21
Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg Beoordelaarsinstructie gericht op de rol van assessor (2012 versie- met een aanvulling op de driepuntsschaal en waardering per kerntaak) Stichting Consortium Beroepsonderwijs Regiegroep Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg Januari 2013

gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg

Beoordelaarsinstructie

gericht op de rol van assessor

(2012 versie- met een aanvulling op de driepuntsschaal en waardering per kerntaak)

Stichting Consortium Beroepsonderwijs Regiegroep Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg Januari 2013

Page 2: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

2

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van de Stichting Consortium Beroepsonderwijs – Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg. Dagelijks bestuur en managementteam L. Fine B. Huijberts A. Pijnenburg I. Rabelink M. Wouters Regiegroep Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg S. Borkus A. Liem-Rosekrans I. Rabelink Kritische meelezers (versie 2012)

I. Kolen, ontwikkelaar V&V, SCB*-Z&W&AG, en docent ROC Eindhoven J. Moning, assessorentrainer, SCB-Z&W&AG M. Pelgrum, manager Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg L. Wesseling, ontwikkelaar V&V- Zorghulp, SCB-Z&W&AG, en docent A12 Ede Redactie M. Brok

* Stichting Consortium Beroepsonderwijs- Zorg & Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg

Page 3: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

3

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Inhoudsopgave pag.nr Inleiding 4 Hoofdstuk 1 Kwalificerende beoordelingen en de rol van assessor 5 1.1 Kwalificerend beoordelen 6 1.2 Kwaliteitseisen

Onafhankelijk oordeel Transparantie Authenticiteit Betrouwbaarheid en eerlijkheid Validiteit

1.3 De rol en taken van de assessor 7 VROEG-WACKER

- Voorbereiding examen - Uitvoering examen - Afronding examen

Hoofdstuk 2 Instructie voor de assessor 9

2.1 Vorm en inhoud van de examinering De tabel werkprocessen en competenties, typering en de opdracht Tabel Moeilijkheidsgraad: mate van complexiteit, begeleiding en verantwoordelijkheid GO / NO GO Bewijsstukken De beoordelingslijst (met aanvullende tekst driepuntsschaal en waardering per kerntaak)

- Onvoldoende aangetoond (o) - Voldoende aangetoond (v) - Goed aangetoond (g) - Onderbouwing van de beoordeling - Cesuur

2.2 Het beoordelen van de verschillende onderdelen binnen de methodemix 15 De uitvoering van assessments

- Beoordelen van een beroepsprestatie/proeve - Instructie voor het beoordelen van een verantwoordingsverslag - Instructie voor het beoordelen van een assessmentgesprek - Instructie voor het beoordelen van een taalprestatie - Instructie voor het beoordelen van beroepsspecifieke rekenprestaties - LB-prestaties

De afronding van assessments

Verklarende woordenlijst 19 Geraadpleegde bronnen en websites 20

Aanvulling Bijlage 1 Voorbeeldmatige uitwerking van de beoordeling per kerntaak 21

* Waar de vrouwelijke vorm staat, kan ook de mannelijke vorm gelezen worden.

* Met prestatie-indicator wordt ook een beoordelingscriterium of criterium bedoeld.

Page 4: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

4

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Inleiding

De assessor is primair verantwoordelijk voor het uitvoeren van kwalificerende beoordelingen van de student. Dit kan betrekking hebben op beroepsspecifieke beoordelingen (waaronder rekenen) en de generieke beoordelingen van de taalvaardigheden Nederlands schrijven, spreken, gesprekken voeren en Engels (niveau 4). De onderwijsinstelling legt in het examenplan vast welke examenonderdelen wanneer, waar, met welke middelen en onder welke condities worden geëxamineerd. Op basis daarvan stelt de onderwijsinstelling assessoren aan die verantwoordelijk zijn voor de deskundige uitvoering van de beoordeling. Dit kunnen praktijkopleiders zijn, docenten van de onderwijsinstelling of onafhankelijke (externe) assessoren. Een assessor:

is op de hoogte van de werkwijze en procedures van het assessment beschikt over goede communicatieve vaardigheden is bekend met de afnamecondities en procedures op de afnamelocatie is op de hoogte van de inhoud en het beheersingsniveau van het kwalificatiedossier en van

het assessment beschikt over competenties die de examencommissie stelt aan assessoren.

Deze beoordelaarsinstructie is gebaseerd op de actuele methodemix 2011, met een vertaling naar 2012 en het Toezichtkader BVE 2012 van de Inspectie van Onderwijs (zie verklarende woordenlijst). In hoofdstuk 1 van deze beoordelaarsinstructie is beknopte achtergrondinformatie opgenomen over

kwalificerend beoordelen, de kwaliteitseisen en de rol en taken van de assessor.

In hoofdstuk 2 staat de instructie voor de assessor centraal. Hierin zijn de methodemix en andere

relevante assessments opgenomen waarmee de bij SCB aangesloten opleidingen hun

opleidingstrajecten kunnen borgen naar het vigerende kwalificatiedossier.

De uitwerking van begrippen staat in de verklarende woordenlijst.

Page 5: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

5

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Hoofdstuk 1 Kwalificerende beoordelingen en de rol van assessor

1.1 Kwalificerend beoordelen Binnen het MBO is er sprake van een drievoudige kwalificatie. De student is gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar als zij:

1. de kerntaken, werkprocessen met bijbehorende competenties uit het beroepsgerichte kwalificatiedossier heeft aangetoond

2. het vereiste taal- en rekenniveau heeft behaald 3. heeft voldaan aan de eisen voor loopbaan en burgerschap.

De opleiding van de student is er op gericht om kennis, vaardigheden en houding geïntegreerd aan te leren. De beoordeling van ontwikkelde competenties binnen werkprocessen sluit hierop aan. Eén toetsvorm is niet voldoende om binnen de gegeven werkprocessen competent gedrag op het vereiste beheersingsniveau van een student te beoordelen. Hiervoor zijn verschillende toetsvormen nodig. Een combinatie van toetsvormen wordt de ‘Methodemix’ genoemd. Bewust bekwaam handelen staat centraal in het proces van professionalisering.

De kwalificerende beoordeling van het beroepsspecifieke deel van de opleiding gebeurt d.m.v. de

methodemix. Deze methodemix, volgens het model van het SCB- Z&W&AG, bestaat uit meerdere

beroepsprestaties of een proeve, een verantwoordingsverslag en een assessmentgesprek. De uitvoering in de beroepspraktijk (BPV) staat centraal. Soms is dit niet haalbaar en kiest een opleiding voor een simulatiesetting. Het verantwoordingsverslag wordt na uitvoering van de kwalificerende beroepsprestaties of een proeve uitgewerkt, ingeleverd en beoordeeld. Hierna volgt het assessmentgesprek.

Alle kerntaken, werkprocessen met bijbehorende competenties zijn minimaal 1x opgenomen in de kwalificerende methodemix . Hierdoor is een 100% dekking van het kwalificatiedossier van de betreffende opleiding.

De kwalificerende beoordeling van de instellingsexamens Nederlands, Engels (niveau 4) vindt plaats aan de hand van afzonderlijke taalprestaties, met afzonderlijke beoordelingslijsten met criteria uit het wettelijk vastgesteld referentiekader taal en rekenen. De taalprestaties kunnen geïntegreerd worden in de beroepsspecifieke onderdelen van de kwalificerende methodemix. De student kan bijvoorbeeld ook een schriftelijk plan van aanpak als beroepsspecifiek examenonderdeel, inzetten in de beoordeling van de taalvaardigheid schrijven. Hierbij dient echter wel een duidelijke scheiding te zijn tussen de beoordelingslijsten en de uitvoering van de beoordeling door de taalassessor en de beroepsspecifieke assessor.

Beroepsprestatiesmet specifieke bewijsstukken

Verantwoordingsverslag

Assessmentgesprek

Proeve met specifieke bewijsstukken

Verantwoordingsverslag

Assessmentgesprek

registratie van niveau van competentiebeheersing

( in de competentiescoretabel)

Portfolio

Methodemix

Page 6: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

6

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

De eindverantwoordelijkheid voor de vorm, de inhoud en de afnamecondities van de kwalificerende beoordelingen ligt bij de onderwijsinstelling waar de student haar opleiding volgt. Dit geldt ook voor de deskundigheid(sbevordering) van de assessoren.

1.2. Kwaliteitseisen We bespreken hieronder enkele kwaliteitseisen die direct verband houden met de rol en taken van de

assessor.

Onafhankelijk oordeel

Ongeacht of het om beroepsspecifieke examinering gaat (w.o. rekenen) of om taal: iedere assessor is

in staat om een onafhankelijk kwalificerend oordeel te geven over de prestaties van de student. Dit brengt met zich mee dat de assessor bij voorkeur onafhankelijk is. In principe is de assessor niet de begeleider van de student. Er is dus een duidelijke scheiding tussen de rol van begeleider en de rol van assessor. Het inschakelen van een onafhankelijke assessor is soms een belemmering voor de uitvoering van een kwalificerende beoordeling in de BPV. In veel kleine instellingen is dit niet haalbaar i.v.m. de bezetting. Ook is soms de privacy in het geding bij de inzet van ‘vreemde’ mensen op de werkvloer. Instellingen vinden soms handige oplossingen door bijvoorbeeld een collega bij de beoordeling te vragen die de student niet kent of een uitruil van beoordelaars tussen verschillende units. Belangrijk is het onderscheid tussen de begeleidings- en beoordelingssituatie. De student heeft recht op een eerlijk en onafhankelijk oordeel. Via het examenplan (van de opleiding) is de student tijdig en volledig geïnformeerd over wie haar beoordeelt en wat, waar, wanneer, met welke middelen en onder welke afnamecondities er beoordeeld wordt. Transparantie Voordat de assessor tot de beoordeling overgaat, is eenduidig vastgesteld om welke opleiding het gaat, welke kerntaken, werkprocessen, competenties en criteria door de student aangetoond (moeten) worden. Iedere beoordeling is gerelateerd aan de eisen van het beroep en, waar van toepassing in de examinering, aan de eisen taalvaardigheden Nederlands (schrijven, spreken en gesprekken) en Engels (alle taalvaardigheden, niveau 4). Authenticiteit Voor de assessor is duidelijk dat de bewijsstukken afkomstig zijn van de desbetreffende student en in verband staan met het beroep (contextrijk). Alle opdrachten in de methodemix zijn contextrijk, dit wil zeggen: geformuleerd binnen de beroepspraktijk. In iedere beoordelingslijst staat een tabel met ruimte voor zakelijke gegevens: naam van de student, naam en functie van de beoordelaar, naam van de instelling/beroepscontext en handtekeningen. Hierdoor is de beoordeling naspeurbaar en rechtmatig. (Zie figuur 1) Figuur 1 Voorbeeld uit een beroepsprestatie

De beoordelaars van de beroepsprestatie 3.3 Professionaliseren zijn:

Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)

Naam beoordelaar Handtekening

Functie beoordelaar

Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)

Naam beoordelaar Handtekening

Functie beoordelaar

Naam student Handtekening

Page 7: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

7

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Betrouwbaarheid en eerlijkheid Het beroepshandelen van de student wordt door verschillende assessoren beoordeeld. Nadere afspraken op basis van het examenplan zijn nodig, bijvoorbeeld:

wanneer beoordelen

de tijdsduur van het examen

de observatiemethode

het gebruik en interpretatie van de beoordelingslijst. De assessoren stemmen hun waarneming af en geven onderling vergelijkbare beoordelingen. Verschillende studenten binnen eenzelfde opleidingstraject worden evenredig en gelijkwaardig beoordeeld. De beoordelingslijst geeft sturing aan de waarneming van de assessoren. De criteria zijn direct afgeleid van de prestatie-indicatoren in het kwalificatiedossier (deel C). Deze zijn soms voor meerdere uitleg vatbaar. I.v.m. de betrouwbaarheid en eerlijkheid pleit dit voor een beoordeling door meerdere (onafhankelijke) assessoren. In dit verband wordt ook wel gesproken over ‘intersubjectieve’ beoordeling. Twee of meer in principe subjectieve beoordelingen worden objectiever als deze tot één beoordeling wordt samengesmeed. Door dit ‘meerogen’principe is de beoordeling betrouwbaarder en eerlijker.

Validiteit Doel en middelen sluiten aan. Meten wat gemeten moet worden. De toetsen zijn passend qua vorm en inhoud. Om de competenties binnen werkprocessen goed te kunnen beoordelen, zijn meerdere en relevante toetsvormen nodig. Dit komt omdat een competentie binnen een werkproces samenhangende kennis, vaardigheden en beroepshouding omvat binnen een rijke (beroeps)context. Hiervoor zijn verschillende toetsvormen nodig. Met die verschillende beoordelingsinstrumenten binnen de methodemix wordt gemeten wat er gemeten moet worden. De mate waarin de bovenstaande kwaliteitseisen een rol spelen, hangt af van de toetsvorm. Bijvoorbeeld de controle op authenticiteit speelt bij de beoordeling van een beroepsprestatie of proeve in de BPV een minder grote rol omdat de beoordeling plaatsvindt tijdens het handelen van de student in de context van het beroep. Bij het beoordelen van een verantwoordingsverslag gaat de assessor voorafgaand aan het beoordelen eerst na:

of het document daadwerkelijk afkomstig is van de desbetreffende student (opleiding, naam, context, schrijfstijl, feedback van de begeleider etc.)

of de situaties die beschreven zijn, zich daadwerkelijk hebben voorgedaan (waarheidsgehalte). Het assessmentgesprek versterkt de authenticiteit van de student. Dit omdat hierin de verantwoording van het eigen handelen (met kennis en inzicht) vanuit persoonlijke kwaliteiten en visie (identiteit) centraal staat.

1.3 De rol en taken van de assessor De rol en taken van de assessor hebben betrekking op de beoordeling van de examenonderdelen binnen de methodemix: de beroepsspecifieke examens w.o. het beroepsspecifieke rekenen, de taalvaardigheden Nederlands schrijven, spreken en gesprekken voeren en alle taalvaardigheden Engels. De assessor beoordeelt niet de generieke taalvaardigheden lezen en luisteren en de generieke rekenvaardigheden. Voor loopbaan en burgerschap geldt volgens de wet alleen een inspanningsverplichting en wordt ontwikkelgericht getoetst. Derhalve heeft de assessor hier dan ook geen taak in.

Page 8: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

8

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

VROEG-WACKER Een assessor beoordeelt via een methodische en systematische aanpak: de VROEG-WACKER methode. Deze methode biedt structuur aan het beoordelen. VROEG betreft de voorbereiding op de examinering en WACKER de uitvoering. De letters staan voor onderstaande stappen in het beoordelingsproces. Vaststellen: raadplegen van het examenplan en vaststellen om welk(e)

examenonderdeel/examenonderdelen het gaat: de opdrachten, resultaten en de beoordeling (afgeleid van kwalificatiedossier, kerntaken, werkprocessen, prestatie-indicatoren).

Regelgeving: op de hoogte stellen van de regels m.b.t. de examinering (wettelijke kaders en regelgeving binnen het opleidingsinstituut).

Overleg:

overleg met de tweede assessor ten aanzien van de uitvoering, taakverdeling, afnamecondities en samenwerking.

Eenduidigheid: eenduidige interpretatie van de prestatie-indicatoren (beoordelingsvoorschrift: antwoordmodel of beoordelingsschema).

Gebruiksklaar: gebruiksklaar maken van de ruimte, middelen, instrumenten, documenten en plannen van de voorgeschreven examentijd.

Uitvoering examen Waarnemen: observeren van concreet waarneembaar gedrag van de student. Aantekeningen: noteren van waargenomen gedrag. Classificeren: het waargenomen gedrag in verband brengen met de prestatie-

indicatoren. Dit betekent het ordenen van gedragsnotities en onderbrengen bij de prestatie-indicator die iets zegt over het waargenomen gedrag.

Kwalificeren: per prestatie-indicator een kwalificatie of score geven. Die score geeft aan in welke mate het waargenomen gedrag overeenkomt met de prestatie-indicator in het antwoordmodel of beoordelingsschema. Dit classificeren en kwalificeren kan desgewenst ook door een 2e assessor worden herhaald. Hiermee wint de beoordeling in belangrijke mate aan objectiviteit.

Afronden examen Bovenstaande stappen worden door iedere assessor individueel uitgevoerd. De volgende stappen worden met alle assessoren per kandidaat uitgevoerd.

Evalueren: de assessoren kijken gezamenlijk terug op het beoordelingsproces en de gegeven beoordeling op basis van de waarnemingen en de prestatie-indicatoren in het antwoordmodel of beoordelingsschema. Beide beoordelaars bespreken elkaars beoordeling en komen samen tot de beste typering van de beoordeelde. De beoordeling is dan intersubjectief: twee in principe subjectieve beoordelingen worden objectiever als deze tot één beoordeling worden samengesmeed. De assessoren onderbouwen de eindbeoordeling met concrete voorbeelden die in verband staan met de prestatie-indicatoren. Bij een onvoldoende geven zij tevens de oorzaak daarvan aan in concreet waarneembaar gedrag van de student op het niveau van de prestatie-indicator.

Rapporteren: het schriftelijk vastleggen van de beoordeling en de onderbouwing. In de rapportage aan de student en de examencommissie geven de assessoren de beoordeling en concrete onderbouwing op grond van hun bevindingen, gekoppeld aan de prestatie-indicatoren (beoordelingscriteria) van de competentie binnen het werkproces. De assessoren geven de beoordeling in de vorm van een advies aan de examencommissie.

Page 9: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

9

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Hoofdstuk 2 Instructie voor de assessor

2.2 Vorm en inhoud van de examinering Per opleidingsfase hebben alle examenonderdelen binnen de methodemix steeds dezelfde, samenhangende vorm en structuur.

Figuur 2

1. Overzicht van werkprocessen en competenties*

. De competenties die de student binnen werkprocessen aantoont

2. Typering

. Inleidende tekst met voorbeelden

3.Tabel moeilijkheidsgraad* . Mate van: complexiteit, zelfsturing en verantwoordelijkheid

3. De integrale opdracht, passend bij de vereisten in het kwalificatiedossier

. Inhoud van de opdracht A. met specifieke opdrachten B, C etc. . Aanvullende of vervangende opdrachten

4. Het resultaat . De resultaten uit de opdrachten d.m.v. relevante bewijsstukken die de student aanlevert op basis van de opdrachten . Aanvullende of vervangende bewijzen

5. De beoordelingslijst

. De prestatie-indicatoren resp. criteria die in verband staan met de kerntaken, werkprocessen en competenties, componenten . Beheersingsniveau R, P of T . Overzicht van bewijsstukken . Cesuur . Onderbouwing van de beoordeling

* Niet opgenomen in de taalprestaties Nederlands en Engels en de rekenprestaties.

De tabel werkprocessen en competenties, typering en de opdracht vormen de inhoud van het examen. De student wordt uitgedaagd om relevante kennis, vaardigheden en houding optimaal te benutten.

Tabel Moeilijkheidsgraad: mate van complexiteit, begeleiding en verantwoordelijkheid (zie verklarende woordenlijst) Voorafgaand aan de beoordeling raadpleegt de assessor de moeilijkheidsgraad die in de tabel is aangegeven (zie figuur 3). Deze tabel geeft drie factoren aan waarbinnen de beoordeling plaatsvindt. De gekleurde blokjes in de tabel geven aan wat in de desbetreffende beroepsprestatie/proeve van toepassing is (toelichting van de begrippen: zie verklarende woordenlijst).

Page 10: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

10

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Figuur 3 Tabel moeilijkheidsgraad

De mate van complexiteit van de beroepssituatie

De mate van zelfsturing

De mate van verantwoordelijkheid voor

gesloten context open context

complexe context

geleid

begeleid zelfstandig

uitvoering van eigen takenpakket

samenwerking met collega’s

aansturing medewerkers op lager niveau

de hele zorg- of begeleidingscyclus

De beoordeling gebeurt steeds binnen of vanuit een rijke context: de praktijk (BPV). Het spreekt voor zich dat de praktijk varieert in complexiteit, in zelfsturing en verantwoordelijkheid. Het maakt bijvoorbeeld heel veel uit of de student een beroepsprestatie uitvoert in een redelijk voorspelbare situatie en bij twijfel terug kan vallen op de begeleider, of in een hectische situatie en zelf oplossingen voor problemen moet bedenken. In het begin van de opleiding zijn de beroepsprestaties/proeve weinig complex. Hiervoor is een BPV nodig in een relatief eenvoudige setting. In een latere fase van de opleiding zijn de beroepsprestaties/proeven complexer. De mate van complexiteit, snelheid van afnemende sturing en het aankunnen van verantwoordelijkheden verschillen uiteraard per opleidingsniveau en binnen dat niveau per student. Bijvoorbeeld bij het afsluiten van de opleiding op niveau 4 wordt van de student een grotere mate van complexiteit, zelfsturing en verantwoordelijkheid vereist dan bij niveau 1 en 2. Dit is wettelijk vastgelegd.

GO / NO GO Voordat tot de beoordeling wordt overgegaan is door de begeleider(s) op basis van het POP/PAP voor de planning en oriëntatie een GO gegeven. De assessoren kunnen dit controleren doordat de GO is omcirkeld. Bewijsstukken Een bewijsstuk staat niet op zichzelf. Het zijn tastbare resultaten die uit de opdracht(en) voortkomen. Deze staan in de beroepsprestaties en proeve 2x vermeld. Onder het kopje ‘Resultaten’ en in de beoordelingslijst. Achter ieder bewijsstuk staat het werkproces en de bijbehorende competenties die de student met het betreffende bewijsstuk aantoont (zie figuur 4). Eén van de bewijsstukken is altijd de afgetekende beoordelingslijst. Dit is de uitvoering van het totaal van het betreffende examenonderdeel. Dit is aangegeven met A. De letters B., C. etc. zijn de specifieke bewijsstukken waarmee de student specifieke opdrachten binnen een beroepsprestatie of proeve aantoont. Een specifiek bewijsstuk is een verdieping van een gedeelte uit de beroepsprestatie/proeve. Hierin is het (toegepaste) kennisdomein verankerd. De beoordeling wordt gegeven aan de hand van de prestatie-indicatoren (criteria) die horen bij het werkproces en de competenties die achter ieder specifiek bewijsstuk staan. Aanvullende of vervangende bewijsstukken Om verschillende redenen kan het zijn dat de student, de opleiding en/of de praktijk kiest voor een aanvullend of vervangend bewijsstuk. Bij een aanvullend bewijs heeft de assessor bepaald dat de

Page 11: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

11

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

student de oorspronkelijke opdracht niet voldoende heeft aangetoond en een extra, aanvullend bewijs daarvoor aanlevert. Bij een vervangend bewijs wisselt de student het ene bewijs in voor het andere. Aanvullende of vervangende bewijsstukken vereisen, evenals alle andere bewijsstukken, verantwoording. Dit doet de student in overleg met de begeleider. Zij vermeldt vervolgens in de betreffende beroepsprestatie/proeve, onder het kopje ‘Resultaat’ en in de beoordelingslijst onder het kopje ‘Aanvullende of vervangende bewijsstukken’, de titel van het bewijsstuk, het betreffende werkproces en de competenties die zij met het bewijsstuk wil aantonen. Zodoende kan de assessor beoordelen of het aanvullende of vervangende bewijsstuk daadwerkelijk de betreffende opdracht in de beroepsprestatie/proeve, het werkproces, bijbehorende competenties en prestatie-indicatoren afdekt (zie voorbeeld in figuur 4). Figuur 4 Fragment uit een beoordelingslijst van een proeve met de driepuntsschaal

Bewijsstukken Kwalificerend

onvold

oende a

angeto

ond (

o)

vold

oende a

angeto

ond (

v)

goed a

angeto

ond (

g)

A. De afgetekende beoordelingslijst van deze proeve.

Specifieke bewijsstukken Werkproces Competenties

B. Onderzoeksresulaten van de kwaliteitszorg. 2.2 H-T

C. Schriftelijke samenvatting van een trend, eigen 2.1 K

visie daarop, schriftelijke rapportage van de

discussie daarover in je team + jouw bijdrage.

Aanvullende of vervangende bewijsstukken Werkproces Competenties

Aanvullend bewijsstuk: verbetervoorstel 3.2 K

voor de participatie van vrijwilligers .

-

-

De beoordelingslijst De assessor beoordeelt competenties altijd binnen een werkproces en vooraf vastgestelde moeilijkheidsgraad (zie figuur 3 Tabel Moeilijkheidsgraad). Een competentie kan bestaan uit verschillende componenten. Deze componenten geven de kern van de competentie weer. Bijvoorbeeld de competentie F: Ethisch en integer handelen. Een component daarvan is: verschillen tussen mensen respecteren. De assessor let bij het beoordelen goed op de componenten omdat deze richting geven aan de prestatie-indicatoren. De prestatie-indicatoren zijn criteria en komen uit het kwalificatiedossier. Voorbeelden van prestatie-indicatoren binnen de competentie F ‘Ethisch en integer handelen’ zijn: toont zich eerlijk en betrouwbaar, respecteert vertrouwelijkheid en accepteert en respecteert verschillen tussen cliënten (zie figuur 5 Fragment uit een beoordelingslijst). Het beheersingsniveau is kwalificerend uitgedrukt in R, P of T. Zie verklarende woordenlijst.

Page 12: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

12

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Figuur 5 Fragment uit een beoordelingslijst

Competenties - componenten

Beh

eers

ing

sn

iveau

s

Prestatie-indicatoren

onvold

oende a

angeto

ond (

o)

vold

oende a

angeto

ond (

v)

goed a

angeto

ond (

g)

2.2 Begeleidt een cliënt op psychosociaal gebied

F. Ethisch en integer handelen - integer handelen

- verschillen tussen mensen respecteren

P Dit betekent dat:

je handelt volgens de ethische maatstaven van de beroepsgroep (beroepscode) en de organisatie

je eerlijk en betrouwbaar bent

je verschillen tussen mensen accepteert en respecteert

je vertrouwelijkheid respecteert

je verbaal en non-verbaal duidelijk communiceert

zodat:

je de cliënt respectvol behandelt.

Bij het beoordelen gaat het om een samenhangende beoordeling. Dit wil zeggen dat een competentie met de bijbehorende componenten, het beheersingsniveau en prestatie-indicatoren tezamen één beoordeling oplevert (zie voorbeeld in figuur 5). De assessor vinkt NIET alle onderdelen apart aan. De assessor geeft dus een integrale beoordeling. De wijze van beoordeling is hierbij holistisch. Bij holistisch beoordelen neemt de assessor het geheel waar. Dit betekent voor de beoordeling dat:

het getoonde gedrag van de student plaatsvindt binnen of vanuit de beroepscontext waarin is vastgelegd: de mate van complexiteit, de mate van begeleiding (zelfsturing) en de mate van verantwoordelijkheid.

het getoonde gedrag van de student, binnen de betreffende kerntaak/werkproces met de bijbehorende competenties en de prestatie-indicatoren tezamen op het vereiste beheersingsniveau R, P of T, wordt vastgesteld.

Onvoldoende aangetoond (o) De student toont het gedrag niet of onvoldoende op het vereiste beheersingsniveau aan binnen de vastgestelde moeilijkheidsgraad, zoals in de beoordelingslijst is vastgelegd. De assessor zet in dit geval een vinkje in de kolom ‘onvoldoende aangetoond’. Wanneer het vereiste niet van toepassing is in de betreffende context, geeft de assessor dit in de beoordelingslijst aan met: niet van toepassing. In voorkomende gevallen is de student via het examenplan geïnformeerd over de herkansingsregeling. De assessor verwijst de student naar de opleiding om de consequenties van de onvoldoende voor de voortgang van het leerproces te bespreken.

Page 13: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

13

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Voldoende aangetoond (v) De student toont gedrag op het vereiste beheersingsniveau voldoende aan binnen de vastgestelde moeilijkheidsgraad zoals aangegeven is in de beoordelingslijst. De assessor zet een vinkje in de kolom ‘voldoende aangetoond’. Goed aangetoond (g) Als een student een of meerdere onderdelen uit de beoordelingslijst goed (boven de norm) heeft uitgevoerd binnen de vastgestelde moeilijkheidsgraad, waardeert de assessor dit met ‘goed aangetoond’. Bijvoorbeeld wanneer de student meer of beter presteert dan in de beoordelingslijst geëist wordt. Een ‘goed’ in de beoordelingslijst is een tastbaar bewijs en is stimulerend voor de verdere competentiegroei van de student. Het is ook belangrijk voor de loopbaanontwikkeling van de student bij doorstroom naar een vervolgopleiding. De student kan aantonen op welk gebied zij zich goed (boven de norm) ontwikkeld heeft. Talentvolle studenten hebben hierdoor een grotere kans op doorstroom naar opleidingen met een lotingsprocedure.

Tabel Onvoldoende - Voldoende - Goed

Onvoldoende Voldoende Goed

De student voldoet niet of onvoldoende aan:

het werken binnen de complexiteit van de beroepssituatie

de mate van zelfsturing

de mate van verantwoordelijkheid

de eisen in de beoordelingslijst.

De student voldoet voldoende aan:

het werken binnen de complexiteit van de beroepssituatie

de mate van zelfsturing

de mate van verantwoordelijkheid

de eisen in de beoordelingslijst

De student voldoet uitstekend* aan:

het werken binnen de complexiteit van de beroepssituatie

de mate van zelfsturing

de mate van verantwoordelijkheid

de eisen in de beoordelingslijst

* excellente student

Hulpvragen voor het beoordelen van ‘GOED’

Handelt de student bewust bekwaam door inzicht te tonen in de situatie en verantwoording van het eigen handelen

Is de student pro-actief door zelf initiatieven te nemen en adequaat te handelen?

Deelt de student relevante kennis en inzicht?

Is de student een gelijkwaardige collega?

Geeft de student constructieve feedback met als doel om de kwaliteit van het werk te verbeteren? Onderbouwing van de beoordeling De assessor verantwoordt de beoordeling met concrete voorbeelden van aantoonbaar gedrag van de student. Het valt niet altijd mee om de onderbouwing concreet op te schrijven. ‘Leuk, gemotiveerd of doet het goed’ zegt niet zoveel. Een tip: de assessor raadpleegt de componenten die onder de competenties staan. Deze geven het accent weer van hetgeen vereist is. Onderbouw met voorbeelden die in verband staan met de prestatie-indicatoren die horen bij de betreffende werkprocessen en competenties. Wanneer de student een onderdeel niet of onvoldoende heeft aangetoond, dan vermeldt de assessor in de beoordelingslijst ook wat de oorzaak hiervan is. De assessor onderbouwt dit met concrete bewoordingen en/of voorbeelden(zie voorbeeld in figuur 6).

Page 14: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

14

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Figuur 6 Fragment uit een beoordelingslijst

Onderbouwing van de beoordeling met voorbeelden die in verband staan met de prestatie-

indicatoren.

… heeft m.b.t. de competenties C. Begeleiden en Q. Plannen en organiseren

binnen het werkproces 1.2, een uitdagend en afgestemd activiteitenplan

opgezet en uitgevoerd . De cliënten begrepen de bedoeling, waren betrokken

bij het onderwerp en deden enthousiast mee.

Aan de evaluatie met de groep cliënten heeft … wel aandacht besteed, maar

kan m.b.t. competentie D. Aandacht en begrip tonen, nog wat gerichter

doorvragen over het leerresultaat en de mate van tevredenheid van de

cliënten.

Indien de student competenties binnen een werkproces onvoldoende heeft aangetoond, geef dan op

het niveau van de prestatie-indicatoren aan wat de oorzaak daarvan is.

… gaat m.b.t. competentie E. Samenwerken en overleggen binnen het

werkproces 1.4 teveel haar eigen gang. Overlegt op cruciale momenten te

weinig met haar collega’s.

… rapporteert m.b.t. competentie J. Formuleren en rapporteren binnen het

werkproces 1.4 nog onvolledig, waardoor collega’s niet goed op de hoogte zijn

van gebeurtenissen die in de groep cliënten hebben plaatsgevonden.

Cesuur De cesuur is de grens tussen voldoende en onvoldoende. Binnen alle onderdelen van de methodemix ligt de cesuur op het niveau waarop de student voldoet aan de eisen die in de beoordelingslijsten zijn vastgelegd. Wanneer de student alles in de beoordelingslijst voldoende en/of goed heeft aangetoond, dan vinkt de assessor de cesuurbepaling ‘Ja’ aan. In geval van een onvoldoende vinkt de assessor ‘Nee’ aan(zie figuur 7). Figuur 7 Fragment uit een beoordelingslijst

Cesuur In deze beroepsprestatie zijn de competenties binnen de werkprocessen

op het vereiste beheersingsniveau aangetoond.

Het eindresultaat is een optelsom van alle kwalificerende beoordelingen binnen de methodemix 1 en 2. In de opleiding Zorghulp is de methodemix 1x opgenomen. Indien een opleiding kwalificerende toetsen toevoegt aan de methodemix, dan worden de resultaten hiervan meegenomen in weging van het eindresultaat. De Inspectie van Onderwijs hanteert de regel dat meer dan 75% van de werkprocessen in de examens is opgenomen, met minimaal voldoende als eindresultaat. De methodemix van het Consortium is een optelsom van alle verplichte examenonderdelen en geeft een 100% dekking van het kwalificatiedossier. Een voldoende of goed voor al deze examenonderdelen leidt tot het diploma.

Ja

Nee

Page 15: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

15

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Ook verplicht de wet tot een eindwaardering per kerntaak, uitgedrukt in onvoldoende, voldoende of goed. De competentiescoretabel is een instrument dat inzicht biedt in alle waarderingen die de student over het hele opleidingstraject heeft behaald, inclusief de eindwaardering per kerntaak. De generieke examens Nederlands, Engels en rekenen worden uitgedrukt in een cijferreeks 1 t/m 10. Bij loopbaan en burgerschap is de eindwaardering ‘niet voldaan’ of voldaan’. Waardering per kerntaak Binnen de methodemix kan er sprake zijn van kerntaakoverstijgende waarderingen. Dit kan de eindwaardering per kerntaak complex maken. Advies is om de omzetting van integrale beoordelingen in een waardering per kerntaak zo eenvoudig en transparant mogelijk te houden. Neem de wijze van beoordelen en de verantwoording daarvan alsmede de cesuurbepaling per kerntaak op in het examenplan. Binnen de methodemix gelden de volgende uitgangspunten die van invloed zijn op de waardering per kerntaak, namelijk:

alle kwalificerende beoordelingen moeten minimaal met voldoende zijn beoordeeld;

alle kwalificerende beoordelingen hebben een gelijke weging;

registreren vindt plaats op het niveau van een werkproces of competentie binnen een werkproces;

de competentiescoretabel is hulpmiddel bij de registratie;

de methodemix is een middel tot integratieve toetsing;

het werkproces is de eenheid om tot een waardering per kerntaak een waardering per kerntaak te komen.

Advies

Elke kwalificerende beoordeling wordt geregistreerd op de betreffende kruispunten: competentie binnen een werkproces.

De eindwaardering van een kerntaak is de optelsom van alle kwalificerende beoordelingen van competenties binnen de werkprocessen.

Indien 55% van het totaal aantal beoordelingen per kerntaak met GOED is beoordeeld, is de eindwaardering per kerntaak GOED.

Een uitgewerkt voorbeeld is opgenomen in bijlage 1

2.2 Het beoordelen van de verschillende onderdelen binnen de methodemix Op basis van de VROEG-WACKER-methode (zie hoofdstuk 1) vraagt ieder examenonderdeel nog om een eigen aanpak. We bespreken achtereenvolgens het beoordelen van:

A. een beroepsprestatie of proeve B. het verantwoordingsverslag C. het assessmentgesprek D. een taalprestatie E. een beroepsspecifieke rekenprestatie.

Uitvoering van assessments A. Beoordelen van een beroepsprestatie of proeve Bij het beoordelen van het gedrag van de student in een authentieke beroepssituatie (tijdens een beroepsprestatie of proeve) is het van belang om objectief waar te nemen, zonder de student te beïnvloeden. Dit betekent voor de assessor onder meer neutraal op de achtergrond observeren (Waarnemen) en Aantekeningen maken. Het beoordelingsformulier is essentieel bij het ordenen van observatiegegevens (Classificeren) en het beoordelen hiervan (Kwalificeren). Bij de inzet van meerdere assessoren wordt er onafhankelijk van elkaar beoordeeld waarna onderlinge terugkoppeling en afstemming (Evaluatie) van de beoordeling plaatsvindt. De beoordelingen worden samengevoegd op één beoordelingslijst. Na afloop maken de assessoren in een kort gesprek met de student de beoordeling bekend. Daarna vindt de Rapportage aan de examencommissie plaats.

Page 16: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

16

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

B. Instructie voor het beoordelen van het verantwoordingsverslag Verantwoorden van het eigen gedrag is een mentale vaardigheid. Inzicht in het eigen handelen en

verantwoording daarvan zijn essentieel voor een professional binnen Z&W&AG: bewust bekwaam

handelen. In de beoordelingslijst van het verantwoordingsverslag zijn competenties binnen werkprocessen opgenomen die het beoordelen van mentale vaardigheden mogelijk maken, zoals: het maken van keuzes en afwegingen, het stellen van prioriteiten, het verwoorden van een eigen visie op het beroep en visie op het eigen handelen binnen enkele kritische beroepssituaties. Ten behoeve van een zorgvuldige weging van de beoordeling kunnen bijlagen nodig zijn, zoals: visie van de instelling, relevante regelgeving, protocol(len). Bij het beoordelen van het verantwoordingsverslag bepaalt de assessor eerst de authenticiteit:

is de student de eigenaar?

hebben de beschreven situaties zich daadwerkelijk in die context voorgedaan? Let daarbij op:

- of de toon, stijl en woordgebruik de eigenheid van de student weergeven - de datum, de namen (student, opleider) - de context (naam van de instelling).

Bij de inhoudelijke beoordeling van het verantwoordingsverslag laten de assessoren zich leiden door de werkprocessen, bijbehorende competenties en prestatie-indicatoren in de beoordelingslijst.

Concrete aangrijpingspunten in de beoordeling van het verantwoordingsverslag: • onderbouwing van het eigen handelen met kennis en inzicht

• eigen handelen in verband met de visie en regelgeving van de instelling

en van het team • eigen handelen in verband met opvattingen binnen de beroepsgroep

• teksten die verwijzen naar de beroepsidentiteit

• verwoording van een persoonlijke visie.

Als het verantwoordingsverslag door meerdere assessoren wordt beoordeeld, vindt er afstemming van de beoordeling plaats. De waarderingen worden ingevuld en onderbouwd op het beoordelingsformulier waarna terugkoppeling naar de student plaatsvindt. Feedback van de assessor(en) heeft geen invloed op de beoordeling.

C. Instructie voor het beoordelen van een assessmentgesprek. In de beoordelingslijst van het assessmentgesprek staan de werkprocessen en bijbehorende competenties vermeld. Deze verschillen per methodemix en zijn bepalend voor de inhoud van het assessmentgesprek, de beoordeling en rapportage daarvan. Het is aan te raden dat de student als voorbereiding op het gesprek enkele kritische beroepssituaties op papier zet en van tevoren inlevert bij de assessoren. Desgewenst voegt de student relevante bijlagen toe, zoals: visie van de instelling, relevante regelgeving, protocol(len). Een schriftelijke voorbereiding is een goede basis voor het assessmentgesprek. Uiteraard zijn deze kritische beroepssituaties relevant voor het eigen handelen van de student binnen de geselecteerde werkprocessen en competenties in de beoordelingslijst. Kritische beroepssituaties dagen uit tot nadenken, stellingname en verantwoording en kunnen leiden tot een dynamisch vakgesprek. Van belang is een goede start van het gesprek dat begint bij het informeren van de student over de procedure van het assessmentgesprek. Dus een soort agenda t.b.v. de structuur van het gesprek, de onderwerpen en het tijdschema, de verwachtingen ten aanzien van de inbreng van de student en helderheid over de rollen van de assessoren. De assessoren richten zich op de student en stellen vragen die stimuleren tot nadenken, tot beredeneren en verantwoorden van het eigen handelen. De gemaakte keuzes van de student staan centraal.

Page 17: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

17

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Concrete aangrijpingspunten voor het voeren van het assessmentgesprek:

• onderbouwing van het eigen handelen met kennis en inzicht • eigen handelen in verband met de visie en regelgeving van de instelling

en van het team • eigen handelen in verband met opvattingen binnen de beroepsgroep en

beroepsidentiteit

• verwoording van een persoonlijke visie.

D. Instructie voor het beoordelen van een taalprestatie Voor een taalassessor gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor de beroepsspecifieke assessor. De taalassessor zal zich opstellen als onafhankelijk beoordelaar en zal een kwalificerend schrijfproduct van de student beoordelen op authenticiteit en een eerlijke, betrouwbare en valide taalbeoordeling uitvoeren. De opdrachten in de taalprestaties kunnen geïntegreerd worden in beroepsprestaties/proeven en LB-prestaties. Bijvoorbeeld het verantwoordingsverslag kan de student inzetten binnen de methodemix. De taalassessor beoordeelt het verslag op de eisen Nederlands en de beroepsspecifieke assessor op vakmatige inhoud. De taalassessor beoordeelt met de beoordelingslijst op de achterzijde van de taalprestatie (zie figuur 9). De criteria zijn gebaseerd op de wettelijke eisen: het ‘Referentiekader doorlopende leerlijnen taal en rekenen’. Figuur 9 Fragment uit de beoordelingslijst taalprestatie ‘Schrijven’ 2F

Afstemming op publiek 1. Je past je woordgebruik en toon aan.

Samenhang

2. Je gedachtegang is logisch en voor de lezer meestal te

volgen. 3. Je tekst is geordend in inleiding – kern – slot. Ook zijn er

goede alinea’s met inhoudelijke verbanden.

4. Je gebruikt meestal juiste verwijzingen.

5. Je gebruikt veel voorkomende voeg- en verbindingswoorden (als, hoewel) correct.

Woordgebruik en woordenschat

6. Je varieert het woordgebruik, maar je maakt nog fouten in minder frequent voorkomende woorden en uitdrukkingen.

Geef het totaal aantal aangekruiste criteria uit de kolom ‘Aangetoond’ aan. Dit is de score:

Normering:

Cesuur:

Score

11

10

9

8

7

≤ 6

=

=

=

=

=

Cijfer

10

8

6 = niveau van deze opdracht behaald

5

4

3

Eindcijfer:

(minimaal 6 = 80% van de vereiste criteria)

Page 18: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

18

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Onderbouwing van de beoordeling

Algemeen:

Als uit de lijst Niveaubepaling Nederlands blijkt dat de student een of meerdere criteria op 3F-niveau heeft aangetoond, onderbouw dit dan hier. Geef tevens aan op welke criteria dit betrekking heeft.

Aangetoond niveau

Datum: Datum:

Handtekening beoordelaar: Handtekening student:

E. Instructie voor het beoordelen van een beroepsspecifieke rekenprestatie Momenteel zijn beroepsspecifieke rekenprestaties in ontwikkeling. Vooruitlopend op de uiteindelijke vorm en inhoud omvatten de rekenprestaties de domeinen en niveau-indeling volgens het ‘Referentiekader doorlopende leerlijnen taal en rekenen’.

LB-prestaties De LB-prestaties bestaan uit 12 integrale loopbaan- en burgerschapsprestaties (LB-prestaties). Deze zijn gebaseerd op de kwalificatie-eisen voor loopbaan en burgerschap in het MBO, studiejaar 2011-2012. Deze kwalificatie-eisen zijn opgedeeld in vier dimensies en loopbaanoriëntatie en ontwikkeling. De vier dimensies zijn:

politiek-juridische dimensie

economische dimensie

sociaal-maatschappelijke dimensie

vitaal burgerschap. Het beoordelen van de LB-prestaties blijft in dit document buiten beschouwing omdat het een

ontwikkelingsgerichte beoordeling betreft. Opleidingen dienen aan te tonen dat zij LB in het curriculum hebben opgenomen. Studenten tonen aan dat zij voldaan hebben aan de bijbehorende toetsopdrachten. De afronding van assessments De assessoren gaan na of de procedure goed is doorlopen. Ze controleren de beoordelingslijst op correctheid van invullen, volledigheid en zetten een handtekening. Ook de student tekent de beoordelingslijst. Aanvullende bevindingen worden schriftelijk gerapporteerd:

aan de student in termen van advies en verdere competentieontwikkeling

aan het examenbureau en de examencommissie van de opleiding. De student plaatst het bewijsstuk in haar portfolio. De ingevulde competentiescoretabel kan dienst doen als voortgangsrapportage. De assessoren blikken terug op de eigen rol en de beoordelingsprocedure. Verbeterpunten kunnen betrekking hebben op:

het eigen handelen

het handelen medebeoordelaar

het verloop van de procedure. Belangrijke verbeterpunten worden gerapporteerd aan de examencommissie van de opleiding.

Page 19: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

19

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Verklarende woordenlijst De mate van complexiteit van de beroepssituatie Een gesloten context is een redelijk voorspelbare beroepssituatie. Er is sprake van enkelvoudige problematiek en dienstverlening. De student voert routinematige beroepshandelingen uit vanuit regels, procedures en protocollen. Er is een begeleider aanwezig waarop de student kan terugvallen. Een open context is minder voorspelbaar en kan divers van aard zijn. Er is sprake van meervoudige problematiek en dienstverlening. Naast het toepassen van regels, procedures en protocollen voert de student niet-routinematige beroepshandelingen uit. Deels kan de student terugvallen op regels, procedures en een coachende begeleider. In een complexe context is er sprake van onvoorspelbare en meervoudige problematiek en dienstverlening. De student is in staat om zelf oplossingen en strategieën voor problemen te bedenken binnen de grenzen van het beroep. De mate van begeleiding/zelfsturing Bij het beroepsgerichte leren is het zelfsturende vermogen van de student een belangrijk onderdeel van het leerproces. De sturing in de onderdelen van de methodemix is in het begin hoog en neemt af met het vorderen van de opleiding. In het begin is er veel aandacht voor het aansturen van het eigen leerproces (HOE) met voorgestructureerde opdrachten in een relatief laag complexe context (WAT). Geleidelijk neemt de sturing in de begeleiding af en wordt de context complexer. In de tabel ‘Moeilijkheidsgraad’ kan de assessor lezen of de student de beroepsprestatie/proeve geleid, begeleid dan wel zelfstandig moet uitvoeren. Dit is afhankelijk van de inhoud en het niveau van de opleiding. Geleid Wanneer een student een beroepsprestatie of proeve geleid uitvoert, wordt zij direct aangestuurd door de begeleider. Veelal wordt er samen opgewerkt. De begeleider geeft gerichte instructie waarna de student de handeling uitvoert en nabespreekt. Begeleid Met begeleid wordt een coachende manier van begeleiden bedoeld. De begeleider stuurt de student op afstand aan. Praktisch gezien zal er een voorbespreking zijn waarna de student de beroepsprestatie of proeve uitvoert. De student vraagt raad en advies en kan zo nodig tijdens de uitvoering en naderhand terugvallen op de begeleider. Zelfstandig Wanneer het blokje ‘zelfstandig’ is ingevuld, wordt van de student verwacht dat ze de beroepsprestatie of proeve zelfstandig uitvoert. Naderhand legt de student uit zichzelf verantwoording voor het eigen handelen af. De mate van verantwoordelijkheid Ongeacht het opleidingsniveau is iedere student in een zorg- of welzijnsopleiding verantwoordelijk voor de uitvoering van de eigen taak. In de tabel is dit blokje daarom altijd ingekleurd. De student voert de beroepshandelingen met zorg en toewijding uit en legt daarover verantwoording af. Het afleggen van die verantwoording gebeurt geleid, begeleid of zelfstandig (zie boven). De verantwoordelijkheid van de student kan zich beperken tot het functioneren binnen het eigen takenpakket, maar kan zich ook uitstrekken tot het werk van anderen. Dit hangt samen met het niveau van de opleiding. Zijn de blokjes ‘aansturing van medewerkers op een lager niveau’ en ‘verantwoordelijkheid voor de gehele zorg- of begeleidingscyclus’ ingekleurd, dan zullen de assessoren t.b.v. de oordeelsvorming en de beoordelingssituatie daarop selecteren. Bijvoorbeeld voor het beoordelen van coördinerende taken past een beoordelingssituatie van overdracht en overleg met andere medewerkers. Kwalificerende score R-P-T en ontwikkelscore r-p-t In samenhang met de hierboven vermelde mate van complexiteit, begeleiding, verantwoordelijkheid, competenties en prestatie-indicatoren zijn er in de beoordelingslijsten twee begrippen vastgelegd die van belang zijn voor de beoordeling. In dit verband spreken we over ‘het beheersingsniveau’ waarop de student de prestatie-indicatoren aantoont. Deze twee begrippen zijn:

Page 20: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

20

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

- de kwalificerende – of normscore, een grote, vetgedrukte letter R, P, T - de ontwikkelscore, een kleine letter, cursiefgedrukte r, p, t.

Bij een kwalificerende of normscore voldoet de student aan de gestelde prestatie-indicatoren (criteria) in het desbetreffende kwalificatiedossier die verwijzen naar de werkprocessen met bijbehorende competenties, componenten en prestatie-indicatoren van een beginnend beroepsbeoefenaar. De student toont de competenties binnen werkprocessen in verschillende beroepssituaties en dus meerdere keren kwalificerend aan (raadpleeg daarvoor de competentiescoretabel). De ontwikkelscore r, p of t geeft aan dat de student zich ontwikkelt en nog niet hoeft te voldoen aan de norm. De student heeft nog meer tijd en/of meer begeleiding nodig. Ze kan zich nog ontwikkelen in de richting van de normscore. De ontwikkelscore geeft inzicht in de mate van ontwikkeling richting de normscore. Is er vooruitgang aanwezig, staat de student even ‘stil’ in zijn groei, met welke competenties heeft zij meer/minder moeite? (Zie de competentiescoretabel.) Uitleg van de begrippen Reproductief, Productief of Transfer Op Reproductief niveau voert de student een taak uit onder begeleiding. Deze taak wordt uitgevoerd volgens standaardprocedures en voorschriften. De student heeft vaak een instructie of rolmodel nodig. De student verwerft kennis en vaardigheden én zij ontwikkelt een passende beroepshouding. Op Productief niveau voert de student de taak deels op eigen initiatief uit. Ze lost problemen op en bedenkt oplossingen voor nieuwe problemen. Ze vraagt advies ten aanzien van de oplossingen. Ze heeft minder (dan R) structuur nodig om zelfstandig activiteiten te ondernemen. Bij Transfer gedrag voert de student binnen zeer uiteenlopende beroepssituaties taken zelfstandig uit. Ze past kennis, houding en vaardigheden toe. Ze ziet verbanden en kan die uitleggen. De student is proactief en haar oplossingen zijn origineel en deskundig binnen de grenzen van het beroep. Toezichtkader BVE 2012 van de Inspectie van Onderwijs Het toezichtkader van de Inspectie van het Onderwijs is een metingsinstrument voor de kwaliteit van het onderwijs binnen het MBO.

Geraadpleegde bronnen Visiedocument Stichting Consortium Beroepsonderwijs Opleidershandleiding 2008-2, Consortium Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg Toezichtkader BVE 2012, Inspectie van het Onderwijs Kompas, studentenhandleiding Consortium Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg

Geraadpleegde websites www.Consortiumbo.nl www.steunpunttaalenrekenenmbo.nl

Page 21: gericht op de rol van assessor - Consortium beroepsonderwijsscb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA Documenten/2013-Instructie-voor... · methodemix. Deze methodemix, SCBvolgens het model

21

Beoordelaarsinstructie 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs, ZW&AG Regiegroep ZW&AG Januari 2013

Bijlage 1 Voorbeeldmatige uitwerking van de beoordeling per kerntaak Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker 4 Kinderopvang cohort 2012

Voorbeelduitwerking bij optie 1: alle kwalificerende beoordelingen tellen even zwaar mee voor de bepaling GOED of

VOLDOENDE per kerntaak

De eindwaardering van een kerntaak is de optelsom van alle kwalificerende beoordelingen van competenties binnen de werkprocessen.

Indien 55% van het totaal aantal beoordelingen per kerntaak met GOED is beoordeeld is de eindbeoordeling per kerntaak GOED.

Onderstaand schema kan eventueel worden aangevuld met door de school toe te voegen examenonderdelen.

1 in deze kolom staat de uitwerking van BP’s. Een uitwerking van examinering via proeves gebeurt volgens hetzelfde

principe.

Kern

taa

k

Werk

pro

ce

s

Zit

in

BP

1

Vera

nt-

wo

ord

ing

s-

vers

lag

Ass

es

sm

en

t

ges

pre

k

To

taal

aa

nta

l

kw

ali

fic

ere

nd

e

sco

res

To

taal

aa

nta

l

beh

aa

lde

sco

res

GO

ED

per

kern

taak

Ein

d-

beo

ord

elin

g

per

kern

taak

1 Opstellen van een activiteiten-

programma en plan van aanpak

1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het

kind/de jongere

BP 2.4 Fase 2 5

14

Kerntaak 1

Tenminste 55% = 8 goed

1.2 Stelt een activiteitenprogramma op

Bp 2.5 2

1.3 Maakt een plan van aanpak

BP 2.4 BP 2.5

Fase 2 7

2

Opvangen en begeleiden van het kind / de jongere

2.1

Biedt het kind/de jongere opvang

BP 2.4

BP 2.5 Fase 2 12

25

Kerntaak 2

Tenminste 55% = 14 goed

2.2 Biedt het kind/de jongere persoonlijke verzorging

BP 1.5 Fase 2 6

2.3 Draagt zorg voor de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden

BP 2.3 3

2.4 Biedt het kind/de jongere ontwikkelingsgerichte activiteiten aan

BP 3.1 Fase 3 4

3 Uitvoeren van organisatie- en

professie-gebonden taken

3.1

Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep

BP 3.3

BP 3.4 Fase 3 3

23

Kerntaak 3

Tenminste 55% = 13 goed

3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg

BP 3.3 Fase 3 2

3.3

Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen

Bp 3.1

BP 3.3 4

3.4 Voert coördinerende taken uit

BP 3.5 Fase 3 5

3.5

Onderhoudt een netwerk BP 3.2 1

3.6 Voert beleidsmatige taken uit

BP 3.2 2

3.7 Voert beheertaken uit

BP 3.5 3

3.8 Evalueert de werkzaamheden

BP 3.1 3