88
HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE BIJ OVERHEIDSCAMPAGNESHOE KAN DE EFFECTIVITEIT VAN OVERHEIDSCAMPAGNES MET ALS DOEL GEDRAGSVERANDERING VERBETERD WORDEN? EEN EXPERIMENTEEL ONDERZOEK.Aantal woorden: 15 255 Buyckx Zoë Stamnummer : 01202284 Promotor: Prof. dr. Hendrik Slabbinck Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Master of Science in de Bestuurskunde en het Publiek Management Academiejaar: 2016 - 2017

HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

  • Upload
    others

  • View
    11

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

“HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN

EXTRINSIEKE MOTIVATIE BIJ

OVERHEIDSCAMPAGNES” “HOE KAN DE EFFECTIVITEIT VAN OVERHEIDSCAMPAGNES

MET ALS DOEL GEDRAGSVERANDERING VERBETERD

WORDEN? EEN EXPERIMENTEEL ONDERZOEK.” Aantal woorden: 15 255

Buyckx Zoë Stamnummer : 01202284

Promotor: Prof. dr. Hendrik Slabbinck

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van:

Master of Science in de Bestuurskunde en het Publiek Management

Academiejaar: 2016 - 2017

Page 2: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes
Page 3: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

“HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN

EXTRINSIEKE MOTIVATIE BIJ

OVERHEIDSCAMPAGNES” “HOE KAN DE EFFECTIVITEIT VAN OVERHEIDSCAMPAGNES

MET ALS DOEL GEDRAGSVERANDERING VERBETERD

WORDEN? EEN EXPERIMENTEEL ONDERZOEK.” Aantal woorden: 15 255

Buyckx Zoë Stamnummer : 01202284

Promotor: Prof. dr. Hendrik Slabbinck

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van:

Master of Science in de Bestuurskunde en het Publiek Management

Academiejaar: 2016 - 2017

Page 4: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes
Page 5: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

Vertrouwelijkheidsclausule

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of

gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

I declare that the content of this Master’s Dissertation may be consulted and/or reproduced,

provided that the source is referenced.

Naam student/name student : Buyckx Zoë

Handtekening/signature

Page 6: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes
Page 7: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

I

Voorwoord

Deze masterproef werd geschreven als afronding van de Master of Science in de Bestuurskunde

en Publiek Management aan de Universiteit Gent.

Met oog op de toekomst koos ik ervoor om mijn masterproef te doen binnen het departement

Marketing van de Universiteit Gent. Dit is geen logische keuze voor een studente

Bestuurskunde maar het leek mij een goede voorbereiding op volgend jaar, een jaar waarin ik

een master na master in Marketing ga bijstuderen. Mijn interesse in Marketing heb ik gekoppeld

aan de kennis die ik tijdens de laatste vier jaar heb vergaard als studente Bestuurskunde en

Publiek Management. Op deze manier kwam ik tot het finale onderwerp met behulp van

mevrouw Tess Bogaert, de oorspronkelijk promotor van deze masterproef. Zonder haar hulp

was de opstart van het onderzoek niet zo vlot verlopen. In december koos zij voor een nieuwe

carrière in de private sector en wees zij me door naar professor Hendrik Slabbinck als promotor.

Ik wil hem dan ook ten zeerste bedanken voor de flexibele begeleiding tijdens deze periode.

Steeds kon ik terecht bij hem voor vragen en hulp.

Daarnaast wil ik mijn ouders, vriend en vriendinnen bedanken voor de steun tijdens het hele

proces. Zij steunden mij mentaal maar stonden ook klaar om te brainstormen over ideeën en

feedback te geven. Zonder hen was de hele periode veel zwaarder geweest.

Tot slot ben ik ook erg dankbaar voor de respondenten die hebben deelgenomen aan het

vooronderzoek en het experiment. Hun deelname heeft ervoor gezorgd dat ik de

onderzoeksvraag kon beantwoorden.

Zoë Buyckx

Juni 2017, Gent

Page 8: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

II

Page 9: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

III

Inhoud

Voorwoord .................................................................................................................................. I

Lijst gebruikte figuren en tabellen ........................................................................................... VI

Inleiding ..................................................................................................................................... 1

I. Literatuuronderzoek: het theoretisch luik........................................................................... 4

1 Intrinsieke versus extrinsieke motivatie ......................................................................... 4

1.1 Zelf-determinatie theorie.......................................................................................... 4

1.2 Cognitive evaluation theory (CET) .......................................................................... 7

1.3 Organismic integration theory (OIT) ....................................................................... 8

1.4 De interne vormen van motivatie: internaliseren ..................................................... 9

1.5 Autonome en gecontroleerde motivatie ................................................................. 10

2 Gedrag als gevolg van motivatie .................................................................................. 12

2.1 Gedrag en haar context: theorie ............................................................................. 12

2.2 Gedrag en haar context: een aantal onderzoeken ................................................... 14

2.3 Gedragsverandering in verband met gezondheid ................................................... 15

3 Intenties tot gedragsveranderingen en campagnes ....................................................... 19

3.1 Sociale marketing ................................................................................................... 20

3.2 Effectieve gedragsverandering ............................................................................... 21

3.3 Kenmerken van de campagne ................................................................................ 22

4 Conclusie literatuuronderzoek ...................................................................................... 25

II. Empirisch luik: het experiment ........................................................................................ 26

1 Terugkoppeling naar het literatuuronderzoek .............................................................. 26

1.1 Probleemstelling .................................................................................................... 26

2 Onderzoeksdoelstelling ................................................................................................ 28

3 Vooronderzoek ............................................................................................................. 28

3.1 Opzet ...................................................................................................................... 28

3.2 Steekproef .............................................................................................................. 29

Page 10: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

IV

3.3 Interviewvragen ..................................................................................................... 29

3.4 Analyse .................................................................................................................. 30

3.5 Resultaten ............................................................................................................... 32

4 Hoofdonderzoek: methodologie ................................................................................... 39

4.1 Opzet ...................................................................................................................... 39

4.2 Steekproef .............................................................................................................. 40

4.3 Vragen van het experiment .................................................................................... 40

4.4 Analyse .................................................................................................................. 41

5 Hoofdonderzoek: onderzoeksresultaten ....................................................................... 43

5.1 Samenvoegen van de vragen .................................................................................. 43

5.2 Het effect van de campagnes op de variabelen ...................................................... 44

5.2.1 Variabele “effectiviteit” .................................................................................. 44

5.2.2 Variabele “houding” ....................................................................................... 47

5.2.3 Variabele “intentie” ........................................................................................ 50

6 Conclusie experiment ................................................................................................... 53

III. Conclusie, discussie, beperkingen en suggesties.......................................................... 54

1 Conclusie en discussie .................................................................................................. 54

2 Beperkingen ................................................................................................................. 57

3 Suggesties voor verder onderzoek ................................................................................ 58

Bibliografie ............................................................................................................................... 59

Bijlagen .................................................................................................................................... 65

1 Bijlage vooronderzoek ................................................................................................. 65

2 Vragenlijst vooronderzoek ........................................................................................... 68

3 De campagnes .............................................................................................................. 69

3.1 Restrictieve campagne ........................................................................................... 69

3.2 Niet-restrictieve campagne .................................................................................... 70

3.3 Campagne controlegroep ....................................................................................... 71

Page 11: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

V

4 Vragenlijst hoofdonderzoek ......................................................................................... 72

Page 12: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

VI

Lijst gebruikte figuren en tabellen

Figuur 1: Zelf-determinatiecontinuüm (Vansteenkiste, Witte, Lens, Andriessen & Van den

Broeck, 2002) ............................................................................................................................. 8

Figuur 2: Schema zelf-determinatietheorie .............................................................................. 11

Figuur 3: Motivationele sequentie (Tallir, s.d.)........................................................................ 13

Figuur 4: Model van Ryan, Patrick, Deci en Williams (2008)................................................. 17

Figuur 5: Model - mening omtrent effectiviteit ....................................................................... 45

Figuur 8: Model - houding t.o.v. waterconsumptie .................................................................. 48

Figuur 9: Model - intentie tot gedragsverandering ................................................................... 51

Tabel 1: Cronbach's α na samenvoegen ................................................................................... 32

Tabel 2: invloed van leeftijd op antwoorden ............................................................................ 34

Tabel 3: Beschrijvende statistieken niet-restrictieve slogans (SD = standaardfout) ............... 35

Tabel 4: one-sample t-test - niet-restrictieve slogans ............................................................... 35

Tabel 5: gemiddelde restrictieve score t.o.v. gemiddelde niet-restrictieve score..................... 36

Tabel 6: gemiddelde op vraag ‘door deze slogan zou ik meer water drinken om anderen te laten

zien dat ik gezond ben’ ............................................................................................................. 37

Tabel 7: Beschrijvende statistieken restrictieve slogans ......................................................... 37

Tabel 8: One-sample t-test - restrictieve slogans .................................................................... 38

Tabel 9: Cronbach’s α nieuwe scores ....................................................................................... 43

Tabel 10: Test of between-subjects effect: variabele effectiviteit ............................................ 46

Tabel 11: Onaangepaste en aangepaste gemiddelden van variabele effectiviteit (SD =

standaarddeviatie, SE = standaardfout) .................................................................................... 46

Tabel 12: Pairwise comparison - variabele effectiviteit (SE = standard error) ........................ 47

Tabel 13: Test of between-subjects effect: variabele houding ................................................. 49

Tabel 14: Gemiddelden van variabele houding (SE = standaardfout) .................................... 49

Tabel 15: Tests of between-subjects effects - intentie ............................................................. 51

Tabel 16: Gemiddelden van variabele intentie ......................................................................... 52

Page 13: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

1

Inleiding

Gezondheid is een actueel thema. Onderzoek wijst uit dat gezondheid belangrijker is voor het

geluksgevoel dan inkomen (CBS, 2016). Daarom is het essentieel dat ook de overheid inzet op

de gezondheid van haar burgers. De Vlaamse overheid koos voor één overkoepelende

gezondheidsdoelstelling: “De Vlaming leeft gezonder in 2025”.

In het algemeen zal de Vlaming gezonder worden door ‘gezond te eten, zittend gedrag te

vermijden, voldoende te bewegen, gezonder met alcohol om te gaan en tabak en drugs af te

zweren’ (Gezondheidsconferentie Preventie: de gezonde keuze wordt de gemakkelijke keuze,

2016). De overkoepelende doelstelling wordt opgedeeld in meerdere gezondheidsdoelstellingen

en preventiestrategieën.

Gezond eten is dus één van de factoren die leidt tot een goede gezondheid. Maar hoe scoort de

Vlaming op dit vlak? Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (2016) onderzocht de

voedselconsumptie in opdracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Zij

kwamen tot verschillende conclusies (De Ridder, Lebarcq, Ost, Teppers, & Brocatus, 2016):

- Consumptie van eieren, noten, zaden en smeer- en bereidingsvet is in overeenstemming

met de aanbevelingen;

- Consumptie van brood en vervangproducten, groenten, fruit, melkproducten, water en

calciumverrijkende vervangproducten, vis en plantaardige alternatieven voor vlees ligt

te laag;

- Consumptie van niet-gesuikerde dranken, kaas, vlees en de restgroep (zoals gesuikerde

dranken, alcoholische dranken, koekjes enzovoort) ligt te hoog.

De Vlaming heeft dus nog een aantal werkpunten om zijn gezondheid te optimaliseren. Het is

onmogelijk om te focussen op alle aspecten in deze masterproef. Daarom beperkt deze

masterproef op een gezondere manier van drinken: minder gesuikerde dranken en meer water.

Eerst en vooral is frisdrank zoals cola, limonade, enzovoort, zeer ongezond. Wanneer dit te veel

wordt gedronken, verhoogt het risico op diabetes type 21, verhoogt het risico op overgewicht

en worden de tanden aangetast (Voedingscentrum, sd).

1 Diabetes type 2 wordt vaak ook ouderdomsdiabetes genoemd, maar het komt ook voor bij jonge mensen. Bij dit

type van diabetes reageert het lichaam niet meer goed op insuline. Dit hormoon regelt de bloedsuikerspiegel. Met

als gevolg dat er te veel suiker in het bloed blijft zitten. De kans op diabetes type 2 kan vergroot worden door

weinig lichaamsbeweging, overgewicht, ongezond eten, roken en ouder worden (Diabetes Fonds, s.d.).

Page 14: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

2

Water daarentegen is belangrijk voor een gezond lichaam. Het menselijk lichaam werkt op

water en zuurstof. Bovendien is water de basis van alle biologische processen. Er zijn

verschillende nadelige gevolgen van te weinig water drinken zoals vermoeidheid, slechte

weerstand, hoofdpijn, trage denkprocessen enzovoort (Gezond Vitaal, sd). Daarom is het

aangeraden om minstens 1,5 liter per dag te drinken waarvan 1 liter water (De Ridder, Lebarcq,

Ost, Teppers, & Brocatus, 2016).

De overheid heeft een belangrijke rol om het gedrag rond gezondheid te beïnvloeden en kan dit

onder andere doen via preventiebeleid. Hiervoor kan zij verschillende middelen gebruiken. Een

campagne, als onderdeel van preventiebeleid, is één van de middelen om het doel te bereiken

(Agentschap Zorg & Gezondheid, 2016). Maar de effectiviteit van een overheidscampagne

wordt de laatste jaren steeds meer in vraag gesteld. Campagnes hebben vaak geen

gedragsverandering tot gevolg en gaan zelfs vaak het bestaande gedrag bevestigen (Pol,

Swankhuisen, & van Vendeloo, 2007). Daarom is het ook van belang dat wordt onderzocht hoe

de effectiviteit van een overheidscampagne kan verbeterd worden.

Dit instrument zal dan ook het onderwerp van onderzoek zijn in deze masterproef. Is het

mogelijk om gedrag te beïnvloeden via een overheidscampagne? Het is daarbij belangrijk om

te weten wat de motivatie is van mensen om hun gedrag te veranderen. De motivatie achter

gedragsverandering zal bestudeerd worden aan de hand van de zelf-determinatietheorie van

Deci en Ryan (2002). Deze theorie maakt een onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke

motivatie. Deze twee soorten van motivatie zijn de basis van het onderzoek. De

onderzoeksvraag luidt dan ook als volgt:

Hoe kunnen intrinsieke en extrinsieke motivatie bijdragen tot de effectiviteit van een

overheidscampagne met als doel gedragsverandering?

Page 15: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

3

Deze vraag zal beantwoord worden aan de hand van drie deelvragen:

- Hebben twee verschillende campagnes, een campagne die inspeelt op intrinsieke

motivatie en een campagne die inspeelt op extrinsieke motivatie, een ander effect op de

mening van de respondenten omtrent de effectiviteit van de campagne?

- Hebben twee verschillende campagnes, een campagne die inspeelt op intrinsieke

motivatie en een campagne die inspeelt op extrinsieke motivatie, een ander effect op de

houding van de respondenten tegenover het gedrag voorgesteld in de campagne?

- Hebben twee verschillende campagnes, een campagne die inspeelt op intrinsieke

motivatie en een campagne die inspeelt op extrinsieke motivatie, een ander effect op de

intentie tot gedragsverandering van de respondenten?

Hopelijk kan dit onderzoek bijdragen tot een optimalisering van de huidige

overheidscampagnes.

De theorie werd onderzocht aan de hand van een literatuuronderzoek, waarin drie grote delen

worden onderscheiden.

In het eerste deel wordt onderzocht wat motivatie betekent. Wat zijn de motieven achter

gedragsverandering? Dit wordt onderzocht aan de hand van de zelf-determinatietheorie.

In het tweede deel wordt de koppeling gemaakt tussen de motivatie en het daaropvolgende

gedrag.

In het derde en laatste deel wordt onderzocht welke campagnes wél werken en welke niet.

Deze informatie zal gebruikt worden als basis voor het experiment. In het experiment wordt het

verschil onderzocht tussen een overheidscampagne die inspeelt op de intrinsieke motivatie en

een overheidscampagne die inspeelt op de extrinsieke motivatie.

Page 16: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

4

I. Literatuuronderzoek: het theoretisch luik

De titel van deze masterproef luidt als volgt: “Het belang van intrinsieke en extrinsieke

motivatie bij overheidscampagnes – Hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes met als

doel gedragsverandering verbeterd worden? Een experimenteel onderzoek.”

Uit deze titel zijn drie belangrijke elementen af te leiden die onderzocht dienen te worden in dit

theoretisch luik:

- Intrinsieke en extrinsieke motivatie;

- Motivatie, gedrag en gedragsverandering;

- Effectiviteit van overheidscampagnes met als doel gedragsverandering.

De bevindingen uit het theoretisch luik zullen worden gebruikt als basis voor de hypothesen.

1 Intrinsieke versus extrinsieke motivatie

Intrinsieke en extrinsieke motivatie zijn reeds lange tijd het onderwerp van onderzoek in de

psychologie (Vallerand & Ratelle, 2002). Deze twee concepten kunnen in een bredere theorie

geplaatst worden: de zelf-determinatie theorie. De theorie met de bijhorende mini-theorieën

wordt hieronder uitgelegd. Deze concepten zijn belangrijk in dit onderzoek om een beeld te

vormen over de soorten motivatie en hoe iemand gemotiveerd kan worden.

Ten eerste wordt de zelf-determinatie theorie en haar concepten uitgebreid besproken. Ten

tweede wordt de mini-theorie over intrinsieke motivatie behandeld. Als aansluiting hierop

wordt in het derde deel de mini-theorie over extrinsieke motivatie besproken. Ten vierde wordt

uitleg gegeven over het concept “internalisatie”. En tot slot wordt het verschil tussen autonome

en controlerende motivatie uitgelegd.

1.1 Zelf-determinatie theorie

De zelf-determinatietheorie is een uitgebreide en vaak gebruikte theorie in verschillende

domeinen. De onderliggende gedachtegang van deze theorie veronderstelt dat elk individu

een natuurlijke drive heeft om zich te ontwikkelen tot een betere versie van zichzelf. Deze drive

is niet vanzelfsprekend: sociale factoren kunnen deze natuurlijke neiging ondersteunen maar

ook tegenwerken. Daarom moet de psychologische groei worden gezien als een dynamisch en

potentieel proces (Deci & Ryan, 2002; Deci & Ryan, 2000).

Page 17: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

5

Naast deze veronderstelling beschrijft de zelf-determinatie theorie drie basisbehoeften van de

mens: nood aan competentie, verbondenheid en autonomie (Neighbors, Lewis, Fossos, &

Grossbard, 2007; Deci & Ryan, 2002).

De basisbehoefte aan competentie verwijst naar het individu dat zich nuttig wilt voelen in

interactie met de omgeving waarbij zijn competenties tot uiting komen.

Verbondenheid heeft te maken met de behoefte naar een goede relatie met anderen uit de sociale

omgeving en zich daarbij geliefd te voelen (Vansteenkiste, Witte, Lens, Andriessen, & Van den

Broeck, 2002).

Bij de laatste behoefte, autonomie, streeft het individu naar een toestand waarin hij kan

beslissen vanuit eigen interesse en waarden zonder dat de omgeving hem iets oplegt (Deci &

Ryan, 2002). De aanname is dat aan deze drie noden moet worden voldaan vooraleer kan

gesproken worden over een optimale groei en gezondheid van het individu (Williams, Cox,

Hedberg, & Deci, 2000; Deci & Ryan, 2002).

Twee andere belangrijke concepten zijn intrinsieke en extrinsieke motivatie. Waarbij

intrinsieke motivatie gedrag tot gevolg heeft dat is gebaseerd op de interne waarden van het

individu met andere woorden: een persoon die intrinsiek is gemotiveerd, beweegt vrij en

volgens eigen interesse waarbij de beloning van het gedrag is terug te vinden in de activiteit

zelf (Hagger & Chatzisarantis, 2007). Extrinsieke motivatie daarentegen is het gevolg van

externe druk. De motivatie is afkomstig uit een externe bron (Deci & Ryan, 1985).

Het verschil tussen deze twee concepten kan ook worden uitgelegd aan de hand van de locus

van oorzakelijkheid of in de Engelse literatuur: de PLOC (Perceived Locus Of Causality).

Waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen interne en externe locus van oorzakelijkheid.

Locus van oorzakelijkheid gaat na wat de oorzaak is van het gedrag. Bij interne locus van

oorzakelijkheid ligt het individu zelf aan de basis van zijn gedrag. Bij externe locus van

oorzakelijkheid stelt het individu het gedrag als gevolg van externe factoren zoals druk van

buitenaf (Ryan & Connell, 1989).

Een algemene conclusie is dat het vrij gevoel hebben bij gedrag, dus een interne locus van

oorzakelijkheid, een positief gevolg heeft op de psychologische gezondheid (Sheldon, 2014;

Hagger & Chatzisarantis, 2007).

De drie basisbehoeften staan centraal in de zelf-determinatietheorie: competentie, autonomie

en verbondenheid. Wanneer aan deze drie basisbehoeften is voldaan, wordt het individu intern

Page 18: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

6

gemotiveerd (Hilpert, Ciani, Sheldon, & Easter, 2010). Op deze manier worden de

verschillende concepten aan elkaar gekoppeld.

Daarnaast voorspelt de zelf-determinatietheorie dat de voldoening van de drie noden een directe

invloed heeft op het welzijn van de persoon. Maar wat wordt bedoeld met “het welzijn van de

persoon”? Deci & Ryan (2000) definiëren dit als “een organische functie waarin de persoon de

aan- of afwezigheid voelt van vitaliteit, psychologische flexibiliteit en een diepgaand gevoel

van goede gezondheid” (p243). Deze voorspelling wordt bevestigd door verschillende

onderzoeken die een link aantonen tussen de voldoening van de noden en het welzijn (Deci &

Ryan, 2002). Op het verband van de drie basisbehoeften en welzijn wordt niet dieper ingegaan

omdat dit niet nuttig is voor dit onderzoek.

De zelf-determinatie theorie bestaat uit vier mini-theorieën (Deci & Ryan, 2002):

- “Cognitive evaluation theory”;

- “Organismic integration theory”;

- “Causality orientations theory”;

- “Basic needs theory”.

De focus van de vier mini-theorieën worden hieronder kort uiteengezet.

Als eerste is er de “cognitive evaluation theory” (CET) die focust op intrinsiek gemotiveerd

gedrag.

De tweede theorie, de “organismic integration theory” (OIT), onderzoekt de verschillende

vormen van extrinsieke motivatie.

Als derde bestudeert de “causality orientations theory” (COT) de verschillen bij individuen in

oriëntaties van motivatie. Deze theorie is niet bruikbaar voor dit onderzoek en wordt daarom

niet behandeld in deze masterproef.

Tot slot behoort de “basic needs theory” ook tot de zelf-determinatie theorie. Deze mini-theorie

schenkt aandacht aan de psychologische basisbehoeften – competentie, autonomie en

verbondenheid – en de link met welzijn (Deci & Ryan, 2002). Ook deze theorie brengt geen

meerwaarde aan dit onderzoek en wordt niet verder behandeld.

De eerste twee theorieën – CET en OIT – zijn belangrijk voor dit onderzoek omdat deze

aandacht schenken aan intrinsiek en extrinsieke motivatie. Deze twee soorten van motivatie

vormen de basis van het onderzoek en daarom wordt aandacht besteed aan de uitwerking van

deze twee theorieën.

Page 19: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

7

1.2 Cognitive evaluation theory (CET)

De “cognitive evaluation theory” gaat zoals reeds vernoemd over intrinsieke motivatie.

De behoeften aan competentie en autonomie zijn zeer belangrijk voor deze vorm van

motivatie (Hagger & Chatzisarantis, 2007; Deci & Ryan, 2002). Deze twee behoeften kunnen

verbonden worden met twee cognitieve processen.

Het eerste cognitieve proces, de waargenomen locus van oorzakelijkheid, is verbonden met de

behoefte naar autonomie. Wanneer een gebeurtenis het gevoel wekt dat de locus van

oorzakelijkheid extern is gelegen, dan wordt de intrinsieke motivatie ondermijnd omdat het

individu niet zelf de ‘oorzaak’ was van de gebeurtenis of het gedrag.

Het tweede cognitieve proces wordt de waargenomen competentie genoemd. Deze

veronderstelt dat een gebeurtenis die de competentie van een individu verhoogt, een positieve

invloed heeft op de intrinsieke motivatie (Deci & Ryan, 2002). De twee processen zijn ook

bevestigd door verschillende onderzoeken. Hieronder volgt een voorbeeld van een onderzoek

van Mandigo en Holt (2000).

Mandigo en Holt (2000) onderzochten deze theorie in de context van lessen lichamelijke

opvoeding. Dit onderzoek bevestigt de twee cognitieve processen. Ten eerste voelen kinderen

zich beter wanneer ze autonoom kunnen beslissen over de activiteit. De locus van

oorzakelijkheid ligt dus intern en dit heeft een positieve invloed op hun intrinsieke motivatie.

Ook de omgekeerde situatie wordt bevestigd: bij kinderen die zich gecontroleerd voelen door

externe factoren zal de intrinsieke motivatie dalen. Ten tweede zal het gevoel van competentie

en een goede uitdaging tijdens de lessen lichamelijke opvoeding ook de intrinsieke motivatie

doen stijgen (Mandigo & Holt, 2000).

Kort gezegd heeft de sociale context die de percepties van autonomie en competentie beïnvloedt

een invloed op de intrinsieke motivatie van het individu.

De nood aan verbondenheid is minder belangrijk bij intrinsieke motivatie. Maar in bepaalde

interpersoonlijke activiteiten is deze behoefte wel noodzakelijk voor het behoud van intrinsieke

motivatie (Deci & Ryan, 2002; Hagger & Chatzisarantis, 2007). Zo zal een student minder

intrinsiek gemotiveerd zijn wanneer zijn leerkracht afstandelijk en koud is of zal een kind met

een warme moeder meer verkennend gedrag vertonen (Ryan & Deci, 2000). Deze voorbeelden

laten zien dat verbondenheid toch een belangrijke rol speelt bij een activiteit waarbij de

interpersoonlijke relatie belangrijk is.

Page 20: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

8

1.3 Organismic integration theory (OIT)

De volgende mini-theorie is de ‘organismic integration theory’. Deze theorie besteedt aandacht

aan extrinsieke motivatie. Dit is zoals reeds gezegd de motivatie afkomstig van buiten de

persoon (Deci & Ryan, 1985). De basisassumptie van deze theorie is dat individuen geneigd

zijn om deze vorm van motivatie te internaliseren. Vooral wanneer deze externe aanbeveling

afkomstig is van personen die veel voor het individu betekenen (Neighbors, Lewis, Fossos, &

Grossbard, 2007; Deci & Ryan, 2002).

Deci & Ryan (2002) onderscheiden verschillende types van extrinsieke motivatie naargelang

hun autonomie: externe regulatie, geïntrojecteerde regulatie, geïdentificeerde regulatie en

geïntegreerde regulatie (zie figuur 1).

Figuur 1: Zelf-determinatiecontinuüm (Vansteenkiste, Witte, Lens, Andriessen & Van den Broeck, 2002)

De eerste, minst autonome, vorm is externe regulatie. Hierbij wordt het individu gemotiveerd

door het vermijden van een straf of het behalen van een beloning. De locus van oorzakelijkheid

is buiten de persoon gelegen omdat het individu het gedrag stelt om externe straffen te

vermijden of externe beloningen te ontvangen (Deci & Ryan, 2002; Vansteenkiste, Witte, Lens,

Andriessen, & Van den Broeck, 2002).

Geïntrojecteerde regulatie is een type van extrinsieke motivatie dat gedeeltelijk is

geïntegreerd maar het wordt nog niet gezien als een deel van het zelfbeeld (Deci & Ryan, 2002;

Vansteenkiste, Witte, Lens, Andriessen, & Van den Broeck, 2002). Het gedrag wordt hierbij

niet gecontroleerd door de omgeving met behulp van een beloning of een straf maar wel door

interne controle om een schuld- of schaamtegevoel te vermijden of om het ego te ondersteunen

(Deci & Ryan, 2002; Hagger & Chatzisarantis, 2007).

Page 21: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

9

De derde vorm, geïdentificeerde regulatie, is een meer autonome vorm van extrinsieke

motivatie. De motivatie van het gedrag ligt nog steeds buiten het individu maar deze kan zich

identificeren met het doel en de waarde van het gedrag (Hagger & Chatzisarantis, 2007;

Vansteenkiste, Witte, Lens, Andriessen, & Van den Broeck, 2002). Deze identificatie heeft tot

gevolg dat er een hogere perceptie van autonomie is (Deci & Ryan, 2002).

De meest autonome vorm van extrinsieke motivatie is de geïntegreerde regulatie. Men spreekt

over deze vorm van extrinsieke motivatie wanneer de waarden en het doel van het gedrag een

deel van het individu zelf zijn. Het vertoonde gedrag is hierbij in lijn met de persoonlijkheid

(Deci & Ryan, 2002; Hagger & Chatzisarantis, 2007; Vansteenkiste, Witte, Lens, Andriessen,

& Van den Broeck, 2002).

Internalisatie is een zeer belangrijk concept bij deze theorie. Dit betekent dat de externe

motivatie deel wordt van de interne motivatie wanneer het gedrag beantwoordt aan de drie

basisbehoeften, competentie, verbondenheid en autonomie (Deci & Ryan, 2002). Het concept

wordt in het volgende deel uitgebreid uitgelegd.

1.4 De interne vormen van motivatie: internaliseren

Het concept internaliseren of internalisatie is ook belangrijk voor de zelf-determinatietheorie.

Hiermee wordt bedoeld dat een externe vorm van motivatie kan worden omgezet naar een meer

interne vorm van motivatie (Deci & Ryan, 2002). Kort gezegd: bij internalisatie streeft het

individu ernaar om externe sociaal-waardevolle regulaties te integreren (Koestner & Losier,

2002).

De zelf-determinatietheorie veronderstelt dat individuen automatisch gemotiveerd zijn om

regels van oninteressante activiteiten te internaliseren wanneer ze zich verbonden willen voelen

met hun sociale omgeving. Daarbij is het belangrijk dat de omgeving deze regels niet opdringt

aan de individuen, maar dit op een spontane manier laat gebeuren (Koestner & Losier, 2002).

(Koestner & Losier, 2002).

Bij intrinsieke motivatie gedraagt men zich op een bepaalde manier uit eigen interesse of voor

eigen plezier en is de locus van oorzakelijkheid dus intern gelegen en is er geen sprake van

internalisatie (Hilpert, Ciani, Sheldon, & Easter, 2010).

Bij extrinsieke motivatie ligt de locus van oorzakelijkheid buiten het individu. Maar deze

externe regels kunnen zoals gezegd geïnternaliseerd worden. Hierbij wordt een onderscheid

gemaakt tussen introjectie, identificatie en integratie. Hoe meer de basisbehoeften worden

Page 22: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

10

voldaan, hoe groter de kans is dat de regulatie geïnternaliseerd zal worden door het individu

(Deci & Ryan, 2002).

Het belang van de drie basisbehoeften, competentie, verbondenheid en autonomie, bij de

internalisatie van externe regels wordt aangetoond in de onderwijscontext door Hilpert, Ciani,

Sheldon & Easter (2010). Als eerste is verbondenheid belangrijk. Hun onderzoek toonde aan

dat regels opgelegd door een leerkracht waarmee een student zich verbonden voelt, sneller

geïnternaliseerd zullen worden. Daarnaast is ook autonomie belangrijk bij dit proces: wanneer

activiteiten worden uitgevoerd omwille van autonome redenen dan zal de student meer moeite

tonen, meer doorzettingsvermogen hebben en ook beter leren. De redenen om te studeren zullen

dus meer intern gelegen zijn. Als derde had het verlenen van competentie een positief effect op

het internalisatieproces (Hilpert, Ciani, Sheldon, & Easter, 2010).

1.5 Autonome en gecontroleerde motivatie

Brown (2007) definieert motivatie als “het hebben van een verlangen en de wil om gedrag te

vertonen”. Motivatie gaat met andere woorden dus over het ‘waarom’ dat mensen een bepaald

gedrag vertonen (McLanchlan & Hagger, 2011).

De vormen van motivatie die worden onderscheiden door de zelf-determinatietheorie werden

hiervoor beschreven. In het algemeen wordt er een onderscheid gemaakt tussen twee groepen

van motivatie: autonome en gecontroleerde. Bij autonome motivatie kiest het individu zelf om

het gedrag uit te voeren en ageert deze in een omgeving van psychologische vrijheid. Intrinsieke

motivatie is het perfecte voorbeeld van autonome motivatie omdat het individu handelt volgens

eigen interesses2 en waarden3. Ook geïdentificeerde regulatie kan worden ingedeeld onder

autonome motivatie omdat het individu de relevantie van dit gedrag inziet en dus ook handelt

uit eigen wil. Tot slot behoort geïntegreerde regulatie tot de autonome motivatie (McLanchlan

& Hagger, 2011; Tallir, s.d.; Gagné, 2003; Williams, et al., 2002).

Externe regulatie en geïntrojecteerde regulatie vallen onder gecontroleerde motivatie

(McLanchlan & Hagger, 2011; Sheldon & Elliot, 1998; Ng, et al., 2008). Bij gecontroleerde

motivatie ondervinden de individuen druk. Bij externe regulatie is dit externe druk omdat de

locus van oorzakelijkheid en de verplichting van het gedrag zich volledig buiten het individu

2 Van Dale: “datgene wat iem. boeit; = belangstelling” 3 “Een waarde is iets wat een persoon of samenleving nastrevenswaardig vindt. Een waarde geeft aan wat men

wenselijk vindt, zoals bijvoorbeeld goed gedrag.” (Ensie, 2015)

Page 23: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

11

bevinden. De druk is intern wanneer men spreekt over geïntrojecteerde regulatie omdat de druk

afkomstig is vanuit het individu zelf. Wanneer het individu dit gedrag niet zou uitvoeren, zou

hij een schuldgevoel krijgen. De externe verwachting heeft hij dan geprojecteerd op zichzelf

(Tallir, s.d.). Bij gecontroleerde motivatie is de reden waarom het individu het gedrag uitvoert

verschillend dan autonoom gemotiveerd gedrag, omdat het gedrag als gevolg van

gecontroleerde motivatie is opgelegd. Hij handelt enkel omdat dit gevraagd of bevolen is door

een externe persoon of organisatie (Williams, et al., 2002).

Hoe dichter de motivatie van het gedrag ligt bij de interne waarden en interesses, hoe meer kans

dat dit gedrag zal herhaald worden (McSpadden, et al., 2015). Dit zal het geval zijn bij

autonome motivatie omdat hierbij een grotere voldoening van de basisbehoeften is (Deci &

Ryan, 2000). Maar autonome motivatie heeft ook andere positieve gevolgen zoals meer

zelfvertrouwen. Hoe kan zo’n omgeving gecreëerd worden? Dit kan gebeuren door het individu

keuzes aan te bieden of een zinvolle uitleg te geven waarom dit gedrag moet worden gesteld

(Tallir, s.d.). Daarom is internalisatie zeer belangrijk om ervoor te zorgen dat gedrag herhaald

wordt (Tallir, s.d.).

De onderstaande figuur is een goede samenvatting van de reeds besproken concepten. Het geeft

een goede samenvatting van wat de zelf-determinatietheorie inhoudt (Tallir, s.d.). De figuur

geeft weer dat de basisnoden leiden tot de verschillende soorten motivatie. Deze soorten

motivatie kunnen worden onderverdeeld in autonome en gecontroleerde motivatie.

Figuur 2: Schema zelf-determinatietheorie

Page 24: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

12

2 Gedrag als gevolg van motivatie

Het eerste deel ging over de zelf-determinatietheorie en haar belangrijkste concepten. Het

belangrijkste voor dit onderzoek zijn intrinsieke en extrinsieke motivatie. Maar wat is het

gevolg van deze twee soorten motivatie? Motivatie leidt tot een bepaald gedrag (Brown, 2007).

En dat gedrag heeft een doel (McSpadden, et al., 2015). Maar waarom vertonen mensen een

bepaald gedrag? Eerst wordt onderzocht wat de invloed is van de sociale context op de

motivatie. Daarna worden een aantal specifieke vormen van gedrag uiteengezet. Tot slot wordt

gedragsverandering in de context van gezondheid besproken.

2.1 Gedrag en haar context: theorie

Sociale context beïnvloedt de motivatie

De zelf-determinatie theorie neemt dus aan dat de mens streeft naar de voldoening van de drie

basisbehoeften – autonomie, verbondenheid en competentie – en deze voldoening leidt tot een

verhoogde motivatie (Neighbors, Lewis, Fossos, & Grossbard, 2007; Ng, et al., 2008; Deci &

Ryan, 2000).

De sociale context heeft een invloed op de voldoening van de drie basisbehoeften (Gagné,

2003). Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen autonome en controlerende omgeving.

Een autonome omgeving wordt gedefinieerd door het gebruik van autonome motivatie. Een

controlerende omgeving wordt gedefinieerd door het gebruik van gecontroleerde motivatie

(Gagné, 2003).

Een voorbeeld maakt het verschil tussen beiden concepten duidelijk. Wanneer een man

gezonder eet en minder calorieën inneemt omdat zijn dokter heeft gezegd dat hij dit moet doen

voor zijn gezondheid, wordt er gesproken over controlerende omgeving. Dit komt omdat zijn

eigen gevoelens onderdrukt worden en omdat hij dit niet doet uit eigen interesse. Maar wanneer

deze man gezonder eet omdat hij beseft dat dit beter is voor zijn gezondheid, wordt dit een

autonome omgeving genoemd. Dit is omdat hij zelf kiest om minder calorieën in te nemen

zonder dat een externe persoon heeft opgelegd dat hij dit moet (Williams, et al., 2002). Het kan

ook zijn dat door een aanbeveling van de dokter dat de man zelf inziet dat dit beter is voor zijn

gezondheid. Hierbij wordt de externe regulatie geïnternaliseerd.

Page 25: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

13

Onderzoeken in verschillende contexten hebben het belang aangetoond van een autonoom

ondersteunende omgeving. Algemeen kan gesteld worden dat een autonome omgeving ervoor

zorgt dat personen meer betrokken zijn bij de situatie en dat dit ook positieve emoties als gevolg

heeft. Bijvoorbeeld een onderzoek in een lagere school toonde aan dat een autonoom

ondersteunende leerkracht leidt tot betere resultaten en meer plezier bij de leerlingen. Daarnaast

worden ook verschillende negatieve uitkomsten vermeden zoals bijvoorbeeld stoppen met

school (Gagné, 2003).

Het onderscheid tussen beiden concepten mag niet zwart-wit worden benaderd. Het is een

continuüm tussen de twee extreme vormen en er wordt gesproken over mate waarin een

omgeving autonoom of controlerend is (Williams, et al., 2002).

Motivationele sequentie

Figuur 3: Motivationele sequentie (Tallir, s.d.)

De hierboven genoemde elementen kunnen worden samengevat in een motivationele

sequentie. De eerste bepalende elementen zijn de sociaal-contextuele factoren. Dit gaat dan

bijvoorbeeld over een omgeving die het individu autonoom of controlerend motiveert. Hierdoor

wordt de perceptie van het ondermijnen of bevredigen van de drie behoeften beïnvloed. Met als

gevolg dat aan deze drie behoeften wordt voldaan of wanneer dit niet gebeurt, er een frustratie

bij het individu ontstaat. Dit heeft dan uiteindelijk effect op de motivatie van het individu en de

resultaten (Tallir, s.d.). De sociale context is dus zeer belangrijk omdat zij een autonome of

gecontroleerde omgeving creëert. En dit laatste heeft een effect op de voldoening van de

basisbehoeften (Tallir, s.d.).

Uit deze theorie en voorbeelden kan worden afgeleid dat een autonome omgeving meer geschikt

is om een bepaald soort gedrag te initiëren. In het volgende onderdeel worden verschillende

onderzoeken overlopen waar dit werd getest in de praktijk.

Sociaal-contextuele factoren

Perceptie van het ondermijnen OF

bevredigen van de drie basisbehoeften

Satisfactie of frustratie van de drie basisbehoeften

Motivatie

Page 26: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

14

2.2 Gedrag en haar context: een aantal onderzoeken

Motivatie leidt dus tot gedrag. Maar zoals hiervoor werd gesteld, wordt gedrag beïnvloed door

de context waarin wordt gehandeld. Hieronder worden verschillende onderzoeksonderwerpen

over gedrag en haar context aangehaald en uitgelegd.

Als eerste wordt in de literatuur gesproken over het vooropstellen van persoonlijke doelen.

Persoonlijke doelen zijn doelen die het individu voor zichzelf opstelt en kan op twee manieren

ontstaan: door autonome of gecontroleerde. Onderzoek door Sheldon en Elliot (1998) bewijst

dat bij autonome motivatie de kans groter is dat deze doelen bereikt worden. Een reden is dat

deze doelen dichter liggen bij de interne interesses van het individu. Met als gevolg dat het

individu meer moeite zal doen om het doel te behalen (Sheldon & Elliot, 1998).

Maar een persoonlijk doel als gevolg van extern aanbevolen gedrag, bijvoorbeeld ‘het is gezond

om niet meer te roken’. Hierbij zal het individu het doel ook zélf voorop stellen, maar doordat

het doel niet aanleunt bij zijn interesse zal de motivatie na een tijdje verdwijnen. Kort gezegd

voorspelt autonome motivatie een grotere kans voor het bereiken van persoonlijke doelen en

gecontroleerde motivatie een kleinere kans (Sheldon & Elliot, 1998).

Ten tweede wordt in de literatuur aandacht besteedt aan het gedrag rond (gezond) eten.

Onderzoek door McSpadden et al. (2015) toont aan dat autonome motivatie en gezond eten

positief gecorreleerd zijn. Daarnaast toonden zij ook aan dat de perceptie van sociale

ondersteuning zeer belangrijk is om gezond te eten. Sociale ondersteuning wordt gedefinieerd

als “de bereikbaarheid van een netwerk van vrienden en familie voor informatie, aanmoediging

en emotionele steun” (McSpadden, et al., 2015). Deze sociale ondersteuning wordt wel minder

belangrijk wanneer individuen autonoom worden gemotiveerd (McSpadden, et al., 2015).

Ten derde is ook veel onderzoek besteed aan het onderwijs en verschillende onderwijsstijlen.

Daarbij gaat de zelf-determinatietheorie er vanuit dat alle studenten innerlijke motivatie hebben,

onafhankelijk van de sociale achtergrond of persoonlijke capaciteiten. Maar de sociale context

heeft een grote invloed op het aanwakkeren van deze innerlijke bronnen. Algemeen wordt

aangenomen dat autonome motivatie een positieve invloed heeft op het aanwakkeren van de

innerlijke bronnen. Een aantal voorbeelden hoe een leerkracht kan zorgen voor dit soort

omgeving is luisteren naar de leerlingen, vragen wat de noden zijn of aanwezig zijn om

antwoord te geven op de vragen van studenten. Daartegenover staat een controlerende

omgeving waarbij de leerkracht de studenten zegt en laat zien wat de enige juiste manier is en

bevelen geeft. Er kan gesteld worden dat intrinsieke motivatie meer aanwezig zal zijn wanneer

Page 27: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

15

de leerkracht zich concentreert op de autonomie. Met als gevolg dat de leerling meer eigen

doelen zal stellen en gedrag zal vertonen dat dichtbij de eigen interesses liggen (Reeve, Ryan,

Deci, & Jang, 2008).

Een vierde onderzoeksonderwerp is pro-sociaal gedrag. Dit is gedrag dat niet alleen is gericht

op het welzijn van jezelf maar ook op dat van anderen (De Vos, 2011). Ook hierbij is de context

bepalend. Een autonome motivatie heeft een positieve invloed op het aantal uren dat een

vrijwilliger werkt en op zijn blijvende inzet (Gagné, 2003).

Naast de vier besproken vormen van gedrag zijn er uiteraard nog vele andere onderwerpen die

worden behandeld in de literatuur. De voorgaande voorbeelden zijn aangehaald om een

algemeen beeld te schetsen over de beïnvloeding van de context op het gedrag. Kort gezegd:

een autonome omgeving is de meest optimale omgeving om individueel gedrag te veranderen.

2.3 Gedragsverandering in verband met gezondheid

In de vorige paragraaf werd aandacht besteed aan gedrag en haar context in het algemeen. Maar

hoe werkt dit bij gedragsverandering in verband met gezondheid? Welke factoren hebben een

kwalitatieve gedragsverandering tot gevolg?

De campagne van het experiment gaat over gezondheid – personen aansporen om meer water

te drinken – dus daarom wordt in deze paragraaf onderzocht in welke context dat

gedragsverandering in verband met gezondheid optimaal plaats vindt. Algemeen kan gesteld

worden dat de competentie en de autonomie belangrijk zijn om een blijvende

gedragsverandering te voorspellen. Het belang van verbondenheid is afhankelijk van de context

(Williams, et al., 2002). Hieronder worden conclusies uit verschillende contexten in verband

met gezondheid samengevat. De bevindingen in de literatuur zullen dus helpen om te bepalen

welke omstandigheden een positieve of negatieve invloed hebben op gedragsverandering.

Gezondheidssector: algemeen

Gedragsverandering werd onderzocht door Ng et al. (2008) in de gezondheidssector. Ook zij

stellen vast dat gedragsverandering effectiever is wanneer patiënten autonoom worden

gemotiveerd. Een patiënt zal zelf sneller kiezen voor gezond gedrag wanneer hij of zij vrij wordt

gelaten in de keuze en wanneer de drie basisbehoeften zijn voldaan. Daarom is het belangrijk

dat gezondheidsinstellingen hierop inzetten. In figuur 4 is het model van veranderingen in

gezondheidsgedrag te zien (Ryan, Patrick, Deci, & Williams, 2008).

Page 28: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

16

Centraal staan de drie basisbehoeften van de zelf-determinatietheorie. Dit geeft weer dat

wanneer deze voldaan zijn, een betere mentale en fysieke gezondheid worden bereikt.

De voldoening van de drie basisbehoeften wordt beïnvloed door drie elementen: de context van

de motivatie, de persoonlijke verschillen in autonomie en de levensambitie van het individu.

Eén van de elementen dat leidt tot de voldoening van de basisbehoeften en latere motivatie is

dus de context van de motivatie. Deze heeft betrekking op de omgeving die ofwel autonoom

of controlerend is. Dit werd reeds besproken in 1.21. Dit onderzoek is dus weer een bewijs van

het belang van de context waarin gedrag plaatsvindt, ook in de gezondheidssector.

Het onderzoek wijst ook nog twee andere elementen aan die leiden tot de voldoening van de

drie basisbehoeften: persoonlijke verschillen en levensambities. Deze worden hieronder

uitgelegd zodat het model uit figuur 4 duidelijk wordt. Deze concepten worden in het verder

onderzoek niet meer gebruikt omdat het onderzoek gaat over een autonome en controlerende

omgeving.

De persoonlijke verschillen in autonomie verwijzen naar de oriëntaties beschreven door de

COT: autonome, controlerende en onpersoonlijke oriëntatie. Dit model voorspelt dat individuen

die autonoom zijn georiënteerd meer zoeken naar manieren om de drie basisbehoeften te

voldoen. Het laatste bepalende element zijn de levensambities van het individu hierbij wordt

een onderscheid gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke levensambities. Voorbeelden van

intrinsieke levensambities zijn persoonlijke groei, betrokkenheid bij de gemeenschap en fysieke

fitheid. Roem, rijkdom en imago zijn voorbeelden van extrinsieke levensdoelen. Intrinsieke

doelen sluiten beter aan bij welzijn en een goede ontwikkeling dan extrinsieke levensdoelen,

met als gevolg dat zij de psychologische noden beter zullen invullen (Ng, et al., 2008).

Naast onderzoek over het verschil tussen een autonome en controlerende omgeving in de

gezondheidssector, wordt ook aandacht besteed aan het belang van internalisatie van externe

regels. Uit een onderzoek van Ng, et al (2008) kan worden vastgesteld dat externe regels uit

de gezondheidszorg kunnen worden geïnternaliseerd. Vaak zijn regels om het gedrag rond

gezondheid te veranderen afkomstig van buiten de persoon (Ryan, Patrick, Deci, & Williams,

2008). Daarom is het belangrijk dat deze na een tijd internaliseren. Pas na de internalisatie van

de externe regels is het individu autonoom gemotiveerd en is de basisbehoefte naar autonomie

voldaan (Ryan, Patrick, Deci, & Williams, 2008).

Page 29: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

17

Bij de internalisatie is het belangrijk dat de basisbehoefte naar competentie voldaan wordt. Dit

zal gebeuren wanneer dat de begeleider van het individu feedback en uitleg geeft. Hierdoor kan

de patiënt betere manieren toepassen om te veranderen. Met als gevolg dat de perceptie van

competentie groter wordt (Ryan, Patrick, Deci, & Williams, 2008).

Tot slot is verbondenheid belangrijk. Hierbij wordt de patiënt begrepen, gerespecteerd en

verzorgd door een warme persoon (Ryan, Patrick, Deci, & Williams, 2008). Wanneer de drie

behoeften zijn voldaan, zal hij een betere mentale en fysieke gezondheid verkrijgen en dat

gedrag ook aanhouden (Ryan, Patrick, Deci, & Williams, 2008; Ng, et al., 2008).

Figuur 4: Model van Ryan, Patrick, Deci en Williams (2008)

(Gezond) eten

Autonome en gecontroleerde motivatie worden ook vaak onderzocht in de context waar mensen

worden aangespoord om gezonder te eten. Verschillende onderzoekers concludeerden dat

autonome motivatie ervoor zorgt dat individuen hun gedrag wel degelijk veranderen. Zo is er

een positieve correlatie tussen individuen die autonoom worden gemotiveerd en het gezond

eetpatroon. Er bestaat eveneens een positieve correlatie tussen individuen die een

gecontroleerde motivatie ondergaan en hun ongezond eetpatroon (McSpadden, et al., 2015).

Page 30: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

18

Een literatuurstudie van Patrick & Williams (2012) overloopt verschillende onderzoeken in

verband met gedragsverandering rond gezondheid die het belang van intrinsieke motivatie en

de ondersteuning van de drie basisbehoeften bevestigen. Bijvoorbeeld bij gewichtsverlies en

bij de behandeling van een alcoholprobleem (Patrick & Williams, 2012).

Uit de verschillende voorbeelden kan dus geconcludeerd worden dat ook bij

gedragsverandering in verband met gezondheid autonome motivatie beter is dan controlerende

motivatie. Deze vaststelling is zeer belangrijk voor de hypothesen.

Page 31: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

19

3 Intenties tot gedragsveranderingen en campagnes

Na het literatuuronderzoek over de zelf-determinatietheorie met het verschil tussen

intrinsieke/extrinsieke motivatie, het gedrag en gedragsverandering van individuen, worden

deze concepten in verband gebracht met campagnes van de overheid.

Het woordenboek Van Dale definieert een campagne als een openbare actie. Maar wat is een

campagne precies? De overheid gebruikt een campagne als een tool om in contact te komen

met haar burgers. Op deze manier kan ze hen informeren of wijzen op de gevolgen van een

bepaald soort gedrag (Vandael, 2007).

Sommige campagnes van de overheid hebben dus als doel om het gedrag van grote groepen

individuen te veranderen. Maar de grote vraag is of deze in staat zijn om het gedrag te

veranderen. Dit is geen gemakkelijke opgave want enkel informeren heeft geen invloed op het

gedrag. Daarom moet de overheid andere manieren vinden om het gedrag te beïnvloeden en te

veranderen (Renes, et al., 2011). Met mediacampagnes wil de overheid een grote doelgroep

aanspreken, dit kan op verschillende manieren: via televisie, radio, reclameborden, posters maar

ook via printmedia zoals magazines (Wakefield, Loken, & Hornik, 2010; Marcus, Owen,

Forsyth, Cavill, & Fridlinger, 1998).

De effecten van een mediacampagne kunnen direct en indirect zijn. De meeste campagnes

proberen op een rechtstreekse manier cognitieve of emotionele reacties te verwekken bij

burgers. Maar daarnaast kunnen ook indirecte reacties opgewekt worden. Ten eerste kan een

campagne een discussie teweeg tussen twee individuen. Deze discussie kan leiden tot een

effectieve verandering van het gedrag. Ten tweede kunnen de normen4 in een groep beïnvloed

worden. Met als gevolg dat de andere groepsleden hun normen ook zullen aanpassen

(Wakefield, Loken, & Hornik, 2010).

4 Een norm: “Manier van doen die geldt als normaal.” (Kernerman Dictionaries, s.d.)

Page 32: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

20

3.1 Sociale marketing

Overheidscommunicatie valt binnen het kader van sociale marketing (Smith, 2006; Marcus,

Owen, Forsyth, Cavill, & Fridlinger, 1998). Sociale marketing is een vorm van marketing dat

wordt gebruikt door de overheid om gedrag op grote schaal te veranderen met als doel een

groter voordeel voor de gemeenschap (Smith, 2006; Lagasse, 2004).

Deze vorm van marketing gebruikt veel tools uit de klassieke marketing zoals

marksegmentaties, marktonderzoek, concurrentieanalyse, evaluatie van campagnestrategieën

en gebruik van consumentengedrag (Marcus, Owen, Forsyth, Cavill, & Fridlinger, 1998).

Commerciële marketing en sociale marketing zijn niet volledig hetzelfde. Een verschil is dat

commerciële marketing focust op koopgedrag en sociale marketing op sociaal gedrag.

Daarnaast is het doel van commerciële marketing om een zo hoog mogelijke winst of omzet te

behalen. Sociale marketing probeert om het algemene welzijn te verhogen (Vanhove, 2010).

Deze twee soorten marketing maken dus gebruik van dezelfde tools maar het te bereiken doel

is verschillend.

Ook bij sociale marketing is het belangrijk dat de focus ligt op de doelgroep van de campagne.

Wanneer de doelgroep op een goede manier is geanalyseerd, zullen de slaagkansen van de

campagne hoger liggen (Vanhove, 2010; Lagasse, 2004).

Vanhove (2010) en Lagasse (2004) schenken ook aandacht aan de vier p’s van sociale

marketing: product, prijs, plaats en promotie.

Ten eerste moet bij het product worden nagedacht over welk gedrag verkregen moet worden,

welke voordelen dit nieuw gedrag heeft en hoe dit nieuw gedrag ondersteund moet worden. Het

is dus belangrijk om te focussen op de voordelen dat het nieuwe gedrag zal hebben. Dit kan

gaan om persoonlijke, fysieke en/of emotionele voordelen. Daarnaast moet worden nagegaan

welke producten of diensten nodig zijn om de gedragsverandering als gevolg te hebben.

Ten tweede moet aandacht besteed worden aan de prijs: de financiële en niet-financiële

bijdragen die individuen moeten leveren om het gedrag te stellen.

Ten derde moet de ideale plaats gevonden worden voor de campagne: in ruimte en in tijd.

Ten vierde is promotie belangrijk: de communicatie moet op maat zijn van de doelgroep en de

overheid moet een merk maken van de campagne, zoals de BOB-campagne ( = branding ).

Page 33: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

21

Hierbij kiest men een merknaam, logo, slogan, enzovoort. De vorm en de inhoud moeten dus

worden aangepast aan de doelgroep (Vanhove, 2010; Lagasse, 2004).

De sociale marketingtechnieken worden steeds vaker toegepast op overheidscampagnes zoals

in de gezondheidscontext (Marcus, Owen, Forsyth, Cavill, & Fridlinger, 1998), tegen dronken

rijden of drugspreventie (Smith, 2006). Voorbeelden van organisaties in België die gebruik

maken van sociale marketing zijn Sensoa en het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid

(Lagasse, 2004). Maar de effecten van deze programma’s zijn zeer moeilijk te meten omdat het

gaat om gedragsverandering bij grote groepen (Smith, 2006). Het is belangrijk dat de overheid

niet enkel gebruik maakt van campagnes om gedrag te beïnvloeden maar ook met behulp van

educatie en zelfs in sommige gevallen ook wetgeving omdat het niet anders kan (Lagasse,

2004).

Maar leiden de gebruikte technieken en campanges wel tot een effectieve gedragsverandering?

Dit wordt besproken in de volgende paragraaf.

3.2 Effectieve gedragsverandering

Een campagne is een communicatiemiddel gebruikt door de overheid. Maar hoe kan dit

communicatiemiddel bijdragen tot een effectieve gedragsverandering? De effectiviteit van de

campagne wordt beïnvloed door verschillende elementen: het campagneonderwerp, het

campagnedoel, het aantal interventies, het soort gedrag, de fysieke omgeving en de sociale

omgeving.

Als eerste zijn campagne -onderwerp en het doel essentieel voor een effectieve campagne. Zo

zijn campagnes rond mondhygiëne, veiligheidsgordels en alcohol succesvoller dan andere. Het

doel van de campagne varieert: nalevingscampagnes, preventiecampagnes en campagnes

gericht op het beëindigen van ongewenst gedrag (Renes, et al., 2011).

Daarnaast wordt de kans op succes groter wanneer meerdere interventies worden toegepast,

dit wilt zeggen dat de overheid gebruik maakt van andere manieren om het gedrag te

beïnvloeden (Renes, et al., 2011; Wakefield, Loken, & Hornik, 2010).

En de kans op gedragsverandering is ook groter wanneer het gaat om eenmalig gedrag, zoals

isolatie van het dak, en niet gewoontegedrag, zoals niet meer roken (Renes, et al., 2011;

Wakefield, Loken, & Hornik, 2010).

Page 34: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

22

Ook sociale5 en fysieke omgeving6 zijn bepalend voor het succes van een campagne. Vooral

als de sociale omgeving geen moeite doet om gedrag te veranderen of uit te voeren, zal het

individu minder doorzettingsvermogen hebben om zelf zijn gedrag te veranderen. De omgeving

speelt dus een belangrijke rol omdat zij de effecten van de campagne kunnen ondermijnen maar

ook versterken (Renes, et al., 2011; Weakfield, Flay, Nichter, & Giovino, 2003).

De overheid moet een strategie ontwikkelen die rekening houdt met de bovengenoemde

factoren. Daarom is onderzoek over de beleidscontext belangrijk. Hierbij wordt nagegaan wat

de ongewenste en gewenste situaties zijn. Daarnaast moet onderzocht worden over welk type

gedrag het gaat. Tot slot moet men kijken naar de ontvankelijkheid van de doelgroep (Renes,

et al., 2011).

De effectiviteit van de overheidscampagnes wordt steeds meer in vraag gesteld. Bereiken ze

wel het vooropgestelde doel? Zo zijn er meer voorbeelden van campagnes die geen effectieve

gedragsverandering als gevolg hebben dan campagnes die wel gedragsverandering tot gevolg

hebben (Pol, Swankhuisen, & van Vendeloo, 2007). Daarnaast wordt weinig onderzoek gedaan

naar de effecten van de campagnes op het gedrag van de burgers (Pol, Swankhuisen, & van

Vendeloo, 2007). Daarom is het belangrijk dat onderzoek wordt gedaan naar de effectiviteit

van overheidscampagnes vanuit de overheid, want dat kan bijdragen tot betere campagnes.

3.3 Kenmerken van de campagne

Naast de algemene effecten van een campagne is ook veel onderzoek gedaan naar de effecten

van de kenmerken van een overheidscampagne, zoals het gebruik van humor, het gebruik van

angst, de slogan enzovoort. De manier waarop deze kenmerken zijn opgesteld, heeft ook

invloed op de effectiviteit. In dit onderzoek wordt gefocust op de slogan van een campagne.

Een essentieel element voor de branding van een campagne is de slogan. Een slogan is één van

de drie belangrijke onderdelen van branding, naast naam en logo. Daarom is het belangrijk om

een goede slogan te ontwikkelen want een slechte slogan heeft wel degelijk een invloed op de

effectiviteit van een campagne (Kohli, Leuthesser, & Suri, 2007). Branding wordt vaak gebruikt

in de private sector, maar is ook belangrijk voor de overheid. Branding is meer dan een logo,

5 Sociale omgeving is “zowel de organisatie van de sociale verbanden waarin een individu leeft en mee te maken

heeft, als de sociale invloeden op het individu. Onder sociale omgeving verstaan we bijvoorbeeld het

opleidingsniveau, de gezinssituatie, de familie, de buren, vrienden, klasgenoten en collega’s, maar ook de media,

sociale waarden en normen” (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie, 2017) . 6 Fysieke omgeving is “de woonomgeving, groenvoorzieningen, schoolomgeving, verkeerssituatie, aanwezigheid

van industrie, …” (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie, 2017)

Page 35: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

23

slogan of naam, het creëert herkenbaarheid voor de burgers (D. Gelders, persoonlijke

communicatie, 16 maart 2017).

Een slogan moet duidelijke en begrijpbare informatie moet meegeven over het gedrag.

Bijvoorbeeld: waarom moet je batterijen recycleren (Hansmann, Loukopoulos, & Scholz,

2008)?

Een slogan kan door meerdere elementen gekenmerkt worden, zoals creativiteit, informatie,

autoriteit. Dit illustreert dat een slogan kan inspelen op verschillende kenmerken. In dit

onderzoek zal aan de hand van een slogan onderzocht worden of er een koppeling is met

intrinsieke en extrinsieke motivatie bij gedragsverandering.

Een beperkt aantal onderzoeken gaven aandacht aan het verschil tussen een restrictieve slogan

en een niet-restrictieve slogan. Een restrictieve slogan is een slogan die kan gekoppeld worden

aan extrinsieke motivatie omdat deze soort slogan zal opleggen wat de norm is. Een niet-

restrictieve slogan daarentegen zal de intrinsieke motivatie aanspreken met behulp van

proactieve woordenschat en zal de doelgroep niet proberen controleren in hun gedrag (Lee &

Chen, 2013).

Lee & Chen (2013) onderzochten het verschil in effect bij een campagne rond bingedrinken

bij minderjarigen. Waarbij een negatieve restrictieve slogan een beperkende woordenschat

bevatte, zoals “drink niet”, en de proactieve niet-restrictieve slogan werkte met een proactieve

woordenschat, zoals “drink verantwoordelijk” (Lee & Chen, 2013).

De onderzoekers concluderen dat minderjarigen die aan bingedrinken doen en jongeren die

matig of niet drinken op een andere manier reageren op de modificaties van de slogans.

Minderjarigen die bingedrinken hadden meer intentie tot gedragsverandering bij een proactieve

niet-restrictieve slogan. Maar de minderjarigen die niet of matig alcohol drinken hebben een

hogere perceptie van risico bij grappige advertenties met negatieve restrictieve slogans.

Daarenboven is de intentie tot gedragsverandering bij minderjarigen die matig drinken hoger

bij een campagne met een negatieve restrictieve slogan. Er moet dus een onderscheid gemaakt

worden tussen de groepen van minderjarigen. De bingedrinkers hebben meer baat bij een

proactieve niet-restrictieve slogan omdat zij dan het gevoel hebben dat zij op een autonome

wijze hun gedrag kunnen veranderen. De minderjarigen die niet aan bingedrinken doen, geven

een hogere score aan een restrictieve campagne. Deze groep moet hun gedrag niet veranderen

waardoor zij de voorkeur hebben voor een hardere aanpak (Lee & Chen, 2013).

Page 36: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

24

Onderzoek door Hansmann, Loukopoulos & Scholz (2008) bevestigt eveneens dat een

autoritaire slogan het gevoel van vrijheid beperkt. Daarom zal de effectiviteit van deze soort

slogans lager zijn dan een niet-autoritaire slogan. Zo zal een informatieve slogan meer opties

laten aan personen om te kiezen hoe ze hun gedrag zullen veranderen. Kort gezegd: mensen

informeren over een sociale norm is effectiever dan vragen om deze norm na te komen

(Hansmann, Loukopoulos, & Scholz, 2008).

Omdat over het verschil tussen een controlerende en niet-controlerende, of met andere woorden

een restrictieve en niet-restrictieve, slogans nog niet veel onderzoek bestaat, is het interessant

om in deze masterproef aandacht te schenken aan het verschil tussen beiden. Dit onderzoek kan

leiden tot interessante inzichten voor toekomstig onderzoek en toekomstige campagnes.

Page 37: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

25

4 Conclusie literatuuronderzoek

Page 38: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

26

Empirisch luik: het experiment

De bevindingen uit het literatuuronderzoek werden getest in een experiment. In dit experiment

werden drie campagnes ontwikkeld om waterconsumptie (hier bedoeld: het drinken van water)

aan te moedigen. Het verschil tussen de drie campagnes is de slogan: één campagne met een

restrictieve slogan, één campagne met niet-restrictieve slogan en één campagne zonder slogan.

Aan de hand van een analyse werd onderzocht of de campagnes een verschillende invloed

hebben op de respondenten.

1 Terugkoppeling naar het literatuuronderzoek

1.1 Probleemstelling

Uit het literatuuronderzoek kunnen meerdere conclusies worden getrokken die betrekking

hebben op dit experiment en het bereiken van de onderzoeksdoelstelling.

Ten eerste is het verschil duidelijk geworden tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Bij

intrinsieke motivatie ligt de locus van oorzakelijkheid binnen het individu. Bij extrinsieke

motivatie daarentegen ligt de locus van oorzakelijkheid buiten het individu. Extrinsieke

motivatie kan worden opgedeeld in meerdere vormen: externe regulatie, geïntrojecteerde

regulatie, geïdentificeerde regulatie en geïntegreerde regulatie.

Daarnaast kan ook een onderscheid gemaakt worden tussen gecontroleerde en autonome

motivatie. Bij gecontroleerde motivatie – externe regulatie en geïntrojecteerde regulatie –

ondervinden de individuen druk, intern of extern. Bij autonome motivatie – geïdentificeerde

regulatie, geïntegreerde regulatie en intrinsieke motivatie – kiest het individu zelf om het gedrag

uit te voeren en ageert deze in een omgeving van vrijheid. Het is vooral het verschil tussen

autonome en gecontroleerde motivatie dat van belang is bij dit experiment.

Ten tweede is gebleken dat een autonome omgeving, die gebruik maakt van autonome

motivatie, een grotere kans heeft om gedrag te veranderen. Een controlerende omgeving, die

gebruik maakt van gecontroleerde motivatie, heeft volgens onderzoek eerder een negatieve

invloed op gedragsverandering. Het verschil tussen de twee omgevingen is de autonomie. In

een autonome omgeving wordt de autonomie gestimuleerd en in een controlerende omgeving

wordt de autonomie van het individu onderdrukt. Binnen dit onderzoek zal getracht worden op

deze twee soorten omgevingen te ontwikkelen.

Page 39: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

27

Tot slot werd vastgesteld dat een slogan een belangrijk element is van een campagne omdat het

bijdraagt tot de branding van de campagne. Er werd een verschil gemaakt tussen een restrictieve

en niet-restrictieve slogan, of anders gezegd een controlerende en niet-controlerende/autonome

slogan. Uit onderzoek bleek dat een restrictieve slogan een negatief effect heeft op de

effectiviteit van een campagne. Maar een niet-restrictieve slogan heeft een positief effect op de

effectiviteit van een campagne.

De onderzoeksvraag en drie deelvragen luiden als volgt:

Onderzoeksvraag: Hoe kunnen intrinsieke en extrinsieke motivatie bijdragen tot de effectiviteit

van een overheidscampagne met als doel gedragsverandering?

Deelvraag 1: Hebben twee verschillende campagnes, een campagne die inspeelt op intrinsieke

motivatie en een campagne die inspeelt op extrinsieke motivatie, een ander effect op de mening

van de respondenten omtrent de effectiviteit van de campagne?

Deelvraag 2: Hebben twee verschillende campagnes, een campagne die inspeelt op intrinsieke

motivatie en een campagne die inspeelt op extrinsieke motivatie, een ander effect op de houding

van de respondenten tegenover het gedrag voorgesteld in de campagne?

Deelvraag 3: Hebben twee verschillende campagnes, een campagne die inspeelt op intrinsieke

motivatie en een campagne die inspeelt op extrinsieke motivatie, een ander effect op de intentie

tot gedragsverandering van de respondenten?

Op basis van het literatuuronderzoek werden de twee hypothesen opgesteld. Deze luiden als

volgt:

Hypothese 1: een overheidscampagne met een restrictieve slogan heeft een positieve invloed

op de effectiviteit van de campagne.

Hypothese 2: een overheidscampagne met een niet-restrictieve slogan heeft een negatieve

invloed op de effectiviteit van de campagne.

Page 40: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

28

2 Onderzoeksdoelstelling

In het experiment worden twee elementen van het literatuuronderzoek aan elkaar gekoppeld:

intrinsieke versus extrinsieke motivatie in een overheidscampagne.

Wanneer zal een individu bereid zijn om zijn gedrag te veranderen als gevolg van een

overheidscampagne: bij een campagne die inspeelt op de intrinsieke motivatie? Of bij een

campagne die inspeelt op de extrinsieke motivatie? De bevindingen uit het literatuuronderzoek

zullen op deze manier bevestigd of verworpen worden.

3 Vooronderzoek

3.1 Opzet

De doelstelling van het vooronderzoek was om de juiste slogans voor de twee soorten

campagnes te selecteren. Hierbij werden vier restrictieve getest:

- Drink minstens 1,5 liter water per dag;

- Wees gezond en drink water;

- Word gezonder en drink water;

- Drink je gezond met water;

En werden vier niet-restrictieve slogans getest:

- Water, niet alleen na een kater;

- Water = gezond;

- Water, ’t is gezond!;

- Fit met water.

Bij het vooronderzoek werd een online enquête opgesteld. Deze werd verspreid via Facebook

en e-mail.

Page 41: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

29

3.2 Steekproef

Bij het vooronderzoek werd geen populatie gekozen. Het accent van het vooronderzoek lag op

het selecteren van de twee juiste slogans en niet op het effect van de doelgroep.

Om zeker te zijn dat de leeftijd geen invloed heeft op de resultaten, werd in SPSS een

statistische test uitgevoerd: een correlatie test tussen de leeftijd van de respondenten en de

antwoorden van respondenten. Uit de resultaten is gebleken dat de leeftijd geen invloed heeft

op de antwoorden van de respondenten op de vragen. Deze resultaten en de analyse zijn

beschreven bij 2.2.5.

Het aantal respondenten was gelijk aan 51. Waarvan 20 mannen (39%) en 31 vrouwen (61%).

3.3 Interviewvragen

In de online enquête werden verschillende stellingen getoond om de acht slogans te testen op

hun kenmerken. De volledige vragenlijst is terug te vinden in de bijlage van deze masterproef.

Elke respondent kreeg de acht slogans te zien en moest daarna steeds dezelfde vragen over elke

slogan oplossen. De slogans werden at random getoond, alsook de stellingen over de slogan.

Op deze manier werd vermeden dat de volgorde van voorstelling een invloed kon hebben op de

antwoorden. De volgende slogans werden getest:

- Drink minstens 1,5 liter water per dag;

- Wees gezond en drink water;

- Word gezonder en drink water;

- Drink je gezond met water;

- Water, niet alleen na een kater;

- Water = gezond;

- Water, ’t is gezond!;

- Fit met water.

Hierbij worden de eerste vier slogans getest als restrictieve slogan en de vier laatste slogans als

niet-restrictieve slogans.

Page 42: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

30

De participanten moesten eerst de algemene kenmerken beoordelen aan de hand van de twee

volgende stellingen:

- Ik vind dit een effectieve slogan (Q1);

- Ik vind dit een leuke slogan voor een overheidscampagne (Q2).

Op deze manier kan beoordeeld worden welke slogans als effectief en leuk worden ervaren.

Daarnaast werden de volgende twee stellingen beoordeeld, dit om het niet-restrictieve karakter

van de slogan te testen:

- Deze slogan geeft mij het idee dat water drinken goed is voor mijn gezondheid en

daardoor zal ik meer motivatie hebben om water te drinken (Q3);

- Na het lezen van deze slogan zou ik meer water drinken omdat ik zelf

verantwoordelijkheid wil nemen voor mijn gezondheid (Q4).

Tot slot werd het restrictieve karakter getest op basis van de volgende twee stellingen:

- Door deze slogan zou ik meer water drinken om anderen te laten zien dat ik gezond ben

(Q5);

- Deze slogan geeft mij het gevoel dat ik best meer water drink omdat het moet (Q6).

De stellingen werden beantwoord op basis van een Likertschaal gaande van één tot vijf: oneens;

beetje oneens; noch eens, noch oneens; beetje eens; eens. De verdeling van de schaal is

gebaseerd op gelijkaardige onderzoeken (Lee & Chen, 2013; Hansmann, Loukopoulos, &

Scholz, 2008).

Na de stellingen over de voorgestelde slogan werd de leeftijd en het geslacht van de

respondenten gevraagd om een idee te krijgen over de demografische samenstelling van de

respondenten.

3.4 Analyse

De doelstelling van de analyse was om de juiste slogans te selecteren voor het hoofdonderzoek.

Ten eerste werd bij de analyse van het vooronderzoek per slogan gekeken of de twee

restrictieve en de twee niet-restrictieve stellingen op een betrouwbare manier konden worden

samengevoegd tot twee nieuwe scores, een restrictieve en een niet-restrictieve, via Cronbach’s

α. Dit is het geval wanneer Cronbach’s α gelijk is aan of groter is dan 0,6.

Page 43: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

31

Zodoende konden de gemiddelden van de twee nieuwe scores per slogan met elkaar vergeleken

worden om tot de conclusie te komen welke twee slogans bruikbaar waren voor het

hoofdonderzoek. Dit werd gedaan via een one-sample t-test. Deze test vergelijkt het gemiddelde

van een bepaalde slogan met een testwaarde. Welke testwaarde per slogan wordt gekozen, is

afhankelijk per slogan. Bij een restrictieve slogan werd het gemiddelde van zogenaamde

restrictieve score vergeleken met het gemiddelde van de niet-restrictieve score als testwaarde,

omdat het restrictieve gemiddelde significant groter moet zijn dan het niet-restrictieve

gemiddelde van de slogan. Bij de zogenaamde niet-restrictieve slogan was dit het omgekeerde.

Page 44: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

32

3.5 Resultaten

Zoals vermeld bij de methodologie werd eerst onderzocht via cronbach’s α of de twee

restrictieve vragen konden worden samengevoegd tot één restrictieve score en of de twee niet-

restrictieve vragen konden samengevoegd worden tot één niet-restrictieve score. De resultaten

van deze test zijn te zien in tabel 1. Wanneer de cronbach’s α gelijk is aan of groter is dan 0,6

konden de stellingen samengevoegd worden.

Slogan Cronbach’s α van

restrictieve score

Cronbach’s α van niet-

restrictieve score

Drink minstens 1,5 liter

water per dag

0,91 0,56

Wees gezond en drink

water

0,91 0,85

Word gezonder en drink

water

0,89 0,47

Drink je gezond met water 0,86 0,75

Water, niet alleen na een

kater

0,86 0,77

Water = gezond 0,89 0,67

Water, ’t is gezond! 0,94 0,78

Fit met water 0,95 0,48

Tabel 1: Cronbach's α na samenvoegen

Page 45: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

33

In tabel 1 kan worden vastgesteld dat met de volgende slogans verder wordt gegaan omdat

cronbach’s α groter is dan 0,6:

- Wees gezond en drink water;

- Word gezonder en drink water;

- Drink je gezond met water;

- Water, niet alleen na een kater;

- Water, ’t is gezond!

- Water = gezond.

Ook ‘drink minstens 1,5 liter water per dag’ wordt betrokken omdat de cronbach’s α van de

niet-restrictieve score dicht bij 0,6 ligt.

Bij de bovengenoemde slogans worden dus twee nieuwe scores gecreëerd: een restrictieve en

niet-restrictieve score.

Om verder te gaan met het onderzoek was het noodzakelijk om te onderzoeken of de leeftijd

een invloed had op de antwoorden van de respondenten. Deze test werd gedaan omdat in het

hoofdonderzoek wel gebruik wordt gemaakt van een doelgroep. In tabel 2 zijn de resultaten

terug te vinden.

Page 46: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

34

Slogan + stelling Pearson Correlation p

Drink minstens 1,5 liter water per dag –

restrictief

-0,04 0,78

Drink minstens 1,5 liter water per dag –

niet-restrictief

0,12 0,43

Water niet alleen na een kater - restrictief 0,14 0,34

Water niet alleen na een kater – niet

restrictief

0,08 0,57

Wees gezond en drink water - restrictief -0,02 0,87

Wees gezond en drink water – niet-

restrictief

-0,15 0,32

Drink je gezond met water – restrictief 0,02 0,92

Drink je gezond met water – niet-

restrictief

0,02 0,89

Water, ’t is gezond! – restrictief 0,01 0,93

Water, ’t is gezond! – niet-restrictief -0,11 0,48

Water = gezond – restrictief 0,28 0,06

Water = gezond – niet-restrictief 0,18 0,21

Word gezonder en drink water –

restrictief

-0,02 0,87

Word gezond en drink water – niet-

restrictief

0,01 0,96

Tabel 2: invloed van leeftijd op antwoorden

Uit tabel 2 kan worden afgeleid dat de leeftijd geen significante invloed heeft op de antwoorden

van de respondenten omdat de p-waarden telkens groter waren dan 0,05. Er hoeft dus geen

specifieke doelgroep worden gekozen voor het vooronderzoek.

Page 47: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

35

Hierna kon worden onderzocht welke slogans geselecteerd moesten worden voor het

hoofdonderzoek

Als eerste werd onderzoek gedaan naar de bruikbare slogan voor de niet-restrictieve

campagne. Hierbij werd per niet-restrictieve slogan getest of het gemiddelde van de niet-

restrictieve score verschilt met de testwaarde ( = het gemiddelde van de restrictieve score van

die slogan). In tabel 2 zijn de drie slogans met bijhorende gemiddelden terug te vinden. Hieruit

blijkt dat de slogan ‘water, niet alleen na een kater’ het hoogst scoort op de niet-restrictieve

score bij de respondenten (M = 5 ,86, SD = 2,50).

Slogan N Gemiddelde SD

Water, niet alleen na een kater 49 5,86 2,50

Water, ’t is gezond! 48 5,75 2,42

Water = gezond 49 5,08 2,44

Tabel 3: Beschrijvende statistieken niet-restrictieve slogans (SD = standaardfout)

Daarna werd gekeken naar de t-test. Uit deze analyse bleek dat enkel het gemiddelde van de

niet-restrictieve score van de slogan ‘water, niet alleen na een kater’ (M = 5,86, SD = 2,5)

significant verschilt met het gemiddelde van de restrictieve score (M = 5,21, t (48) = 1,81, p =

0,076). Dit gemiddelde is ook groter dan de testwaarde 5,21, wat wilt zeggen dat de score op

de niet-restrictieve vraag groter is dan de score op de restrictieve vraag. Dit moet het geval zijn

bij een niet-restrictieve slogan. De resultaten van de one-sample t-test van de andere slogans

zijn terug te vinden in tabel 4.

Slogan Testwaarde t df p Verschil in

gemiddelde

Water, niet alleen na een kater 5,21 1,81 48 0,07 0,65

Water, ’t is gezond! 5,24 1,46 47 0,15 0,51

Water = gezond 4,64 1,27 48 0,21 0,44

Tabel 4: one-sample t-test - niet-restrictieve slogans

Tot slot werd getest welke restrictieve slogan kon worden geselecteerd voor het

hoofdonderzoek. Ook dit werd getest via een one-sample t-test. Het probleem bij deze stelling

was dat de gemiddelden van de restrictieve score bij geen enkele slogan groter was dan het

gemiddelde van de niet-restrictieve score (zie tabel 5).

Page 48: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

36

Slogan Gemiddelde restrictieve

score

Gemiddelde niet-

restrictieve score

Drink minstens 1,5 liter

water per dag!

5,61 5,62

Wees gezond en drink

water

5,14 5,86

Drink je gezond met water 5,44 6,42

Word gezonder en drink

water

4,79 5,63

Tabel 5: gemiddelde restrictieve score t.o.v. gemiddelde niet-restrictieve score

Page 49: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

37

De oorzaak hiervan kunnen de gemiddelden zijn van de stelling ‘door deze slogan zou ik meer

water drinken om anderen te laten zien dat ik gezond ben’. In tabel 6 is te zien dat de

gemiddelden op deze stelling allemaal in dezelfde lijn liggen. Waardoor beslist werd om enkel

te kijken naar de antwoorden op de stelling ‘deze slogan geeft mij het gevoel dat ik best meer

water drink omdat het moet’ en deze te vergelijken met de niet-restrictieve score.

Slogan Gemiddelde op stelling ‘door deze slogan

zou ik meer water drinken om anderen te

laten zien dat ik gezond ben’

Drink minstens 1,5 liter water per dag 2,31

Wees gezond en drink water 2,31

Word gezonder en drink water 2,10

Drink je gezond met water 2,61

Water, niet alleen na een kater 2,41

Water = gezond 2,12

Water, ’t is gezond! 2,57

Fit met water 2,61

Tabel 6: gemiddelde op vraag ‘door deze slogan zou ik meer water drinken om anderen te laten zien dat ik gezond ben’

In tabel 7 zijn de beschrijvende statistieken terug te vinden van de restrictieve slogans. Hieruit

is af te leiden dat het gemiddelde van de slogan ‘drink minstens 1,5 liter water per dag’ het

grootst is. Maar is dit gemiddelde ook significant verschillend van het gemiddelde van de

restrictieve score? Dit werd getest via de one-sample t-test.

Slogan N Gemiddelde SD

Drink minstens 1,5 liter water

per dag

49 6,57 2,83

Wees gezond en drink water 49 5,67 2,56

Drink je gezond met water 49 5,67 2,53

Word gezonder en drink water 48 5,38 2,58

Tabel 7: Beschrijvende statistieken restrictieve slogans

Page 50: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

38

De resultaten van de one-sample t-test zijn terug te vinden in tabel 8. Hieruit blijkt dat bij de

slogan ‘drink minstens 1,5 liter water per dag’ het gemiddelde van de niet-restrictieve stelling

significant verschilt van de restrictieve score (M = 5,62, t (48) = 2,36, p = 0,02). Bij deze stelling

was het gemiddelde van de niet-restrictieve score (M = 5,62) kleiner dan het gemiddelde op de

restrictieve score (M = 6,57). Wat betekent dat de respondenten de slogan als meer restrictief

ervaren.

Het gemiddelde van de restrictieve stelling verschilde ook significant van het gemiddelde van

de niet-restrictieve score bij de slogan ‘drink je gezond met water’ (M = 5,63, t (47) = -0,68, p

= 0,05). Maar bij deze slogan is het gemiddelde van de restrictieve score (M = 5,38) kleiner dan

het gemiddelde op de niet-restrictieve score (M = 5,63). Dit wilt zeggen dat de respondenten

deze slogan meer als niet-restrictief ervaren.

Slogan Testwaarde t df p Verschil in

gemiddelde

Drink minstens 1,5 liter water per

dag

5,62 2,36 48 0,02 0,95

Wees gezond en drink water 5,86 -0.51 48 0,61 -0,19

Drink je gezond met water 6,42 -2,07 48 0,04 -0,75

Word gezonder en drink water 5,63 -0,68 47 0,50 -0,26

Tabel 8:One-sample t-test - restrictieve slogans

Daarom werd gekozen voor de slogan ‘drink minstens 1,5 liter water per dag’ voor de

restrictieve campagne van het hoofdonderzoek. Om het controlerende karakter nog meer tot

uiting te laten komen werd een uitroepingsteken toegevoegd aan de slogan.

De twee slogans die gekozen werden voor het experiment omdat zij het beste uit de analyse

kwamen:

- Restrictieve slogan: Drink minstens 1,5 liter water per dag!

- Niet-restrictieve slogan: Water, niet alleen na een kater

Page 51: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

39

4 Hoofdonderzoek: methodologie

4.1 Opzet

In kader van het experiment werden drie campagnes ontwikkeld: een campagne met een

restrictieve slogan en een campagne met een niet-restrictieve slogan. Als controle werd een

derde campagne opgesteld zonder slogan. Zie bijlage 1.3 voor de drie campagnes.

Hierbij werd onderzocht wat de invloed is van deze verschillende campagne op de intentie tot

gedragsverandering.

De bedoeling van het experiment was om de sociaal-contextuele factoren in verband met

autonomie te manipuleren door middel van een overheidscampagne. Hierbij was het de intentie

om drie soorten omgevingen te creëren: een controlerende (= restrictieve slogan), een autonome

(= niet-restrictieve slogan) en een neutrale (= geen slogan).

Bij het experiment werd er vanuit gegaan dat de controlerende omgeving de autonomie van de

respondent onderdrukt en de autonome omgeving de autonomie van de respondent stimuleert.

De neutrale omgeving werd als controle gebruikt en er werd vanuit gegaan dat deze omgeving

zorgt voor een neutrale staat van autonomie.

Bij het experiment werd dus geprobeerd om de basisbehoefte autonomie te manipuleren bij

de drie gecreëerde omgevingen van de campagnes. Bij de restrictieve campagne werd er vanuit

gegaan dat de autonomie van de respondent onderdrukt omdat verteld werd dat je meer water

móet drinken. Bij de niet-restrictieve campagne werd de respondent vrij gelaten in keuze en

enkel gestimuleerd om meer water te drinken en hem te overtuigen dat het goed is. Er werd

hierbij verondersteld dat hij zich autonomer zal voelen. De controlecampagne was neutraal

omtrent autonomie omdat de respondenten geen slogan te zien krijgen en enkel informatie

kregen over de voordelen van voldoende waterconsumptie.

De twee andere basisbehoeften competentie en verbondenheid werden constant gehouden. De

boodschap werd bij de drie campagnes verzonden vanuit de Vlaamse overheid. Dit bleef dus

een constante bij de drie groepen van campagnes. Er werd gekozen voor de Vlaamse overheid

omdat de burgers meer vertrouwen hebben in de Vlaamse overheid dan in de federale overheid

(Vrind, 2014).

Page 52: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

40

Ook de basisbehoefte competentie was een constante. De campagnes probeerden de

respondenten te stimuleren om meer water te drinken en iedereen heeft competenties om dit te

doen.

Er werd een online experiment opgesteld en deze werd gedeeld via Facebook. De verspreiding

van het experiment kon zo op een snelle én goedkope manier gebeuren.

4.2 Steekproef

In tegenstelling tot het vooronderzoek werd bij het hoofdonderzoek wel gekozen voor een

doelgroep. Er werd gekozen voor een doelgroep tussen 18 en 25 jaar. Deze populatie wordt de

jongvolwassenen genoemd (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, s.d.). Deze doelgroep werd

gekozen omdat zij in dezelfde levensfase zitten en dan hebben andere factoren geen invloed op

de resultaten. Met als gevolg dat de resultaten van de analyse meer betrouwbaar zullen zijn.

De Vlaamse overheid maakt gebruik van een grotere populatie (18 tot 64 jaar) bij de

gezondheidsenquête maar dan moeten andere factoren mee in rekening worden gebracht bij de

analyse van de resultaten zoals leeftijd.

In het totaal waren er 120 respondenten waarvan 92 behoorden tot de populatie (18 tot 25 jaar).

Personen van 22 jaar waren het meest vertegenwoordigd (37% van de steekproef). 58,7% van

de respondenten waren vrouwen en 41,3% waren mannen.

De verdeling tussen de drie groepen was ongeveer gelijk:

- Groep met restrictieve campagne: 31 personen;

- Groep met niet-restrictieve campagne: 31 personen;

- Controlegroep: 30 personen.

Op basis van de antwoorden van de 92 respondenten werd de onderzoeksvraag getest.

4.3 Vragen van het experiment

De deelnemers van het experiment werden in drie groepen verdeeld: groep 1 die een

overheidscampagne met een restrictieve slogan te zien kreeg, groep 2 die een

overheidscampagne met een niet-restrictieve slogan te zien kreeg en groep 3 die diende als

controlegroep en de overheidscampagne te zien kreeg zonder slogan. De verdeling van de

participanten over de drie groepen gebeurde at random maar via een gelijke verdeling.

Page 53: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

41

Nadat de deelnemers een campagne te zien kregen, kregen zij dezelfde vragen in verband met

de campagnes. De vragenlijst rond de campagne werd opgedeeld in vier onderdelen:

- De mening over de getoonde campagne;

- De mening omtrent de effectiviteit;

- De algemene houding omtrent meer water drinken;

- De mening over de algemene kenmerken van de campagne (effectiviteit en leukheid).

Statistisch werd getest of deze vragen en stellingen uit de categorie wel degelijk samengevoegd

mogen worden. Dit wordt verder besproken bij de analyse.

Er werden bovendien een aantal vragen gesteld over de respondent zelf:

- Demografische kenmerken

- Gezondheidstoestand

De vragen over gezondheidstoestand werden gesteld omdat deze extra informatie geven over

de levensstijl van de respondenten en over hun consumptie van water. De antwoorden zullen

een algemeen beeld geven over de gezondheidstoestand en kan helpen om te bepalen of andere

factoren, BMI, subjectieve gezondheidstoestand en aantal glazen water per dag, de consumptie

van water beïnvloedt. Het zijn de controlevariabelen.

De volledige vragenlijst is terug te vinden in bijlage 5.3.

4.4 Analyse

De analyse van de resultaten werd gedaan met behulp van het statistische programma SPSS.

Ten eerste werd gekeken welke vragen of stellingen konden samen genomen worden aan de

hand van Cronbach’s α. Wanneer deze waarde gelijk is aan of groter is dan 0,6, dan kan worden

aangenomen dat de gemiddelden van de vragen mogen worden samen genomen. Dit maakt het

mogelijk om één of meer categorieën van vragen of stellingen te ontwikkelen. Een categorie

werd dan gekoppeld worden aan een bepaald kenmerk zoals bijvoorbeeld de intentie om zijn

gedrag te veranderen.

Ten tweede werd het verband tussen de campagnes en drie variabelen (intentie, houding en

effectiviteit) onderzocht, waarbij de drie controlevariabelen (BMI, aantal glazen water en

gezondheidstoestand) ook deel uitmaakten van het model. Dit werd gedaan aan de hand van

een ANCOVA test. Dit is een ANOVA – analyse van de variantie – maar hierbij wordt ook

rekening gehouden met het effect van de controlevariabelen. Het hoofddoel van deze test was

Page 54: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

42

om de volgende vraag te beantwoorden: zijn er significante verschillen bij de afhankelijke

variabelen tussen de drie onafhankelijke groepen van campagnes?

Vooraleer deze test kon worden uitgevoerd moest gecheckt worden of de resultaten voldoen

aan zeven assumpties:

- Assumptie 1: causaliteit

- Assumptie 2: metrische afhankelijke variabele

- Assumptie 3: residuals normaal verdeeld

- Assumptie 4: gelijke varianties in verschillende groepen

- Assumptie 5: genoeg observaties

- Assumptie 6: onafhankelijke observaties

- Assumptie 7: geen extreme waarden

Nadat deze assumpties waren gecheckt, kon de ANCOVA test worden uitgevoerd. Er werd

nagegaan of de aard van de campagne – restrictief, niet-restrictief en controle – een invloed had

op een variabele. Per variabele werd een model opgesteld dat getest werd. Dit model toonde het

verband tussen de onafhankelijke, afhankelijke, en controlevariabelen. Wanneer dit het geval

was en het ontwikkelde model werd bevestigd, dan kon gekeken worden naar de gemiddelden

en konden er conclusies worden getrokken.

Page 55: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

43

5 Hoofdonderzoek: onderzoeksresultaten

5.1 Samenvoegen van de vragen

Zoals vernoemd bij de methodologie werd via Cronbach’s α onderzocht welke gemiddelden

van stellingen of vragen konden worden samengenomen. De resultaten van deze test zijn terug

te vinden in tabel 9.

Onderwerp vraag Nummer van vragen Cronbach’s α (> 0,6)

De mening omtrent effectiviteit Q3, Q4, Q8, Q9 0,80

De algemene houding omtrent

meer water drinken

Q5, Q6 0,90

De intentie om gedrag te

veranderen

Q7a + Q7b 0,65

Tabel 9: Cronbach’s α nieuwe scores

Uit tabel 9 konden drie categorieën van onderwerpen worden onderscheiden: mening omtrent

effectiviteit, de algemene houding omtrent meer water drinken en de intentie om gedrag te

veranderen. Deze drie nieuwe scores kunnen een beeld geven over de invloed van de campagne

op de individuen. De volgende drie verbanden met de drie campagnes werden onderzocht:

- De mening omtrent de effectiviteit;

- De algemene houding omtrent meer water drinken;

- De intentie om gedrag te veranderen.

De stellingen werden allemaal beantwoord op een Likertschaal van zeven punten. Door de

reconstructie van de categorieën moest rekening gehouden worden met de nieuwe scores. Zo

zal de mening omtrent de effectiviteit nu maximaal kunnen bestaan uit een score van 28 punten

op de schaal. De algemene houding omtrent meer water drinken en de intentie om gedrag te

veranderen zullen maximaal 14 punten op de schaal kunnen zijn.

Page 56: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

44

5.2 Het effect van de campagnes op de variabelen

5.2.1 Variabele “effectiviteit”

Testen van de zeven assumpties

De eerste assumptie heeft betrekking op het causaal verband tussen de onafhankelijke en de

afhankelijke variabele. Hier werd aangenomen dat de onafhankelijke variabele gemanipuleerd

werd om het effect op de afhankelijke variabele te onderzoeken.

De tweede assumptie stelt dat de afhankelijke variabele metrisch moet zijn. Dit was het geval

bij de variabele “effectiviteit”. Zoals reeds vernoemd bestaat deze nieuwe geconstrueerde

variabele uit een 28 puntenschaal. Dit wordt een quasi-interval genoemd omdat verwacht wordt

dat de afstand tussen de antwoordcategorieën gelijk is en behoort daardoor tot het metrische

meetniveau (Tilburg University, s.d.).

Bij de derde assumptie wordt nagegaan of de variabele gelijk verdeeld is. Dit kan getest worden

aan de hand van drie elementen: de histogram, normale q-q plot en de normality testen. Uit de

normality testen is gebleken dat dit het geval is (p = 0,84). Ook de andere twee controles

bevestigden dat de variabele gelijk verdeeld is en dat aan de derde assumptie voldaan is.

De vierde assumptie stelt de volgende vraag: is de variantie gelijk verdeeld? De Levene’s test

toonde aan dat dit het geval is (F (2,85) = 2,12, p = 0,126). Om gelijk verdeeld te zijn moet de

p-waarde groter zijn dan 0,05.

De vijfde assumptie stelt dat het aantal observaties groot genoeg moet zijn. Bij een ANCOVA

moet de groepen minstens uit 30 respondenten bestaan. Dit was het geval: Nniet-restrictief = 31,

Nrestrictief = 30 en Ncontrole = 30. De vijfde assumptie is hierbij ook voldaan.

Ook de zesde assumptie is in orde omdat de drie groepen onafhankelijk zijn van elkaar.

De zevende assumptie werd getest via casewise diagnostics: welke extreme waarden worden

door het programma SPPS uit de analyse weg genomen? Deze test liet zien dat er drie extreme

waarden zijn uit gefilterd (casenummer 6, 56 en 83) en werden dus niet betrokken bij

ANCOVA.

Page 57: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

45

Het model testen

Aan de zeven assumpties werd voldaan en daarna kon de ANCOVA testen worden uitgevoerd.

Hierbij werd het effect getest van een campagne met restrictieve slogan, niet-restrictieve slogan

en zonder slogan op de mening omtrent de effectiviteit van de campagne.

Als eerste werd het model uit figuur 5 getest.

Figuur 5: Model - mening omtrent effectiviteit

In tabel 10 zijn de resultaten van de ANCOVA test terug te vinden. Hieruit is af te leiden dat

de groep een kleine significante invloed had op de mening over de effectiviteit van de campagne

(F (2 ,82) = 2,81, p = 0,07). Daarnaast had de groep een klein effect op de effectiviteit (η2 =

0,06). Concreter: 6% van de mening over de effectiviteit werd bepaald door de verschillende

campagnes.

Tot slot hadden twee controlevariabelen een kleine invloed op de mening over de effectiviteit

van de campagnes. Dit was het geval bij controlevariabele “aantal glazen water per dag” (F (1

,82) = 2,85, p = 0,10, η2 = 0,03). Maar uit de gegevens was ook af te leiden dat slechts 3% van

de variabele “effectiviteit” wordt bepaald door het aantal glazen water per dag dat respondenten

drinken. Ook bij controlevariabele “subjectieve gezondheidstoestand” was een kleine

significante invloed waar te nemen (F (1 ,82) = 2,84, p = 0,10, η2 = 0,03). Maar slechts 3% van

de variantie van de “mening omtrent effectiviteit” werd hierdoor verklaard.

Er was geen significant verband tussen de ingeschatte effectiviteit en controlevariabele BMI (F

(1 ,82) = 1,99, p = 0,16, η2 = 0,02).

Page 58: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

46

Variabele Sum of

Squares

df Mean

square

F p η2

BMI 28,09 1 28,09 1,99 0,16 0,02

Aantal glazen water per

dag

40,27 1 40,27 2,85 0,10 0,03

Subjectieve

gezondheidstoestand

40,61 1 40,06 2,84 0,10 0,03

Groep 79,42 2 39,71 2,81 0,07 0,06

Tabel 10: Test of between-subjects effect: variabele effectiviteit

Interpreteren resultaten

Het model was significant. Als eerste werden de beschrijvende statistieken bekeken. De

gemiddelden zijn te zien in tabel 11. De respondenten die een campagne met restrictieve slogan

te zien kregen, schatten de effectiviteit het hoogst in (M = 14,73, SE = 0,70) terwijl degenen

die de campagne met niet-restrictieve boodschap de effectiviteit lager inschatten (M = 13,91,

SE = 0,69). De respondenten die de controlecampagne zonder slogan te zien kregen, schatten

de effectiviteit het laagst in (M = 12,40, SE = 0,70).

Tabel 11: Onaangepaste en aangepaste

gemiddelden van variabele effectiviteit (SD =

standaarddeviatie, SE = standaardfout)

Groep n Aangepast

gemiddelde

SE

Restrictief 29 14,73 0,70

Niet-

restrictief

30 13,91 0,69

Controle 29 12,40 0,70

Page 59: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

47

Maar waren deze verschillen significant? Dit kon worden afgeleid uit ‘pairwise comparisons’.

De respondenten die de restrictieve campagne te zien kregen, schatten de effectiviteit groter in

dan de respondenten die de campagne zonder slogan te zien kregen. Het verschil in gemiddelde

is 2,38 (95% CI, -1,59 tot 3,22, p-waarde = 0,066). Tussen de andere groepen waren er geen

significante verschillen te onderscheiden. Zie tabel 12.

Groep I vs groep J Verschil in

gemiddelde

SE p 95% Confidence interval

Ondergrens Bovengrens

Restrictieve vs niet-

restrictief

0,81 0,99 1,00 -1,60 3,22

Restrictief vs

controle

2,33 0,99 0,07 -0,11 4,76

Niet-restrictief vs

controle

1,51 0,99 0,39 -0,91 3,93

Tabel 12: pairwise comparison - variabele effectiviteit (SE = standard error)

5.2.2 Variabele “houding”

Testen van de zeven assumpties

De eerste assumptie test of er een causaal verband is tussen de campagnes en de afhankelijke

variabele houding. Dit was het geval omdat de onafhankelijke variabele groep wordt

gemanipuleerd en wordt onderzocht of dit een invloed heeft op de afhankelijke variabele.

Bij de twee assumptie werd nagegaan of de afhankelijke variabele een metrische variabele is.

De variabele “houding” is een quasi-interval omdat ze bestaat uit een 14 puntenschaal. Een

quasi-interval behoort tot het metrisch meetniveau en daardoor werd aan de tweede assumptie

voldaan (Tilburg University, s.d.).

Bij de derde assumptie werd getest of de residuals normaal verdeeld zijn. Dit werdw, zoals bij

de variabele effectiviteit, gecheckt aan de hand van drie elementen: de histogram, normale q-q

plot en de normality testen. Uit de normality tests bleek dat de residuals niet normaal verdeeld

zijn (p<0,05). Uit de histogram was af te leiden dat de scores van de variabelen allemaal redelijk

gelijk en redelijk hoog liggen. En het was dus onmogelijk om ervoor te zorgen dat de verdeling

toch normaal werd.

Page 60: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

48

De vierde assumptie werd getest aan de hand van de Levene’s test. Hieruit is gebleken dat de

variantie niet gelijk is verdeeld (F (2,86) = 3,56, p = 0,033). Bij het eerste deel van de analyse

waarbij het model wordt getest heeft dit geen invloed. Echter wanneer de resultaten worden

geanalyseerd met behulp van een posthoc testmoet hiermee rekening worden gehouden.

De vijfde en zesde assumptie zijn gelijk aan de testen uit 2.2.1. Deze assumpties waren dus ook

bij deze variabele voldaan.

Bij de zevende assumpte moest gekeken worden of SPSS extreme waarden heeft gefilterd uit

de resultaten. De casewise diagnostics gaven weer dat twee cases niet werden betrokken bij

ANCOVA: case 1 en 4.

Het model testen

Nadat de assumpties getest waren, kon het model uit figuur 8 getest worden.

Figuur 6: Model - houding t.o.v. waterconsumptie

De volgende vraag werd gesteld: heeft de campagne een significante invloed op de houding

omtrent de consumptie van water van de respondenten? Of met andere woorden: kan het model

uit figuur 8 worden aangenomen? Dit werd onderzocht aan de hand van ANCOVA. Uit deze

analyse kon geconcludeerd worden dat de getoonde campagne geen invloed had op de houding

tegenover water drinken van de respondenten ( F(2,83) = 0,48, p = 0,62, η2 = 0,01). En het

model werd dus verworpen.

Page 61: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

49

Naast het onbestaande verband tussen de houding en de campagne, was er wel een significant

verband tussen de houding omtrent water drinken en het aantal glazen water dat de

respondenten drinken per dag (F(1,83) = 4,13, p = 0,05, η2=0,05). Uit de correlatiecoëfficiënten

is gebleken dat dit een positief verband was ( r(90) = 0,21, p = 0,05). Dit betekent dat hoe meer

water de respondenten drinken per dag, hoe positiever ze staan ten opzichte van

waterconsumptie. Uit tabel 13 was ook af te leiden dat er geen significant verband was met de

twee andere controlevariabelen, BMI en subjectieve gezondheidstoestand.

Variabele Sum of

Squares

df Mean

square

F p η2

BMI 2,54 1 2,54 0,94 0,34 0,01

Aantal glazen water per

dag

11,14 1 11,14 4,13 0,05 0,05

Subjectieve

gezondheidstoestand

5,07 1 5,07 1,88 0,17 0,02

Groep 2,58 2 1,29 0,48 0,62 0,01

Tabel 13: Test of between-subjects effect: variabele houding

Interpreteren resultaten

In tabel 14 zijn de gemiddelden van de verschillende campagnes te zien. Uit de tabel is af te

leiden dat respondenten die de restrictieve campagne te zien kregen de meest positieve houding

hebben ten opzichte van de consumptie van water (M = 13,26, SE = 0,30). De respondenten

die de niet-restrictieve campagne zagen, hadden de meest negatieve houding (M = 12,84, SE =

0,30). Het gemiddelde van de respondenten uit de controlegroep viel er tussen (M = 13,07, SE

= 0,31).

Tabel 14: gemiddelden van variabele houding (SE = standaardfout) Groep n Aangepaste

gemiddelde

SE

Restrictief 30 13,26 0,30

Niet-

restrictief

30 12,84 0,30

Controle 29 13,07 0,31

Page 62: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

50

Maar het model werd verworpen, dus betekende dat er geen significant verschil was tussen de

gemiddelden. Met andere woorden: de houding omtrent waterconsumptie van de respondenten

werd niet beïnvloed door de verschillende campagnes.

5.2.3 Variabele “intentie”

Testen van de zeven assumpties

Bij de eerste assumptie werd gekeken of er een causaal verband is tussen de afhankelijke en

onafhankelijke variabele. Aan deze assumptie werd voldaan om dezelfde reden als hiervoor: de

onafhankelijke variabele “groep van campagne” werd gemanipuleerd om het effect te

onderzoeken op de intentie tot gedragsverandering van de respondenten.

De tweede assumptie bepaalt dat de afhankelijke variabel metrisch moet zijn. Dit was het geval

omdat de intentie tot gedragsverandering werd gemeten aan de hand van een 14 puntenschaal.

Het is dus een quasi-interval en valt onder het metrische meetniveau (Tilburg University, s.d.).

Bij de derde assumptie werd nagegaan of de residuals gelijk zijn verdeeld. Zoals bij de vorige

variabele werd dit getest aan de hand van de volgende elementen: de histogram, normale q-q

plot en de normality testen. Uit de normality testen is gebleken dat dit het geval is (p>0,05). De

normale verdeling was ook duidelijk af te leiden uit de histogram. Aan de derde assumptie was

dus voldaan.

Bij de vierde assumptie werd getest of er sprake is van een gelijke variantie. Deze assumptie is

getest via de Levene’s test (F(2,86) = 0,94, p = 0,40) en was ook vervuld.

De vijfde en zesde assumptie waren reeds onderzocht bij de variabele “effectiviteit”. Dezelfde

conclusies konden dus worden getrokken voor deze variabele: assumptie 5 en 6 waren in orde.

Tot slot werd gekeken naar de extreme waarden die SPSS uit de ANCOVA zal filteren. Uit de

casewise diagnostics is gebleken dat vier cases extreme waarden bevatten voor deze variabele:

case 1, 26, 56 en 90. Deze cases werden dus niet in rekening genomen bij de ANCOVA test.

Page 63: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

51

Het model testen

De zeven assumpties zijn voldaan waarna via de ANCOVA test het model werd getest. Dit

model is weergeven in figuur 9.

Figuur 7: Model - intentie tot gedragsverandering

Als eerste werd onderzocht of de getoonde campagne een invloed heeft op de intentie om het

gedrag te veranderen. Uit tabel 15 is af te leiden tot dit niet het geval is (F (2,83) = 1,11, p =

0,34, η2 = 0,03). Op basis van deze gegevens werd uit model uit figuur 9 verworpen. De

gemiddelden van de intentie tot gedragsverandering werden dus niet beïnvloed door de

campagnes.

Variabele Sum of

Squares

df Mean

square

F p η2

BMI 0,82 1 0,82 0,13 0,72 0,002

Aantal glazen water per

dag

1,43 1 1,43 0,22 0,64 0,003

Subjectieve

gezondheidstoestand

31,67 1 31,67 4,93 0,03 0,06

Groep 14,22 2 7,109 1,11 0,34 0,03

Tabel 15: Tests of between-subjects effects - intentie

Page 64: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

52

Er is wel een significant verband waargenomen tussen de subjectieve gezondheidstoestand en

de intentie om gedrag te veranderen (F (1,83) = 4,93, p = 0,03, η2 = 0,06). De

correlatiecoëfficiënten gaven weer dat dit een negatief verband is ( r(92) = -0,23, p = 0,03). Met

andere woorden: wanneer iemand zijn gezondheidstoestand slechter beoordeeld, is de intentie

om meer water te drinken in de toekomst groter.

Interpreteren van de resultaten

Om te beginnen werd gekeken naar de gemiddelden van de variabelen (tabel 16). Het was

hierbij belangrijk om te weten dat de variabele intentie werd om geschaald: hoe hoger het

gemiddelde, hoe beter de houding omtrent water drinken. Hierin is te zien dat de respondenten

die een restrictieve campagne te zien kregen, de hoogste intentie hadden om het gedrag te

veranderen (M = 8,29, SE = 0,46). Daarnaast was de intentie om gedrag te veranderen het laagst

bij de respondenten die de niet-restrictieve boodschap te zien kregen (M = 7,45, SE = 0,47).

Maar de verschillen tussen de gemiddelden waren niet significant doordat het model werd

verworpen. Dit wilt zeggen dat de getoonde campagne geen invloed heeft op de intentie om

gedrag te veranderen.

Tabel 16: Gemiddelden van variabele intentie

(SE = standaardfout)

Groep n Aangepaste

gemiddelde

SE

Restrictief 30 8,29 0,46

Niet-

restrictief

30 7,45 0,47

Controle 29 7,44 0,47

Page 65: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

53

6 Conclusie experiment

Voordat de analyse kon gemaakt worden, werden verschillende bruikbare variabelen

samengevoegd zodat er betere conclusies konden worden getrokken. Er werden drie scores

onderscheiden: mening omtrent de effectiviteit van de campagne, houding ten opzichte van

waterconsumptie en de intentie om het gedrag te veranderen. Deze drie nieuwe

scores/variabelen zullen gebruikt worden om de deelvragen te beantwoorden.

Uit het experiment kunnen verschillende conclusies worden getrokken:

- De vooropgestelde campagnes hebben een kleine significante invloed op de mening van

de respondenten over de effectiviteit;

- Er is geen onderscheidend verschil in mening omtrent waterconsumptie van de

respondenten tussen de campagnes;

- De vooropgestelde campagne heeft geen invloed op de intentie van de respondenten om

meer water te drinken.

Twee van de drie voorgestelde modellen werden dus niet weerhouden. Er zijn wel twee minder

belangrijke verbanden vastgesteld in de analyse:

- Er is een positieve correlatie tussen het aantal glazen water dat per dag worden

gedronken en de houding omtrent water drinken: respondenten die veel glazen water

per dag drinken, hebben ook een positievere houding tegenover waterconsumptie;

- Er is een negatieve correlatie tussen de subjectieve gezondheidstoestand en de intentie

tot gedragsverandering: respondenten die zich zelf een lage score geven op hun

gezondheidstoestand, hebben een hogere intentie om meer water te drinken.

De onderzoeksvraag en deelvragen worden beantwoord in de conclusie van deze masterproef,

alsook de toetsing van de hypothesen.

Page 66: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

54

Conclusie, discussie, beperkingen en suggesties

1 Conclusie en discussie

De overheid bestookt ons met campagnes: naast de autosnelweg, op de radio,… Het doel van

deze campagnes is bewustwording omtrent verschillende thema’s of het gedrag veranderen.

Maar onderzoek toont aan dat deze campagnes vaak niet het gewenste doel bereiken. De vraag

is hoe een overheidscampagne mensen kan motiveren om hun gedrag te veranderen.

Dit werd in het literatuuronderzoek onderzocht met behulp van de zelf-determinatie theorie.

Deze theorie schenkt vooral aandacht aan het verschil tussen intrinsieke en extrinsieke

motivatie en aan de basisbehoeften, competentie, autonomie en verbondenheid.

Daarnaast concludeerden verschillende onderzoeken in het kader van deze theorie dat een

autonome omgeving, waar de interne motivatie wordt aangesproken, meer kans heeft tot

gedragsverandering. Een controlerende omgeving daarentegen, waar gebruik wordt gemaakt

van externe motivatie, zal een kleinere kans tot gedragsverandering hebben. Hierbij is het

belangrijk dat een onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende soorten externe

motivatie: externe regulatie, geïntrojecteerde regulatie, geïdentificeerde regulatie en

geïntegreerde regulatie. Waarbij externe regulatie de meest extreme vorm van externe

motivatie is. Deze motivatie zal in de meeste gevallen niet leiden tot een gedragsverandering.

Geïntegreerde regulatie daarentegen ligt dicht bij interne motivatie en hierbij is de kans op een

gedragsverandering groter.

Bij het experiment werden drie campagnes ontwikkeld. Het was de bedoeling drie soorten

omgevingen te creëren: een controlerende, een autonome en een neutrale. Het verschil tussen

de campagnes was de slogan.

Page 67: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

55

De controlerende campagne had een restrictieve slogan die inspeelde op de externe motivatie

(drink minstens 1,5 liter water per dag!), de autonome campagne had een niet-restrictieve

slogan die inspeelde op de interne motivatie (water, niet alleen na een kater) en de neutrale

campagne bevatte geen slogan. Buiten de verschillen in (geen) slogan waren de campagnes

gelijk aan elkaar.

Op deze manier werden de onderzoeksvraag en de drie deelvragen getest:

Onderzoeksvraag: Hoe kunnen intrinsieke en extrinsieke motivatie bijdragen tot een

gedragsverandering als gevolg van een overheidscampagne?

Deelvraag 1: Hebben twee verschillende campagnes, een campagne die inspeelt op intrinsieke

motivatie en een campagne die inspeelt op extrinsieke motivatie, een ander effect op de mening

van de respondenten omtrent de effectiviteit van de campagne?

Deelvraag 2: Hebben twee verschillende campagnes, een campagne die inspeelt op intrinsieke

motivatie en een campagne die inspeelt op extrinsieke motivatie, een ander effect op de houding

van de respondenten tegenover het gedrag voorgesteld in de campagne?

Deelvraag 3: Hebben twee verschillende campagnes, een campagne die inspeelt op intrinsieke

motivatie en een campagne die inspeelt op extrinsieke motivatie, een ander effect op de intentie

tot gedragsverandering van de respondenten?

De hypothesen afgeleid uit het literatuuronderzoek luidden als volgt:

Hypothese 1: een overheidscampagne met een restrictieve slogan heeft een positieve invloed

op de effectiviteit.

Hypothese 2: een overheidscampagne met een niet-restrictieve slogan heeft een negatieve

invloed op de effectiviteit.

De drie campagnes hadden enkel een significante invloed op de mening omtrent de effectiviteit

van de respondenten. Meer specifiek: de respondenten die de restrictieve campagne te zien

kregen, schatten de effectiviteit groter in dan de respondenten die de campagne zonder slogan

te zien kregen. Tussen de andere campagnes waren geen significante verschillen. Deze

vaststelling is onvoldoende om de twee hypothesen te bevestigen.

Page 68: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

56

De twee andere variabelen, “houding omtrent waterconsumptie” en “intentie tot

gedragsverandering”, werden niet beïnvloed door de verschillende campagnes. Met als gevolg

dat de drie campagnes geen verschillende invloed hebben op de houding van de respondenten

omtrent waterconsumptie en op het eventuele gedrag omtrent waterconsumptie van de

respondenten.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat de twee hypothesen, afgeleid uit het literatuuronderzoek,

niet bevestigd worden. Hoe kunnen intrinsieke en extrinsieke motivatie bijdragen tot een

gedragsverandering als gevolg van een overheidscampagne? In dit experiment hebben

intrinsieke en extrinsieke motivatie geen invloed op de effectiviteit van de campagne en hadden

bij de campagnes geen bijdrage tot een betere effectiviteit.

Maar hieruit mag niet worden besloten dat er in de toekomst geen rekening moet worden

gehouden met het verschil tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes.

De literatuur geeft veel voorbeelden waarin het verschil tussen beiden wél van belang is.

Dit wordt ook bevestigd door de ‘cognitive evaluation theory’: intrinsieke motivatie zorgt

ervoor dat het individu zich kan ontwikkelen tot een betere versie van zichzelf omdat hij zich

dan vrij kan bewegen. De ‘organismic intergration theory’ beschrijft ook een aantal vormen van

externe motivatie die als autonoom worden ervaren en daardoor het gedrag van individuen

helpen veranderen. Dit zijn vormen van geïntegreerde en geïdentificeerde regulatie. Deze twee

vormen en intrinsieke motivatie worden benoemd als autonome motivatie. Het is belangrijk dat

de overheid tracht om de burger autonoom te motiveren daar dit leidt tot de meest positieve

respons.

Dit wordt echter niet bevestigd in dit onderzoek maar dit kan het gevolg zijn van een aantal

beperkingen die in de volgende paragraaf worden besproken.

Page 69: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

57

2 Beperkingen

Zoals hiervoor vastgesteld, wordt water drinken door iedereen als belangrijk ervaren. Dit wil

zeggen dat campagne gefocust op de externe motivatie dicht bij de interne motivatie van de

respondenten lag. Dit bleek ook uit de resultaten van het experiment: elke respondent vond het

belangrijk om (meer) water te drinken. Hierdoor kan verondersteld worden dat de restrictieve

campagne niet werd ervaren als externe regulatie of geïntrojecteerde regulatie maar als

geïdentificeerde regulatie of zelfs geïntegreerde regulatie. Geïdentificeerde of geïntegreerde

regulatie liggen dichter bij interne motivatie dan externe regulatie. Het is dan ook waarschijnlijk

dat het verschil tussen de restrictieve en niet-restrictieve campagne te klein was om tot

significantie verschillen te komen. Met als gevolg dat bij de restrictieve campagne niet echt

gesproken kon worden van externe motivatie en dus ook niet van een controlerende omgeving.

Er is te weinig aandacht geschonken aan het type van gedrag. Dit heeft invloed op de aanpak

van een campagne.

Daarnaast was het niet evident om een goede campagne te ontwikkelen. In de literatuur

bestaan hierover tal van onderzoeken maar vele spreken elkaar tegen. Daarom was het moeilijk

om de juiste elementen te vinden die leiden tot een goede campagne. Door persoonlijke

tegenslag kon het onderzoek pas van start gaan in december, waardoor het niet gemakkelijk

was om de perfecte campagne te ontwikkelen. Daarnaast heb ik geen ervaring met grafische

ontwikkeling of programma’s. Met als gevolg dat de effectiviteit hierdoor werd beïnvloed.

Vervolgens werden er in totaal 90 respondenten ondervraagd. Dit was voldoende om tot goede

resultaten te komen maar onvoldoende om te veralgemenen van de steekproef naar de populatie.

De conclusie van het experiment kan niet worden gebruikt om een algemeen besluit te trekken

voor de ganse populatie. De resultaten geven een goede indicatie maar er is verder onderzoek

nodig om een algemeen besluit te kunnen trekken.

Een andere beperking van het onderzoek is de vragenlijst van het hoofdonderzoek: er is geen

rekening gehouden met de mediator “autonomie”. Normaal gezien moet dit worden

opgenomen in de vragenlijst zodat hiermee rekening kan gehouden worden en dat hiervoor

conclusies kunnen worden getrokken. Er werd dus vanuit gegaan dat de campagne met

restrictieve boodschap als controlerend werd ervaren door de respondenten en dat de campagne

met niet-restrictieve boodschap als autonoom werd ervaren door de respondenten. In deze

vragenlijst is enkel aandacht besteed aan het rechtstreekse effect van de onafhankelijke

Page 70: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

58

variabele “groep van de campagnes” op verschillende afhankelijke variabelen. Wanneer werd

rekening gehouden met de mediator had het onderzoek vollediger kunnen zijn.

Ook bij de vragenlijst van het vooronderzoek zijn bij de analyse van de resultaten

beperkingen opgemerkt. De vragen waren op een verkeerde manier ingebracht in het

programma Qualtrics waardoor de analyse niet op een vlotte manier kon verlopen. Zo kon

bijvoorbeeld geen gebruik worden gemaakt van een independent t-test omdat de slogans

(onafhankelijke variabele) niet apart stonden van de stellingen (afhankelijke variabelen).

Tot slot werd in het literatuuronderzoek enkel de zelf-determinatietheorie onderzocht. Deze

theorie gaf inderdaad een aantal zeer interessante inzichten maar andere theorieën hadden

kunnen helpen om de onderzoeksvraag te bekijken vanuit andere standpunten.

3 Suggesties voor verder onderzoek

In de toekomst is het belangrijk dat vanuit de overheid meer onderzoek wordt gedaan naar de

effectiviteit van overheidscampagnes. De overheid spendeert budgetten aan veel soorten

campagnes maar te weinig aan onderzoek ter voorbereiding. Met als gevolg dat de gewenste

doelen niet worden bereikt. Het motiveren van burgers om hun gedrag te veranderen is niet

evident. Dus vooraleer een campagne te ontwikkelen, moet worden nagedacht over hoe de

campagne haar doel kan bereiken. Hierbij is het belangrijk om na te denken over de kenmerken

van de campagne.

Vervolgens is het belangrijk om te onderstrepen dat een campagne niet het enige middel is om

gedrag te veranderen. Een campagne is slechts een onderdeel van een bredere actie waar het

beleid het overkoepelde kader is en waarvan een campagne rond een bepaald thema deel van

uitmaakt.

Page 71: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

59

Bibliografie

Agentschap Zorg & Gezondheid. (2016). Strategisch plan: de Vlaming leeft gezonder in 2025.

Brown, L. V. (2007). Psychology of Motivation. New York: Nova Science Publishers, Inc.

CBS. (2016, Maart 19). Gezondheid, relaties en werk belangrijker voor geluk dan geld.

Opgehaald van Centraal bureau voor de statistiek: https://www.cbs.nl/nl-

nl/nieuws/2016/11/gezondheid-relaties-en-werk-belangrijker-voor-geluk-dan-geld

De Ridder, K., Lebarcq, T., Ost, C., Teppers, E., & Brocatus, L. (2016). Rapport 4:

Voedselconsumptiepeiling 2014-2015. Brussel: WIV-ISP.

De Vos, H. (2011, september 11). Wat is eigenlijk pro-sociaal gedrag? Opgehaald van

Toegepastesocialewetenschap blogspot:

https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.be/2011/09/wat-is-eigenlijk-pro-sociaal-

gedrag.html

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985). Intrinsic Motivation and Self-Determination in Human

Behavior. New York: Plenum Press.

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The "What" and "Why" of Goal Pursuits: Human Needs and

the Self-Determination Theory. Psychological Inquiry, 227-268.

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2002). Overview of Self-Determination Theory: An Organismic

Dialectical Perspective. In E. L. Deci, & R. M. Ryan, Handbook of Self-Determination

Theory (pp. 3-33). Rochester: The Univeristy of Rochester Press.

Diabetes Fonds. (s.d.). Diabetes type 2. Opgehaald van Diabetes Fonds:

https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/soorten-diabetes/diabetes-type-2

Doyle, C., Gaudet, M., Lay, D., MacLeod, A., & Scaeffer, R. (2014). Marketing Responsible

Drinking. MUSe, 81-109.

Ensie. (2015, April 08). Waarde. Opgehaald van Ensie: https://www.ensie.nl/redactie-

ensie/waarde

Gagné, M. (2003). The Role of Autonomy Support and Autonomy Orientation in Prosocial

Behavoir Engagement. Motivation and Emotion, 199-222.

Gezond Vitaal. (sd). Drinken. Opgehaald van Gezondheid en Vitaliteit:

https://www.gezondvitaal.eu/water-drinken/

Page 72: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

60

Gezondheidsconferentie Preventie: de gezonde keuze wordt de gemakkelijke keuze. (2016,

december 17). Opgehaald van Zorg en gezondheid: https://www.zorg-en-

gezondheid.be/gezondheidsconferentie-preventie-de-gezonde-keuze-wordt-de-

makkelijke-keuze

Hagger, M. S., & Chatzisarantis, N. L. (2007). Intrinsic Motivation and Self-Determination in

Exercise and Sport. Human Kinetics.

Hagger, M. S., & Chatzisarantis, N. L. (2007). Self-Determination Theory and the Theory of

Planned Behavior: an Integrated Approach Toward a More Complete Model of

Motivation. In L. V. Brown, Psychology of Motivation (pp. 83-98). New York: Nova

Science Publishers, Inc.

Hansmann, R., Loukopoulos, P., & Scholz, R. W. (2008). Characteristics of Effective Battery

Recycling Slogans: a Swiss Field Study. Elsevier, 218-230.

Hilpert, J., Ciani, K., Sheldon, K., & Easter, M. (2010). Antecedents and trajectories of

achievement goals: A self-determination theory perspective.

Kernerman Dictionaries. (s.d.). Norm. Opgehaald van Woorden.org:

http://www.woorden.org/woord/norm

Koestner, R., & Losier, G. F. (2002). Distinguishing Three Ways of Being Internally Motivated:

A Closer Look at Introjection, Identification, and Intrinsic Motivation. In E. L. Deci, &

R. M. Ryan , Handbook of Self-Determination Research (pp. 101-121). Rochester: The

Univeristy of Rochester Press.

Kohli, C., Leuthesser, L., & Suri, R. (2007). Got Slogan? Guidlines for Creative Effective

Slogans. Business Horizons, 415-422.

Lagasse, L. (2004). Sociale marketing: instrument voor duurzame gedragsverandering bij grote

groepen. In D. Coninckx, Overheidscommunicatie in België: een overzicht (pp. 95-106).

Garant Uitgevers.

Lee, M. J., & Chen, Y.-C. (2013). Underage Drinkers' Responses to Negative-Restrictive

Versus Proactive-Nonrestrictive Slogans in Humorous Anti-Alcohol Abuse Messages:

Are Humorous Responsible Drinking Campaign Messages Effective? Journal of Health

Communication, 354-368.

Page 73: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

61

Lee, M. J., & Shin, M. (2011). Fear versus Humor: The Impact of Sensation Seeking on

Physiological, Cognitive, and Emotional Responses to Antialcohol Abuse Messages.

The Journal of Psychology, 73-92.

Leeftijdsgrens alcohol en roken naar 18 jaar. (sd). Opgehaald van Opgroeien zonder alcohol:

http://www.opgroeienzonderalcohol.nl/index.php?hact=11&sact=1

Mandigo, J. L., & Holt, N. L. (2000). Putting Theory into Practive: How Cognitive Evaluation

Theory Can Help Us Motivate Childern in Physical Activity Environment. Journal of

Physical Education, Recreation & Dance, 44 - 49.

Marcus, B., Owen, N., Forsyth, L. H., Cavill, N. A., & Fridlinger, F. (1998). Physical Activity

Interventions Using Mass Media, Print Media, and Information Technology. American

Journal of Preventive Medicine, 362-378.

McLanchlan, S., & Hagger, M. S. (2011). Do People Differentiate Between Intrinsic and

Extrinsic Goals for Physical Activity. Journal of Sport & Exercise Psychology, 273-

288.

McSpadden, K. E., Patrick, H., Oh, A. Y., Yaroch, A. L., Dwyer, L. A., & Nebeling, L. C.

(2015). The Association Between Motivation and Fruit and Vegetable Intake: The

Moderating Role of Social Support. Appetite, 87-94.

Meinardi, T. (2016, Mei 24). Gedragsverandering Volgens een Prijswinnende Campagne.

Opgehaald van De Ruis: http://deruis.nl/gedragsverandering-volgens-prijswinnende-

campagne/

Neighbors, C., Lewis, M. A., Fossos, N., & Grossbard, R. J. (2007). Motivation and Risk

Behavoir: a Self-Determination Perspective. In L. V. Brown, Psychology of Motivation

(pp. 99-113). New York: Nova Science Publishers, Inc.

Ng, J. Y., Ntoumanis, N., Thogersen-Ntoumani, C., Deci, E. L., Ryan, R. M., Duda, J. L., &

Williams, G. C. (2008). Self-Determination Theory Applied to Health Contexts: A

Meta-Analysis. Perspectives on Psychological Science, 325-340.

Over NIX. (2017). Opgehaald van Nix18: https://nix18.nl/over-nix/

Patrick, H., & Williams, G. C. (2012). Self-determinination Theory: Its Application to Health

Behavior and Complementarity with Motivational Interviewing. International Journal

of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 9 - 18.

Page 74: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

62

Perkins, W., Linkenbach, J. W., Lewis, M. A., & Neighbors, C. (2010). Effectiveness of Social

Norms Media Marketing in Reducing Drinking and Driving: A Statewide Campaign.

Elsevier, 866-873.

Pol, B., Swankhuisen, C., & van Vendeloo, P. (2007). Nieuwe Aanpak in

Overheidscommunicatie. Uitgeverij Coutinho.

Psychology Today. (sd). Sensation-Seeking. Opgehaald van Psychology Today:

https://www.psychologytoday.com/basics/sensation-seeking

Reeve, J., Ryan, R., Deci, E. L., & Jang, H. (2008). Understanding and Promoting Autonomous

Self-Regulation. In D. H. Schunk, & B. J. Zimmerman, Motivation and Self-Regulated

Learing: Theory, Research, and Application (pp. 223-243). New York: Taylor &

Francis Group.

Renes, R., van den Putte, S., van Breukelen, R., Loef, J., Otte, M., & Wennekers, C. (2011).

Gedragsveranderingen via campagnes. Den Haag: Dienst Publieke en Communicatie,

Ministerie van Algemene Gedragsverandering via campagnes.

Ryan, R. M., & Connell, J. P. (1989). Attitudes and Social Cognition . Journal of Personality

and Social Psychology, 749 - 761.

Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-Determination Theory and the Facilitation of Intrinsic

Motivation, Social Development, and Well-Being. American Psychologist, 68 - 78.

Ryan, R. M., Patrick, H., Deci, E. L., & Williams, G. C. (2008). Facilitating Health Behaviour

Change and Its Maintance: Interventions Based on Self-determination Theory. The

European Health Psychologist, 2-5.

Sheldon, K. M. (2014). Becoming Oneself: The Central Roleof Self-Concordant Goal

Selection. Personality and Social Psychology Review.

Sheldon, K. M., & Elliot, A. J. (1998). Not All Personal Goals Are Personal: Comparing

Autonomous and Controlled Reasons for Goals as Predictors of Effort and Attainment.

Society for Personality and Social Psychology.

Smith, W. A. (2006). Social Marketing: an Overview of Approach and Effects.

Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. (s.d.). Jongvolwassenen: tussen wal en schip?

Tallir, I. (s.d.). Motivatie van leerlingen binnen de lessen lichamelijke opvoeding in het lager

en secundair onderwijs: Hoe pak je het aan? P-reviews.

Page 75: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

63

Tertoolen, G., & Lankhuijzen, R. (2013). Onbewuste invloeden op gedrag. Utrecht: XTNT

Experts in Traffic and Transport.

Tilburg University. (s.d.). Meetniveau's. Opgehaald van Tilburg University:

https://www.tilburguniversity.edu/nl/studenten/studie/colleges/spsshelpdesk/edesk/me

etnive/

Vallerand, R. J., & Ratelle, C. F. (2002). Intrinsic and Extrinsic Motivation: A Hierarchical

Model. In E. L. Deci, & R. M. Ryan, Handbook of Self-determination Research (pp. 37-

63). Rochester: The University of Rochester Press.

Vandael, K. (2007). Verschillen en overeenkomsten in overheidscampagnes tussen België en

Nederland.

Vanhove, A. (2010). Meerwaarde van Sociale Marketing.

Vansteenkiste, M., Soenens, B., & Vandereycken, W. (2005). Motivation to Change in Eat

Disorder Patients: A Conceptual Clarification on the Basis of Self-Determination

Theory. Int J Eat Disord, 207-219.

Vansteenkiste, M., Witte, H. D., Lens, W., Andriessen, M., & Van den Broeck, A. (2002). De

Zelf-Determinatie Theorie: kwalitatief goed motiveren op de werkvloer. Gedrag en

organisatie.

Verlhiac, J.-F., Chappé, J., & Meyer, T. (2011). Do Threatening Messages Change Intentions

to Give Up Tobacco Smoking? The Role of Argument Framing and Pictures of a

Healthy Mouth Versus an Unhealthy Mouth. Journal of Applied Social Psychology,

2104-2122.

Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie. (2017).

Gezondheidsdeterminanten. Opgehaald van VIGEZ:

http://www.vigez.be/themas/algemene-

gezondheidsbevordering/gezondheidsdeterminanten

Vlaamse overheid. (2014). Vertrouwen in de federale overheid en de Vlaamse overheid.

Opgehaald van Vlaanderen: http://stadsmonitor.vlaanderen.be/vertrouwen-in-de-

federale-overheid-en-de-vlaamse-overheid

Voedingscentrum. (sd). Frisdrank. Opgehaald van Voedingscentrum:

http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/frisdrank.aspx

Page 76: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

64

Vrind. (2014). Vertrouwen in de Vlaamse overheid gestegen. Opgehaald van Communicaitie,

een site over Vlaamse overheidscommunicatie:

http://communicatie.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=1171

Wakefield, M. A., Loken, B., & Hornik, R. C. (2010). Use of Mass Media Campaigns to Change

Health Behavior. The Lancet, 1261-1271.

Weakfield, M., Flay, B., Nichter, M., & Giovino, G. (2003). Effects of Anti-Smoking

Advertising on Youth Smoking: a Review. Journal of Heath Communication, 229-247.

Williams, G. C., Cox, E. M., Hedberg, V. A., & Deci, E. L. (2000). Extrinsic Life Goals and

Health-Risk Behaviors in Adolescents. Journal of Applied Social Psychology, 1756-

1771.

Williams, G. C., Minicucci, D. S., Kouides, R. W., Levesque, C. S., Chirkov, V. I., Ryan, R.

M., & Deci, E. L. (2002). Self-determination, Smoking, Diet and Health. Health

Education Research, 512-521.

Williams, G. C., Patrick, H., Niemiec, C. P., Ryan, R. M., Deci, E. L., & Lavigne, H. M. (2011).

The Smoker's Health Project: A Self-Determination Theory Intervention to Facilitate

Maintenance of Tobacco Abstinence. Contemporary Clinical Trials, 535-543.

Page 77: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

65

Bijlagen

1 Bijlage vooronderzoek

Restrictief

Effectief Leuk Deze slogan geeft mij het idee

dat water drinken goed is voor

mijn gezondheid en daardoor

zal ik meer motivatie hebben

om water te drinken.

Na het lezen van deze slogan zou ik

meer water drinken omdat ik zelf

verantwoordelijkheid wil nemen

voor mijn gezondheid

Door deze slogan

zou ik meer water

drinken om

anderen te laten

zien dat ik gezond

ben

Deze slogan

geeft mij het

gevoel dat ik

best meer water

drink omdat het

moet.

Drink

minstens 1

liter water

per dag

2,82 1,9 2,8 2,82 2,31 3,29

Wees gezond

en drink

water

2,78 2,37 2,96 2,9 2,31 2,84

Page 78: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

66

Word

gezonder en

drink water

2,65 2,24 2,92 2,71 2,10 2,69

Drink je

gezond met

water

3,04 2,96 3,27 3,15 2,61 2,84

Niet-restrictief

Effectief Leuk Deze slogan geeft mij het

idee dat water drinken goed

is voor mijn gezondheid en

daardoor zal ik meer

motivatie hebben om water te

drinken

Na het lezen van deze slogan zou ik

meer water drinken omdat ik zelf

verantwoordelijkheid wil nemen

voor mijn gezondheid

Door deze slogan

zou ik meer water

drinken om

anderen te laten

zien dat ik gezond

ben

Deze slogan

geeft mij het

gevoel dat ik

best meer water

drink omdat het

moet.

Water,

niet alleen

na een

kater

3,63 3,88 2,92 2,94 2,41 2,80

Page 79: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

67

Water =

gezond

2,59 1,94 2,57 2,51 2,12 2,52

Water, ‘t is

gezond!

3,24 2,94 2,98 2,80 2,57 2,67

Fit met

water

3,16 3,02 3,06 3,06 2,61 2,76

Page 80: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

68

2 Vragenlijst vooronderzoek

Oneens (1) Beetje

oneens (2) Noch eens,

noch oneens (3) Beetje

eens (4) Eens (5)

Ik vind dit een effectieve

slogan. (1)

Ik vind dit een leuke

slogan voor een

overheidscampagne. (2)

Deze slogan geeft mij het

idee dat water drinken

goed is voor mijn

gezondheid en daardoor

zal ik meer motivatie

hebben om water te

drinken. (3)

Na het lezen van deze

slogan zou ik meer water

drinken omdat ik zelf

verantwoordelijkheid wil

nemen voor mijn

gezondheid. (4)

Door deze slogan zou ik

meer water drinken om

anderen te laten zien dat ik

gezond ben. (5)

Deze slogan geeft mij het

gevoel dat ik best meer

water drink omdat het

moet. (6)

Page 81: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

69

3 De campagnes

3.1 Restrictieve campagne

Page 82: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

70

3.2 Niet-restrictieve campagne

Page 83: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

71

3.3 Campagne controlegroep

Page 84: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

72

4 Vragenlijst hoofdonderzoek

Q1: Wat is uw houding ten opzichte van deze campagne?

Positief (1)

Beetje positief (2)

Neutraal (3)

Beetje negatief (4)

Negatief (5)

Q2: Ik vind deze campagne...

... goed. (1)

... een beetje goed. (2)

... niet goed, niet slecht. (3)

... een beetje slecht. (4)

... slecht. (5)

Q3: Hoe waarschijnlijk is het dat deze campagne jou zal beïnvloeden om meer water te drinken?

______ 1 = heel onwaarschijnlijk; 7 = heel waarschijnlijk (1)

Q4: Hoe effectief denk je dat deze advertentie is om de meeste mensen aan te zetten om meer

water te drinken?

______ 1 = heel ineffectief; 7 = heel effectief (1)

Q5: Wat is je houding in het algemeen ten opzichte van meer water drinken? 1 = ik sta negatief

t.o.v. meer water drinken; 4 = neutraal; 7 = ik sta positief t.o.v. meer water drinken

1 (1)

2 (2)

3 (3)

4 (4)

5 (5)

6 (6)

7 (7)

Page 85: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

73

Q6: Lijkt het u een goed idee om meer water te drinken? 1 = het lijkt mij een slecht idee om

meer water te drinken; 4 = neutraal; 7 = het lijkt mij een goed idee om meer water te drinken

1 (1)

2 (2)

3 (3)

4 (4)

5 (5)

6 (6)

7 (7)

Q7: Geef aan in welke mate de volgende uitspraken over water drinken op jou van toepassing

zijn.

Zeker niet van

toepassing (1)

Niet van toepassin

g (2)

Eerder niet van

toepassing (3)

Neutraal (4)

Eerder wel van

toepassing (5)

Wel van toepassin

g (6)

Zeker wel van

toepassing (7)

In de toekomst

zal ik mijn

gedrag omtrent

de consumptie

van water niet

aanpassen. (1)

Het is heel

onwaarschijnlij

k dat ik meer

water zal

drinken. (2)

Het is mogelijk

dat ik meer

water zal

drinken. (3)

Page 86: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

74

Q8: Beoordeel de volgende stelling: 'ik vind dit een leuke overheidscampagne'. 1 = helemaal

niet akkoord; 4= neutraal; 7= helemaal akkoord

1 (1)

2 (2)

3 (3)

4 (4)

5 (5)

6 (6)

7 (7)

Q9: Beoordeel de volgende stelling: 'ik vind dit een effectieve overheidscampagne'.1 =

helemaal niet akkoord; 4= neutraal; 7= helemaal akkoord

1 (1)

2 (2)

3 (3)

4 (4)

5 (5)

6 (6)

7 (7)

Bedankt voor uw tijd! Hierna volgen nog enkele korte vraagjes omtrent uw levensstijl.

Q10: Wat is uw geslacht?

Man (1)

Vrouw (2)

Q11: Wat is uw leeftijd? (bijvoorbeeld: 22)

Q12: Wat is uw lengte in centimeter? (bijvoorbeeld: 163)

Q13: Wat is uw gewicht in kilogram? (bijvoorbeeld: 65)

Q14: Wat vind je van je algemene gezondheidstoestand?

Zeer goed (1)

Goed (2)

Gaat wel (redelijk) (3)

Slecht (4)

Zeer slecht (5)

Page 87: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

75

Q15: Hoe frequent drink je alcohol?

Nooit (1)

Minder dan 1 keer per week (2)

1 keer per week (3)

2 keer per week (4)

3 keer per week (5)

4 keer per week (6)

5 keer per week (7)

6 keer per week (8)

Dagelijks (9)

Q16: Rookt u?

Ja, alle dagen (1)

Ja, af en toe (2)

Neen, helemaal niet (3)

Q17: Hoeveel porties groenten en fruit eet je per dag?

Minder dan 1 portie per dag (1)

1 portie per dag (2)

2 porties per dag (3)

3 porties per dag (4)

4 porties per dag (5)

5 porties per dag (6)

Meer dan 5 porties per dag (7)

Q18: Doe je wel eens aan sport?

Minder dan 1 keer per week (1)

1 à 2 keer per week (2)

Meer dan 2 keer per week (3)

Page 88: HET BELANG VAN INTRINSIEKE EN EXTRINSIEKE MOTIVATIE … · “het belang van intrinsieke en extrinsieke motivatie bij overheidscampagnes” “hoe kan de effectiviteit van overheidscampagnes

76

Q19: Hoe vaak drink jij frisdrank?

Elke dag (1)

5-6 dagen per week (2)

3-4 dagen per week (3)

1-2 dagen per week (4)

Minder dan 1 keer per week (5)

Nooit (6)

Q20: Hoeveel glazen water drink je gemiddeld per dag? (Een glas 0,2 liter)

Q21: Wat drink je dagelijks buiten water?

Warme dranken (koffie, thee) (1)

Vruchtendranken/ -sappen (2)

Zuiveldranken (3)

Alcoholische dranken (4)

Anders, namelijk (5) ____________________