36
Behavioural and Societal Sciences Kampweg 5 3769 DE Soesterberg Postbus 23 3769 ZG Soesterberg www.tno.nl T +31 88 866 15 00 F +31 34 635 39 77 [email protected] TNO-rapport TNO 2012 R11119 Het functioneren van isolatiekamers in ziekenhuizen Datum Januari 2013 Auteur(s) Ir. S.P.M. van Heumen E. Felix Drs. A.W. Klein Ing. A.A.L. Traversari Aantal pagina's 36 (incl. bijlagen) Aantal bijlagen 4 Opdrachtgever Inspectie voor de Gezondheidszorg Postbus 2680 3500 GR Utrecht Projectnaam Isolatiekamers in ziekenhuizen Projectnummer 054.02223/01.06 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan. © 2013 TNO

Het functioneren van isolatiekamers in ziekenhuizenpublications.tno.nl/publication/100022/JQspjL/TNO-2012-R11119.pdf · 4 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119 Incidenten die in isolatiekamers

Embed Size (px)

Citation preview

Behavioural and Societal

Sciences

Kampweg 5

3769 DE Soesterberg

Postbus 23

3769 ZG Soesterberg

www.tno.nl

T +31 88 866 15 00

F +31 34 635 39 77

[email protected]

TNO-rapport

TNO 2012 R11119

Het functioneren van isolatiekamers in

ziekenhuizen

Datum Januari 2013

Auteur(s) Ir. S.P.M. van Heumen

E. Felix

Drs. A.W. Klein

Ing. A.A.L. Traversari

Aantal pagina's 36 (incl. bijlagen)

Aantal bijlagen 4

Opdrachtgever Inspectie voor de Gezondheidszorg

Postbus 2680

3500 GR Utrecht

Projectnaam Isolatiekamers in ziekenhuizen

Projectnummer 054.02223/01.06

Alle rechten voorbehouden.

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel

van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande

toestemming van TNO.

Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van

opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor

opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten

overeenkomst.

Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan.

© 2013 TNO

2 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119

TNO-rapport | 2012 R11119 3 / 28

Samenvatting

In ziekenhuizen zijn meerdere typen isolatiekamers in omloop. Er zijn

isolatiekamers die patiënten beschermen ten opzichte van hun omgeving

(beschermende isolatie), maar ook kamers die de omgeving beschermen ten

opzichte van de besmette patiënt (bronisolatie). Sommige isolatiekamers bieden

beide vormen van isolatie (universele isolatie), andere kamers bieden één vorm van

bescherming of kunnen per situatie geschakeld worden.

Onder het bouwregime van de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) bestonden

prestatie-eisen voor isolatiekamers. Deze eisen zijn inmiddels komen te vervallen,

waardoor er geen specifieke wettelijke normering meer bestaat voor een aantal

zaken die te maken heeft met luchtkwaliteit, drukhiërarchie, temperatuur en

luchtvochtigheid. Wel hanteert de sector voor de bouw en inrichting van

isolatiekamers de richtlijn “Bouw- en inrichtingseisen isolatie-afdeling Ventilatie van

isolatiekamers” van de Werkgroep Infectiepreventie (WIP). In deze richtlijn worden

bouwkundige en installatietechnische basiscondities en de luchtregeling

beschreven.

De indruk bestaat dat er variatie is in het functioneren van de verschillende typen

isolatiekamers en dat isolatiekamers met een schakelinstallatie onnodig risico met

zich meebrengen. De IGZ heeft TNO daarom gevraagd het functioneren van de

verschillende systemen voor isolatiekamers nader te onderzoeken en na te gaan of

meer specifieke richtlijnen nodig zijn. De focus van dit onderzoek is de

isolatieverpleging op algemene verpleegafdelingen in ziekenhuizen.

De volgende stappen zijn gezet om een antwoord te vinden op de vraagstelling:

een literatuurverkenning, nagaan aantal incidenten, gesprekken met deskundigen

infectiepreventie en (installatie)adviseurs, een enquête onder deskundigen

infectiepreventie en het voorleggen van de resultaten aan de WIP.

Uit de verkenning van de literatuur blijkt dat er weinig wetenschappelijke literatuur

beschikbaar is, waarin wordt ingegaan op het functioneren van de techniek in

isolatiekamers en de effecten daarvan op luchtkwaliteit, drukhiërarchie, temperatuur

en luchtvochtigheid. Uit de praktische literatuur blijkt, dat een speciale isolatiekamer

niet voor alle soorten isolatie nodig is. In de WIP-richtlijn worden de basiscondities

en de luchtregeling beschreven. Uit buitenlandse normering blijkt dat isolatiekamers

met een schakelinstallatie, waarbij onderdruk en overdruk afwisselend kunnen

worden gerealiseerd, niet zijn toegestaan of sterk worden afgeraden. Dit vanwege

het risico op bedieningsfouten.

De gesprekken met deskundigen infectiepreventie en een schriftelijke raadpleging

van installateurs en installatieadviseurs, laten een overzicht zien van knelpunten en

good practices. In de praktijk blijken verschillende typen isolatiekamers in gebruik te

zijn, met name gericht op universele isolatie en in mindere mate op bronisolatie.

De laatste jaren worden voornamelijk universele kamers gebouwd, met onderdruk

in de sluis, die zowel voor bron- als beschermende isolatie benut kunnen worden.

Schakelbare kamers komen, behoudens enkele kinderafdelingen en high &

intensive care units, niet veel meer voor.

4 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119

Incidenten die in isolatiekamers plaatsvinden zijn zelden aan de techniek,

waaronder het gebouw, de installatie of de vaste inrichting, alleen toe te schrijven.

Voor het ontwerpen van isolatiekamers hanteren de installateurs en

installatieadviseurs de WIP-richtlijn “Bouw- en inrichtingseisen isolatie-afdeling

Ventilatie van isolatiekamers”. Ook de deskundigen infectiepreventie zijn van

mening dat deze richtlijn goed bruikbaar is, al wordt er in de praktijk wel van

afgeweken en zijn er op bijvoorbeeld het punt van de validatie verbeteringen

mogelijk.

De enquête, die is uitgezet onder leden van de VHIG, onderschrijft de bevindingen

uit de gesprekken.

Tijdens dit onderzoek zijn verschillende methoden van dataverzameling toegepast.

Deze aanpak vergroot de betrouwbaarheid van de uitkomsten: het functioneren van

isolatiekamers is vanuit verschillende perspectieven verkend. Op basis van het

onderzoek wordt een aantal aanbevelingen gedaan voor het vervolg. Deze

berusten niet op duidelijk bewijs ter voorkoming van besmettingen, maar zijn

gebaseerd op expert opinion en de richtlijnen in het buitenland.

Geconcludeerd kan worden dat de WIP-richtlijn “Bouw- en inrichtingseisen isolatie-

afdeling Ventilatie van isolatiekamers” een goede basis vormt met betrekking tot het

functioneren van isolatiekamers in ziekenhuizen. De richtlijn wordt door

verschillende partijen in het veld herkend en erkend. In het veld is draagvlak

aanwezig voor de verbetering van de richtlijn ten aanzien van onder andere de

validatie, differentiatie van het veiligheidsniveau en ‘healing environment’-aspecten.

Aanbevolen wordt om de WIP-richtlijn op bovenstaande punten aan te passen en

de basis te laten zijn voor een door de NVZ, NFU en wetenschappelijke

verenigingen van medici breed gedragen en geaccepteerde veldnorm.

Daarnaast wordt aanbevolen om een duidelijk validatie- en monitoringsprotocol op

te stellen, waarin zowel de methodiek als de frequentie wordt aangegeven.

Tot slot wordt aanbevolen om bij nieuwbouw of renovatie geen schakelbare

isolatiekamers meer toe te passen.

Op basis van bovenstaande aanbevelingen kan de IGZ een toetsings- en

handhavingskader opstellen en hier duidelijk en eenduidig over communiceren.

TNO-rapport | 2012 R11119 5 / 28

Inhoudsopgave

Samenvatting ........................................................................................................... 3

1 Inleiding .................................................................................................................... 7 1.1 Achtergrond ............................................................................................................... 7 1.2 Probleemstelling ........................................................................................................ 8 1.3 Plan van aanpak ........................................................................................................ 9 1.4 Resultaat .................................................................................................................... 9 1.5 Inhoud rapport ........................................................................................................... 9

2 Literatuurstudie ..................................................................................................... 11 2.1 Inleiding ................................................................................................................... 11 2.2 Typen isolatiekamers ............................................................................................... 11 2.3 Normering in Nederland en daarbuiten ................................................................... 12 2.4 Artikelen over ventilatie ........................................................................................... 13 2.5 Conclusie ................................................................................................................. 13

3 De praktijk .............................................................................................................. 15 3.1 Inleiding ................................................................................................................... 15 3.2 Typen isolatiekamers ............................................................................................... 15 3.3 Knelpunten ............................................................................................................... 16 3.4 Incidenten ................................................................................................................ 17 3.5 Good practices ......................................................................................................... 17 3.6 Situatie specifiek maatwerk ..................................................................................... 17 3.7 Typen ontwerp- en/of prestatiespecificaties ............................................................ 18 3.8 Behoefte aan specifieke richtlijnen of normen ......................................................... 18 3.9 Installatietechnische aandachtspunten en aanbevelingen ...................................... 19 3.10 Inventarisatie aantal en type kamers, uitkomsten enquête ..................................... 20 3.11 Conclusie ................................................................................................................. 23

4 Conclusies en aanbevelingen .............................................................................. 25 4.1 Evaluatie methode ................................................................................................... 25 4.2 Beantwoording vraagstelling ................................................................................... 25 4.3 Aanbevelingen ......................................................................................................... 27

Bijlage(n)

A Literatuurlijst B Lijst met geïnterviewden C Aanpassingen of aanvullingen WIP-richtlijn D Vragenlijst enquête

6 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119

TNO-rapport | 2012 R11119 7 / 28

1 Inleiding

1.1 Achtergrond

1.1.1 Typen/beschrijving

In ziekenhuizen zijn meerdere typen isolatiekamers in omloop. Er zijn

isolatiekamers die noodzakelijk zijn voor de microbiologische bescherming van

patiënten tegen hun omgeving (beschermende isolatie), maar ook kamers die de

omgeving beschermen ten opzichte van de besmette patiënt (bronisolatie).

Sommige isolatiekamers bieden beide vormen van isolatie (universele isolatie),

andere kamers bieden één vorm van bescherming of kunnen per situatie

geschakeld worden.

1.1.2 Regelgeving: voorheen, bestaand

Onder het bouwregime van de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) bestonden

prestatie-eisen voor isolatiekamers, zowel voor het aantal, afhankelijk van het soort

verpleegafdeling (standaard en medium care en dagverpleging, high en intensive

care, kinderverpleging), als voor de drukhiërarchie1. Deze prestatie-eisen zijn

inmiddels vervallen.

Wel hanteert de sector voor de bouw en inrichting van isolatiekamers de richtlijn

“Bouw- en inrichtingseisen isolatie-afdeling Ventilatie van isolatiekamers” van de

Werkgroep Infectiepreventie (WIP). In deze richtlijn worden de basiscondities

(bouwkundig en installatietechnisch) en de luchtregeling beschreven. De keuze van

het systeem van luchtregeling is uiteindelijk afhankelijk van de doelstelling die met

een isolatiekamer wordt beoogd: bronisolatie, beschermende isolatie of beide

vormen van isolatie. Ook de indicaties en de te nemen voorzorgsmaatregelen voor

de diverse vormen van isolatie zijn beschreven in richtlijnen van de WIP.

Met het vervallen van de prestatie-eisen WTZi bestaat geen specifieke wettelijke

normering meer voor een aantal zaken die te maken heeft met luchtkwaliteit,

drukhiërarchie, temperatuur en luchtvochtigheid. Dit met het oog op het voorkómen

van enerzijds besmetting van binnen naar buiten en anderzijds van buiten naar

binnen.

Daarnaast bestaat de indruk dat er verschil bestaat in het functioneren van de

verschillende typen isolatiekamers. Vanwege het wegvallen van specifieke

regelgeving en omdat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) van mening is

dat de isolatiekamers met schakelinstallatie onnodig risico met zich meebrengen,

wil zij graag weten of de universele isolatiekamer zonder schakelinstallatie wellicht

de nieuwe norm zou moeten zijn. De IGZ heeft TNO gevraagd dit verder te

onderzoeken en na te gaan of meer specifieke richtlijnen nodig zijn.

Belangrijk in het onderzoek is of er voldoende draagvlak in het veld is om tot meer

specifieke richtlijnen te komen.

1 College bouw ziekenhuisvoorzieningen, Voorzieningen voor ziekenhuisverpleging,

Bouwmaatstaven voor nieuwbouw, november 2003.

8 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119

1.2 Probleemstelling

1.2.1 Doelstelling

Het doel van het onderzoek is om technische knelpunten in kaart te brengen met

betrekking tot het functioneren of het bedienen van isolatiekamers in ziekenhuizen

en na te gaan of hier gevaarlijke situaties uit kunnen ontstaan voor de patiënt en de

omgeving. Daarnaast heeft het onderzoek tot doel om het draagvlak in het veld

omtrent (nieuwe) normering op dit vlak te peilen.

1.2.2 Vraagstelling

TNO heeft zich in dit eerste stadium van het onderzoek gericht op een verkenning

van het probleem. Concreet leidt dit tot de volgende hoofd- en deelvragen:

Hoe functioneren de verschillende systemen voor isolatiekamers in de praktijk?

Wat is er in de literatuur bekend over het functioneren van techniek in

isolatiekamers?

Zijn er incidenten bekend in de praktijk en zo ja, wat was hiervan de oorzaak?

Welke typen isolatiekamers zijn in gebruik en hoeveel isolatiekamers werken

nog met een schakelinstallatie?

Is er draagvlak in het veld voor herziening van de richtlijn?

1.2.3 Afbakening project

De IGZ onderscheidt vier aandachtsgebieden:

1. isolatieverpleging op ”algemene” verpleegafdelingen (algemene verpleging,

medium care, dagverpleging);

2. isolatieverpleging op afdelingen voor intensive care;

3. isolatieverpleging op kinderafdelingen en op afdelingen waar intensieve zorg

wordt verleend aan neonaten (NICU) en aan kinderen (PICU);

4. cohortering bij grootschalige uitbraken.

De focus van dit onderzoek is aandachtsgebied 1, de isolatieverpleging op

algemene verpleegafdelingen.

Bijzondere situaties, zoals implicaties bij het gebruik van warmtewielen, zijn in

eerste instantie buiten beschouwing gelaten, maar kunnen later eventueel in een

vervolgonderzoek of nieuwe norm worden opgenomen.

De WIP-richtlijnen “Indicaties voor isolatie” en “maatregelen tegen overdracht van

bijzonder-resistente micro-organismen (BRMO)” zijn gebaseerd op actuele

zorginhoudelijke inzichten en biedt voldoende inzicht bij welke indicaties welk type

isolatieverpleging voor welke duur geïndiceerd is. Dit aspect vormt derhalve geen

onderdeel van het project, maar is de basis. Evenmin onderdeel van het project is

de behoefteraming aan isolatiecapaciteit op landelijk niveau, onder invloed van

epidemiologische ontwikkelingen. Het in 2000 door het RIVM uitgevoerde

onderzoek naar epidemiologische ontwikkelingen en landelijk beschikbare

capaciteit – waarin op landelijk niveau een aanzienlijke overcapaciteit aan

isolatiekamers werd geconstateerd – is blijkens praktijkervaringen van de IGZ nog

voldoende actueel.

TNO-rapport | 2012 R11119 9 / 28

1.3 Plan van aanpak

De volgende stappen zijn gezet om een antwoord te vinden op de vraagstelling:

1. literatuurverkenning;

2. onderzoek incidenten;

3. gesprekken met deskundigen infectiepreventie en (installatie)adviseurs;

4. enquête onder deskundigen infectiepreventie;

5. resultaten voorleggen aan WIP.

Allereerst is via onder meer de WIP en het Emergency Care Research Institute

(ECRI) gezocht naar nationale en internationale literatuur en richtlijnen over

isolatiekamers. Vervolgens zijn schriftelijk een aantal installatieadviseurs

geraadpleegd. Via de Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de

Gezondheidszorg (VHIG) zijn gesprekken gevoerd met deskundigen

infectiepreventie uit verschillende algemene en academische ziekenhuizen (zie

bijlage B), waarbij ook navraag is gedaan naar mogelijke incidenten in

isolatiekamers. Bij de IGZ bleken geen directe incidentmeldingen bekend. Om een

antwoord te krijgen op resterende vragen is via de VHIG een beknopte digitale

enquête gehouden onder deskundigen infectiepreventie binnen ziekenhuizen.

Een aantal knelpunten uit het onderzoek is voorgelegd aan een arts microbioloog.

Tot slot zijn de bevindingen voorgelegd aan de Werkgroep Infectiepreventie.

1.4 Resultaat

Het resultaat van de probleemverkenning is een actueel overzicht van good

practices en aandachtspunten met betrekking tot de techniek in isolatiekamers,

waarbij wordt ingegaan op de gestelde vragen en wordt verkend of meer specifieke

richtlijnen wenselijk zijn. Daarnaast wordt een eerste inventarisatie gegeven van het

aantal en type isolatiekamers dat op dit moment in gebruik is. Met het doorlopen

van het plan van aanpak wordt draagvlak gecreëerd voor eventuele

vervolgstappen.

1.5 Inhoud rapport

In het volgende hoofdstuk wordt een kort overzicht van praktische en

wetenschappelijke literatuur gepresenteerd. In hoofdstuk 3 komt vervolgens de

praktijk aan het woord. Aan het eind van elk hoofdstuk worden de belangrijkste

bevindingen samengevat. In hoofdstuk 4 worden ten slotte conclusies getrokken, de

vraagstellingen beantwoord en enkele aanbevelingen gedaan.

10 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119

TNO-rapport | 2012 R11119 11 / 28

2 Literatuurstudie

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bestaat uit de resultaten van een verkennende bureaustudie door

TNO naar zowel praktische als wetenschappelijke literatuur.

Voor wetenschappelijke artikelen is onder andere gezocht in de database van het

Emergency Care Research Institute (ECRI) en het digitale loket ‘Veilige Gebouwen

in de Zorg’. Trefwoorden zijn: isolation facilities, isolation rooms, infections, air

quality en ventilation. Bronnen waarin is gezocht naar praktische informatie en

richtlijnen zijn de database van de WIP en ook het hierboven genoemde loket.

Via deskundigen binnen TNO zijn gericht artikelen aangeleverd over het thema.

2.2 Typen isolatiekamers

Er zijn diverse vormen en gradaties van isolatie van patiënten in ziekenhuizen.

Isolatie van besmettelijke patiënten ter voorkoming van besmetting van andere

patiënten of personeel wordt bronisolatie genoemd. Beschermende isolatie of

omgekeerde isolatie vindt plaats om de patiënt te beschermen tegen

infectie(ziekten) van buitenaf.

Tabel 1 Overzicht isolatievormen.

Vormen van isolatie Locatie

Bronisolatie Standaardisolatie Contactisolatie Kan in eenpersoonskamer

Druppelisolatie Kan in eenpersoonskamer

Aërogene isolatie Isolatiekamer

Strikte isolatie Isolatiekamer

Beschermende isolatie Isolatiekamer

Universele

isolatie

Combinatie van bronisolatie en

beschermende isolatie

Isolatiekamer

Bronnen: Basisverpleegkunde – J.A.M. Kerstens e.a. (2006); Ziekenhuishygiëne – Mia Vande

Putte e.a. (Leuven (B), 2000); Bouw- en inrichtingseisen isolatie-afdeling Ventilatie

van isolatiekamers – Werkgroep Infectiepreventie (2004).

Contactisolatie, ter voorkoming van overdracht via direct contact of besmette

voorwerpen, en druppelisolatie, ter voorkoming van overdracht via druppels c.q.

aerosolen (door bijvoorbeeld hoesten of niezen), kan met behulp van een protocol

in een eenpersoonskamer worden verzorgd.

Voor de overige vormen van isolatie moet gebruik worden gemaakt van een

speciale isolatiekamer, die alleen via een sluis bereikbaar is.

Er zijn voor een isolatiekamer vier systemen van luchtregeling mogelijk:

a. onderdruk in de isolatiekamer (geschikt voor bronisolatie),

b. overdruk in de isolatiekamer (geschikt voor beschermende isolatie),

c. onderdruk in de sluis (geschikt voor zowel bronisolatie als beschermende

isolatie)

d. schakelbaar naar keuze onderdruk/overdruk in de isolatiekamer (geschikt voor

zowel bronisolatie als beschermende isolatie).

12 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119

Isolatiekamers komen voor op ‘gewone’ verpleegafdelingen (algemene verpleging,

medium care en dagverpleging), afdelingen voor intensive care en kinderafdelingen

(inclusief intensieve zorg voor neonaten en kinderen).

De totale beschikbare capaciteit in Nederlandse ziekenhuizen wordt door het RIVM

geraamd op 700 isolatiekamers2. Deze raming is aan de lage kant.

Volgens het monitoringrapport van het Bouwcollege3 bedraagt het percentage

eenpersoonskamers met sluis 11% van het totaal aantal kamers in de Nederlandse

ziekenhuizen.

2.3 Normering in Nederland en daarbuiten

De Werkgroep Infectiepreventie (WIP) heeft in december 2004 de richtlijn “Bouw-

en inrichtingseisen isolatie-afdeling Ventilatie van isolatiekamers”4 vastgesteld.

Deze richtlijn is van toepassing bij aërogene isolatie, strikte isolatie, universele

isolatie en beschermende isolatie. Bij die isolatievormen moet namelijk gebruik

worden gemaakt van een speciale isolatiekamer, die alleen via een sluis bereikbaar

is.

In de richtlijn worden de basiscondities (bouwkundig en installatietechnisch) en de

luchtregeling beschreven. De keuze van het systeem van luchtregeling is

uiteindelijk afhankelijk van de doelstelling die met een isolatiekamer wordt beoogd:

bronisolatie, beschermende isolatie of beide.

Het College bouw zorginstellingen (Bouwcollege) kende basiskwaliteitseisen die

onder meer betrekking hadden op de nieuwbouw en verbouw van isolatiekamers in

ziekenhuizen. Deze betroffen luchtkwaliteit en drukhiërarchie, de (oppervlakte van

de) sluis, sanitaire voorzieningen, uitzicht vanuit en inrichting van de kamer, de

hoeveelheid isolatiekamers per standaardverpleegafdeling, afdeling high care,

intensive care en neonatologie. Met het vervallen van het bouwregime voor de

ziekenhuizen per 1 januari 2008 zijn ook deze basiskwaliteitseisen niet meer van

toepassing.

In de Australasian Health Facility Guidelines wordt onder andere aandacht besteed

aan de preventie van infecties. In dat verband komen de isolatiekamers ook aan de

orde. Er wordt in deze richtlijnen aandacht geschonken aan standaard

isolatiekamers, kamers met onderdruk, met overdruk en quarantainekamers.

Isolatiekamers met een schakelinstallatie waarbij onderdruk en overdruk

afwisselend kunnen worden gerealiseerd zijn in deze richtlijnen niet toegestaan.

Het risico op mogelijke bedieningsfouten wordt daarvoor als één van de redenen

opgevoerd.

De Engelse richtlijn Supplement 1: Isolation facilities in acute settings (2005) bij

HBN 4 (Health Building Note 4, 1997) zit om dezelfde reden ook op deze lijn.

In deze richtlijn wordt gekozen voor een sluis (lobby) met overdruk, zodat (vuile)

lucht vanuit de isolatiekamer de gang niet bereikt en omgekeerd. Op deze manier

kan de isolatiekamer zowel voor bronisolatie als voor beschermende isolatie

2 RIVM rapport 403502 002 Benodigde isolatiecapaciteit in ziekenhuizen. M.C. Busch e.a.

November 2000. Monitoring Gebouwkwaliteit Algemene Ziekenhuizen. Macrorapportage. Rapportnummer 607. College bouw zorginstellingen. 2007.

4 De geplande revisie van de WIP-richtlijn in 2009 heeft niet plaatsgevonden.

TNO-rapport | 2012 R11119 13 / 28

gebruikt worden. Deze drukhiërarchie wijkt af van de in Nederland gehanteerde

norm, zoals in paragraaf 2.2 beschreven staat.

In Scandinavië worden hoge eisen gesteld aan isolatiekamers, mogelijk vanwege

het relatief hoge aandeel voor beenmergtransplantaties, waarbij de CDC-richtlijnen5

worden gehanteerd. Hierin wordt onder andere High Efficiency Particulate Air

(HEPA) filtering van binnenkomende lucht en een ventilatievoud van minimaal 12x

per uur vereist.

2.4 Artikelen over ventilatie

In diverse Engelstalige artikelen wordt aandacht besteed aan de relatie tussen het

ontwerp van een isolatieafdeling en het voorkomen van infecties. In vrijwel al deze

artikelen ligt de nadruk op bijvoorbeeld het verschil tussen een oude situatie met

een zaal of meerpersoonskamers op de isolatieafdeling en een nieuwe situatie

waarin van eenpersoonskamers op de isolatieafdeling sprake is. Dit onderwerp

speelt in Nederland niet, aangezien we hier standaard voor een eenpersoonskamer

kiezen bij de isolatie van patiënten en niet voor een meerpersoonskamer.

Andere artikelen gaan in op de manier waarop infecties worden overgedragen van

patiënten naar bijvoorbeeld personeel, de rol van ventilatie en luchtcirculatie en de

(bouwkundige) maatregelen die getroffen kunnen worden om deze overdracht

zoveel mogelijk tegen te gaan. Deze artikelen bevatten voor Nederland geen

nieuwe inzichten.

Eén artikel6 gaat wel uitgebreider in op het effect van ventilatie op de stroming van

(besmette) deeltjes in een eenpersoonskamer. In het artikel wordt het risico op

infectie van de patiënt met behulp van Computational Fluid Dynamics (CFD)

geanalyseerd, door te ‘meten’ op diverse plaatsen in de kamer, en ook te variëren

met de locaties van de in- en uitlaat van lucht. Daarnaast wordt ook gewerkt met

uiteenlopende soorten luchttoevoerroosters. Uit de analyses blijkt dat de kans op

infectie beïnvloed wordt door de locatie waar lucht wordt binnengelaten en waar de

lucht weer verdwijnt. Verder is de infectiekans sterk afhankelijk van de plek: naast

het bed, bij de deur of aan het voeteneind. Tot slot is het opvallend dat ook hier, in

tegenstelling tot het Nederlandse uitgangspunt, wordt uitgegaan van overdruk in

plaats van onderdruk in de sluis.

2.5 Conclusie

Er is niet veel wetenschappelijke literatuur beschikbaar waarin wordt ingegaan op

isolatiekamers op verpleegafdelingen in ziekenhuizen en dan met name op het

functioneren van de techniek in isolatiekamers en de effecten daarvan op

luchtkwaliteit, drukhiërarchie, temperatuur en luchtvochtigheid. Zoals uit 2.4 blijkt,

ligt de nadruk in de artikelen over isolatiekamers meestal op andere procedurele

zaken.

5 Siegel JD, Rhinehart E, Jackson M, Chiarello L, and the Healthcare Infection Control Practices

Advisory Committee, 2007 Guideline for Isolation Precautions: Preventing Transmission of Infectious Agents in Healthcare Settings.

Villafruela JM, Castro F, José JFS, Saint-Martin J, Comparison of air change efficiency,

contaminant removal effectiveness and infection risk as IAQ indices in isolation rooms, Energy

and Buildings, 2012.

14 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119

Een speciale isolatiekamer is niet voor alle soorten isolatie nodig. In de WIP-richtlijn

worden de basiscondities en de luchtregeling beschreven. Uit buitenlandse

normering blijkt dat isolatiekamers met een schakelinstallatie, waarbij onderdruk en

overdruk afwisselend kunnen worden gerealiseerd, niet zijn toegestaan of sterk

worden afgeraden. Dit vanwege het risico op bedieningsfouten.

Verder blijkt uit één wetenschappelijk artikel dat de kans op infectie van een patiënt

beïnvloedt wordt door de locatie waar besmette deeltjes een isolatiekamer

binnenkomen en hoe en waar ze worden afgevoerd.

In bijlage A is een overzicht opgenomen van de normering in Nederland en het

buitenland en de gevonden literatuur.

TNO-rapport | 2012 R11119 15 / 28

3 De praktijk

3.1 Inleiding

In het kader van dit onderzoek is, om de literatuur aan te vullen en te toetsen aan

de praktijk, contact gezocht met deskundigen op het gebied van isolatiekamers in

Nederland. Installatieadviseurs en installateurs zijn schriftelijk geraadpleegd aan de

hand van enkele vragen en vervolgens is met deskundigen infectiepreventie in

diverse algemene en academische ziekenhuizen gesproken. Ten slotte is via de

VHIG een korte enquête uitgezet onder een grotere groep deskundigen

infectiepreventie.

3.2 Typen isolatiekamers

Uit de diverse gesprekken blijkt globaal welke typen isolatiekamers en/of welke

systemen in isolatiekamers momenteel in Nederlandse ziekenhuizen worden

toegepast.

Isolatiekamers voor zowel bronisolatie (onderdruk in de isolatiekamer),

beschermende isolatie (overdruk in de isolatiekamer) en universele isolatie

(onderdruk in de sluis) komen momenteel nog voor. De indruk is dat bij nieuw- of

verbouw, vanwege kostenbesparing en minder risico’s, vrijwel overal wordt gekozen

voor de universele oplossing met een sluis op onderdruk.

Kamers waar de technische dienst of de gebruiker door middel van een schakelaar

een onderdruk- of overdrukregime kan creëren, worden vanwege het risico op

menselijke fouten weinig toegepast of zijn inmiddels vervangen.

Hoe vaak elk type isolatiekamer in Nederland voorkomt is niet exact bekend. Het

aantal isolatiekamers werd voor nieuwbouw voorheen voorgeschreven in de

Bouwmaatstaven Voorzieningen voor ziekenhuisverpleging, vastgesteld door het

Bouwcollege d.d. november 2003. Zie de volgende tabel uit deze bouwmaatstaven.

Tabel 2 voorgeschreven aantallen isolatiekamers volgens Bouwmaatstaven Cbz d.d. november

2003.

Zorgniveau of doelgroep Minimaal noodzakelijk voorzieningenniveau

standard care één gesluisde (eenpersoons)isolatiekamer met drukhiërarchie per circa 35 bedden, met een minimum van één kamer (2,9%)

high care en hoger één gesluisde (eenpersoons)isolatiekamer met drukhiërarchie per 8 bedden, met een minimum van één kamer; contactisolatie mogelijk voor de gehele capaciteit (12,5%)

neonaten één geïsoleerde couveusekamer met drukhiërarchie, onafhankelijk van de totale verpleegcapaciteit voor neonaten

zuigelingen en kinderen twee gesluisde (eenpersoons) isolatiekamers met drukhiërarchie, onafhankelijk van de totale verpleegcapaciteit voor de doelgroep

Uit navraag bij installatieadviseurs en installateurs blijkt dat isolatiekamers op zowel

onderdruk als overdruk voorkomen, soms schakelbaar, maar dat in de meeste

gevallen om praktische en financiële redenen bij nieuw- of verbouw wordt gekozen

voor de universele variant, waarbij de sluis op onderdruk staat ten opzichte van de

16 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119

kamer en de gang. In de bouwplannen zit vrijwel altijd een eigen sanitaire cel en

een sluis in de isolatiekamers. Bij isolatiekamers voor beschermende isolatie wordt

de toegevoerde lucht HEPA gefilterd en is er in de isolatiekamer een overdruk ten

opzichte van de omringende ruimten (sanitaire cel, sluis en gang van de afdeling).

3.3 Knelpunten

Uit de gesprekken met deskundigen infectiepreventie zijn diverse knelpunten ten

aanzien van het functioneren van isolatiekamers naar voren gekomen.

De volgens de WIP aanbevolen validatie van systemen vindt niet overal standaard

plaats. Waar wel validatiemetingen plaatsvinden, blijkt dat het volgens de WIP-

richtlijn vereiste minimale luchtdrukverschil van 5 Pa in de sluis ten opzichte van de

gang en de kamer niet altijd wordt gehaald. Daarnaast worden soms

luchtlekverliezen door wandaansluitingen geconstateerd. Uit rookproeven blijkt de

luchtrichting meestal wel correct. Bij validatie blijkt voorts dat het ventilatievoud niet

altijd voldoende is om besmette deeltjes snel af te voeren.

Niet overal worden de drukverschillen gemonitord en de HEPA-filters periodiek

gecontroleerd en gekoppeld aan het gebouwbeheerssysteem (GBS) met een

doormelding (inclusief vertraging) naar een centrale verpleegpost. Daarbij is het

voor het verpleegkundig personeel meestal niet zichtbaar of de benodigde ventilatie

werkt en het benodigde drukverschil in de sluis wordt behaald. Niet overal is

hiervoor een automatische alarmering of indicatie aangebracht.

Op bijvoorbeeld IC-afdelingen wordt soms gebruik gemaakt van een aparte

gemeenschappelijke personensluis tussen twee isolatiekamers in. Door deze sluis

kan geen bed worden vervoerd. Daartoe is de wand tussen gang en isolatiekamer

voorzien van een moeilijk luchtdicht af te dichten (schuif)deur, waardoor het

vereiste luchtdrukverschil niet kan worden gehandhaafd.

Gemeenschappelijke sluizen brengen een besmettingsrisico met zich mee en

zouden daarom moeten worden voorkomen. Verder is een dergelijke sluis vaak niet

voldoende groot om schoon en vuil materiaal gescheiden op te kunnen bergen.

Bij een ‘schakelbare’ isolatiekamer kan onduidelijkheid ontstaan of de kamer nu

voor bron- of beschermende isolatie kan worden ingezet. Daarnaast zijn er

ziekenhuizen waar zowel bronisolatie- als beschermende isolatiekamers

voorkomen. Personeel is zich niet altijd bewust van de specifieke drukhiërarchie en

functie van de specifieke kamers, waardoor ook hier vergissingen en dus risico’s

kunnen ontstaan.

Niet overal zijn sluisdeuren voorzien van een zogeheten interlocksysteem.

Een interlocksysteem houdt in dat zodra de ene deur wordt geopend de andere

automatisch vergrendeld blijft of als beide deuren zijn ontgrendeld en één deur

wordt geopend de andere automatisch wordt vergrendeld. Bij het ontbreken van

een dergelijk systeem kan een ongewenste open verbinding tussen de

isolatiekamer en verpleegafdeling ontstaan met mogelijke risico’s.

Gewezen wordt op het specifieke protocol voor het gebruik van

adembeschermingsmaskers in het geval van open TBC. In het in de WIP-richtlijn

aangegeven model van de universele isolatiekamer is de sluis het “afvoerputje” en

TNO-rapport | 2012 R11119 17 / 28

dus een vuile ruimte. In dit geval is al na het uitkomen van deze richtlijn gekozen

voor de veiligheid van de gebruikers door het masker op de gang op en af te doen.

Alleen bij recirculatie van lucht moet volgens de WIP-richtlijn gebruik worden

gemaakt van een HEPA-filter in het luchtafvoerrooster van de isolatiekamer, om te

voorkomen dat besmette lucht weer kan worden toegevoerd in de isolatiekamer of

andere ruimten. In de richtlijn van de WIP staan voorwaarden om zonder filter te

werken. Er worden geen specifieke eisen gesteld aan de filtering van de afvoer van

lucht waarin specifieke en bijzonder-resistente micro-organismen voorkomen.

3.4 Incidenten

Incidenten in isolatiekamers met betrekking tot besmetting zijn meestal niet

aantoonbaar te wijten aan (alleen) de techniek. Hieronder verstaan we het gebouw,

de installatie of de vaste inrichting.

Er zijn volgens de deskundigen infectiepreventie in Nederland geen recente

incidenten bekend of onderzocht, die aantoonbaar toe te schrijven zijn aan de

bouw, installaties of inrichting van isolatiekamers.

In antwoord op een vraag die TNO aan de IGZ gesteld heeft over incidenten blijkt

dat er bij de IGZ geen directe meldingen zijn binnengekomen over isolatiekamers.

Wel zijn situaties bekend waarin de schakelbare isolatiekamers tot risico’s hebben

geleid, maar niet direct tot calamiteiten of aantoonbare verspreiding. Er zijn echter

geen onderzoeken naar buiten gekomen naar aanleiding van dergelijke situaties

waarin niet de juiste schakeling zou zijn gebruikt.

3.5 Good practices

De betrokken deskundigen infectiepreventie kennen binnen hun eigen ziekenhuizen

geen situaties die volledig als ‘good practices’ kunnen worden bestempeld.

Wel worden de volgende punten als ‘good practice’ gezien:

- de aanbevolen universele isolatiekamer met een personen- en beddeningang

via een separate sluis op onderdruk,

- voldoende ruimte in de sluis om schoon en vuil materiaal gescheiden op te

kunnen bergen,

- een interlock op de sluisdeuren,

- direct zicht via glas in deuren en wanden tussen gang en kamer, om

monitoring en bewaking van de patiënt zonder fysiek contact maar via visueel

contact mogelijk te maken,

- aandacht voor ‘healing environment’-aspecten van de kamer voor de soms

lange tijd geïsoleerde patiënt, zoals inrichting en daglichttoetreding,

- in navolging hiervan ook adequaat geïnstrueerde gebruikers.

3.6 Situatie specifiek maatwerk

Een enkele keer komt de situatie specifiek maatwerk voor ten aanzien van

isolatievoorzieningen. Zo wordt bijvoorbeeld op een speciale afdeling voor

brandwondenpatiënten in het Martini Ziekenhuis op een aantal isolatiekamers

(intensive care) gebruik gemaakt van een (down flow)plenum boven het bed, een

aanvullende voorziening waarvoor tot dusver geen specifieke normen of eisen

18 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119

gelden. Een aparte specificatie voor bijzondere doelgroepen wordt evenwel niet

nodig geacht.

3.7 Typen ontwerp- en/of prestatiespecificaties

In het kader van infectiepreventie worden de volgende ontwerp- en/of prestatie-

specificaties genoemd, die als input voor ontwerp- en bouwprocessen worden

gebruikt:

- de WIP-richtlijn Bouw- en inrichtingseisen isolatie-afdeling Ventilatie van

isolatiekamers (2004),

- de oude Bouwmaatstaven Voorzieningen voor ziekenhuisverpleging van het

Bouwcollege,

- het Handboek Ziekenhuisventilatie van TNO d.d. juni 2002.

Installatieadviseurs en installateurs geven aan als uitgangspunt voor het ontwerp de

WIP-richtlijn te hanteren, waarna in overleg maatwerk plaatsvindt op het gebied

van:

- centrale of separate luchtafvoer,

- drukhiërarchie,

- maatregelen ter bescherming van het retourkanaal (voor het afvangen van

gevaarlijke micro-organismen),

- doorstroming van de ruimte (ventilatievoud),

- een eventueel laminaire flowplafond,

- sanitaire voorzieningen,

- vloer-, wand-, plafond- en gevelsystemen.

Diverse installateurs en installatieadviseurs geven aan kant-en-klare concepten op

de plank te hebben liggen, uitgaande van verschillende mogelijkheden voor de

isolatie (bronisolatie, beschermende isolatie of een combinatie van beide).

Mocht sprake zijn van een kamer met een flowplafond, dan wordt de thermische

invloed van de gevel gecompenseerd, maar dan zit de kamer wel bomvol met

techniek.

3.8 Behoefte aan specifieke richtlijnen of normen

De bovengenoemde WIP-richtlijn bevat voldoende prestatie-eisen. Toch worden de

hierin gestelde waarden volgens deskundigen infectiepreventie in de praktijk niet

gehaald door bijvoorbeeld afwijkende wand- en gevelsystemen.

Daarnaast lijkt er behoefte aan een instrument of document om meer sturing te

kunnen geven aan ontwerpende partijen. Architecten zijn volgens de geïnterviewde

deskundigen infectiepreventie vaak niet op de hoogte van de WIP-richtlijn en het

ontbreekt al in beginsel aan de voorwaarden om aan de prestatie-eisen van de WIP

te voldoen. Ook ontbreekt het aan een duidelijke omschrijving van de taken,

verantwoordelijkheden en bevoegdheden tijdens een bouwtraject voor de

infectiepreventiedeskundige. Vervolgens zou ook meer aandacht moeten worden

besteed aan ‘healing environment’-aspecten van de kamer voor de soms lange tijd

geïsoleerde patiënten. Hierbij kan gedacht worden aan de inrichting van de kamer,

het uitzicht en daglichttoetreding.

TNO-rapport | 2012 R11119 19 / 28

Validatie kan concreter worden geformuleerd dan nu in de WIP-richtlijn gebeurt,

waarbij de essentiële parameters om te valideren beter kunnen worden

omschreven.

Voor eventuele veldnormen of eisen voor isolatiekamers zou volgens deskundigen

infectiepreventie rekening moeten worden gehouden met differentiatie in het

veiligheidsniveau. Veel isolatiekamers in algemene ziekenhuizen zouden niet

hoeven te worden uitgevoerd in de meest zware variant.

In de WIP-richtlijn staat expliciet als eis aan een isolatiekamer voor aërogene,

strikte, universele en beschermende isolatie dat deze alleen via een sluis

bereikbaar is. Alleen contact- en druppelisolatie mogen ook in een standaard

eenpersoonskamer zonder sluis plaatsvinden. Deze opmerking staat echter in de

inleiding, waardoor deze in de praktijk vaak over het hoofd gezien wordt.

3.9 Installatietechnische aandachtspunten en aanbevelingen

3.9.1 Filters en luchtafvoer

Tijdens het onderzoek is de aanvullende vraag naar voren gekomen of zogeheten

High Efficiency Particulate Air (HEPA)-filtering op naar buiten afgevoerde

ventilatielucht nodig zou zijn. Uit navraag blijkt dat deskundigen infectiepreventie en

artsen microbioloog dit ongeacht het type micro-organisme niet noodzakelijk

achten, mits hierdoor geen onveilige situaties ontstaan. Het beleid is veelal om de

lucht vanuit de isolatiekamers en/of de bijbehorende sluis direct naar buiten af te

voeren, waarbij aangetekend wordt dat de afvoer zich niet nabij personenvervoer of

een luchtinlaat bevindt en geen recirculatie kan plaatsvinden. Indien niet aan deze

voorwaarden kan worden voldaan, zou een HEPA-filter op de afvoer moeten

worden toegepast. Aanbevolen wordt om, ook waar normaal geen HEPA-filter nodig

wordt geacht, in ieder geval voorzieningen te treffen zodat bij het plotseling

voorkomen van gevaarlijke en/of bijzonder-resistente micro-organismen, zoals het

SARS-virus, alsnog direct op een goed bereikbare plaats een HEPA-filter op de

afvoer kan worden aangebracht.

Bij het toepassen van een HEPA-filter wordt het risico gelopen dat deze vervuild en

zelfs verstopt kan raken waardoor de luchtstroming door dit filter in het geding komt.

Dit kan ertoe leiden dat er onvoldoende lucht aan de ruimte wordt toegevoerd en de

drukhiërarchie niet wordt gerealiseerd. Om dit te voorkomen is in de operationele

sfeer (onderhoud en beheer) meer aandacht nodig voor dit aspect.

Installateurs merken over de afvoer naar de omgeving op, dat de afvoerlucht bijna

altijd over een rooster met HEPA-filter wordt afgezogen, ook wanneer er voor een

separate afvoer per kamer is gekozen. Het kanalensysteem wordt bereikbaar

geïnstalleerd en ruim voorzien van voorzieningen om inwendige reiniging mogelijk

te maken. Wanneer voor een gecombineerd afvoerkanalensysteem wordt gekozen,

dan wordt ook overwogen gasdichte sectiekleppen te installeren.

Deskundigen infectiepreventie geven de voorkeur aan separate afvoer van lucht uit

isolatiekamers vanwege het besmettingsrisico via mogelijke recirculatie bij

gezamenlijke afvoer.

Daarbij zou warmtewisseling alleen mogen worden toegepast, mits geen overdracht

van gecontamineerde lucht of deeltjes uit deze luchtstroom aan de toevoerlucht kan

20 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119

plaatsvinden. Een zogeheten twincoil-systeem voldoet aan deze eis. Bij toepassing

van warmtewielen moet de overdracht van besmette lucht op een andere manier

worden tegengegaan. Voorkomen dient te worden dat in eerste instantie de

besmette lucht in het luchtbehandelingssysteem van het ziekenhuis terechtkomt. Dit

kan alleen als de besmette lucht uit de kamer/sluis over HEPA-filters wordt

afgevoerd, tenzij de lucht direct op een veilige plek naar buiten kan.

3.9.2 Luchtverversing

Installateurs en installatieadviseurs geven aan een isolatiekamer royaal door te

spoelen met verse lucht, meestal 8 maal per uur. Of recirculatie plaatsvindt, hangt

van allerlei factoren af. Vaak wordt ervoor gekozen om alleen verse ventilatielucht

te gebruiken. Afhankelijk van het type isolatiekamer vindt toe- of afvoer in de sluis,

toe- en afvoer in de kamer en afvoer in de sanitaire cel plaats.

Volgens de WIP-richtlijn voldoet in de praktijk een ventilatievoud van 6 tot 7 maal

per uur in de isolatiekamer. In de sluis zal in het algemeen een hoger ventilatievoud

nodig zijn om het drukverschil te realiseren.

3.9.3 Drukverschillen

Installateurs en installatieadviseurs hanteren drukprofielen zoals ze die meestal

voor druktrappen aanhouden: 7,5 Pa (met als 'alarmwaarde' 5 Pa, bijvoorbeeld

wanneer er een monitoringsysteem is geïnstalleerd). De vraag is of het

voorgeschreven drukverschil voldoende is om te voorkomen dat er bij het openen

van deuren of temperatuurverschillen tussen ruimten ongewenste luchtstromingen

ontstaan. Aanbevolen wordt om aan te sluiten op de principes van de concept WIP-

richtlijn Luchtkwaliteit in operatieafdeling klasse 1 ten aanzien van luchtdichtheid en

luchtstroming (zie bijlage C).

3.10 Inventarisatie aantal en type kamers, uitkomsten enquête

Via een digitale enquête is aan de bij de VHIG aangesloten deskundigen

infectiepreventie een aantal vragen over de isolatiekamers in hun ziekenhuis

voorgelegd (zie bijlage D). In totaal hebben 36 ziekenhuizen aan de enquête

deelgenomen. Dit zijn zowel academische ziekenhuizen als algemene

ziekenhuizen. Daarnaast hebben zowel ziekenhuizen met good practices

gereageerd, als ziekenhuizen waar de situatie voor verbetering vatbaar is.

Gevraagd is allereerst het aantal isolatiekamers op te geven gerangschikt naar type

(bron-, beschermende, schakelbare, universele of andere isolatiekamer) en afdeling

(standaard verpleegafdeling, high & intensive care unit, standaard kinderafdeling,

neonaten of pediatrische intensive care unit, overige afdelingen).

Voorts is gevraagd of en met welke frequentie volgens de WIP-richtlijn wordt

gevalideerd en of bij de validatiemetingen de vereiste waarden voor de ventilatie en

drukhiërarchie worden behaald.

Daarnaast is de vraag gesteld of de lucht vanuit de isolatiekamer en/of sluis direct

naar buiten wordt afgevoerd met een separaat afvoerkanaal en of in dat geval de

afgevoerde lucht wordt gefilterd.

TNO-rapport | 2012 R11119 21 / 28

Uit de enquête blijkt dat universele isolatiekamers het frequentst voorkomen (zie

figuur 1). Ook bronisolatiekamers komen relatief veel voor maar bij nieuwbouw

wordt vrijwel overal gekozen voor de universele variant. Schakelbare kamers

komen, behoudens enkele kinderafdelingen en high & intensive care units, in

beperkte mate voor. In tabel 3 zijn de volledige uitkomsten van de inventarisatie

weergegeven. De resultaten van vier ziekenhuizen zijn niet in de tabel opgenomen,

omdat hun opgaven niet compleet waren of niet voldeden aan de door ons

gehanteerde definities.

Figuur 1 Aantal isolatiekamers gerangschikt naar type.

Elf ziekenhuizen geven aan ook andere typen isolatiekamers te gebruiken, die voor

een groot deel worden omschreven als eenpersoonsisolatiekamers zonder sluis.

Een tweetal ziekenhuizen hiervan geeft expliciet aan kamers zonder drukhiërarchie

als isolatiekamer te gebruiken. Zoals eerder aangegeven zijn deze kamers niet in

de aantallen in tabel 3 verwerkt. Niet iedere respondent heeft de opgegeven andere

typen isolatiekamers nader toegelicht. Dit is waarschijnlijk het gevolg van het

ontbreken van een eenduidige definitie van het begrip isolatiekamer.

19,3

3

10

48,3

19,4

Aantal isolatiekamers per type

Bron

Beschermend

Schakelbaar

Universeel

Anders

22 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119

Tabel 3: aantallen isolatiekamers per type en per afdeling (enquête juni-juli 2012 onder 36

ziekenhuizen)

Afdeling

Bronisolatie-

kamers

Beschermende

isolatiekamers

Schakelbare

isolatie-

kamers

Universele

isolatie-

kamers

Ander

type

isolatie-

kamers

Verpleegafdeling

(standard &

medium care)

113

13

14

283

69

High & intensive

care

26

0

34

45

41

Kinderafdeling

(standard &

medium care)

17

0

13

54

40

Intensive care

neonaten (NICU)

4

0

0

4

5

Intensive care

kinderen (PICU)

0

0

22

6

2

Overige

afdelingen

6 13 3 23 10

Totaal 166 26 86 415 167

19,3% 3,0% 10,0% 48,3% 19,4%

Uit tabel 4 blijkt dat er relatief weinig periodiek volgens de WIP-richtlijn wordt

gevalideerd. In bijna de helft van de ziekenhuizen wordt zelfs nooit gevalideerd of is

onbekend of wordt gevalideerd op het volgens de WIP vereiste minimale

ventilatievoud. In bijna een derde van de ziekenhuizen wordt zelfs nooit gevalideerd

of is onbekend of wordt gevalideerd op het volgens de WIP vereiste drukverschil

van minimaal 5 Pa. Uit recent onderzoek van TNO blijkt dat de noodzaak van

periodiek valideren discutabel is, wanneer er ook een vorm van eigen controle of

monitoring plaatsvindt. Alleen valideren na een verbouwing, na verwisseling van

HEPA-filters of bij knelpunten zou voldoende moeten zijn.

Tabel 4 frequentie validatie (enquête juni-juli 2012 onder 36 ziekenhuizen).

Validatie 1)

Jaarlijks < 1x

per

jaar

> 1x

per

jaar

Na

verbouw

Na

verwisseling

HEPA-filters

Bij

knelpunten

Nooit Onbekend

Ventilatievoud 28% 8% 0% 36% 25% 28% 39% 6%

Drukverschil 28% 17% 8% 31% 19% 22% 22% 8%

1) Meerdere antwoorden tegelijk mogelijk.

TNO-rapport | 2012 R11119 23 / 28

Daar waar gevalideerd wordt, wordt niet altijd het volgens de WIP vereiste minimale

ventilatievoud en drukverschil behaald (zie tabel 5). Waar de lucht vanuit de

isolatiekamer en/of sluis direct naar buiten wordt afgevoerd wordt deze in meer dan

40% van de gevallen niet gefilterd.

Tabel 5 aanvullende vragen (enquête juni-juli 2012 onder 36 ziekenhuizen).

Ja Nee Soms wel,

soms niet

Onbekend

Wordt in de isolatiekamer een

verversingsvoud van minimaal 6 maal

per uur conform de WIP-richtlijn

behaald?

50,0%

5,6%

19,4%

25,0%

Wordt tussen sluis en gang en tussen

sluis en isolatiekamer een feitelijk

gemeten drukverschil van minimaal 5

Pa conform de WIP-richtlijn behaald?

41,7%

11,1%

22,2%

25,0%

Wordt de lucht vanuit de

isolatiekamer en/of sluis direct naar

buiten afgevoerd met een separaat

afvoerkanaal?

36,1%

27,8%

30,6%

5,6%

Zo ja, wordt de direct naar buiten

afgevoerde lucht dan ook gefilterd?

29,2%

41,7%

20,8%

8,3%

3.11 Conclusie

Er zijn verschillende typen isolatiekamers in gebruik, met name gericht op

universele isolatie en in mindere mate op bronisolatie. De laatste jaren worden

voornamelijk universele kamers gebouwd, met onderdruk in de sluis, die zowel voor

bron- als beschermende isolatie benut kunnen worden. Schakelbare kamers

komen, behoudens enkele kinderafdelingen en high & intensive care units, niet veel

meer voor.

Incidenten die in isolatiekamers plaatsvinden zijn zelden aan de techniek,

waaronder het gebouw, de installatie of de vaste inrichting, alleen toe te schrijven.

Voor het ontwerpen van isolatiekamers hanteren de installateurs en

installatieadviseurs de WIP-richtlijn als uitgangspunt. Ook de deskundigen

infectiepreventie zijn van mening dat deze richtlijn goed bruikbaar is, alleen hebben

zij de indruk dat er in de praktijk wel van afgeweken wordt en zij geven daarnaast

aan dat op het punt van onder andere de validatie nog verbeteringen mogelijk zijn.

In de praktijk vindt validatie onvoldoende plaats. Daar waar gevalideerd wordt,

wordt niet altijd het volgens de WIP vereiste minimale ventilatievoud en drukverschil

behaald.

24 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119

TNO-rapport | 2012 R11119 25 / 28

4 Conclusies en aanbevelingen

In dit laatste hoofdstuk van het rapport worden de resultaten besproken en wordt

een antwoord gegeven op de vraagstelling van het onderzoek. De gehanteerde

methode wordt tegen het licht gehouden en tot slot worden aanbevelingen

geformuleerd voor het vervolg.

4.1 Evaluatie methode

Tijdens dit onderzoek zijn verschillende methoden van dataverzameling toegepast,

zoals een literatuurstudie, een expertmeeting en een digitale enquête. Deze aanpak

vergroot de betrouwbaarheid van de uitkomsten: het functioneren van

isolatiekamers is vanuit verschillende perspectieven verkend. De resultaten uit de

praktijk kunnen hierdoor onderbouwd worden met de resultaten uit de literatuur en

de literatuur kan toegespitst worden op de Nederlandse situatie.

Tijdens de expertmeeting is gesproken met leden van de Vereniging voor Hygiëne

& Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG). Gekozen is voor het

samenbrengen van deze beroepsgroep, omdat zij de ‘spin in het web’ vormen rond

het functioneren van isolatiekamers in ziekenhuizen. Zij hebben een centrale rol in

de advisering bij de nieuwbouw, renovatie en operationele setting van

isolatiekamers en bij calamiteiten die zich hier voordoen. Daarnaast heeft schriftelijk

contact plaatsgevonden met installatieadviseurs van diverse bedrijven.

Een kanttekening bij het onderzoek is dat de deskundigen infectiepreventie en

installatieadviseurs slechts een selecte groep vormen, die zich met het functioneren

van isolatiekamers in ziekenhuizen bezighouden. Om dit te ondervangen zijn in het

laatste stadium van het onderzoek de resultaten voorgelegd aan de Werkgroep

Infectiepreventie, die vanuit meerdere disciplines haar oordeel heeft gegeven.

De enquête leverde een respons op van circa 35%. Gezien de vrijblijvende aard

van de enquête en de beperkte tijd van twee weken om te antwoorden, kan dit als

een goede eerste opbrengst worden gezien. Daarnaast heeft een variëteit aan

ziekenhuizen meegewerkt, wat een genuanceerde indruk geeft van de Nederlandse

situatie. De verschillen in de opgave van het aantal isolatiekamers worden

vermoedelijk veroorzaakt door de verschillende definities, die in de praktijk worden

gehanteerd.

4.2 Beantwoording vraagstelling

In hoofdstuk 1 is de volgende hoofdvraag geformuleerd: Hoe functioneren de

verschillende systemen voor isolatiekamers in de praktijk?

Deze vraag kan aan de hand van de deelvragen worden beantwoord.

1. Wat is er in de literatuur bekend over het functioneren van techniek in

isolatiekamers?

Er is niet veel wetenschappelijke literatuur beschikbaar waarin wordt ingegaan op

het functioneren van isolatiekamers op verpleegafdelingen in ziekenhuizen.

Met name het functioneren van de techniek in isolatiekamers en de effecten

daarvan op luchtkwaliteit, drukhiërarchie, temperatuur en luchtvochtigheid komt

26 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119

beperkt aan de orde. De nadruk in de artikelen over isolatiekamers ligt meestal op

andere procedurele zaken.

Uit de literatuur blijkt wel dat een speciale isolatiekamer niet voor alle soorten

isolatie nodig is. Contactisolatie7 en druppelisolatie kunnen met behulp van een

protocol in een eenpersoonskamer worden verzorgd. Uit buitenlandse normering

blijkt dat isolatiekamers met een schakelinstallatie waarbij onderdruk en overdruk

afwisselend kunnen worden gerealiseerd niet zijn toegestaan of sterk worden

afgeraden. Dit vanwege het risico op bedieningsfouten.

Verder blijkt het van belang voor de kans op infectie van een patiënt waar exact de

toe- en afvoerroosters in de ruimten zich bevinden.

2. Zijn er incidenten bekend in de praktijk en zo ja, wat was hiervan de oorzaak?

Er zijn geen directe meldingen van incidenten in isolatiekamers bekend die toe te

schrijven zijn aan de techniek (bouw, installaties of vaste inrichting) van

isolatiekamers. Wel zijn situaties bekend waarin de schakelinstallaties tot risico’s

hebben geleid, maar niet direct tot calamiteiten of aangetoonde verspreiding.

3. Welke typen isolatiekamers zijn in gebruik en hoeveel isolatiekamers werken

nog met een schakelinstallatie?

Uit de enquête onder deskundigen infectiepreventie van 36 ziekenhuizen blijkt dat

met name universele isolatiekamers en in mindere mate bronisolatiekamers vaak

voorkomen, maar dat bij nieuwbouw vrijwel overal wordt gekozen voor de

universele variant. Isolatiekamers met een schakelinstallatie komen, behoudens

enkele kinderafdelingen en high & intensive care units, niet veel voor. Het totaal

aantal schakelbare isolatiekamers in Nederland is onbekend. Uit de enquête blijkt

dat onder de deelnemende ziekenhuizen circa 86 schakelbare isolatiekamers

aanwezig zijn. Dit is 10% van het totale aantal opgegeven isolatiekamers. Er zijn

ook situaties aangegeven, waarbij kamers zonder drukhiërarchie als isolatiekamer

worden gebruikt. Deze zijn niet meegenomen in bovenstaande telling. De exacte

aantallen van kamers zonder drukhiërarchie zijn ook onbekend.

Uit de enquête blijkt vervolgens ook dat er weinig periodiek wordt gevalideerd en in

een groot aantal ziekenhuizen nooit. Validatie vindt hoofdzakelijk plaats na een

verbouwing, na verwisseling van HEPA-filters of bij knelpunten. Daar waar

gevalideerd wordt, wordt niet altijd het volgens de WIP-richtlijn vereiste minimale

ventilatievoud en drukverschil behaald. Waar de lucht vanuit de isolatiekamer en/of

sluis direct naar buiten wordt afgevoerd wordt deze in meer dan 40% van de

gevallen niet gefilterd. Een filtering wordt door deskundigen infectiepreventie en

artsen microbioloog in deze gevallen niet noodzakelijk geacht, mits wordt

voorkomen dat door weersomstandigheden of luchtcirculaties rond het gebouw, de

afgevoerde lucht door de toevoeropeningen van de luchtkanalen, ramen, roosters

of luchtinlaten, weer het gebouw binnenstroomt.

7 Bij wijze van uitzondering mag contactisolatie onder voorwaarden ook op zaal plaatsvinden.

TNO-rapport | 2012 R11119 27 / 28

4. Is er draagvlak in het veld voor herziening van de norm?

De huidige WIP-richtlijn “Bouw- en inrichtingseisen isolatie-afdeling Ventilatie van

isolatiekamers” kan als ontwerpuitgangspunt en norm worden gehanteerd. Wel is er

draagvlak voor verbetering van de richtlijn ten aanzien van de validatie, het maken

van onderscheid (differentiatie) in het vereiste veiligheidsniveau en ‘healing

environment’ aspecten van de isolatiekamer.

4.3 Aanbevelingen

Op basis van het onderzoek kunnen de volgende aanbevelingen geformuleerd

worden.

Normstelling

1. De WIP-richtlijn “Bouw- en inrichtingseisen isolatie-afdeling Ventilatie van

isolatiekamers” vormt een goede basis met betrekking tot het functioneren van

isolatiekamers, mits aandacht wordt besteed aan de punten zoals validatie en

differentiatie van het veiligheidsniveau (paragraaf 3.8). De richtlijn wordt tevens

door verschillende partijen in het veld herkend en erkend. Om deze richtlijn

meer draagvlak te geven en een gezamenlijke verantwoordelijkheid te creëren,

wordt aanbevolen om de WIP-richtlijn de basis te laten zijn voor een door de

NVZ, NFU en wetenschappelijke verenigingen van medici breed gedragen en

geaccepteerde veldnorm. In bijlage C worden suggesties gegeven voor een

eventuele aanpassing van of aanvulling op onderdelen van de WIP-richtlijn.

Dit zou kunnen worden verwerkt in een revisie van de huidige richtlijn of in een

door partijen onderschreven oplegnotitie;

2. Aanbevolen wordt een duidelijk validatie- en monitoringsprotocol op te stellen,

waarin zowel de methodiek als de frequentie wordt aangegeven. De WIP zou

hier samen met TNO het voortouw in kunnen nemen;

3. Ontraden wordt bij nieuwbouw of renovatie schakelbare isolatiekamers toe te

passen;

4. Aanbevolen wordt vanuit de IGZ en/of WIP een duidelijke voorkeur uit te

spreken voor universele isolatiekamers waarbij de sluis als “afvoerputje”

fungeert en de sluis naast patiëntendoorgang ook geschikt is voor het

transport van een patiënt in een ziekenhuisbed.

Bovenstaande berust niet op duidelijk bewijs ter voorkoming van besmettingen,

maar is gebaseerd op expert opinion en de richtlijnen in het buitenland.

Waar geen sprake is van nieuwbouw of grootschalige renovatie is in bestaande

isolatiekamers extra aandacht voor onderhoud en validatie vereist.

Handhaving

5. Op basis van bovenstaande aanbevelingen kan de IGZ een toetsings- en

handhavingskader (veldnorm) opstellen en hier duidelijk en eenduidig over

communiceren.

28 / 28 TNO-rapport | 2012 R11119

Vervolgonderzoek

6. Indien de IGZ meer bewijs wenst te verzamelen, zou verder onderzoek plaats

moeten vinden. Dit onderzoek kan aan de ene kant verdiepend zijn.

Bijvoorbeeld door het opzetten van een casestudy, waarbij ingezoomd wordt

op de dagelijkse praktijk van de verschillende betrokken partijen en

beroepsgroepen.

Aan de andere kant kan gekozen worden voor een verbreding, door de

resultaten van dit onderzoek onder een groter aantal ziekenhuizen te toetsen

en meer ziekenhuizen bij het onderzoek te betrekken.

Een combinatie van verbreding en verdieping is natuurlijk ook mogelijk.

Bijlage A | 1/2

TNO-rapport | 2012 R11119

A Literatuurlijst

Australasian Health Facility Guidelines, Revision v. 4.0, december 2010

Ben-Abraham R. et al., Do isolation rooms reduce the rate of nosocomial

infections in the pediatric intensive care unit?, september 2002

College bouw ziekenhuisvoorzieningen, Voorzieningen voor

ziekenhuisverpleging, Bouwmaatstaven voor nieuwbouw, november 2003

College bouw zorginstellingen, Monitoring Gebouwkwaliteit Algemene

Ziekenhuizen, Macrorapportage, 2007

Dettenkofer M. et al., Does the architecture of hospital facilities influence

nosocomial infection rates? A systematic review, januari 2004

ECRI, HHC, Evidence-based Design for Healthcare Facilities, augustus

2006

ECRI, HHC, Indoor Air Quality Standards, april 2000

Ham Ph.J., Handboek Ziekenhuisventilatie, TNO, juni 2002 / februari 2004

Joseph A., The impact of the environment on infections in healthcare

facilities, juli 2006

Kerstens J.A.M. et al., Basisverpleegkunde, 2006Kim S.H. and Augenbroe

G., Ventilation operation in hospital isolation room: A multi-criterion

assessment considering organizational behaviour, 2009

Li Y. et al., Review Article, Role of ventilation in airborne transmission of

infectious agents in the built environment – a multidisciplinary systematic

review, 2007

Mulin B. et al., Association of private isolation rooms with ventilator-

associated acinetobacter baumanii pneumonia in a surgical intensive-care

unit, juli 1997

NHS Estates, HBN 4, Supplement 1: Isolation facilities in acute settings,

2005

Putte M. Vande, Ziekenhuishygiëne, Leuven (B), 2000

RIVM, Benodigde isolatiecapaciteit in ziekenhuizen, november 2000

Siegel J.D., Rhinehart E., Jackson M., Chiarello L., and the Healthcare

Infection Control Practices Advisory Committee, 2007 Guideline for

Isolation Precautions: Preventing Transmission of Infectious Agents in

Healthcare Settings, 2007

Tang J.W. et al., Door-opening motion can potentially lead to a transient

breakdown in negative-pressure isolation conditions: the importance of

vorticity and buoyancy airflows, 2005

Tang J.W., Li Y., Eames I., Chan P.K.S., Ridgway G.L., Factors involved in

the aerosol transmission of infection and control of ventilation in healthcare

premises, augustus 2006

Ulrich R.S. et al., The role of the physical environment in the hospital of the

21st century, 2004

Ulrich R.S. and Wilson P., Evidence-based design for reducing infections,

juli 2006

Ulrich R.S. et al., A review of the research literature on evidence-based

healthcare design, voorjaar 2008

Villafruela J.M., Castro F., José J.F.S., Saint-Martin J., Comparison of air

change efficiency, contaminant removal effectiveness and infection risk as

IAQ indices in isolation rooms, Energy and Buildings, 2012

Bijlage A | 2/2

TNO-rapport| 2012 R11119

Wilson A.P.R., Ridgway G.L., Reducing hospital-acquired infection by

design: the new University College London Hospital, 2006

W.I.P., Bouw- en inrichtingseisen isolatie-afdeling, Ventilatie van

isolatiekamers, 2004

W.I.P., Maatregelen tegen overdracht van bijzonder-resistente micro-

organismen (BRMO), revisie december 2010

W.I.P., Strikte isolatie, revisie november 2011

W.I.P., Aërogene isolatie, revisie november 2011

W.I.P., Contactisolatie, revisie november 2011

W.I.P., Indicaties voor isolatie, revisie november 2011

Bijlage B | 1/2

TNO-rapport | 2012 R11119

B Lijst met geïnterviewden

- A.C.M. (Ada) Gigengack-Baars, unithoofd afdeling ziekenhuishygiëne en

infectiepreventie UMC Utrecht

- C.A.M. (Lia) de Graaf-Miltenburg, deskundige infectiepreventie UMC

Utrecht

- Chandra Jainandunsing, adviseur infectiepreventie Martini Ziekenhuis

Groningen

- Leo de Lauw, teamcoördinator hygiëne & infectiepreventie Laurentius

Ziekenhuis Roermond

- P.I.W.J. (Els) Rooijakkers, deskundige infectiepreventie Groene Hart

Ziekenhuis Gouda

- Dr. M.C. (Greet) Vos, arts-microbioloog Erasmus MC Rotterdam

Bijlage B | 2/2

TNO-rapport | 2012 R11119

Bijlage C | 1/2

TNO-rapport | 2012 R11119

C Aanpassingen of aanvullingen WIP-richtlijn

De WIP-richtlijn ‘Bouw- en inrichtingseisen isolatie-afdeling, Ventilatie van

isolatiekamers’ zou op de volgende onderdelen kunnen worden aangepast of

aangevuld:

1. De definitie van een isolatiekamer (een eenpersoonskamer die alleen via een

sluis bereikbaar is en geschikt is voor aërogene, strikte, beschermende en

universele isolatie) en overige definities opnemen in een apart hoofdstuk

‘Afkortingen en definities’.

2. 1.1.1 Bouwkundig:

Als zich een geïsoleerde patiënt in de isolatiekamer bevindt, is de

isolatiekamer alleen via een sluis bereikbaar.

De sluis moet voldoende groot zijn om zowel schoon en vuil materiaal

gescheiden op te kunnen bergen.

Gemeenschappelijke sluizen voor meerdere isolatiekamers moeten

worden voorkomen.

Een voorziening moet worden getroffen waarbij het niet mogelijk is dat de

sluisdeuren tussen de gang en isolatiekamer gelijktijdig geopend zijn

(interlock).

Er moet worden aangetoond dat, als er een luchtstroming is door de

aanwezige naden en aansluitingen, deze over de gehele lengte van de

naad of aansluiting onder de operationele omstandigheden de juiste

stromingsrichting heeft (van isolatiekamer naar de sluis bij beschermende

en universele isolatie of andersom bij bronisolatie).

Temperatuurverschillen hebben invloed op deze luchtstroming.

Bij geopende deuren kan, ondanks de drukhiërarchie, een luchtstroming

in de verkeerde richting ontstaan. Het gesloten houden van deuren is van

belang voor de luchtkwaliteit in de isolatiekamer. Het aantonen van de

stromingsrichting door kieren en aansluitingen kan middels rook

plaatsvinden.

Geef de bouwkundige constructie van de isolatiekamer (exclusief de deur

naar de sluis) een luchtdichtheid met een maximale qv;10- waarde (m3/h)

van 1,5 maal het volume van de isolatiekamer in m3 per uur.

3. 1.1.2 Installatietechnisch: In verband met het kunnen afvangen van gevaarlijke

en/of bijzonder-resistente micro-organismen zoals het SARS-virus, moet

rekening worden gehouden met het eventueel kunnen plaatsen van een

HEPA-filter op het luchtafvoerrooster in de isolatiekamer of de sluis, ook als de

lucht direct naar de buitenlucht wordt afgevoerd. Uitgaande van een

overstroomprincipe met de sluis als ‘afvoerputje’, wordt er uit de isolatiekamer

zelf geen lucht afgevoerd en alleen maar toegevoerd. De lucht wordt dan uit de

sluis afgevoerd.

4. 1.2.1 Mogelijke systemen: Vanwege het risico op bedieningsfouten wordt het

omschakelbaar systeem bij nieuwbouw niet toegestaan. Dit mag nog meer

benadrukt worden, dan in de huidige richtlijn gedaan wordt.

5. 2 Keuze systeem: Aanbevolen wordt om bij nieuwbouw altijd uit te gaan van

variant C.

Bijlage C | 2/2

TNO-rapport | 2012 R11119

6. 3 Validatie: naast de reeds genoemde validatie van eventueel aanwezige

HEPA-filters, het jaarlijks vaststellen van:

de luchtdichtheid van de isolatiekamer (qv;10-waarde) via een blowerdoortest,

de juiste stromingsrichting met behulp van rook.

Buiten de richtlijn om zou aandacht kunnen worden gevraagd voor:

- direct zicht via glas in deuren en wanden tussen gang en kamer (of sluis), om

monitoring en bewaking van de patiënt zonder fysiek contact maar via visueel

contact mogelijk te maken,

- de ‘healing environment’ aspecten van de kamer voor de soms lange tijd

geïsoleerde patiënt, zoals inrichting van de kamer en daglichttoetreding,

- in navolging hiervan ook adequaat geïnstrueerde gebruikers.

Bijlage D | 1/2

TNO-rapport | 2012 R11119

D Vragenlijst enquête

1. In welk ziekenhuis bent u werkzaam?

2. Vul in het onderstaande schema per afdeling het aantal isolatiekamers in,

gerangschikt naar type.

Afdeling

Type kamer

Isolatiekamer

op onderdruk

(bronisolatie)

Isolatiekamer op

overdruk

(beschermende

isolatie)

Isolatiekamer

schakelbaar

naar keuze

onderdruk/

overdruk

Universele

isolatiekamer

met sluis op

onderdruk

Ander type

isolatiekamer

Verpleegafdeling

standaard/

medium care

High & intensive

care

Kinderafdeling

standaard/

medium care

Intensive care

neonaten

Intensive care

kinderen

Overige

afdelingen

3. Wordt de lucht vanuit de isolatiekamer en/of sluis direct naar buiten

afgevoerd met een separaat afvoerkanaal?

ja

nee, ga door naar vraag 5

bij sommige isolatiekamers wel, bij sommige niet

onbekend

4. Wordt de direct naar buiten afgevoerde lucht gefilterd?

ja

nee

bij sommige isolatiekamers wel, bij sommige niet

onbekend

5. Worden de systemen en ruimten van isolatiekamers volgens de WIP-

richtlijn Bouw- en inrichtingseisen isolatie-afdeling Ventilatie van

isolatiekamers gevalideerd op verversingsvoud (meerdere antwoorden

tegelijk mogelijk)?

ja, jaarlijks

ja, periodiek minder dan één keer per jaar

ja, periodiek meerdere keren per jaar

ja, na grote aanpassingen en renovaties

ja, na verwisseling van eventueel aanwezige HEPA-filters

Bijlage D | 2/2

TNO-rapport | 2012 R11119

ja, bij knelpunten

nee, ga door naar vraag 7

onbekend, ga door naar vraag 7

6. Wordt in de isolatiekamer een verversingsvoud van minimaal 6 maal per

uur conform deze WIP-richtlijn behaald?

ja

nee

soms wel, soms niet

onbekend

7. Worden de systemen en ruimten van isolatiekamers volgens de WIP-

richtlijn Bouw- en inrichtingseisen isolatie-afdeling Ventilatie van

isolatiekamers gevalideerd op drukhiërarchie (meerdere antwoorden

tegelijk mogelijk)?

ja, jaarlijks

ja, periodiek minder dan één keer per jaar

ja, periodiek meerdere keren per jaar

ja, na grote aanpassingen en renovaties

ja, na verwisseling van eventueel aanwezige HEPA-filters

ja, bij knelpunten

nee, ga door naar vraag 9

onbekend, ga door naar vraag 9

8. Wordt tussen sluis en gang en tussen sluis en isolatiekamer een feitelijk

gemeten drukverschil van minimaal 5 Pa conform deze WIP-richtlijn

behaald?

ja

nee

soms wel, soms niet

onbekend

9. Heeft u overige opmerkingen of aanvullingen?

……………………………………………………………………………………….