van mening verschillen. Omwille

van de kleine aantallen bij de linkse staart van de verdeling, zijn voor de analyses de

categorieën “helemaal niet akkoord”, “eerder niet akkoord” en “neutrale houding”

samengebracht tot één categorie. Om vervolgens na te gaan welke specifieke sectoren

significant van elkaar verschillen en in welke richting (posthoc-test), hebben we gebruik

gemaakt van de Mann-Whitney-U-test (U). Deze test gebruikt de gemiddelde rangscores

van een groep ten opzichte van andere groepen7, en vergelijkt daarmee telkens twee

7 De „mean rank‟ van een groep is het gemiddelde van de (omgezette) rangscores van respondenten uit de

groep. De rangscores zijn omgezet op basis van de positie van de score in de totale groep.

Page 87: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

80

sectoren onderling. We gebruikten de Bonferroni-correctie8 om te corrigeren voor de

meervoudige toetsing.

Voor de laatste (open) vraag is een gemengde analyse gebruikt. Er werd gevraagd om

een top 3 op te stellen van beleidsopties, in volgorde van belangrijkheid. De

verschillende gesuggereerde beleidsopties zijn voor de analyse ondergebracht in een

twintigtal overkoepelende categorieën, waaraan een gewicht toegekend werd naargelang

de plaats in de top 3. Op die manier konden de twintig categorieën ook gerangschikt

worden volgens hun belangrijkheid.

4.2.6 Analyse van de algemene beleidsopties

Bij de bespreking van de vijf algemene beleidsopties (samenwerking – ondersteuning

sector gehandicaptenzorg – ondersteuning sector woonzorg – ondersteuning mantelzorg

– herziening middelen) wordt eerst de algemene vraag naar draagvlak voor het model

besproken en vervolgens wordt ingegaan op concrete opties binnen het model.

Bij de concrete opties staan we vooral stil bij opties die door alle sectoren als wenselijk

en haalbaar omschreven worden. We gaan dus op zoek naar opties die zowel hoog

scoren op wenselijkheid als op haalbaarheid en waar geen significant verschil

is tussen sectoren. Deze bespreken we onder de noemer „beleidsopties ondersteund

door de praktijk‟.

Daarnaast bespreken we ook de opties die wat minder ondersteund worden door de

verschillende sectoren. In enkele gevallen gaan we ook in op de beleidsopties die niet

ondersteund worden door de praktijk, namelijk wanneer een groot aantal respondenten

zich tegen de beleidsoptie heeft uitgesproken.

4.2.6.1 Model 1: samenwerking tussen sectoren

De algemene optie om de doelgroep te ondersteunen via samenwerking tussen sectoren,

kan op veel bijval rekenen (zie Figuur 13). Zeker de vraag over de wenselijkheid scoort

zeer hoog op een schaal van 5 (M=4.44)9. 53%, d.w.z. 90 van de 169 deelnemers, is

helemaal akkoord met de stelling dat samenwerking tussen sectoren wenselijk is. De

haalbaarheid wordt iets lager ingeschat, een kwart van de deelnemers is helemaal

akkoord, maar dit blijft wel een duidelijk positieve score hebben (M=3.96).

8 Correctie voor meervoudige toetsing, waarbij het significantieniveau gedeeld wordt door het aantal uitgevoerde

toetsen. 9 M = Mean, gemiddelde.

Page 88: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

81

Figuur 13: Wenselijkheid en haalbaarheid voor model 1 (“Om ouder wordende

personen met een handicap te ondersteunen, is samenwerking tussen de

gehandicaptenzorg en gewone ouderenzorg wenselijk/haalbaar”)

Er zijn geen significante verschillen tussen de meningen van de verschillende sectoren

omtrent samenwerking (wenselijkheid: H(3)=4.608, p=0.203; haalbaarheid:

H(3)=3.520, p=0.318). Wel zijn de ervaringsdeskundigen het meest enthousiast wat

betreft samenwerking tussen de sectoren (wenselijkheid: Mean rank=93.48;

haalbaarheid: Mean rank=86.98) en zijn de praktijkdeskundigen uit de ouderenzorg iets

gematigder positief (wenselijkheid: Mean rank=71.64; haalbaarheid: Mean rank=66.97).

Er zijn opvallend meer thuiszorgdeskundigen en ervaringsdeskundigen in de categorieën

“geen mening” en “blanco”, zeker in vergelijking met de verdeling van sectoren (zie

Figuur 4). De sector gehandicaptenzorg heeft deze vraag het meest ingevuld.

Figuur 14: Grootte en aard van de non-respons voor model 1

a) Beleidsopties ondersteund door de praktijk

Page 89: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

82

In functie van de onderzoeksvraag bekijken we de opties waarbij de wenselijkheid en

haalbaarheid hoog scoren (groen gemarkeerd in Tabel 2). Opties die laag scoren zijn

rood gemarkeerd. Significante verschillen tussen de sectoren zijn grijs gemarkeerd. De

criteria om te bepalen of een score hoog of laag is, zijn opgesteld op basis van de

gemiddeldes over alle algemene modellen heen.

Het uitwisselen van knowhow wordt als meest wenselijke en meest haalbare optie

beschouwd, maar er zijn echter wel duidelijke verschillen tussen de meningen van de

sectoren wat betreft de haalbaarheid (H(3)=21.892, p<0.001). De sector

gehandicaptenzorg is veel positiever dan de thuiszorg (U=592.0, p=0.001) of

ouderenzorg (U=535.0, p<0.001).

Het beschikbaar stellen van extra middelen is een optie die op veel bijval kan rekenen

van alle sectoren (H(3)=.299, p=0.960) wat betreft wenselijkheid (M=4.59). De

haalbaarheid wordt echter minder positief beoordeeld (M=3.62). Alle

praktijkdeskundigen (Mean rank=65.87, 65.05, 67.17, respectievelijk de sector

gehandicaptenzorg, thuiszorg en ouderenzorg) zijn minder positief gestemd, de

ervaringsdeskundigen zijn wat positiever (Mean rank=82.26), maar er is geen significant

verschil (H(3)=3.583, p=0.310) tussen de groepen.

De voorstellen over regionaal overleg (bijvoorbeeld over knelpuntdossiers), het

analyseren van de omgevingssituatie en het creëren van meer openheid en

samenwerkingsvaardigheden tussen sectoren, scoren hoog op haalbaarheid

(M=4.06, M=4.01, M=4.03). De wenselijkheid scoort wat lager in vergelijking met hoger

vermelde opties opties, maar blijft nog altijd hoog (M=4.22, M=4.27, M=4.38;

respectievelijk voor de optie over regionaal overleg, analyseren van de

omgevingssituatie en de optie over openheid en samenwerkingsvaardigheden). Tussen

de sectoren zijn geen significante verschillen (wenselijkheid: H(3)=2.376, p=0.498;

H(3)=3.179, p=0.365; H(3)=3.183, p=0.364, respectievelijk voor de optie over

regionaal overleg, de optie over het analyseren van de omgevingssituatie en de optie

over openheid en samenwerkingsvaardigheden. Haalbaarheid: H(3)=7.608, p=0.055;

H(3)=4.250, p=0.236; H(3)=6.812, p=0.078, respectievelijk voor de optie over

regionaal overleg, de optie over het analyseren van de omgevingssituatie en de optie

over openheid en samenwerkingsvaardigheden). De lage standaardafwijkingen tonen

bovendien dat er eensgezindheid is.

Page 90: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

83

Wenselijkheid

M (SD10

)

Haalbaarheid

M (SD)

SAMENWERKING TUSSEN SECTOREN 4,44 (0,75) 3,96 (0,90)

samen dagbesteding organiseren 3,76 (0,97) 3,74 (0,97)

trajectbegeleiding en/of geïntegreerd case-management 4,02 (0,88) 3,75 (0,97)

samen oproepbare hulp organiserena 3,92 (0,96) 3,75 (0,90)

het uitwisselen van knowhowb 4,64 (0,61) 4,37 (0,70)

regionaal overleg (bvb. over knelpuntdossiers) 4,22 (0,87) 4,06 (0,80)

het uitbouwen van sectoroverschrijdende crisishulpc 4,05 (0,97) 3,70 (0,93)

het openstellen van ADL-centrales voor alle ouderenc 3,97 (1,00) 3,74 (0,97)

uitbouwen van sectoroverschrijdende functie-uitwisselingc 4,26 (0,81) 3,94 (0,91)

het afstemmen van de regelgeving tussen beide sectoren 4,27 (0,81) 3,73 (0,93)

het regionaal/provinciaal coördineren van overleg 4,03 (0,90) 3,86 (0,94)

het beschikbaar stellen van extra middelen 4,59 (0,65) 3,62 (1,05)

persoonsgebonden budgetten los van de sector 3,79 (0,93) 3,41 (0,99)

reguleren chronische zorg binnen eenzelfde overheida 4,15 (0,85) 3,72 (0,93)

experimenteerprojecten los van de regelgeving 3,94 (0,92) 3,72 (0,91)

een analyse van de omgevingssituatie 4,27 (0,77) 4,01 (0,84)

openheid /samenwerkingsvaardigheden tussen sectoren 4,38 (0,69) 4,03 (0,79)

Gemiddelde 4,16 (0,84) 3,83 (0,91)

LEGENDE

sectoraal verschil voor wenselijkheid a

Wenselijkheid Haalbaarheid

sectoraal verschil voor haalbaarheid b

laagste gemiddeldes11

M≤3.80 M≤3.65

sectoraal verschil voor allebei c hoogste gemiddeldes M≥4.40 M≥4.00

Tabel 2: Gemiddeldes en standaardafwijkingen voor model 1.

b) Beleidsopties minder ondersteund door de praktijk

Het samen organiseren van dagbesteding wordt door alle sectoren (H(3)=.356,

p=0.949) als minder wenselijk beschouwd dan de andere opties (M=3.76). Ook het

invoeren van persoonsgebonden budgetten over sectoren heen wordt ook door alle

sectoren (wenselijkheid: H(3)=2.380, p=0.497; haalbaarheid: H(3)=3.319, p=0.345)

als minder wenselijk (M=3.79) en haalbaar (M=3.41) beschouwd. De opties worden

echter niet beschouwd als (helemaal) niet wenselijk of haalbaar, dus het betreft eerder

een verschil in enthousiasme voor deze optie in plaats van een negatieve houding.

c) Conclusie

Algemeen kunnen we bij model 1 stellen dat er vanuit het werkveld een duidelijk signaal

pro samenwerking komt, zoals blijkt uit de hoge quotering voor de algemene optie. Bij

de concrete opties zien we echter een minder duidelijk beeld naar voor komen: niet alle

10

SD = Standard Deviation, standaardafwijking. 11

De criteria zijn opgesteld op basis van het gemiddelde van alle gemiddeldes (wenselijkheid: M=4.16, haalbaarheid: M=3.75) van model 1 tot en met 5, rekening houdend met de links-scheve verdelingen.

Page 91: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

84

sectoren vinden dezelfde optie wenselijk (uitwisselen knowhow) of een bepaalde optie

wordt door de ene sector wat minder realistisch opgevat (meer middelen). Opties die wel

in de buurt van het criterium komen tonen aan dat samenwerking door de deskundigen

concreet vertaald wordt in het goed in kaart brengen (omgevingssituatie analyseren) en

afstemmen van het zorgaanbod tussen bestaande voorzieningen (regionaal overleg),

waarbij aandacht gegeven wordt aan een geschikte attitude om samen te werken

(openheid/samenwerkingsvaardigheden creëren). Structurele samenwerking, zoals

dagaanbod organiseren of persoonsgebonden budgetten over sectoren heen, wordt

minder enthousiast onthaald. Samenwerking wordt door de deskundigen gezien in het

licht van de huidige bestaande voorzieningen en sectoren, waarbij we ons de vraag

stellen of er niet eerder sprake is van het willen versterken van de eigen voorziening aan

de hand van de samenwerking (cf. de duidelijke wens van de gehandicaptenzorg om

knowhow uit te wisselen).

Het verschil tussen sectoren blijkt bij veel opties gebaseerd op een heel positieve

houding bij de ervaringsdeskundigen en een minder positieve houding bij de

ouderenzorg. Vanuit het oogpunt van de ervaringsdeskundigen is het begrijpelijk dat een

goede coördinatie van de zorg voor hen een duidelijke meerwaarde vormt. De neutralere

beoordeling van samenwerking door de ouderenzorg kan betekenen dat deze sector

meer ondersteuning en faciliterende maatregelen nodig heeft om tot samenwerking te

komen.

Hoewel de meningen rond samenwerking duidelijk positief zijn, wordt bij de

opmerkingen vaak benadrukt dat dit niet de enige optie kan zijn die door het beleid

ondersteund wordt. De grote diversiteit van de doelgroep vraagt namelijk om een

meersporenbeleid, aldus een aantal respondenten.

4.2.6.2 Model 2: ondersteuning binnen de sector gehandicaptenzorg

De algemene optie om de doelgroep te ondersteunen binnen de sector

gehandicaptenzorg, wordt net als de eerste optie heel positief beoordeeld. Ook hier

wordt de haalbaarheid wat lager geschat (M=4.09) dan de wenselijkheid (M=4.50),

maar het betreft nog altijd een positieve beoordeling. 52%, d.w.z. 89 van de 169

deelnemers, is helemaal akkoord met de wenselijkheid van de optie, bij de haalbaarheid

is dat nog de helft daarvan.

Page 92: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

85

Figuur 15: Wenselijkheid en haalbaarheid voor model 2 (“Om ouder wordende

personen met een handicap te ondersteunen, is ondersteuning binnen de

gehandicaptenzorg wenselijk/haalbaar”)

Er is een duidelijk sectoraal verschil in de beoordeling van de optie. De sector

gehandicaptenzorg is veel enthousiaster om de doelgroep zelf op te vangen dan de drie

andere sectoren. Zeker wat betreft wenselijkheid is de sector gehandicaptenzorg meer

overtuigd (H(3)=17.111, p=0.001) dan de ouderenzorg (U=688.0, p<0.001) en

thuiszorg (U=540.0, p=0.001), maar ook bij haalbaarheid zien we bij de sector

gehandicaptenzorg een positievere beoordeling (H(3)=12.343, p=0.006) die significant

verschilt van de thuiszorg (U=425.0, p=0.003). Figuur 16 en 1712 tonen een duidelijk

overwicht van de categorie “helemaal akkoord” bij de sector gehandicaptenzorg. Of

aldus een respondent, “een oude boom verplant men niet”.

Figuur 16: Wenselijkheid voor model 2, volgens sector

12

De figuren tonen relatieve verdelingen, zodat gecorrigeerd wordt voor de verschillende aantallen. De getallen vermeld in de figuren zijn de absolute aantallen van de verdeling.

Page 93: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

86

Figuur 17: Haalbaarheid voor model 2, volgens sector

De respondenten die deze vraag blanco lieten of met geen mening beantwoordden,

betreffen hoofdzakelijk respondenten uit de ouderenzorg en thuiszorg. In de

opmerkingen werd dit ook vaak geduid: de respondent heeft geen zicht op de werking

van een andere sector. Figuur 18 toont de lagere non-respons van de sector

gehandicaptenzorg (VAPH), zeker in vergelijking met hun relatief aantal in de steekproef

(zie vorige: Figuur 4).

Figuur 18: Grootte en aard van de non-respons voor model 2

a) Beleidsopties ondersteund door de praktijk

In Tabel 3 worden de resultaten van de analyses voor de specifieke beleidsopties

weergegeven. De optie die zowel bij wenselijkheid (M=4.66) als bij haalbaarheid

(M=4.39) de positiefste reactie oplevert, is het aanbieden van specifieke vorming voor

Page 94: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

87

het personeel. Hier blijkt echter een sectoraal verschil te spelen (H(3)=11.458,

p=0.009): de sector gehandicaptenzorg (Mean rank=54.54) vindt dit veel wenselijker

dan de ouderenzorg (Mean rank=40.50; U=768.0, p=0.004).

Er zijn een aantal opties die hoog scoren qua wenselijkheid, maar helaas (nog) niet

haalbaar zijn volgens de praktijk. Net als bij model 1, is het beschikbaar stellen van

extra middelen een optie die op veel bijval kan rekenen van alle sectoren wat betreft

wenselijkheid (M=4.58; H(3)=.412, p=0.938). Ook de minder positieve inschatting van

de haalbaarheid van deze optie wordt door alle sectoren gedragen (M=3.72;

H(3)=2.260, p=0.520). Ook het investeren in verpleegkundige en medische zorg is

wenselijk volgens de sectoren (M=4.49; H(3)=4.716, p=0.194), maar is iets minder

haalbaar (M=3.97; H(3)=.7226, p=0.868). Ook het creëren van extra plaatsen voor de

doelgroep wordt door de sectoren als wenselijk gezien (M=4.57; H(3)=3.560, p=0.313),

maar ook bij deze optie schatten alle sectoren de haalbaarheid een stuk lager in

(M=3.69; H(3)=1.653, p=0.647). De vier sectoren zijn ook positief wat betreft de

noodzaak van een maatschappelijk draagvlak voor de extra omkadering (M=4.47;

H(3)=.651, p=0.885). Ook hier is men eerder gematigd wat betreft de haalbaarheid van

de optie (M=3.77; H(3)=2.049, p=0.562).

Daarnaast zijn er drie opties die hoog scoren op haalbaarheid, en een betrekkelijk goede

score halen op wenselijkheid. Het uitbouwen van expertise in palliatieve zorg

(M=4.11), het uitbouwen van expertise in dementie (M=4.17) en het inschakelen van

thuisverpleging in de residentiële gehandicaptenzorg (M=4.05) worden als

haalbaar beschouwd. Van de laatste optie is enkel de gehandicaptenzorg sterk overtuigd

(H(3)=34.045, p<0.001) en is er een significant verschil met alle andere sectoren ook

op vlak van wenselijkheid (H(3)=25.441, p<0.001).

Page 95: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

88

Wenselijkheid M (SD)

Haalbaarheid M (SD)

ONDERSTEUNING BINNEN GEHANDICAPTENZORGc 4,50 (0,70) 4,09 (0,85)

investeren in verpleegkundige en medische zorg 4,49 (0,73) 3,97 (0,82)

differentiëren via homogene leeftijdsgroepen a 3,74 (1,06) 3,75 (0,87)

het uitbouwen van eigen expertise in palliatieve zorg 4,34 (0,90) 4,11 (0,90)

thuisverpleging in residentiële gehandicaptenzorgc 4,34 (0,95) 4,05 (0,98)

een specifieke setting voor de doelgroep binnen de regio 3,66 (1,11) 3,45 (0,90)

het ontwikkelen van eigen expertise rond dementie 4,39 (0,78) 4,17 (0,84)

verpleegkundige bevoegdheden voor ADL-assistenta 3,82 (1,12) 3,61 (0,96)

een minder activerende begeleidingsvisiec 3,49 (1,10) 3,85 (0,89)

gelijkwaardige verloning personeel over sectoren heen 4,30 (0,85) 3,72 (1,00)

het beschikbaar stellen van extra middelen 4,58 (0,58) 3,72 (0,99)

schaalvergroting van voorzieningena 3,27 (1,12) 3,19 (1,05)

het afschaffen van de inschrijvingsgrens van 65 jaar 3,99 (1,07) 3,71 (1,04)

specifieke vorming voor het personeela 4,66 (0,51) 4,39 (0,68)

een snellere wijziging van erkenningsvorm 4,37 (0,79) 3,74 (0,96)

een opleiding met verpleeg- en begeleidkundige aspecten 4,34 (0,78) 3,95 (0,85)

maatschappelijk draagvlak voor extra nodige omkadering 4,47 (0,63) 3,77 (0,84)

het creëren van extra plaatsen voor de doelgroep 4,57 (0,64) 3,69 (0,92)

Gemiddelde 4,18 (0,86) 3,83 (0,91)

LEGENDE

sectoraal verschil voor wenselijkheid a

Wenselijkheid Haalbaarheid

sectoraal verschil voor haalbaarheid b

laagste gemiddeldes M≤3.80 M≤3.65

sectoraal verschil voor allebei c hoogste gemiddeldes M≥4.40 M≥4.00

Tabel 3: Gemiddeldes en standaardafwijkingen voor model 2

b) Beleidsopties minder ondersteund door de praktijk

De optie die als minder wenselijk (M=3.27) en haalbaar (M=3.19) wordt beschouwd

betreft de schaalvergroting van voorzieningen. Er is een sectoraal verschil wat betreft

wenselijkheid (H(3)=8.638, p=0.035), waaruit blijkt dat de gehandicaptenzorg een

significant negatievere mening heeft in vergelijk met de thuiszorg (U=535.0, p=0.006).

We moeten ons als onderzoekers hier echter de vraag stellen of er geen sprake is van

begripsverwarring. Schaalvergroting kan op verschillende niveaus spelen: op niveau van

het beleid van de voorziening of op niveau van de cliënt. Dit laatste botst met de

principes van inclusief en kleinschalig wonen die de laatste jaren opgang hebben

gemaakt in de sector gehandicaptenzorg. De eerste definiëring kan, zoals blijkt uit

praktijkvoorbeeld 1 van De Lovie, een meerwaarde bieden voor het flexibel omgaan met

diverse doelgroepen. Vanuit dit oogpunt werd de optie dan ook in de vragenlijst

opgenomen.

Page 96: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

89

Ook de optie over uitbouwen van een specifieke setting binnen de regio wordt wat

minder wenselijk (M=3.66) en haalbaar (M=3.45) geacht door alle sectoren (wenselijk:

H(3)=2.987, p=0.394; haalbaar: H(3)=3.949, p=0.267).

De wenselijkheid van een minder activerende begeleidingsvisie in de sector

gehandicaptenzorg scoort ook minder hoog (M=3.49) en er is bovendien een sectoraal

verschil (H(3)=14.869, p=0.040): de ouderenzorg vindt dit veel minder wenselijk dan de

sector gehandicaptenzorg zelf (U=598.0, p=0.006). De sector gehandicaptenzorg vindt

dit ook significant haalbaarder dan de thuiszorg (U=262.0, p=0.006) en de ouderenzorg

(U=353.0, p=0.001).

c) Conclusie

Bij deze vraag is het niet eenvoudig om een optie te vinden die hoog scoort op

wenselijkheid en haalbaarheid en door alle sectoren ondersteund wordt. Vaak scoort

haalbaarheid van de optie een heel stuk lager dan de wenselijkheid (extra middelen,

medische zorg, extra plaatsen, maatschappelijk draagvlak) of is de sector

gehandicaptenzorg positiever (vorming personeel, thuisverpleging in residentiële

gehandicaptenzorg) of negatiever (schaalvergroting) dan de andere sectoren. We stellen

vast dat de sector gehandicaptenzorg vragende partij is om de doelgroep zelf te

ondersteunen en vooral via het opbouwen van expertise binnen de bestaande

voorzieningen. Opties die qua beoordeling in de buurt komen van het criterium

verwoorden ongeveer hetzelfde (bv. stelling rond expertise opbouwen over

dementie/palliatieve zorgen). Opties die iets aan de structuur van de voorziening

veranderen, zoals een specifieke setting of schaalvergroting, kunnen op minder

goedkeuring rekenen van de sector zelf.

4.2.6.3 Model 3: ondersteuning binnen de woonzorg

De algemene optie over ondersteuning van ouder wordende personen met een handicap

binnen de woonzorg wordt positief beoordeeld, maar minder sterk dan de twee vorige

opties. Ongeveer 35% is helemaal akkoord met de wenselijkheid van deze optie

(M=3.99) en slechts 14% is helemaal akkoord met de haalbaarheid van deze optie

(M=3.59).

Page 97: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

90

Figuur 19: Wenselijkheid en haalbaarheid model 3 (“Om ouder wordende

personen met een handicap te ondersteunen, is ondersteuning binnen de

woonzorg wenselijk/haalbaar”)

Er is een verschil tussen de sectoren wat de wenselijkheid van de optie betreft

(H(3)=17.266, p=0.001), zoals ook blijkt uit Figuur 20. De sector gehandicaptenzorg is

significant minder enthousiast over het ondersteunen van de doelgroep in de woonzorg

dan de thuiszorg (U=425.5, p=0.001) en de ouderenzorg (U=520.5, p=0.002).

Figuur 20: Wenselijkheid voor model 3, volgens sector

In tegenstelling tot model 2, is het niet zo dat de categorieën „blanco‟ en „geen mening‟

voornamelijk uit respondenten uit de andere professionele sectoren bestaan. Het is wat

betreft wenselijkheid, vooral de ouderen- en thuiszorg zelf die geen antwoord gegeven

hebben op deze vraag relatief gezien. Wat betreft de haalbaarheid is de non respons van

de respondenten uit de sector gehandicaptenzorg ook lager dan voor de andere

Page 98: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

91

sectoren. Voor de haalbaarheid is het relatief gezien vooral de non respons van de

ervaringsdeskundigen die hoger is.

Figuur 21: Grootte en aard van de non-respons voor model 3

a) Beleidsopties ondersteund door de praktijk

Wanneer we de specifieke opties in Tabel 4 bekijken, valt op dat de gemiddeldes voor

wenselijkheid hoger liggen dan deze uit model 1 en 2. Hoewel de algemene vraag

minder bijval kent, kunnen de specifieke opties dus wel op de goedkeuring rekenen van

de sectoren. Er zijn ook minder significante verschillen tussen de sectoren te bemerken

dan in vorige modellen. De scores voor haalbaarheid liggen echter lager dan bij model 2

en 3.

De optie die zowel als meest wenselijk (M=4.58) en meest haalbaar (M=4.18)

beschouwd wordt, is het aanbieden van meer specifieke vorming voor het

personeel. Alle sectoren zijn het daar zelfs over eens (wenselijk: H(3)=1.123,

p=0.771; haalbaar: H(3)=2.735, p=0.434).

Ook de opties over het ontwikkelen van eigen expertise rond zorg voor gehandicapten

(wenselijk: M=4.43; H(3)=2.922, p=0.404. Haalbaar: M=4.01; H(3)=4.571, p=0.206)

en het inrichten van een opleiding met zowel verpleeg- als begeleidkundige aspecten

(wenselijk: M=4.43; H(3)=1.359, p=0.715. Haalbaar: M=4.01; H(3)=5.963, p=0.113)

krijgen een positieve beoordeling van alle sectoren wat betreft haalbaarheid en

wenselijkheid.

De opties betreffende meer aangepaste begeleiding naast het aanbieden van zorg, het

creëren van extra plaatsen voor de doelgroep en het beschikbaar stellen van extra

middelen kunnen op veel bijval rekenen wat betreft wenselijkheid (begeleiding:

M=4.49, plaatsen: M=4.40, middelen: M=4.48) en dit zonder grote verschillen tussen

sectoren (H(3)=1.963, p=0.580; H(3)=2.263, p=0.520; H(3)=4.893, p=0.180,

respectievelijk voor begeleiding, plaatsen en middelen). De haalbaarheid wordt echter

een stuk lager ingeschat (begeleiding: M=3.79, plaatsen: M=3.73, middelen: M=3.69)

Page 99: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

92

door alle sectoren (H(3)=4.921, p=0.178; H(3)=8.388, p=0.039; H(3)=3.041, p=0.385,

respectievelijk voor begeleiding, plaatsen en middelen).

Wenselijkheid M (SD)

Haalbaarheid M (SD)

ONDERSTEUNING BINNEN WOONZORGa 3,99 (1,18) 3,59 (1,02)

een uitgebreider dagaanbod 4,26 (0,76) 3,72 (0,95)

meer aangepaste begeleiding naast aanbieden van zorg 4,49 (0,64) 3,79 (0,95)

eigen expertise ontwikkelen rond gehandicaptenzorg 4,43 (0,71) 4,01 (0,81)

dit vooral binnen thuiszorgvoorzieningenc 4,03 (0,87) 3,61 (0,89)

dit vooral binnen ouderenvoorzieningen 4,09 (0,86) 3,78 (0,85)

trajectbegeleiding en/of geïntegreerd case-management 3,96 (0,86) 3,59 (0,85)

meer begeleidend/agogisch personeela 4,38 (0,73) 3,82 (0,89)

het creëren van extra plaatsen voor de doelgroep 4,40 (0,74) 3,73 (0,94)

het beschikbaar stellen van extra middelen 4,48 (0,67) 3,69 (0,90)

zakgeld zoals in residentiële gehandicaptenzorg 3,99 (0,96) 3,39 (0,78)

gelijkwaardige verloning voor personeel over sectoren 4,33 (0,84) 3,76 (0,93)

meer specifieke vorming voor het personeel 4,58 (0,60) 4,18 (0,72)

een opleiding met verpleeg- en begeleidkundige aspecten 4,43 (0,72) 4,01 (0,79)

afschaffen leeftijdsgrens 65 jaar 4,12 (1,00) 3,75 (1,02)

Gemiddelde 4,26 (0,81) 3,76 (0,89)

LEGENDE

sectoraal verschil voor wenselijkheid a

Wenselijkheid Haalbaarheid

sectoraal verschil voor haalbaarheid b

laagste gemiddeldes M≤3.80 M≤3.65

sectoraal verschil voor allebei c hoogste gemiddeldes M≥4.40 M≥4.00

Tabel 4: Gemiddeldes en standaardafwijkingen voor model 3

b) Beleidsopties minder ondersteund door de praktijk

De sectoren zijn het eens over twee minder haalbare opties, namelijk het organiseren

van trajectbegeleiding (M=3.59; H(3)=2.831, p=0.418) en het aanbieden van

hetzelfde gegarandeerd zakgeld als in de residentiële voorzieningen van de sector

gehandicaptenzorg (M=3.39; H(3)=1.567, p=0.667). Ook de wenselijkheid scoort lager

in vergelijking met de andere opties binnen dit model, maar is in vergelijking met de

laagste scores bij model 1 en 2 betrekkelijk hoog (zie Tabel 2 en 3).

Het duidelijkste verschil tussen sectoren betreft het verkiezen van de

thuiszorgvoorzieningen om de doelgroep op te vangen binnen de woonzorg

(wenselijk: H(3)=12.526, p=0.006; haalbaar: H(3)=14.963, p=0.002). De

thuiszorgsector is hier significant positiever over dan de ouderenzorgsector (U=216.0,

p=0.004) en de sector gehandicaptenzorg (U=384.0, p=0.008) wat betreft

wenselijkheid. De ervarings-deskundigen zijn significant positiever dan de ouderenzorg

Page 100: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

93

(U=58.5, p<0.001) en de sector gehandicaptenzorg (U=104.0, p=0.003) wat betreft

haalbaarheid.

Een ander sectoraal verschil is terug te vinden bij de optie over de wenselijkheid van

meer begeleidend of agogisch personeel in de woonzorg. Ervaringsdeskundigen

staan heel wat gematigder ten opzichte van de wenselijkheid van deze optie dan de

thuiszorg (U=177.0, p=0.009) en de ouderenzorg (U=205.0, p=0.007).

c) Conclusie

Hoewel de algemene vraag naar ondersteuning van de doelgroep binnen woonzorg

minder positief scoort, kunnen heel wat concrete opties toch op veel instemming

rekenen. Er is wel meer werk aan de winkel wat betreft haalbaarheid voor de opvang

van de doelgroep in de woonzorg.

De opties die zowel door de verschillende sectoren ondersteund worden en tegelijk

wenselijk als haalbaar beschouwd worden, zijn de opties over vorming voor het

personeel, expertise opbouwen en een specifieke opleiding. Dit sluit aan bij wat zowel bij

de optie over ondersteuning binnen de sector gehandicaptenzorg naar boven kwam: de

nadruk ligt op het ontwikkelen van eigen expertise en vaardigheden binnen

bestaande voorzieningen. Opnieuw merken we dus meer voorkeur voor opties die

geen radicale veranderingen aanbrengen aan het huidige kader van zorg, als we onze

strikte criteria hanteren.

Uit de opmerkingen van de respondenten wordt duidelijk dat het vierde model als

geschikt gezien wordt voor oudere wordende personen met een handicap die al inclusief

woonden of nog altijd thuis woonden. Voor personen met een diep of ernstige mentale

handicap wordt deze optie als minder aangewezen beschouwd en blijven de

voorzieningen uit de sector gehandicaptenzorg noodzakelijk.

4.2.6.4 Model 4: ondersteuning voor mantel/zelf/pleegzorg

De algemene optie om de mantel-, zelf- en pleegzorgers te ondersteunen, kan op veel

bijval rekenen. 43%, d.w.z. 73 van de 169 deelnemers, gaat helemaal akkoord met de

wenselijkheid van deze stelling (M=4.34). De haalbaarheid scoort opnieuw lager

(M=3.93): 21% is helemaal akkoord. Zowel qua wenselijkheid (H(3)=3.719, p=0.293)

als haalbaarheid (H(3)=1.543, p=0.672) is er geen sectoraal verschil.

Page 101: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

94

Figuur 22: Wenselijkheid en haalbaarheid model 4 (“Om ouder wordende

personen met een handicap te ondersteunen, is het bieden van meer

ondersteuning aan zelf-/mantel-/pleegzorgers wenselijk/haalbaar”)

Bij de non-respons zijn er verhoudingsgewijs opnieuw meer deskundigen uit de

ouderenzorg. Bij de haalbaarheid zien we ook een stijging van het aantal

ervaringsdeskundigen.

Figuur 23: Grootte en aard van de non-respons voor model 4

a) Beleidsopties ondersteund door de praktijk

Zowel de algemene optie als de concrete opties vertonen geen enkel significante

verschillen tussen de sectoren (zie bijlage 2 voor overschrijdingskansen). Bovendien zien

we ook dat bij alle concrete opties de grootste groep respondenten helemaal akkoord is

met de wenselijkheid van de voorgestelde opties (tussen 30% en 55%) en er geen

enkele optie laag scoort qua wenselijkheid (M≥4.11). De haalbaarheid tempert dit

optimisme echter met duidelijk lagere scores (M≤4.11). In vergelijking met de vorige

modellen, is de gemiddelde haalbaarheid het laagste.

Page 102: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

95

Wenselijkheid

M (SD) Haalbaarheid

M (SD)

ONDERSTEUNING AAN MANTEL/ZELF/PLEEGZORG 4,34 (0,89) 3,93 (0,94)

meer oproepbare hulp 4,43 (0,73) 4,11 (0,79)

het garanderen van crisishulp in crisissituaties 4,53 (0,68) 3,70 (0,90)

het vereenvoudigen van de administratie 4,53 (0,65) 4,11 (0,79)

het oprichten van informatiepunten 4,24 (0,88) 4,00 (0,84)

het toegankelijk maken van de thuisomgeving 4,55 (0,66) 3,92 (0,84)

het uitbreiden van dienstencheques naar zorgcheques 4,26 (0,95) 3,71 (0,97)

het helpen uitbouwen van sociale netwerken 4,45 (0,67) 3,82 (0,84)

investeren in vrijwilligerswerkingen binnen thuiszorg 4,34 (0,79) 3, 83 (0,95)

het beperken van de wachttijden in beide sectoren 4,63 (0,57) 3,32 (1,05)

garanderen van betaalbaarheid van intensievere thuiszorg 4,60 (0,63) 3,47 (0,94)

een analyse van de omgevingssituatie 4,33 (0,77) 3,95 (0,78)

systematisch opvolgen (oudere) mantelzorgers 4,26 (0,78) 3,60 (0,91)

vlotte doorstroming van ambulante naar residentiële zorg 4, 65 (0,59) 3,63 (0,98)

uitbreiding van diensten voor pleegzorg/gastopvang/WOP 4,11 (0,90) 3,41 (0,93)

uitbreiding van aanpasbare en/of toegankelijke woningen 4,52 (0,71) 3,78 (0,92)

Gemiddelde 4,42 (0,74) 3,77 (0,90)

LEGENDE

sectoraal verschil voor wenselijkheid a

Wenselijkheid Haalbaarheid

sectoraal verschil voor haalbaarheid b

laagste gemiddeldes M≤3.80 M≤3.65

sectoraal verschil voor allebei c hoogste gemiddeldes M≥4.40 M≥4.00

Tabel 5: Gemiddeldes en standaardafwijkingen voor model 4

Twee opties die zowel op een hoge score bij wenselijkheid en haalbaarheid kunnen

rekenen, zijn het aanbieden van meer oproepbare hulp (wenselijk: M=4.43, haalbaar:

M=4.11) en het vereenvoudigen van de administratie (wenselijk: M=4.53, haalbaar:

M=4.11).

De meest wenselijke optie (M=4.65) is het garanderen van een vlotte doorstroming

van ambulante naar residentiële zorg, maar deze optie wordt veel minder haalbaar

bevonden (M=3.63). Daarnaast zijn er nog twee opties die ook een heel hoge score

behalen bij wenselijkheid, namelijk het beperken van de wachttijden in beide

sectoren (M=4.63) en het garanderen van de betaalbaarheid van intensievere

thuiszorg (M=4.60), maar deze opties scoren heel wat minder bij haalbaarheid

(M=3.32 en M=3.47, respectievelijk voor beperken wachttijden en betaalbaarheid

intensievere thuiszorg).

Het garanderen van crisishulp in crisissituaties, het toegankelijk maken van de

thuisomgeving, het helpen uitbouwen van sociale netwerken en de uitbreiding van

Page 103: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

96

aanpasbare of toegankelijke woningen scoren ook hoog qua wenselijkheid

(M≥4.40), maar hebben een eerder gemiddelde score op haalbaarheid (M≤4.00).

Het oprichten van informatiepunten is dan weer een optie die haalbaar geacht wordt

(M=4.00), maar een meer gemiddelde score behaalt op wenselijkheid (M=4.24).

De optie die iets minder enthousiast onthaald wordt (maar nog steeds wenselijk kan

beschouwd worden: M=4.11), is het uitbreiden van diensten voor

pleegzorg/gastopvang/WOP. Een respondent merkt op dat deze diensten

uitgebouwd zijn voor een specifieke doelgroep, wat een verklaring kan zijn van de lagere

score bij deze algemene formulering. De betrekkelijke onbekendheid van de werking van

deze diensten, zoals we als onderzoekers zelf ervaren hebben tijdens het gesprek in de

ambulante focusgroep, kan hieri ook in meespelen.

b) Conclusie

Bij de concrete opties valt de unanimiteit tussen de verschillende sectoren en over de

verschillende opties heen duidelijk op: ze zijn allemaal wenselijk, maar niet erg

haalbaar. We kunnen hieruit afleiden dat er een duidelijke nood is aan

ondersteuning van mantel/zelf/pleegzorgers, zowel volgens professionelen als

ervaringsdeskundigen, en bijna ongeacht de concrete uitwerking van deze

optie. Het organiseren van meer oproepbare hulp en het vereenvoudigen van de

administratie zijn de enige twee opties die voldoen aan ons criterium en dus als haalbaar

beschouwd worden door de respondenten. Ze kunnen een eerste stap betekenen in de

richting van meer ondersteuning volgens dit model betekenen.

4.2.6.5 Model 5: herziening middelen en ondersteuning

De herziening van middelen en ondersteuning wordt ook als heel wenselijk beschouwd

(M=4.33). De haalbaarheid van een effectieve herziening wordt wel duidelijk minder

positief beoordeeld (M=3.77). Er is geen significant verschil tussen sectoren

(H(3)=6.143, p=0.105), maar de thuiszorgsector blijkt wel wat minder overtuigd te zijn

dan de andere sectoren.

Page 104: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

97

Figuur 24: Wenselijkheid en haalbaarheid voor model 5 (“Om ouder wordende

personen met een handicap te ondersteunen, is een herziening van de

toekenning van middelen en ondersteuning wenselijk/haalbaar”)

Wat betreft non-respons bij wenselijkheid, zien we opnieuw dat de sector

gehandicaptenzorg deze vraag verhoudingsgewijs het meest heeft gevuld. Bij de

haalbaarheid zien we een verdeling van non-respons die min of meer vergelijkbaar is

met de verdeling van de sectoren binnen de respondentengroep.

Figuur 25: Grootte en aard van de non-respons voor model 5

a) Beleidsopties ondersteund door de praktijk

Page 105: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

98

Uit Tabel 6 kunnen we op basis van de hoge standaardafwijkingen afleiden dat er veel

verdeeldheid bestaat over de meeste opties, los van de verschillende sectoren. De

gemiddelde wenselijkheid is ook de laagste van alle modellen (M=3.81).

Wenselijkheid

M (SD) Haalbaarheid

M (SD)

HERZIENING TOEKENNING MIDDELEN 4,33 (0,72) 3,77 (0,80)

wat de persoon vraagt 3,83 (1,08) 3,10 (1,11)

een leeftijdgrens a 2,42 (1,17) 2,91 (1,19)

de diagnose 3,87 (1,04) 3,80 (0,97)

een functionele graad van beperking 4,45 (0,74) 4,15 (0,81)

het uniformiseren van inschaling van zorg 4,30 (0,88) 3,95 (0,97)

financiële draagkracht familie in rekening brengen 3,34 (1,35) 3,23 (1,22)

zorgende draagkracht familie in rekening brengen 3,97 (1,09) 3,56 (1,09)

inkomen van de persoon in rekening brengen 3,80 (1,18) 3,66 (1,12)

Gemiddelde 3,81 (1,03) 3,57 (1,03)

LEGENDE

sectoraal verschil voor wenselijkheid a

Wenselijkheid Haalbaarheid

sectoraal verschil voor haalbaarheid b

laagste gemiddeldes M≤3.80 M≤3.65

sectoraal verschil voor allebei c hoogste gemiddeldes M≥4.40 M≥4.00

Tabel 6: Gemiddeldes en standaardafwijkingen voor model 5

Er is één concrete optie die op een grote bijval kan rekenen van alle sectoren

(H(3)=5.280, p=0.152) zowel wat betreft de wenselijk (M=4.45) als wat betreft de

haalbaarheid (M=4.15). Het gebruik van de functionele graad van beperking als

criterium voor het toekennen van middelen en ondersteuning, wordt door het werkveld

geprefereerd en als realistisch bevonden. Een optie die ook in de buurt komt van ons

criterium, maar net iets minder wenselijk (M=4.30) en haalbaar is (M=3.95), betreft het

uniformiseren van inschaling van zorg.

b) Beleidsopties minder ondersteund door de praktijk

De optie waarbij de financiële draagkracht van de directe familie in rekening gebracht

wordt als criterium voor de toekenning van middelen en ondersteuning, kan op minder

steun van alle sectoren rekenen, zowel qua wenselijkheid (M=3.34; H(3)=1.887,

p=0.596) als haalbaarheid (M=3.23; H(3)=4.908, p=0.179). De meningen blijken

hierover echter wel verdeeld te zijn onder de respondenten, zoals blijkt uit de hoogste

standaardafwijkingen over alle modellen heen.

c) Beleidsopties niet ondersteund door de praktijk

Het gebruiken van een leeftijdsgrens als criterium voor middelen en ondersteuning

wordt niet ondersteund door de praktijk en kent de laagste score voor wenselijkheid

(M=2.42) en haalbaarheid (M=2.91) in vergelijking met de andere modellen. Dit blijkt

Page 106: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

99

echter vooral de mening van de sector gehandicaptenzorg te zijn, die sterk verschilt van

de ouderenzorg (U=599.5, p<0.001) en thuiszorg (U=595.0, p=0.003).

Bij de opmerkingen wordt aangehaald dat de leeftijdgrens die als criterium dient om de

groep ouderen af te grenzen, voor moeilijkheden zorgt bij de groep van personen met

een handicap. Bij personen met een handicap kan het optreden van

ouderdomsverschijnselen namelijk sterk variëren naargelang de aard van de beperking

(bv. dementie bij syndroom van Down).

d) Conclusie

Samenvattend kunnen we stellen dat het werkveld vragende partij is voor een ander

criterium voor de toekenning middelen en ondersteuning, namelijk de

zorgzwaarte, en een uniform instrument voor inschaling van zorg. Over de

andere voorstellen is er minder eenduidigheid.

4.2.6.6 Besluit algemene beleidsopties

De beleidsoptie om sectoren te laten samenwerken in de opvang van de doelgroep, kan

op veel bijval van de praktijkdeskundigen rekenen. De grootste moeilijkheid bij het

model van samenwerking is evenwel de concrete uitwerking ervan. Er zijn sectorale

verschillen over wat samenwerking inhoudt. Het lijkt bijgevolg eerder aangewezen om

maatregelen te treffen die samenwerking faciliteren, zoals het verstrekken van

subsidies aan samenwerkingsprojecten, zonder daarbij een vooraf uitgestippelde

aanwending van de middelen voorop te stellen. Uiteraard kan van daaruit wel opgevolgd

worden wat wel en niet werkt in de context van een samenwerkingsverband. Uit de

analyse blijkt dat samenwerking opgevat wordt binnen de bestaande structuren en

sectoren. Het faciliteren van samenwerking is volgens de respondenten vooral gericht op

een afgestemd zorglandschap, waarbij de sectoren hun werking hoofdzakelijk willen

behouden zoals ze nu is. Het feit dat in de opmerkingen benadrukt wordt dat

samenwerking niet als enige optie mag beschouwd worden, maar eerder als een

specifiek spoor naast de andere mogelijkheden, sluit hierbij aan.

De beleidsoptie om de doelgroep binnen de sector gehandicaptenzorg te ondersteunen,

kan op veel bijval rekenen van de sector in kwestie. Bovendien heeft de sector al een

duidelijke mening over hoe dit best aangepakt wordt, maar daar wringt soms het

schoentje, meerbepaald m.b.t. de realiseerbaarheid. Vaak is een ingrijpende wijziging

nodig in de bestaande zorgstructuur. Toch kunnen we al enkele concrete beleidsopties

voorleggen die binnen de bestaande zorgstructuren wel kunnen uitgevoerd worden,

namelijk het ondersteunen van vorming voor het personeel en het ontwikkelen van

expertise binnen de sector.

Het ondersteunen van de doelgroep binnen de woonzorg kan op wat minder goedkeuring

rekenen van de praktijk, voornamelijk van de sector gehandicaptenzorg. Toch zien we

dat bij concrete opties er wel positief gereageerd wordt. Het uitwerken van

ondersteuning binnen de woonzorg wordt verkozen in specifieke gevallen,

bijvoorbeeld voor zij die al inclusief of zelfstandig wonen. Ook de onderwijssector kan

Page 107: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

100

haar steentje bijdragen via een opleiding die zowel verpleegkundige als agogische

aspecten bevat, opnieuw in functie van goed gekwalificeerd personeel.

Het ondersteunen van mantel-/zelf-/pleegzorgers om de doelgroep op te vangen, is een

beleidsoptie met veel bijval uit de praktijk. Aangezien alle sectoren het eens zijn over

alle voorstellen, kunnen we afleiden dat deze optie prioritair is. De manier waarop dit

gebeurt, is op zich minder van belang. Er rijzen in deze context vragen rond de

realiseerbaarheid van enkele opties, voornamelijk door plaatsgebrek in de

zorgsectoren. Opties die momenteel meer haalbaar worden geacht, zijn het aanbieden

van meer oproepbare hulp, het oprichten van informatiepunten en het

vereenvoudigen van de administratie.

Het werkveld ondersteunt de optie om een herziening door te voeren voor de toekenning

van middelen en ondersteuning. Als criterium wordt daarbij geopteerd voor de

functionele graad van beperking.

Vanuit de praktijk kunnen we stellen dat er een eerder behoudsgezinde reflex aanwezig

is. Men wil de doelgroep opvangen in de eigen sector, op basis van het

opbouwen van eigen expertise. De sectoren kennen elkaar ook vaak niet goed

genoeg om samenwerking concreet tot stand te brengen. Ook cultuurverschillen tussen

de sectoren kunnen ertoe bijdragen dat samenwerking een minder evidente keuze is dan

het op het eerste zicht lijkt. Toch krijgen we ook enkele duidelijke signalen die in de

richting wijzen van een en-en-verhaal binnen en tussen de verschillende sectoren om de

groep van ouder wordende personen met een handicap te ondersteunen.

4.2.7 Analyse van de specifieke beleidsopties

Naast de algemene beleidsopties werden ook een aantal specifieke beleidsopties

bevraagd. Zo wordt een onderscheid gemaakt volgens de beperking en de leefsituatie

van de ouder wordende persoon. We hanteren hetzelfde criterium om de opties te

bespreken, namelijk opties die zowel wenselijk als haalbaar beschouwd worden door alle

sectoren.

4.2.7.1 Ondersteuning volgens beperking

Omdat de doelgroep van ouder wordende personen met een handicap erg heterogeen is,

gingen we ervan uit dat er best een onderscheid gemaakt wordt naargelang het soort

beperking. We onderzochten dit voor 12 verschillende beperkingen: personen met een

licht verstandelijke handicap, een matig verstandelijke handicap, een ernstig

verstandelijke handicap, een niet-aangeboren hersenletsel, een handicap en dementie,

jongdementie, een motorische handicap, een visuele handicap, een auditieve handicap,

een ernstige vorm van autisme, een handicap en gedragsproblemen of een handicap en

psychische problemen. We onderzochten telkens welke setting best aansluit bij de

zorgvraag horende bij de beperking, namelijk de sector gehandicaptenzorg of de

woonzorg. Daarbij bevroegen we telkens ook of er in die specifieke setting dan

aanpassingen nodig zijn om de doelgroep in kwestie op te vangen. De resultaten van de

Page 108: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

101

analyses worden weergegeven in Tabel 8 (voor de sector gehandicaptenzorg) en Tabel 9

(voor de sector woonzorg).

Een eerste duidelijk resultaat betreft het verschil tussen de opties waarin uitgegaan

wordt van de huidige voorzieningen of de opties waarbij aanpassingen voorgesteld

worden. De opties waarbij aanpassingen voorgesteld worden scoren gemiddeld 0.33

hoger (M=3.56, wenselijkheid en haalbaarheid samen) dan de opties zonder

aanpassingen (M=3.23, wenselijkheid en haalbaarheid samen). Opnieuw een duidelijke

vraag naar ondersteuning vanuit de sectoren.

Een tweede duidelijk resultaat zijn de significante verschillen tussen sectoren wat

betreft de opties die aanpassingen voorstellen binnen de sector gehandicaptenzorg. Dit

is in tegenstelling met de opties die uitgaan van de bestaande voorzieningen, waar geen

sectorale meningsverschillen te bemerken zijn. De significante verschillen zijn gebaseerd

op een veel hogere score van de praktijkdeskundigen uit de sector gehandicaptenzorg,

in vergelijking met een lagere score uit de ouderenzorg en in sommige gevallen ook met

de andere twee sectoren (zie bijlage 8 voor overschrijdingskansen). Enkel bij de optie

over personen met een vorm van jongdementie is het de thuiszorg die veel

enthousiaster is dan de ouderenzorg over de wenselijkheid van aanpassingen om de

doelgroep binnen de sector gehandicaptenzorg te ondersteunen. Bij de opties die

ondersteuning binnen woonzorg voorstellen, zijn er minder significante verschillen

tussen sectoren. De verschillen zijn gebaseerd op een significant lagere score van de

sector gehandicaptenzorg om bepaalde doelgroepen in bestaande woonzorg op te

vangen, in tegenstelling tot de positievere scores van de ouderenzorg of

ervaringsdeskundigen.

Een derde aspect betreft het verschil in beoordeling van ondersteuning binnen de

sector gehandicaptenzorg of woonzorg. Waar bij de opties binnen de sector

gehandicaptenzorg geen enkele optie laag scoort qua wenselijkheid (M≥3.80) of

haalbaarheid (M≥3.70), is dit binnen de woonzorg voor bijna de helft van de opties het

geval. Voor enkele doelgroepen zijn de beleidsopties dus duidelijk te omschrijven.

Page 109: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

102

Wenselijkheid

M (SD) Haalbaarheid

M (SD)

licht verstandelijke handicap: bestaande gehandicaptenzorg 3,61 (1,03) 3,67 (0,98)

licht verstandelijke handicap: aangepaste gehandicaptenzorg a 3,87 (1,04) 3,92 (0,96)

matig verstandelijke handicap: bestaande gehandicaptenzorg 3,87 (0,90) 3,76 (1,02)

matig verstandelijke handicap: aangepaste gehandicaptenzorgc 4,20 (0,85) 4,04 (0,93)

ernstig verstandelijke handicap: bestaande gehandicaptenzorg 4,07 (1,00) 3,68 (1,11)

ernstig verstandelijke handicap: aangepaste gehandicaptenzorgc 4,31 (0,85) 4,00 (0,99)

NAH: bestaande gehandicaptenzorg 3,59 (1,01) 3,37 (1,03)

NAH: aangepaste gehandicaptenzorg b 4,03 (0,98) 3,71 (0,98)

handicap en dementie: bestaande gehandicaptenzorg 3,39 (1,22) 3,19 (1,13)

handicap en dementie: aangepaste gehandicaptenzorg c 3,77 (1,17) 3,52 (1,09)

vorm van jongdementie: bestaande gehandicaptenzorg 3,45 (1,16) 3,11 (1,10)

vorm van jongdementie: aangepaste gehandicaptenzorg c 3,83 (1,15) 3,46 (1,07)

motorische handicap: bestaande gehandicaptenzorg 3,62 (1,08) 3,68 (0,97)

motorische handicap: aangepaste gehandicaptenzorg c 3,86 (1,07) 3,97 (0,92)

visuele handicap: bestaande gehandicaptenzorg 3,50 (1,10) 3,52 (0,99)

visuele handicap: aangepaste gehandicaptenzorg 3,69 (1,11) 3,82 (0,98)

auditieve handicap: bestaande gehandicaptenzorg 3,48 (1,11) 3,53 (0,98)

auditieve handicap: aangepaste gehandicaptenzorg b 3,70 (1,12) 3,82 (0,95)

autisme: bestaande gehandicaptenzorg 3,93 (0,94) 3,50 (1,02)

autisme: aangepaste gehandicaptenzorg c 4,21 (0,85) 3,88 (0,97)

gedragsproblemen: bestaande gehandicaptenzorg 3,81 (0,97) 3,22 (1,08)

gedragsproblemen: aangepaste gehandicaptenzorg c 4,17 (0,89) 3,74 (1,03)

psychische problemen: bestaande gehandicaptenzorg 3,66 (1,02) 3,12 (1,07)

psychische problemen: aangepaste gehandicaptenzorg c 4,04 (0,98) 3,65 (1,04)

Gemiddelde 3,82 (1,03) 3,62 (1,02)

LEGENDE

sectoraal verschil voor wenselijkheid a

Wenselijkheid Haalbaarheid

sectoraal verschil voor haalbaarheid b

laagste gemiddeldes13

M≤3.10 M≤3.00

sectoraal verschil voor allebei c hoogste gemiddeldes M≥3.80 M≥3.70

Tabel 7: Gemiddeldes en standaardafwijkingen volgens beperking in

gehandicaptenzorg (“de opvang van ouder wordenden met … is binnen

bestaande/aangepaste gehandicaptenzorg wenselijk/haalbaar”)

13

De criteria zijn opgesteld op basis van het gemiddelde van de gemiddeldes (wenselijkheid: M=3.46, haalbaarheid: M=3.34) van de 2 verdelingen voor de specifieke opties, rekening houdend met de linksscheve verdelingen.

Page 110: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

103

Wenselijkheid M (SD)

Haalbaarheid M (SD)

licht verstandelijke handicap: bestaande woonzorg 3,43 (1,14) 3,49 (0,99)

licht verstandelijke handicap: aangepaste woonzorg 3,83 (1,09) 3,78 (1,02)

matig verstandelijke handicap: bestaande woonzorga 2,78 (1,31) 2,95 (1,15)

matig verstandelijke handicap: aangepaste woonzorg 3,24 (1,31) 3, 25 (1,21)

ernstig verstandelijke handicap: bestaande woonzorg 2,35 (1,22) 2,43 (1,13)

ernstig verstandelijke handicap: aangepaste woonzorg 2,68 (1,35) 2,66 (1,24)

NAH: bestaande woonzorg 2,82 (1,19) 2,83 (1,12)

NAH: aangepaste woonzorg 3,38 (1,22) 3,25 (1,16)

handicap en dementie: bestaande woonzorg a 3,34 (1,22) 3,27 (1,10)

handicap en dementie: aangepaste woonzorg 3,75 (1,17) 3,59 (1,15)

vorm van jongdementie: bestaande woonzorg 2,95 (1,30) 2,91 (1,12)

vorm van jongdementie: aangepaste woonzorg 3,33 (1,35) 3,25 (1,22)

motorische handicap: bestaande woonzorg 3,35 (1,24) 3,55 (1,10)

motorische handicap: aangepaste woonzorg 3,70 (1,23) 3,81 (1,08)

visuele handicap: bestaande woonzorg 3,42 (1,19) 3,49 (1,06)

visuele handicap: aangepaste woonzorg 3,82 (1,14) 3,75 (1,08)

auditieve handicap: bestaande woonzorg 3,42 (1,21) 3,50 (1,07)

auditieve handicap: aangepaste woonzorg 3,79 (1,15) 3,71 (1,07)

autisme: bestaande woonzorg b 2,25 (1,14) 2,11 (1,01)

autisme: aangepaste woonzorg 2,59 (1,30) 2,34 (1,15)

gedragsproblemen: bestaande woonzorg c 2,19 (1,09) 2,18 (0,99)

gedragsproblemen: aangepaste woonzorg 2,50 (1,28) 2,41 (1,18)

psychische problemen: bestaande woonzorg a

2,43 (1,16) 2,34 (0,97)

psychische problemen: aangepaste woonzorg 2,82 (1,30) 2,63 (1,12)

Gemiddelde 3,09 (1,22) 3,06 (1,10)

LEGENDE

sectoraal verschil voor wenselijkheid a

Wenselijkheid Haalbaarheid

sectoraal verschil voor haalbaarheid b

laagste gemiddeldes M≤3.10 M≤3.00

sectoraal verschil voor allebei c hoogste gemiddeldes M≥3.80 M≥3.70

Tabel 8: Gemiddeldes en standaardafwijkingen volgens beperking in woonzorg

(“de opvang van ouder wordenden met … is binnen bestaande/aangepaste

woonzorg wenselijk/haalbaar”)

Page 111: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

104

a) Beleidsopties ondersteund door de praktijk

De sectoren zijn het er over eens dat de ondersteuning van ouder wordende personen

met een ernstig verstandelijke beperking, van personen met een ernstige vorm van

autisme of van personen met een handicap en gedragsproblemen wenselijk is binnen

de sector gehandicaptenzorg (M≥3.80). De woonzorg wordt niet als aangewezen

beschouwd voor deze doelgroepen (wenselijk: M≤3.10; haalbaar: M≤3.00). De sectoren

zijn het niet eens in welke mate hiervoor aanpassingen nodig zijn binnen de sector

gehandicaptenzorg, zowel qua wenselijkheid (H(3)=26.772, p<0.001; H(3)=13.623,

p=0.003; H(3)=20.135, p<0.001, respectievelijk voor ernstig verstandelijke beperking,

autisme en gedragsproblemen) als haalbaarheid (H(3)=14.949, p=0.002; H(3)=14.288,

p=0.003; H(3)=12.612, p=0.006, respectievelijk voor ernstig verstandelijke beperking,

autisme en gedragsproblemen). Vooral de sector gehandicaptenzorg vraagt naar

aanpassingen om de opties uit te voeren. De haalbaarheid scoort ook telkens wat lager

(M≤3.80) wanneer voorgesteld wordt om de doelgroepen te ondersteunen in de

bestaande voorzieningen van de sector gehandicaptenzorg zonder aanpassingen.

Ouder wordende personen met een matig verstandelijke beperking worden bij

voorkeur ook ondersteund binnen de gehandicaptenzorg, opnieuw met de vraag

vanuit de sector gehandicaptenzorg naar aanpassingen (wenselijk: H(3)=22.233,

p<0.001; haalbaar: H(3)=11.760, p=0.008). Voor opvang binnen de bestaande

woonzorg is er geen draagvlak, hoewel de ouderenzorg dit zelf minder negatief inschat

wat betreft wenselijkheid (H(3)=11.549, p=0.009). Mits aanpassingen is er zelfs een

eerder neutrale houding bij alle sectoren (wenselijk: H(3)=5.298, p=0.151; haalbaar:

H(3)=.266, p=0.966) voor opvang binnen woonzorg van personen met een matig

verstandelijke beperking (wenselijk: M=3.24; haalbaar: M=3.25).

Voor ouder wordende personen met een handicap en dementie is er binnen de praktijk

een draagvlak om deze groep te ondersteunen binnen de woonzorg. De woonzorg

(wenselijk: M=3.34 en M=3.75, respectievelijk zonder en met aanpassingen; haalbaar:

M=3.27 en M=3.59, respectievelijk zonder en met aanpassingen) behaalt gelijkaardige

scores als de sector gehandicaptenzorg (wenselijk: M=3.39 en M=3.77, respectievelijk

zonder en met aanpassingen; haalbaar: M=3.19 en M=3.52, respectievelijk zonder en

met aanpassingen). De scores voor haalbaarheid liggen zelfs iets hoger binnen de

woonzorg. We moeten wel vermelden dat de gemiddelde scores voor deze specifieke

opties (wenselijk: M=3.46; haalbaar: M=3.34), duidelijk lager liggen dan de gemiddelde

scores voor de vijf modellen van de algemene opties (wenselijk: M=4.16; haalbaar:

M=3.75). Er is dus eerder sprake van een lichte voorkeur voor de optie, dan van een

overtuigende instemming met de optie. Voor de thuiszorg en gehandicaptenzorg is de

optie zonder aanpassingen minder wenselijk, terwijl de ouderenzorg en

ervaringsdeskundigen aanpassingen als wat minder noodzakelijk beschouwen

(H(3)=10.401, p=0.015).

Vier doelgroepen krijgen een positieve score voor wenselijkheid (M≥3.80) en/of

haalbaarheid (M≥3.70) binnen de woonzorg, weliswaar met aanpassingen: ouder

wordende personen met een licht verstandelijke, motorische, visuele of auditieve

beperking. Bij deze doelgroepen is er volgens het werkveld geen duidelijke voorkeur

Page 112: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

105

voor een specifieke sector. Voor deze doelgroepen zou dus de keuze tussen de sector

gehandicaptenzorg en de woonzorg mogelijk moeten zijn, aldus de sectoren. De sector

gehandicaptenzorg blijft wel overtuigd van de noodzaak van aanpassingen binnen hun

sector. Uitgezonderd voor personen met een visuele handicap is het verschil tussen de

sectoren net niet significant (wenselijk: H(3)=8.580, p=0.035; haalbaar: H(3)=11.125,

p=0.01114).

Voor ouder wordende personen met een niet-aangeboren hersenletsel gaat de

voorkeur uit naar opvang binnen de sector gehandicaptenzorg, maar liever niet binnen

de bestaande voorzieningen (M≤3.80). Alle sectoren zijn het er min of meer over eens

dat aanpassingen wenselijk zijn om deze doelgroep op te vangen (H(3)=7.372,

p=0.061).

b) Beleidsopties minder ondersteund door de praktijk

Voor enkele doelgroepen is het minder duidelijk welke sector voor de ondersteuning kan

instaan. Volgens de respondenten is de opvang van ouder wordende personen met

jongdementie binnen de woonzorg minder aangewezen (wenselijk: M=2.95; haalbaar:

M=2.91). Ook mits aanpassingen in de woonzorg blijft er een eerder neutrale houding

(wenselijk: M=3.38; haalbaar: M=3.25). De sector gehandicaptenzorg blijkt veel meer

aangewezen voor deze doelgroep indien aanpassingen aangebracht worden (M=3.83),

maar er is wel een sectoraal verschil (H(3)=9.132, p=0.028). De thuiszorg is hier

enthousiaster over dan de ouderenzorg (U=166.5, p=0.005). Maar ook voor de sector

gehandicaptenzorg stellen zich problemen met de haalbaarheid om deze doelgroep te

ondersteunen. Zelfs met aanpassingen aan de voorzieningen is er een eerder neutrale

houding (M=3.46). De sectoren zijn niet overtuigd dat dit een realiseerbare optie is.

Voor ouder wordende personen met psychische problemen is het niet duidelijk welke

opvang geschikt is voor de doelgroep. De woonzorg blijkt geen optie te zijn, ook niet

mits aanpassingen (wenselijk: M≤3.10; haalbaar: M≤3.00). Binnen de sector

gehandicaptenzorg wordt de opvang enkel als echt wenselijk gezien indien er

aanpassingen zijn (M=4.04), opnieuw met een duidelijke stem van de sector

gehandicaptenzorg (wenselijk: H(3)=12.525, p=0.006). Maar net als bij ouder wordende

personen met jongdementie, wringt het schoentje op vlak van de haalbaarheid,

waarvoor geen hoge score weggelegd is (M=3.65). De sector gehandicaptenzorg zelf is

opnieuw enthousiaster dan de andere sectoren (haalbaar: H(3)=12.219, p=0.007). Geen

enkele sector lijkt een geschikt antwoord te kunnen bieden op de zorgvraag van deze

doelgroep.

c) Conclusie

Voor enkele doelgroepen kunnen duidelijke beleidsconclusies getrokken worden. De

sector gehandicaptenzorg is aangewezen bij ouder wordende personen met een matige

of ernstige verstandelijke handicap, personen met een handicap en gedragsproblemen of

personen met een ernstige vorm van autisme. De keuze tussen woonzorg en de sector

14

De overschrijdingskans is niet significant na het uitvoeren van post-hoc-testen die gecorrigeerd werden voor meervoudige toetsing.

Page 113: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

106

gehandicaptenzorg moet mogelijk zijn bij ouder wordende personen met een licht

verstandelijke, motorische, visuele of auditieve beperking. Binnen de woonzorg is er

daarbij nood aan aanpassingen in functie van de specifieke doelgroepen.

Bij enkele doelgroepen is er al een duidelijke toekomstvisie, maar is er wel een vraag

naar aanpassingen van de bestaande voorzieningen. Voor de ondersteuning van ouder

wordende personen met een handicap en dementie wordt de woonzorg best ook

uitgebouwd. Voor de ondersteuning van personen met een niet-aangeboren hersenletsel

wensen de sectoren dat de sector gehandicaptenzorg aangepast wordt aan de doelgroep.

De huidige voorzieningen kunnen nog geen optimale ondersteuning verlenen, volgens de

praktijk.

Enkele doelgroepen glippen echter tussen de mazen van het net. Voor ouder wordende

personen met jongdementie of een handicap en psychische problemen is er een

probleem. Bij deze laatste situeert het probleem zich op het raakvlak tussen drie

verschillende sectoren: de woonzorg, de sector gehandicaptenzorg en de geestelijke

gezondheidszorg. Voor jongdementie is de leeftijd en de specifieke begeleiding in functie

van de verwerking een struikelblok voor de woonzorg.

4.2.7.2 Ondersteuning volgens leefsituatie

We willen ook de leefsituatie van de ouder wordende persoon met een beperking in

rekening brengen bij de vraag naar een geschikte ondersteuningsvorm. Daarbij maken

we een onderscheid tussen personen die thuis wonen, in een zelfstandige woonvorm van

het VAPH wonen, in een tehuis werkenden wonen of in een tehuis niet werkenden

wonen.

Bij elke leefsituatie stelden we de vraag of de geschikte ondersteuningsvorm bij het

ouder worden een overgang naar of binnen de sector gehandicaptenzorg dan wel naar

de (residentiële) ouderenzorg zou betekenen. Ook bevroegen we de nood aan

aanpassingen binnen de sector in kwestie om deze overgang te faciliteren.

Uit de opmerkingen van de respondenten kunnen we afleiden dat de formulering van de

vraag niet volledig aansloot bij wat we wilden bevragen. De vraag werd als volgt

geformuleerd: “het beleidsmatig ondersteunen van de overgang van thuis naar een

voorziening uit de ouderenzorg…”, wat dus ook kon geïnterpreteerd worden als een

vraag naar de noodzaak om beleidsmatige ondersteuning aan te bieden. Dit in de plaats

van onze vraag naar de wenselijkheid of haalbaarheid van de overgang zelf. Indien men

de vraag dus fout interpreteerde, resulteerde dit in een positief antwoord voor alle

opties: alle overgangen verdienen namelijk beleidmatige ondersteuning… . Het feit dat er

ook geen enkel significant verschil tussen de sectoren te bespeuren viel bij deze vraag

(zie overschrijdingskansen in bijlage 2), ondersteunt de hypothese van een andere

lezing van de vraag.

Aansluitend bij de antwoordpatronen uit vorige vragen, zien we een lagere inschatting

van de haalbaarheid (M=3.59) ten opzichte van de wenselijkheid (M=3.95). Ook krijgen

Page 114: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

107

de opties waarbij aanpassingen voorgesteld worden meer instemming (M=3.83) dan

opties zonder aanpassingen (M=3.71).

Wenselijkheid

M (SD) Haalbaarheid

M (SD)

thuis naar voorziening uit ouderenzorg 3,95 (0,94) 3,69 (0,79)

thuis naar aangepaste voorziening uit ouderenzorg 4,11 (0,87) 3,78 (0,86)

thuis naar voorziening uit gehandicaptenzorg 4,08 (0,76) 3,66 (0,82)

thuis naar aangepaste voorziening uit gehandicaptenzorg 4,19 (0,81) 3,77 (0,87)

zelfstandige woonvorm (VAPH) naar woonzorgcentrum 3,98 (0,88) 3,61 (0,79)

zelfstandige woonvorm naar aangepast woonzorgcentrum 4,11 (0,80) 3,72 (0,88)

zelfstandige woonvorm naar tehuis (VAPH) 4,01 (0,82) 3,62 (0,84)

zelfstandige woonvorm naar aangepast tehuis 4,10 (0,84) 3,72 (0,93)

tehuis werkenden naar een woonzorgcentrum 3,82 (0,99) 3,47 (0,89)

tehuis werkenden naar aangepast woonzorgcentrum 3,98 (0,94) 3,58 (0,92)

tehuis werkenden naar een tehuis niet-werkenden 3,83 (0,97) 3,54 (0,87)

tehuis werkenden naar aangepast tehuis niet-werkenden 3,96 (0,99) 3,65 (0,92)

tehuis niet-werkenden naar een woonzorgcentrum 3,52 (1,23) 3,22 (1,00)

tehuis niet-werkenden naar aangepast woonzorgcentrum 3,69 (1,24) 3,24 (1,02)

Gemiddelde 3,95 (0,93) 3,59 (0,89)

LEGENDE

sectoraal verschil voor wenselijkheid a

Wenselijkheid Haalbaarheid

sectoraal verschil voor haalbaarheid b

laagste gemiddeldes15

M≤3.80 M≤3.50

sectoraal verschil voor allebei c hoogste gemiddeldes M≥4.10 M≥3.70

Tabel 9: Gemiddeldes en standaardafwijkingen volgens leefsituatie (“het

beleidsmatig ondersteunen van de overgang van … naar …. is

wenselijk/haalbaar”)

a) Beleidsopties ondersteund door de praktijk

Voor de zelfstandige woonvormen maakt men weinig onderscheid tussen een

overgang naar een woonzorgcentrum of een tehuis van het VAPH. Beiden worden even

wenselijk (M=3.98 en M=4.01, respectievelijk voor woonzorgcentrum en tehuis) en

voldoende haalbaar (M=3.61 en M=3.62, respectievelijk voor woonzorgcentrum en

tehuis) beschouwd en kunnen op meer instemming qua wenselijkheid (M=4.10 en

M=4.11, respectievelijk voor woonzorgcentrum en tehuis met aanpassingen) en

haalbaarheid (M=3.72 en M=3.72, respectievelijk voor woonzorgcentrum en tehuis met

aanpassingen) rekenen in het geval van aanpassingen aan de bestaande voorzieningen.

De overgang van thuis naar de sector gehandicaptenzorg (M=4.08; met aanpassingen:

M=4.19) wordt iets meer wenselijk beschouwd in vergelijking met de ouderenzorg

15

De criteria zijn opgesteld op basis van de gemiddeldes van de verdeling, rekening houdend met de linksscheve verdelingen.

Page 115: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

108

(M=3.95; met aanpassingen: M=4.11). De ouderenzorg scoort een fractie hoger qua

haalbaarheid (M=3.69; met aanpassingen: M=3.78) dan de gehandicaptenzorg

(M=3.66; met aanpassingen: M=3.77).

De overgang van tehuizen werkenden naar een woonzorgcentrum of een tehuis niet

werkenden scoort voor beide sectoren neutraal qua wenselijkheid (3.80≤M≤4.10).

Zonder aanpassingen wordt de haalbaarheid van ondersteuning binnen een

woonzorgcentrum laag ingeschat (M=3.47). De sector gehandicaptenzorg scoort iets

hoger qua haalbaarheid (M=3.54; met aanpassingen: M=65).

b) Beleidsopties minder ondersteund door de praktijk

Voor de tehuizen niet werkenden zijn de sectoren het erover eens (wenselijk:

H(3)=2.579, p=0.461; haalbaar: H(3)=3.117, p=0.374) dat een overgang naar een

woonzorgcentrum minder aangewezen is, zelfs in het geval van aanpassingen

(wenselijk: H(3)=2.962, p=0.398; haalbaar: H(3)=3.212, p=0.360) zowel qua

wenselijkheid (M≤3.80) als qua haalbaarheid (M≤3.50).

c) Conclusie

Echt grote verschillen kunnen we op basis van deze vraag niet onderscheiden.

Uitgezonderd de vaststelling dat de overgang van een tehuis niet werkenden naar een

woonzorgcentrum minder bijval kent, worden bij de andere leefsituaties zowel een

overgang naar de (aangepaste) woonzorg als naar de (aangepaste) sector

gehandicaptenzorg als geschikt geacht.

De resultaten van deze vraag dienen wel met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd

te worden. Gelukkig werden bij vorige vragen in de opmerkingen vaak al gerefereerd

naar de leefsituatie van de persoon. Bijvoorbeeld bij model 3 over de woonzorg werd

vermeld dat dit enkel voor mensen die zelfstandig woonden of thuis woonden een

wenselijke optie is, niet voor mensen met een ernstige verstandelijke handicap. Dit sluit

aan bij de informatie die we uit de analyse van deze vraag halen. We nemen deze

conclusie dan ook verder op in het formuleren van aanbevelingen.

4.2.7.3 Besluit specifieke beleidsopties

De analyse van de specifieke beleidsopties bevestigt onze hypothese dat we rekening

moeten houden met de aard van de beperkingen van de ouder wordende persoon bij

het uittekenen van een beleid voor deze doelgroep. Voor bepaalde beperkingen is er een

eensgezinde visie over waar zij best ondersteund worden in het zorgaanbod. Dit is

echter niet zo duidelijk voor alle soorten van beperkingen. Voor specifieke groepen zoals

jongdementie kan het koppelen van doelgroepen aan bepaalde sectoren geen antwoord

bieden op hun complexe vraag.

Onze hypothese dat ook de leefsituatie een bepalende factor is voor de

onderzoeksvraag, is enkel van toepassing voor de situatie van de tehuizen niet

Page 116: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

109

werkenden. In andere gevallen is er geen duidelijke voorkeur voor een sector qua

ondersteuning.

Bij de opmerkingen werd door een aantal respondenten duidelijk gemaakt dat het niet

eenvoudig is om een opsplitsing te maken op basis van de aard van de beperking of de

leefsituatie. Zij benadrukken dat het noodzakelijk blijft om de situatie individueel te

bekijken. In het licht van deze opmerking dient dus ook de nodige aandacht gegeven te

worden aan het openhouden van de verschillende mogelijkheden voor de doelgroep.

4.2.8 Prioriteiten

Aan de respondenten werd ook, op een niet voorgestructureerde manier, gevraagd om

drie beleidsopties te noemen die voor hen prioritair zijn. 119 respondenten zijn op deze

vraag ingegaan.

4.2.8.1 Eerste belangrijke beleidsoptie

Bij de eerste belangrijke optie wordt het ondersteunen van mantelzorg, pleegzorg

of zelfzorg (N=21) het meest vermeld. Mensen moeten zo lang als mogelijk thuis of

zelfstandig kunnen blijven wonen. Daarbij wordt ook aandacht gevraagd voor de

overgang van thuis naar residentiële zorgvormen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat

de term “thuis” hier niet opgevat werd als een residentiële voorziening in de sector

gehandicaptenzorg, maar duidelijk verwijst naar mantelzorgers of natuurlijke

zorgdragers.

Er wordt ook veel nadruk gelegd op de nood aan samenwerking (N=14) tussen de

verschillende sectoren om de doelgroep adequaat te ondersteunen, bijvoorbeeld via het

uitwisselen van expertise.

Vraaggestuurde zorg is een andere veel vermelde optie (N=14). De ouder wordende

persoon met een handicap (en de vertegenwoordigers) zouden moeten kunnen kiezen

waar zij ouder worden volgens de praktijkdeskundigen. Daarbij is zorg op maat en een

individuele benadering essentieel. De zorgsector dient flexibel te kunnen inspelen op

zorgvragen.

Beleidsoptie Aantal vermeldingen

Mantelzorg, pleegzorg, zelfzorg ondersteunen 21

Samenwerking ondersteunen 14

Vraaggestuurde zorg uitbouwen 14

Gehandicaptenzorg ondersteunen 13

Meer middelen 13

Tabel 10: Top 5 van de eerste vermelde belangrijke beleidsoptie

Ook de algemene vraag naar meer middelen en personeel (N=13) wordt vaak

vermeld, dit bijvoorbeeld in functie van infrastructuuraanpassingen of meer personeel

Page 117: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

110

om de doelgroep adequaat te ondersteunen. Het ondersteunen van de sector

gehandicaptenzorg om op veranderende zorgvragen in te spelen, wordt ook frequent

vermeld (N=13), waarbij ook de vraag naar middelen of personeel specifiek voor de

sector gehandicaptenzorg aan bod komt. Voor enkelen is dit specifiek van belang voor

tehuizen niet werkenden of personen met een diepe verstandelijke beperking.

4.2.8.2 Tweede belangrijke beleidsoptie

Opnieuw worden het ondersteunen van mantelzorg, pleegzorg of zelfzorg (N=16)

en het ondersteunen van samenwerking (N=17) tussen sectoren heel veel vermeld.

Beleidsoptie Aantal vermeldingen

Expertise van personeel opbouwen 17

Samenwerking ondersteunen 17

Mantelzorg, pleegzorg, zelfzorg ondersteunen 16

Vraaggestuurde zorg uitbouwen 11

Meer middelen 10

Tabel 11: Top 5 van de tweede vermelde belangrijke beleidsoptie

Daarnaast wordt het opbouwen van expertise bij het personeel ook heel veel

vermeld (N=17), bijvoorbeeld via het aanbieden van vorming, het creëren van een

aangepaste opleiding of het integreren van meer verpleegkundige kennis in de sector

gehandicaptenzorg.

Ook de vraag naar meer middelen (N=10) of naar vraaggestuurde zorg (N=11)

wordt bij de tweede optie vaak vermeld.

4.2.8.3 Derde belangrijke beleidsoptie

De hierboven vermelde opties worden ook veel vernoemd op de derde plaats. De enige

optie die vaak vermeld wordt en nog niet in vorige opties aan bod kwam, betreft een

ander criterium voor de verdeling van middelen (N=8). De zorgzwaarte zou hierbij

een doorslaggevende factor moeten zijn en er zou meer uniformiteit over sectoren heen

moeten zijn.

Beleidsoptie Aantal vermeldingen

Expertise van personeel opbouwen 14

Samenwerking ondersteunen 14

Sector gehandicaptenzorg ondersteunen 9

Meer middelen 9

Criterium om middelen te verdelen herzien 8

Tabel 12: Top 5 van de derde vermelde belangrijke beleidsoptie

Page 118: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

111

4.2.8.4 Conclusie

Wanneer we een overzicht maken van de verschillende opties, rekening houdende met

de plaats van de optie binnen de top 316, komen we tot een volgend overzicht in Tabel

13.

Beleidsoptie Prioriteit

Mantelzorg, pleegzorg, zelfzorg ondersteunen 104

Samenwerking ondersteunen 90

Vraaggestuurde zorg uitbouwen 71

Meer middelen 68

Sector gehandicaptenzorg ondersteunen 62

Expertise van personeel opbouwen 57

Woonzorg ondersteunen 43

Wachtlijsten verminderen - plaatsen creëren 25

Continuïteit tussen zorgvormen 24

Leeftijdsgrens herzien 22

Wetgeving aanpassen 20

Specifieke opvang uitbouwen voor doelgroep 15

Administratie vereenvoudigen 13

Criterium om middelen te verdelen herzien 13

Rekening houden met aard van de handicap 11

Tabel 13: Top 15 van beleidsopties volgens prioriteit

De optie die duidelijk als meest prioritair wordt beschouwd, is het ondersteunen van

mantelzorgers, pleegzorgers en zelfzorgers. Of zoals een respondent het vermeldt:

“mantelzorg moet meer naar waarde geschat worden”.

Wat de prioriteit van ondersteuning aan andere sectoren betreft, wordt

samenwerking als meest belangrijk gezien, gevolgd door het ondersteunen van de

sector gehandicaptenzorg en daarna het ondersteunen van de woonzorg.

Een andere prioriteit betreft het uitbouwen van vraaggestuurde zorg. Voor deze

respondenten moet er niet zozeer vanuit het beleid een keuze gemaakt worden tussen

sectoren om de doelgroep te ondersteunen. Wel moet de doelgroep zelf de keuze

hebben tussen de verschillende sectoren, waar een gepast antwoord op de zorgvraag

kan geboden worden.

De optie om expertise bij het personeel op te bouwen wordt ook als belangrijk gezien.

Verschillende respondenten zien dit in het kader van samenwerking tussen sectoren,

waarbij knowhow uitgewisseld wordt.

16

De eerst vermelde optie krijgt gewicht 3, de tweede vermelde optie krijgt gewicht 2, de derde vermelde optie

krijgt gewicht 1.

Page 119: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

112

4.2.9 Besluit analyses

Uit de resultaten van de vragenlijsten kunnen we concluderen dat er geen pasklaar

antwoord kan gegeven worden op de complexe zorgvragen van ouder wordende

personen met een handicap. We constateren dat het werkveld vragende partij is voor

een gecombineerde oplossing waarbij verschillende sectoren betrokken worden. We

proberen per sector aan te geven wat uit het onderzoek naar voor komt.

4.2.9.1 De sector gehandicaptenzorg

Voor vertegenwoordigers uit de sector gehandicaptenzorg is het evident dat zij zelf

voorzien in de opvang van ouder wordende personen met een ernstige of diep

verstandelijke handicap (in aanbodgestuurde termen: de mensen die momenteel gebruik

maken van de tehuizen niet werkenden). De sector gehandicaptenzorg vindt hiervoor het

opbouwen van expertise wat betreft ouderdomsverschijnselen wenselijk en haalbaar,

bijvoorbeeld via vormingen of aangepaste opleidingen. Naar het beleid toe worden

hiervoor duidelijk middelen en ondersteunende maatregelen gevraagd. Daarnaast kan op

dat vlak zeker samenwerking tot stand komen met de woonzorg, bijvoorbeeld om

knowhow uit te wisselen. In het kader van deze samenwerking is een beleidsmatige

omkadering, zeker naar de woonzorg toe, aangewezen om dit te faciliteren. Zelf is de

(residentiële) sector gehandicaptenzorg vragende partij om ook in te staan voor de

levenslange opvang van personen met een matige verstandelijke handicap, c.q. de

mensen die gebruik maken van opvang in de tehuizen werkenden. De andere sectoren

vinden dit echter minder noodzakelijk voor deze specifieke doelgroep. Een middenweg

tussen beide standpunten kan dan ook betekenen de mogelijkheid tot opvang in beide

sectoren open te houden vanuit het beleid. Indien ook psychische problemen aanwezig

zijn bij de ouder wordende persoon met een handicap kan de sector gehandicaptenzorg

mogelijk geen adequaat antwoord geven op de zorgvraag. Er zijn aanwijzingen in het

onderzoek dat vanuit het beleid deze problematiek verder dient opgenomen te worden in

overleg met de geestelijke gezondheidszorg.

4.2.9.2 De woonzorg

De woonzorg kan volgens de verschillende sectoren instaan voor de zorg voor ouder

wordende personen met een handicap en dementie, omwille van hun expertise op het

vlak van dementie. Ook de doelgroepen van zelfstandige of inclusieve woonvormen,

zoals personen met een motorische of sensoriële handicap of personen met een licht

verstandelijke handicap, kunnen volgens alle sectoren terecht in de woonzorg (wat

uiteraard ook al gebeurt). Ook hier is echter nood aan bijkomende knowhow om aan

deze doelgroepen adequate zorg te bieden. Voor de woonzorg wordt de vraag naar

aanpassingen van de sector om de verschillende doelgroepen op te vangen, door alle

sectoren beaamd. De vraag naar beleidsmatige ondersteuning is voor de woonzorg

prangender dan voor de sector gehandicaptenzorg. Indien de woonzorg in staat moet

zijn een adequaat aanbod te bieden voor de verschillende zorgvragen, dienen vanuit de

overheid investeringen te gebeuren. Een optimaal gebruik van middelen zou dan volgens

Page 120: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

113

ons bijvoorbeeld het stimuleren van samenwerking rond de opbouw en uitwisseling van

expertise kunnen inhouden, gezien beide sectoren vragende partij zijn.

4.2.9.3 De thuiszorg

Het ondersteunen van (diensten voor) mantelzorgers, pleegzorgers of zelfzorgers is

prioritair voor alle sectoren. De inbreng van mantelzorgers in de zorgsector wordt nog

niet naar behoren gewaardeerd. Het aanbieden van meer oproepbare hulp is een eerste

realistische stap volgens de sectoren in de richting van meer ondersteuning voor

thuiszorg. Binnen de woonzorg kan, naar onze mening, het concept van

woonzorgnetwerken in het woonzorgdecreet hiervoor een belangrijk aanknopingspunt

zijn. Het zijn vooral mantelzorgers die geconfronteerd worden met de problemen

binnen/met het zorgaanbod, i.c. het chronisch gebrek aan plaatsen in de verschillende

sectoren. Zeker voor de doelgroep van ouder wordende personen met een handicap is

aandacht nodig vanuit het beleid om een vlotte overstap van thuiszorg naar residentiële

zorg mogelijk te maken. De beslissing om zich te richten op ambulante en mantelzorg

zou geen bedreiging mogen inhouden voor het (toekomstig) beroep doen op residentiële

zorg. Een positief signaal dat gegeven wordt is dat, volgens alle betrokkenen, een

overgang naar beide sectoren wenselijk en haalbaar is. De keuze voor deze of gene

sector mag niet afhangen van het toeval, maar dient een bewuste overweging te zijn,

afhankelijk van persoons- en situatiekenmerken. Een gezamenlijke inspanning vanuit

beide sectoren in het garanderen van een overgang „op maat‟ is dus aangewezen.

4.2.9.4 Inschaling van zorg

Het ontwikkelen van een uniform instrument voor de inschaling van zorg dient in het

beleid mee opgenomen te worden. Zowel in de sector gehandicaptenzorg (confer

zorgzwaarte-instrument) als in de woonzorg (confer BEL-RAI) worden hiervoor al

pogingen ondernomen, die echter (nog) beperkt blijven tot de eigen sector. De verdere

opvolging van deze beleidsoptie kan een belangrijke stap zijn in de richting van meer

afstemming tussen de verschillende regelgevingen op verschillende niveaus, en

bijdragen aan verdere mogelijkheden tot samenwerking. Het instrument dient vanuit

(een functionele operationalisering van) zorgzwaarte te vertrekken.

4.2.10 Een ander perspectief

Voorgaande analyse heeft zich vooral gefocust op de opties die zowel wenselijk als

haalbaar zijn en enthousiast onthaald worden door alle sectoren. We willen ook eens op

een rijtje zetten wat heel wenselijk is volgens de sectoren, maar (voorlopig) als minder

haalbaar wordt opgevat. Op deze manier kunnen we zicht krijgen op de toekomstvisie

van de praktijk en kunnen we wat meer buiten de bestaande zorgstructuren kijken.

Daarnaast willen we ook nagaan wat voor de ervaringsdeskundigen de belangrijkste

opties zijn. Vanuit het idee van vraaggestuurde zorg zijn we benieuwd naar hun

opvattingen rond de opvang van de doelgroep. We gaan na welke opties heel positief

Page 121: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

114

beoordeeld worden door de ervaringsdeskundigen, vaak in tegenstelling met de andere

professionele sectoren.

4.2.10.1 Wenselijkheid voorop

Er zijn drie opties die bij de hoogst scorende zijn qua wenselijkheid (M≥4.60), maar

tegelijkertijd ook de grootste kloof met haalbaarheid vertonen (Mwenselijk-Mhaalbaar≥1.00).

Het is niet verwonderlijk dat alle drie de opties terug te vinden zijn bij het vierde model

over ondersteunen van mantel/zelf/pleegzorg. De opties bespreken ook meer algemene

pijnpunten van de zorgsectoren, die zich niet beperken tot de situatie van ouder

wordende personen met een handicap alleen.

De minst haalbare (M=3.32) doch zeer wenselijke optie (M=4.63) betreft het beperken

van de wachttijden in beide sectoren. De problematiek is al geruime tijd een hot topic

in de zorgsectoren en kent jammer genoeg niet meteen een oplossing zonder een

radicale verandering binnen de zorgsectoren.

Een andere zeer wenselijke optie betreft het garanderen van de betaalbaarheid van

intensievere thuiszorg (M=4.60). Het veelvuldig beroep doen op ambulante zorg is

vaak duurder voor de cliënt dan een opname binnen residentiële zorg (met uitzondering

van thuisverpleegkunde). Deze optie sluit ook nauw aan bij de vraag om zo lang

mogelijk thuis te kunnen blijven, ondanks het optreden van ouderdomsverschijnselen.

De derde wenselijke optie betreft een vlotte doorstroming van ambulante naar

residentiële zorg (M=4.65). Deze optie betreft dus de situatie van ouder wordende

personen met een handicap die niet langer binnen de ambulante zorg ondersteund

kunnen worden maar die vaak omwille van de leeftijd en de specifieke zorg niet

gemakkelijk een plaats vinden binnen de gehandicapten- of ouderenzorg. Deze optie

hangt uiteraard samen met de twee bovenvermelde opties en duidt opnieuw op de

problemen waar mantelzorgers, zelfzorgers en pleegzorgers mee geconfronteerd

worden, terwijl deze vormen van zorg juist zo hoog gewaardeerd worden door de

verschillende sectoren.

Een andere optie die hoog scoort qua wenselijkheid maar duidelijk minder haalbaar

(Mwenselijk-Mhaalbaar≥0.79) geacht wordt, betreft de optie rond het beschikbaar stellen van

extra middelen. Deze optie komt zowel aan bod bij de vragen naar samenwerking

(M=4.59), ondersteuning binnen de sector gehandicaptenzorg (M=4.58) en de woonzorg

(M=4.48), en vertoont telkens een gelijkaardig antwoordpatroon. Ook het creëren van

extra plaatsen specifiek voor de doelgroep wordt zeer wenselijk (M≥4.40), maar

minder haalbaar geacht zowel binnen de sector gehandicaptenzorg als binnen de

woonzorg (Mwenselijk-Mhaalbaar≥0.67). De beperkte haalbaarheid van de vraag naar extra

middelen en extra plaatsen spreekt voor zich in tijden van besparingen.

Ook het garanderen van crisishulp in crisissituaties (M=4.53) is een wenselijke

optie die echter minder haalbaar is (Mwenselijk-Mhaalbaar=0.83). Opnieuw bevindt deze optie

zich bij de ondersteuning van mantel/zelf/pleegzorgers. Hierbij staat de problematiek

van het flexibel gebruik van verschillende zorgvormen, gekoppeld aan het plaatsgebrek

en de wachtlijsten binnen residentiële zorg opnieuw centraal.

Page 122: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

115

4.2.10.2 Ervaringsdeskundigen voorop

De ervaringsdeskundigen verschillen op sommige punten sterk van mening van de

professionele deskundigen. Over een aantal opties zijn ze veel positiever gestemd dan

de anderen, zowel wat betreft wenselijkheid als wat betreft haalbaarheid. Deze opties

behoren vooral tot de vragen over samenwerking tussen sectoren en ondersteuning van

mantel/zelf/pleegzorgers.

De optie om via samenwerking oproepbare hulp te organiseren, om

sectoroverschrijdende crisishulp aan te bieden of om ADL-centrales open te

stellen voor iedereen, kan op heel veel bijval rekenen bij de ervaringsdeskundigen

(zie geelgekleurde vakjes in Tabel 14). Opnieuw blijkt hier het ondersteunen van

thuiszorg in functie van het zo lang mogelijk thuis blijven van belang te zijn, in dit geval

via samenwerking tussen sectoren. De ouderenzorg en de sector gehandicaptenzorg

waren echter zelf minder enthousiast over deze opties voor samenwerking.

SAMEN-WERKING

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg

Ouderenzorg

Gebruikers H df N p

Oproepbare hulp

wenselijk

N 64 31 37 24 14,92

8 3 156

,002 Mean

rank 68.88 87.42 70.84 104.46

Crisishulp

wenselijk

N 63 30 37 24

8,953 3 154 ,03

0 Mean

rank 77.91 76.40 64.72 97.50

Openstellen ADL-centrales wenselijk

N 59 29 36 23

9,148 3 147 ,027 Mean

rank 76.00 71.84 60.54 92.50

Oproepbare hulp haalbaar

N 55 31 33 19

4,616 3 138 ,202 Mean

rank 66.01 72.35 63.86 84.74

Crisishulp haalbaar

N 54 32 28 18

9,968 3 132 ,019 Mean

rank 68.87 58.75 57.21 87.61

Openstellen ADL-

centrales haalbaar

N 50 30 29 18 14,21

6 3 127

,00

3 Mean rank

70.46 55.43 49.76 83.28

Tabel 14: Beste opties bij samenwerking, volgens de ervaringsdeskundigen

Wat ondersteuning binnen de sector gehandicaptenzorg betreft, vinden de

ervaringsdeskundigen dat extra plaatsen voor de doelgroep en het afschaffen van de

inschrijvingsgrens heel wenselijk zijn. De (on)beschikbaarheid van de sector

gehandicaptenzorg is voor de ervaringsdeskundigen een belangrijk onderwerp. Bij de

haalbaarheid zijn de ervaringsdeskundigen echter ook minder positief gestemd.

Page 123: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

116

GEHANDICAP-TENZORG

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Afschaffen

inschrijvings-grens wenselijk

N 63 24 31 24

3,904 3 142 ,272 Mean rank

68.42 78.33 64.47 81.83

Extra plaatsen wenselijk

N Mean rank

67 24 31 21 3,560 3 143 ,313

69.57 73.79 67.50 84.33

Afschaffen inschrijvings-grens haalbaar

N 55 21 23 18

,177 3 142 ,981 Mean rank

58.16 61.48 58.43 59.39

Extra plaatsen

haalbaar

N

Mean rank

57 20 24 18 1,653 3 143 ,647

59.79 62.55 53.83 66.06

Tabel 15: Beste opties bij gehandicaptenzorg, volgens de ervaringsdeskundigen

Voor ondersteuning binnen de woonzorg, zijn de ervaringsdeskundigen vooral

enthousiast om dit binnen de thuiszorg te doen, net als de thuiszorgsector zelf.

Opnieuw wordt residentiële zorg hier als laatste mogelijkheid gezien nadat men zo lang

mogelijk thuis heeft gewoond.

WOONZORG

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Thuiszorg-voorzieningen wenselijk

N 44 27 28 22 12,526 3 121 ,006

Mean rank 54.70 75.89 49.23 70.30

Thuiszorg-voorzieningen haalbaar

N 34 22 28 13 14,963 3 97 ,002

Mean rank 46.62 52.07 38.88 71.85

Tabel 16: Beste optie bij woonzorg, volgens ervaringsdeskundigen

Bij het ondersteunen van mantel/zelf/pleegzorgers zijn de belangrijkste opties voor de

ervaringsdeskundigen het investeren in vrijwilligerswerkingen binnen de thuiszorg,

het vereenvoudigen van de administratie en het garanderen van de

betaalbaarheid van intensieve thuiszorg. Het vereenvoudigen van de administratie

blijkt alleen bij ervaringsdeskundigen een duidelijke vraag te zijn.

ZELFZORG

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Eenvoudige administratie

wenselijk

N 54 28 28 21 6,413 3 131 ,093

Mean rank 60.44 67.79 63.50 81.24

Vrijwilligers-werkingen wenselijk

N 57 28 28 21 3,762 3 134 ,288

Mean rank 67.19 67.04 59.70 79.36

Betaalbaarheid garanderen wenselijk

N 57 28 28 21 4,464 3 134 ,216

Mean rank 65.52 69.25 60.82 79.45

Page 124: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

117

Eenvoudige administratie haalbaar

N 43 24 23 17 3,007 3 107 ,391

Mean rank 52.49 53.94 49.13 64.50

Vrijwilligers-werkingen haalbaar

N 47 25 23 18 5,909 3 113 ,116

Mean rank 53.87 56.76 51.39 72.67

Betaalbaarheid garanderen haalbaar

N 43 24 24 17 4,709 3 108 ,194

Mean rank 50.23 55.73 52.02 67.06

Tabel 17: Beste opties bij zelfzorg, volgens ervaringsdeskundigen

Als criterium voor de toekenning van middelen en ondersteuning, kan het principe van

vraaggestuurde zorg (wat de persoon vraagt) op het meeste bijval van de

ervaringsdeskundigen rekenen.

MIDDELEN

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Wat persoon vraagt wenselijk

N 60 26 32 21 3,106 3 139 ,376

Mean rank 67.62 67.44 67.77 83.38

Wat persoon vraagt haalbaar

N 49 21 28 17 2,829 3 115 ,419

Mean rank 60.33 51.29 54.70 65.03

Tabel 18: Beste optie bij herziening middelen, volgens ervaringsdeskundigen

4.2.10.3 Conclusie

Wanneer we de opties bekijken die door alle sectoren als wenselijk (maar niet

noodzakelijk als haalbaar) worden beschouwd en ook kijken naar de mening van de

ervaringsdeskundigen, zien we enkele duidelijke vragen naar het beleid toe.

Een eerste vraag betreft het uitbouwen van vraaggestuurde zorg. Omwille van een

gebrek aan alternatieven om uit te kiezen, is er momenteel weinig sprake van

vraaggestuurde zorg hoewel de betrokken sectoren dit wel willen aanbieden. De

verschillende vormen van ondersteuning zijn niet op elkaar afgestemd, er is geen vlotte

overgang van de ene sector of hulpvorm naar de andere, residentiële voorzieningen

hebben geen plaatsen of zijn niet aangepast aan de specifieke doelgroep,

thuiszorgvoorzieningen zijn duur of kunnen niet flexibel inspelen op veranderende

zorgvragen en mantelzorgers worden onvoldoende ondersteund.

Een beleid waarin alle verschillende voorzieningen aangepast kunnen worden aan alle

verschillende zorgvragen, is echter moeilijker realiseerbaar, zeker wanneer dit

geprobeerd zou worden binnen het huidige zorgkader. Voor vraaggestuurde zorg zijn

radicalere vernieuwingen nodig qua beleid, waarbij sommige respondenten aangeven dat

“we moeten afstappen van de huidige indeling in sectoren” en “de hokjesmentaliteit”. Dit

is ook zeker van toepassing voor doelgroepen die de zorgsectoren voor grote

Page 125: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

118

vraagtekens zetten, zoals personen met jongdementie of personen met psychische

problemen.

Een tweede vraag betreft het ondersteunen van de mantel/zelf/pleegzorg en dus

ook de ambulante voorzieningen. De beschikbaarheid van crisishulp, oproepbare hulp en

residentiële zorgvormen zijn belangrijke hefbomen om mantelzorgers, zelfzorgers en

pleegzorgers niet aan hun lot over te laten. Binnen de sector gehandicaptenzorg sluit dit

aan bij de vraag naar inclusieve woonvormen en binnen de woonzorg sluit dit aan bij de

vraag om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Ook voor de overheid kan dit een

betaalbaar alternatief vormen voor de residentiële zorg.

De vragen van ouder wordende personen met een handicap sluiten aan bij de heersende

(wetenschappelijke) paradigma‟s (zoals vraaggestuurde zorg en „ageing in place‟) en

huidige problemen in de verschillende zorgsectoren (wachtlijsten, plaatsgebrek). Het

uitvoeren van enkele beleidsopties specifiek voor de doelgroep, zoals voorgesteld in de

eerste analyses, kan een eerste stap zijn in de richting van een beleid aangepast aan de

doelgroep. Maar om een antwoord te bieden op de complexe zorgvraag van deze

doelgroep, zullen onvermijdelijk radicalere vernieuwingen van de zorgsectoren nodig zijn

die niet enkel in functie van de opvang van de doelgroep staan.

Page 126: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

119

5. AANBEVELINGEN

Op basis van de informatie uit de Vlaamse en Europese literatuurstudie, de verschillende

Vlaamse focusgroepen en de Europese focusgroep, de voorbeelden van initiatieven uit de

praktijk en de analyses van de Vlaamse en Europese vragenlijsten, willen we afsluiten

met een geheel van aanbevelingen voor Vlaanderen.

5.1 Versterken van zelf -en mantelzorg

Het internationale referentiekader rond kwaliteit van leven voor ouder wordende mensen

met een beperking kan men interpreteren als „ageing in place‟ in de strikte zin, d.w.z.

„thuis ouder worden‟, in de gemeenschap, met een zo goed mogelijke, aangepaste zorg.

„Thuis‟ betekent in de eerste plaats de thuissituatie, waar de persoon woont en waar

mantelzorgers verantwoordelijkheid opnemen, de sociale netwerken opgebouwd zijn en

de ambulante professionele zorg een belangrijke ondersteunende rol speelt.

Verschillende landen in Europa (zie hoofdstuk 3) zijn deze weg opgegaan. Op basis van

de resultaten van de vragenlijst kunnen we zeggen dat er in het hele werkveld een

draagvlak is om de zelfzorg, het onafhankelijk leven en de mantelzorg prioritair te

stellen.

5.1.1 Stimuleren van intersectorale informatieverlening en vraagverduidelijking

Voor het sociaal netwerk en de persoon zelf is duidelijkheid over de toekomstige

zorgsituatie van groot belang. Mantelzorgers moeten tijdig ingelicht worden indien het

(momenteel nog) niet mogelijk is om levenslang beroep te doen op bepaalde

voorzieningen, en dienen te weten welke voorzieningen al dan niet geschikt zijn. Soms

maakt het minder uit in welk soort voorziening er in de toekomst ondersteuning kan

geboden worden, dan wel dát er (kwalitatieve) ondersteuning binnen de vertrouwde

omgeving zal zijn. Dit blijkt duidelijk uit de antwoorden van de ervaringsdeskundigen in

dit onderzoek.

Net zoals voor de mantelzorgers is onzekerheid rond de toekomst een belangrijk thema

voor de doelgroep. De bestaande initiatieven rond vraagverduidelijking zijn

sectorgebonden. Er zijn nochtans synergieën mogelijk over de sectoren heen, in die zin

dat de informatieverstrekkers, de vraagverduidelijkers en zorgbemiddelaars uit zowel de

woonzorgsector als sector gehandicaptenzorg samen afspraken kunnen maken en taken

gericht kunnen verdelen met het oog op een betere dienstverlening. Diensten die

onthaalfuncties uitoefenen in de woonzorg zouden in de toekomst beter beroep moeten

kunnen doen op vraagverduidelijkers uit de sector gehandicaptenzorg en omgekeerd.

Voor mensen die specifieke hulp vragen bij het VAPH zou telkens moeten nagegaan

worden of het aanbod van reguliere dienstverlening in de woonzorg niet ook in een

bepaalde behoefte kan voorzien. Specifieke doelgroepgerichte sociale kaarten (wie biedt

Page 127: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

120

wat aan voor de doelgroep) kunnen de transparantie van het aanbod vergroten.

Gegeven de bezorgdheid van verschillende deskundigen in Europa dienen we er

tegelijkertijd voor te zorgen dat de gebruiker een goed beeld heeft van de

prijs/levenskwaliteit verhouding van verschillende diensten en voorzieningen. De ouder

wordende persoon dient geïnformeerd zelf keuzes te kunnen maken.

5.1.2 Stimuleren van intersectoraal casusoverleg, zorgplanning

en -bemiddeling

Het hebben van een keuze is belangrijk. Vraagsturing in de context van het

verouderingsproces betekent dat de toekomst wordt voorbereid en dat mensen de keuze

krijgen om hun latere „thuis‟ te kiezen op basis van de klemtonen die zij zelf leggen. Het

garanderen van een creatief antwoord op de vraag van ouder wordenden om zo lang

mogelijk in de vertrouwde setting te blijven, aangevuld met een goed plan bij de

overgang naar de nieuwe thuis, is een grote uitdaging voor het beleid.

Wanneer de vraag duidelijk is, mag het toeval niet bepalen in welke sector naar

oplossingen gezocht zal worden. Deskundigen steunen het idee van een grondige

omgevingsanalyse per cliënt: wat is in een bepaalde situatie mogelijk en aangewezen

gegeven de bronnen van ondersteuning waarover de cliënt reeds beschikt? Momenteel

wordt het idee van trajectbegeleiding in de sector VAPH in de praktijk gebracht. Wat we

hier voorstellen gaat verder: elke regio heeft nood aan een intersectoraal aanspreekpunt

dat mensen onafhankelijk doorverwijst en alle mogelijkheden en hun

combinatiemogelijkheden kent en voorstelt in functie van de vraag van de cliënt. Het

gaat om een functie die door verschillende actoren kan opgenomen worden (zowel

bestaande overlegplatformen als diensten, organisaties en zelfs besturen). Het gaat niet

om een nieuw op te richten vorm van aanbod, wel om een werkwijze die er op gericht is

de opties voor de gebruiker te maximaliseren (casusoverleg). Het gaat ook om een

cultuur van correcte doorverwijzing, gedragen door een correcte kennis van elkaars

aanbod.

De gebruiker denkt niet in zorgsectoren wanneer hij of zij een bepaald pakket van zorg

wil. Enkel het resultaat telt. Daarom moet men stimuleren dat sociale ondernemers met

elkaar in overleg treden op lokaal vlak. Momenteel gebeurt een dergelijk overleg nog te

vaak binnen één sector. Zeker voor de zogenaamde knelpuntdossiers zou een

sectoroverschrijdend casus- en welzijnsoverleg verplicht moeten worden. Wie het

initiatief neemt om een cliënt op weg te zetten is niet zo belangrijk, wel dat er afspraken

zijn hieromtrent.

Bij dit casusoverleg is de inbreng van het informele netwerk heel belangrijk. Planning

van de zorg kan niet zonder de gebruiker zelf, maar ook niet zonder de mantelzorgers.

Hun draagkracht dient optimaal verkend, benut en ondersteund te worden.

Page 128: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

121

5.1.3 Versterken van toegankelijke én gespecialiseerde ambulante zorg

Aansluitend bij vraaggestuurde zorg, zien we zowel binnen Europa als in Vlaanderen dat

het heersende zorgparadigma uitgaat van het zo lang mogelijk in de eigen, vertrouwde

omgeving blijven bij het ouder worden.

In de eerste plaats betekent dit het toegankelijk maken van de thuisomgeving met het

oog op een (minder mobiele) toekomst. Bij het vraagverduidelijkingsproces hoort een

tijdige voorbereiding op dit vlak, met name de aanvraag van hulpmiddelen en

aanpassingen aan het huis. De Toegankelijkheidsbureaus en de Adviesbureaus

Toegankelijkheid zijn in deze essentiële partners.

Vanuit het „ageing in place‟ –gedachtegoed is er in Vlaanderen nood aan een sterker

thuis- en ambulant zorgsysteem. Ambulante zorg is momenteel in Vlaanderen voor te

weinig doelgroepen een realistische optie. Dit omwille van de weinig intensieve

mogelijkheden qua ondersteuning. Een dergelijk systeem vormt nog geen waardig

alternatief voor residentiële zorgvormen, mede omwille van een gebrek aan continuïteit

in de zorg (permanentie) en de hoge kostprijs. Het zesde praktijkvoorbeeld (onder

4.1.6), waarin samenwerking wordt gezocht rond ADL-ondersteuning, vertrekt vanuit

deze probleemstelling.

Vanuit het beleid moet het (verder) uitbouwen van meer intensieve, continue woonzorg

in combinatie met voor handicap gespecialiseerde ambulante zorg de eerste prioriteit

zijn, zoals duidelijk blijkt uit het onderzoek. Een belangrijke stap is het beschikbaar

stellen van meer oproepbare hulp en crisishulp.

Dit pleidooi voor meer ambulante ondersteuning is indirect ook een pleidooi voor de

nieuwe diensten inclusieve ondersteuning (DIO): intensieve, gespecialiseerde ambulante

ondersteuning op de door de gebruiker gewenste locatie is precies wat ook ouder

wordenden nodig hebben.

5.1.4 Gewoon waar het kan, specifiek waar het moet

„Ageing in place‟ of „thuis ouder willen worden‟ hebben we voor de Vlaamse context niet

strikt geïnterpreteerd tot de natuurlijke thuissituatie, zoals bijvoorbeeld wel Diana Kerr

(2010) doet. In de praktijk leven heel wat ouder wordende personen met een handicap

in een gezinsvervangende, residentiële omgeving. In de toekomst moet deze

mogelijkheid open blijven. Beleidsmatig kan dit vertaald worden in het

subsidiariteitsbeginsel, waarbij standaard vertrokken wordt van woonzorg binnen de

lokale gemeenschap en pas in tweede instantie beroep gedaan wordt op (m.b.t.

handicap) gespecialiseerde gehandicaptenzorg (“gewoon waar het kan, specifiek waar

het moet”). Deze laatste biedt dan hoofdzakelijk ondersteuning aan de zwaarste

zorgvragen.

Page 129: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

122

Uit het onderzoek blijkt dat het subsidiariteitsbeginsel gedragen wordt door de

ervaringsdeskundigen en de praktijkdeskundigen uit de reguliere sectoren: de

gespecialiseerde zorg van de gehandicaptensector zien zij als meerwaarde voor ouder

wordende doelgroepen met complexe zorgvragen, bijvoorbeeld bij mensen met een

ernstige verstandelijke beperking of meervoudige beperkingen, en als aanvullende

garantie voor mensen die binnen de woonzorg een aangepaste begeleiding nodig

hebben. De gehandicaptenzorg is zelf vragende partij om haar voorzieningen zelfstandig

uit te bouwen in functie van levenslange zorg, zeker wat betreft de residentiële

voorzieningen, om alle gebruikers (ook die met minder zware zorgbehoeften) een veilige

thuis te garanderen. Zorggarantie binnen de sector, met de vermelde mogelijkheid tot

keuze, lijkt ons noodzakelijk. Voor de toekomstige doorstroom van volwassen gebruikers

in de gehandicaptenzorg zal het doorvoeren van het subsidiariteitsbeginsel niet evident

en in de praktijk niet gemakkelijk zijn. Bijvoorbeeld in het geval van sommige tehuizen

werkenden is de situatie complex. Cliënten zijn vaak al jaren aan het wachten op een

plaats en wanneer ze eindelijk een plaats toegekend krijgen, wordt dit als levenslange

opvang beschouwd.

De generatie die momenteel ouder wordt is minder vertrouwd met inclusieve

woonvormen en heeft een volwaardige “thuis” opgebouwd binnen de gehandicaptenzorg.

Voor hen die beroep doen op zelfstandige woonvormen zal een overgang naar woonzorg

binnen de gemeenschap bij het ouder worden vaak een minder grote stap zijn dan voor

de populatie van “traditionele” residentiële zorgvormen. Het invoeren van het

subsidiariteitsbeginsel voor woonzorg bij personen met een handicap kan dus moeilijk

los gezien worden van de verschillende woonvormen en zal dus meer kans op slagen

hebben bij de generatie die reeds vertrouwd is met het paradigma van ondersteuning

binnen de lokale gemeenschap op een inclusieve manier.

Aansluitend bij het subsidiariteitsbeginsel wordt aan de hand van dit onderzoek duidelijk

dat de woonzorg geschikt wordt geacht voor ouder wordende personen met een licht

verstandelijke beperking, met een motorische beperking of met een sensoriële

beperking. Ook bij het optreden van dementie bij personen met een handicap, wordt een

overgang naar de woonzorg vaak als aangewezen beschouwd omwille van de expertise

van de woonzorg op dat vlak. Iedereen is het er over eens dat dit extra ondersteuning

vraagt voor de woonzorg. Voor de woonzorg vormt de doelgroep van oudere personen

met een handicap slechts een klein deel van hun sowieso al heterogene doelgroep. Dus

voor de woonzorg is het niet voor de hand liggend om de kaart te trekken van de ouder

wordende persoon met een handicap in tijden van plaatsgebrek, als zij daarbij geen

ondersteuning krijgen vanuit de overheid.

5.1.5 Vereenvoudigen van administratie en afstemmen van

bevoegdheden

Deskundigen uit alle sectoren zijn het er over eens dat een te strak keurslijf van

procedurele eisen een vlotte aanvraag van hulpmiddelen, diensten en voorzieningen

bemoeilijkt. Zeker gebruikers wensen ook zonder hulp zelfstandig een aanvraag te

kunnen doen.

Page 130: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

123

Een deel van het probleem ligt in het feit dat bevoegdheden momenteel sterk verspreid

zijn (cf. paragraaf rond bevoegdheidsverdeling in Vlaanderen). Afstemming tussen

verschillende beleidsdomeinen is een eerste belangrijke stap. De recente afsprakennota

tussen de beleidsdomeinen wonen en welzijn (Vlaamse Regering, 2010) toont aan dat er

op deze manier win-win situaties kunnen gecreëerd worden.

5.2 Zorggarantie, mits voorwaarden

De lange wachttijden in de sector van het VAPH zijn deels te verklaren door het feit dat

vele gezinnen waarin een volwassen persoon met een handicap ouder wordt, tijdig een

„ticket‟ voor residentiële opvang aanvragen. Verwijzers zorgen voor een goede

voorbereiding van het dossier, net om situaties te vermijden waarbij de administratieve

procedure niet snel genoeg op de realiteit kan inspelen. De facto is het ticket in vele

gevallen een vorm van een verzekering voor de toekomst, met dat verschil dat de

verzekerde momenteel geen spijkerharde garanties heeft dat hij de door hem gewenste

tussenkomst ook effectief zal krijgen wanneer het nodig is. Voor ouder wordende

personen met een handicap is de (on)beschikbaarheid van een bepaald type van zorg

momenteel nog te bepalend voor het traject van ondersteuning en zorg die zij krijgen.

Twee sectoren die kampen met een capaciteitslimiet en de onmogelijkheid om zich aan

te passen aan elke specifieke zorgvraag, hebben het samen moeilijk om flexibele

zorgtrajecten te realiseren.

Aan thuiswonende gebruikers zou een vorm van zorggarantie gegeven moeten worden,

die aan de mensen en hun omgeving de zekerheid geeft dat er (later) een zorgantwoord

zal zijn op hun vraag. Deze zorggarantie hoeft niet noodzakelijk de vorm van zorg in

natura, een ticket of „plaats‟ aan te nemen. De garantie moet mogelijks ook niet louter

op het Vlaams niveau gezocht te worden. De OCMW‟s kunnen nu al een (federale)

garantie geven dat de kosten voor opvang nooit het inkomen zullen overschrijden. De

garantie zou verschillende vormen moeten kunnen aannemen. Idealiter is dit een

intersectoraal, cash te besteden, persoonsvolgende of persoonsgebonden voucher,

waarin trekkingsrechten zitten van de persoon als oudere én persoon met een handicap,

en waarmee de gebruiker bij verschillende diensten en voorzieningen zorg kan inkopen,

vergelijkbaar met het PGB, dat momenteel binnen VAPH in de steigers staat. Het verschil

zou zijn dat de voorgestelde „gegarandeerde‟ voucher niet enkel gedragen wordt met

VAPH middelen (cf. PGB), maar ook met federale. Het probleem met dit spoor is dat het

waarschijnlijk een lang proces van onderhandeling tussen beide beleidsniveaus

veronderstelt.

Misschien kan er ook gedacht worden aan een „aanvullende‟ VAPH garantie voor mensen

die momenteel om financiële redenen niet kiezen voor opvang in het reguliere circuit. De

kosten voor de extra aanpassingen in het reguliere circuit op vlak van personeel,

hulpmiddelen etc. zouden deels mee kunnen gedragen worden door het VAPH. Een

dergelijke tegemoetkoming hoeft niet persoonsgebonden te zijn. Incentives voor de

zorgaanbieders in de woonzorg (ook de privé-aanbieders) zouden er voor kunnen zorgen

dat het financieel haalbaar is ook mensen met een handicap op te nemen, bv. door

Page 131: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

124

gelijkschakeling met een bepaald zorgintensief profiel (cf. topic zorgzwaarte-inschaling).

Dit laatste spoor is nog te weinig onderzocht.

Het idee van een garantie is niet tegenstrijdig met de versterking van de mantelzorg.

Onafhankelijk leven of mantelzorg kan beter gedragen worden in de wetenschap dat er

een alternatief voorbereid is, wanneer de draagkracht van de persoon en/of zijn

omgeving overschreden wordt. De garantie zou kunnen gegeven worden mits aan

randvoorwaarden voldaan is die de subsidieverstrekker oplegt, bv. het bestaan van een

zorg- of ondersteuningsplan (zie eerder) en subsidiariteit (zie verder). We zijn er van

overtuigd dat indien het financiële aspect wordt aangepakt, heel wat drempels zullen

wegvallen voor gebruikers om gebruik te (blijven) maken van het reguliere aanbod.

Immers, de bredere beschikbaarheid van het reguliere aanbod maakt „thuis‟ blijven

langer mogelijk, in de buurt waar men al het hele leven geleefd heeft. Andere

argumenten (zoals kwaliteit van zorg) zullen mee in het proces van vraagverduidelijking

en zorgbemiddeling moeten meegenomen worden.

Voor ouder wordende mensen die momenteel al opgevangen worden in de residentiële

gehandicaptenzorg is een proces van het verstrekken van zorggarantie ook belangrijk.

Met proces bedoelen we de voorwaarde van het doorlopen van een (onafhankelijk

gevoerd) proces van vraagverduidelijking. Het behouden van het ticket zal voor velen de

meest evidente keuze zijn. Dit onderzoek toont overigens zeer duidelijk aan dat het

werkveld de overgang van residentiële gehandicaptenzorg naar residentiële woonzorg

niet opportuun acht, gevoed vanuit de gedachte dat men oude bomen niet zomaar mag

verplanten. Een ander argument is dat het concept „thuis ouder worden‟ hol klinkt

wanneer het inhoudt dat de „thuis‟ van vele, levenslang opgevangen personen met een

handicap, in vraag wordt gesteld. Of dit betekent dat de tehuizen werkenden en niet-

werkenden van het VAPH noodzakelijk alleen deze thuis mogen blijven organiseren,

durven we wel in vraag stellen. Het organiseren van parallelle, gespecialiseerde

zorgunits zonder samenwerking met andere sectoren zou vermeden moeten worden.

Zorggarantie verlenen aan aanbieders zou kunnen betekenen dat men verplicht is

de/een andere sector te betrekken en samen te werken.

5.3 Stimuleren van intersectoraal ondernemerschap

Een keuze garanderen betekent niet dat alle sectoren apart een eigen zorgtraject voor

de doelgroep mogelijk moeten maken. We pleiten voor samenwerking tussen

gehandicaptenzorg en woonzorg. Niet enkel knowhow, maar ook mensen en (financiële)

middelen moeten uitgewisseld kunnen worden in functie van creatieve, inclusieve

oplossingen.

5.3.1 Toegankelijkheid en aanpassingen op basis van profilering

De bedoeling bij samenwerking in het kader van vraaggestuurde zorg is dat alle sectoren

in min of meerdere mate toegankelijk gemaakt worden, afhankelijk van bepaalde

Page 132: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

125

cliëntgebonden criteria. Deze studie biedt een aanzet tot een zekere profilering:

personen met een licht verstandelijke beperking dienen bijvoorbeeld ook terecht te

kunnen in de woonzorg, mits behoud van de nodige gespecialiseerde begeleiding vanuit

de gehandicaptenzorg. Dit onderzoek geeft aan dat er een draagvlak is voor een

dergelijke richtlijn. Voor andere subgroepen met een relatief zwaardere

ondersteuningsnood kan de gehandicaptenzorg dan weer de aangewezen plek blijven.

We willen zeker geen nieuwe koppeling van labels aan erkenningsvormen starten, maar

wel dat het beleid keuzes maakt en de sectoren verplicht om toegankelijkheid tot op een

bepaald niveau (i.f.v. zorgbehoefte) te verzekeren.

5.3.2 Outreaching i.f.v. specialisatie

Er is al heel wat knowhow en expertise aanwezig in de verschillende sectoren waarop

men beroep kan doen, zonder zelf deze expertise volledig te moeten opbouwen.

Samenwerking kan via outreaching gebeuren, waarbij deskundigen uit de

gehandicaptenzorg ingezet worden in de woonzorg. Maar outreaching kan en moet ook

de omgekeerde richting uitgaan. Deskundigen op het vlak van dementie en palliatieve

zorg uit de woonzorg kunnen de gehandicaptenzorg versterken. Op deze manier wordt

ingegaan op de vraag naar knowhow en expertise die leeft bij de professionele

deskundigen, maar levert men geen dubbel werk. Wel zal er vanuit de overheid

geïnvesteerd moeten worden in het beschikbaar maken van personeel om outreachend

werken mogelijk te maken.

5.3.3 Structurele samenwerking rond wonen, dagbesteding en

vrije tijd

Professionelen uit de zorgsectoren zijn enthousiast om samen te werken om de

doelgroep te ondersteunen. Maar concreet zien zij samenwerking vooral in functie van

specialisatie van de eigen diensten en voorzieningen, en dit via het inwinnen van

knowhow en expertise. Wanneer meer verregaande vormen van samenwerking worden

voorgesteld, zoals het samen organiseren van dagbesteding of crisisopvang, zijn de

antwoorden wat voorzichtiger. Samenwerkingsverbanden waarbij op structurele basis

middelen worden uitgewisseld, houden immers risico‟s in. Men wil de huidige beperkte

middelen behouden. Wanneer het beleid via een gericht investeringsbeleid situaties kan

creëren waar voor alle betrokken actoren win-win situaties ontstaan, voorspellen wij dat

dit voorbehoud zal wegvallen. Nu merken we dat het moeilijk is voor professionals om

buiten de bestaande zorgstructuur en –kaders te kijken. Dit in tegenstelling tot de

ervaringdeskundigen zelf, die wel voorstanders zijn van een nauwere samenwerking.

Concreet zou het juridisch/procedureel mogelijk moeten zijn dat er bij cliënten die in

residentiële zorg van het VAPH wonen bv. thuisverpleging langskomt. Zo vermijdt men

het probleem dat er zeldzaam verplegend personeel moet aangetrokken worden en/of

dat begeleiders-opvoeders zich willens nillens moeten omscholen. Omgekeerd moet het

in principe mogelijk zijn dat (aandachts)begeleiders uit het VAPH begeleidingen kunnen

doen in de context van reguliere, residentiële opvang.

Page 133: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

126

Zo‟n maatregelen veronderstellen niet noodzakelijk een persoonsgebonden financiering,

maar wel het versoepelen van bepaalde arbeidsregels. Mobiliteit en flexibiliteit moeten

een noodzakelijke vereiste worden voor begeleiders. Zeker aangezien in de toekomst

de aard van de ondersteuning meer en meer zal worden losgekoppeld van de plaats van

ondersteuning (cf. diensten inclusieve ondersteuning).

Eenzelfde redenering geldt voor dagbesteding: in plaats van de dagactiviteit helemaal

zelf te organiseren kan enkel het begeleidingsaspect voorzien worden. Er zijn vast en

zeker meer mogelijkheden om de organisatie en de benodigde begeleiding van

activiteiten van elkaar los te zien en in regie over verschillende sectoren te regelen: het

aanbod in de woonzorg met begeleiding uit een VAPH-voorziening, en omgekeerd.

Vanuit de overheid zullen incentives nodig zijn om samenwerking op niveau van het

aanbod van voorzieningen tot stand te brengen. Het is niet haalbaar om de ontvangende

voorziening zonder steun in de rug hieraan te laten beginnen. Ook bijvoorbeeld op

gebied van infrastructuur is het niet mogelijk alle bestaande voorzieningen aan te

passen. Universal Design is nog niet overal ingeburgerd. Subsidies voor

experimenteerprojecten kunnen in een eerste fase aangewezen zijn om samenwerking

tot stand te laten komen die verder gaat dan de specialisatie van de eigen voorziening.

Want zoals blijkt uit de praktijkvoorbeelden zijn er verschillende modaliteiten om samen

te werken, die sterk afhankelijk zijn van de lokale actoren, cliënten en voorzieningen.

Het gebruik van bijzondere subsidies binnen het Vlaams Agentschap voor Personen met

een Handicap is geen voldoende garantie dat de nodige incentives gegeven worden over

sectoren heen. Vernieuwende initiatieven dienen dan ook intersectoraal opgevolgd te

worden in functie van meer structurele aanpassingen op langere termijn. Om de

zorgcircuits te laten samenwerken, dus los van experimenteerprojecten, zal bijvoorbeeld

een afstemming van de wetgeving tussen de verschillende sectoren een noodzakelijke

voorwaarde zijn. Momenteel is het vaak niet mogelijk om wettelijk samen te werken,

aldus de praktijkdeskundigen. Er moet bijgevolg opgespoord worden welke wetgeving

voor moeilijkheden zorgt en wat aangepast dient te worden.

5.3.4 Kansen benutten van het woonzorgdecreet

Beleidsmatige ondersteuning specifiek voor personen met een handicap in de woonzorg

is niet evident. Deze doelgroep is namelijk niet de enige die zorgnoden heeft waaraan de

woonzorg niet volledig aan kan voldoen, bijvoorbeeld bij het aanbieden van een

kwalitatieve dagbesteding. In dat opzicht zou er eerder moeten gewerkt worden aan

versterking van het hele doelgroepenbeleid in de woonzorg, in plaats van enkel te

focussen op de doelgroep van ouder wordende personen met een handicap. Het

woonzorgdecreet toont dat de woonzorgsector werk wil maken van kwalitatief

hoogstaande en betaalbare (zowel voor de overheid als de cliënt) zorg. Ook de sector

van gehandicaptenzorg zou betrokken moeten worden in dit proces. Via de voorgestelde

outreaching zou bijvoorbeeld de nodige ondersteuning voor de doelgroep binnen de

woonzorg binnengebracht kunnen worden vanuit de gehandicaptenzorg en kan deze met

agogische expertise en knowhow verrijken.

Page 134: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

127

De woonzorg kan ondersteund worden om zelf, binnen het idee van een woonzorgzone,

aan outreaching te doen op het vlak van zorg voor personen met dementie (met en

zonder handicap). Op die manier moeten de inspanningen niet alleen vanuit de

gehandicaptenzorg verwacht worden, maar kan ook de woonzorg haar steentje bijdragen

voor de doelgroepen die blijvend binnen gehandicaptenzorg ondersteuning nodig

hebben. Dergelijke vormen van outreaching vragen ruimte voor het nodige overleg.

Daarbij is het aangewezen om de verschillende zorgsectoren lokaal bijeen te brengen

aan de overlegtafel, en om meer vraaggericht te werken en op die manier de meest

geschikte zorgsituaties te organiseren. Dit gebeurt al binnen de zorgsectoren zelf, maar

zou zeker voor oudere personen met een handicap (of bijvoorbeeld nog specifieker voor

oudere personen met een handicap en psychische problemen) over sectoren heen

moeten kunnen gebeuren. Opnieuw zal dit niet overal tot stand komen zonder dat de

huidige overlegplatformen vanuit het beleid deze opdracht expliciet meekrijgen. In een

eerste fase zal daarbij een kennismaking van de andere sectoren op de agenda staan,

want de praktijkdeskundigen geven zelf aan dat zij de andere sectoren niet kennen. In

een latere fase kan dit evolueren naar meer structurele samenwerking.

5.4 Financieringsaspecten

5.4.1 Gebruik van rechtvaardige criteria voor (her)verdeling van middelen

De deskundigen hebben zich uitgesproken voor het verlaten van een leeftijdsgrens, en

het centraal stellen van functionele zorgzwaarte als belangrijkste criterium voor

toekenning van middelen. Volgens de Vlaamse deskundigen zou er meer uniformiteit, of

tenminste toch vergelijkbaarheid moeten zijn over sectoren heen. De eerste stappen

worden hieromtrent binnen de woonzorg en gehandicaptenzorg gezet, maar dit beperkt

zich nog tot initiatieven binnen de sectoren zelf en niet over sectoren heen.

5.4.2 Persoonsgebonden financiering

Een ander financieringssysteem kan het organiseren van vraaggestuurde zorg en de

uitbouw van thuis- en ambulante zorg sterk ondersteunen. In verschillende landen van

Europa zien we dat de uitbouw van betaalbare thuiszorg vaak samen gaat met het

invoeren van een systeem van persoonsgebonden financiering. In sommige gevallen (bv.

Oostenrijk) is dit zelfs het geval voor alle doelgroepen met een zorgnood, ongeacht de

oorzaak van de zorgvraag. Andere landen voorzien de persoonsgebonden budgetten dan

weer voor een specifieke doelgroep of een bepaald segment van de woonvormen. In elk

geval zijn persoonsgebonden budgetten zeker aangewezen bij ambulante zorgvormen en

moet de betaalbaarheid voor residentiële zorgvormen nagegaan worden.

Persoonsgebonden budgetten hebben in Duitsland de druk op de residentiële

wachtlijstproblematiek verminderd, wat ook in Vlaanderen zeer welkom zou zijn. Het

persoonsgebonden financieringssysteem kent echter ook enkele schaduwzijdes, zoals de

bloei van een zwarte markt voor zorg. Dit zien we echter meer in landen met een minder

uitgebouwd formeel zorgsysteem, wat in Vlaanderen zeker niet het geval is.

Page 135: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

128

5.4.3 Uitbreiding en intersectoraal aanpassen van middelen

De gehandicaptenzorg ziet het niet mogelijk om met dezelfde budgetten voor de ouder

wordende groep kwalitatief hoogstaande opvang te blijven bieden. De andere sectoren

vinden extra middelen voor de gehandicaptenzorg minder noodzakelijk en vinden de

huidige budgetten (die hoger liggen dan in de eigen sector) voldoende. Uit de vele

gesprekken in het kader van het huidige onderzoek weten we dat deze discussie delicate

materie is: indien de lat gelijk gelegd wordt, zal zij dan omhoog gaan of naar beneden?

Duidelijk is alvast dat men binnen het huidige zorgkader van de gehandicaptenzorg niet

altijd kan beantwoorden aan medische zorgvragen die gepaard gaan met ouder worden.

Binnen de gehandicaptensector zou er tenminste duidelijkheid moeten komen op welke

instanties zij voor deze medische zorgen een beroep kunnen doen. Tegelijk moet ook

nagedacht worden hoe het beleid gerichte inspanningen kan doen om voor de ouderen

met bijkomende ondersteuningsbehoeften in de woonzorg de middelen zodanig aan te

passen tot op een niveau dat vergelijkbaar is met deze van de gebruikers van een

vergelijkbaar aanbod in de gehandicaptenzorg.

5.5 Verder onderzoek

Bovenstaande aanbevelingen moeten gelezen worden als een kader voor een toekomstig

beleid. Het schetst nog vaak een wenselijke situatie, waarvan we weten dat ze in de

praktijk niet zomaar én onmiddellijk haalbaar is. Daarom is een planmatige aanpak

noodzakelijk met stappen die onderbouwd zijn vanuit onderzoek. We missen momenteel

de nodige kennis om alle consequenties van de geformuleerde voorstellen goed te

kunnen vatten. We proberen aan te geven welke theoretische en empirische gegevens

nodig zijn.

5.5.1 Ontwikkelen van een vergelijkend kader

Het huidig onderzoek houdt een sterk pleidooi voor meer samenwerking tussen de woon-

en gehandicaptenzorg. Vergelijkbare studies onderzoeken hetzelfde spoor voor

psychiatrische hulpverlening en de woonzorg (Van Rampelberg, S., Boriau, M., &

Lahaye, H., 2010). Er is nog weinig bekend over hoe men het breder plaatje vorm zou

kunnen geven. In de jeugdhulp loopt al jaren het project rond integrale

jeugdhulpverlening, waarin men stilaan tot een afbakening komt van wat men

gemeenschappelijk kan doen en wat men sectorspecifiek wenst te houden. Een

vergelijkbare denkoefening voor het hele veld van ondersteuning en zorg voor

volwassenen en ouderen is volgens ons wenselijk. Een start kan alvast zijn dat de

sectoren worden vergeleken op vlak van doelgroep, betoelaging, erkenningsvereisten en

andere organisatiekenmerken. Wat zijn elementen die men gemeenschappelijk zou

kunnen aanbieden? Wat zijn risico‟s, wat zijn mogelijkheden?

Page 136: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

129

5.5.2 Evaluatie van samenwerkingsverbanden tussen woon- en

gehandicaptenzorg

Het voorliggende onderzoek verkende de mogelijkheden van samenwerkingsverbanden

in functie van een goede kwaliteit van leven en zorg voor de gebruiker. We moeten

dergelijke voorstellen ook durven evalueren aan de hand van deze criteria: is de

levenskwaliteit van de oudere persoon met een handicap effectief vergelijkbaar of

verbeterd door dergelijke vormen van samenwerking? Welke implicaties zijn er op

financieel vlak voor de cliënt? Kan men objectief spreken van een meerwaarde? Verder

evaluerend onderzoek rond de verschillende samenwerkingsmodaliteiten, met een

nadruk op de uitkomst voor individuele cliënten is wenselijk. Ook de mogelijkheden op

vlak van professionalisering, het (aan)vullen van personeelscompetenties en het voldoen

aan wettelijke bepalingen (bv. rond het verstrekken van medische zorg) lijken

belangrijke elementen voor evaluatie.

5.5.3 Ontwikkelen van een vergelijkend kader voor zorgzwaarte

inschaling

Zowel de ouderen- (project BelRAI, http://wiki.belrai.org/nl/) als gehandicaptenzorg

(Molleman, Cornelis, & Van den Abbeele, 2009) hebben een instrument voor

zorgzwaarte-inschaling, ofwel in gebruik ofwel in ontwikkeling. Het zijn instrumenten die

op een bepaalde manier de mate van benodigde zorg en ondersteuning in kaart brengen.

Op basis van de resultaten van het voorliggend onderzoek is het zinvol om na te gaan in

hoeverre de verschillende instrumenten vergelijkbare scores opleveren voor dezelfde

cliënten. Dit niet alleen met het oog op betrouwbare indicatiestelling, maar ook en vooral

met het oog op een rechtvaardige toekenning van middelen.

Page 137: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

130

Page 138: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

131

6. BIBLIOGRAFIE

Adler, M., & Ziglio, E. (1996). Gazing into the oracle. Bristol, PA: Jessica Kingsley

Publishers.

Ageing and Health, Norwegian Centre for Research, Education and Service Development.

(2008). Annual report 2007. Geraadpleegd via

http://www.aldringoghelse.no/ViewFile.aspx?itemID=1710

American Association of Retired Persons, European Leadership Study. (2006). European

experiences with long-term care: France, the Netherlands, Norway and the United

Kingdom. Retrieved from

http://assets.aarp.org/www.aarp.org_/cs/gap/ldrstudy_longterm.pdf

Askheim, O.P. (2008, August 19). Personal assistance service in Norway [Powerpoint

presentation]. Lillehammer University College.

Bertrand, Y., & Meyer, L. (2006). La personne handicapée veillisante ou âgée (4ième

ed., dossier professionnel documentaire n°10). Paris: Centre Technique National

d‟Études et de Recherches sur les Handicaps et les Inadaptions. Geraadpleegd via

http://www.ctnerhi.com.fr/accueil_ctnerhi3.php

Bigby, C. (2004). Ageing with a lifelong disability. A guide to practice, program and

policy issues for human services professionals. London: Jessica Kingsley

Publishers.

Bronselaer, J., & Vanden Boer, L. (2008). Ouder wordende personen met een

vroegtijdige handicap. Tijdschrift voor Welzijnswerk, 32, 14-26.

Charlot, V., Cobbaut, N., De Mets, J., Hinnekint, B., & Lambert, M. (2009). Het

woonzorgcentrum in de 21ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.

Luisteren naar bewoners, personeel, directie, experten. Suggesties en illustraties

van vernieuwende initiatieven. Brussel: Koning Boudewijnsstichting.

Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. (2009, 19 mei). Vraag om uitleg

van mevrouw Kathleen Helsen tot mevrouw Veerle Heeren,Vlaams minister van

Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over vergoedingen in de gezinsverpleging

(C123-WEL10). Geraadpleegd via

http://www.kathleenhelsen.be/uploads/kh_gezinsverpleging_Geel_VOU.pdf

Council of Europe. (2009). Enhancing rights and inclusion of ageing people with

disabilities and older people with disabilities: A European perspective [report].

Strasbourg: Author.

Da Roit, B., & Le Bihan, B. (2008, June). Cash-for-care schemes in Austria, Italy, France

and the Netherlands: Effects on family support and care workers. Paper

presented at the International Conference at the Danish National Centre for

Social Research, Transforming elderly care at local, national and transnational

levels, Copenhagen.

Page 139: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

132

Da Roit, B., Le Bihan, B., & Österle, A. (2007). Long-term care policies in Italy, Austria

and France: Variations in cash-for-care schemes. Social Policy and

Administration, 41, 653-671.

Demaeyer, J., & Maes, B. (2009, augustus). Palliatieve zorg voor personen met ernstige

meervoudige beperkingen [Eindrapport]. Leuven: Centrum voor Gezins- en

Orthopedagogiek & Multiplus.

Focusgroep 1 [Opname]. (2009, 9 juni). Beschikbaar via [email protected]

Focusgroep 2 [Opname]. (2009, 16 juni). Beschikbaar via

[email protected]

Focusgroep 3 [Opname]. (2009, 16 juni). Beschikbaar via

[email protected]

Focusgroep 4 [Opname]. (2009, 9 juni). Beschikbaar via

[email protected]

Focusgroep Barcelona [Opname]. (2009, 5 maart). Beschikbaar via

[email protected]

FOD Economie – Afdeling Statistiek, Bevolkingsstatistieken. (2008). Totale bevolking

naar leeftijdsgroepen/-klassen en geslacht per arrondissement (Vlaams Gewest).

Geraadpleegd via http://www4.vlaanderen.be/dar/svr/Cijfers/Pages/Excel.aspx

Gheys, I. (2009, 23 maart). Rusthuisfactuur niet meer voor kinderen. De Standaard,

p.24.

Geerts, J. (2009). Gebruik van formele en informele zorg door ouderen.

Vlaanderen/België in Europees vergelijkend perspectief. In B. Cantillon, K. Van

den Bosch, & S. Lefebure (red.), Ouderen in Vlaanderen en Europa: tussen

vermogen en afhankelijkheid. Leuven: Acco.

Hansson, A.-I. (Chair). (2007, October). Conference report: Conference on elderly

people with disabilities in the Nordic Countries and Neighbouring Areas. Retrieved

from http://www.nordicwelfare.org/?id=87585

Heylen, L., & Blunckx, T. (2004). Ouderenzorg. In Gezondheidswetgeving voor

logopedisten (pp. 253-268). Leuven: Garant.

Holland, A.J. (2000). Ageing and learning disability. British Journal of Psychiatry, 176,

26-38.

Hughes, C., Hwang, B., Kim, J.H., Eisenman, L., & Killian, D. (1995). Quality of life in

applied research – A review and analysis of empirical Measures. American Journal

on Mental Retardation, 99, 623-641.

Kerr, D. (2010). Verstandelijke beperking en dementie. Antwerpen: Garant.

Koning Boudewijn Stichting. (2009, april). De zorg voor personen met dementie:

perspectieven en uitdagingen. Geraadpleegd via http://www.kbs-

frb.be/publication.aspx?id=244720&LangType=2067

Koning Boudewijn Stichting. (2009, april). Het woonzorgcentrum in de 21ste eeuw: een

gezellige woonomgeving, zorg incl. Geraadpleegd via http://www.kbs-

frb.be/publication.aspx?id=249626&LangType=2067

Page 140: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

133

L‟Arc en ciel. (s.d.). Les structures et les institutions. Retrieved from http://www.arc-en-

ciel-asso.org/struc_inst.htm

Linehan, C. (2006). Pomona: Health indicators for people with disabilities (Annex VIII

part 1 – 14) [interim report]. Retrieved from

http://www.pomonaproject.org/report.php

Maaskant, M.A., van den Akker, M., Kessels, A.G.H., Haveman, M.J., Lantman de Valk,

H.M.J.V., & Urlings, H.F.J. (1996). Care dependence and activities of daily living

in relation to ageing: Results of a longitudinal study. Journal of Intellectual

Disability Research, 40, 535 – 543.

McCarron, M., Swinburne, J., Andrews, V., McGarvey, B., Murray, M., Muryan, N.,…

McCallion, P. (2009). Intellectual Disability Supplement to TILDA. Pilot report.

Dublin: School of Nursing & Midwifery, Trinity College Dublin.

Maes, B., & Petry, K. (2000). Naar een groeiende consensus over de betekenis van het

concept „kwaliteit van leven‟. In P. Ghesquière & J. Janssens (red.), Van zorg naar

ondersteuning – Ontwikkelingen in de begeleiding van personen met een

verstandelijke handicap (pp. 27-40). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Maes, B., & Van Puyenbroeck, J. (2008). Adaptation of Flemish services to accommodate

and support the aging of people with intellectual disabilities. Journal of Policy and

Practice in Intellectual Disabilities, 5, 245-252.

Maximumfactuur voor thuiszorg prioriteit voor Vandeurzen. (2010, 21 juni). De Morgen.

Geraadpleegd via

http://www.demorgen.be/dm/nl/5036/Wetstraat/article/detail/1121768/2010/06

/21/Vandeurzen-wil-werk-maken-van-maximumfactuur-in-thuiszorg.dhtml

Molleman, C., Cornelis, T., & Van den Abbeele, A. (2009, december). Syntheserapport:

Zorgzwaarte-instrument. Brussel: VAPH.

National Disability Authority. (2006). Ageing and Disability: A discussion paper. Dublin:

National Disability Authority. Retrieved from

http://www.nda.ie/cntmgmtnew.nsf/0/FBE570D7C6D435C28025710D004594B9/

$File/NDAAgeingandDisabilityDiscussionPaper.pdf

Nederlands WHO-FIC Collaborating Centre. (2002). Nederlandse vertaling van de

„international classification of functioning, disability and health‟: compilatie.

Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Geraadpleegd via http://www.rivm.nl/who-

fic/in/ICFwebuitgave.pdf

O‟Brien, C. (2010, April 26). Disabled should get direct payments, says Minister. Irish

Times. Retrieved http://www.irishtimes.com/

Prijzendienst, FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. (2008). Gemiddelde

dagprijzen in de rusthuizen voor de periode 2005-2008. Geraadpleegd via

http://www.vvsg.be/Welzijnsvoorzieningen/woonzorg/woonzorgcentra/Document

s/Overzichtstabel%20gemiddelde%20dagprijzen.pdf

Protocolakkoord nr.3 (B.S.28.IV.2006). (2005, 13 juni). Geraadpleegd via

http://wvg.vlaanderen.be/juriwel/ouderenzorg/rg/sa/pdf/prot130605-3.pdf

Page 141: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

134

Robertson, J., Emerson, E., Gregory, N., Hatton, C., Kessissoglou, S., Hallam, A., &

Linehan, C. (2001). Social networks of people with mental retardation in

residential settings. Mental Retardation, 39, 201-214. doi: 10.1352/0047-

6765(2001)039<0201:SNOPWM>2.0.CO;2

Rustoord voor bejaarden (ROB). (s.d.). Afgehaald 2009, 14 augustus, via

http://www.seniorennet.be/Pages/Wonen_zorg/rob.php

Schalock, R.L. (Ed.) (2000). Quality of life: Its conceptualization, measurement, and

application. A consensus document (SIRG-QOL, IASSID). Presentation at the 11th

World Congress of the IASSID, Seattle, August 2000.

Seltzer, M. M., & Krauss, M. W. (1987). Aging and mental retardation: Extending the

continuum. Washington, DC: American Association on Mental Retardation.

The Graz declaration on disability and ageing. (2009, June 9th). Retrieved from

http://www.dielebenshilfe.at/fileadmin/inhalte/pdfs/GRAZDECLARATION_final.pdf

Themagroep „Ouder wordende personen met een beperking‟. (2005). Synthesenota.

Geraadpleegd via http://www.west-

vlaanderen.be/NL/WelzijnZorg/rog/Documents/welzijn_zorg/rog/synthesenota_th

emagroep.pdf

Theobald, G. (2009, August). Restructuring elder care systems in Europe: Policy-field,

policy transfer and negative integration. Paper presented at the ISA RC 19

conference, Social policies: Local experiments, travelling ideas, Montreal, Canada.

Van Audenhove, C., Spruytte, N., Detroyer, E., De Coster, I., Declercq, A., Ylieff, M.,

Squelard, G. , & Misotten, P. (2009). De zorg voor personen met dementie:

perspectieven en uitdagingen. Reeks : Naar een dementie vriendelijke

samenleving. Brussel: Koning Boudewinsstichting.

Vandenbroucke, F. (2001, 25 januari). Anders denken over ouderenzorg: hoog tijd voor

een breed maatschappelijk debat [Toespraak]. Geraadpleegd via

http://oud.frankvandenbroucke.be/html/soc/T-010125.htm

Vandeurzen, J. (2009, 15 septemberi). Criteria voor de verdeling van RVT-bedden (schijf

oktober 2009) [Omzendbrief]. Geraadpleegd via http://www.zorg-en-

gezondheid.be/uploadedFiles/NLsite/Cijfers/Programmatie,_vergunningen_en_erk

enningen/Residentiële_Ouderenzorg/RVT/Rondschrijven%20RVT%20verdeling%2

02009.pdf

Van Puyenbroeck, J., & Smits, D. (2008). Inclusieve ondersteuning voor ouderen met

een handicap. Alert, 34 (5), 51-61.

Van Rampelberg, S., Boriau, M., & Lahaye, H. (2010, april).Integratie van bewoners uit

PVT Lede in de residentiële ouderenzorg. Aalst: Expertisecel Verpleegkunde KaHo

Sint-Lieven.

Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. (2004, 7 mei).

Oprichtingsdecreet. Geraadpleegd via http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/21074-

Wetgeving.html

Page 142: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

135

Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. (2007, 5 november).

Uitvoeringsrichtlijnen Zorgregie. Geraadpleegd via

http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/2753395-Uitvoeringsrichtlijnen.html

Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. (2009, maart). Hoe inschrijven bij

het VAPH [Brochure]. Brussel: Auteur.

Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. (2009, 24 maart). Meerjarenplan:

een achteruit- en vooruitblik op de zorgbehoeften van personen met een

handicap. Brussel: Auteur. Geraadpleegd via

http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/2982186-

Meerjarenanalyse+van+het+VAPH.html

Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. (s.d.). Uitvoeringsbesluiten

Zorgregie: FAQ. Geraadpleegd via http://www.vlafo.be/vlafo/view/nl/2753395-

Uitvoeringsrichtlijnen.html

Vlaams Agentschap voor Zorg en Gezondheid. (2010). Samenwerkingsinitiatieven

Eerstelijnsgezondheidszorg. Geraadpleegd via http://www.zorg-en-

gezondheid.be/SEL.aspx

Vlaams Agentschap voor Zorg en Gezondheid. (s.d.). Diensten voor gezinszorg.

Geraadpleegd via http://www.zorg-en-gezondheid.be/adressen_gezinszorg.aspx

Vlaamse Regering. (2010, 4 juni). Afsprakenkader samenwerking Wonen – Welzijn.

Geraadpleegd via

http://www.ministerjovandeurzen.be/nlapps/data/docattachments/Conceptnota%

20wonen-welzijn%2003%20juni.pdf

Vlaams Parlement. (2008, 26 november). Ontwerp van woonzorgdecreet (Stuk 1975,

Nr.1). Geraadpleegd via

http://wvg.vlaanderen.be/juriwel/ouderenzorg/info/pdf/g1975-1_origineel.pdf

VRT nieuws: serviceflats steeds populairder. (2008, 4 maart). Geraadpleegd via

http://www.staylocal.be/artikel/vrt-nieuws-serviceflats-populair/

Weber, G. (2004). Delayed substantial increase in older age cohorts in Austria:

Challenges for service providers and policy planners. Journal of Policy and

Practice in Intellectual Disabilities, 1, 105-106.

Weber, G., & Wolfmayr, F. (2006). The Graz declaration on disability and ageing. Journal

of Policy and Practice in Intellectual Disabilities, 3, 271-276.

Werkgroep Thuisverzorgers vzw. (2002). Gids in de thuiszorg. Heverlee: Auteur.

Geraadpleegd via http://users.skynet.be/fa415276/js/gids/07020504.htm

Wat kost de begeleiding of opvang? (s.d.). Geraadpleegd via

http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/340041-

wat+kost+de+begeleiding+of+opvang.html

Winters, S. (2003, september). Muren afbreken. Geraadpleegd via

http://www.hiva.be/docs/rapport/R843.pdf

World Health Organization. (2001). International Classification of Functioning, Disability

and Health (ICF). Geneve: auteur.

Page 143: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

136

Page 144: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

137

BIJLAGEN

Bijlage 1 : stellingen focusgroep Europa ............................................................. 138

Bijlage 2 : vragenlijst Europa ............................................................................ 140

Bijlage 3 : vignettes ......................................................................................... 150

Bijlage 4 : deelnemers focusgroepen Vlaanderen ................................................. 153

Bijlage 5 : resultaat focusgroepen : staalkaart beleidsopties ................................. 156

Bijlage 6 : vragenlijst ....................................................................................... 163

Bijlage 7 : cijfers beschrijvende analyse ............................................................. 183

Bijlage 8 : cijfers toetsende analyse ................................................................... 198

Page 145: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Round Table ‘Ageing with a Disability in Europe’ Research project ‘Quality of life of ageing people with disabilities’ Pragodi research centre, University College Brussels (HUB), Belgium

138

Bijlage 1 : stellingen focusgroep Europa

Statement 1: inclusion

Elder people with disabilities have a right to be cared for in mainstream elderly care if

necessary.

- Does inclusion only mean adapting mainstream care?

- How realistic is this interpretation of inclusion?

- Does inclusion mean that people have more than one choice (cf.Graz

Declaration)?

- How realistic is this interpretation of inclusion?

- What arguments are there for choosing mainstream care instead of disability

care?

o In terms of quality of care?

o In terms of quality of life?

Statement 2: affordability

To guarantee the affordability of care, indirect collective care provision (with a voucher)

and not direct payment is the best option.

- Will professional care still be affordable for ageing people with disabilities and

their relatives in the future?

- Are all types of services equally affordable?

- Would care still be affordable if all get a direct payment?

- Is direct payment a realistic option for people with severe disabilities?

- Will direct payment result in more competition between different care providers?

- What arguments are there for choosing direct or indirect payment?

o In terms of quality of care?

o In terms of quality of life?

Statement 3: availability – accessibility

Mainstream eldercare should be made totally accessible for people with disabilities.

- Is current legislation facilitating or impeding this?

- What does accessibility mean? Does it only pertain to infrastructure or more than

that, e.g. not accessible or available because of lack of specific knowledge about

disability?

- Accessibility implies specialization. Caring for aging people with a disability is a

specialization.

- Are the means for specialization available in mainstream services?

- Is specialized disability care provision instead the best option to guarantee quality

of life?

- Are the means for specialization available in disability care?

- If limited budgets of governments would imply that either mainstream or

disability care would be financed to specialize themselves, which type of service

would be preferred?

Page 146: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Round Table ‘Ageing with a Disability in Europe’ Research project ‘Quality of life of ageing people with disabilities’ Pragodi research centre, University College Brussels (HUB), Belgium

139

Statement 4: cooperation - networking

The government must enforce cooperation between mainstream and special services in

providing care or support for ageing people with disabilities.

- Can it only succeed when it is imposed by the government?

- What good incentives are there to facilitate cooperation?

- Does specialization require cooperation or competition?

Statement 5: subsidiarity – informal care

People must be able to age at home or as near to home as possible.

- What does it mean to support informal/family care?

- Should informal/family care be subsidized?

- What is the future role of assistive technologies?

- Should governments invest more in ambulatory services?

- Is the distance between care provision and original place of living an important

factor?

Contact:

[email protected]

Page 147: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Questionnaire ‘Ageing and Disability in Europe’ Research project ‘Quality of life of ageing people with disabilities’ Pragodi research centre, University College Brussels (HUB)

140

Bijlage 2 : vragenlijst Europa

Pragodi research Centre

University College Brussels

Stationsstraat 301

Dilbeek

Dear Sir, Madam,

This questionnaire is developed within the framework of a research project at the

University College of Brussels (Pragodi), on behalf of the Flemish department of Welfare,

Public Health and Family.

As in other European countries, the life expectancy of people with disabilities in Belgium

is growing, confronting the country, and more specifically the Flemish region and its

disability care services with an exponentially growing number of ageing people with

disabilities. Since there is no age cap for their clients, Flemish disability care services

have a very long waiting list. Flemish policy makers want to examine all possibilities for

meeting this and other challenges. For this purpose they want to learn about policy and

vision in other European countries.

By means of the attached questionnaire, we want to ask you to give your opinion about

the state of affairs in the designated country : ………………………………………………. In return,

we would be happy to grant you access to the results of this survey for other European

countries.

We apologise if there are questions or answers that are unclear or unfamiliar. We would

greatly appreciate your feedback. Some questions can be answered very quickly, other

questions will require more of your time.

Multiple answers are possible for questions 3,4,5,8,9,10,11.

Inge Vandevyvere, MA

Joris Van Puyenbroeck, Phd

Dirk Smits, Phd Contact: [email protected]

Page 148: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Questionnaire ‘Ageing and Disability in Europe’ Research project ‘Quality of life of ageing people with disabilities’ Pragodi research centre, University College Brussels (HUB)

141

Name: ………………………………………………………………… Email :

……………………………………………………………………

Organization(s)/affiliations:

………………………………………………………………………………………………………………………

Home country: …………………………………………………………………………….

Country this form applies to: …………………………………………………..…

‘Ageing people with disabilities’ is defined in this questionnaire as people who become

disabled in child- or adulthood and who have reached the age to benefit from eldercare.

We are not referring to people who may experience disability as a consequence of the

ageing process.

In designated country:

1) From what age can people benefit from eldercare? ........................................

2) Up to what age can people benefit from disability services? ...........................

3) What types of impairment are officially labeled as “a handicap”, so people who have them

can make an appeal to disability services?1

Physical impairment

Intellectual impairment

Sensory impairment

Traumatic brain injury

Psychiatric disorder

Chronic disease

Other:

4) Which mainstream facilities can ageing people with disabilities and/or their environment

make use of?

Home for the elderly

Retirement village

Homecare services

Adult day care services

Assisted living facilities

Adult hospice care

Respite care

Nursing home facilities

Other:

1 Multiple answers are possible for questions 3,4,5,8,9,10,11

Page 149: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Questionnaire ‘Ageing and Disability in Europe’ Research project ‘Quality of life of ageing people with disabilities’ Pragodi research centre, University College Brussels (HUB)

142

5) Which specialized services2 can ageing people with disabilities and/or their environment

make use of? If some kind of service is not provided in designated country, please strike out

or delete the possibility.

Residential care

Supported housing

Day care

Personal assistance

Other:

6) Which government institutions are responsible for the provision of care for ageing people

with disabilities (if possible: can you give the web link or contact information)? Can you

describe the responsibilities of these institutions?

7) Which government publications (e.g. annual reports) are essential to get a good overview of

the professional supply for ageing people with disabilities (if possible: can you give the web

link or send us a PDF)?

2 Services that are not generally accessible

Page 150: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Questionnaire ‘Ageing and Disability in Europe’ Research project ‘Quality of life of ageing people with disabilities’ Pragodi research centre, University College Brussels (HUB)

143

8) What are the priorities in providing services for ageing people with disabilities, according to

policy-makers?

Support for community living

Respecting choices

Specializing within mainstream care

Continued specialization of disability care

Technologies supporting independency

Strengthening informal/family care

Exploring less restrictive options first

Cooperation between mainstream and specialized care organized by private

organizations

Cooperation between mainstream and specialized care encouraged by the

governance

Oth

er:

9) Are the following issues actual problems for ageing people with disabilities?

Problems in transition to a different care provider

No access to favoured service because of age

No access to favoured service because of disability

No places available in favoured service

Use of emergency relief as a last resort

Insufficient means to pay the professional support

No alternatives to choose between

Services are far from social network

Ot

her:

Page 151: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Questionnaire ‘Ageing and Disability in Europe’ Research project ‘Quality of life of ageing people with disabilities’ Pragodi research centre, University College Brussels (HUB)

144

10) What is the total amount of available governmental financial supports (aids, residence,

allowance…) for an individual based on?

Label of handicap

Needs assessment

Ot

her

11) Governmental financial support for ageing people with disabilities is directed to whom?

Disability care

Elderly care

Person itself (personal budget, income compensation…)

Ot

her

12) Is affordability of care guaranteed?

No

Yes

How is it guaranteed?

Page 152: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Questionnaire ‘Ageing and Disability in Europe’ Research project ‘Quality of life of ageing people with disabilities’ Pragodi research centre, University College Brussels (HUB)

145

13) What quality of care assurance systems are there for services working with ageing people

with disabilities?

14) Can you describe two good practices with regard to ageing people with disability? How is it

financed?

Page 153: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Questionnaire ‘Ageing and Disability in Europe’ Research project ‘Quality of life of ageing people with disabilities’ Pragodi research centre, University College Brussels (HUB)

146

15) Can you describe two bad practices with regard to ageing people with disability (e.g. black

market in care)?

Page 154: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Questionnaire ‘Ageing and Disability in Europe’ Research project ‘Quality of life of ageing people with disabilities’ Pragodi research centre, University College Brussels (HUB)

147

16) What are key concerns for the future for services and policy in caring for ageing people with

disabilities?

Page 155: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Questionnaire ‘Ageing and Disability in Europe’ Research project ‘Quality of life of ageing people with disabilities’ Pragodi research centre, University College Brussels (HUB)

148

17) Can you make a short SWOT-analysis of your policy and services for ageing people with

disabilities?

Strengths

Weaknesses

Opportunities

Threats

Page 156: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Questionnaire ‘Ageing and Disability in Europe’ Research project ‘Quality of life of ageing people with disabilities’ Pragodi research centre, University College Brussels (HUB)

149

18) Comments, remarks, additions?

Thank you for your time and effort.

Please return this form to:

[email protected]

Or:

Inge Vandevyvere

Campus Parnas

Stationsstraat 301

1700 Brussel

Belgium

Page 157: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Hogeschool-Universiteit Brussel

Vignettes onderzoek „Levenskwaliteit ouder wordende personen met een handicap‟

150

Bijlage 3 : vignettes

1) Frieda is 63 en begrijpt een gewoon gesprek niet wegens een aangeboren

ernstige verstandelijke beperking. Ze verblijft al lang in een tehuis voor niet-

werkenden, waar ze een aangepast dagaanbod heeft. De (para)medische zorgen

voor Frieda zijn de voorbije jaren groter geworden, omwille van

ouderdomskwaaltjes.

- welke zorg of ondersteuning is wenselijk naar de toekomst toe, zonder

verdere informatie over eigen wensen en keuzes?

- indien de situatie snel achteruitgaat?

- zou er een verschil zijn moest dit voorkomen als Frieda nog wat ouder is,

bijvoorbeeld 70?

- stel dat het dagaanbod te actief is? Of dat zij de enige oudere is in de

leefgroep?

- indien Frieda zelf aangeeft niet weg te willen omwille van vrienden?

- stel dat Frieda nog thuis woonde in plaats van in een voorziening van het

VAPH?

2) Willy is 68 en is zwakbegaafd. Op sociaal vlak verloopt het wel eens moeilijk. Hij

woont zelfstandig met begeleiding van ambulante diensten, maar dit verloopt met

de jaren minder gemakkelijk dan vroeger.

- welke zorg of ondersteuning is wenselijk naar de toekomst toe, zonder

verdere informatie over eigen wensen en keuzes?

- wat als hij 15 jaar jonger was?

- wat als Willy niet naar een grootschalige voorziening wil gaan?

- wat als hij niet kan rekenen op financiële reserves?

- wat als Willy geen netwerk heeft waarop hij beroep kan doen?

- wat als Willy ook ernstige gedragsproblemen krijgt?

3) Martine is 58 en heeft een matige verstandelijke beperking. Tien jaar geleden

werd ze samen met haar moeder opgenomen in een rust- en verzorgingstehuis,

omdat haar moeder op die leeftijd de zorg niet meer alleen kon opnemen. Haar

moeder overlijdt, dus is Martine alleen in het RVT.

- welke zorg of ondersteuning is wenselijk naar de toekomst toe, zonder

verdere informatie over eigen wensen en keuzes?

- wat als Martine 10 jaar ouder was?

- wat als Martine weinig contact heeft met medebewoners?

- wat als Martine graag nog actief bezig is?

- wat als Martine grote financiële reserves heeft?

- wat als Martine het syndroom van Down heeft en dement is?

- Martine werd op 48jarige leeftijd opgenomen in een rusthuis: moet dit

ook nog kunnen in de toekomst?

Page 158: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Hogeschool-Universiteit Brussel

Vignettes onderzoek „Levenskwaliteit ouder wordende personen met een handicap‟

151

4) Marcel is 60 en zit in een speciale rolstoel wegens een

aangeboren verlamming aan de 4 ledematen. Hij woont

zelfstandig en gaat graag naar de biljartclub. Bij de biljartclub

heeft hij echter steeds meer ondersteuning nodig, die de andere biljarters niet

meer kunnen bieden.

- welke zorg of ondersteuning is wenselijk naar de toekomst toe, zonder

verdere informatie over eigen wensen en keuzes?

- indien Marcel een aanvraag zou doen voor PAB?

- indien Marcel 10 jaar jonger was?

- indien de sociale dienst van de mutualiteit een dagverzorgings-centrum

voorstelt?

- indien Marcel zeker bij de biljartclub wil blijven?

5) Magda is 65 en is van bij de geboorte blind. Ze woont samen met haar man en is

sociaal heel actief. Binnenshuis is ze zelfredzaam, buitenshuis wordt Magda

geholpen door haar man. Wanneer haar man overlijdt, stellen zich grote

problemen voor haar sociaal leven.

- welke zorg of ondersteuning is wenselijk naar de toekomst toe, zonder

verdere informatie over eigen wensen en keuzes?

- wat als ze 10 jaar jonger was?

- wat als Magda geen beroep kan doen op een sociaal netwerk?

- wat als Magda het financieel moeilijk heeft?

- wat als Magda niet wil weggaan uit haar woonwijk?

- wat als Magda binnenshuis vooral zelfstandig kan zijn door braille?

6) Jef is 59, prelinguaal doof en spreekt enkel gebarentaal. Na een opname in het

ziekenhuis omwille van een trombose, is Jef niet meer zelfstandig genoeg om

alleen te wonen.

- welke zorg of ondersteuning is wenselijk naar de toekomst toe, zonder

verdere informatie over eigen wensen en keuzes?

- wat als Jef goed herstelt en de zorgzwaarte licht is?

- wat als Jef een zoon heeft die voor hem kan/wil zorgen?

- wat als Jef weinig financiële middelen heeft?

- wat als Jef 15 jaar ouder is?

- wat als Jef in zijn dorp wil blijven wonen?

7) Monique is na een auto ongeval verlamd aan de armen, en is ook veranderd qua

persoonlijkheid. Ze is 58 en kan tijdelijk bij haar zus opgenomen worden, terwijl

ze zoeken naar gepaste ondersteuning.

- welke zorg of ondersteuning is wenselijk naar de toekomst toe, zonder

verdere informatie over eigen wensen en keuzes?

- wat als de zorgzwaarte van Monique heel groot is?

- wat als Monique nog graag meedoet aan allerlei activiteiten?

- wat als Monique na het ongeval aan euthanasie denkt?

- wat als Monique tien jaar ouder was?

- wat als Monique het financieel breed heeft?

- wat als Monique geen zus zou hebben om op terug te vallen?

8) Jean is 46 en is vroegtijdig dement geworden. Hij woont samen met zijn vrouw,

die de zorg voor Jean niet alleen kan opnemen.

Page 159: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Hogeschool-Universiteit Brussel

Vignettes onderzoek „Levenskwaliteit ouder wordende personen met een handicap‟

152

- welke zorg of ondersteuning is wenselijk naar de

toekomst toe, zonder verdere informatie over eigen

wensen en keuzes?

- wat als Jean 20 jaar ouder was?

- wat als de zorgzwaarte heel groot is?

- wat als hij ook kan rekenen op zijn dochter die in de buurt woont?

- wat als de situatie van Jean heel snel achteruit gaat?

- wat als ze het financieel niet breed hebben?

Page 160: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Hogeschool-Universiteit Brussel

Deelnemers focusgroepen – onderzoek „levenskwaliteit ouder wordende personen met een handicap

153

Bijlage 4 : deelnemers focusgroepen Vlaanderen

Naam Focusgroep Sector Doelgroep Provincie

Jo Craeymeersch

residentiële

praktijkdeskundigen

woonzorg (rvt - ocmw), vroeger ervaring in

gehandicaptenzorg ouderen

West-

Vlaanderen

Robert Geeraert

residentiële

praktijkdeskundigen

woonzorg: VVSG, stafmedewerker vorming

ouderenzorg ouderen Vlaanderen

Christel Noppe

residentiële

praktijkdeskundigen

gehandicaptenzorg: de Lovie (grote

voorziening) verstandelijke handicap

West-

Vlaanderen

Johan Vermeeren

residentiële

praktijkdeskundigen gehandicaptenzorg: huize monnikenheide diep verstandelijke handicap Antwerpen

Wim Dupon

residentiële

praktijkdeskundigen

woonzorg (zorghotel Heilig Hart) -

gehandicaptenzorg (nursingzorgcentrum) ouderen, NAH, dementie

West-

Vlaanderen

Joris Van Camp

residentiële

praktijkdeskundigen

gehandicaptenzorg: woon- en

ondersteuningscentrum Ter linde

verstandelijke - motorische

handicap

Vlaams-

Brabant

Kris Holvoet

residentiële

praktijkdeskundigen

gehandicaptenzorg: tehuis werkenden Ons

Tehuis licht verstandelijke handicap

West-

Vlaanderen

Catherine Molleman

residentiële

praktijkdeskundigen gehandicaptenzorg: kenniscentrum VAPH handicap Vlaanderen

Carine Adams

residentiële

praktijkdeskundigen

gehandicaptenzorg: dienst- en

verzorgingscentrum de Triangel diep verstandelijke handicap

Oost-

Vlaanderen

Karolien Rottiers

residentiële

praktijkdeskundigen

woonzorg: VAZG sectorverantwoordelijke

palliatieve zorgen ouderen Vlaanderen

Sabine De

Brabanter

residentiële

praktijkdeskundigen woonzorg: VAZG rusthuisinfofoon ouderen Vlaanderen

Luc Griep

residentiële

praktijkdeskundigen

woonzorg: directie federatie onafhankelijke

seniorenzorg ouderen Vlaanderen

Daniel

Vandermeulen

residentiële

praktijkdeskundigen

woonzorg: directie federatie rusthuizen

belgie ouderen Vlaanderen

Guy Bruyninckx

residentiële

praktijkdeskundigen

gehandicaptenzorg: 't Gielsbos, tehuis niet-

werkenden diep verstandelijke handicap Antwerpen

Page 161: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Hogeschool-Universiteit Brussel

Deelnemers focusgroepen – onderzoek „levenskwaliteit ouder wordende personen met een handicap

154

Luc Neyrinck

residentiële

praktijkdeskundigen gehandicaptenzorg: Spermali, 't Withuys

(meervoudig) sensoriele

handicap

West-

Vlaanderen

Hilde Dieussart

ambulante

praktijkdeskundigen

gehandicaptenzorg: dagcentrum met

leefgroepwerking 't veldzicht verstandelijke handicap

West-

Vlaanderen

Marleen Dens

ambulante

praktijkdeskundigen

gehandicaptenzorg: pleegzorg voor

volwassenen met een beperking, Oikonde handicap

West-

Vlaanderen

Luk Verstraete

ambulante

praktijkdeskundigen woonzorg: thuiszorgdienst OCMW Zwevegem ouderen

West-

Vlaanderen

Els De Witte

ambulante

praktijkdeskundigen

woonzorg: socialistische mutualiteit,

thuiszorgcoördinator divers

Oost-

Vlaanderen

Ilse Gorissen

ambulante

praktijkdeskundigen

woonzorg: Wit-gele kruis Limburg,

diensthoofd zorgbeleid externe relaties divers Limburg

Nathalie Massagé

ambulante

praktijkdeskundigen

woonzorg: liberale mutualiteit, medewerker

CAW divers

Vlaams-

Brabant

Bart Wenes

ambulante

praktijkdeskundigen

woonzorg: christelijke mutualiteit,

maatschappelijk werk CAW divers

West-

Vlaanderen

Francis Masselis

ambulante

praktijkdeskundigen

woonzorg: familiezorg,

afdelingsverantwoordelijke oppashulp divers

West-

Vlaanderen

Alex Verheyden

ambulante

praktijkdeskundigen

gehandicaptenzorg: Ado Icarus, diensten

zelfstandig wonen, PAB motorische handicap Limburg

Ine Noben

ambulante

praktijkdeskundigen gehandicaptenzorg: pleegzorg open thuis handicap Limburg

Bernadette De

Jaegher

ambulante

praktijkdeskundigen

woonzorg: onafhankelijke ziekenfondsen,

euromut divers

Vlaams-

Brabant

Kurt Asselman

ambulante

praktijkdeskundigen

gehandicaptenzorg: ambulante diensten en

voorzieningen VAPH handicap Vlaanderen

Hilda Gielen ervaringsdeskundige

moeder van ouder wordende dochter met

een handicap, weekends: mantelzorg verstandelijke handicap Limburg

Eddy Vandeputte ervaringsdeskundige

blinde oudere persoon, doet beroep op

dagcentrum rvt en gezinshelpster

visuele

handicap/zwakbegaafd

West-

Vlaanderen

Herman Herbots ervaringsdeskundige

partner van vrouw met Alzheimer,

mantelzorg vroegdementie

Vlaams-

Brabant

Page 162: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Hogeschool-Universiteit Brussel

Deelnemers focusgroepen – onderzoek „levenskwaliteit ouder wordende personen met een handicap

155

Josee Naets ervaringsdeskundige

partner van man met herseninfarct,

mantelzorg NAH

Vlaams-

Brabant

Julien Andries ervaringsdeskundige

vader van ouder wordende dochter met een

handicap, weekends: mantelzorg,

professionele ervaringen gehandicaptenzorg verstandelijke handicap

Oost-

Vlaanderen

Jose Terras ervaringsdeskundige

partner van oudere vrouw met dementie,

mantelzorg vroegdementie

Oost-

Vlaanderen

Marcel Beirnaert ervaringsdeskundige

oudere persoon met een auditieve handicap

(slechthorend), woont zelfstandig met zijn

vrouw (Erna) auditieve handicap

Oost-

Vlaanderen

Erna Vandevyvere ervaringsdeskundige

oudere persoon met een auditieve handicap

(doof), woont zelfstandig met man, doet

vrijwilligerswerk in rusthuis auditieve handicap

Oost-

Vlaanderen

Wivina Demeester ervaringsdeskundige

oudere persoon met een motorische

handicap die in een tehuis niet-werkenden

woont motorische handicap

West-

Vlaanderen

Maria Vanhex ervaringsdeskundige

oudere persoon met een motorische

handicap die zelfstandig woont met PAB motorische handicap Limburg

Page 163: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Hogeschool-Universiteit Brussel

Staalkaart beleidsopties

156

Bijlage 5 : resultaat focusgroepen : staalkaart beleidsopties

Methodologie:

De opnames van de vier focusgroepen werden eerst omgezet in letterlijke transcripties.

Voor de analyses van de focusgroepen hebben we gebruik gemaakt van Nvivo om de

transcripties te coderen. In functie van de onderzoeksvragen 1, 2 en 4 werd volgend

analyseschema opgesteld:

Algemeen: good practice voorwaarden

deskundige probleem/uitdaging

opvangvorm voorwaarden

Concreet:

Achtergrondvariabelen

ervaringsdeskundige

partner

ouder

oudere persoon met een handicap

praktijkdeskundige

gehandicaptenzorg

ouderenzorg/thuiszorg

Huidige problemen

ouderenzorg

gehandicaptenzorg

thuiszorg/mantelzorg

algemeen

Meest geschikte/wenselijke ondersteuning- en opvangvormen

specifiek over de aard/ernst van de handicap

specifiek over de leefsituatie

argumenten voor ouderenzorg

argumenten voor gehandicaptenzorg

argumenten voor samenwerking

inclusieve zorg

Good practices

samenwerking

specialisatie ouderenzorg

specialisatie gehandicaptenzorg

algemeen

Randvoorwaarden en kritische succesfactoren

Page 164: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Hogeschool-Universiteit Brussel

Staalkaart beleidsopties

157

op macroniveau (niveau van provincies en Vlaanderen)

op mesoniveau (niveau van regio‟s)

op microniveau (niveau van voorzieningen)

Ruwe resultaten:

Een deel van de resultaten van de focusgroepen wordt opgenomen in de situatieschets

van Vlaanderen, namelijk de huidige problemen die worden aangegeven binnen de

opvang voor deze doelgroep en de good practices.

Wat betreft de wenselijke opvangvorm en de daarmee gepaard gaande randvoorwaarden

en kritische succesfactoren, kunnen we al enkele grote lijnen aangeven. Tijdens de

focusgroepen werd eerst een algemene bespreking gedaan over het thema, vervolgens

werd ingegaan op doelgroepspecifieke vignetten. De vignetten varieerden volgens de

aard van de handicap en de leefsituatie. Ook werden telkens andere factoren bevraagd

via deelvragen, zoals financiële situatie, sociaal netwerk, leeftijd, zorgzwaarte en

participatiegraad.

Binnen de algemene bespreking was de kwaliteit van leven van de oudere persoon

met een handicap een doorslaggevende factor die vermeld werd om de keuze voor een

bepaalde opvangvorm te argumenten. Ongeacht de sector waarmee men ervaring heeft

of het soort deskundigheid dat men heeft, wordt aangehaald dat kwaliteit van zorg niet

voldoende is om van een wenselijke opvangvorm te kunnen spreken. Het vermelden van

kwaliteit van leven wordt verbonden met verschillende zorgvormen binnen verschillende

sectoren. Wanneer we dus nagaan welke factoren bepalend zijn om te kiezen voor een

bepaalde opvangvorm, kunnen we ook zicht krijgen welke factoren als bepalend gezien

worden voor de kwaliteit van leven, waarmee we een antwoord krijgen op onze

onderzoeksvraag.

Bij het overlopen van de vignetten werd bevestigd dat zowel de aard van de handicap

en de leefsituatie twee bepalende factoren zijn in de keuze voor een bepaalde

zorgvorm op oudere leeftijd. Hierbij werd wel expliciet de link gelegd tussen deze

factoren en een wenselijke opvangvorm soort opvangvorm (zie verder), maar daarbij

werd wel de kanttekening gemaakt dat men geen voorstander is van “hokjesdenken”.

Deze factoren kunnen een aanwijzing zijn voor een bepaalde wenselijke opvangvorm,

maar dit mag echter geen verplichte opvangvorm worden omwille van een bepaalde

handicap of leefsituatie. Andere opvangvormen moeten ook nog mogelijk zijn indien

deze meer opportuun zijn bijvoorbeeld in functie van kwaliteit van leven.

De factoren aangehaald in de deelvragen bleken doorgaans minder doorslaggevend te

zijn in het kiezen voor een opvangvorm. Alleen het sociaal netwerk was een factor die

veelvuldig aangehaald werd als kritische succesfactor bij de opvang binnen

woonzorgvoorzieningen en mantelzorg.

Materiaal voor vragenlijst:

Uit de focusgroepen kunnen we verschillende beleidsvoorstellen halen over de opvang en

ondersteuning van oudere personen met een handicap. Daarbij maken we een

onderscheid tussen algemene opties en doelgroepspecifieke opties, waar we kunnen

ingaan op de bovengenoemde factoren aard en ernst van de handicap en leefsituatie. Bij

Page 165: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Hogeschool-Universiteit Brussel

Staalkaart beleidsopties

158

elk voorstel worden ook de vernoemde randvoorwaarden en kritische succesfactoren

vermeld.

Algemene beleidsopties

Voorstel:

Samenwerking tussen gehandicaptenzorg en woonzorg: samenwerken voor

dagbesteding, trajectbegeleiding vanuit gehandicaptenzorg in woonzorg, oproepbare

ondersteuning voor meerdere doelgroepen, knowhow uitwisselen.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- Staatshervorming nodig op dit vlak: ouderenzorg binnen ministerie van welzijn,

volksgezondheid en gezin, RIZIV naar Vlaanderen

- Regelgeving VAPH-VAZG-RIZIV afstemmen

- Coördineren van overleg op provinciaal niveau

- Organiseren van overleg op regionaal niveau

- Sectoren moeten tijd nemen om elkaar te leren kennen

- Faciliteren van samenwerking: financiële stimulans, afstemmen regelgeving

- Middelen voor trajectbegeleiding

- Trajectbegeleiding vanuit zelfstandige woonvormen gehandicaptenzorg

- Experimenteerruimten nodig, los van regelgeving (confer Nederland)

- Aanpassen wet van de privacy in functie van multidisciplinaire samenwerking

- Pro‟s en contra‟s van bestaande initiatieven in kaart brengen

- Expertisecentra om knowhow uit te wisselen, personeel te ondersteunen

- Laagdrempelige initiatieven als vertrekpunt voor samenwerking

- Informele aspecten van samenwerking zijn ook belangrijk

- Zelfstandige woonvormen uit gehandicaptensector en thuiszorgdiensten moeten

elkaar meer vinden

- Combinatie moet mogelijk zijn: dagaanbod in gehandicaptenzorg, zorg in

ouderenzorg

- Afstappen van dagprijzen

Voorstel:

Specialisatie gehandicaptenzorg: meer verpleegkundige zorg aanwezig laten zijn in

gehandicaptenzorg, aparte leefgroepen, palliatieve zorgen.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- Meer openheid voor het stellen van verpleegkundige handelingen door opvoeders

- Uitbreiden bevoegdheden ADL-assistent

- Meer verpleegkundigen in gehandicaptenzorg: gelijke verloning nodig voor

verpleegkundigen in gehandicaptenzorg en ouderenzorg

- Opleiding voor opvoeders die ook vertaalslag maakt naar zorgkundige

- Middelen voor infrastructuur-aanpassing, bijscholingen personeel, gebruik

technologieën, uitbreiding personeel

- Veranderen van erkenning binnen gehandicaptensector moet sneller kunnen gaan

- Grootschaligheid als voorwaarde om te differentiëren en aan te passen aan de

zorgvraag

- Homogeniseren van leefgroepen

- Palliatieve vorming is noodzakelijk

Voorstel:

Specialisatie ouderenzorg: kwaliteit van zorg verbeteren, zodat verschil tussen

ouderenzorg en gehandicaptenzorg minder groot is.

Page 166: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Hogeschool-Universiteit Brussel

Staalkaart beleidsopties

159

Randvoorwaarde/kritische factoren

- Maatschappelijk debat omwille van beperkte middelen: welke kwaliteit van zorg

moet gegarandeerd worden voor iedereen? Welke doelgroep kan een voordeel

krijgen?

- Prioriteitenlijst creëren via multidisciplinair overleg.

- Chronische zorg binnen zelfde overheid reguleren: tegengaan grote verschillen in

zorg

- Financiering niet laten afhangen van soort voorziening waarin men zit.

- Harmonisering tussen personeelsbestand van ouderenzorg en gehandicaptenzorg:

opvoeders in ouderenzorg

- Openstaan voor gemengde doelgroep: programmatienormen semi-residentiële en

ambulante zorgvormen aanpassen

- Veranderen van medisch naar agogisch model: ruimer gaan dan enkel verzorging

- financieel ook kwaliteit van leven kunnen behouden (bijvoorbeeld evenveel

gegarandeerd minimum inkomen als in gehandicaptenzorg)

Voorstel:

Opvang nodig voor knelpuntdossiers die momenteel tussen verschillende sectoren

vallen: jongdementie, personen met een (licht) mentale handicap en gedragsproblemen,

personen met een handicap met psychiatrische stoornissen, NAH…

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- leeftijdscriterium gehandicaptenzorg discrimineert sommige leeftijdsgroepen

- persoonsvolgende budgetten

- hokjesdenken verlaten

Voorstel:

Ondersteunen van mantelzorg: ambulante zorg meer continu maken, betere

informatiepunten, zorgcheques.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- oproepbare hulp

- sociale netwerken ontwikkelen voor gedeelde zorg

- investeren in vrijwilligerswerking

- administratie voor mantelzorgers vereenvoudigen

- dienstencheques verruimen naar zorg toe

- drempel naar thuiszorg verlagen: betaalbaar maken voor iedereen

- dienst voor crisisopvang

- rekening houden met ouder wordend netwerk in samenwerking met professionele

diensten (bijvoorbeeld mobiliteit)

Doelgroepspecifieke opties

Voorstel:

Personen met een handicap met dementie horen thuis in ouderenzorg, omwille van

expertise in ouderenzorg.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- Met ondersteuning vanuit gehandicaptenzorg

- Niet noodzakelijk voor elke vorm van dementie

Voorstel:

Page 167: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Hogeschool-Universiteit Brussel

Staalkaart beleidsopties

160

Personen met een lichte of matige beperking die in zelfstandige woonvormen verblijven,

dienen bij ouderdomsproblemen beroep te doen op thuiszorg en ouderenzorg, niet op

gehandicaptenzorg.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- ondersteuning/trajectbegeleiding vanuit dienst gehandicaptenzorg

- kwaliteit van zorg verbeteren in ouderenzorg

- dagaanbod moet nog mogelijk zijn

- opnamebeleid ouderenzorg (scoren niet hoog op Katz-schaal)

Voorstel:

Wenselijke opvang voor personen met NAH is afhankelijk van wat de zorgvraag

geworden is, voor deze doelgroep is er geen eenduidig scenario.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- indien op jongere leeftijd opvang nodig is, niet opportuun in ouderenzorg

- houding van de persoon in kwestie ten opzichte van gehandicaptenzorg speelt

mee

- belang van mantelzorgers in keuze van regio van opvang

- gedragsveranderingen bij de persoon met NAH bemoeilijkt mantelzorg als

wenselijke optie

- wachtlijsten verhinderen keuze

Voorstel:

Mensen met een meervoudig visuele handicap zouden levenslang moeten worden

opgevangen binnen de gehandicaptenzorg.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- indien residentiële zorg aangewezen is of men reeds verblijft in

gehandicaptenzorg

- bekende omgeving zorgt voor minder oriëntatieproblemen

- te specifieke problematiek voor woonzorgdiensten

Voorstel:

Personen met een visuele handicap zonder cognitieve problemen dienen beroep te doen

op de woonzorg bij het ouder worden.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- diensten sector gehandicaptenzorg bieden ondersteuning aan de

woonzorgdiensten bij opvang van deze doelgroep

- aangepaste dagbesteding moet mogelijk zijn in functie van kwaliteit van leven

Voorstel:

Personen met een meervoudig auditieve handicap zouden levenslang moeten worden

opgevangen binnen de gehandicaptenzorg.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- indien residentiële zorg aangewezen is of men reeds verblijft in

gehandicaptenzorg

- omkadering zorgt voor minder communicatieproblemen

- te specifieke problematiek voor woonzorgdiensten

Voorstel:

Page 168: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Hogeschool-Universiteit Brussel

Staalkaart beleidsopties

161

Personen met een auditieve handicap zonder cognitieve problemen dienen beroep te

doen op de woonzorg bij het ouder worden indien nodig.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- een afdeling apart voor doven te maken: sociale aspecten

- infrastructuur aanpassen (bijvoorbeeld flikkerlicht ipv bel)

- aangepaste dagbesteding moet mogelijk zijn in functie van kwaliteit van leven

Voorstel:

Wanneer personen met een handicap een ernstige vorm van autisme hebben, ernstige

gedragsproblemen hebben of psychiatrische problemen, is woonzorg niet aangewezen.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- wachtlijst verhindert dit

- expertise ouderenzorg binnenbrengen in gespecialiseerde zorg

Voorstel:

Wanneer de handicap puur fysieke problemen betreffen, is ouderenzorg aangewezen op

latere leeftijd indien nodig.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- zal ook hoog scoren op de Katz-schaal, wat opname vergemakkelijkt

- belangrijk om op vroege leeftijd al te werken aan het sociaal netwerk in functie

van kwaliteit van leven in woonzorg

- aangepaste dagbesteding moet mogelijk zijn in functie van kwaliteit van leven

Voorstel:

Personen met een handicap die in een nursingtehuis zitten, moeten daar levenslang

kunnen ondersteund worden.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- verpleegkundige continuïteit indien nodig

- middelen voor specialisatie

Voorstel:

Duidelijkheid nodig voor populatie tehuis-werkenden over opvangvorm bij het ouder

worden.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- duidelijkheid over opnamebeleid tehuis niet-werkenden ivm leeftijdscriterium

- duidelijkheid over wat grenzen zijn om in tehuis werkenden te kunnen blijven

Voorstel:

Het mee opgenomen worden met een familielid in ouderenzorg moet mogelijk blijven.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- bij overlijden familielid: nagaan wat de betrokkene wil

Voorstel:

Vlottere overgang van ambulante zorgvormen of mantelzorg naar residentiële

zorgvormen.

Randvoorwaarden/kritische factoren:

- wachtlijsten moeten realistische weerspiegeling zijn van zorgvragen

Page 169: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Hogeschool-Universiteit Brussel

Staalkaart beleidsopties

162

- wachtlijsten moeten weggewerkt worden

- sectoroverschrijdende respijtdienst voor mensen op wachtlijst

- minimale dienstverlening voor mensen op wachtlijst uitbouwen

Page 170: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

163

Bijlage 6 : vragenlijst

De vragen bestaan uit enkele stellingen en zijn telkens op dezelfde manier opgesteld (zie voorbeeldvraag hieronder). De a-vragen gaan over de

wenselijkheid van de stelling (“ik verkies het realiseren van deze beleidsoptie”), de b-vragen over hun haalbaarheid (“ik vind het realistisch om

deze beleidsoptie uit te voeren op lange termijn, bv. binnen 10 jaar”). U kan aanduiden in welke mate u akkoord bent met de stelling via het

plaatsen van een kruisje in één van de vijf eerste hokjes. Wanneer u denkt onvoldoende expertise te hebben om te antwoorden op een stelling, dan kan u het

vakje „geen mening’ aankruisen. Na elke vraag kan u ook uw opmerkingen of bedenkingen noteren. Het invullen van de vragenlijst neemt ongeveer 30

minuten in beslag. We beginnen de vragenlijst met enkele persoonlijke gegevens. Vervolgens bestaat de vragenlijst uit 9 grote vragen:

- de vragen 1 tot en met 5 betreffen algemene beleidsopties. Afhankelijk van hoe u de eerste stelling van elke vraag beoordeelt, kan u de

daaropvolgende twee deelvragen overslaan. Er zijn twee soorten deelvragen: vragen waarin concrete voorbeelden van beleidsopties voorgesteld

worden en vragen waarin voorwaarden worden voorgesteld die de beleidsoptie kunnen vergemakkelijken.

- de vragen 6 tot en met 8 betreffen specifieke beleidsopties. Daarbij worden zowel de mate en ernst van de handicap (vraag 6 voor

gehandicaptenzorg en vraag 7 voor ouderenzorg) als de leefsituatie (vraag 8) bevraagd.

- vraag 9 peilt naar wat voor u persoonlijk/uw organisatie de belangrijkste beleidsopties zijn. U kan daarbij zowel opties uit de vragenlijst als andere,

eigen opties aangeven.

Indien u vragen hebt of er onduidelijkheden zijn met betrekking tot de vragenlijst, kan u deze stellen via [email protected].

Voorbeeldvraag

0.a. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

het aanpassen van bepaalde voorzieningen aan de doelgroep wenselijk x

specifieke vorming voor personeel wenselijk

Opmerking/bedenking:

0.b. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

het aanpassen van bepaalde voorzieningen aan de doelgroep haalbaar x

specifieke vorming voor personeel haalbaar

Opmerking/bedenking:

Page 171: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

* Meerdere antwoorden per vraag zijn mogelijk. 164

Individuele gegevens*

Mijn opleiding is

o Verpleegkunde (bachelor)

o Verpleegkunde (master)

o Orthopedagogie(k)

o Pedagogie(k)

o Ergotherapie

o Kinesitherapie

o Sociaal werk

o Sociologie

o Psychologie

o ………………………

De sector waarin ik werk is:

o de zorg- en dienstverlening voor personen met een handicap (VAPH)

o vrijwillige/professionele vertegenwoordiging van ouderen/personen met een handicap

o de zorg- en dienstverlening voor oudere personen (VAZG)

o ………………………………………………………………………………………………

De doelgroep waarmee ik vertrouwd ben is: (meerdere antwoorden mogelijk)

o personen met een verstandelijke handicap

o personen met een motorische handicap

o personen met een sensoriele handicap

o personen met een meervoudige handicap

o personen met een NAH

o hulpbehoevende ouderen

o zwaar zorgbehoevende ouderen

o ouderen met dementie

o ……………………………………

De organisatie waarin ik werk is een

Thuiszorgvoorziening Ouderenzorgvoorziening Ambulante voorziening

gehandicaptenzorg

(Semi-)residentiële

voorziening

gehandicaptenzorg

Gebruikersorganisatie

o dienst voor gezins- en aanvullende thuiszorg

o dienst voor logistieke hulp

o dienst voor oppashulp

o dienst voor thuisverpleging

o dienst maatschappelijk werk ziekenfonds

o lokaal dienstencentrum

o regionaal dienstencentrum

o dienst voor gastopvang

o centrum voor herstelverblijf

o dagverzorgings-

centrum

o centrum voor

kortverblijf

o assistentiewoningen

o woonzorgcentrum

o thuisbegeleidingsdienst

o dienst voor pleegzorg/WOP

o dienst voor zelfstandig wonen

o dienst voor begeleid wonen

o dienst voor beschermd wonen

o dienst voor geïntegreerd wonen

o dagcentrum

o tehuis voor

kortverblijf

o tehuis

werkenden

o bezigheidstehuis

o nursingtehuis

o voor ouderen

o voor personen met

een handicap

o voor mantelzorgers

o Andere:………………………………………………………………………

De functie die ik binnen de organisatie heb is

o directielid

o stafmedewerker

o de sociale dienst

o teamhoofd

o teamlid

o ………………………………………………

Page 172: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

1. Indien u hier een kruisje geplaatst heeft, hoeft u vraag 1.1.a. en 1.2.a. niet in te vullen: u mag de vraag doorstrepen. 165

Algemene beleidsopties: samenwerking

1.a. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

samenwerking tussen de gehandicaptenzorg en gewone ouderenzorg wenselijk 1 1

1

1.1.a. Wat betreft samenwerking tussen beide sectoren, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

samen dagbesteding (animatie, activiteiten, dagverzorging…) organiseren wenselijk

trajectbegeleiding en/of geïntegreerd case-management wenselijk

samen oproepbare hulp organiseren (vb.ADL-centrale/personenalarmsysteem) wenselijk

het uitwisselen van knowhow wenselijk

regionaal overleg (bijvoorbeeld over knelpuntdossiers) wenselijk

het uitbouwen van sectoroverschrijdende crisishulp wenselijk

het openstellen van ADL-centrales voor alle ouderen wenselijk

het uitbouwen van sectoroverschrijdende functie-uitwisseling (bvb. diëtist) wenselijk

1.2.a. Om samenwerking te vergemakkelijken is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

het afstemmen van de regelgeving tussen beide sectoren wenselijk

het regionaal/provinciaal coördineren van overleg wenselijk

het beschikbaar stellen van extra middelen wenselijk

het invoeren van persoonsgebonden budgetten los van de sector wenselijk

het reguleren van de chronische zorg binnen eenzelfde overheid wenselijk

het oprichten van experimenteerprojecten los van de regelgeving wenselijk

een analyse van de omgevingssituatie (infrastructuur, middelen, netwerk…) wenselijk

het creëren van meer openheid en samenwerkingsvaardigheden tussen sectoren wenselijk

Opmerking/bedenking:

Page 173: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

2. Indien u hier een kruisje geplaatst heeft, hoeft u vraag 1.1.b. en 1.2.b. niet in te vullen: u mag de vraag doorstrepen. 166

Algemene beleidsopties: samenwerking

1.b. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

samenwerking tussen de gehandicaptenzorg en gewone ouderenzorg haalbaar 2 2 2

1.1.b. Wat betreft samenwerking tussen beide sectoren, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

samen dagbesteding (animatie, activiteiten, dagverzorging…) organiseren haalbaar

trajectbegeleiding en/of geïntegreerd case-management haalbaar

samen oproepbare hulp organiseren (vb.ADL-centrale/personenalarmsysteem) haalbaar

het uitwisselen van knowhow haalbaar

regionaal overleg (bijvoorbeeld over knelpuntdossiers) haalbaar

het uitbouwen van sectoroverschrijdende crisishulp haalbaar

het openstellen van ADL-centrales voor iedereen haalbaar

het uitbouwen van sectoroverschrijdende functie-uitwisseling (bvb. diëtist) haalbaar

1.2.b. Om samenwerking te vergemakkelijken is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

het afstemmen van de regelgeving tussen beide sectoren haalbaar

het regionaal/provinciaal coördineren van overleg haalbaar

het beschikbaar stellen van extra middelen haalbaar

het invoeren van persoonsgebonden budgetten los van de sector haalbaar

het reguleren van de chronische zorg binnen eenzelfde overheid haalbaar

het oprichten van experimenteerprojecten los van de regelgeving haalbaar

een analyse van de omgevingssituatie (infrastructuur, middelen, netwerk…) haalbaar

het creëren van meer openheid en samenwerkingsvaardigheden tussen sectoren haalbaar

Opmerking/bedenking:

Page 174: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

3. Indien u hier een kruisje geplaatst heeft, hoeft u vraag 2.1.a. en 2.2.a. niet in te vullen: u mag de vraag doorstrepen.

167

Algemene beleidsopties: ondersteuning binnen gehandicaptenzorg

2.a. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

ondersteuning binnen de gehandicaptenzorg wenselijk 3 3 3

2.1.a. Wat betreft ondersteuning binnen de gehandicaptenzorg, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

investeren in verpleegkundige en medische zorg wenselijk

differentiëren via homogene leeftijdsgroepen (jongere en oudere groepen) wenselijk

het uitbouwen van eigen expertise in palliatieve zorg wenselijk

de inschakeling van thuisverpleging in de residentiële gehandicaptenzorg wenselijk

een specifieke setting voor de doelgroep binnen de regio wenselijk

het ontwikkelen van eigen expertise rond dementie wenselijk

het toekennen van verpleegkundige bevoegdheden aan de ADL-assistent wenselijk

een minder activerende begeleidingsvisie wenselijk

2.2.a. Om ondersteuning binnen de gehandicaptenzorg te vergemakkelijken, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

gelijkwaardige verloning voor personeel over sectoren heen wenselijk

het beschikbaar stellen van extra middelen wenselijk

schaalvergroting van voorzieningen wenselijk

het afschaffen van de inschrijvingsgrens van 65 jaar wenselijk

specifieke vorming voor het personeel wenselijk

een snellere wijziging van erkenningsvorm wenselijk

een opleiding met zowel verpleeg- als begeleidkundige aspecten wenselijk

een maatschappelijk draagvlak voor de extra benodigde omkadering wenselijk

het creëren van extra plaatsen voor de doelgroep wenselijk

Opmerking/bedenking:

Page 175: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

4. Indien u hier een kruisje geplaatst heeft, hoeft u vraag 2.1.b. en 2.2.b. niet in te vullen: u mag de vraag doorstrepen.

168

Algemene beleidsopties: ondersteuning binnen gehandicaptenzorg

2.b. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal

niet akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening

ondersteuning binnen de gehandicaptenzorg haalbaar 4 4 4

2.1.b. Wat betreft ondersteuning binnen de gehandicaptenzorg, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

investeren in verpleegkundige en medische zorg haalbaar

differentiëren via homogene leeftijdsgroepen (jongere en oudere groepen) haalbaar

het uitbouwen van eigen expertise in palliatieve zorg haalbaar

de inschakeling van thuisverpleging in de residentiële gehandicaptenzorg haalbaar

een specifieke setting voor de doelgroep binnen de regio haalbaar

het ontwikkelen van eigen expertise rond dementie haalbaar

het toekennen van verpleegkundige bevoegdheden aan de ADL-assistent haalbaar

een minder activerende begeleidingsvisie haalbaar

2.2.b. Om ondersteuning binnen de gehandicaptenzorg te vergemakkelijken, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

gelijkwaardige verloning voor personeel over sectoren heen haalbaar

het beschikbaar stellen van extra middelen haalbaar

schaalvergroting van voorzieningen haalbaar

het afschaffen van de inschrijvingsgrens van 65 jaar haalbaar

specifieke vorming voor het personeel haalbaar

een snellere wijziging van erkenningsvorm haalbaar

een opleiding met zowel verpleeg- als begeleidkundige aspecten haalbaar

een maatschappelijk draagvlak voor de extra benodigde omkadering haalbaar

het creëren van extra plaatsen voor de doelgroep haalbaar

Opmerking/bedenking:

Page 176: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

5. Indien u hier een kruisje geplaatst heeft, hoeft u vraag 3.1.a. en 3.2.a. niet in te vullen: u mag de vraag doorstrepen.

169

Algemene beleidsopties: ondersteuning binnen gewone ouderenzorg

3.a. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

ondersteuning binnen de gewone ouderenzorg wenselijk 5 5 5

3.1.a. Wat betreft ondersteuning binnen de gewone ouderenzorg, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

een uitgebreider dagaanbod wenselijk

meer aangepaste begeleiding naast het aanbieden van zorg wenselijk

het ontwikkelen van eigen expertise rond zorg voor gehandicapten wenselijk

dit vooral binnen thuiszorgvoorzieningen wenselijk

dit vooral binnen ouderenvoorzieningen wenselijk

trajectbegeleiding en/of geïntegreerd case-management wenselijk

3.2.a. Om ondersteuning binnen gewone ouderenzorg te vergemakkelijken, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

meer begeleidend/agogisch personeel wenselijk

het creëren van extra plaatsen voor de doelgroep wenselijk

het beschikbaar stellen van extra middelen wenselijk

hetzelfde gegarandeerd zakgeld als in residentiële gehandicaptenzorg wenselijk

gelijkwaardige verloning voor personeel over sectoren heen wenselijk

meer specifieke vorming voor het personeel wenselijk

een opleiding met zowel verpleeg- als begeleidkundige aspecten wenselijk

het afschaffen van de leeftijdsgrens van 65 jaar voor ouderenvoorzieningen wenselijk

Opmerking/bedenking:

Page 177: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

6. Indien u hier een kruisje geplaatst heeft, hoeft u vraag 3.1.b. en 3.2.b. niet in te vullen: u mag de vraag doorstrepen.

170

Algemene beleidsopties: ondersteuning binnen gewone ouderenzorg

3.b. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

ondersteuning binnen de gewone ouderenzorg haalbaar 6 6 6

3.1.b. Wat betreft ondersteuning binnen de gewone ouderenzorg, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

een uitgebreider dagaanbod haalbaar

meer aangepaste begeleiding naast het aanbieden van zorg haalbaar

het ontwikkelen van eigen expertise rond zorg voor gehandicapten haalbaar

dit vooral binnen thuiszorgvoorzieningen haalbaar

dit vooral binnen ouderenvoorzieningen haalbaar

trajectbegeleiding en/of geïntegreerd case-management haalbaar

3.2.b. Om ondersteuning binnen gewone ouderenzorg te vergemakkelijken, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

meer begeleidend/agogisch personeel haalbaar

het creëren van extra plaatsen voor de doelgroep haalbaar

het beschikbaar stellen van extra middelen haalbaar

hetzelfde gegarandeerd zakgeld als in residentiële gehandicaptenzorg haalbaar

gelijkwaardige verloning voor personeel over sectoren heen haalbaar

meer specifieke vorming voor het personeel haalbaar

een opleiding met zowel verpleeg- als begeleidkundige aspecten haalbaar

het afschaffen van de leeftijdsgrens van 65 jaar voor ouderenvoorzieningen haalbaar

Opmerking/bedenking:

Page 178: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

7. Indien u hier een kruisje geplaatst heeft, hoeft u vraag 4.1.a. niet in te vullen: u mag de vraag doorstrepen.

171

Algemene beleidsopties: ondersteuning zelf-/mantel-/pleegzorgers

4.a. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

het bieden van meer ondersteuning aan zelf-/mantel-/pleegzorgers wenselijk 7 7 7

4.1.a. Wat betreft ondersteuning aan zelf-/mantel-/pleegzorgers, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

meer oproepbare hulp (ADL-centrale/personenalarmsysteem/zorgknooppunt) wenselijk

het garanderen van crisishulp in crisissituaties wenselijk

het vereenvoudigen van de administratie wenselijk

het oprichten van informatiepunten wenselijk

het toegankelijk maken van de thuisomgeving wenselijk

het uitbreiden van dienstencheques naar zorgcheques wenselijk

het helpen uitbouwen van sociale netwerken wenselijk

het investeren in vrijwilligerswerkingen binnen de thuiszorg wenselijk

het beperken van de wachttijden in beide sectoren wenselijk

het garanderen van de betaalbaarheid van intensievere thuiszorg wenselijk

een analyse van de omgevingssituatie (infrastructuur, middelen, netwerk…) wenselijk

het systematisch opvolgen van (oudere) zelf-/mantel-/pleegzorgers wenselijk

een vlotte doorstroming van ambulante naar residentiële zorg wenselijk

de uitbreiding van diensten voor pleegzorg/gastopvang/WOP1 wenselijk

de uitbreiding van aanpasbare en/of toegankelijke woningen voor de doelgroep wenselijk

Opmerking/bedenking:

1. “Wonen Onder Begeleiding” van een particulier: een ambulante variante van pleegzorg, waarbij de persoon met een handicap

zelfstandig woont en ondersteuning krijgt van een niet-professionele hulpverlener.

Page 179: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

8. Indien u hier een kruisje geplaatst heeft, hoeft u vraag 4.1.b. niet in te vullen: u mag de vraag doorstrepen.

172

Algemene beleidsopties: ondersteuning zelf-/mantel-/pleegzorgers

4.b. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

het bieden van meer ondersteuning aan zelf-/mantel-/pleegzorgers haalbaar 8 8 8

4.1.b. Wat betreft ondersteuning aan zelf-/mantel-/pleegzorgers, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

meer oproepbare hulp (ADL-centrale/personenalarmsysteem/zorgknooppunt) haalbaar

het garanderen van crisishulp in crisissituaties haalbaar

het vereenvoudigen van de administratie haalbaar

het oprichten van informatiepunten haalbaar

het toegankelijk maken van de thuisomgeving haalbaar

het uitbreiden van dienstencheques naar zorgcheques haalbaar

het helpen uitbouwen van sociale netwerken haalbaar

het investeren in vrijwilligerswerkingen binnen de thuiszorg haalbaar

het beperken van de wachttijden in beide sectoren haalbaar

het garanderen van de betaalbaarheid van intensievere thuiszorg haalbaar

een analyse van de omgevingssituatie (infrastructuur, middelen, netwerk…) haalbaar

het systematisch opvolgen van (oudere) zelf-/mantel-/pleegzorgers haalbaar

een vlottere doorstroming van ambulante naar residentiële zorg haalbaar

de uitbreiding van diensten voor pleegzorg/gastopvang/WOP2 haalbaar

de uitbreiding van aanpasbare en/of toegankelijke woningen voor de doelgroep haalbaar

Opmerking/bedenking:

2. “Wonen Onder Begeleiding” van een particulier: een ambulante variante van pleegzorg, waarbij de persoon met een handicap

zelfstandig woont en ondersteuning krijgt van een niet-professionele hulpverlener.

Page 180: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

9. Indien u hier een kruisje geplaatst heeft, hoeft u vraag 5.1.a. niet in te vullen: u mag de vraag doorstrepen.

173

Algemene beleidsopties: middelen en ondersteuning

5.a. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

een herziening van de toekenning van middelen en ondersteuning wenselijk 9 9 9

5.1.a. Als criterium voor de toekenning van middelen en ondersteuning, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

wat de persoon vraagt wenselijk

een leeftijdgrens wenselijk

de diagnose wenselijk

een functionele graad van beperking (zorgzwaarte) wenselijk

het uniformiseren van inschaling van zorg (Katz-, Bel-, Sis-schaal…) wenselijk

de financiële draagkracht van de directe familie in rekening brengen wenselijk

de zorgende draagkracht van de directe familie in rekening brengen wenselijk

het inkomen van de persoon in rekening brengen wenselijk

Opmerking/bedenking:

Page 181: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

10. Indien u hier een kruisje geplaatst heeft, hoeft u vraag 5.1.b. niet in te vullen: u mag de vraag doorstrepen.

174

Algemene beleidsopties: middelen en ondersteuning

5.b. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

een herziening van de toekenning van middelen en ondersteuning haalbaar 10 10 10

5.1.b. Als criterium voor de toekenning van middelen en ondersteuning, is Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

wat de persoon vraagt haalbaar

een leeftijdgrens haalbaar

de diagnose haalbaar

een functionele graad van beperking (zorgzwaarte) haalbaar

het uniformiseren van inschaling van zorg (Katz-, Bel-, Sis-schaal…) haalbaar

de financiële draagkracht van de directe familie in rekening brengen haalbaar

de zorgende draagkracht van de directe familie in rekening brengen haalbaar

het inkomen van de persoon in rekening brengen haalbaar

Opmerking/bedenking:

Page 182: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

11. Met de term aanpassingen worden bijvoorbeeld de beleidsopties opgesomd in deze vragenlijst bedoeld. 175

Specifieke beleidsopties: handicap (gehandicaptenzorg)

6.a. De opvang van ouder wordenden met een Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

licht verstandelijke handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk

licht verstandelijke handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen11 wenselijk

matig verstandelijke handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk

matig verstandelijke handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk

ernstig verstandelijke handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk

ernstig verstandelijke handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk

niet-aangeboren hersenletsel is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk

niet-aangeboren hersenletsel is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk

handicap en dementie is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk

handicap en dementie is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk

vorm van jongdementie is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk

vorm van jongdementie is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk

motorische handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk

motorische handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk

visuele handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk

visuele handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk

auditieve handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk

auditieve handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk

ernstige vorm van autisme is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk

ernstige vorm van autisme is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijks

handicap en gedragsproblemen is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk

handicap en gedragsproblemen is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk

handicap en psychische problemen is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk

handicap en psychische problemen is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk

Opmerking/bedenking:

Page 183: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

176

Specifieke beleidsopties: handicap (gehandicaptenzorg)

6.b. De opvang van ouder wordenden met een Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

licht verstandelijke handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar

licht verstandelijke handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar

matig verstandelijke handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar

matig verstandelijke handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar

ernstig verstandelijke handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar

ernstig verstandelijke handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar

niet-aangeboren hersenletsel is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar

niet-aangeboren hersenletsel is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar

handicap en dementie is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar

handicap en dementie is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar

vorm van jongdementie is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar

vorm van jongdementie is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar

motorische handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar

motorische handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar

visuele handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar

visuele handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar

auditieve handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar

auditieve handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar

ernstige vorm van autisme is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar

ernstige vorm van autisme is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar

handicap en gedragsproblemen is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar

handicap en gedragsproblemen is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar

handicap en psychische problemen is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar

handicap en psychische problemen is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar

Opmerking/bedenking:

Page 184: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

177

Specifieke beleidsopties: handicap (ouderenzorg)

7.a. De opvang van ouder wordenden met een Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

licht verstandelijke handicap is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk

licht verstandelijke handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk

matig verstandelijke handicap is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk

matig verstandelijke handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk

ernstig verstandelijke handicap is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk

ernstig verstandelijke handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk

niet-aangeboren hersenletsel is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk

niet-aangeboren hersenletsel is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk

handicap en dementie is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk

handicap en dementie is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk

vorm van jongdementie is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk

vorm van jongdementie is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk

motorische handicap is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk

motorische handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk

visuele handicap is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk

visuele handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk

auditieve handicap is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk

auditieve handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk

ernstige vorm van autisme is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk

ernstige vorm van autisme is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk

handicap en gedragsproblemen is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk

handicap en gedragsproblemen is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk

handicap en psychische problemen is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk

handicap en psychische problemen is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk

Opmerking/bedenking:

Page 185: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

178

Specifieke beleidsopties: handicap (ouderenzorg)

7.b. De opvang van ouder wordenden met een Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

licht verstandelijke handicap is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar

licht verstandelijke handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar

matig verstandelijke handicap is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar

matig verstandelijke handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar

ernstig verstandelijke handicap is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar

ernstig verstandelijke handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar

niet-aangeboren hersenletsel is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar

niet-aangeboren hersenletsel is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar

handicap en dementie is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar

handicap en dementie is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar

vorm van jongdementie is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar

vorm van jongdementie is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar

motorische handicap is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar

motorische handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar

visuele handicap is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar

visuele handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar

auditieve handicap is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar

auditieve handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar

ernstige vorm van autisme is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar

ernstige vorm van autisme is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar

handicap en gedragsproblemen is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar

handicap en gedragsproblemen is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar

handicap en psychische problemen is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar

handicap en psychische problemen is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar

Opmerking/bedenking:

Page 186: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

179

Specifieke beleidsopties: leefsituatie3

8.a. Het beleidsmatig ondersteunen van de overgang van Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

thuis naar een voorziening uit de ouderenzorg is wenselijk

thuis naar een voorziening uit de ouderenzorg mits aanpassingen is wenselijk

thuis naar een voorziening uit de gehandicaptenzorg is wenselijk

thuis naar een voorziening uit de gehandicaptenzorg mits aanpassingen is wenselijk

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een woonzorgcentrum is wenselijk

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een woonzorgcentrum mits aanpassingen is wenselijk

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een tehuis (VAPH) is wenselijk

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een tehuis (VAPH) mits aanpassingen is wenselijk

tehuizen voor werkenden naar een woonzorgcentrum is wenselijk

tehuizen voor werkenden naar een woonzorgcentrum mits aanpassingen is wenselijk

tehuizen voor werkenden naar een tehuis niet-werkenden is wenselijk

tehuizen voor werkenden naar een tehuis niet-werkenden mits aanpassingen is wenselijk

tehuizen voor niet-werkenden naar een woonzorgcentrum is wenselijk

tehuizen voor niet-werkenden naar een woonzorgcentrum mits aanpassingen is wenselijk

Opmerking/bedenking:

3. Een woonzorgcentrum is de nieuwe term voor een rust- of verzorgingstehuis.

Een tehuis voor werkenden is een voorziening voor personen met een verstandelijke of motorische handicap die overdag gaan

werken in het normale economische circuit of in een beschutte werkplaats, maar die 's avonds en in het weekend ondersteuning

nodig hebben.

Een tehuis voor niet-werkenden is een voorziening voor personen met een ernstige handicap die niet beschikken over

arbeidsvaardigheden.

Page 187: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

180

Specifieke beleidsopties: leefsituatie4

8.b. Het beleidsmatig ondersteunen van de overgang van Helemaal

niet akkoord Eerder niet

akkoord Neutrale houding

Eerder akkoord

Helemaal akkoord

Geen mening

thuis naar een voorziening uit de ouderenzorg is haalbaar

thuis naar een voorziening uit de ouderenzorg mits aanpassingen is haalbaar

thuis naar een voorziening uit de gehandicaptenzorg is haalbaar

thuis naar een voorziening uit de gehandicaptenzorg mits aanpassingen is haalbaar

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een woonzorgcentrum is haalbaar

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een woonzorgcentrum mits aanpassingen is haalbaar

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een tehuis (VAPH) is haalbaar

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een tehuis (VAPH) mits aanpassingen is haalbaar

tehuizen voor werkenden naar een woonzorgcentrum is haalbaar

tehuizen voor werkenden naar een woonzorgcentrum mits aanpassingen is haalbaar

tehuizen voor werkenden naar een tehuis niet-werkenden is haalbaar

tehuizen voor werkenden naar een tehuis niet-werkenden mits aanpassingen is haalbaar

tehuizen voor niet-werkenden naar een woonzorgcentrum is haalbaar

tehuizen voor niet-werkenden naar een woonzorgcentrum mits aanpassingen is haalbaar

Opmerking/bedenking:

4. Een woonzorgcentrum is de nieuwe term voor een rust of verzorgingstehuis.

Een tehuis werkenden is een voorziening voor personen met een verstandelijke of motorische handicap die overdag gaan werken in

het normale economische circuit of in een beschutte werkplaats, maar die 's avonds en in het weekend ondersteuning nodig

hebben.

Een tehuis niet-werkenden is een voorziening voor personen met een ernstige handicap die niet beschikken over

arbeidsvaardigheden.

Page 188: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

Vragenlijst ouder wordende personen met een handicap

181

Belangrijkste beleidsopties

9. Welke zijn voor u de drie belangrijkste beleidsopties voor de doelgroep? (eigen prioriteiten en/of zaken uit de vragenlijst)

1)

2)

3)

Page 189: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

182

Bedenkingen /opmerkingen /aanvullingen

Indien u nog iets wenst toe te voegen, kan dit hier:

Bedankt voor uw medewerking!

Page 190: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

183

Bijlage 7 : cijfers beschrijvende analyse

1.a. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

samenwerking tussen de gehandicaptenzorg en gewone ouderenzorg wenselijk 0,6 % (1)3 1,8% (3) 5,9% (10) 34,1% (58) 52,9% (90)

4 1,2% (2) 3,5% (6)

1.1.a. Wat betreft samenwerking tussen beide sectoren, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan5

samen dagbesteding (animatie, activiteiten, dagverzorging…) organiseren wenselijk 2,4% (4) 8,8% (15) 17,6% (30) 45,3% (77) 20,0% (34) 1,8% (3) 0,6% (1) 3,5% (6)

trajectbegeleiding en/of geïntegreerd case-management wenselijk 0% (0) 5,3% (9) 17,6% (30) 36,5% (62) 30,0% (51) 5,3% (9) 1,8% (3) 3,5% (6)

samen oproepbare hulp organiseren (ADL-centrale/personenalarmsysteem) wenselijk 0,6% (1) 8,8% (15) 15,9% (27) 38,8% (66) 28,2% (48) 2,9% (5) 1,2% (2) 3,5% (6)

het uitwisselen van knowhow wenselijk 0% (0) 0,6% (1) 4,7% (8) 23,5% (40) 66,5% (113) 0% (0) 1,2% (2) 3,5% (6)

regionaal overleg (bijvoorbeeld over knelpuntdossiers) wenselijk 0,6% (1) 3,5% (6) 12,9% (22) 34,7% (59) 42,4% (72) 1,8% (3) 0,6% (1) 3,5% (6)

het uitbouwen van sectoroverschrijdende crisishulp wenselijk 0,6% (1) 5,9% (10) 19,4% (33) 28,2% (48) 37,1% (63) 4,1% (7) 1,2% (2) 3,5% (6)

het openstellen van ADL-centrales voor alle ouderen wenselijk 1,2% (2) 7,2% (12) 15,9% (27) 31,8% (54) 31,2% (53) 9,0% (15) 0,6% (1) 3,5% (6)

het uitbouwen van sectoroverschrijdende functie-uitwisseling (bvb. diëtist) wenselijk 1,2% (2) 0,9% (1) 12,4% (21) 37,6% (64) 41,8% (71) 2,4% (4) 0,6% (1) 3,5% (6)

1.2.a. Om samenwerking te vergemakkelijken is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

het afstemmen van de regelgeving tussen beide sectoren wenselijk 0% (0) 2,9% (5) 11,8% (20) 34,7% (59) 42,9% (73) 3,5% (6) 0,6% (1) 3,5% (6)

het regionaal/provinciaal coördineren van overleg wenselijk 1,2% (2) 3,5% (6) 18,8% (32) 37,6% (64) 31,8% (54) 2,9% (5) 0,6% (1) 3,5% (6)

het beschikbaar stellen van extra middelen wenselijk 0,6% (1) 0% (0) 4,7% (8) 27,1% (46) 62,9% (107) 0,6% (1) 0,6% (1) 3,5% (6)

het invoeren van persoonsgebonden budgetten los van de sector wenselijk 0% (0) 2,9% (5) 30,6% (52) 21,8% (37) 34,1% (58) 5,3% (9) 1,8% (3) 3,5% (6)

het reguleren van de chronische zorg binnen eenzelfde overheid wenselijk 0% (0) 3,5% (6) 16,5% (28) 34,1% (58) 37,1% (63) 4,7% (8) 0,6% (1) 3,5% (6)

het oprichten van experimenteerprojecten los van de regelgeving wenselijk 1,8% (3) 2,9% (5) 22,9% (39) 37,1% (63) 28,2% (48) 2,4% (4) 1,2% (2) 3,5% (6)

een analyse van de omgevingssituatie (infrastructuur, middelen, netwerk…) wenselijk 0% (0) 1,8% (3) 13,5% (23) 35,9% (61) 42,9% (73) 1,8% (3) 0,6% (1) 3,5% (6)

creëren van meer openheid/samenwerkingsvaardigheden tussen sectoren wenselijk 0% (0) 0,6% (1) 9,4% (16) 38,2% (65) 47,1% (80) 0,6% (1) 0,6% (1) 3,5% (6)

3 De cijfers tussen haakjes zijn de absolute aantallen. De percentages zijn berekend op basis van rijtotalen.

4 De modus (= waarde van de variabele met de hoogste frequentie) is in groen aangeduid.

5 Wie op de algemene vraag ”helemaal niet akkoord”, “eerder niet akkoord” of “geen mening” had ingevuld, mocht de deelvragen overslaan.

Page 191: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

184

1.b. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

samenwerking tussen de gehandicaptenzorg en gewone ouderenzorg haalbaar 0,6% (1) 6,5% (11) 14,7% (25) 42,4% (72) 25,9% (44) 2,4% (4) 7,6% (13)

1.1.b. Wat betreft samenwerking tussen beide sectoren, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

samen dagbesteding (animatie, activiteiten, dagverzorging…) organiseren haalbaar 2,9% (5) 5,3% (9) 20,0% (34) 38,8% (66) 17,6% (30) 2,9% (5) 2,9% (5) 9,4% (16)

trajectbegeleiding en/of geïntegreerd case-management haalbaar 1,2% (2) 7,1% (12) 21,2% (36) 31,2% (53) 18,8% (32) 8,2% (14) 2,9% (5) 9,4% (16)

samen oproepbare hulp organiseren (vb.ADL-centrale/personenalarmsysteem) haalbaar 0,6% (1) 6,5% (11) 22,9% (39) 35,3% (60) 17,1% (29) 5,3% (9) 2,9% (5) 9,4% (16)

het uitwisselen van knowhow haalbaar 0,6% (1) 0% (0) 7,6% (13) 37,1% (63) 41,8% (71) 1,2% (2) 2,9% (5) 8,8% (15)

regionaal overleg (bijvoorbeeld over knelpuntdossiers) haalbaar 0% (0) 2,4% (4) 16,5% (28) 37,1% (63) 26,5% (45) 4,7% (8) 3,5% (6) 9,4% (16)

het uitbouwen van sectoroverschrijdende crisishulp haalbaar 0,6% (1) 7,6% (13) 22,9% (39) 31,2% (53) 16,5% (28) 8,2% (14) 3,5% (6) 9,4% (16)

het openstellen van ADL-centrales voor iedereen haalbaar 0,6% (1) 8,2% (14) 20,0% (34) 28,8% (49) 18,2% (31) 11,8% (20) 2,9% (5) 9,4% (16)

het uitbouwen van sectoroverschrijdende functie-uitwisseling (bvb. diëtist) haalbaar 1,8% (3) 2,4% (4) 20,0% (34) 35,9% (61) 25,3% (43) 2,4% (4) 2,9% (5) 9,4% (16)

1.2.b. Om samenwerking te vergemakkelijken is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

het afstemmen van de regelgeving tussen beide sectoren haalbaar 0% (0) 7,6% (13) 25,3% (43) 28,8% (49) 18,8% (32) 7,1% (12) 2,9% (5) 9,4% (16)

het regionaal/provinciaal coördineren van overleg haalbaar 1,2% (2) 4,7% (8) 22,4% (38) 31,8% (54) 23,5% (40) 3,5% (6) 3,5% (6) 9,4% (16)

het beschikbaar stellen van extra middelen haalbaar 1,8% (3) 9,4% (16) 27,1% (46) 22,9% (39) 20,0% (34) 5,9% (10) 3,5% (6) 9,4% (16)

het invoeren van persoonsgebonden budgetten los van de sector haalbaar 1,8% (3) 9,4% (16) 34,1% (58) 18,2% (31) 12,9% (22) 10,0% (17) 4,1% (7) 9,4% (16)

het reguleren van de chronische zorg binnen eenzelfde overheid haalbaar 0,6% (1) 5,3% (9) 29,4% (50) 25,3% (43) 19,4% (33) 7,6% (13) 2,9% (5) 9,4% (16)

het oprichten van experimenteerprojecten los van de regelgeving haalbaar 1,8% (3) 3,5% (6) 25,9% (44) 32,4% (55) 15,9% (27) 8,2% (14) 3,5% (6 8,8% (15)

een analyse van de omgevingssituatie (infrastructuur, middelen, netwerk…) haalbaar 0,6% (1) 1,2% (2) 22,4% (38) 33,5% (57) 27,6% (47) 2,4% (4) 2,9% (5) 9,4% (16)

creëren van meer openheid/samenwerkingsvaardigheden tussen sectoren haalbaar 0% (0) 1,2% (2) 21,2% (36) 35,9% (61) 26,5% (45) 2,9% (5) 2,9% (5) 9,4% (16)

Page 192: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

185

2.a. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

ondersteuning binnen de gehandicaptenzorg wenselijk 0% (0) 2,4% (4) 3,5% (6) 29,4% (50) 52,4% (89) 4,1% (7) 8,2% (14)

2.1.a. Wat betreft ondersteuning binnen de gehandicaptenzorg, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

investeren in verpleegkundige en medische zorg wenselijk 0% (0) 2,4% (4) 4,7% (8) 27,6% (47) 51,2% (87) 1,8% (3) 5,3% (9) 7,1% (12)

differentiëren via homogene leeftijdsgroepen (jongere en oudere groepen) wenselijk 1,2% (2) 12,9% (22) 16,5% (28) 31,8% (54) 23,5% (40) 2,4% (4) 4,7% (8) 7,1% (12)

het uitbouwen van eigen expertise in palliatieve zorg wenselijk 0,6% (1) 4,7% (8) 7,1% (12) 25,9% (44) 47,6% (81) 2,4% (4) 4,7% (8) 7,1% (12)

de inschakeling van thuisverpleging in de residentiële gehandicaptenzorg wenselijk 1,2% (2) 4,1% (7) 8,8% (15) 21,2% (36) 50,0% (85) 2,9% (5) 4,7% (8) 7,1% (12)

een specifieke setting voor de doelgroep binnen de regio wenselijk 2,4% (4) 11,8% (20) 20,6% (35) 24,7% (42) 22,9% (39) 5,9% (10) 4,7% (8) 7,1% (12)

het ontwikkelen van eigen expertise rond dementie wenselijk 0% (0) 3,5% (6) 5,3% (9) 31,2% (53) 45,9% (78) 2,4% (4) 4,7% (8) 7,1% (12)

het toekennen van verpleegkundige bevoegdheden aan de ADL-assistent wenselijk 1,2% (2) 11,2% (19) 14,7% (25) 21,2% (36) 27,1% (46) 12,4% (21) 5,3% (9) 7,1% (12)

een minder activerende begeleidingsvisie wenselijk 2,9% (5) 12,4% (21) 22,4% (38) 24,7% (42) 15,9% (27) 9,4% (16) 5,3% (9) 7,1% (12)

2.2.a. Om ondersteuning binnen de gehandicaptenzorg te vergemakkelijken, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

gelijkwaardige verloning voor personeel over sectoren heen wenselijk 0% (0) 1,8% (3) 15,9% (27) 20,6% (35) 44,1% (75) 5,9% (10) 4,7% (8) 7,1% (12)

het beschikbaar stellen van extra middelen wenselijk 0% (0) 0% (0) 4,1% (7) 28,2% (48) 54,7% (93) 0,6% (1) 5,3% (9) 7,1% (12)

schaalvergroting van voorzieningen wenselijk 4,7% (8) 18,8% (32) 24,7% (42) 21,2% (36) 14,7% (25) 4,1% (7) 4,7% (8) 7,1% (12)

het afschaffen van de inschrijvingsgrens van 65 jaar wenselijk 1,8% (3) 7,1% (12) 15,9% (27) 24,7% (42) 34,1% (58) 4,7% (8) 4,7% (8) 7,1% (12)

specifieke vorming voor het personeel wenselijk 0% (0) 0% (0) 1,2% (2) 27,6% (47) 58,2% (99) 1,2% (2) 4,7% (8) 7,1% (12)

een snellere wijziging van erkenningsvorm wenselijk 0% (0) 1,2% (2) 11,8% (20) 22,9% (39) 44,1% (75) 7,6% (13) 5,3% (9) 7,1% (12)

een opleiding met zowel verpleeg- als begeleidkundige aspecten wenselijk 0,6% (1) 1,8% (3) 7,6% (13) 35,3% (60) 42,4% (72) 0,6% (1) 4,7% (8) 7,1% (12)

een maatschappelijk draagvlak voor de extra benodigde omkadering wenselijk 0% (0) 0,6% (1) 4,1% (7) 34,7% (59) 45,3% (77) 2,4% (4) 5,9% (10) 7,1% (12)

het creëren van extra plaatsen voor de doelgroep wenselijk 0% (0) 0,6% (1) 5,3% (9) 23,5% (40) 54,7% (93) 3,5% (6) 5,3% (9) 7,1% (12)

Page 193: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

186

2.b. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

ondersteuning binnen de gehandicaptenzorg haalbaar 0% (0) 4,1% (7) 11,2% (19) 33,5% (57) 25,9% (44) 10,6% (18) 14,7% (25)

2.1.b. Wat betreft ondersteuning binnen de gehandicaptenzorg, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

investeren in verpleegkundige en medische zorg haalbaar 0% (0) 3,5% (6) 14,7% (25) 34,7% (59) 19,4% (33) 2,4% (4) 10,0% (17) 15,3% (26)

differentiëren via homogene leeftijdsgroepen (jongere en oudere groepen) haalbaar 0% (0) 5,9% (10) 20,0% (34) 28,8% (49) 14,7% (25) 4,7% (8) 10,0% (17) 15,3% (26)

het uitbouwen van eigen expertise in palliatieve zorg haalbaar 1,2% (2) 2,4% (4) 11,8% (20) 29,4% (50) 27,6% (47) 1,8% (3) 10,6% (18) 15,3% (26)

de inschakeling van thuisverpleging in de residentiële gehandicaptenzorg haalbaar 1,2% (2) 4,1% (7) 12,9% (22) 24,7% (42) 28,2% (48) 3,5% (6) 10,0% (17) 15,3% (26)

een specifieke setting voor de doelgroep binnen de regio haalbaar 0% (0) 9,4% (16) 26,5% (45) 21,8% (37) 8,8% (15) 7,1% (12) 11,2% (19) 15,3% (26)

het ontwikkelen van eigen expertise rond dementie haalbaar 0% (0) 2,9% (5) 11,2% (19) 28,2% (48) 29,4% (50) 2,4% (4) 10,6% (18) 15,3% (26)

het toekennen van verpleegkundige bevoegdheden aan de ADL-assistent haalbaar 0,6% (1) 7,1% (12) 20,0% (34) 22,4% (38) 11,8% (20) 12,4% (21) 10,6% (18) 15,3% (26)

een minder activerende begeleidingsvisie haalbaar 0% (0) 2,9% (5) 22,9% (39) 21,2% (36) 18,8% (32) 7,6% (13) 11,2% (19) 15,3% (26)

2.2.b. Om ondersteuning binnen de gehandicaptenzorg te vergemakkelijken, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

gelijkwaardige verloning voor personeel over sectoren heen haalbaar 0,6% (1) 5,3% (9) 24,1% (41) 16,5% (28) 18,2% (31) 10,0% (17) 10,0% (17) 15,3% (26)

het beschikbaar stellen van extra middelen haalbaar 0% (0) 8,2% (14) 20,6% (35) 21,8% (37) 17,6% (30) 5,9% (10) 10,6% (18) 15,3% (26)

schaalvergroting van voorzieningen haalbaar 3,5% (6) 13,5% (23) 22,9% (39) 18,8% (32) 7,1% (12) 7,1% (12) 11,8% (20) 15,3% (26)

het afschaffen van de inschrijvingsgrens van 65 jaar haalbaar 1,2% (2) 6,5% (11) 23,5% (40) 18,2% (31) 20,0% (34) 4,1% (7) 11,2% (19) 15,3% (26)

specifieke vorming voor het personeel haalbaar 0% (0) 0,6% (1) 5,9% (10) 30,0% (51) 34,7% (59) 1,8% (3) 11,8% (20) 15,3% (26)

een snellere wijziging van erkenningsvorm haalbaar 0% (0) 7,6% (13) 20,6% (35) 24,1% (41) 17,6% (30) 3,5% (6) 11,2% (19) 15,3% (26)

een opleiding met zowel verpleeg- als begeleidkundige aspecten haalbaar 0% (0) 2,9% (5) 18,2% (31) 29,4% (50) 20,6% (35) 2,9% (5) 10,6% (18) 15,3% (26)

een maatschappelijk draagvlak voor de extra benodigde omkadering haalbaar 0% (0) 2,9% (5) 25,9% (44) 26,5% (45) 15,3% (26) 3,5% (6) 10,6% (18) 15,3% (26)

het creëren van extra plaatsen voor de doelgroep haalbaar 0% (0) 7,1% (12) 22,4% (38) 26,5% (45) 14,7% (25) 3,5% (6) 10,6% (18) 15,3% (26)

Page 194: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

187

3.a. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

ondersteuning binnen de gewone ouderenzorg wenselijk 3,5% (6) 10,0% (17) 5,3% (9) 27,6% (47) 34,7% (59) 2,4% (4) 16,5% (28)

3.1.a. Wat betreft ondersteuning binnen de gewone ouderenzorg, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

een uitgebreider dagaanbod wenselijk 0% (0) 1,2% (2) 9,4% (16) 28,8% (49) 30,0% (51) 4,1% (7) 11,2% (19) 15,3% (26)

meer aangepaste begeleiding naast het aanbieden van zorg wenselijk 0% (0) 0,6% (1) 4,1% (7) 27,1% (46) 41,2% (70) 1,2% (2) 10,6% (18) 15,3% (26)

het ontwikkelen van eigen expertise rond zorg voor gehandicapten wenselijk 0% (0) 1,2% (2) 5,9% (10) 27,1% (46) 40,0% (68) 0% (0) 10,6% (18) 15,3% (26)

dit vooral binnen thuiszorgvoorzieningen wenselijk 0% (0) 3,5% (6) 15,3% (26) 28,8% (49) 24,7% (40) 1,2% (2) 11,2% (19) 15,3% (26)

dit vooral binnen ouderenvoorzieningen wenselijk 0% (0) 2,9% (5) 14,7% (25) 28,2% (48) 27,1% (46) 0% (0) 11,8% (20) 15,3% (26)

trajectbegeleiding en/of geïntegreerd case-management wenselijk 0% (0) 2,9% (5) 17,6% (30) 26,5% (45) 20,6% (35) 5,3% (9) 11,8% (20) 15,3% (26)

3.2.a. Om ondersteuning binnen gewone ouderenzorg te vergemakkelijken, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

meer begeleidend/agogisch personeel wenselijk 0% (0) 1,2% (2) 7,1% (12) 27,6% (47) 37,6% (64) 1,2% (2) 10,6% (18) 14,7% (25)

het creëren van extra plaatsen voor de doelgroep wenselijk 0% (0) 1,2% (2) 7,6% (13) 25,3% (43) 39,4% (67) 1,2% (2) 10,6% (18) 14,7% (25)

het beschikbaar stellen van extra middelen wenselijk 0% (0) 1,2% (2) 3,5% (6) 28,2% (48) 41,2% (70) 0% (0) 11,2% (19) 14,7% (25)

hetzelfde gegarandeerd zakgeld als in residentiële gehandicaptenzorg wenselijk 0% (0) 3,5% (6) 20,6% (35) 16,5% (28) 27,1% (46) 6,5% (11) 11,2% (19) 14,7% (25)

gelijkwaardige verloning voor personeel over sectoren heen wenselijk 0,6% (1) 1,2% (2) 10,0% (17) 21,2% (36) 37,6% (64) 4,1% (7) 10,6% (18) 14,7% (25)

meer specifieke vorming voor het personeel wenselijk 0% (0) 0,6% (1) 2,4% (4) 24,7% (40) 46,5% (79) 0,6% (1) 10,6% (18) 14,7% (25)

een opleiding met zowel verpleeg- als begeleidkundige aspecten wenselijk 0% (0) 1,2% (2) 6,5% (11) 25,9% (44) 40,6% (69) 0,6% (1) 10,6% (18) 14,7% (25)

het afschaffen van de leeftijdsgrens van 65 jaar voor ouderenvoorzieningen wenselijk 1,8% (3) 2,9% (5) 12,4% (21) 22,4% (38) 32,4% (55) 2,9% (5) 10,6% (18) 14,7% (25)

Page 195: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

188

3.b. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

ondersteuning binnen de gewone ouderenzorg haalbaar 0,6% (1) 12,4% (21) 17,1% (29) 28,2% (48) 14,1% (24) 7,6% (13) 20,0% (34)

3.1.b. Wat betreft ondersteuning binnen de gewone ouderenzorg, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

een uitgebreider dagaanbod haalbaar 1,2% (2) 4,1% (7) 18,8% (32) 22,9% (39) 13,5% (23) 5,9% (10) 12,9% (22) 20,6% (35)

meer aangepaste begeleiding naast het aanbieden van zorg haalbaar 1,2% (2) 4,7% (8) 14,7% (25) 27,6% (47) 14,7% (25) 3,5% (6) 12,9% (22) 20,6% (35)

het ontwikkelen van eigen expertise rond zorg voor gehandicapten haalbaar 0% (0) 2,9% (5) 11,8% (20) 31,2% (53) 18,2% (31) 2,4% (4) 12,9% (22) 20,6% (35)

dit vooral binnen thuiszorgvoorzieningen haalbaar 0,6% (1) 4,7% (8) 20,6% (35) 22,4% (38) 9,4% (16) 8,2% (14) 13,5% (23) 20,6% (35)

dit vooral binnen ouderenvoorzieningen haalbaar 0% (0) 3,5% (6) 18,2% (31) 24,7% (40) 12,4% (21) 7,1% (12) 13,5% (23) 20,6% (35)

trajectbegeleiding en/of geïntegreerd case-management haalbaar 0% (0) 3,5% (6) 24,7% (40) 17,1% (29) 9,4% (16) 9,4% (16) 15,3% (26) 20,6% (35)

3.2.b. Om ondersteuning binnen gewone ouderenzorg te vergemakkelijken, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

meer begeleidend/agogisch personeel haalbaar 0,6% (1) 4,1% (7) 14,7% (25) 28,2% (48) 13,5% (23) 3,5% (6) 14,7% (25) 20,6% (35)

het creëren van extra plaatsen voor de doelgroep haalbaar 0,6% (1) 4,7% (8) 19,4% (33) 22,4% (38) 14,1% (24) 4,1% (7) 14,1% (24) 20,6% (35)

het beschikbaar stellen van extra middelen haalbaar 0,6% (1) 4,1% (7) 20,0% (34) 22,9% (39) 11,8% (20) 5,9% (10) 14,1% (24) 20,6% (35)

hetzelfde gegarandeerd zakgeld als in residentiële gehandicaptenzorg haalbaar 0% (0) 3,5% (6) 31,2% (53) 12,4% (21) 5,9% (10) 11,8% (20) 14,7% (25) 20,6% (35)

gelijkwaardige verloning voor personeel over sectoren heen haalbaar 0,6% (1) 1,8% (3) 24,7% (40) 15,3% (26) 15,9% (27) 6,5% (11) 14,7% (25) 20,6% (35)

meer specifieke vorming voor het personeel haalbaar 0% (0) 0,6% (1) 9,4% (16) 30,0% (51) 21,8% (37) 3,5% (6) 14,1% (24) 20,6% (35)

een opleiding met zowel verpleeg- als begeleidkundige aspecten haalbaar 0% (0) 0,6% (1) 16,5% (28) 24,7% (40) 18,2% (31) 5,3% (9) 14,1% (24) 20,6% (35)

het afschaffen van de leeftijdsgrens van 65 jaar voor ouderenvoorzieningen haalbaar 1,8% (3) 2,9% (5) 21,2% (36) 17,1% (29) 17,1% (29) 5,3% (9) 14,1% (24) 20,6% (35)

Page 196: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

189

4.a. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

het bieden van meer ondersteuning aan zelf-/mantel-/pleegzorgers wenselijk 0,6% (1) 2,9% (5) 9,4% (16) 21,2% (36) 42,9% (73) 4,7% (8) 18,2% (31)

4.1.a. Wat betreft ondersteuning aan zelf-/mantel-/pleegzorgers, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

meer oproepbare hulp wenselijk 0% (0) 1,2% (2) 7,6% (13) 25,9% (44) 43,5% (74) 0% (0) 13,5% (23) 8,2% (14)

het garanderen van crisishulp in crisissituaties wenselijk 0% (0) 0,6% (1) 6,5% (11) 21,8% (37) 49,4% (84) 0,6% (1) 12,9% (22) 8,2% (14)

het vereenvoudigen van de administratie wenselijk 0% (0) 0% (0) 6,5% (11) 22,9% (39) 47,6% (81) 1,8% (3) 12,9% (22) 8,2% (14)

het oprichten van informatiepunten wenselijk 0% (0) 3,5% (6) 11,8% (20) 24,7% (40) 37,1% (63) 1,8% (3) 12,9% (22) 8,2% (14)

het toegankelijk maken van de thuisomgeving wenselijk 0% (0) 1,2% (2) 3,5% (6) 24,7% (40) 48,8% (83) 0,6% (1) 12,9% (22) 8,2% (14)

het uitbreiden van dienstencheques naar zorgcheques wenselijk 1,8% (3) 1,8% (3) 9,4% (16) 22,9% (39) 37,1% (63) 5,9% (10) 12,9% (22) 8,2% (14)

het helpen uitbouwen van sociale netwerken wenselijk 0% (0) 0% (0) 7,6% (13) 28,2% (48) 42,9% (73) 0% (0) 12,9% (22) 8,2% (14)

het investeren in vrijwilligerswerkingen binnen de thuiszorg wenselijk 0% (0) 2,4% (4) 8,8% (15) 27,6% (47) 40,0% (68) 0% (0) 12,9% (22) 8,2% (14)

het beperken van de wachttijden in beide sectoren wenselijk 0% (0) 0% (0) 3,5% (6) 21,8% (37) 53,5% (91) 0% (0) 12,9% (22) 8,2% (14)

het garanderen van de betaalbaarheid van intensievere thuiszorg wenselijk 0% (0) 0,6% (1) 4,1% (7) 21,2% (36) 52,9% (90) 0% (0) 12,9% (22) 8,2% (14)

een analyse van de omgevingssituatie (infrastructuur, middelen, netwerk…) wenselijk 0% (0) 0,6% (1) 12,4% (21) 25,9% (44) 39,4% (67) 0,6% (1) 12,9% (22) 8,2% (14)

het systematisch opvolgen van (oudere) zelf-/mantel-/pleegzorgers wenselijk 0% (0) 1,2% (2) 12,4% (21) 30,0% (51) 35,3% (60) 0% (0) 12,9% (22) 8,2% (14)

een vlotte doorstroming van ambulante naar residentiële zorg wenselijk 0% (0) 0% (0) 4,7% (8) 18,2% (31) 55,3% (94) 0,6% (1) 12,9% (22) 8,2% (14)

de uitbreiding van diensten voor pleegzorg/gastopvang/WOP wenselijk 0% (0) 3,5% (6) 14,7% (25) 24,7% (40) 30,0% (51) 4,7% (8) 14,1% (24) 8,2% (14)

de uitbreiding van aanpasbare/toegankelijke woningen voor de doelgroep wenselijk 0% (0) 1,2% (2) 5,9% (10) 21,8% (37) 47,6% (81) 0,6% (1) 14,7% (25) 8,2% (14)

Page 197: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

190

4.b. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

het bieden van meer ondersteuning aan zelf-/mantel-/pleegzorgers haalbaar 0,6% (1) 4,7% (8) 14,7% (25) 27,1% (46) 21,2% (36) 11,2% (19) 20,6% (35)

4.1.b. Wat betreft ondersteuning aan zelf-/mantel-/pleegzorgers, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

meer oproepbare hulp haalbaar 0% (0) 0% (0) 17,1% (29) 23,5% (40) 24,1% (39) 2,9% (5) 15,3% (26) 17,1% (29)

het garanderen van crisishulp in crisissituaties haalbaar 0% (0) 4,7% (8) 24,1% (39) 21,2% (36) 14,1% (24) 4,1% (7) 14,7% (25) 17,1% (29)

het vereenvoudigen van de administratie haalbaar 0% (0) 1,2% (2) 12,9% (22) 26,5% (45) 22,4% (38) 5,3% (9) 14,7% (25) 17,1% (29)

het oprichten van informatiepunten haalbaar 0% (0) 1,8% (3) 17,6% (30) 25,9% (44) 21,2% (36) 1,8% (3) 14,7% (25) 17,1% (29)

het toegankelijk maken van de thuisomgeving haalbaar 0% (0) 2,9% (5) 17,1% (29) 28,8% (49) 17,6% (30) 1,8% (3) 14,7% (25) 17,1% (29)

het uitbreiden van dienstencheques naar zorgcheques haalbaar 0,6% (1) 5,9% (10) 17,6% (30) 21,2% (36) 14,1% (24) 8,8% (15) 14,7% (25) 17,1% (29)

het helpen uitbouwen van sociale netwerken haalbaar 0% (0) 3,5% (6) 20,6% (35) 28,2% (48) 15,3% (26) 0,6% (1) 14,7% (25) 17,1% (29)

het investeren in vrijwilligerswerkingen binnen de thuiszorg haalbaar 0,6% (1) 5,3% (9) 17,1% (29) 25,3% (43) 18,2% (31) 1,8% (3) 14,7% (25) 17,1% (29)

het beperken van de wachttijden in beide sectoren haalbaar 1,2% (2) 13,5% (23) 24,7% (40) 14,1% (24) 11,2% (19) 3,5% (6) 14,7% (25) 17,1% (29)

het garanderen van de betaalbaarheid van intensievere thuiszorg haalbaar 0,6% (1) 7,1% (12) 28,8% (49) 15,9% (27) 11,2% (19) 4,1% (7) 15,3% (26) 17,1% (29)

een analyse van de omgevingssituatie (infrastructuur, middelen, netwerk…) haalbaar 0% (0) 0,6% (1) 20,0% (34) 27,6% (47) 17,6% (30) 1,8% (3) 15,3% (26) 17,1% (29)

het systematisch opvolgen van (oudere) zelf-/mantel-/pleegzorgers haalbaar 0% (0) 7,1% (12) 24,1% (39) 22,9% (39) 11,8% (20) 1,8% (3) 15,3% (26) 17,1% (29)

een vlottere doorstroming van ambulante naar residentiële zorg haalbaar 0,6% (1) 8,2% (14) 19,4% (33) 23,5% (40) 13,5% (23) 2,9% (5) 14,7% (25) 17,1% (29)

de uitbreiding van diensten voor pleegzorg/gastopvang/WOP haalbaar 0% (0) 8,2% (14) 27,1% (46) 13,5% (23) 9,4% (16) 9,4% (16) 15,3% (26) 17,1% (29)

de uitbreiding van aanpasbare/toegankelijke woningen voor de doelgroep haalbaar 0% (0) 5,9% (10) 17,6% (30) 24,7% (40) 15,3% (26) 3,5% (6) 15,9% (27) 17,1% (29)

Page 198: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

191

5.a. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

een herziening van de toekenning van middelen en ondersteuning wenselijk 0% (0) 0,6% (1) 9,4% (16) 30,6% (52) 35,3% (60) 7,1% (12) 17,1% (29)

5.1.a. Als criterium voor de toekenning van middelen en ondersteuning, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

wat de persoon vraagt wenselijk 1,8% (3) 11,8% (20) 10,0% (17) 33,5% (57) 24,7% (40) 0% (0) 10,6% (18) 7,6% (13)

een leeftijdgrens wenselijk 18,8% (32) 28,8% (49) 18,2% (31) 8,2% (14) 5,9% (10) 0,6% (1) 11,8% (20) 7,6% (13)

de diagnose wenselijk 1,2% (2) 9,4% (16) 14,1% (24) 30,6% (52) 25,9% (44) 0,6% (1) 10,6% (18) 7,6% (13)

een functionele graad van beperking (zorgzwaarte) wenselijk 0,6% (1) 1,2% (2) 5,3% (9) 28,2% (48) 46,5% (79) 0% (0) 10,6% (18) 7,6% (13)

het uniformiseren van inschaling van zorg (Katz-, Bel-, Sis-schaal…) wenselijk 0% (0) 4,1% (7) 9,4% (16) 23,5% (40) 41,2% (70) 2,4% (4) 11,8% (20) 7,6% (13)

de financiële draagkracht van de directe familie in rekening brengen wenselijk 10,6% (18) 11,8% (20) 17,6% (30) 20,0% (34) 20,0% (34) 1,2% (2) 11,2% (19) 7,6% (13)

de zorgende draagkracht van de directe familie in rekening brengen wenselijk 4,1% (7) 4,7% (8) 10,6% (18) 31,8 (54) 30,0% (51) 0,6% (1) 10,6% (18) 7,6% (13)

het inkomen van de persoon in rekening brengen wenselijk 4,7% (8) 8,8% (15) 10,6% (18) 30,0% (51) 26,5% (45) 0,6% (1) 11,2% (19) 7,6% (13)

5.b. Om ouder wordenden met een handicap te ondersteunen, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

een herziening van de toekenning van middelen en ondersteuning haalbaar 0% (0) 3,5% (6) 18,8% (32) 31,2% (53) 11,2% (19) 15,3% (26) 20,0% (34)

5.1.b. Als criterium voor de toekenning van middelen en ondersteuning, is Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

Over-

geslaan

wat de persoon vraagt haalbaar 4,7% (8) 17,1% (29) 19,4% (33) 19,4% (33) 7,1% (12) 0,6% (1) 13,5% (23) 18,2% (31)

een leeftijdgrens haalbaar 11,2% (19) 11,8% (20) 21,2% (36) 17,6% (30) 5,3% (9) 1,2% (2) 13,5% (23) 18,2% (31)

de diagnose haalbaar 1,8% (3) 4,7% (8) 14,7% (25) 30,6% (52) 15,9% (27) 0,6% (1) 13,5% (23) 18,2% (31)

een functionele graad van beperking (zorgzwaarte) haalbaar 1,2% (2) 0,6% (1) 8,8% (15) 33,5% (57) 23,5% (40) 0,6% (1) 13,5% (23) 18,2% (31)

het uniformiseren van inschaling van zorg (Katz-, Bel-, Sis-schaal…) haalbaar 1,2% (2) 4,1% (7) 12,9% (22) 25,9% (44) 21,2% (36) 2,4% (4) 14,1% (24) 18,2% (31)

de financiële draagkracht van de directe familie in rekening brengen haalbaar 7,1% (12) 10,6% (18) 17,6% (30) 19,4% (33) 10,0% (17) 3,5% (6) 13,5% (23) 18,2% (31)

de zorgende draagkracht van de directe familie in rekening brengen haalbaar 2,9% (5) 7,1% (12) 20,6% (35) 20,6% (35) 14,7% (25) 2,4% (4) 13,5% (23) 18,2% (31)

het inkomen van de persoon in rekening brengen haalbaar 4,7% (8) 4,1% (7) 15,3% (26) 27,1% (46) 15,3% (26) 1,8% (3) 13,5% (23) 18,2% (31)

Page 199: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

192

6.a. De opvang van ouder wordenden met een Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

licht verstandelijke handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk 0,6% (1) 14,7% (25) 11,8% (20) 34,1% (58) 13,5% (23) 10,0% (17) 15,3% (26)

licht verstandelijke handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk 0% (0) 11,2% (19) 11,2% (19) 27,1% (46) 24,1% (39) 11,2% (19) 15,3% (26)

matig verstandelijke handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk 1,2% (2) 6,5% (11) 8,8% (15) 41,8% (71) 15,9% (27) 10,0% (17) 15,9% (27)

matig verstandelijke handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk 0% (0) 4,1% (7) 8,2% (14) 31,2% (53) 31,2% (53) 11,2% (19) 14,1% (24)

ernstig verstandelijke handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk 1,2% (2) 5,9% (10) 8,2% (14) 27,6% (47) 28,8% (49) 12,9% (22) 15,3% (26)

ernstig verstandelijke handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk 0% (0) 3,5% (6) 7,6% (13) 24,7% (40) 37,1% (63) 12,9% (22) 14,1% (24)

niet-aangeboren hersenletsel is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk 2,9% (5) 11,2% (19) 12,4% (21) 30,6% (52) 14,1% (24) 14,1% (24) 14,7% (25)

niet-aangeboren hersenletsel is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk 1,2% (2) 6,5% (11) 7,1% (12) 32,9% (58) 25,9% (44) 12,9% (22) 13,5% (23)

handicap en dementie is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk 4,1% (7) 18,8% (32) 10,6% (18) 26,5% (45) 14,7% (25) 10,6% (18) 14,7% (25)

handicap en dementie is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk 2,4% (4) 13,5% (23) 8,8% (15) 27,6% (47) 25,3% (43) 8,8% (15) 13,5% (23)

vorm van jongdementie is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk 4,7% (8) 12,9% (22) 12,9% (22) 29,4% (50) 12,9% (22) 12,4% (21) 14,7% (25)

vorm van jongdementie is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk 2,9% (5) 11,2% (19) 6,5% (11) 30,6% (52) 24,7% (40) 10,6% (18) 13,5% (23)

motorische handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk 2,4% (4) 11,2% (19) 13,5% (23) 30,6% (52) 15,3% (26) 11,2% (19) 15,9% (27)

motorische handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk 1,2% (2) 10,0% (17) 11,2% (19) 27,6% (47) 24,1% (39) 11,8% (20) 14,1% (24)

visuele handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk 2,4% (4) 13,5% (23) 15,3% (26) 27,1% (46) 13,5% (23) 13,5% (23) 14,7% (25)

visuele handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk 1,2% (2) 12,4% (21) 15,9% (27) 23,5% (40) 21,2% (36) 12,4% (21) 13,5% (23)

auditieve handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk 2,9% (5) 12,9% (22) 15,3% (26) 27,1% (46) 12,9% (22) 14,1% (24) 14,7% (25)

auditieve handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk 1,8% (3) 11,8% (20) 13,5% (23) 25,9% (44) 20,6% (35) 12,4% (21) 14,1% (24)

ernstige vorm van autisme is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk 1,2% (2) 5,9% (10) 10,0% (17) 35,3% (60) 20,0% (34) 12,9% (22) 14,7% (25)

ernstige vorm van autisme is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijks 0,6% (1) 2,9% (5) 8,2% (14) 30,6% (52) 31,8% (54) 12,4% (21) 13,5% (23)

handicap en gedragsproblemen is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk 1,2% (2) 7,1% (12) 13,5% (23) 33,5% (57) 17,6% (30) 12,4% (21) 14,7% (25)

handicap en gedragsproblemen is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk 0% (0) 4,7% (8) 10,0% (17) 28,2% (48) 31,8% (54) 11,8% (20) 13,5% (23)

handicap en psychische problemen is binnen de bestaande gehandicaptenzorg wenselijk 1,8% (3) 10,0% (17) 13,5% (23) 32,9% (56) 14,1% (24) 12,4% (21) 15,3% (26)

handicap en psychische problemen is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen wenselijk 0,6% (1) 6,5% (11) 11,2% (19) 27,1% (46) 28,8% (49) 12,4% (21) 13,5% (23)

Page 200: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

193

6.b. De opvang van ouder wordenden met een Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

licht verstandelijke handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar 1,8% (3) 5,9% (10) 17,6% (30) 27,6% (47) 12,9% (22) 16,5% (28) 17,6% (30)

licht verstandelijke handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar 0,6% (1) 4,7% (8) 15,9% (27) 24,7% (40) 21,8% (37) 15,3% (26) 17,1% (29)

matig verstandelijke handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar 1,8% (3) 5,9% (10) 15,9% (27) 25,9% (44) 17,1% (29) 15,9% (27) 17,6% (30)

matig verstandelijke handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar 0,6% (1) 2,9% (5) 14,7% (25) 23,5% (40) 25,3% (43) 15,9% (27) 17,1% (29)

ernstig verstandelijke handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar 1,8% (3) 8,8% (15) 16,5% (28) 19,4% (33) 18,8% (32) 17,1% (29) 17,6% (30)

ernstig verstandelijke handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar 0,6% (1) 4,1% (7) 15,9% (27) 19,4% (33) 25,9% (44) 17,1% (29) 17,1% (29)

niet-aangeboren hersenletsel is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar 2,4% (4) 9,4% (16) 21,2% (36) 17,1% (29) 8,2% (14) 21,2% (36) 17,6% (30)

niet-aangeboren hersenletsel is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar 1,2% (2) 5,3% (9) 18,2% (31) 23,5% (40) 14,1% (24) 20,6% (35) 17,1% (29)

handicap en dementie is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar 3,5% (6) 17,1% (29) 18,8% (32) 17,6% (30) 9,4% (16) 15,9% (27) 17,6% (30)

handicap en dementie is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar 1,2% (2) 12,4% (21) 19,4% (33) 19,4% (33) 15,3% (26) 15,3% (26) 17,1% (29)

vorm van jongdementie is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar 4,7% (8) 12,9% (22) 22,4% (38) 15,3% (26) 7,1% (12) 20,0% (34) 17,6% (30)

vorm van jongdementie is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar 2,9% (5) 7,6% (13) 22,4% (38) 19,4% (33) 11,8% (20) 18,8% (32) 17,1% (29)

motorische handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar 1,8% (3) 4,7% (8) 17,6% (30) 25,9% (44) 12,4% (21) 20,0% (34) 17,6% (30)

motorische handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar 0,6% (1) 2,4% (4) 15,9% (27) 21,8% (37) 20,6% (35) 21,2% (36) 17,6% (30)

visuele handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar 2,4% (4) 5,3% (9) 21,2% (36) 22,9% (39) 9,4% (16) 20,6% (35) 18,2% (31)

visuele handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar 1,2% (2) 2,9% (5) 19,4% (33) 19,4% (33) 17,6% (30) 21,8% (37) 17,6% (30)

auditieve handicap is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar 2,4% (4) 4,7% (8) 21,2% (36) 22,9% (39) 9,4% (16) 20,6% (35) 18,8% (32)

auditieve handicap is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar 1,2% (2) 2,4% (4) 18,8% (32) 21,2% (36) 16,5% (28) 22,4% (38) 17,6% (30)

ernstige vorm van autisme is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar 1,8% (3) 8,8% (15) 18,2% (31) 22,9% (39) 10,0% (17) 18,8% (32) 19,4% (33)

ernstige vorm van autisme is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar 0,6% (1) 4,1% (7) 17,1% (29) 20,6% (35) 19,4% (33) 20,0% (34) 18,2% (31)

handicap en gedragsproblemen is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar 2,9% (5) 14,7% (25) 19,4% (33) 19,4% (33) 7,6% (13) 17,6% (30) 18,2% (31)

handicap en gedragsproblemen is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar 1,2% (2) 7,1% (12) 15,9% (27) 22,9% (39) 17,1% (29) 18,2% (31) 17,6% (30)

handicap en psychische problemen is binnen de bestaande gehandicaptenzorg haalbaar 4,1% (7) 14,7% (25) 19,4% (33) 20,0% (34) 5,3% (9) 17,6% (30) 18,8% (32)

handicap en psychische problemen is binnen gehandicaptenzorg mits aanpassingen haalbaar 0,6% (1) 9,4% (16) 17,1% (29) 21,2% (36) 15,3% (26) 18,2% (31) 18,2% (31)

Page 201: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

194

7.a. De opvang van ouder wordenden met een Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

licht verstandelijke handicap is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk 5,9% (10) 11,2% (19) 15,3% (26) 33,5% (57) 11,2% (19) 3,5% (6) 19,4% (33)

licht verstandelijke handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk 2,4% (4) 9,4% (16) 10,6% (18) 31,2% (53) 23,5% (40) 4,1% (7) 18,8% (32)

matig verstandelijke handicap is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk 13,5% (23) 25,3% (43) 9,4% (16) 19,4% (33) 8,2% (14) 4,7% (8) 19,4% (33)

matig verstandelijke handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk 7,6% (13) 20,0% (34) 10,6% (18) 23,5% (40) 15,3% (26) 4,7% (8) 18,2% (31)

ernstig verstandelijke handicap is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk 21,8% (35) 28,8% (49) 7,6% (13) 15,3% (26) 3,5% (6) 4,1% (7) 18,8% (32)

ernstig verstandelijke handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk 17,6% (30) 24,7% (40) 7,1% (12) 18,8% (32) 8,2% (14) 4,7% (8) 18,8% (32)

niet-aangeboren hersenletsel is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk 12,4% (21) 18,8% (32) 15,3% (26) 23,5% (40) 3,5% (6) 7,1% (12) 19,4% (33)

niet-aangeboren hersenletsel is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk 7,6% (13) 11,2% (19) 11,8% (20) 31,2% (53) 11,8% (20) 7,6% (13) 18,8% (32)

handicap en dementie is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk 6,5% (11) 15,3% (26) 13,5% (23) 28,2% (48) 12,9% (22) 4,1% (7) 19,4% (33)

handicap en dementie is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk 3,5% (6) 11,8% (20) 8,2% (14) 31,2% (53) 22,9% (39) 3,5% (6) 18,8% (32)

vorm van jongdementie is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk 11,2% (19) 21,2% (36) 10,6% (18) 22,4% (38) 8,8% (15) 6,5% (11) 19,4% (33)

vorm van jongdementie is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk 8,2% (14) 17,6% (30) 7,6% (13) 24,7% (40) 17,1% (29) 5,9% (10) 18,8% (32)

motorische handicap is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk 7,1% (12) 12,9% (22) 11,2% (19) 28,2% (48) 11,8% (20) 7,6% (13) 21,2% (36)

motorische handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk 4,1% (7) 11,8% (20) 8,8% (15) 24,7% (40) 22,9% (39) 8,2% (14) 19,4% (33)

visuele handicap is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk 7,1% (12) 8,2% (14) 15,3% (26) 28,8% (49) 11,8% (20) 8,8% (15) 20,0% (34)

visuele handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk 4,1% (7) 6,5% (11) 10,0% (17) 29,4% (50) 22,4% (38) 8,8% (15) 18,8% (32)

auditieve handicap is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk 7,1% (12) 8,8% (15) 14,1% (24) 28,2% (48) 12,4% (21) 8,8% (15) 20,6% (35)

auditieve handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk 4,1% (7) 7,1% (12) 10,6% (18) 28,8% (49) 21,8% (37) 8,8% (15) 18,8% (32)

ernstige vorm van autisme is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk 20,6% (35) 26,5% (45) 10,6% (18) 9,4% (16) 2,9% (5) 9,4% (16) 20,6% (35)

ernstige vorm van autisme is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk 15,9% (27) 25,9% (44) 9,4% (16) 12,9% (22) 7,6% (13) 9,4% (16) 18,8% (32)

handicap en gedragsproblemen is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk 20,6% (35) 31,8% (54) 8,8% (15) 9,4% (16) 2,4% (4) 7,6% (13) 19,4% (33)

handicap en gedragsproblemen is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk 16,5% (28) 29,4% (50) 6,5% (11) 13,5% (23) 6,5% (11) 8,8% (15) 18,8% (32)

handicap en psychische problemen is binnen de bestaande ouderenzorg wenselijk 15,9% (27) 29,4% (50) 10,6% (18) 12,9% (22) 3,5% (6) 8,2% (14) 19,4% (33)

handicap en psychische problemen is binnen ouderenzorg mits aanpassingen wenselijk 11,8% (20) 24,1% (39) 10,6% (18) 17,1% (29) 8,8% (15) 8,2% (14) 19,4% (33)

Page 202: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

195

7.b. De opvang van ouder wordenden met een Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

licht verstandelijke handicap is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar 1,8% (3) 9,4% (16) 19,4% (33) 27,1% (46) 9,4% (16) 11,2% (19) 21,8% (37)

licht verstandelijke handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar 1,2% (2) 7,1% (12) 15,9% (27) 25,3% (43) 18,8% (32) 10,0% (17) 21,8% (37)

matig verstandelijke handicap is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar 7,1% (12) 17,6% (30) 20,0% (34) 15,3% (26) 6,5% (11) 11,2% (19) 22,4% (38)

matig verstandelijke handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar 5,3% (9) 14,7% (25) 15,9% (27) 19,4% (33) 11,2% (19) 10,6% (18) 22,9% (39)

ernstig verstandelijke handicap is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar 15,3% (26) 24,1% (39) 15,9% (27) 8,8% (15) 3,5% (6) 10,0% (17) 22,4% (38)

ernstig verstandelijke handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar 12,9% (22) 21,2% (36) 17,1% (29) 10,0% (17) 7,1% (12) 10,0% (17) 21,8% (37)

niet-aangeboren hersenletsel is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar 9,4% (16) 14,7% (25) 22,9% (39) 14,1% (24) 4,1% (7) 12,4% (21) 22,4% (38)

niet-aangeboren hersenletsel is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar 6,5% (11) 10,6% (18) 17,6% (30) 23,5% (40) 8,2% (14) 11,8% (20) 21,8% (37)

handicap en dementie is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar 3,5% (6) 13,5% (23) 21,2% (36) 20,0% (34) 9,4% (16) 10,0% (17) 22,4% (38)

handicap en dementie is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar 2,4% (4) 12,4% (21) 14,1% (24) 22,4% (38) 17,6% (30) 9,4% (16) 21,8% (37)

vorm van jongdementie is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar 5,9% (10) 20,6% (35) 17,6% (30) 15,9% (27) 5,3% (9) 12,4% (21) 22,4% (38)

vorm van jongdementie is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar 4,7% (8) 15,9% (27) 15,9% (27) 17,1% (29) 12,4% (21) 12,4% (21) 21,8% (37)

motorische handicap is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar 4,1% (7) 5,9% (10) 17,1% (29) 24,7% (40) 12,4% (21) 13,5% (23) 22,4% (38)

motorische handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar 2,9% (5) 4,7% (8) 12,9% (22) 25,3% (43) 18,8% (32) 13,5% (23) 21,8% (37)

visuele handicap is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar 3,5% (6) 6,5% (11) 20,0% (34) 23,5% (40) 10,6% (18) 14,1% (24) 21,8% (37)

visuele handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar 2,4% (4) 6,5% (11) 14,1% (24) 24,1% (39) 17,6% (30) 14,1% (24) 21,2% (36)

auditieve handicap is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar 3,5% (6) 6,5% (11) 19,4% (33) 23,5% (40) 11,2% (19) 14,1% (24) 21,8% (37)

auditieve handicap is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar 2,4% (4) 5,9% (10) 17,1% (29) 21,8% (37) 17,1% (29) 14,1% (24) 21,8% (37)

ernstige vorm van autisme is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar 21,2% (36) 21,2% (36) 14,7% (25) 5,9% (10) 0,6% (1) 14,7% (25) 21,8% (37)

ernstige vorm van autisme is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar 18,2% (31) 18,8% (32) 15,9% (27) 7,6% (13) 2,9% (5) 15,3% (26) 21,2% (36)

handicap en gedragsproblemen is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar 18,2% (31) 24,7% (40) 15,9% (27) 5,3% (9) 1,2% (2) 12,9% (22) 21,8% (37)

handicap en gedragsproblemen is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar 17,1% (29) 20,0% (34) 16,5% (28) 7,6% (13) 4,1% (7) 13,5% (23) 21,2% (36)

handicap en psychische problemen is binnen de bestaande ouderenzorg haalbaar 13,5% (23) 25,3% (43) 19,4% (33) 6,5% (11) 1,2% (2) 12,4% (21) 21,8% (37)

handicap en psychische problemen is binnen ouderenzorg mits aanpassingen haalbaar 11,8% (20) 20,0% (34) 19,4% (33) 10,0% (17) 4,7% (8) 12,9% (22) 21,2% (36)

Page 203: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

196

8.a. Het beleidsmatig ondersteunen van de overgang van Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

thuis naar een voorziening uit de ouderenzorg is wenselijk 1,8% (3) 5,9% (10) 10,0% (17) 41,2% (70) 22,9% (39) 2,9% (5) 15,3% (26)

thuis naar een voorziening uit de ouderenzorg mits aanpassingen is wenselijk 0,6% (1) 4,7% (8) 8,2% (14) 38,2% (65) 28,2% (48) 3,5% (6) 16,5% (28)

thuis naar een voorziening uit de gehandicaptenzorg is wenselijk 0,6% (1) 1,8% (3) 10,6% (18) 42,4% (72) 22,4% (38) 5,3% (9) 17,1% (29)

thuis naar een voorziening uit de gehandicaptenzorg mits aanpassingen is wenselijk 0,6% (1) 1,8% (3) 10,6% (18) 34,1% (58) 30,0% (51) 5,9% (10) 17,6% (30)

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een woonzorgcentrum is wenselijk 1,2% (2) 3,5% (6) 14,1% (24) 38,2% (65) 22,9% (39) 4,7% (8) 15,3% (26)

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een woonzorgcentrum mits aanpassingen is wenselijk 0,6% (1) 2,4% (4) 10,6% (18) 39,4% (67) 25,9% (44) 5,3% (9) 15,9% (27)

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een tehuis (VAPH) is wenselijk 1,2% (2) 2,4% (4) 11,8% (20) 41,8% (71) 20,6% (35) 5,9% (10) 16,5% (28)

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een tehuis (VAPH) mits aanpassingen is wenselijk 1,2% (2) 2,4% (4) 9,4% (16) 38,2% (65) 24,7% (40) 6,5% (11) 17,6% (30)

tehuizen voor werkenden naar een woonzorgcentrum is wenselijk 1,2% (2) 7,6% (13) 16,5% (28) 31,8% (54) 21,2% (36) 6,5% (11) 15,3% (26)

tehuizen voor werkenden naar een woonzorgcentrum mits aanpassingen is wenselijk 1,2% (2) 4,7% (8) 13,5% (23) 32,4% (55) 25,3% (43) 7,1% (12) 15,9% (27)

tehuizen voor werkenden naar een tehuis niet-werkenden is wenselijk 1,8% (3) 5,3% (9) 15,3% (26) 33,5% (57) 18,8% (32) 9,4% (16) 15,9% (27)

tehuizen voor werkenden naar een tehuis niet-werkenden mits aanpassingen is wenselijk 1,8% (3) 4,7% (8) 12,9% (22) 30,0% (51) 24,7% (40) 9,4% (16) 16,5% (28)

tehuizen voor niet-werkenden naar een woonzorgcentrum is wenselijk 5,3% (9) 13,5% (23) 13,5% (23) 26,5% (45) 18,8% (32) 7,1% (12) 15,3% (26)

tehuizen voor niet-werkenden naar een woonzorgcentrum mits aanpassingen is wenselijk 4,1% (7) 12,9% (22) 10,6% (18) 24,1% (39) 25,3% (43) 6,5% (11) 16,5% (28)

Page 204: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

197

8.b. Het beleidsmatig ondersteunen van de overgang van Helemaal niet

akkoord

Eerder niet

akkoord

Neutrale

houding

Eerder

akkoord

Helemaal

akkoord

Geen

mening Blanco

thuis naar een voorziening uit de ouderenzorg is haalbaar 0% (0) 5,3% (9) 20,0% (34) 35,3% (60) 8,8% (15) 11,8% (20) 18,8% (32)

thuis naar een voorziening uit de ouderenzorg mits aanpassingen is haalbaar 0% (0) 4,7% (8) 20,0% (34) 29,4% (50) 14,1% (24) 12,4% (21) 19,4% (33)

thuis naar een voorziening uit de gehandicaptenzorg is haalbaar 0,6% (1) 4,7% (8) 19,4% (33) 32,9% (56) 8,2% (14) 15,3% (26) 18,8% (32)

thuis naar een voorziening uit de gehandicaptenzorg mits aanpassingen is haalbaar 0,6% (1) 4,1% (7) 18,2% (31) 29,4% (50) 12,9% (22) 15,3% (26) 19,4% (33)

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een woonzorgcentrum is haalbaar 0% (0) 6,5% (11) 20,0% (34) 34,7% (59) 6,5% (11) 14,1% (24) 18,2% (31)

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een woonzorgcentrum mits aanpassingen is haalbaar 0,6% (1) 5,3% (9) 18,2% (31) 31,2% (53) 11,8% (20) 14,1% (24) 18,8% (32)

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een tehuis (VAPH) is haalbaar 0,6% (1) 5,9% (10) 18,8% (32) 32,9% (56) 7,6% (13) 15,3% (26) 18,8% (32)

zelfstandige woonvormen (VAPH) naar een tehuis (VAPH) mits aanpassingen is haalbaar 1,2% (2) 4,7% (8) 18,2% (31) 28,2% (48) 12,9% (22) 15,3% (26) 19,4% (33)

tehuizen voor werkenden naar een woonzorgcentrum is haalbaar 1,2% (2) 7,1% (12) 22,9% (39) 26,5% (45) 6,5% (11) 17,1% (29) 18,8% (32)

tehuizen voor werkenden naar een woonzorgcentrum mits aanpassingen is haalbaar 1,2% (2) 5,3% (9) 22,9% (39) 24,7% (40) 10,0% (17) 17,1% (29) 18,8% (32)

tehuizen voor werkenden naar een tehuis niet-werkenden is haalbaar 1,2% (2) 5,3% (9) 21,8% (37) 27,6% (47) 7,1% (12) 17,6% (30) 19,4% (33)

tehuizen voor werkenden naar een tehuis niet-werkenden mits aanpassingen is haalbaar 1,2% (2) 4,7% (8) 20,6% (33) 25,9% (44) 11,2% (19) 17,1% (29) 19,4% (33)

tehuizen voor niet-werkenden naar een woonzorgcentrum is haalbaar 4,1% (7) 10,6% (18) 21,8% (37) 24,7% (40) 4,1% (7) 15,3% (26) 19,4% (33)

tehuizen voor niet-werkenden naar een woonzorgcentrum mits aanpassingen is haalbaar 2,9% (5) 12,9% (22) 20,6% (33) 22,9% (39) 5,9% (10) 15,3% (26) 19,4% (33)

Page 205: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

198

Bijlage 8 : cijfers toetsende analyse

WENSELIJK

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS6

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Samenwerking N 68 30 38 25

4,608 3 161 ,203 Mean rank 79.79 85.20 71.64 93.48

Dagbesteding N 68 30 36 25

,356 3 159 ,949 Mean rank 82.09 77.03 78.50 80.04

Traject-begeleiding

N 58 31 37 25 ,468 3 151 ,926

Mean rank 74.55 73.35 78.86 78.40

Oproepbare

hulp

N 64 31 37 24 14,928 3 156 ,002

Mean rank 68.88 87.42 70.84 104.46

Knowhow N 67 31 37 26

7,598 3 161 ,055 Mean rank 85.85 77.74 68.00 90.88

Regionaal overleg

N 65 31 37 26 2,376 3 159 ,498

Mean rank 80.20 81.26 72.32 88.92

Crisishulp N 63 30 37 24

8,953 3 154 ,030 Mean rank 77.91 76.40 64.72 97.50

Openstellen ADL-centrales

N 59 29 36 23 9,148 3 147 ,027

Mean rank 76.00 71.84 60.54 92.50

Functie-

uitwisseling

N 67 30 36 25 22,566 3 158 ,000

Mean rank 87.87 79.67 51.78 96.78

Afstemmen regelgeving

N 64 31 36 25 5,594 3 156 ,133

Mean rank 70.91 91.97 78.03 81.92

Coördinatie van overleg

N 65 31 36 25 7,874 3 157 ,049

Mean rank 83.50 71.03 67.08 94.34

Middelen N 67 31 37 26

,299 3 161 ,960 Mean rank 81.84 77.71 81.16 82.54

Persoons-gebonden budgetten

N 65 27 36 23 2,380 3 151 ,497

Mean rank 72.43 75.44 75.39 87.70

Eenzelfde

overheid

N 61 31 37 25 11,957 3 154 ,008

Mean rank 63.47 88.53 88.47 81.82

Experimenteer-projecten

N 65 30 37 25 2,551 3 157 ,466

Mean rank 83.32 69.15 76.85 82.76

Omgevings-analyse

N 67 31 36 25 3,179 3 159 ,365

Mean rank 80.25 79.27 72.06 91.68

Meer openheid creëren

N 68 31 36 26 3,183 3 161 ,364

Mean rank 81.93 80.87 72.03 91.15

6 H: test-statistiek. df: vrijheidsgraden. N: aantal. p: overschreidingskans. Mean ranks: gemiddelde wanneer de

rangorde van de scores gebruikt wordt. Toetsen die significant zijn, zijn groen aangeduid.

Page 206: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

199

POSTHOC-TEST7: WENSELIJK

samen oproepbare hulp organiseren U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 750,500 44,23 – 55,79 64 – 31 0,039

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 1166,500 50,73 – 51,74 64 – 37 0,895

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 411,000 38,92 – 59,38 64 – 24 0,000

thuiszorg – ouderenzorg 454,500 38,34 – 31,28 31 – 37 0,119

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 288,000 25,29 – 31,50 31 – 24 0,119

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 262,000 26,08 – 38,58 37 – 24 0,004

het uitbouwen van sectoroverschrijdende crisishulp U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 926,000 47,30 – 46,37 63 – 30 0,868

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 962,500 53,72 – 45,01 63 – 37 0,124

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 560,000 40,89 – 52,17 63 – 24 0,044

thuiszorg – ouderenzorg 467,000 36,93 – 31,62 30 – 37 0,239

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 258,000 24,10 – 31,75 30 – 24 0,053

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 262,000 26,08 – 38,58 37 – 24 0,004

het openstellen van ADL-centrales voor alle ouderen U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 805,000 45,36 – 42,76 59 – 29 0,631

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 831,000 51,92 – 41,58 59 – 36 0,059

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 515,000 38,73 – 48,61 59 – 23 0,070

thuiszorg – ouderenzorg 438,500 35,88 – 30,68 29 – 36 0,241

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 238,000 23,21 – 30,65 29 – 23 0,059

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 247,500 25,38 – 37,24 36 – 23 0,006

uitbouwen sectoroverschrijdende functie-uitwisseling U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 898,500 50,59 – 45,45 67 – 30 0,354

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 640,500 60,44 – 36,29 67 – 36 0,000

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 726,500 44,84 – 50,94 67 – 25 0,270

thuiszorg – ouderenzorg 345,500 39,98 – 28,10 30 – 36 0,007

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 292,000 25,23 – 31,32 30 – 25 0,117

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 212,000 24,39 – 40,52 36 – 25 0,000

reguleren chronische zorg binnen zelfde overheid U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 627,500 41,29 – 56,76 61 – 31 0,005

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 758,500 43,43 – 59,50 61 – 37 0,004

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 594,500 40,75 – 50,22 61 – 25 0,088

thuiszorg – ouderenzorg 570,500 34,40 – 34,58 31 – 37 0,967

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 360,500 29,37 – 27,42 31 – 25 0,625

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 429,500 32,39 – 30,18 37 – 25 0,602

7 U: test-statistiek. Mean ranks: gemiddelde wanneer de rangorde van de scores gebruikt wordt. n: aantal. p:

overschrijdingskans. Toetsen die significant zijn (op basis van Bonferonni-correctie, namelijk 0.0083-niveau),

worden in groen aangeduid.

Page 207: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

200

HAALBAAR

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Samenwerking N 66 28 37 20

3,520 3 151 ,318 Mean rank 78.20 74.91 66.97 86.98

Dagbesteding N 59 31 32 20

6,474 3 142 ,091 Mean rank 78.55 70.73 57.50 74.30

Traject-

begeleiding

N 50 31 33 19 4,987 3 133 ,173

Mean rank 70.26 59.31 61.79 80.03

Oproepbare

hulp

N 55 31 33 19 4,616 3 138 ,202

Mean rank 66.01 72.35 63.86 84.74

Knowhow N 60 32 33 21

21,892 3 146 ,000 Mean rank 88.23 60.19 54.59 81.40

Regionaal

overleg

N 57 32 30 19 7,608 3 138 ,055

Mean rank 76.18 60.91 59.02 80.50

Crisishulp N 54 32 28 18

9,968 3 132 ,019 Mean rank 68.87 58.75 57.21 87.61

Openstellen ADL-centrales

N 50 30 29 18 14,216 3 127 ,003

Mean rank 70.46 55.43 49.76 83.28

Functie-

uitwisseling

N 58 32 33 20 13,228 3 143 ,004

Mean rank 82.15 60.56 57.76 84.38

Afstemmen regelgeving

N 50 32 32 21 7,181 3 135 ,066

Mean rank 62.15 65.73 66.86 87.12

Coördinatie van overleg

N 54 31 33 22 7,274 3 140 ,064

Mean rank 73.75 62.44 62.08 86.52

Middelen N 54 31 30 21

3,583 3 136 ,310 Mean rank 65.87 65.05 67.17 82.26

Persoons-gebonden budgetten

N 53 26 28 21 3,319 3 128 ,345

Mean rank 63.42 57.77 64.96 74.93

Eenzelfde

overheid

N 52 31 31 20 8,205 3 134 ,042

Mean rank 58.48 67.27 71.26 84.70

Experimenteer-projecten

N 54 28 31 20 1,197 3 133 ,754

Mean rank 69.67 64.30 62.37 70.75

Omgevings-analyse

N 57 32 32 22 4,250 3 143 ,236

Mean rank 76.33 70.28 60.80 79.57

Meer openheid

creëren

N 58 31 32 21 6,812 3 142 ,078

Mean rank 77.98 62.85 61.50 81.60

Page 208: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

201

POSTHOC-TEST: HAALBAAR

het uitwisselen van knowhow U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 592,000 52,63 – 35,00 60 – 32 0,001

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 535,000 54,58 – 33,21 60 – 33 0,000

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 569,000 42,02 – 38,10 60 – 21 0,433

thuiszorg – ouderenzorg 487,500 34,27 – 31,77 32 – 33 0,553

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 237,500 23,92 – 31,69 32 – 21 0,048

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 218,000 23,61 – 33,62 33 – 21 0,012

het uitbouwen van sectoroverschrijdende crisishulp U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 733,000 45,39 – 39,41 54 – 32 0,209

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 621,500 43,99 – 36,70 54 – 28 0,156

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 348,500 33,95 – 44,14 54 – 18 0,057

thuiszorg – ouderenzorg 442,500 30,67 – 30,30 32 – 28 0,928

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 165,500 21,67 – 32,31 32 – 18 0,008

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 132,000 19,21 – 30,17 28 – 18 0,004

het openstellen van ADL-centrales voor iedereen U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 580,000 43,90 – 34,83 50 – 30 0,072

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 487,000 44,76 – 31,79 50 – 29 0,009

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 365,000 32,80 – 39,22 50 – 18 0,208

thuiszorg – ouderenzorg 407,000 30,93 – 29,03 30 – 29 0,637

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 155,000 20,67 – 30,89 30 – 18 0,009

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 114,000 18,93 – 32,17 29 – 18 0,000

uitbouwen sectoroverschrijdende functie-uitwisseling U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 655,500 50,20 – 36,89 58 – 32 0,015

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 613,500 51,92 – 35,59 58 – 33 0,002

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 552,500 39,03 – 40,88 58 – 20 0,735

thuiszorg – ouderenzorg 524,000 33,12 – 32,88 32 – 33 0,954

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 222,500 23,45 – 31,88 32 – 20 0,052

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 207,500 23,29 – 33,12 33 – 20 0,015

Page 209: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

202

WENSELIJK

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Gehandicaptenzorg

N 67 25 33 24 17,111 3 149 ,001

Mean rank 88.54 61.28 61.06 70.65

Medische zorg N 67 25 31 23

4,716 3 146 ,194 Mean rank 77.80 80.38 65.56 64.20

Homogene leeftijds-groepen

N 67 24 32 23 14,524 3 146 ,002

Mean rank 60.41 90.00 85.34 77.93

Palliatieve

zorg

N 67 25 31 23 2,377 3 146 ,498

Mean rank 78.31 67.00 72.61 67.74

Thuis-

verpleging

N 67 24 31 23 25,441 3 145 ,000

Mean rank 89.46 56.44 56.24 64.91

Specifieke setting in regio

N 67 21 31 21 2,987 3 146 ,394

Mean rank 65.75 81.02 70.42 75.24

Expertise rond

dementie

N 67 25 32 22 6,621 3 146 ,085

Mean rank 79.07 71.98 59.13 79.16

ADL-assistent: verpleegkundig handelen

N 58 23 26 21 9,148 3 128 ,002

Mean rank 76.52 55.59 47.15 62.55

Begeleidings-

visie

N 64 21 28 20 14,869 3 133 ,040

Mean rank 75.62 60.90 53.89 64.18

Verloning N 59 25 32 24

2,297 3 140 ,513 Mean rank 65.12 74.90 75.58 72.38

Middelen N 67 26 31 24

,412 3 148 ,938 Mean rank 73.41 77.60 76.10 72.13

Schaal-vergroting

N 64 25 31 23 8,638 3 143 ,035

Mean rank 62.80 86.66 75.95 76.35

Afschaffen inschrijvings-grens

N 63 24 31 24 3,904 3 142 ,272

Mean rank 68.42 78.33 64.47 81.83

Vorming

personeel

N 67 26 32 23 11,458 3 148 ,009

Mean rank 83.38 62.50 62.50 78.89

Sneller wijzigen erkennings-vorm

N 66 17 30 23 5,158 3 136 ,161

Mean rank 74.98 68.59 58.70 62.63

Gecombi-neerde

opleiding

N 67 26 32 24 1,064 3 149 ,786

Mean rank 73.85 78.60 70.70 80.04

Maatschappelijk draagvlak

N 66 25 29 24 ,651 3 144 ,885

Mean rank 73.05 76.12 72.02 67.81

Extra plaatsen N Mean rank

67 24 31 21 3,560 3 143 ,313

69.57 73.79 67.50 84.33

Page 210: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

203

POSTHOC-TEST: WENSELIJK

ondersteuning binnen gehandicaptenzorg U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 540,000 50,94 – 34,60 67 – 25 0,001

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 688,000 56,73 – 37,85 67 – 33 0,000

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 611,500 48,87 – 37,98 67 – 24 0,028

thuiszorg – ouderenzorg 405,500 29,22 – 29,71 25 – 33 0,903

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 261,500 23,46 – 26,60 25 – 24 0,396

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 346,500 27,50 – 31,06 33 – 24 0,371

differentiëren via homogene leeftijdsgroepen U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 483,500 41,22 – 59,35 67 – 24 0,002

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 711,000 44,61 – 61,28 67 – 32 0,664

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 575,000 42,58 – 54,00 67 – 23 0,050

thuiszorg – ouderenzorg 359,500 29,52 – 27,73 24 – 32 0,664

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 225,000 26,12 – 21,78 24 – 18 0,246

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 325,500 29,33 – 26,15 32 – 18 0,439

thuisverpleging in residentiële gehandicaptenzorg U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 435,500 51,50 – 30,65 67 – 24 0,000

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 568,000 56,52 – 34,32 67 – 31 0,000

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 506,500 49,44 – 34,02 67 – 23 0,002

thuiszorg – ouderenzorg 368,000 28,17 – 27,87 24 – 31 0,942

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 243,000 22,62 – 25,43 24 – 23 0,453

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 311,500 26,05 – 29,46 31 – 23 0,400

verpleegkundigen bevoegdheden ADL-assistent U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 458,500 44,59 – 31,93 58 – 23 0,019

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 407,500 48,47 – 29,17 58 – 26 0,000

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 467,000 42,45 – 33,24 58 – 21 0,091

thuiszorg – ouderenzorg 266,000 26,43 – 23,73 23 – 26 0,463

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 212,000 21,22 – 23,90 23 – 21 0,458

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 201,500 21,25 – 27,40 26 – 21 0,098

minder activerende begeleidingsvisie U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 532,000 45,19 – 36,33 64 – 21 0,127

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 598,000 51,16 – 35,86 64 – 28 0,006

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 526,500 44,27 – 36,82 64 – 20 0,203

thuiszorg – ouderenzorg 270,000 26,14 – 24,14 21 – 28 0,571

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 198,000 20,43 – 21,60 21 – 20 0,727

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 235,000 22,89 – 26,75 28 – 20 0,284

Page 211: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

204

schaalvergroting van voorzieningen U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 535,000 40,86 – 55,60 64 – 25 0,006

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 807,000 45,11 – 53,97 64 – 31 0,086

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 597,000 41,83 – 50,04 64 – 23 0,115

thuiszorg – ouderenzorg 327,500 30,90 – 26,56 25 – 31 0,287

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 246,000 26,16 – 22,70 25 – 23 0,357

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 354,000 27,42 – 27,61 31 – 23 0,962

specifieke vorming voor het personeel U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 624,000 50,69 – 37,50 67 – 26 0,007

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 768,000 54,54 – 40,50 67 – 32 0,004

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 726,500 46,16 – 43,59 67 – 23 0,573

thuiszorg – ouderenzorg 416,500 29,50 – 29,50 26 – 32 1,000

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 234,000 22,50 – 27,83 26 – 23 0,125

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 288,000 25,50 – 31,48 32 – 23 0,110

Page 212: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

205

HAALBAAR

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Gehandicaptenzorg

N 60 23 23 20 12,343 3 149 ,006

Mean rank 74.31 50.30 52.91 58.43

Medische zorg N 59 22 23 18

,722 3 146 ,868 Mean rank 62.26 64.82 56.89 60.83

Homogene leeftijds-groepen

N 57 20 23 17 ,917 3 146 ,821

Mean rank 59.49 53.30 60.04 62.65

Palliatieve

zorg

N 59 22 24 17 5,398 3 146 ,145

Mean rank 68.52 56.05 52.50 56.91

Thuis-verpleging

N 59 21 24 16 34,045 3 145 ,000

Mean rank 78.08 42.93 41.42 47.38

Specifieke setting in regio

N 57 17 22 16 3,949 3 146 ,267

Mean rank 55.42 64.94 48.30 62.66

Expertise rond

dementie

N 60 21 23 17 8,160 3 146 ,043

Mean rank 69.36 50.36 52.30 56.41

ADL-assistent: verpleegkundig handelen

N 50 18 21 15 7,269 3 128 ,064

Mean rank 58.29 39.58 46.71 56.80

Begeleidings-

visie

N 57 16 22 16 15,833 3 133 ,001

Mean rank 67.00 43.19 42.55 48.13

Verloning N 48 21 22 18

5,188 3 140 ,159 Mean rank 48.69 54.29 62.68 63.28

Middelen N 53 21 23 18

2,260 3 148 ,520 Mean rank 53.27 62.40 62.02 61.64

Schaal-

vergroting

N 51 19 23 18 2,852 3 143 ,415

Mean rank 52.76 64.97 54.09 58.14

Afschaffen inschrijvings-grens

N 55 21 23 18 ,177 3 142 ,981

Mean rank 58.16 61.48 58.43 59.39

Vorming

personeel

N 60 20 24 16 8,444 3 148 ,038

Mean rank 68.58 49.80 51.85 56.53

Sneller wijzigen erkennings-vorm

N 59 19 23 17 1,924 3 136 ,588

Mean rank 62.18 57.34 52.02 62.74

Gecombi-

neerde opleiding

N 58 21 24 17 3,825 3 149 ,281

Mean rank 59.77 52.40 60.50 73.00

Maatschappelijk draagvlak

N 58 20 23 18 2,049 3 144 ,562

Mean rank 58.30 57.18 58.98 69.92

Extra plaatsen N Mean rank

57 20 24 18 1,653 3 143 ,647

59.79 62.55 53.83 66.06

Page 213: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

206

POSTHOC-TEST: HAALBAAR

ondersteuning binnen gehandicaptenzorg U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 425,000 46,42 – 30,48 60 – 23 0,003

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 463,500 45,78 – 31,15 60 – 23 0,013

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 443,000 43,12 – 32,65 60 – 20 0,056

thuiszorg – ouderenzorg 258,000 23,22 – 23,78 23 – 23 0,878

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 198,000 20,61 – 23,60 23 – 20 0,390

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 206,500 20,98 – 23,18 23 – 20 0,538

thuisverpleging in residentiële gehandicaptenzorg U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 247,500 46,81 – 22,79 59 – 21 0,000

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 280,000 49,25 – 24,17 59 – 24 0,001

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 235,000 42,02 – 23,19 59 – 16 0,001

thuiszorg – ouderenzorg 240,000 23,57 – 22,50 21 – 24 0,766

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 159,000 18,57 – 19,56 21 – 16 0,766

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 174,000 19,75 – 21,62 24 – 16 0,590

minder activerende begeleidingsvisie U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 262,000 40,40 – 24,88 57 – 16 0,006

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 353,000 44,81 – 27,55 57 – 22 0,001

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 297,000 39,79 – 27,06 57 – 16 0,024

thuiszorg – ouderenzorg 174,000 19,62 – 19,41 16 – 22 0,945

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 115,000 15,69 – 17,31 16 – 16 0,642

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 156,000 18,59 – 20,75 22 – 16 0,505

Page 214: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

207

WENSELIJK

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Ouderenzorg N 59 25 29 23

17,266 3 136 ,001 Mean rank 55.92 85.02 83.59 63.78

Uitgebreider dagaanbod

N 39 27 29 22 5,321 3 117 ,150

Mean rank 50.12 64.50 60.14 66.50

Meer aangepaste begeleiding

N 43 27 30 22 1,963 3 122 ,580

Mean rank 66.29 59.09 56.57 61.82

Expertise N 45 27 30 22

2,922 3 124 ,404 Mean rank 68.72 59.39 56.90 61.23

Binnen thuiszorg-voorzieningen

N 44 27 28 22 12,526 3 121 ,006

Mean rank 54.70 75.89 49.23 70.30

Binnen ouderen-voorzieningen

N 43 27 30 22 1,984 3 122 ,576

Mean rank 55.90 63.20 65.57 64.82

Traject-begeleiding

N 38 25 28 22 ,079 3 113 ,994

Mean rank 56.26 56.32 57.71 58.14

Meer agogisch personeel

N 43 27 31 22 9,148 3 128 ,020

Mean rank 62.58 68.94 68.31 43.45

Extra plaatsen N 44 27 30 22

2,263 3 123 ,520 Mean rank 58.55 69.93 61.07 60.45

Extra middelen

N 45 26 31 22 4,893 3 124 ,180

Mean rank 58.66 71.81 66.18 54.18

Gegarandeerd zakgeld

N 39 24 28 22 2,056 3 113 ,561

Mean rank 57.27 55.44 62.95 50.66

Gelijkwaardige verloning

N 40 25 31 22 1,169 3 118 ,760

Mean rank 58.80 58.38 64.24 55.36

Vorming personeel

N 44 27 31 22 1,123 3 124 ,771

Mean rank 66.05 62.61 59.81 59.07

Gecombi-

neerde opleiding

N 44 27 31 22 1,359 3 124 ,715

Mean rank 58.31 62.72 66.31 65.25

Afschaffen leeftijdsgrens

N 43 25 31 21 1,283 3 120 ,733

Mean rank 60.14 61.92 56.03 66.14

Page 215: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

208

POSTHOC-TEST: WENSELIJK

ondersteuning binnen gewone ouderenzorg U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 425,500 37,21 – 54,98 59 – 25 0,001

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 520,500 38,82 – 56,05 59 – 29 0,002

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 583,500 39,89 – 45,63 59 – 23 0,296

thuiszorg – ouderenzorg 360,000 27,60 – 27,41 25 – 29 0,959

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 189,000 28,44 – 20,22 25 – 23 0,025

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 228,500 30,12 – 21,93 29 – 23 0,034

vooral binnen thuiszorgvoorzieningen U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 384,000 31,23 – 43,78 44 – 27 0,008

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 555,500 37,88 – 34,34 44 – 28 0,454

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 356,500 30,60 – 39,30 44 – 22 0,063

thuiszorg – ouderenzorg 216,000 34,00 – 22,21 27 – 28 0,004

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 267,000 26,11 – 23,64 27 – 22 0,504

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 201,000 21,68 – 30,36 28 – 22 0,026

meer begeleidend/agogisch personeel U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 518,000 34,05 – 37,81 43 – 27 0,392

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 602,000 36,00 – 39,58 43 – 31 0,422

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 321,000 36,53 – 26,09 43 – 22 0,021

thuiszorg – ouderenzorg 413,500 29,69 – 29,34 27 – 31 0,927

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 177,000 29,44 – 19,55 27 – 22 0,009

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 205,000 31,39 – 20,82 31 – 22 0,007

Page 216: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

209

HAALBAAR

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Ouderenzorg N 54 22 29 16

1,414 3 121 ,702 Mean rank 57.71 65.18 65.03 59.03

Uitgebreider dagaanbod

N 35 23 31 13 3,673 3 102 ,299

Mean rank 49.67 55.11 46.31 62.42

Meer aangepaste begeleiding

N 39 22 31 14 4,921 3 106 ,178

Mean rank 55.27 59.20 44.31 59.96

Expertise N 40 23 31 14

4,571 3 108 ,206 Mean rank 54.25 57.57 47.21 66.32

Binnen

thuiszorg-voorzieningen

N 34 22 28 13 14,963 3 97 ,002

Mean rank 46.62 52.07 38.88 71.85

Binnen ouderen-voorzieningen

N 34 23 29 13 4,009 3 99 ,261

Mean rank 48.15 46.35 48.97 63.62

Traject-begeleiding

N 31 21 27 13 2,831 3 92 ,418

Mean rank 47.97 43.50 42.81 55.50

Meer agogisch personeel

N 37 22 30 14 2,287 3 103 ,515

Mean rank 56.86 52.00 46.67 50.57

Extra plaatsen N 37 23 30 13

8,388 3 103 ,039 Mean rank 54.54 56.54 40.35 63.62

Extra middelen

N 36 23 27 14 3,041 3 100 ,385

Mean rank 48.56 56.41 45.06 56.29

Gegarandeerd zakgeld

N 31 20 25 13 1,567 3 89 ,667

Mean rank 41.97 48.83 44.00 48.27

Gelijkwaardige verloning

N 35 22 28 13 3,817 3 98 ,282

Mean rank 49.19 41.14 52.82 57.35

Vorming personeel

N 38 23 29 14 2,735 3 104 ,434

Mean rank 54.12 49.91 47.91 61.86

Gecombi-neerde

opleiding

N 37 22 29 13 5,963 3 101 ,113

Mean rank 52.22 47.09 45.38 66.69

Afschaffen leeftijdsgrens

N 37 21 30 13 2,973 3 101 ,396

Mean rank 52.58 51.21 45.00 60.00

POSTHOC-TEST: HAALBAAR

vooral binnen thuiszorgvoorzieningen U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 332,000 27,26 – 30,41 34 – 22 0,444

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 398,000 33,79 – 28,71 34 – 28 0,215

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 104,000 20,56 – 33,00 34 – 13 0,003

thuiszorg – ouderenzorg 226,000 29,23 – 22,57 22 – 28 0,075

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 86,500 15,43 – 22,35 22 – 13 0,040

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 58,500 16,59 – 30,50 28 – 13 0,000

Page 217: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

210

WENSELIJK

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Mantelzorg N 58 25 27 21

3,719 3 131 ,293 Mean rank 61.81 70.88 62.31 76.50

Meer oproepbare

hulp

N 57 27 28 21 2,779 3 133 ,427

Mean rank 71.14 64.81 58.57 69.81

Garanderen van crisishulp

N 57 28 28 20 4,410 3 133 ,220

Mean rank 69.41 65.98 56.88 75.73

Vereen-voudigen

administratie

N 54 28 28 21 6,413 3 131 ,093

Mean rank 60.44 67.79 63.50 81.24

Informatie-punten

N 54 28 28 21 2,506 3 131 ,474

Mean rank 65.17 60.29 65.80 76.02

Toegankelijk maken thuis-omgeving

N 56 28 28 21 4,087 3 133 ,252

Mean rank 66.11 71.02 58.07 75.93

Zorgcheques N 51 26 26 21

5,936 3 124 ,115 Mean rank 64.22 53.79 57.33 75.52

Uitbouwen sociale netwerken

N 57 28 28 21 3,672 3 134 ,299

Mean rank 70.39 60.16 62.32 76.36

Vrijwilligers-

werkingen

N 57 28 28 21 3,762 3 134 ,288

Mean rank 67.19 67.04 59.70 79.36

Wachttijden beperken

N 57 28 28 21 1,286 3 134 ,733

Mean rank 70.28 68.43 62.32 65.62

Betaalbaarheid garanderen

N 57 28 28 21 4,464 3 134 ,216

Mean rank 65.52 69.25 60.82 79.45

Analyse omgevings-situatie

N 57 28 28 20 ,193 3 133 ,979

Mean rank 65.58 68.71 67.16 68.43

Opvolgen (oudere)

mantelzorgers

N 57 28 28 21 ,971 3 134 ,808

Mean rank 64.90 68.82 66.84 73.67

Vlotte

doorstroming

N 56 28 28 21 4,411 3 133 ,220

Mean rank 72.41 61.25 59.86 69.76

Uitbreiding diensten

pleegzorg

N 51 27 27 19 2,108 3 124 ,550

Mean rank 58.89 68.74 59.65 67.37

Aanpasbare woningen

N 54 27 28 21 3,374 3 130 ,337

Mean rank 61.24 72.52 62.09 71.98

Page 218: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

211

HAALBAAR

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Mantelzorg N 52 23 24 17

1,543 3 116 ,672 Mean rank 58.62 59.50 52.71 64.97

Meer oproepbare

hulp

N 44 24 24 18 1,839 3 110 ,606

Mean rank 58.50 49.81 52.69 59.50

Garanderen van crisishulp

N 45 25 24 15 4,267 3 109 ,234

Mean rank 54.33 48.50 54.79 68.17

Vereen-voudigen

administratie

N 43 24 23 17 3,007 3 107 ,391

Mean rank 52.49 53.94 49.13 64.50

Informatie-punten

N 47 25 24 17 1,145 3 113 ,766

Mean rank 60.11 54.32 52.79 58.29

Toegankelijk maken thuis-omgeving

N 47 25 24 17 3,536 3 113 ,316

Mean rank 53.23 60.10 53.31 68.06

Zorgcheques N 41 21 22 17

2,649 3 101 ,449 Mean rank 53.67 45.05 47.07 57.00

Uitbouwen sociale netwerken

N 47 25 25 18 2,101 3 115 ,552

Mean rank 59.01 51.84 56.88 65.47

Vrijwilligers-

werkingen

N 47 25 23 18 5,909 3 113 ,116

Mean rank 53.87 56.76 51.39 72.67

Wachttijden beperken

N 45 24 24 17 1,381 3 110 ,710

Mean rank 56.02 53.75 51.85 61.74

Betaalbaarheid garanderen

N 43 24 24 17 4,709 3 108 ,194

Mean rank 50.23 55.73 52.02 67.06

Analyse omgevings-situatie

N 46 25 25 16 ,656 3 112 ,884

Mean rank 57.40 53.48 55.12 60.78

Opvolgen (oudere)

mantelzorgers

N 45 25 24 18 5,123 3 112 ,163

Mean rank 58.17 47.10 54.92 67.50

Vlotte

doorstroming

N 45 25 24 17 1,193 3 111 ,755

Mean rank 54.97 52.42 57.25 62.24

Uitbreiding diensten

pleegzorg

N 39 22 21 17 3,486 3 99 ,323

Mean rank 63.65 50.14 41.31 52.18

Aanpasbare woningen

N 43 25 23 17 2,403 3 108 ,493

Mean rank 57.97 52.18 47.50 58.62

Page 219: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

212

WENSELIJK

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Herziening toekenning middelen

N 58 23 29 19 6,143 3 129 ,105

Mean rank 65.63 50.04 71.57 71.16

Wat persoon vraagt

N 60 26 32 21 3,106 3 139 ,376

Mean rank 67.62 67.44 67.77 83.38

Leeftijdsgrens N 59 26 30 21

15,348 3 136 ,002 Mean rank 59.70 74.85 81.20 67.21

Diagnose N 60 26 31 21

4,553 3 138 ,208 Mean rank 62.47 70.65 79.56 73.31

Zorgzwaarte N 60 26 32 21

5,280 3 139 ,152 Mean rank 74.72 56.31 73.38 68.33

Uniformiseren inschaling zorg

N 55 26 3 21 3,842 3 133 ,279

Mean rank 63.20 64.94 77.71 63.69

Financiële draagkracht

familie

N 58 26 31 21 1,887 3 136 ,596

Mean rank 66.16 63.92 71.24 76.60

Zorgende draagkracht familie

N 59 26 32 21 ,779 3 138 ,854

Mean rank 70.19 65.98 73.39 66.00

Inkomen

persoon

N 59 26 31 21 ,629 3 137 ,890

Mean rank 69.92 65.92 72.23 65.48

POSTHOC-TEST: WENSELIJK

leeftijdsgrens als criterium U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 595,000 40,08 – 49,62 59 – 26 0,003

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 599,500 40,16 – 54,52 59 – 30 0,000

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 558,000 39,46 – 43,43 59 – 21 0,141

thuiszorg – ouderenzorg 354,500 27,13 – 29,68 26 – 30 0,479

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 244,500 25,10 – 22,64 26 – 21 0,393

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 255,000 28,00 – 23,14 30 – 21 0,143

Page 220: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

213

HAALBAAR

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Herziening toekenning middelen

N 49 19 26 16 4,908 3 110 ,179

Mean rank 57.68 42.45 56.90 62.03

Wat persoon vraagt

N 49 21 28 17 2,829 3 115 ,419

Mean rank 60.33 51.29 54.70 65.03

Leeftijdsgrens N 48 21 28 17

3,779 3 114 ,286 Mean rank 53.16 55.50 65.64 58.82

Diagnose N 49 21 28 17

5,142 3 115 ,162 Mean rank 57.99 45.52 62.46 66.09

Zorgzwaarte N 49 21 28 17

6,588 3 115 ,086 Mean rank 60.99 43.21 64.16 57.50

Uniformiseren inschaling zorg

N 46 21 28 16 ,756 3 111 ,860

Mean rank 56.00 52.43 59.66 54.28

Financiële draagkracht

familie

N 45 21 27 17 3,903 3 110 ,272

Mean rank 56.09 44.98 60.17 59.53

Zorgende draagkracht familie

N 47 21 27 17 1,812 3 112 ,612

Mean rank 54.46 51.50 61.17 60.91

Inkomen

persoon

N 48 21 27 17 2,102 3 113 ,551

Mean rank 60.66 49.29 57.72 55.06

Page 221: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

214

WENSELIJK

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Licht verstandelijke handicap: GZ

N 59 22 25 20 ,684 3 126 ,877

Mean rank 61.47 63.64 64.06 68.63

Licht

verstandelijke handicap: GZA

N 57 22 24 21 8,054 3 124 ,045

Mean rank 68.94 63.36 45.63 63.40

Matig verstandelijke handicap: GZ

N 59 22 24 20 4,126 3 125 ,248

Mean rank 66.32 56.32 54.83 70.35

Matig verstandelijke

handicap: GZA

N 59 21 25 21 22,233 3 126 ,000

Mean rank 76.44 59.79 39.20 59.79

Ernstig verstandelijke

handicap: GZ

N 55 22 25 19 2,131 3 121 ,546

Mean rank 64.71 56.64 54.76 63.53

Ernstig verstandelijke handicap: GZA

N 56 22 25 20 26,772 3 123 ,000

Mean rank 77.00 57.18 38.40 54.80

NAH: GZ N 52 22 26 20

,489 3 120 ,921 Mean rank 58.62 64.32 60.81 60.80

NAH: GZA N 53 23 27 21

7,372 3 124 ,061 Mean rank 67.51 68.89 47.70 61.88

Dementie: GZ N 59 20 27 20

2,319 3 126 ,509 Mean rank 63.27 72.60 57.43 63.28

Dementie: GZA

N 60 22 28 21 10,030 3 131 ,018

Mean rank 73.78 63.61 48.30 69.86

Jongdementie: GZ

N 57 20 27 19 3,291 3 123 ,349

Mean rank 59.03 72.88 57.78 65.47

Jongdementie: GZA

N 59 22 27 20 9,132 3 128 ,028

Mean rank 68.62 73.50 47.06 66.00

Motorische handicap: GZ

N 53 23 27 20 4,084 3 123 ,252

Mean rank 58.91 71.13 55.37 68.65

Motorische

handicap: GZA

N 53 24 28 20 8,391 3 125 ,039

Mean rank 70.90 65.44 48.21 59.85

Visuele handicap: GZ

N 53 22 26 20 1,283 3 121 ,733

Mean rank 60.37 67.75 57.63 59.63

Visuele handicap: GZA

N 53 24 27 21 8,580 3 125 ,035

Mean rank 71.42 66.40 50.83 53.50

Auditieve handicap: GZ

N 53 22 26 19 ,549 3 120 ,908

Mean rank 61.22 63.86 57.54 58.66

Auditieve handicap: GZA

N Mean rank

53 24 27 20 8,148 3 124 ,043

70.86 65.00 50.70 53.28

Page 222: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

215

Autisme: GZ N 56 21 26 19

,371 3 122 ,946 Mean rank 63.23 59.07 59.54 61.76

Autisme: GZA N 57 22 26 20

13,623 3 125 ,003 Mean rank 73.90 55.48 46.48 61.68

Gedrags-problemen:

GZ

N 58 21 26 18 4,049 3 123 ,256

Mean rank 63.47 62.21 51.90 71.58

Gedrags-problemen: GZA

N 59 22 26 19 20,135 3 126 ,000

Mean rank 73.22 59.50 38.77 71.79

Psychische

problemen: GZ

N 56 22 27 17 ,602 3 122 ,896

Mean rank 62.61 60.36 57.94 64.97

Psychische problemen: GZA

N 57 23 27 18 12,525 3 125 ,006

Mean rank 72.07 61.70 44.07 64.33

POSTHOC-TEST: WENSELIJK

licht verstandelijke handicap: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 568,000 41,04 – 37,32 57 – 22 0,491

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 435,000 45,37 – 30,62 57 – 24 0,006

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 539,500 40,54 – 36,69 57 – 21 0,478

thuiszorg – ouderenzorg 186,000 27,05 – 20,25 22 – 24 0,066

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 231,000 22,00 – 22,00 22 – 21 1,000

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 174,000 19,75 – 26,71 24 – 21 0,056

matig verstandelijke handicap: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 448,500 43,40 – 32,36 59 – 21 0,036

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 316,000 49,64 – 25,64 59 – 25 0,000

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 448,500 43,40 – 32,36 59 – 21 0,036

thuiszorg – ouderenzorg 169,500 27,93 – 19,78 21 – 25 0,025

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 220,500 21,50 – 21,50 21 – 21 1,000

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 169,500 19,78 – 27,93 25 – 21 0,025

ernstig verstandelijke handicap: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 407,500 43,22 – 30,02 56 – 22 0,006

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 272,500 48,63 – 23,90 56 – 25 0,000

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 356,000 42,14 – 28,30 56 – 20 0,004

thuiszorg – ouderenzorg 182,500 28,20 – 20,30 22 – 25 0,035

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 210,000 21,95 – 21,00 22 – 20 0,785

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 180,000 20,20 – 26,50 25 – 20 0,089

handicap en dementie: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 549,500 43,34 – 36,48 60 – 22 0,218

Page 223: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

216

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 526,500 49,72 – 33,30 60 – 28 0,003

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 587,000 41,72 – 38,95 60 – 21 0,621

thuiszorg – ouderenzorg 226,000 29,23 – 22,57 22 – 28 0,084

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 207,000 20,91 – 23,14 22 – 21 0,530

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 194,000 21,43 – 29,76 28 – 21 0,031

vorm van jongdementie: aanpaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 608,500 40,31 – 42,84 59 – 22 0,642

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 540,000 47,85 – 34,00 59 – 27 0,011

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 563,000 40,46 – 38,65 59 – 20 0,744

thuiszorg – ouderenzorg 166,500 30,93 – 20,17 22 – 27 0,005

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 193,000 22,73 – 20,15 22 – 20 0,442

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 186,000 20,89 – 28,20 27 – 20 0,054

motorische handicap: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 571,500 40,22 – 36,31 53 – 24 0,448

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 479,500 45,95 – 31,62 53 – 28 0,006

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 438,500 38,73 – 32,42 53 – 20 0,227

thuiszorg – ouderenzorg 235,500 30,69 – 22,91 24 – 28 0,047

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 217,500 23,44 – 21,38 24 – 20 0,570

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 229,000 22,68 – 27,05 28 – 20 0,252

ernstige vorm van autisme: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 431,000 43,44 – 31,09 57 – 22 0,017

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 429,500 47,46 – 30,02 57 – 26 0,001

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 456,000 41,00 – 33,30 57 – 20 0,137

thuiszorg – ouderenzorg 233,500 26,89 – 22,48 22 – 26 0,243

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 198,000 20,50 – 22,60 22 – 20 0,540

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 194,500 20,98 – 26,78 26 – 20 0,123

handicap en gedragsproblemen: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 491,000 43,68 – 33,82 59 – 22 0,064

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 368,500 49,75 – 27,67 59 – 26 0,000

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 543,500 39,79 – 38,61 59 – 19 0,824

thuiszorg – ouderenzorg 170,000 29,77 – 20,04 22 – 26 0,009

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 163,000 18,91 – 23,42 22 – 19 0,180

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 118,500 29,76 – 36,98 36 – 25 0,002

Page 224: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

217

handicap en psychische problemen: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 536,000 42,60 – 35,30 57 – 23 0,168

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 431,500 48,43 – 29,98 57 – 27 0,001

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 453,500 39,04 – 34,69 57 – 18 0,420

thuiszorg – ouderenzorg 212,000 29,78 – 21,85 23 – 27 0,039

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 198,000 20,61 – 21,50 23 – 18 0,800

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 168,500 20,24 – 27,14 27 – 18 0,066

Page 225: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

218

HAALBAAR

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Licht verstandelijke handicap: GZ

N 55 18 21 17 3,685 3 111 ,298

Mean rank 59.95 47.03 58.90 49.12

Licht verstandelijke handicap: GZA

N 57 19 21 17 7,430 3 114 ,059

Mean rank 65.32 46.95 51.62 50.32

Matig

verstandelijke handicap: GZ

N 55 19 21 17 4,007 3 112 ,261

Mean rank 60.89 45.16 57.86 53.29

Matig verstandelijke

handicap: GZA

N 56 19 21 17 11,760 3 113 ,008

Mean rank 66.61 42.74 47.71 52.76

Ernstig verstandelijke handicap: GZ

N 54 19 20 17 6,346 3 110 ,096

Mean rank 61.88 42.50 52.25 53.59

Ernstig verstandelijke

handicap: GZA

N 55 19 20 17 14,949 3 111 ,002

Mean rank 66.91 43.39 42.58 50.59

NAH: GZ N 48 19 19 17

2,655 3 103 ,448 Mean rank 55.10 45.84 46.92 55.79

NAH: GZA N 49 20 19 17

13,097 3 105 ,004 Mean rank 61.36 44.90 35.95 57.50

Dementie: GZ N 56 18 21 17

1,917 3 112 ,590 Mean rank 59.04 54.72 49.40 58.79

Dementie: GZA

N 57 19 21 17 13,631 3 114 ,003

Mean rank 66.46 47.76 40.36 59.50

Jongdementie: GZ

N 51 18 20 16 2,876 3 105 ,411

Mean rank 54.84 47.97 47.53 59.63

Jongdementie:

GZA

N 53 19 20 16 11,327 3 108 ,010

Mean rank 61.74 47.92 38.13 58.81

Motorische handicap: GZ

N 48 19 21 17 3,932 3 105 ,269

Mean rank 57.22 43.32 55.79 48.47

Motorische

handicap: GZA

N 48 19 19 17 13,398 3 103 ,004

Mean rank 62.55 38.21 45.53 44.85

Visuele

handicap: GZ

N 48 19 19 17 4,550 3 103 ,208

Mean rank 57.18 45.71 53.18 43.09

Visuele handicap: GZA

N 48 19 18 17 11,125 3 102 ,011

Mean rank 61.06 46.24 41.67 40.79

Auditieve handicap: GZ

N 47 19 19 17 6,561 3 102 ,087

Mean rank 57.96 42.74 52.42 42.41

Auditieve

handicap: GZA

N

Mean rank

47 19 18 17 13,261 3 101 ,004

61.64 43.68 40.97 40.38

Page 226: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

219

Autisme: GZ N 52 19 18 15

6,251 3 104 ,100 Mean rank 58.03 39.71 50.06 52.47

Autisme: GZA N 52 19 18 15

14,288 3 104 ,003 Mean rank 62.38 43.08 36.42 49.50

Gedrags-problemen:

GZ

N 54 19 19 16 2,647 3 108 ,449

Mean rank 56.02 45.21 57.63 56.69

Gedrags-problemen: GZA

N 55 19 18 16 12,612 3 108 ,006

Mean rank 63.74 43.24 40.08 52.34

Psychische

problemen: GZ

N 53 19 20 15 1,903 3 107 ,593

Mean rank 55.79 46.53 56.70 53.53

Psychische problemen: GZA

N 54 19 19 15 12,219 3 107 ,007

Mean rank 63.11 43.76 40.03 51.87

POSTHOC-TEST: HAALBAAR

matig verstandelijke handicap: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 304,500 42,06 – 26,03 56 – 19 0,003

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 397,500 42,40 – 29,93 56 – 21 0,019

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 356,000 39,14 – 29,94 56 – 17 0,090

thuiszorg – ouderenzorg 186,000 19,79 – 21,14 19 – 21 0,695

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 131,500 16,92 – 20,26 19 – 17 0,308

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 160,500 18,64 – 20,56 21 – 17 0,575

ernstig verstandelijke handicap: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 297,000 41,60 – 25,63 55 – 19 0,003

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 325,500 42,12 – 26,68 55 – 20 0,003

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 319,500 39,19 – 27,79 55 – 17 0,033

thuiszorg – ouderenzorg 179,500 20,55 – 19,48 19 – 20 0,749

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 137,000 17,21 – 19,94 19 – 17 0,452

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 138,500 17,42 – 20,85 20 – 17 0,304

niet-aangeboren hersenletsel: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 335,000 38,16 – 27,25 49 – 20 0,029

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 246,500 38,97 – 22,97 49 – 19 0,001

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 381,000 34,22 – 31,41 49 – 17 0,580

thuiszorg – ouderenzorg 154,000 21,80 – 18,11 20 – 19 0,245

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 127,000 16,85 – 21,53 20 – 17 0,155

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 92,500 14,87 – 22,56 19 – 17 0,016

handicap en dementie: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 365,000 41,60 – 29,21 57 – 19 0,023

Page 227: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

220

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 331,000 44,19 – 26,76 57 – 21 0,001

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 417,500 38,68 – 33,56 57 – 17 0,360

thuiszorg – ouderenzorg 172,000 21,95 – 19,19 19 – 21 0,354

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 125,500 16,61 – 20,62 19 – 17 0,206

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 113,500 16,40 – 23,32 21 – 17 0,028

vorm van jongdementie: aanpaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 372,500 38,97 – 29,61 53 – 19 0,071

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 309,500 41,16 – 25,98 53 – 20 0,003

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 392,000 35,60 – 33,00 53 – 16 0,627

thuiszorg – ouderenzorg 150,000 22,11 – 18,00 19 – 20 0,164

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 118,000 16,21 – 20,12 19 – 16 0,210

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 93,000 15,15 – 22,69 20 – 16 0,013

motorische handicap: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 240,500 38,49 – 22,66 48 – 19 0,001

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 306,500 37,11 – 26,13 48 – 19 0,026

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 266,500 35,95 – 24,68 48 – 17 0,023

thuiszorg – ouderenzorg 155,500 18,18 – 20,82 19 – 19 0,430

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 140,000 17,37 – 19,76 19 – 17 0,460

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 160,000 18,58 – 18,41 19 – 17 0,959

auditieve handicap: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 285,500 36,93 – 25,03 47 – 19 0,015

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 253,500 36,61 – 23,58 47 – 18 0,0084

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 230,000 36,11 – 22,53 47 – 17 0,006

thuiszorg – ouderenzorg 160,000 19,58 – 18,39 19 – 18 0,713

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 150,500 19,08 – 17,85 19 – 17 0,701

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 153,000 18,00 – 18,00 18 – 17 1,000

ernstige vorm van autisme: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 305,500 39,62 – 26,08 52 – 19 0,009

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 253,500 39,62 – 23,58 52 – 18 0,002

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 279,500 36,12 – 26,63 52 – 15 0,076

thuiszorg – ouderenzorg 139,500 20,66 – 17,25 19 – 18 0,286

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 120,500 16,34 – 18,97 19 – 15 0,396

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 91,500 14,58 – 19,90 18 – 15 0,085

Page 228: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

221

handicap en gedragsproblemen: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 326,500 41,06 – 27,18 55 – 19 0,010

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 287,000 40,78 – 25,44 55 – 18 0,005

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 336,000 37,89 – 29,50 55 – 16 0,128

thuiszorg – ouderenzorg 158,500 19,66 – 18,31 19 – 18 0,668

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 121,500 16,39 – 19,91 19 – 16 0,266

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 105,000 15,33 – 19,94 18 – 16 0,138

handicap en psychische problemen: aangepaste GZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 330,500 40,38 – 27,39 54 – 19 0,015

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 295,500 41,03 – 25,55 54 – 19 0,004

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 313,000 36,70 – 28,87 54 – 15 0,156

thuiszorg – ouderenzorg 168,000 20,16 – 18,84 19 – 19 0,673

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 118,000 16,21 – 19,13 19 – 15 0,347

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 107,000 15,63 – 19,87 19 – 15 0,167

Page 229: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

222

WENSELIJK

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Licht verstandelijke handicap: OZ

N 54 24 33 19 4,434 3 130 ,218

Mean rank 58.06 70.10 69.73 73.47

Licht verstandelijke handicap: OZA

N 53 23 34 20 4,827 3 130 ,185

Mean rank 59.99 79.09 66.47 62.83

Matig

verstandelijke handicap: OZ

N 52 23 34 19 11,549 3 128 ,009

Mean rank 54.41 62.43 75.62 74.71

Matig verstandelijke

handicap: OZA

N 52 24 34 20 5,298 3 130 ,151

Mean rank 57.00 70.10 71.24 72.33

Ernstig verstandelijke handicap: OZ

N 53 24 34 19 8,187 3 130 ,042

Mean rank 58.29 63.08 73.68 74.03

Ernstig verstandelijke

handicap: OZA

N 52 24 34 19 3,562 3 129 ,313

Mean rank 59.47 65.94 67.50 74.47

NAH: OZ N 49 23 34 18

8,027 3 124 ,045 Mean rank 57.30 53.33 71.41 71.56

NAH: OZA N 48 23 34 19

,845 3 124 ,839 Mean rank 62.83 57.63 62.85 66.92

Dementie: OZ N 53 23 34 19

10,401 3 129 ,015 Mean rank 56.52 57.83 78.06 73.97

Dementie: OZA

N 54 23 34 20 1,339 3 131 ,720

Mean rank 62.42 64.67 70.78 69.08

Jongdementie: OZ

N 49 23 34 19 4,835 3 125 ,184

Mean rank 57.74 57.85 71.91 66.84

Jongdementie:

OZA

N 50 23 34 20 ,950 3 127 ,813

Mean rank 60.81 64.87 68.16 63.90

Motorische handicap: OZ

N 48 23 32 17 5,273 3 120 ,153

Mean rank 56.89 53.11 64.02 74.09

Motorische

handicap: OZA

N 48 23 33 18 ,812 3 122 ,846

Mean rank 59.33 61.07 61.62 67.61

Visuele

handicap: OZ

N 47 23 32 18 7,231 3 120 ,065

Mean rank 52.80 56.33 70.44 68.28

Visuele handicap: OZA

N 47 23 33 19 3,230 3 122 ,357

Mean rank 55.37 60.80 67.27 67.47

Auditieve handicap: OZ

N 47 22 32 18 9,266 3 119 ,026

Mean rank 50.79 56.68 69.25 71.67

Auditieve

handicap: OZA

N

Mean rank

47 23 33 19 4,799 3 122 ,187

53.64 63.70 65.76 70.89

Page 230: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

223

Autisme: OZ N 49 23 31 15

6,411 3 118 ,093 Mean rank 56.35 61.74 56.63 72.30

Autisme: OZA N 49 23 33 16

7,050 3 121 ,070 Mean rank 56.66 69.26 56.02 72.69

Gedrags-problemen:

OZ

N 51 23 34 15 9,155 3 123 ,027

Mean rank 56.86 65.37 61.04 76.47

Gedrags-problemen: OZA

N 49 23 34 16 7,237 3 122 ,065

Mean rank 54.95 70.85 60.19 70.91

Psychische

problemen: OZ

N 50 23 34 15 8,101 3 122 ,044

Mean rank 55.23 62.37 63.75 75.97

Psychische problemen: OZA

N 49 23 34 16 7,535 3 122 ,057

Mean rank 53.77 70.26 61.41 72.78

POSTHOC-TEST: WENSELIJK

matig verstandelijke handicap: OZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 531,000 36,71 – 40,91 52 – 23 0,302

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 583,500 37,73 – 52,34 52 – 34 0,002

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 337,000 32,98 – 44,26 52 – 19 0,011

thuiszorg – ouderenzorg 315,500 25,72 – 31,22 23 – 34 0,171

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 179,500 19,80 – 23,55 23 – 19 0,262

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 321,000 27,06 – 26,89 34 – 19 0,968

handicap en dementie: OZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 599,500 38,31 – 38,93 53 – 23 0,898

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 601,000 38,34 – 52,82 53 – 34 0,005

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 364,000 33,87 – 43,84 53 – 19 0,049

thuiszorg – ouderenzorg 271,000 23,78 – 32,53 23 – 34 0,037

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 163,500 19,11 – 24,39 23 – 19 0,131

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 299,000 27,71 – 25,74 34 – 19 0,634

handicap en gedragsproblemen: OZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 505,500 35,91 – 41,02 51 – 23 0,035

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 808,000 41,84 – 44,74 51 – 34 0,321

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 260,500 31,11 – 41,63 51 – 15 0,003

thuiszorg – ouderenzorg 363,500 30,20 – 28,19 23 – 24 0,498

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 141,500 18,15 – 21,57 23 – 15 0,243

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 191,000 23,12 – 29,27 34 – 15 0,056

Page 231: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

224

handicap en psychische problemen: OZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 512,500 35,75 – 39,72 50 – 23 0,232

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 728,500 40,07 – 46,07 50 – 34 0,096

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 245,500 30,41 – 41,63 50 – 15 0,004

thuiszorg – ouderenzorg 383,500 28,67 – 29,22 23 – 24 0,871

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 137,500 17,98 – 21,83 23 – 15 0,201

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 202,500 23,46 – 28,50 34 – 15 0,165

Page 232: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

225

HAALBAAR

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Licht verstandelijke handicap: OZ

N 48 20 32 13 1,176 3 113 ,759

Mean rank 54.49 60.63 60.06 53.15

Licht

verstandelijke handicap: OZA

N 49 20 32 14 1,272 3 115 ,736

Mean rank 59.52 62.78 53.59 55.93

Matig verstandelijke handicap: OZ

N 47 20 32 13 3,819 3 112 ,282

Mean rank 51.85 54.55 63.41 59.31

Matig verstandelijke

handicap: OZA

N 48 20 32 12 ,266 3 112 ,966

Mean rank 56.69 54.30 56.36 59.79

Ernstig verstandelijke

handicap: OZ

N 48 20 32 14 3,080 3 114 ,379

Mean rank 54.19 55.63 60.83 63.93

Ernstig verstandelijke handicap: OZA

N 48 20 32 15 2,007 3 115 ,571

Mean rank 55.11 55.70 61.41 63.03

NAH: OZ N 44 20 32 14

2,966 3 110 ,397 Mean rank 55.10 47.73 59.16 59.50

NAH: OZA N 45 20 32 15

3,882 3 112 ,275 Mean rank 61.34 46.03 57.11 54.63

Dementie: OZ N 49 20 32 13

5,726 3 114 ,126 Mean rank 53.00 55.05 59.03 74.46

Dementie: OZA

N 50 20 32 14 2,944 3 116 ,400

Mean rank 56.73 53.45 58.89 71.14

Jongdementie: OZ

N 47 20 32 11 3,741 3 110 ,291

Mean rank 52.62 51.93 57.56 68.32

Jongdementie: OZA

N 47 20 32 12 1,526 3 111 ,676

Mean rank 56.32 49.50 57.56 61.42

Motorische handicap: OZ

N 44 20 32 12 3,939 3 108 ,268

Mean rank 52.44 51.45 53.39 70.08

Motorische

handicap: OZA

N 44 20 32 13 3,001 3 109 ,391

Mean rank 57.30 50.65 50.41 65.23

Visuele handicap: OZ

N 44 20 32 12 2,845 3 108 ,416

Mean rank 51.09 54.20 54.73 66.88

Visuele handicap: OZA

N 44 20 32 13 1,340 3 109 ,720

Mean rank 53.41 50.75 57.19 61.54

Auditieve handicap: OZ

N 44 20 32 12 3,788 3 108 ,285

Mean rank 50.39 49.88 59.17 64.83

Auditieve handicap: OZA

N Mean rank

44 20 31 13 1,498 3 108 ,683

53.19 50.13 55.95 62.19

Page 233: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

226

Autisme: OZ N 45 19 32 11

9,610 3 107 ,022 Mean rank 52.03 51.29 53.47 68.27

Autisme: OZA N 45 19 31 12

3,092 3 107 ,378 Mean rank 54.47 50.84 51.87 62.75

Gedrags-problemen:

OZ

N 46 20 32 12 9,788 3 110 ,020

Mean rank 52.35 52.70 56.92 68.46

Gedrags-problemen: OZA

N 45 20 32 13 3,520 3 110 ,318

Mean rank 53.03 51.15 59.00 62.12

Psychische

problemen: OZ

N 48 20 32 11 7,001 3 111 ,072

Mean rank 51.77 54.95 59.92 64.95

Psychische problemen: OZA

N 47 20 32 12 2,754 3 111 ,431

Mean rank 53.53 52.33 61.22 57.88

POSTHOC-TEST: HAALBAAR

ernstige vorm van autisme: OZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 421,500 32,63 – 32,18 45 – 19 0,833

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 700,500 38,57 – 39,61 45 – 32 0,664

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 172,500 26,83 – 35,32 45 – 11 0,007

thuiszorg – ouderenzorg 291,500 25,34 – 26,39 19 – 32 0,601

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 71,500 13,76 – 18,50 19 – 11 0,028

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 127,000 20,47 – 26,45 32 – 11 0,033

handicap en gedragsproblemen: OZ U Mean ranks n p

gehandicaptenzorg – thuiszorg 457,000 33,43 – 33,65 46 – 20 0,908

gehandicaptenzorg – ouderenzorg 675,000 38,17 – 41,41 46 – 32 0,180

gehandicaptenzorg – ervaringsdeskundigen 195,000 27,74 – 36,25 46 – 12 0,003

thuiszorg – ouderenzorg 295,500 25,28 – 27,27 20 – 32 0,367

thuiszorg – ervaringsdeskundigen 85,500 14,78 – 19,38 20 – 12 0,033

ouderenzorg – ervaringsdeskundigen 152,000 21,25 – 25,83 32 – 12 0,116

Page 234: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

227

WENSELIJK

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Thuis naar OZ N 57 26 33 22

3,454 3 138 ,327 Mean rank 63.26 78.33 70.59 73.59

Thuis naar OZ aangepast

N 55 25 33 22 1,309 3 135 ,727

Mean rank 67.73 64.72 65.88 75.59

Thuis naar GZ N 58 24 27 22

3,116 3 131 ,374 Mean rank 63.00 68.75 61.50 76.43

Thuis naar GZ aangepast

N 57 23 28 21 5,140 3 129 ,162

Mean rank 67.95 62.65 53.75 74.57

Zelfstandige woonvormen WZ

N 58 24 32 21 3,175 3 135 ,365

Mean rank 61.97 75.81 69.98 72.69

Zelfstandige woonvormen WZ aangepast

N 57 23 32 21 1,085 3 133 ,781

Mean rank 66.25 67.43 63.63 73.71

Zelfstandige woonvormen

tehuis

N 58 22 30 21 3,948 3 131 ,267

Mean rank 64.09 69.68 59.05 77.36

Zelfstandige woonvormen tehuis A

N 57 21 30 20 5,240 3 128 ,155

Mean rank 66.31 66.02 53.30 74.55

Tehuis

werkenden – WZC

N 58 22 32 20 1,663 3 132 ,645

Mean rank 65.84 62.50 64.73 75.63

Tehuis werkenden – WZC aangepast

N 57 21 32 20 3,849 3 130 ,278

Mean rank 67.60 61.93 57.52 76.05

Tehuis werkenden – niet werkenden

N 58 21 27 20 4,572 3 126 ,206

Mean rank 62.69 67.74 53.87 74.40

Tehuis werkenden –

TNW aangepast

N 57 21 28 19 7,377 3 125 ,061

Mean rank 65.10 66.14 48.77 74.21

Tehuis werkenden – WZC

N 59 21 31 20 2,579 3 131 ,461

Mean rank 62.58 65.33 65.69 77.28

Tehuis werkenden – WZC aangepast

N 58 21 31 20 2,962 3 130 ,398

Mean rank 63.09 70.88 60.10 75.20

Page 235: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

228

HAALBAAR

SECTOREN SIGNIFICANTIETOETS

VAPH Thuiszorg Ouderen

zorg Gebruikers H df N p

Thuis naar OZ N 50 23 29 15

5,800 3 117 ,122 Mean rank 60.66 46.39 60.83 69.27

Thuis naar OZ aangepast

N 49 22 29 15 3,948 3 115 ,267

Mean rank 60.52 47.98 56.67 67.03

Thuis naar GZ N 51 21 24 15

9,716 3 111 ,021 Mean rank 61.02 48.55 44.00 68.57

Thuis naar GZ

aangepast

N 51 21 24 14 7,443 3 110 ,059

Mean rank 61.83 48.93 44.25 61.57

Zelfstandige woonvormen WZ

N 49 20 29 16 4,915 3 114 ,178

Mean rank 59.80 46.18 56.17 67.03

Zelfstandige

woonvormen WZ aangepast

N 49 20 29 15 4,666 3 113 ,198

Mean rank 61.56 50.18 50.02 64.70

Zelfstandige woonvormen tehuis

N 51 19 26 15 9,832 3 111 ,020

Mean rank 60.88 45.21 46.65 69.27

Zelfstandige woonvormen tehuis A

N 51 19 26 14 7,064 3 110 ,070

Mean rank 61.53 48.29 45.29 62.29

Tehuis

werkenden –

WZC

N 50 19 25 14 4,301 3 108 ,231

Mean rank 57.33 42.32 56.62 57.14

Tehuis werkenden – WZC aangepast

N 50 19 25 14 2,355 3 108 ,502

Mean rank 58.02 46.18 53.80 54.46

Tehuis

werkenden – niet werkenden

N 52 18 22 14 7,919 3 106 ,048

Mean rank 60.94 42.78 46.36 50.86

Tehuis werkenden – TNW aangepast

N 53 18 22 14 9,850 3 107 ,020

Mean rank 62.74 46.72 43.82 46.29

Tehuis werkenden – WZC

N 52 18 26 14 3,117 3 110 ,374

Mean rank 56.65 45.81 56.19 62.39

Tehuis werkenden –

WZC aangepast

N 52 18 26 14 3,212 3 110 ,360

Mean rank 57.35 45.39 55.50 61.64

Page 236: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

229

Page 237: Eindrapport zorgen voor levenskwaliteit van ouder wordende

partners inHogeschool-Universiteit Brussel

Inge VandevyvereJoris Van Puyenbroeck

Dirk Smitsonderzoekscentrum PRAGODI, HUBrussel