Upload
vuque
View
234
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
In
s ip ra
tb o e k i eDuurzame Inzetbaarheid
Inspiratieboek Duurzame Inzetbaarheid
Voorwoord 4
Inleiding 7
Wat
Wat is duurzame inzetbaarheid? 9
Alles over werkvermogen 12
Duurzame inzetbaarheid: een kwestie van Jobfit 15
en Topfit
Hoe
Duurzaam inzetbaar in een veranderende wereld 21
Loopbaanontwikkeling als kans – Loopbaanoriëntatie 24
bij MEE Drenthe
Ziekteverzuimbeleid bij Nij Smellinghe 27
Employability door talentontwikkeling bij Elker 31
Werk in balans - Levensfasebewust personeelsbeleid 33
bij De Zijlen
Medewerkers en leidinggevenden met elkaar in 36
gesprek - Dialoog in de Universitair Medische Centra
Gezond werkend ouder worden - Oplossingsgericht 39
werken aan duurzame inzetbaarheid
Vitalentis – vitaliteit door balans 42
Duurzame inzetbaarheid van mantelzorgers 46
Personeelsinstrumenten combineren voor effectief 49
duurzaam inzetbaarheidsbeleid
Duurzame inzetbaarheid en strategische 52
personeelsplanning
Leiderschap, de schakel in duurzame inzetbaarheid 55
Zelfroosteren: prettige roosters en tevreden personeel 57
Kennisdeling in lerende netwerken - Organisaties 59
geven samen een impuls aan duurzame inzetbaarheid
Duurzaam inzetbaarheidsbeleid in zeven stappen 62
Inhoud
4
Voorwoord
Het lijkt vanzelfsprekend. Het is bijzonder. Dag in dag uit
kunnen vele mensen die afhankelijk zijn van zorg ver-
trouwen op professionals die zich met hart en ziel voor
hen inzetten. Daar moeten zij op kunnen blijven vertrou-
wen. Gezien de belangrijke maatschappelijk bijdrage van
professionals in zorg en welzijn is het van belang dat zij
goed en gemotiveerd hun werk kunnen doen, nu en in
de toekomst.
Maar hoe bereiken we dat? Dit boek laat zien dat er tal-
rijke wegen zijn om professionals langer, gezonder en
productiever hun bijdrage te laten leveren. Loopbaan-
ontwikkeling, zoals bij Elker Jeugd- en opvoedhulp of
MEE Drenthe, is veelbelovend. Maar ook het voeren van
een actief ziekteverzuimbeleid met veel aandacht voor
preventie, zoals bij het ziekenhuis Nij Smellinghe, kan
een belangrijke bijdrage leveren.
En ja, waarom zouden we ons enkel richten op de duur-
zame inzetbaarheid van medewerkers in zorg en welzijn?
Nederland kent immers maar liefst 3,5 miljoen mantelzor-
gers. Zij spelen een steeds belangrijkere rol bij het bieden
van hulp, steun en zorg. De verwachting is dan ook dat
werkgevers in toenemende mate te maken krijgen met
medewerkers die hun werk combineren met mantelzorg.
Redenen te over dus waarom een apart hoofdstuk is
gewijd aan de resultaten van een project gericht op het
ontwikkelen van mantelzorgvriendelijk personeels -
beleid.
Dit boek biedt echter meer dan een inspirerend overzicht
van initiatieven op het terrein van duurzame inzetbaar-
heid. Het laat ook zien dat de opbrengsten groot en
divers zijn. Investeringen in inzetbaarheidsbeleid kun-
nen werkgevers hogere productiviteit bieden, minder
verzuim, hogere betrokkenheid van medewerkers. Én
gezonde en gelukkige medewerkers. Werkgevers zijn
daarmee een aantrekkelijke partij op de arbeidsmarkt en
kunnen zodoende beter beschikken over goed gekwalifi-
ceerde en gemotiveerde medewerkers.
Toegegeven, op de heel korte termijn kent de arbeids-
markt in de zorg, anders dan eerder voorspeld, geen
aanzienlijke tekorten aan personeel. Dit komt deels door
de vele arbeidsmarktmaatregelen van de sector en het
kabinet in de afgelopen jaren. Daarnaast is de huidige
economische en financiële crisis van grote invloed op
de arbeidsmarkt in zorg en welzijn. Door de financiële
onzekerheid, mede ingegeven door het nieuwe Regeer-
akkoord, kunnen zorginstellingen terughoudender wor-
den in het behouden van personeel. Er is zelfs sprake van
5
toenemende personeelsoverschotten, met name op de
lagere kwalificatieniveaus en in de agogische beroepen.
Tegelijkertijd is er nu al steeds meer vraag naar hoger
gekwalificeerd personeel. Onder andere vanwege tech-
nologische ontwikkelingen en veranderingen in de zorg
worden andere eisen aan medewerkers gesteld. Alleen
al daarom kan de zorg niet achterover leunen op het
terrein van duurzame inzetbaarheid. Bovendien zal de
zorgvraag de komende jaren blijven stijgen als gevolg
van de vergrijzing en de intensiteit van behandelingen.
Daarnaast neemt over enkele jaren door de vergrijzing
van het zorgpersoneel de uitstroom van ouderen uit de
zorg sterk toe. Dit alles betekent dat de zorg een groot
beroep zal blijven doen op de arbeidsmarkt. Terwijl door
de vergrijzing en ontgroening de beschikbaarheid van
personeel op die arbeidsmarkt nauwelijks groeit. Dit alles
maakt dat duurzame inzetbaarheid van zorgprofessionals
alleen maar belangrijker wordt in de nabije toekomst.
Mede daarom ondersteunt het ministerie van Volks-
gezondheid, Welzijn en Sport diverse initiatieven van
werkgevers in zorg en welzijn om het duurzame inzet-
baarheidsbeleid van de sector verder te verbeteren. Zo
is bijvoorbeeld financieel bijgedragen aan de totstand-
koming van dit boek, in de hoop dat het bij vele werk-
gevers in zorg en welzijn zijn weg zal vinden. Zonder
initiatieven van de sector zelf stelt een dergelijke bijdrage
echter niets voor. Dit boek laat gelukkig eens te meer
zien dat werkgevers diverse veelbelovende initiatieven
hebben op het terrein van duurzame inzetbaarheid.
Dat geldt ook voor ZorgpleinNoord, de initiatiefnemer
van het project waar dit boek een deelresultaat van is.
Onder begeleiding van ZorgpleinNoord wisselden bij-
voorbeeld vijftien zorg- en welzijnsorganisaties anderhalf
jaar lang in een lerend netwerk kennis en ervaringen uit
over duurzame inzetbaarheid. Dat de opbrengst van dit
netwerk groot is en divers, is mede te danken aan Karin
Lutterop. Karin, hartelijk dank voor al je inzet. Blijf ervoor
zorgen dat er, ook wat betreft duurzame inzetbaarheid in
de zorg, niets boven Groningen (en omstreken) gaat!
Gerben Korthouwer
Ministerie van Volks gezond-
heid, Welzijn en Sport
Directie Macro-Econo mische
Vraagstukken en Arbeids-
markt
7
Inleiding
‘Iedereen langer, gezond en productief aan het werk.’
Dat is misschien wel het kortst mogelijke antwoord op
de vraag wat duurzame inzetbaarheid betekent. Voor
iedereen die meer wil weten over duurzame inzetbaar-
heid hebben we het inspiratieboek gemaakt. Het inspi-
ratieboek geeft uitgebreid antwoord op de vragen: wat
is duurzame inzetbaarheid, waarom is het van belang en
hoe kunnen organisaties en medewerkers aan de slag
met duurzame inzetbaarheid?
Twee jaar geleden is ZorgpleinNoord gestart met het
project duurzame inzetbaarheid om het onderwerp op
de agenda van organisaties in zorg en welzijn te krijgen,
onder meer door het oprichten van een lerend netwerk.
In het lerend netwerk duurzame inzetbaarheid hebben
vertegenwoordigers van vijftien zorg- en welzijnsorga-
nisaties gedurende anderhalf jaar kennis en ervaringen
met elkaar gedeeld en dilemma’s besproken.
Inmiddels is duurzame inzetbaarheid onderdeel van veel
cao’s en beleidsplannen. Steeds meer organisaties gaan
met het thema aan de slag, maar worstelen nog wel eens
met het maken van de stap naar de praktijk. Hoe pak je
het aan? In het inspiratieboek hebben we daarom veel
plaats ingeruimd voor goede voorbeelden in organisaties.
Dit inspiratieboek is de tastbare afronding van het pro-
ject duurzame inzetbaarheid. We willen alle deelnemers
aan het lerend netwerk heel erg bedanken voor hun
enthousiasme, inzet en bereidheid om met elkaar mee
te kijken en met elkaar mee te denken. Onder leiding
van de bevlogen gespreksleider Jan Plat hebben we
vele facetten van duurzame inzetbaarheid met elkaar
besproken. Ook alle schrijvers van de goede voorbeelden
bedanken we hartelijk voor hun bijdrage.
Met het schrijven van het inspiratieboek is Zorgplein-
Noord zeker niet klaar met het onderwerp duurzame
inzetbaarheid. Het thema blijft actueel en van belang; wij
blijven er op allerlei manieren aandacht aan schenken
en nodigen iedereen uit om goede voorbeelden en
vragen over duurzame inzetbaarheid met ons te delen.
Maar bovenal hopen we dat u geïnspireerd wordt door
de goede voorbeelden in het boek en wensen we u veel
leesplezier.
Ida Grasdijk, directeur-bestuurder ZorgpleinNoord
Karin Lutterop, projectleider duurzame inzetbaarheid
ZorgpleinNoord
8
W a t
9
W a t
Duurzame inzetbaarheid is de laatste jaren een bekend begrip geworden. Maar wat betekent
duurzame inzetbaarheid? Dit hoofdstuk beschrijft de definities van de Sociaal-Economische
Raad (SER), Blik op Werk en ZonMw en de betekenis van duurzame inzetbaarheid volgens het
lerend netwerk duurzame inzetbaarheid van ZorgpleinNoord.
De definities van de SER, ZonMw en Blik op Werk hebben
een gemeenschappelijke waarde: medewerkers moeten
inzetbaar zijn en inzetbaar blijven voor werk met behoud
van fysieke en geestelijke gezondheid. Deze gemeen-
schappelijke waarde is door het lerend netwerk duurza-
me inzetbaarheid van ZorgpleinNoord verder uitgewerkt
in het model duurzame inzetbaarheid. In dit model staat
de gezamenlijke verantwoordelijkheid van medewerkers
en organisatie centraal.
Wat is duurzame inzetbaarheid?
Duurzame inzetbaarheid volgens de SER
Het SER-advies Een kwestie van gezond verstand:
Breed preventiebeleid binnen arbeidsorganisaties
(2009) onderscheidt drie factoren die de inzetbaar-
heid van medewerkers bewaken en bevorderen:
• work ability: het fysieke, sociale en psychische
arbeidsvermogen
• employability: het vermogen om productief
en belonend werk te vinden en te behouden
• vitaliteit: levenskracht, energie, bezieling en
motivatie
Duurzame inzetbaarheid volgens Blik op Werk
Blik op Werk (notitie 2009) definieert duurzame
inzetbaarheid als het in staat zijn tot het hebben en
houden van werk met behoud van fysieke en men-
tale gezondheid in een omgeving die je daartoe in
staat stelt. Veel begrippen kunnen spelen rondom
duurzame inzetbaarheid. Deze begrippen zijn on-
der te verdelen in de domeinen:
• werk
• medewerker
• organisatie
• maatschappij
10
Duurzame inzetbaarheid volgens ZonMw
ZonMw (rapport Duurzaam inzetbaar, werk als waarde, augustus 2010) noteert als definitie:
Duurzaam inzetbaar betekent dat medewerkers doorlopend in hun arbeidsleven over daadwerkelijk realiseer-
bare mogelijkheden alsmede over de voorwaarden beschikken om in huidig en toekomstig werk met behoud
van gezondheid en welzijn te (blijven) functioneren. Dit impliceert een werkcontext die hen hiertoe in staat
stelt, evenals de attitude en motivatie om deze mogelijkheden daadwerkelijk te benutten.
Duurzame inzetbaarheid volgens het lerend netwerk
Het lerend netwerk duurzame inzetbaarheid van ZorgpleinNoord heeft de samenhang tussen organisatie en
medewerkers uitgewerkt in activiteiten, instrumenten en kenmerken (zie model pagina 11). Bij duurzame inzet-
baarheid gaat het vooral om:
• de organisatie en het vermogen van de organisatie om te blijven bestaan
• de medewerker die gezond, gemotiveerd en productief zijn werkzame leven kan invullen
Tekst: Karin Lutterop, ZorgpleinNoord
Afbeelding: ZorgpleinNoord
11
W a t
WerknemerEen aantal aspecten leiden tot een verbeterde inzetbaarheid, en daarmee tot een verbeterde persoonlijke pro-ductiviteit: • Aandacht voor leefstijl (BRAVO)
leidt tot een beter fysiek en men-taal welbevinden en gezondheid en daarmee tot een verbeterd werkvermogen
• Een grotere motivatie, veerkracht en bevlogenheid leiden tot een betere vitaliteit
• Een goed ontwikkel- en adaptatie-vermogen leidt tot een betere employability
• Beschikken over de juiste compe-tenties
Belangrijke kenmerken om deze as-pecten zo goed mogelijk in te vullen (goed werknemerschap):• Zelf de verantwoordelijkheid ne-
men om inzetbaar te blijven• Bewaken van een gezonde balans
tussen werk en privé, waarbij deze niet doorslaat naar alleen de priori-teit bij privé
• Openstaan voor een dialoog met collega’s / leidinggevende / organi-satie
• Een flexibele opstelling over werk-tijden, werklocaties, functies en salaris
Dit leidt tot een goede organisatie pro-ductiviteit en medewerkerstevreden-heid.
Ondersteunt de duurzaam inzetbare werknemer. Dit leidt tot een goede persoonlijke productiviteit.
Belangrijke aspecten / instrumenten om organisatiekenmerken zo goed mogelijk in te vullen (goed werkgeverschap):• Voldoende regelruimte, autonomie,
feedback, uitdaging en ontwikkeling bieden in het werk
• Door goede selectie de juiste per-soon op de juiste functie
• De leidinggevende kent de mede-werker en staat open voor dialoog
• Mobiliteit optimaal ondersteunen, in- en extern. Zowel gericht op promotie als demotie
• Aansluiten bij levensfasen van me-dewerkers
• Juiste inzet van instrumenten als competentiemanagement, gezondheidsbeleid, mobiliteit, RI&E, strategische personeelsplanning, levensfasebeleid
OrganisatieEr zijn organisatiekenmerken die van belang zijn in het ondersteunen van duurzame inzetbaarheid en daarmee de organisatieproductiviteit. Voorbeel-den hiervan zijn:• Uitgebalanceerde arbeidsomstan-
digheden• Inspirerend leiderschap / cultuur• Maatwerk arbeidsrelaties• Aansluiten bij technologische
ontwikkelingen (bijv. het nieuwe werken)
• Goed leiderschap• Voldoende energiebronnen in het
werk
Duurzame inzetbaarheid, samen verantwoordelijk!
Duurzame inzetbaarheid volgens het lerend netwerk:
12
In de definities die rondom duurzame inzetbaarheid
een rol spelen, komt werkvermogen vroeg of laat om de
hoek kijken. In dit hoofdstuk worden de begrippen die te
maken hebben met werkvermogen op een rij gezet en
nader verklaard.
• Wat betekent werkvermogen?
• Het Huis van Werkvermogen
• Wat is de Work Ability Index?
• Werken met de WerkVermogensMonitor
Wat betekent werkvermogen?
Werkvermogen is de mate waarin een medewerker zowel
lichamelijk als geestelijk in staat is om te werken. Een goed
werkvermogen draagt bij aan duurzame inzetbaarheid
van medewerkers. Werkvermogen is een betrouwbare
voorspeller van iemands inzetbaarheid, nu en in de toe-
komst. Door te investeren in het onderhouden en het ver-
beteren van werkvermogen kan langdurige uitval worden
voorkomen: langer, gezonder en gelukkiger aan de slag.
Het Huis van Werkvermogen
Voor de verbeelding van de factoren die invloed heb-
ben op werkvermogen is het Huis van Werkvermogen
bedacht.1 Het Huis van Werkvermogen is opgebouwd uit
een viertal bouwlagen:
Op de begane grond bevindt zich gezondheid. Dit is
het fundament van een goed werkvermogen. Behalve
lichamelijke en geestelijke gezondheid valt hier ook het
sociale functioneren van medewerkers onder.
De eerste verdieping bevat competenties. Dit zijn be-
roepsspecifieke competenties, passende kennis en vaar-
digheden die gedurende de loopbaan van medewerkers
worden afgestemd op veranderende eisen in het werk
(een leven lang leren).
Op de tweede verdieping bevinden zich de sociale en
morele normen en waarden van de medewerker, zoals
waardigheid, waardering, rechtvaardigheid. Ook binding
met de organisatie, motivatie en betrokkenheid spelen
hier een rol. De normen en waarden dragen bij aan de
cultuur van de organisatie en zijn van invloed op het
vermogen en de bereidheid van medewerkers om zich
verder te ontwikkelen.
1 Huis van Werkvermogen; Prof. J. Ilmarinen, 2005
Alles over werkvermogen
13
W a t
De derde verdieping staat symbool voor de werkom-
standigheden, de werkinhoud en de sociale werkom-
geving en organisatie. Het management en leidingge-
venden nemen een belangrijke positie in; zij kunnen het
werkvermogen van medewerkers diepgaand beïnvloe-
den.
Ook externe factoren hebben direct of indirect invloed
op werkvermogen: familie, vrienden en maatschappij (de
sociale en politieke omgeving).
Voor een goed werkvermogen is het van belang dat de
verschillende verdiepingen van het Huis van Werkvermo-
gen met elkaar in balans zijn. Werknemers en werkgevers
zijn samen verantwoordelijk voor een goed werkvermo-
gen. Gedurende de loopbaan kunnen maatregelen en
interventies per persoon verschillen.
Wat is de Work Ability Index?
De Work Ability Index (WAI) is een vragenlijst die het
werkvermogen meet; de mate waarin een medewerker
lichamelijk en geestelijk in staat is arbeid te verrichten.
Via de vragenlijst maakt een medewerker - op vrijwillige
basis- een inschatting van zijn of haar werkvermogen.
De WAI is in de jaren tachtig van de vorige eeuw in Fin-
land ontwikkeld door professor Juhani Ilmarinen, van het
Finnish Institute of Occupational Health. Finland kreeg
dertig jaar geleden al te maken met een vergrijzende
beroepsbevolking. Professor Ilmarinen zette de WAI in
om leeftijdsbewust beleid en duurzame inzetbaarheid
van medewerkers te stimuleren.
De WAI-vragenlijst gaat onder andere over het werk dat
iemand doet, over kennis en vaardigheden, normen en
waarden en gezondheid (zie ook de factoren in het Huis
van Werkvermogen). Uit de antwoorden op de vragen
komt een score: hoe hoger de score, hoe beter het werk-
vermogen.
De WAI is een wetenschappelijk onderbouwde methode
waarmee inzicht wordt gegeven in de gezondheid en
14
inzetbaarheid van medewerkers. Met dit instrument is
de kans op uitval te voorspellen. Wanneer medewerkers
slecht of matig scoren op werkvermogen, kan door aan-
vullend onderzoek naar de oorzaken worden gekeken
en via een gerichte aanpak aan het herstel van werkver-
mogen worden gewerkt. Medewerkers bepalen zelf of ze
de uitkomsten van het onderzoek willen bespreken met
hun leidinggevende of met een externe partij.
Het is ook mogelijk om rapportages te maken op groeps-
niveau; per functie, per afdeling of per organisatie. De
groepsgegevens mogen niet te herleiden zijn naar indivi-
duele werknemers.
In Nederland is Blik op Werk licentiehouder van de WAI.
Werken met de WerkVermogensMonitor®
Een drietal organisaties die zijn aangesloten bij Zorg-
pleinNoord hebben in 2010 en 2011 een onderzoek uit-
gevoerd naar het werkvermogen van medewerkers. Deze
organisaties hebben daarbij de WerkVermogensMonitor
van PreventNed ingezet. De WerkVermogensMonitor be-
steedt naast de vragen die in de WAI aan de orde komen
ook aandacht aan arbeidsomstandigheden, leefstijl, BMI
en productiviteit. Het is ook mogelijk om aanvullende
vragen op te nemen over bijvoorbeeld leiderschap, werk-
tevredenheid, burn-out risico.
Tekst: Karin Lutterop, ZorgpleinNoord
Afbeelding: PreventNed op basis van het huis van werk-
vermogen van J. Ilmarinen, Towards a Longer Worklife,
FIOH. (2005)
15
W a t
Duurzame inzetbaarheid vanuit het perspectief
van de medewerker en het perspectief van de or-
ganisatie komt samen in de begrippen Jobfit en
Topfit; wat wordt van medewerkers in het werk
gevraagd en wat stelt de organisatie daar tegen-
over? Over het leveren van prestaties en werken
met plezier.
Zorgorganisaties krijgen het moeilijk de komende jaren.
Er is een financiële grens bereikt (de zorg zal het de ko-
mende jaren met minder geld moeten doen). Tegelijker-
tijd wordt personeel schaarser en is de verwachting dat
de vraag naar zorg toeneemt. De uitdaging is om met
minder middelen en minder personeel een toenemende
vraag naar zorg te beantwoorden. Dat lukt niet door nog
harder te gaan werken. Wel door slimmer te werken. In
de (wetenschappelijke) literatuur is daar al veel over ge-
schreven en ondertussen zijn er ook praktijkvoorbeelden
die deze theorieën ondersteunen. In het lerend netwerk
duurzame inzetbaarheid van ZorgpleinNoord zijn de ver-
schillende theorieën en praktijkvoorbeelden met elkaar
besproken. Dit artikel geeft een theoretisch kader.
Jobfit
Om een optimaal organisatieresultaat te behalen moet
de focus van leidinggevenden niet alleen gericht zijn op
het bereiken van organisatiedoelstellingen, maar moet
continu gezocht worden naar de afstemming tussen
organisatiedoelstellingen en de doelstellingen die mede-
werkers in hun werk willen halen.
Duurzame inzetbaarheid: een kwestie van Jobfit en Topfit
Gezondheiden vitaliteit FlexibiliteitTopfit
Jobfit Cultuur en leiderschap
Mobiliteit
16
Gezondheiden vitaliteit
Medewerkers presteren goed als de werkeisen afge-
stemd worden op hun individuele wensen en eisen.
De mate van afstemming bepaalt de Jobfit. Leidingge-
venden moeten naast een optimale inrichting van hun
processen weten wat hun medewerkers motiveert en
beweegt. Naast procesmanagement is dus people ma-
nagement nodig. Omdat zowel organisaties als mede-
werkers continu veranderen moet die Jobfit regelmatig
onderwerp van gesprek zijn. Voor de Jobfit is met name
de organisatie aan zet met aspecten als cultuur, leider-
schap en mobiliteit.
Topfit
Met allerlei beleid probeert de overheid de arbeidsparti-
cipatie te verhogen. Bekendste voorbeeld is het stapsge-
wijs verhogen van de pensioenleeftijd naar 67 jaar. Er is
in het recente overheidsbeleid een kanteling te zien van
de verzorgingsstaat naar een actieve participatiemaat-
schappij. Deelname aan arbeid wordt beloond, sancties
(minder inkomsten) vinden plaats bij niet werken. Dit
vergt van de individuele medewerker activiteiten om vol-
doende fit en flexibel te blijven om ook in de toekomst
werk uit te kunnen voeren (Topfit).
De Topfit bepaalt de medewerker zelf, eventueel met on-
dersteuning van de organisatie. Onderwerpen die daarbij
horen zijn gezondheid, vitaliteit en flexibiliteit.
Werken met plezier en goed presteren
Duurzame inzetbaarheid kan vanuit twee perspectieven
bekeken worden: Jobfit, het organisatieperspectief waar-
bij een goede prestatie voorop staat en Topfit, het me-
dewerkerperspectief waarbij plezier in het werk voorop-
staat. Om duurzaam inzetbaar te blijven, zijn beide nodig.
Door concreet te maken welke factoren van invloed
zijn op duurzame inzetbaarheid en af te spreken wie
voor welke factor verantwoordelijk is kan duurzame
inzetbaarheid geoperationaliseerd worden. Samen met
regelmatige feedback op de geplande activiteiten is het
uiteindelijke resultaat dat medewerkers goed presteren
en werken met plezier.
Het medewerkerperspectief
1. Gezondheid en Vitaliteit
Ruim 40% van de mensen,
ouder dan 50 jaar, die vroeg-
tijdig stoppen met werken
doen dat vanwege een minder
goede gezondheid en een ongezonde leefstijl.
Aspecten die bij dit onderwerp passen zijn: leefstijl, vitali-
teit, arbeidsvreugde, passie, persoonlijke eigenschappen
als opleiding, sociaal economische status en het indivi-
duele werkvermogen. Een goede gezondheid is de basis
om te zorgen voor eigen inzetbaarheid. Een deel van de
afname van de gezondheid is te verklaren uit onderwer-
pen die te maken hebben met leefstijl (bewegen, roken,
alcohol, voeding en ontspanning), een deel door woon-
omstandigheden. Ook werkomstandigheden kunnen
zorgen voor ongezonde situaties waardoor medewerkers
klachten krijgen.
17
W a t
Vitaliteit omvat de dimensies energie, motivatie en
veerkracht, waarbij energie wordt gekenmerkt door zich
energiek te voelen, motivatie door doelen te stellen in
het leven en moeite te doen om deze te behalen en
veerkracht door het vermogen om met de dagelijkse
problemen en uitdagingen van het leven om te gaan.
Om goed om te kunnen gaan met (hoge) werkeisen zijn
hulpbronnen nodig. Hulpbronnen liggen in het werk,
maar ook in de persoon zelf. Het kunnen aanwenden van
persoonlijke eigenschappen als optimisme, eigenwaarde
en zelfvertrouwen draagt bij aan een optimale prestatie.
2. Flexibiliteit
Flexibiliteit is het kunnen
inspelen op veranderingen.
Op macroniveau verandert
de zorg snel, waarop orga-
nisaties met organisatiewij-
zigingen moeten reageren.
Medewerkers krijgen te maken met deze wijzigingen.
Jarenlang hetzelfde werk uitvoeren is geen zekerheid
meer. De kunst is dan ook om een balans aan te brengen
tussen de flexibiliteitsbehoefte van de organisatie en de
behoefte aan een vorm van baanzekerheid van mede-
werkers. Van medewerkers wordt in toenemende mate
flexibiliteit gevraagd. Aspecten die bij dit onderwerp pas-
sen zijn de afstemming werk-privé, competenties, kennis,
motivatie, waarden en normen en employability.
Sterk bepalend voor flexibiliteit zijn de motivatie, waar-
den en normen van medewerkers. Vanuit het perspectief
van de medewerker komt hier de mens privé aan de
orde. Omdat medewerkers per levensfase veranderen,
kunnen ook de behoeften en wensen ten aanzien van
werk veranderen. Het is belangrijk om regelmatig hier-
over in gesprek te gaan met de leidinggevende. Ook de
waarde die mensen geven aan het belang van hun aan-
wezigheid op het werk speelt een rol. Het maakt uit of
medewerkers zichzelf ervaren als een belangrijke schakel
in het proces of dat ze het idee hebben makkelijk gemist
te kunnen worden.
Eén van de belangrijkste factoren van duurzame inzet-
baarheid (nog meer dan gezondheid) is het kunnen
beschikken over de juiste competenties. Dit is nodig
om invulling te kunnen geven aan de behoefte van
de organisatie en de persoonlijke inzetbaarheid. Het is
onder te brengen bij de term employability; het kunnen
verwerven en behouden van betaalde arbeid. Employa-
bility wordt gezien als een verantwoordelijkheid van de
individuele medewerker, waarbij drie factoren bepalend
zijn: het kunnen beschikken over de juiste kennis en vaar-
digheden om goed inzetbaar te zijn, de bereidheid om
regelmatig van functie te wisselen, en het beschikken
over voldoende kennis van de arbeidsmarkt om te weten
waar en hoe hun vermogens kunnen worden ingezet.
Flexibiliteit
18
Cultuur en leiderschap
Het organisatieperspectief
3. Cultuur en leiderschap
Van leidinggevenden wordt
verwacht dat zij het voortouw
nemen in het organiseren en beïn-
vloeden van de Jobfit. Dit vraagt om
een vorm van leidinggeven die verandert
van het geven van opdrachten en acties (transactioneel)
naar transformationeel leiderschap. De moderne leiding-
gevende stuurt niet top down maar stemt zijn waarden
en doelen af op die van zijn medewerkers; ‘de leider in
dienst van de medewerker’. Onder het kopje cultuur en
leiderschap vallen aspecten als productiviteit, bevlo-
genheid, arbeidscontract, sociaal contract en de arbo-
onderwerpen inhoud, omstandigheden, voorwaarden
en verhoudingen. Bevlogenheid is een relatief nieuwe,
veel gehoorde term om aan te geven dat er sprake is van
enthousiast, met plezier, voluit en met passie ergens mee
bezig zijn. Bevlogenheid op organisatieniveau kan het
beste worden bevorderd door voldoende hulpbronnen
in de werkomgeving aan te bieden. Vooral als de taak-
eisen hoog zijn en stress kan optreden. Bij hulpbronnen
in het werk valt te denken aan sociale steun, autonomie,
feedback en ontplooiingsmogelijkheden.
Jobfit ontstaat in een lerende organisatie, waarin me-
dewerkers zich blijvend kunnen ontwikkelen en waarin
gebruik gemaakt wordt van de diversiteit aan medewer-
kers. Die organisatie is in staat om talenten optimaal te
herkennen en te benutten, zorgt voor een open cultuur
met faciliterende en inspirerende leidinggevenden.
4. Mobiliteit
In dit gebied gaat het onder
meer om de ontwikkelbereid-
heid en het ontwikkelvermo-
gen van medewerkers door
middel van horizontale of
verticale loopbaanontwikke-
ling. Maar het betreft ook de (toenemende) mobiliteit
van ’baan naar baan’, waarmee de mobiliteit buiten de
eigen organisatie wordt bedoeld. Het gaat hier om het
ontwikkelen van leiderschap, zoals management de-
velopment programma’s, over de balans werk-privé en
over de effecten die de levensfase en generatie hebben
op medewerkers en hun organisatie. Vanuit het orga-
nisatieperspectief is van belang om medewerkers zo
optimaal mogelijk te faciliteren, waardoor werk en privé
te combineren is, maximale inzetbaarheid wordt bereikt
en medewerkers verbonden blijven aan de organisatie.
De werkstijl, de werkplek en werk-privé komen hier aan
de orde evenals het Nieuwe Werken. De ideale werkplek
erkent de werkstijl van de medewerker. Dat houdt in dat
de medewerker zeggenschap krijgt over de kwaliteit van
zijn werkplek. Aan een goede inrichting van de werkplek
gaat vooraf dat er bewustwording is bij medewerkers
over de werkstijlen die zij hanteren. Bewustwording
ontstaat door de persoonsgebonden werkstijl en de in-
richting van het werk onderwerp van gesprek te maken.
Het gaat dan om wat voorwaardelijk is voor gezonde,
plezierige en effectieve werkomstandigheden. Dit wordt
ook wel de job-design genoemd; niet alleen de formele
taakeisen benoemen en inrichten, maar ook zorgdragen
Mobiliteit
19
W a t
voor aanwezigheid van energiebronnen zoals sociale
steun, autonomie en regelmogelijkheden. Bij het be-
spreken van de werkstijl, werkplek en leefstijl komen
persoonlijk elementen aan de orde en is inzetbaarheid
bespreekbaar. Privéomstandigheden kunnen wisselen en
zijn van invloed op inzetbaarheid. De werk-privé balans
hoort ook onderwerp van gesprek te zijn.
Samenvattend
Uiteindelijk gaat het bij duurzame inzetbaarheid over
goed werkgeverschap (stimuleren van de ontwikkeling
van medewerkers, goede arbeidsvoorwaarden en zor-
gen voor een open cultuur) en goed werknemerschap
(goede gezondheid en vitaal zijn, flexibel aansluiten bij
de vragen en behoeften van de arbeidsmarkt, prestaties
leveren).
Goed werkgeverschap gaat ook over ‘hart voor mede-
werkers, oog voor cijfers en kennis van zaken’, waarmee
gewerkt wordt aan kwaliteit van zorg, kwaliteit van lei-
derschap en persoonlijke ontwikkeling.
De focus is met name gericht op het verbeteren en opti-
maliseren van gemotiveerde en bevlogen medewerkers.
Niet het managementsysteem, maar de mens is de maat
van alle dingen. Deze menselijke maat is het uitgangs-
punt voor duurzame inzetbaarheid.
Het artikel is een samenvatting van het masterplan ‘JobFit en
TopFit, een kwestie van gezond management’ en is geschre-
ven als eindopdracht voor de opleiding Integraal Gezond-
heidsManagement.
Tekst en afbeeldingen: Peter Weustink, coördinator
Arbeid en Gezondheid bij Zorggroep Leveste Midden-
veld
Literatuur
Dollevoet,G; Dona,P; Evers,H (2012) Aanzet met inzet,
Den Haag Sdu uitgevers
Pol,E (2008) Strategisch HRM, Assen, van Gorkum
Schaufeli,W; Dijkstra,P (2010) Bevlogen aan het werk,
Zaltbommel, Thema
Ulrich,D; Ulrich,W (2011) Het waarom van werk. Amster-
dam, Business Contact
Vinke,R (2011) HRM voor de toekomst, Amsterdam, Weka
20
H o e
21
H o e
De babyboomgeneratie gaat vanaf nu met pen-
sioen. Het aandeel gepensioneerden ten opzichte
van de (potentiële) beroepsbevolking neemt
daardoor flink toe. Nu is dit nog 1 op 3, maar over
25 jaar al 1 op 2. Vanwege problemen met de be-
taalbaarheid van pensioenen én een verwachte
krapte op de arbeidsmarkt wordt de pensioen-
leeftijd omhoog gebracht. We moeten fit en ge-
zond zijn om tot minimaal 67 jaar door te kunnen
werken. Een belangrijke reden voor werkgevers
en werknemers om aan de slag te gaan met duur-
zame inzetbaarheid.
De roep om flexibiliteit
Door de financiële crisis ontbreekt vooralsnog het
gevoel van urgentie om aan de slag te gaan met duur-
zame inzetbaarheid. In veel sectoren heeft men eerder
een overschot dan een tekort aan personeel. Of de
crisis en met name het bijbehorende overschot tijdelijk
is, is nog maar de vraag. De economie vertoont name-
lijk een steeds grotere dynamiek en wordt daardoor
ongrijpbaarder. De informatietechnologie, aanjager van
dit proces, maakt alles permanent veranderbaar. Om
zich te kunnen handhaven, moeten organisaties zich
continu aanpassen. Tegelijkertijd individualiseert de
maatschappij en wordt niet altijd meer de meerwaarde
van het collectief herkend.1 In lijn hiermee is het aantal
zelfstandigen de afgelopen tien jaar met ruim 200.000
1 Prof. Arnoud Boot; Spui 32, 1-2010, pag. 29
Duurzaam inzetbaar in een veranderende wereld
22
toegenomen tot 1.1 miljoen.2 Meer vrijheden en een
betere beloning worden als belangrijkste redenen
genoemd om zelfstandig te worden. Daar tegenover
staat dat men flexibeler moet zijn en onzekerheden
toenemen. Andere mensen blijven daarom ook liever in
loondienst. Maar ook dan neemt de roep om flexibiliteit
toe. Duurzame inzetbaarheid krijgt daarmee een andere
dimensie.
Werkvermogen als concurrentiekracht
Binnen de hiervoor genoemde ontwikkelingen wordt
de concurrentiekracht van werkenden, zelfstandig én
in loondienst, steeds belangrijker. Concurrentiekracht
kan daarbij worden gezien als het werkvermogen. De
grondlegger van het werkvermogensconcept, de Finse
Prof. Dr. Juhani Ilmarinen van het Finnish Institute of Oc-
cupational Health, definieert werkvermogen als de mate
waarin een werknemer zowel lichamelijk als geestelijk
(psychisch) in staat is om te werken. De uitdaging is om
balans te vinden tussen de kenmerken en capaciteiten
van een persoon enerzijds en kenmerken van het werk
anderzijds. Een goede balans resulteert in een goed
werkvermogen. Ilmarinen toont aan dat investeren in
het onderhouden en verbeteren van het werkvermogen
arbeidsuitval voorkomt en de duurzame inzetbaarheid
bevordert.
2 CBS, mei 20123 Huis van Werkvermogen; Prof .J.Ilmarinen, 2005.
Duurzaam inzetbaar met het Huis van werkvermogen
Organisaties vinden het vaak lastig te bepalen wat er
allemaal onder duurzame inzetbaarheid valt en waar je
mee aan de slag zou moeten om medewerkers te onder-
steunen om duurzaam inzetbaar te zijn. Om het begrip
handen en voeten te geven, is het ‘Huis van werkvermo-
gen’ geïntroduceerd.3 Het Huis geeft de relatie aan tussen
de individuele, organisatorische en sociale dimensies van
werkvermogen (zie pagina 13).
De effectiviteit van activiteiten gericht op duurzame
inzetbaarheid is maximaal, als de effecten gemeten
worden, wanneer het verankerd is in alle delen van de
23
H o e
organisatie en er ook middelen en menskracht voor zijn
vrijgemaakt. Er is dan sprake van een integrale aanpak.
Lerend netwerk duurzame inzetbaarheid ZorgpleinNoord
ZorgpleinNoord heeft tussen januari 2011 en juni 2012,
met steun van het ministerie van VWS, het lerend net-
werk duurzame inzetbaarheid georganiseerd. Doelen van
dit lerend netwerk waren: het creëren van draagvlak in
organisaties, vaststellen van behoeften, elkaar steunen
bij implementatie, delen van kennis en evalueren van
gekozen aanpakken. Er hebben vijftien organisaties aan
het lerend netwerk deelgenomen, waarbij met name
P&O-professionals vertegenwoordigd waren.
Het merendeel van de organisaties die deelnamen,
ontplooit activiteiten op het terrein van duurzame in-
zetbaarheid. Een grotere betrokkenheid van het hoger
management lijkt daarbij van belang. Wanneer duurzaam
inzetbaarheidsbeleid ook door hen gezien wordt als
thema om op termijn als organisatie te kunnen blijven
voortbestaan, dan zal de weg naar een integrale aanpak
gevonden worden. Hier ligt voor ZorgpleinNoord en haar
leden een mooie uitdaging. In dit inspiratieboek is dan
ook veel plaats ingeruimd voor goede voorbeelden in
organisaties.
‘Duurzaam inzetbaar in een veranderende wereld’ is eerder
–in gewijzigde vorm- verschenen in het ZorgpleinNoord
Magazine over duurzame inzetbaarheid , oktober 2012,
jaargang 1, nummer 2.
Tekst: Jan Plat, directeur Bewegen Werkt!
Cartoon: Eric Snelleman
Jan Plat was gespreksleider van het lerend netwerk duur-
zame inzetbaarheid van ZorgpleinNoord.
24 Hoe houd je medewerkers in een veranderende werkomgeving betrokken, gemotiveerd en
goed geschoold? En bieden veranderingen ook kansen voor medewerkers en organisatie?
MEE D renthe is met deze vragen volop aan de slag en maakt daarbij onder meer gebruik van
loopbaan oriëntatietrajecten voor medewerkers.
Alied van den Berg werkt sinds 2008 als P&O-adviseur
bij MEE Drenthe. Alied is van huis uit gezondheidswe-
tenschapper, met als specialisatie arbeid en organisatie.
Ze voelt zich als een vis in het water bij MEE Drenthe;
ze is betrokken bij alle aspecten van het personeelsbe-
leid. Er is veel te doen, zeker in deze spannende tijd van
decentralisaties, waarin MEE Drenthe de verbinding en
samenwerking zoekt met gemeenten, lokale welzijns-
organisaties, maatschappelijk werk en jeugdzorg. Con-
sulenten gaan werken in lokale verbanden, dichtbij de
woonomgeving van de cliënten.
Alied vertelt over de sterk veranderende werkomgeving
en de rol en kracht die duurzame inzetbaarheid daarin
vervult.
Loopbaanontwikkeling als kansLoopbaanoriëntatie bij MEE Drenthe
Interview met Alied van den Berg
25
H o e
Scholing, gezondheid en mobiliteit
‘Scholing, gezondheid en mobiliteit zijn drie belangrijke
bouwstenen voor duurzame inzetbaarheid. En inzetbaar-
heid speelt een nog grotere rol in een tijd dat er zoveel
van de medewerkers gevraagd wordt. Bij MEE Drenthe
wordt al veel gedaan met alle drie de bouwstenen.
Volgens de CAO (Gehandicaptenzorg) heeft iedere
medewerker elke vier jaar recht op loopbaanadvies.
Dit is inmiddels al het tweede jaar dat we daarvoor de
loopbaanoriëntatietrajecten van ZorgpleinNoord inzet-
ten. Het zijn korte trajecten van een tot drie gesprekken
waarin een medewerker samen met een adviseur van
ZorgpleinNoord stilstaat bij zijn/haar loopbaan. Waar sta
ik, wat is mijn perspectief en wat wil ik? Soms volgt op de
loopbaanoriëntatie een vervolgvraag. We gaan dan met
de betreffende medewerker in gesprek om te kijken wat
er nodig is en wat we als organisatie kunnen bieden. Het
is altijd maatwerk.
De loopbaantrajecten geven de medewerkers een enor-
me boost. We stimuleren ze zo om na te denken over
hun toekomst en ze zien ook dat er wel degelijk ontwik-
kelingsmogelijkheden zijn bij MEE Drenthe.
De ontwikkeling van het personeel is niet alleen de ver-
antwoordelijkheid van de organisatie, maar ook van de
medewerkers zelf. Bij MEE Drenthe hebben we niet alleen
budget voor loopbaanadvies maar ook voor scholing’.
Kennismanagement
‘Investeren in kennis levert voor iedereen wat op; voor de
cliënt, de medewerker en voor de organisatie. We heb-
ben ook al veel kennis in huis! Om alle kennis inzichtelijk
te maken hebben we een kennismanagementsysteem
opgezet. In een database leggen we vast wat onze
medewerkers kennen en kunnen. Welke kennis hebben
we in huis, welke kennis missen we nog en wat moet er
gebeuren om die kennis te vergaren? Erg handig, vooral
ook voor nieuwe medewerkers. Via de database kunnen
zij collega’s vinden die deskundig zijn op een bepaald
gebied, bijvoorbeeld autisme.’
Nieuwe kerncompetenties
‘Een andere manier van werken vraagt ook nieuwe en/
of andere vaardigheden van medewerkers. Daarom gaan
onze competenties op de schop en krijgen alle mede-
werkers vier ‘nieuwe’ kerncompetenties:
• Klantgerichtheid (die houden we er natuurlijk in)
• Ondernemerschap
• Resultaat-/doelgerichtheid
• Aanpassingsvermogen
Voor veel medewerkers klinkt ondernemerschap, een van
de nieuwe kerncompetenties, eng in de oren. Maar veel
MEE Drenthe biedt ondersteuning aan alle men-
sen (en hun omgeving) met een beperking en/of
chronische ziekte. MEE Drenthe heeft als doel de
zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie
van cliënten te bevorderen. Bij MEE Drenthe wer-
ken ongeveer 90 medewerkers.
26
medewerkers blijken in de praktijk al heel ondernemend
bezig te zijn, door te netwerken, contacten te leggen en
samenwerking met gemeenten en andere zorg- en wel-
zijnsorganisaties te versterken.
We gaan de wijken in om de zorg dichterbij de men-
sen te organiseren. Ook de samenwerking met andere
organisaties wordt steeds belangrijker om zo efficiënt
mogelijk te zijn.
We zitten in een overgangsfase. Onze financiële midde-
len gaan vanaf 2015 steeds meer over naar de gemeente.
We moeten nu een koers uitzetten en tegelijkertijd is de
toekomst met alle politieke ontwikkelingen en verande-
ringen nog onbekend. Het betrokken, gemotiveerd en
geïnspireerd houden van onze medewerkers is daardoor
nog belangrijker voor ons.’
Verandering als een kans
‘Zelf krijg ik enorm veel energie van al deze uitdagingen.
Ik ben er erg trots op dat we al zo ver zijn in de organi-
satie. We zijn goed gestructureerd bezig, hebben een
duidelijke visie en zijn heel open. We willen met een
open blik naar alle mogelijkheden kijken, zowel voor de
medewerkers die wel in de verandering mee willen en
kunnen als voor de medewerkers die daar moeite mee
hebben. Er gebeurt veel. Het is hectisch, maar er is veel
vertrouwen. Het gaat hoe dan ook anders worden en we
proberen de medewerkers daarin zo goed mogelijk te
begeleiden. Geen regels van bovenaf, maar vragen en
het uiten van behoeften van onderaf. We moeten vooral
niet van bovenaf willen bedenken wat iedereen nodig
heeft. Medewerkers weten zelf het beste waar ze be-
hoefte aan hebben en wij moeten ze daarin faciliteren, ze
zoveel mogelijk ondersteunen.
Wat nog wel het belangrijkste is, is dat we de decentrali-
satie als een kans en niet als een bedreiging zien. Natuur-
lijk, het heeft impact, maar levert ook enorm veel op. De
nieuwe manier van werken geeft nieuwe energie, opent
nieuwe perspectieven. Er is niets erger dan stilstand.
Verandering biedt kansen, en duurzame inzetbaarheid
de handvatten om die met beide handen aan te pakken.’
Tekst: Karin Lutterop en Jolanda Wending,
ZorgpleinNoord
Foto: ZorgpleinNoord
‘Uiteindelijk draait alles om de mensen die het doen. Aandacht voor elke individuele medewerker is erg belangrijk, juist ook in de zorg. Zorgprofessionals zijn bij uitstek relatiegerichte mensen die
ook graag met zorg behandeld willen worden.’
27
H o e
Ziekteverzuimbeleid bij Nij Smellinghe
Ziekenhuis Nij Smellinghe in Drachten voert een actief ziekteverzuimbeleid dat is gericht op
preventie en het beïnvloeden van gedrag van medewerkers en leidinggevenden. Hoe pakken ze
dat aan en wat zijn daarbij hun uitgangspunten?
Ziek zijn is vervelend. In de eerste plaats voor de mede-
werker zelf maar ook voor collega’s. Daarnaast is verzuim
van invloed op de kwaliteit van het werk en daarmee op
de kwaliteit van de zorg voor patiënten. In Nij Smellinghe
voeren we daarom een actief ziekteverzuimbeleid waar-
bij veel aandacht uitgaat naar preventie. In de aanpak
van het verzuim zetten we diverse instrumenten in en
kiezen we verschillende invalshoeken.
Waarden en normen
Ziekteverzuim heeft te maken met waarden en normen.
Hoe kijk je aan tegen ziekte en tegen ziekteverzuim? Hoe
beïnvloedt jouw team jou
daarin? Wat verwacht de
werkgever van de mede-
werker en wat mag de
medewerker van de werk-
gever verwachten? Het
ziekenhuis, de leidingge-
vende, is verantwoordelijk
voor het scheppen van de
juiste voorwaarden voor het werken bij Nij Smellinghe en
voor een gezamenlijke norm van wat bij Nij Smellinghe
normaal is. Dit betekent onder andere het bieden van
een veilige werkplek, gezond roosteren en zorgen voor
goede arbeidsomstandigheden. Maar het betekent ook
dat je als medewerker bijdraagt aan veiligheid, gezond-
heid en goede arbeidsomstandigheden.
Goed werkgeverschap bij ziekte betekent voor Nij Smel-
linghe dat medewerkers bij ziekte of problemen (werk
en/of privé) mogen rekenen op begrip en ondersteu-
ning. Goed werknemerschap betekent dat de mede-
werkers alles in het werk
stellen om productief te
blijven. Wij stimuleren de
eigen regie: wij nodigen
medewerkers uit om zelf
op tijd aan te geven hoe
het met hen gaat en wat
zij nodig hebben.
Nij Smellinghe in Drachten is een modern zieken-
huis, met 339 bedden in een verzorgingsgebied
van circa 120.000 mensen. Nij Smellinghe levert
een hoge kwaliteit intra- en extramurale gezond-
heidszorg voor alle specialismen. Er werken
ongeveer 1300 medewerkers bij Nij Smellinghe.
28
In de toekomst gaan we ons, naast de aandacht voor de
individuele medewerker, ook richten op de normen van
het team.
Uitgangspunten verzuimbeleid
Ten aanzien van het verzuimbeleid hebben we een
a antal uitgangspunten vastgesteld:
• Ziek is niet per definitie arbeidsongeschikt (en
a ndersom)
• Ziek zijn overkomt je, verzuim is een keuze
• Bij Nij Smellinghe zit niemand thuis tenzij…
• De juiste mens op de juiste plaats op het juiste
m oment
• Iedereen is zelf verantwoordelijk voor zijn/haar eigen
balans
De uitgangspunten roepen regelmatig discussie op maar
dat is ook de bedoeling. Juist door over de uitgangspun-
ten in gesprek te zijn met medewerkers en binnen teams
verandert de verzuimcultuur. In combinatie met de uit-
gangspunten wordt gewerkt met een normenkader. Het
normenkader wordt uitgedrukt in vier C’s; commitment,
contributie, competentie en continuïteit. Is een mede-
werker gecommitteerd aan de norm en draagt hij/zij
daar aan bij door concreet gedrag? Bezit de medewerker
de competenties om deze bijdrage te leveren? Doet een
medewerker dit alleen als het extern wordt opgedragen
of doet hij/zij dit continu vanuit een intrinsieke motiva-
tie? De uitgangspunten en het normenkader zijn voor ons
belangrijk omdat ze een kader geven van waaruit we han-
delen bij vraagstukken rondom verzuimgedrag.
Inzet van overlegvormen, middelen en instrumenten
In onze verzuimaanpak zetten we diverse middelen in
om het – dreigend – verzuim aan te pakken. We werken
met verschillende modellen. De overeenkomst tussen
deze modellen is analyse en het beïnvloeden van gedrag
door effectief leiderschap. Diverse overlegmomenten
vinden periodiek en ad hoc plaats rond casuïstiek, maar is
ook casuïstiek overstijgend. Steeds wordt de genoemde
verzuimaanpak toegepast met als doel (verzuim-) gedrag
te voorspellen en te beïnvloeden.
De driehoek: multidisciplinair overleg
Cruciaal in onze aanpak van verzuim is overleg en af-
stemming binnen de driehoek leidinggevende, P&O en
bedrijfsarts. Iedere casus wordt behandeld volgens het
normenkader van Nij Smellinghe. Doel van dit overleg
is coaching on the job van alle drie de functionarissen
om steeds effectiever te worden in de rol van leiding-
gevende of adviseur. De driehoek analyseert en be-
spreekt het verzuim en zoekt naar mogelijkheden om
verzuim te voorkomen of te beperken.
Gerichte acties
In het kader van preventie van verzuim richten we onze
acties op het verbeteren van gezondheid, het maken
van keuzes en daarmee het voorkómen van verzuim. Nij
Smellinghe stuurt op de voorspelbaarheid van gedrag. We
signaleren de medewerkers die in potentie gaan verzui-
men. We halen de criteria uit de verzuimdata: probleem-
verzuimers en de signaleringen van leidinggevenden zelf.
29
H o e
Leidinggevenden voeren verzuimgesprekken met mede-
werkers. Onderwerpen die in de gesprekken aan de orde
komen zijn: de keuze bij ziekmeldingen, een eventuele
relatie tussen de ziekmeldingen en het werk, wederzijdse
verwachtingen en maken van afspraken om ziekmeldin-
gen te voorkomen. Eventueel wordt de bedrijfsarts inge-
schakeld voor advies of voor verwijzing naar bijvoorbeeld
bedrijfsmaatschappelijk werk of bedrijfsfysiotherapie.
De emmer-analyse
Stressklachten zijn een belangrijke variabele bij verzuim.
Meerdere factoren - financiën, familie, relatie, gezin en
werk - kunnen leiden tot stress. Vaak stapelen de stress-
klachten zich op totdat het op enig moment ‘teveel’
wordt en de medewerker zich ziek meldt. Deze druppel
lijkt de aanleiding maar vaak zit ‘in de emmer’ het werke-
lijke probleem. De emmer-analyse is een goed hulpmid-
del om leidinggevenden en medewerkers te helpen een
analyse te maken van de aanwezige factoren. Op deze
wijze proberen we telkens de best passende begeleiding
te bieden richting duurzame balans en inzetbaarheid.
Sociaal
Relatie Gezin Werk
Psychisch Medisch
Financiën FamilieBezittingenHuishouden
BUFFER 20%
Druppel
Dubbele Bodem
Stressklachten- Psychisch- Fysiek- Psychosomatisch
PersoonlijkheidCopingstijlNormen & WaardenTrauma’s
BALANS
KEUZES
BLAUWDRUK
30
Model van gepland gedrag
Een ander model waarmee we werken is het model van
gepland gedrag1; dit is gericht op de intentie voor aan-
wezigheid in plaats van verzuim. Het model biedt hand-
vatten om telkens opnieuw te analyseren hoe we als or-
ganisatie, leidinggevende of team omgaan met verzuim,
hoe we dit gedrag kunnen bijsturen en wat we kunnen
bijdragen aan het stimuleren van gewenst gedrag.
1 Azjen, I., & Fishbein, M. (1980), Understanding attitudes and predicting social behavior, Englewood-Cliffs, NJ: Prentice-Hall
Aandacht voor nulverzuimers
Naast bovengenoemde interventies spelen de nulverzui-
mers, medewerkers die niet verzuimen, steeds meer een rol
bij onze verzuimaanpak. Onze bedrijfsarts Jolanda Schreu-
der heeft voor haar promotieonderzoek, naast factoren die
leiden tot effectief leiderschap, de kenmerken van nul-
verzuimers in beeld gebracht. Op basis van dit onderzoek
heeft zij samen met Nij Smellinghe een training ontwikkeld
voor leidinggevenden en P&O-adviseurs. Deze training
richt zich op de vraag hoe zij de capaciteiten die leiden tot
nulverzuim kunnen benutten binnen hun team en bij hun
medewerkers en zo effectiever leiding kunnen geven.
Nij Smellinghe blijft voortdurend zoeken naar aankno-
pingspunten om meer gezonde en duurzaam inzetbare
medewerkers te krijgen. Verzuimgedrag blijft daardoor
binnen Nij Smellinghe een belangrijk aandachtsgebied.
Tekst: Dianne Jongsma, coördinator personeelsadvies Nij
Smellinghe en Jolanda Schreuder, bedrijfsarts Schreu-
derarbo
Afbeeldingen: Schreuderarbo (emmer-analyse), Azjen &
Fishbein (model gepland gedrag)
Attitude totaanwezigheid
SubjectieveSociale Norm
mbtaanwezigheid
Intentie totwel/niet
verzuimen
Barrières
Gedrag mbtwel/niet
verzuimen
Vertrouwen in eigen kunnen mbt aanwezig
zijn
31
H o e
Elker geeft met actief loopbaanbeleid invulling aan het duurzaam inzetbaar houden van mede-
werkers in de veranderende wereld van de jeugdzorg. Het gaat om de employability van mede-
werkers: zijn zij met hun kennis en ervaring ook in de toekomst inzetbaar?
Bezieling en vakmanschap
Marieke Kruize is P&O-adviseur en loopbaancoach bij
Elker en is erg betrokken bij de activiteiten van Elker die
gericht zijn op duurzame inzetbaarheid. ‘Duurzame in-
zetbaarheid is voor onze organisatie een heel belangrijk
thema, omdat het raakt aan de eigen regie van mede-
werkers. We willen vakvolwassen (samen)werken. Onze
werkomgeving is voortdurend in beweging en vraagt
veel van de medewerkers. Beleid, gericht op duurzame
inzetbaarheid, maken we in samenhang met de strategie,
de personeelsinstrumenten en het HR-beleid van Elker.
Vanuit onze drie kernwaarden bezieling, vakmanschap
en echtheid hebben we de afgelopen jaren geïnvesteerd
in activiteiten die bijdragen aan duurzame inzetbaarheid
van alle medewerkers.’
Talenten bij Elker
‘Een mooi voorbeeld van zo’n activiteit is ons digitale
platform ‘Talenten bij Elker’. Alle medewerkers kunnen
gebruikmaken van dit platform voor loopbaanontwik-
keling. Op intranet staan testen, boeken, tips en verwij-
zingen naar andere websites. Medewerkers kunnen hun
loopbaanvragen zelfstandig of samen met een P&O-
adviseur onderzoeken.
We hebben ‘Talenten bij Elker’ ingericht vanuit de theorie
van waarderend onderzoe-
ken, oftewel Appreciative
Inquiry. Dit is een aanpak
voor (organisatie-)verande-
ring waarbij mensen kijken
wat werkt in plaats van wat
verkeerd gaat. Appreciative
Inquiry verlegt de focus
van ontkennen, klagen en
kritiek geven naar verant-
woordelijkheid nemen en
samenwerken. Dit levert
Employability door talent ontwikkeling bij Elker
32
de creativiteit, betrokken-
heid, acties en initiatieven
op die nodig zijn om
veranderingen succesvol
te realiseren.’
Hot item
‘Het thema duurzame in-
zetbaarheid is hot bij Elker.
Steeds vaker lopen medewerkers met loop baanvragen
binnen bij P&O of maken zelfstandig gebruik van het
digitale platform. Ook wordt inzetbaarheid steeds meer
een onderwerp tijdens het jaargesprek met de leiding-
gevende en komt hier regelmatig een gerichte loop-
baanvraag uit voort. Vaak kunnen de medewerkers na
een of twee gesprekken en door de inzet van testen zelf
een adequate vervolgstap zetten.’
Blijven werken aan een goede dialoog
‘We zien door deze activiteiten zeker resultaat. Mede-
werkers nemen bijvoorbeeld meer dan in het verleden
initiatief in hun loopbaan. Maar we bereiken niet altijd
die medewerkers voor wie duurzame inzetbaarheid een
belangrijk thema is of wordt. Een goede dialoog over
loopbaan en loopbaanplanning tussen leidinggevende
en medewerker is en blijft dan ook cruciaal. Gesprekken
gaan soms nog te weinig over toekomst en motivatie en
zijn vaak gericht op kortetermijnoplossingen.
Employability is van iedereen. We hebben daarom een
werkgroep opgericht waarin alle organisatielagen
vertegenwoordigd zijn;
leidinggevenden, staf en
medewerkers. We hebben
er ook een externe partij
bij gevraagd, Gerdy Geer-
sing van &Talent. In de
werkgroep werken we de
initiatieven verder uit.
We hebben nog een heleboel ideeën die bijdragen aan
een goede inzetbaarheid. Zo willen we investeren in job
crafting: laat medewerkers ‘boetseren’ aan hun eigen
baan zodat ze met plezier en gemotiveerd aan de slag
kunnen blijven (te vaak worden oplossingen gezocht
in een andere baan of loopbaanpad). Herkader loop-
baanmogelijkheden: sluit aan bij goede initiatieven en
onderzoek andere mogelijkheden. In 2013 kunnen alle
medewerkers zogenaamde wandelgesprekken voeren
met hun leidinggevende om zo te komen tot een ‘echt’
gesprek over de toekomst van de medewerker. Wande-
len blijkt een goede manier om het thema ‘toekomst’ te
verkennen. En we willen vooral ook goede initiatieven
doorzetten, zoals het digitale platform ‘Talenten bij Elker’.
Het met plezier en bezieling blijven werken aan onze
missie dat elk kind het beste verdient moet zeker ook
gelden voor onze medewerkers. Zij verdienen ook het
beste!’
Tekst: Marieke Kruize, P&O-adviseur bij Elker
Foto: ZorgpleinNoord
Elker is een organisatie voor jeugd- en opvoedhulp
in de provincie Groningen. Elker geeft ondersteu-
ning aan jongeren en gezinnen bij vraagstukken
rondom opvoeden en opgroeien. Ook zwaardere
psychiatrische problematiek komt aan bod. Bij
Elker werken ongeveer 500 medewerkers.
33
H o e
Levensfasebewust personeelsbeleid is gericht op duurzame en optimale inzetbaarheid van
alle medewerkers door rekening te houden met hun actuele levensfase en bijbehorende
kenmerken. Het bespreekbaar maken van de behoeften en door te kijken hoe je als organi-
satie gebruik kunt maken van de talenten van medewerkers vormt de kern van levensfase-
bewust personeelsbeleid.
Hoe kun je medewerkers binden en boeien, zodat ken-
nis, ervaring en competenties niet verloren gaan? Met
die vraag als uitgangspunt is De Zijlen in 2009 met de
notitie ‘Werk in balans’ aan de slag gegaan. Levensfase-
bewust personeelsbeleid was daarbij het uitgangspunt.
‘Het vitaal en gemotiveerd houden van medewerkers is
erg belangrijk. We moeten langer doorwerken en van
medewerkers wordt ook in onze organisatie steeds meer
flexibiliteit gevraagd’, aldus Hiltsje Dubois-Andringa,
projectleider levensfasebeleid bij De Zijlen.
Nieuw duurzaam jasje
Het levensfasebewust personeelsbeleid is niet een com-
pleet nieuw onderwerp. Het gaat niet om nieuw per-
soneelsbeleid, maar om een nieuw uniform duurzaam
jasje om reeds bestaande onderwerpen. Door de vele
raakvlakken met andere P&O-onderwerpen kan levens-
fasebewust personeelsbeleid ook gezien worden als
een invulling van het bestaande HRM-beleid. Het hangt
bijvoorbeeld samen met:
• verzuimbeleid
• competentiemanagement
• het jaargesprek
• mobiliteitsbeleid
Uitgangspunt voor De Zijlen is om zoveel mogelijk aan te
sluiten bij bestaand beleid en bestaande instrumenten.
Werk in balansLevensfasebewust personeelsbeleid bij De Zijlen
34
Hoe kun je bestaande middelen integreren? ‘Bij De Zijlen
hebben we al diverse instrumenten zoals loopbaan- en
jaargesprekken en verzuimbeleid. Het doel is om daarbij
meer aandacht voor de verschillende levensfasen van de
medewerkers te hebben.’
De vier levensfasen
‘Een medewerker doorloopt - op basis van leeftijd en
ervaring - in grote lijnen vier verschillende fasen. Bij De
Zijlen heten het levensfasen, maar het zijn ook fasen in
je carrière. Werk en privé zijn namelijk nauw met elkaar
verbonden. Iedere levensfase heeft een aantal specifieke
kenmerken en de verhouding tussen werk en privé en de
balans tussen belasting en belastbaarheid zijn terugke-
rende belangrijke elementen.
In elke levensfase hebben medewerkers verschillende
behoeften voor de eigen ontwikkeling en inzetbaarheid.
Ik voelde me vanaf het begin van het project al sterk
verbonden met het onderwerp, omdat ik zelf intussen
alle fasen heb mee- en doorgemaakt. Daarbij herken ik
als ex-leidinggevende de kracht van het op deze manier
kijken naar medewerkers. Iedere fase heeft zijn eigen
zwakke en sterke punten, die worden zo goed in kaart
gebracht.
In eerste instantie hebben we overwogen om voor
oudere medewerkers een specifiek aanbod te creëren,
bijvoorbeeld extra scholing of extra faciliteiten bij mobi-
liteitswensen. Zij moeten immers tamelijk onverwacht
langer doorwerken. Maar omdat uiteindelijk iedere fase
1. Jonge starters Als jonge starter ben je positief ingesteld en stap je het volle leven binnen. Je bent op zoek naar zelfkennis en eigen grenzen. Dit draagt bij aan het opbouwen van je innerlijke zekerheid. Thuis zijn er nog weinig verplichtingen, en je bent fysiek vitaal. Toch kunnen er lichamelijke klachten ontstaan, onder andere door een ongezonde levensstijl, problemen in de gezinssituatie of relaties. Als jonge starter ben je werkcentrisch ingesteld, je wilt op korte termijn resultaten zien. Duurt dit te lang, dan daalt de motivatie.
2. Spitsuur van het leven Als medewerker in deze fase heb je rond je dertigste levensjaar een eerste levensevaluatie. In het spitsuur van het leven pak je zaken rationeel en planmatig aan en heb je behoefte om je sterker te binden. Je wilt je graag ontwikkelen, carrière maken en verantwoordelijkheid dragen. In deze fase kunnen de privé verplichtingen toenemen doordat je een gezin sticht of actief deel gaat nemen aan het verenigingsleven. Dit kan zorgen voor fysieke overbelasting, veelal in combinatie met psychische belasting.
3. Stabilisatie Deze fase kan gepaard gaan met ontevredenheid en onzekerheid. De oude normen en opvattingen voldoen niet meer maar nieuwe zijn nog niet echt gevonden. Dit kan voor jou een dilemma opleveren: blijf je doorgaan in gedragspatronen die geen waarde-ring of beloning meer opleveren of ben je in staat om je in te stellen op een nieuw perspectief. Als je goed door deze overgang heen komt kun je van grote waarde zijn voor de organisatie. Vaak wordt in deze fase het einde van de loonschaal bereikt. Dit kan je motiva-tie en prestatie beïnvloeden. Naast de eventuele zorg voor kin-deren ontstaan in deze fase ook de eerste mantelzorgverplichtin-gen.
4. Deskundige senior Over het algemeen ben je in deze fase niet meer op zoek naar ontwikkeling en nieuwe wegen. Je stelt je werk- en levenservaring graag beschikbaar aan de organisatie. Je geeft graag begeleiding aan jongeren, je kunt ze inspireren. Je bent gemotiveerd om eindverantwoordelijk te zijn voor projecten of organisatieonderde-len. Hierbij zet jij de grote lijnen uit en delegeer je de uitvoering aan anderen. In deze fase kan sprake zijn van fysieke achteruitgang. De acceptatie hiervan kan voor problemen zorgen. Ook je concentratie kan achteruit gaan. Dit is vooral lastig bij wisselende aandachtsgebieden.
1. Jonge starters Als jonge starter ben je positief ingesteld en stap je het volle leven binnen. Je bent op zoek naar zelfkennis en eigen grenzen. Dit draagt bij aan het opbouwen van je innerlijke zekerheid. Thuis zijn er nog weinig verplichtingen, en je bent fysiek vitaal. Toch kunnen er lichamelijke klachten ontstaan, onder andere door een ongezonde levensstijl, problemen in de gezinssituatie of relaties. Als jonge starter ben je werkcentrisch ingesteld, je wilt op korte termijn resultaten zien. Duurt dit te lang, dan daalt de motivatie.
2. Spitsuur van het leven Als medewerker in deze fase heb je rond je dertigste levensjaar een eerste levensevaluatie. In het spitsuur van het leven pak je zaken rationeel en planmatig aan en heb je behoefte om je sterker te binden. Je wilt je graag ontwikkelen, carrière maken en verantwoordelijkheid dragen. In deze fase kunnen de privé verplichtingen toenemen doordat je een gezin sticht of actief deel gaat nemen aan het verenigingsleven. Dit kan zorgen voor fysieke overbelasting, veelal in combinatie met psychische belasting.
3. Stabilisatie Deze fase kan gepaard gaan met ontevredenheid en onzekerheid. De oude normen en opvattingen voldoen niet meer maar nieuwe zijn nog niet echt gevonden. Dit kan voor jou een dilemma opleveren: blijf je doorgaan in gedragspatronen die geen waarde-ring of beloning meer opleveren of ben je in staat om je in te stellen op een nieuw perspectief. Als je goed door deze overgang heen komt kun je van grote waarde zijn voor de organisatie. Vaak wordt in deze fase het einde van de loonschaal bereikt. Dit kan je motiva-tie en prestatie beïnvloeden. Naast de eventuele zorg voor kin-deren ontstaan in deze fase ook de eerste mantelzorgverplichtin-gen.
4. Deskundige senior Over het algemeen ben je in deze fase niet meer op zoek naar ontwikkeling en nieuwe wegen. Je stelt je werk- en levenservaring graag beschikbaar aan de organisatie. Je geeft graag begeleiding aan jongeren, je kunt ze inspireren. Je bent gemotiveerd om eindverantwoordelijk te zijn voor projecten of organisatieonderde-len. Hierbij zet jij de grote lijnen uit en delegeer je de uitvoering aan anderen. In deze fase kan sprake zijn van fysieke achteruitgang. De acceptatie hiervan kan voor problemen zorgen. Ook je concentratie kan achteruit gaan. Dit is vooral lastig bij wisselende aandachtsgebieden.
1. Jonge starters Als jonge starter ben je positief ingesteld en stap je het volle leven binnen. Je bent op zoek naar zelfkennis en eigen grenzen. Dit draagt bij aan het opbouwen van je innerlijke zekerheid. Thuis zijn er nog weinig verplichtingen, en je bent fysiek vitaal. Toch kunnen er lichamelijke klachten ontstaan, onder andere door een ongezonde levensstijl, problemen in de gezinssituatie of relaties. Als jonge starter ben je werkcentrisch ingesteld, je wilt op korte termijn resultaten zien. Duurt dit te lang, dan daalt de motivatie.
2. Spitsuur van het leven Als medewerker in deze fase heb je rond je dertigste levensjaar een eerste levensevaluatie. In het spitsuur van het leven pak je zaken rationeel en planmatig aan en heb je behoefte om je sterker te binden. Je wilt je graag ontwikkelen, carrière maken en verantwoordelijkheid dragen. In deze fase kunnen de privé verplichtingen toenemen doordat je een gezin sticht of actief deel gaat nemen aan het verenigingsleven. Dit kan zorgen voor fysieke overbelasting, veelal in combinatie met psychische belasting.
3. Stabilisatie Deze fase kan gepaard gaan met ontevredenheid en onzekerheid. De oude normen en opvattingen voldoen niet meer maar nieuwe zijn nog niet echt gevonden. Dit kan voor jou een dilemma opleveren: blijf je doorgaan in gedragspatronen die geen waarde-ring of beloning meer opleveren of ben je in staat om je in te stellen op een nieuw perspectief. Als je goed door deze overgang heen komt kun je van grote waarde zijn voor de organisatie. Vaak wordt in deze fase het einde van de loonschaal bereikt. Dit kan je motiva-tie en prestatie beïnvloeden. Naast de eventuele zorg voor kin-deren ontstaan in deze fase ook de eerste mantelzorgverplichtin-gen.
4. Deskundige senior Over het algemeen ben je in deze fase niet meer op zoek naar ontwikkeling en nieuwe wegen. Je stelt je werk- en levenservaring graag beschikbaar aan de organisatie. Je geeft graag begeleiding aan jongeren, je kunt ze inspireren. Je bent gemotiveerd om eindverantwoordelijk te zijn voor projecten of organisatieonderde-len. Hierbij zet jij de grote lijnen uit en delegeer je de uitvoering aan anderen. In deze fase kan sprake zijn van fysieke achteruitgang. De acceptatie hiervan kan voor problemen zorgen. Ook je concentratie kan achteruit gaan. Dit is vooral lastig bij wisselende aandachtsgebieden.
1. Jonge starters Als jonge starter ben je positief ingesteld en stap je het volle leven binnen. Je bent op zoek naar zelfkennis en eigen grenzen. Dit draagt bij aan het opbouwen van je innerlijke zekerheid. Thuis zijn er nog weinig verplichtingen, en je bent fysiek vitaal. Toch kunnen er lichamelijke klachten ontstaan, onder andere door een ongezonde levensstijl, problemen in de gezinssituatie of relaties. Als jonge starter ben je werkcentrisch ingesteld, je wilt op korte termijn resultaten zien. Duurt dit te lang, dan daalt de motivatie.
2. Spitsuur van het leven Als medewerker in deze fase heb je rond je dertigste levensjaar een eerste levensevaluatie. In het spitsuur van het leven pak je zaken rationeel en planmatig aan en heb je behoefte om je sterker te binden. Je wilt je graag ontwikkelen, carrière maken en verantwoordelijkheid dragen. In deze fase kunnen de privé verplichtingen toenemen doordat je een gezin sticht of actief deel gaat nemen aan het verenigingsleven. Dit kan zorgen voor fysieke overbelasting, veelal in combinatie met psychische belasting.
3. Stabilisatie Deze fase kan gepaard gaan met ontevredenheid en onzekerheid. De oude normen en opvattingen voldoen niet meer maar nieuwe zijn nog niet echt gevonden. Dit kan voor jou een dilemma opleveren: blijf je doorgaan in gedragspatronen die geen waarde-ring of beloning meer opleveren of ben je in staat om je in te stellen op een nieuw perspectief. Als je goed door deze overgang heen komt kun je van grote waarde zijn voor de organisatie. Vaak wordt in deze fase het einde van de loonschaal bereikt. Dit kan je motiva-tie en prestatie beïnvloeden. Naast de eventuele zorg voor kin-deren ontstaan in deze fase ook de eerste mantelzorgverplichtin-gen.
4. Deskundige senior Over het algemeen ben je in deze fase niet meer op zoek naar ontwikkeling en nieuwe wegen. Je stelt je werk- en levenservaring graag beschikbaar aan de organisatie. Je geeft graag begeleiding aan jongeren, je kunt ze inspireren. Je bent gemotiveerd om eindverantwoordelijk te zijn voor projecten of organisatieonderde-len. Hierbij zet jij de grote lijnen uit en delegeer je de uitvoering aan anderen. In deze fase kan sprake zijn van fysieke achteruitgang. De acceptatie hiervan kan voor problemen zorgen. Ook je concentratie kan achteruit gaan. Dit is vooral lastig bij wisselende aandachtsgebieden.
1. Jonge starters Als jonge starter ben je positief ingesteld en stap je het volle leven binnen. Je bent op zoek naar zelfkennis en eigen grenzen. Dit draagt bij aan het opbouwen van je innerlijke zekerheid. Thuis zijn er nog weinig verplichtingen, en je bent fysiek vitaal. Toch kunnen er lichamelijke klachten ontstaan, onder andere door een ongezonde levensstijl, problemen in de gezinssituatie of relaties. Als jonge starter ben je werkcentrisch ingesteld, je wilt op korte termijn resultaten zien. Duurt dit te lang, dan daalt de motivatie.
2. Spitsuur van het leven Als medewerker in deze fase heb je rond je dertigste levensjaar een eerste levensevaluatie. In het spitsuur van het leven pak je zaken rationeel en planmatig aan en heb je behoefte om je sterker te binden. Je wilt je graag ontwikkelen, carrière maken en verantwoordelijkheid dragen. In deze fase kunnen de privé verplichtingen toenemen doordat je een gezin sticht of actief deel gaat nemen aan het verenigingsleven. Dit kan zorgen voor fysieke overbelasting, veelal in combinatie met psychische belasting.
3. Stabilisatie Deze fase kan gepaard gaan met ontevredenheid en onzekerheid. De oude normen en opvattingen voldoen niet meer maar nieuwe zijn nog niet echt gevonden. Dit kan voor jou een dilemma opleveren: blijf je doorgaan in gedragspatronen die geen waarde-ring of beloning meer opleveren of ben je in staat om je in te stellen op een nieuw perspectief. Als je goed door deze overgang heen komt kun je van grote waarde zijn voor de organisatie. Vaak wordt in deze fase het einde van de loonschaal bereikt. Dit kan je motiva-tie en prestatie beïnvloeden. Naast de eventuele zorg voor kin-deren ontstaan in deze fase ook de eerste mantelzorgverplichtin-gen.
4. Deskundige senior Over het algemeen ben je in deze fase niet meer op zoek naar ontwikkeling en nieuwe wegen. Je stelt je werk- en levenservaring graag beschikbaar aan de organisatie. Je geeft graag begeleiding aan jongeren, je kunt ze inspireren. Je bent gemotiveerd om eindverantwoordelijk te zijn voor projecten of organisatieonderde-len. Hierbij zet jij de grote lijnen uit en delegeer je de uitvoering aan anderen. In deze fase kan sprake zijn van fysieke achteruitgang. De acceptatie hiervan kan voor problemen zorgen. Ook je concentratie kan achteruit gaan. Dit is vooral lastig bij wisselende aandachtsgebieden.
1. Jonge starters Als jonge starter ben je positief ingesteld en stap je het volle leven binnen. Je bent op zoek naar zelfkennis en eigen grenzen. Dit draagt bij aan het opbouwen van je innerlijke zekerheid. Thuis zijn er nog weinig verplichtingen, en je bent fysiek vitaal. Toch kunnen er lichamelijke klachten ontstaan, onder andere door een ongezonde levensstijl, problemen in de gezinssituatie of relaties. Als jonge starter ben je werkcentrisch ingesteld, je wilt op korte termijn resultaten zien. Duurt dit te lang, dan daalt de motivatie.
2. Spitsuur van het leven Als medewerker in deze fase heb je rond je dertigste levensjaar een eerste levensevaluatie. In het spitsuur van het leven pak je zaken rationeel en planmatig aan en heb je behoefte om je sterker te binden. Je wilt je graag ontwikkelen, carrière maken en verantwoordelijkheid dragen. In deze fase kunnen de privé verplichtingen toenemen doordat je een gezin sticht of actief deel gaat nemen aan het verenigingsleven. Dit kan zorgen voor fysieke overbelasting, veelal in combinatie met psychische belasting.
3. Stabilisatie Deze fase kan gepaard gaan met ontevredenheid en onzekerheid. De oude normen en opvattingen voldoen niet meer maar nieuwe zijn nog niet echt gevonden. Dit kan voor jou een dilemma opleveren: blijf je doorgaan in gedragspatronen die geen waarde-ring of beloning meer opleveren of ben je in staat om je in te stellen op een nieuw perspectief. Als je goed door deze overgang heen komt kun je van grote waarde zijn voor de organisatie. Vaak wordt in deze fase het einde van de loonschaal bereikt. Dit kan je motiva-tie en prestatie beïnvloeden. Naast de eventuele zorg voor kin-deren ontstaan in deze fase ook de eerste mantelzorgverplichtin-gen.
4. Deskundige senior Over het algemeen ben je in deze fase niet meer op zoek naar ontwikkeling en nieuwe wegen. Je stelt je werk- en levenservaring graag beschikbaar aan de organisatie. Je geeft graag begeleiding aan jongeren, je kunt ze inspireren. Je bent gemotiveerd om eindverantwoordelijk te zijn voor projecten of organisatieonderde-len. Hierbij zet jij de grote lijnen uit en delegeer je de uitvoering aan anderen. In deze fase kan sprake zijn van fysieke achteruitgang. De acceptatie hiervan kan voor problemen zorgen. Ook je concentratie kan achteruit gaan. Dit is vooral lastig bij wisselende aandachtsgebieden.
1. Jonge starters Als jonge starter ben je positief ingesteld en stap je het volle leven binnen. Je bent op zoek naar zelfkennis en eigen grenzen. Dit draagt bij aan het opbouwen van je innerlijke zekerheid. Thuis zijn er nog weinig verplichtingen, en je bent fysiek vitaal. Toch kunnen er lichamelijke klachten ontstaan, onder andere door een ongezonde levensstijl, problemen in de gezinssituatie of relaties. Als jonge starter ben je werkcentrisch ingesteld, je wilt op korte termijn resultaten zien. Duurt dit te lang, dan daalt de motivatie.
2. Spitsuur van het leven Als medewerker in deze fase heb je rond je dertigste levensjaar een eerste levensevaluatie. In het spitsuur van het leven pak je zaken rationeel en planmatig aan en heb je behoefte om je sterker te binden. Je wilt je graag ontwikkelen, carrière maken en verantwoordelijkheid dragen. In deze fase kunnen de privé verplichtingen toenemen doordat je een gezin sticht of actief deel gaat nemen aan het verenigingsleven. Dit kan zorgen voor fysieke overbelasting, veelal in combinatie met psychische belasting.
3. Stabilisatie Deze fase kan gepaard gaan met ontevredenheid en onzekerheid. De oude normen en opvattingen voldoen niet meer maar nieuwe zijn nog niet echt gevonden. Dit kan voor jou een dilemma opleveren: blijf je doorgaan in gedragspatronen die geen waarde-ring of beloning meer opleveren of ben je in staat om je in te stellen op een nieuw perspectief. Als je goed door deze overgang heen komt kun je van grote waarde zijn voor de organisatie. Vaak wordt in deze fase het einde van de loonschaal bereikt. Dit kan je motiva-tie en prestatie beïnvloeden. Naast de eventuele zorg voor kin-deren ontstaan in deze fase ook de eerste mantelzorgverplichtin-gen.
4. Deskundige senior Over het algemeen ben je in deze fase niet meer op zoek naar ontwikkeling en nieuwe wegen. Je stelt je werk- en levenservaring graag beschikbaar aan de organisatie. Je geeft graag begeleiding aan jongeren, je kunt ze inspireren. Je bent gemotiveerd om eindverantwoordelijk te zijn voor projecten of organisatieonderde-len. Hierbij zet jij de grote lijnen uit en delegeer je de uitvoering aan anderen. In deze fase kan sprake zijn van fysieke achteruitgang. De acceptatie hiervan kan voor problemen zorgen. Ook je concentratie kan achteruit gaan. Dit is vooral lastig bij wisselende aandachtsgebieden.
1. Jonge starters Als jonge starter ben je positief ingesteld en stap je het volle leven binnen. Je bent op zoek naar zelfkennis en eigen grenzen. Dit draagt bij aan het opbouwen van je innerlijke zekerheid. Thuis zijn er nog weinig verplichtingen, en je bent fysiek vitaal. Toch kunnen er lichamelijke klachten ontstaan, onder andere door een ongezonde levensstijl, problemen in de gezinssituatie of relaties. Als jonge starter ben je werkcentrisch ingesteld, je wilt op korte termijn resultaten zien. Duurt dit te lang, dan daalt de motivatie.
2. Spitsuur van het leven Als medewerker in deze fase heb je rond je dertigste levensjaar een eerste levensevaluatie. In het spitsuur van het leven pak je zaken rationeel en planmatig aan en heb je behoefte om je sterker te binden. Je wilt je graag ontwikkelen, carrière maken en verantwoordelijkheid dragen. In deze fase kunnen de privé verplichtingen toenemen doordat je een gezin sticht of actief deel gaat nemen aan het verenigingsleven. Dit kan zorgen voor fysieke overbelasting, veelal in combinatie met psychische belasting.
3. Stabilisatie Deze fase kan gepaard gaan met ontevredenheid en onzekerheid. De oude normen en opvattingen voldoen niet meer maar nieuwe zijn nog niet echt gevonden. Dit kan voor jou een dilemma opleveren: blijf je doorgaan in gedragspatronen die geen waarde-ring of beloning meer opleveren of ben je in staat om je in te stellen op een nieuw perspectief. Als je goed door deze overgang heen komt kun je van grote waarde zijn voor de organisatie. Vaak wordt in deze fase het einde van de loonschaal bereikt. Dit kan je motiva-tie en prestatie beïnvloeden. Naast de eventuele zorg voor kin-deren ontstaan in deze fase ook de eerste mantelzorgverplichtin-gen.
4. Deskundige senior Over het algemeen ben je in deze fase niet meer op zoek naar ontwikkeling en nieuwe wegen. Je stelt je werk- en levenservaring graag beschikbaar aan de organisatie. Je geeft graag begeleiding aan jongeren, je kunt ze inspireren. Je bent gemotiveerd om eindverantwoordelijk te zijn voor projecten of organisatieonderde-len. Hierbij zet jij de grote lijnen uit en delegeer je de uitvoering aan anderen. In deze fase kan sprake zijn van fysieke achteruitgang. De acceptatie hiervan kan voor problemen zorgen. Ook je concentratie kan achteruit gaan. Dit is vooral lastig bij wisselende aandachtsgebieden.
1. Jonge starters Als jonge starter ben je positief ingesteld en stap je het volle leven binnen. Je bent op zoek naar zelfkennis en eigen grenzen. Dit draagt bij aan het opbouwen van je innerlijke zekerheid. Thuis zijn er nog weinig verplichtingen, en je bent fysiek vitaal. Toch kunnen er lichamelijke klachten ontstaan, onder andere door een ongezonde levensstijl, problemen in de gezinssituatie of relaties. Als jonge starter ben je werkcentrisch ingesteld, je wilt op korte termijn resultaten zien. Duurt dit te lang, dan daalt de motivatie.
2. Spitsuur van het leven Als medewerker in deze fase heb je rond je dertigste levensjaar een eerste levensevaluatie. In het spitsuur van het leven pak je zaken rationeel en planmatig aan en heb je behoefte om je sterker te binden. Je wilt je graag ontwikkelen, carrière maken en verantwoordelijkheid dragen. In deze fase kunnen de privé verplichtingen toenemen doordat je een gezin sticht of actief deel gaat nemen aan het verenigingsleven. Dit kan zorgen voor fysieke overbelasting, veelal in combinatie met psychische belasting.
3. Stabilisatie Deze fase kan gepaard gaan met ontevredenheid en onzekerheid. De oude normen en opvattingen voldoen niet meer maar nieuwe zijn nog niet echt gevonden. Dit kan voor jou een dilemma opleveren: blijf je doorgaan in gedragspatronen die geen waarde-ring of beloning meer opleveren of ben je in staat om je in te stellen op een nieuw perspectief. Als je goed door deze overgang heen komt kun je van grote waarde zijn voor de organisatie. Vaak wordt in deze fase het einde van de loonschaal bereikt. Dit kan je motiva-tie en prestatie beïnvloeden. Naast de eventuele zorg voor kin-deren ontstaan in deze fase ook de eerste mantelzorgverplichtin-gen.
4. Deskundige senior Over het algemeen ben je in deze fase niet meer op zoek naar ontwikkeling en nieuwe wegen. Je stelt je werk- en levenservaring graag beschikbaar aan de organisatie. Je geeft graag begeleiding aan jongeren, je kunt ze inspireren. Je bent gemotiveerd om eindverantwoordelijk te zijn voor projecten of organisatieonderde-len. Hierbij zet jij de grote lijnen uit en delegeer je de uitvoering aan anderen. In deze fase kan sprake zijn van fysieke achteruitgang. De acceptatie hiervan kan voor problemen zorgen. Ook je concentratie kan achteruit gaan. Dit is vooral lastig bij wisselende aandachtsgebieden.
1. Jonge starters Als jonge starter ben je positief ingesteld en stap je het volle leven binnen. Je bent op zoek naar zelfkennis en eigen grenzen. Dit draagt bij aan het opbouwen van je innerlijke zekerheid. Thuis zijn er nog weinig verplichtingen, en je bent fysiek vitaal. Toch kunnen er lichamelijke klachten ontstaan, onder andere door een ongezonde levensstijl, problemen in de gezinssituatie of relaties. Als jonge starter ben je werkcentrisch ingesteld, je wilt op korte termijn resultaten zien. Duurt dit te lang, dan daalt de motivatie.
2. Spitsuur van het leven Als medewerker in deze fase heb je rond je dertigste levensjaar een eerste levensevaluatie. In het spitsuur van het leven pak je zaken rationeel en planmatig aan en heb je behoefte om je sterker te binden. Je wilt je graag ontwikkelen, carrière maken en verantwoordelijkheid dragen. In deze fase kunnen de privé verplichtingen toenemen doordat je een gezin sticht of actief deel gaat nemen aan het verenigingsleven. Dit kan zorgen voor fysieke overbelasting, veelal in combinatie met psychische belasting.
3. Stabilisatie Deze fase kan gepaard gaan met ontevredenheid en onzekerheid. De oude normen en opvattingen voldoen niet meer maar nieuwe zijn nog niet echt gevonden. Dit kan voor jou een dilemma opleveren: blijf je doorgaan in gedragspatronen die geen waarde-ring of beloning meer opleveren of ben je in staat om je in te stellen op een nieuw perspectief. Als je goed door deze overgang heen komt kun je van grote waarde zijn voor de organisatie. Vaak wordt in deze fase het einde van de loonschaal bereikt. Dit kan je motiva-tie en prestatie beïnvloeden. Naast de eventuele zorg voor kin-deren ontstaan in deze fase ook de eerste mantelzorgverplichtin-gen.
4. Deskundige senior Over het algemeen ben je in deze fase niet meer op zoek naar ontwikkeling en nieuwe wegen. Je stelt je werk- en levenservaring graag beschikbaar aan de organisatie. Je geeft graag begeleiding aan jongeren, je kunt ze inspireren. Je bent gemotiveerd om eindverantwoordelijk te zijn voor projecten of organisatieonderde-len. Hierbij zet jij de grote lijnen uit en delegeer je de uitvoering aan anderen. In deze fase kan sprake zijn van fysieke achteruitgang. De acceptatie hiervan kan voor problemen zorgen. Ook je concentratie kan achteruit gaan. Dit is vooral lastig bij wisselende aandachtsgebieden.
35
H o e
die aandacht verdient
(denk aan medewerkers
met jonge kinderen en
starters die we geen vast
en 100% contract kunnen
geven) hebben we hier
niet voor gekozen.’
De eerste stap (en de rest)
‘We hebben een mooie eerste stap gemaakt. Tijdens de
jaargesprekken is ook aandacht voor de levensfase van
de medewerker. Alle medewerkers hebben de kaart met
de vier levensfasen gekregen. We hebben ons daarbij
laten inspireren door de zeven bronnen van arbeids-
vreugde van Kouwenhoven Consultancy. Ook hebben
we een Nieuwsbrief uitgebracht met interviews waarin
diverse functionarissen binnen De Zijlen vertellen over
hun ervaringen met levensfasen. Voor het jaargesprek
is een handleiding ontwikkeld met concrete vragen. De
medewerkers geven aan in welke levensfase ze zich be-
vinden. Welke consequenties heeft dat en welke kansen
biedt deze fase voor hun functie en functioneren? Ook
hebben we een workshop opgenomen in het interne
opleidingsaanbod van De Zijlen over levensfasen en
inzetbaarheid. Welke factoren maken dat je met plezier
naar je werk blijft gaan?
Het interne mobiliteits-
beleid biedt steeds meer
mogelijkheden, ook in
horizontale zin. Bied extra
taken in werkgroepen
en commissies aan als
interne vacature zodat
iedereen daarvoor zijn belangstelling kan tonen. En als
het intern niet meer lukt, hopen we met onze diversiteit
aan externe contacten mensen op een goede manier
naar een volgende baan te begeleiden.
Het begin is er, maar we kunnen en moeten er nog ver-
der mee. Met de verwachte personeelstekorten en het
langer moeten doorwerken, is behoud van personeel
minstens zo belangrijk als het aantrekken van nieuw
personeel. We willen medewerkers zo lang mogelijk zien
te boeien en te binden om kennis, ervaring en compe-
tenties in huis te houden. En dat is nou juist de kern van
levensfasebewust personeelsbeleid.’
Tekst: Hiltsje Dubois-Andringa, projectleider levensfase-
beleid bij De Zijlen
Afbeelding: De Zijlen, naar voorbeeld van ‘de zeven bron-
nen van arbeidsvreugde’ van Kouwenhoven Consultancy
De Zijlen biedt in de provincie Groningen zorg en
ondersteuning aan circa 1400 cliënten met een
verstandelijke beperking. Er werken ongeveer
1200 medewerkers bij De Zijlen.
36Dialoog: hoe het voeren van een open en gelijkwaardig gesprek tussen medewerker en
leidinggevende bijdraagt aan duurzame inzetbaarheid in de Universitair Medische Centra
(UMC’s).
Duurzame inzetbaarheid vraagt om zelfbewuste mede-
werkers die weten wat ze willen en kunnen en die zich
daarover durven uit te spreken naar de leidinggevende.
Met andere woorden, medewerker en leidinggevende
hebben een volwaardige arbeidsrelatie die zich kenmerkt
door samenwerking en eigen verantwoordelijkheid. De
dialoog staat centraal: het voeren van een open en gelijk-
waardig gesprek.
De weg naar een meer volwassen arbeidsrelatie is in de
UMC’s in 2008 van start gegaan onder de naam Idealoog,
een samentrekking van I-deal en dialoog. In 2011 heeft
het project de naam Dialoog gekregen: met meer open-
heid en respect met elkaar in gesprek gaan waardoor
volwaardige arbeidsrelaties ontstaan.
Persoonlijk budget
Sinds 2008 hebben UMC-medewerkers een persoonlijk
budget dat ze mogen gebruiken voor hun eigen ontwik-
keling, bijvoorbeeld voor een opleiding voor de huidige
of voor een gewenste toekomstige functie. Doel is dat
medewerkers langer en vitaler aan het werk blijven. Over
dit budget worden afspraken op maat gemaakt tussen
leidinggevende en medewerker. Daarbij is een goede
dialoog tussen leidinggevende en medewerker onmis-
baar.
Medewerkers en leidinggevenden met elkaar in gesprekDialoog in de Universitair Medische Centra
37
H o e
Dialoog-projecten in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG)
In het kader van Dialoog worden in het UMCG meerdere
projecten ingezet waarbij duurzame inzetbaarheid het
uitgangspunt is. Concrete projecten en activiteiten zijn
bijvoorbeeld:
• Training Voeren van jaargesprekken voor leidingge-
venden èn medewerkers
• Medewerkerspel “Bespeel je werk”
• Digitaal loopbaancentrum voor medewerkers
• Training Operationeel leidinggeven met vertrouwen
Daarnaast zijn op diverse afdelingen projecten rondom
duurzame inzetbaarheid gestart. Bijvoorbeeld in de sec-
tor Oncologie.
Cirkel van invloed en cirkel van betrokkenheid
De centrale vraag van het project in de sector Oncologie
is waar medewerkers en leidinggevenden al dan niet
invloed op kunnen hebben. Uitgangspunt daarbij is de
cirkel van invloed en de cirkel van betrokkenheid van
Covey.1
De cirkel van invloed is kleiner dan de cirkel van betrok-
kenheid. Een grote mate van betrokkenheid kan de ef-
ficiëntie in de weg staan, want je kunt niet overal invloed
op uitoefenen. Je kunt daarom je energie beter in de
reikwijdte van je eigen cirkel van invloed stoppen, daar
waar je ook daadwerkelijk invloed op kunt uitoefenen.
Een concrete uitkomst van het dialoogproject is dat een
aantal verpleegkundigen een eigen vragenlijst hebben
ontwikkeld waarmee zij periodiek de mate van werkte-
vredenheid kunnen meten om zo hun eigen cirkel van
1 S.R. Covey, De 8ste eigenschap: van effectiviteit naar inspiratie.
CIRKEL VAN BETROKKENHEID
CIRKEL VAN
INVLOED
Het Universitair Medisch Centrum Groningen
(UMCG) is één van de grootste ziekenhuizen in
Nederland en de grootste werkgever van Noord-
Nederland. De ruim 10.000 medewerkers werken
in de patiëntenzorg en aan vooraanstaand weten-
schappelijk onderzoek, waarbij de focus ligt op
‘gezond en actief ouder worden’. Kerntaken van
het UMCG zijn zorg, onderwijs en onderzoek.
38
invloed te kunnen vergroten. Op basis van de uitkomsten
gaan ze zelf in gesprek met de leidinggevende en doen
ze voorstellen voor verbetering.
Doel van het project was om medewerkers meer bewust
te maken van de regelmogelijkheden over hun eigen
werksituatie (cirkel van invloed), en de grenzen daaraan
(cirkel van betrokkenheid). De dialoog, de open commu-
nicatie tussen leidinggevende en medewerker is daarbij
essentieel. Door het vergroten van het oplossend vermo-
gen van de medewerkers wilde de sector Oncologie ook
de passie en professionaliteit verhogen en de medewer-
kers (weer) trots op hun vak van verpleegkundige laten
zijn.
Behaalde resultaten
Aan het begin van het project is de beginsituatie in kaart
gebracht. Hiervoor werd het Werkstressoren en Energie-
bronnen (WEB)-model gebruikt2. Na het inzetten van de
hierboven beschreven interventies heeft na anderhalf
jaar opnieuw een meting plaatsgevonden.
2 Wilmar Schaufeli en Pieternel Dijkstra (2010). Bevlogen aan het werk. Zaltbommel, Thema.
De uitkomsten uit de metingen bevestigen het beeld dat
medewerkers beter in staat zijn hun werksituatie te beïn-
vloeden. Opmerkelijk is dat, ondanks toegenomen werk-
druk en mentale belasting, de stressreacties als uitputting
en cynisme zijn afgenomen. Medewerkers zijn beter in
staat hun eigen werksituatie te beïnvloeden, waardoor
zij meer tevreden zijn en hun duurzame inzetbaarheid
toegenomen is.
Tekst: Annet Hunderman, projectleider Arbeid & Gezond-
heid UMCG en Kitty Lenstra, adviseur P&O sector Onco-
logie UMCG.
Afbeelding: S.R. Covey, De 8ste eigenschap: van effectiviteit
naar inspiratie.
39
H o e
Wendy Koolhaas is onderzoeker bij de afdeling So-
ciale Geneeskunde, arbeid en gezondheid van het
Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG)
en doet promotieonderzoek naar duurzame inzet-
baarheid van oudere werknemers. Wendy heeft
een interventie ontwikkeld die is gericht op het
vergroten van het oplossend vermogen van zowel
werknemers als leidinggevenden. De interventie
biedt een handvat om te komen tot een gezonde,
motiverende en inspirerende werkomgeving.
Van inventarisatie naar interventie
‘In 2007 ben ik gestart met een inventarisatie naar be-
lemmerende en ondersteunende factoren in het werk
voor werknemers van 45 jaar en ouder. We hebben een
vragenlijst uitgezet waarop ruim vijfduizend werknemers,
werkzaam bij tien organisaties in verschillende sectoren,
hebben gereageerd. Uit de inventarisatie bleek dat de
ervaren knelpunten en ondersteuningsbehoeften van
werknemers heel verschillend waren en dat zowel op
werknemers- als organisatieniveau de oplossingen dien-
den te worden gezocht. Iedereen heeft iets anders nodig,
wat vraagt om maatwerk.
De inventarisatie bood een mooi handvat om een in-
terventie te ontwikkelen gericht op het vergroten van
duurzame inzetbaarheid voor alle werknemers. De me-
thodiek heeft tot doel om het oplossend vermogen van
zowel werknemers als leidinggevenden te vergroten en
laat beide partijen met elkaar in gesprek gaan over duur-
zame inzetbaarheid. Door samen te kijken naar concrete
Gezond werkend ouder wordenOplossingsgericht werken aan duurzame inzetbaarheid
Interview met Wendy Koolhaas
40
(maatwerk) afspraken wordt gewerkt aan een gezonde
en motiverende werkomgeving.’
In vier stappen naar concrete actie
Als interventie heeft Wendy Koolhaas een concreet en
praktisch stappenplan ontwikkeld. In vier stappen ne-
men werknemers hun eigen functioneren nu en in de
toekomst onder de loep:
1. De werknemer inventariseert mogelijke ontwikke-
lingsmogelijkheden en knelpunten.
2. De werknemer geeft per punt aan of hij/zij zelf voor
een oplossing kan zorgen, hulp van derden nodig
heeft (bijvoorbeeld leidinggevende of werkgever) of
geen oplossing voor het betreffende punt ziet.
3. De werknemer gaat naar aanleiding van de inventa-
risatie met de leidinggevende in gesprek. Tijdens het
gesprek vindt een brainstorm plaats over oplossingen.
4. De werknemer maakt een concreet actieplan met
tijdspad.
‘Werknemers moeten zelf de verantwoordelijkheid ne-
men om het werk nu en in de toekomst leuk te houden
en met behoud van gezondheid uit te voeren, waarbij
de werkomgeving ondersteuning biedt. Daar draait het
bij duurzame inzetbaarheid volgens mij om. Het stap-
penplan helpt bij de bewustwording van werknemers:
wat wil ik bereiken, wat heb ik daar voor nodig en hoe
kom ik daar? Samen met de leidinggevende wordt
gebrainstormd over mogelijkheden en oplossingen.
Daarom hebben we bij het instrument ook een training
voor leidinggevenden ontwikkeld, want zij spelen een
belangrijke ondersteunende rol in het gehele proces.
Om gesprekken over je functioneren van nu en voor de
toekomst aan te durven gaan, moet je als organisatie wel
het vertrouwen geven aan je werknemers dat je daar ook
klaar voor bent en wat te bieden hebt. Als organisatie
is het daarom belangrijk om integraal beleid op te stel-
len. En iedereen uit elke laag van de organisatie moet
betrokken zijn; commitment van onder- en bovenaf is
essentieel.’
Wat levert het op?
‘In 2010 hebben we een pilot met de interventie ge-
draaid bij een aantal verpleegkundige afdelingen in het
UMCG en bij enkele onderdelen van de Rijksuniversiteit
Groningen. Zowel leidinggevenden als werknemers
reageren enthousiast. Leidinggevenden geven aan dat
er onderwerpen op tafel komen die eerder niet zijn be-
sproken en werknemers waarderen de communicatie
met hun leidinggevende. Soms kan stap 1, het inventari-
seren van wensen en belemmeringen, in een gesprek al
voldoende zijn. Veel werknemers hebben behoefte aan
een gesprek over hun toekomst en hoe ze verder willen
in hun werk.
De belangrijkste conclusie is dat binnen het tijdsbestek
van één jaar al duidelijk een cultuuromslag te zien is bij
de werknemers. Bij afdelingen en werknemers die met
het stappenplan werken, zien we dat ze zich meer be-
wust zijn van hun eigen mogelijkheden en dat hun hou-
ding verandert. Werknemers zijn beter in staat om ver-
betermogelijkheden en loopbaanmogelijkheden onder
41
H o e
woorden te brengen, hierover in gesprek te gaan met de
leidinggevende en een actieplan op te stellen.’
Met de ontwikkeling van de methodiek ‘Oplossingsge-
richt werken aan duurzame inzetbaarheid’ komt ook de
vraag naar het effect ervan. Daarom is Wendy in samen-
werking met het Leids Universitair Medisch Centrum
(LUMC) gestart met een vervolgproject om te kijken naar
de effectiviteit van de ontwikkelde interventie.
‘Bedrijven zijn geïnteresseerd in wat het concreet op-
levert als ze een dergelijke interventie gaan inzetten.
Maar bewustzijn is moeilijk uit te drukken in geld. En dat
is waar bedrijven nou juist naar op zoek zijn; concrete
resultaten zoals bijvoorbeeld meer tevreden werknemers
of een daling in de verzuimcijfers. Tijdens de effectiviteit-
studie kijken we daarom naar gezondheidsmaten, zoals
het werkvermogen, de algemene gezondheid en de
productiviteit. De eerste resultaten van de effectiviteits-
studie worden eind 2013 verwacht.
Op basis van de drie uitgevoerde pilot studies binnen
verschillende organisaties kunnen we wel concluderen
dat het vergroten van het oplossend vermogen van
zowel medewerker als leidinggevende lijkt bij te dragen
aan het vergroten van duurzame inzetbaarheid. Mede-
werkers worden zich meer bewust van de eigen moge-
lijkheden om te werken aan een motiverende, gezonde
en plezierige werkomgeving. Tevens zijn leidinggeven-
den zich meer bewust van de ondersteunende rol die zij
kunnen bieden. Een integrale benadering en aansluiten
bij de bestaande bedrijfsvoering maken implementatie
van een interventie gericht op duurzame inzetbaarheid
succesvol. Echter, veranderingen ten aanzien van duur-
zame inzetbaarheid zijn niet morgen realiseerbaar, maar
is een flexibel proces en een investering op de lange
termijn.’
Tekst: Karin Lutterop en Jolanda Wending,
ZorgpleinNoord
Foto: ZorgpleinNoord
42
Onder de vlag Vitalentis stimuleert Lentis een goede geestelijke en lichamelijke balans in het
werk en tussen werk en privé. En dan gaat het niet alleen om woorden, maar vooral om daden. Er
is aandacht voor dialoog en activiteiten. Een voorbeeld is de Vitalentis-dag, een dag in het teken
van sport, bewegen en ontmoeten.
Waarom is Lentis met Vitalentis gestart ? ‘Omdat we onze
cliënten alleen kunnen helpen als we ook aandacht voor
ons eigen welzijn hebben. Goed in je vel zitten, gemoti-
veerd en betrokken zijn, geeft energie en dat werkt posi-
tief door in de zorg voor onze cliënten’, volgens Annema-
rie Witteveen, arbeids- en organisatieadviseur bij Lentis.
’Ook de Raad van Bestuur vindt aandacht voor duurzame
inzetbaarheid van medewerkers erg belangrijk, vandaar
ook onze investering in een meerjaren HRM-project als
Vitalentis.’
Duurzaam = volop in beweging
Het duurzaamheidsproject bij Lentis, Vitalentis, richt zich
op aspecten in het werk, op de balans werk en privé
en op leefstijl. ‘Beweging houdt vitaal. En dat geldt niet
alleen voor werknemers, maar ook voor het project zelf.
Het projectplan is voortdurend in beweging, wordt
constant aangepast en geactualiseerd. Het is een meerja-
renplan, want de aandacht voor duurzame inzetbaarheid
moet volgens ons ook duurzaam zijn, en niet eenmalig.’
Over positiviteit, herkenbaarheid en betrokkenheid
Om de Vitalentis-boodschap goed te laten landen in
een grote organisatie als Lentis zijn positieve commu-
nicatie, herkenbaarheid en betrokkenheid essentieel.
‘Gezondheid en leefstijl kan een beladen onderwerp zijn.
We willen daarom een stimulerende en positieve toon,
in plaats van belerend en dwingend te zijn. Vitalentis –
werken, leven, balans – is de vlag geworden waaronder
Vitalentis – vitaliteit door balans
43
H o e
we bij Lentis helder en herkenbaar alle communicatie
verzorgen.
Daarnaast is het belangrijk dat de boodschap diep ge-
worteld raakt in de hele organisatie. Vitalentis is van ons
allemaal, van de hele organisatie. Een organisatiebreed
draagvlak is essentieel. Daarvoor hebben we het ‘Vita-
lentis netwerk’ in het leven geroepen. Alle medewerkers
die iets met het onderwerp hebben, mogen deelnemen
aan het netwerk. Zo kan iedereen meedenken, zelf met
ideeën komen en tegelijkertijd ook een ambassadeursrol
vervullen.’
Woorden en daden: dialoog, succesverhalen en clinics
‘Een constructieve dialoog tussen medewerkers en hun
leidinggevenden is hét instrument bij uitstek om mede-
werkers vitaal, gemotiveerd en dus inzetbaar te houden.
Als de thema’s werk, balans werk en privé en leefstijl
bespreekbaar worden gemaakt, is de kans groot dat
medewerkers (weer) lekker in hun vel zitten, energieker
en productiever zijn en minder snel uitvallen. De jaar-
gesprekken zijn belangrijke dialoogmomenten en ons
checkboekje voor gespreksvoering is een goed hulpmid-
del voor teamleiders en medewerkers. Het checkboekje
laat zien waar je aan moet denken bij het voeren van de
verschillende gesprekken in de organisatie. Dit wordt
gedaan aan de hand van checklisten. Het boekje is trans-
parant opgezet; het bevat zowel de informatie voor de
leidinggevende als voor de medewerker. ‘
Succesverhalen
‘Het afgelopen jaar hebben we vooral geprobeerd om
het onderwerp organisatiebreed op de agenda te zet-
ten en bij alle medewerkers tussen de oren te krijgen.
Om mensen aan te zetten tot actie is bewustzijn van
balans en onbalans in werk en tussen werk en privé een
eerste stap. Daarom verschijnt elke maand de Vitalentis
nieuwsbrief waarin collega’s succesverhalen met elkaar
Lentis staat voor geestelijke gezondheidszorg,
forensisch geestelijke gezondheidszorg en zorg
voor ouderen. Bij Lentis werken ongeveer 4500
medewerkers.
44
delen. De succesverhalen
zijn afkomstig van teams
die positief scoorden op
de eind 2010 gehouden
monitor werkbeleving, of
na negatieve scores een positieve verbetering in gang
wisten te zetten. In de verhalen vertellen collega’s en-
thousiast wat goed gaat en waar zij energie van krijgen.
Dit kan anderen stimuleren of op ideeën brengen.’
Clinics
‘Het gaat natuurlijk niet
alleen om woorden, maar
ook om daden. Naast de
jaarlijkse Vitalentis-dag or-
ganiseren we verschillende clinics. De clinics stimuleren
tot bewegen, fysiek en mentaal. Vaak zijn het onze eigen
medewerkers die de clinics geven. Jolanda Langeland,
bekend marathonschaatster en medewerker van Lentis,
Goed was de score op de monitor werkbeleving op hun afdeling niet, maar ze gingen niet bij de pakken neerzit-ten. Er werd juist harder gewerkt om de score te verbeteren. De eerste resultaten zijn inmiddels zichtbaar. Ver-pleegkundigen Wietse en Annet vertellen hun succesverhaal.
De kentering
De teamleider heeft vooral ingezet op een open sfeer,
op kwaliteit en successen in de behandeling. Bovendien
kwamen er vier nieuwe collega’s bij waardoor de sfeer ver-
anderde en vervulden een aantal medewerkers bewust een
voorbeeldrol om zo het tij te keren. De sfeer is aanzienlijk
verbeterd en ook het ziekteverzuim is gedaald. En dat heeft
natuurlijk ook weer zijn weerslag op de patiënten’, vertelt
Wietse.
Feedback geven en groeien
Volgens Annet zijn er nog genoeg verbeterpunten: ‘Er valt
nog winst te behalen op het geven en krijgen van feedback.
‘Door de vele wisselingen in het verleden voelden medewer-
kers zich wellicht niet veilig en durfden ze zich niet kritisch
naar elkaar te uiten. Dat is ook in het team besproken. Het
heeft ervoor gezorgd dat er nu steeds meer een feedback-
cultuur ontstaat.’
Kennisdeling
In het team is ook veel aandacht voor kennisdeling, om
individueel en als team verder te groeien. Om dat te stimu-
leren is afgesproken om tijdens het multidisciplinair overleg
elk teamlid bij toerbeurt een klinische les te laten verzorgen.
Wietse wijdde zijn les aan de OR. Op die manier wilde hij
niet alleen zijn kennis maar ook zijn passie voor de OR
overdragen aan de andere teamleden.
TIP: Kijk eerst wat je al aan kennis en talent in huis hebt. Vaak kun je al met weinig middelen
mooie resultaten bereiken!
45
H o e
coördineert de clinics. Jolanda heeft ondertussen een
netwerk van enthousiaste sportieve medewerkers op-
gebouwd en we hebben al een groot aanbod. Zo zijn er
bijvoorbeeld schaats-, klim-, loop-, skate- en zeilclinics.’
Uitgaan van wat je in huis hebt
‘Samen met alle onderdelen van Lentis, Welnis Integrale
Psychiatrie en Preventie hebben we diensten die we al-
leen aan cliënten aanbieden en (nog) niet aan personeel.
We kijken bijvoorbeeld wat we op het gebied van leefstijl
en stresspreventie ook aan onze medewerkers kunnen
aanbieden. De clinics Mindfullness en een cursus Stress-
hantering zijn hier een goed voorbeeld van. Duurzame
inzetbaarheid hoeft helemaal niet moeilijk of duur te
zijn. Het is de kunst aan te sluiten bij dat wat er al is in de
organisatie en bij die afdelingen die wat willen. Dan boek
je met weinig middelen gauw resultaat.’
Hoe verder?
‘Aan de enthousiaste reacties merken we dat Vitalentis
volop leeft. Het komende jaar willen we een vervolgstap
zetten. Naast blijvende aandacht voor bewustwording
willen we onze aandacht met name richten op het on-
dersteunen van initiatieven in de zorggroepen en dien-
sten. Deze initiatieven ontstaan op verschillende plaatsen
in de organisatie. Zo is er een leefstijlproject gestart
voor medewerkers in een van onze klinieken, wordt er
binnen verschillende teams gestart met een werkdruk
instrument in het kader van balans in je werk, en wordt
ervaring met een inzetbaarheidsspel opgedaan.
Ook willen we onze leidinggevenden bruikbare tools
in handen geven. Dit doen we door een koppeling te
maken met het MD-traject. Teamleiders maken straks in
het MD-traject kennis met verschillende instrumenten
op het gebied van inzetbaarheid. Instrumenten die de
teamleiders aanspreken gaan we verder uitproberen en
uitwerken op de werkvloer, in de vorm van proeftuinen.
Zo ontstaat uiteindelijk een Vitalentis toolbox op maat
gemaakt, door en voor medewerkers van Lentis.’
Tekst: Annemarie Witteveen, arbeids- en organisatie-
adviseur en hoofd Arbeid en Gezondheid bij Lentis
Afbeeldingen: Lentis
Cartoon: Eric Snelleman
46Mantelzorgers spelen een steeds belangrijkere rol bij het bieden van hulp, steun en zorg.
Hoe doen die mantelzorgers dat? Vaak hebben ze naast hun zorgtaken ook nog een baan.
Hoe combineren zij dat? Hoe kunnen zij hun zorgkracht inzetten? Op dit moment heeft
een op de acht werknemers naast een baan ook zorgtaken en dat aantal groeit.1 Aan welke
ondersteuning hebben zij behoefte en wat kunnen werkgevers voor deze mantelzorgers
betekenen?
Vijf Drentse bedrijven zijn koplopers en zetten mantelzorg op de kaart!
Een aantal bedrijven en organisaties uit verschillende
Drentse gemeenten heeft zich ingespannen om mantel-
zorg op de agenda te zetten.
Stamm is expert op het gebied van Werk en Mantel-
zorg en kreeg, in opdracht van de Provincie Drenthe,
de projectleiding van het traject Werk en Mantelzorg in
Drenthe.
De projectdeelnemers kwamen in een aantal werksessies
bijeen en deelden hun ervaringen en hun inspanningen
om het combineren van werk en zorg beter mogelijk te
maken.
Dit leverde vijf bedrijven de Erkenning Mantelzorgvrien-
delijk Bedrijf op:
• FrieslandCampina Domo
• Gemeente Borger-Odoorn
• Gemeente Meppel
• Wilhelmina Ziekenhuis Assen
• STAMM
Duurzame inzetbaarheid van mantelzorgers
1. Stichting Werk&Mantelzorg
47
H o e
Achtergrond
Toenemend aantal mantelzorgers in Drentse bedrijven
Demografische ontwikkelingen in Drenthe leiden tot
naar verhouding meer ouderen en minder jongeren in
de samenleving (vergrijzing en ontgroening). Door de
vergrijzing zal de behoefte aan professionele zorg en aan
informele zorg en mantelzorg groter worden. De ver-
wachting is dan ook dat bedrijven in toenemende mate
te maken krijgen met medewerkers die naast hun werk
ook mantelzorgtaken hebben. Deze medewerkers lopen
door die dubbele belasting meer kans op vermoeidheid
en (langdurige) ziekte. Om deze medewerkers te onder-
steunen en te behouden voor hun bedrijf zijn er steeds
meer werkgevers die mantelzorg op de agenda zetten.
Ondersteuning werkende mantelzorgers en belang
van bedrijven
Wanneer zorgtaken ertoe leiden dat een medewerker
zijn werk (tijdelijk) niet kan verrichten, dan kunnen we
spreken van verlies. Dit verlies kunnen we vertalen naar:
De mantelzorger: het niet optimaal kunnen benutten
van talenten met nadelige consequenties voor zelfont-
plooiing en toekomstperspectief. Een meerderheid van
de werkende mantelzorgers geeft aan dat het werk be-
langrijk is voor de eigenwaarde en tevens ontspanning
en betekenis biedt naast het verlenen van zorgtaken
thuis.
De werkgever: productieverliezen met financiële con-
sequenties.
De overheid: toenemende druk op lokale vangnetvoor-
zieningen door overbelaste mantelzorgers met onge-
wenst effect op de besteding van gemeenschapsgelden.
De samenleving: mantelzorgers die overbelast zijn en
(tijdelijk) niet kunnen werken, kunnen minder meedoen
in de samenleving en het maatschappelijke verkeer. Zij
worden kwetsbare burgers en afhankelijk van de steun
uit hun omgeving.
Werkende mantelzorgers zijn gebaat bij oplossingen die
bijdragen aan goede ondersteuning in de thuissituatie
en het zelf kunnen indelen van hun werktijden en werk-
zaamheden. Op die manier kan een mantelzorger zorge-
loos werken, blijft hij gezond en kan hij blijven meedoen.
De oplossingen vragen inzet van de gemeente en lokale
mantelzorgondersteuners, werkgevers en de werkende
mantelzorger zelf.
48
Resultaten van het project
De deelnemende bedrijven zijn koplopers in Drenthe als
het gaat om het ontwikkelen van mantelzorgvriendelijk
personeelsbeleid.
• Zij hebben ervoor gezorgd dat er meer bekendheid
is in hun organisatie over mantelzorg: Wanneer ben
je mantelzorger en wat betekent dit?
• Zij hebben leidinggevenden gestimuleerd om (va-
ker) aandacht te hebben voor mantelzorgers en voor
mogelijkheden om hen te ondersteunen.
• Zij hebben zich in drie werksessies gezamenlijk ge-
bogen over (nieuwe) mogelijkheden om mantelzor-
gers beter te ondersteunen.
Een greep uit de mogelijkheden:
- Rechtspositionele mogelijkheden: calamiteitenverlof,
kortdurend zorgverlof, langdurend zorgverlof
- Persoonlijke aandacht en steun van collega’s en
l eidinggevenden
- Maatwerk: individuele oplossingen die passen bij de
mantelzorger
- Flexibele werktijden
- Zelfroosteren
- Tijdelijk korter werken
- Werken vanuit huis
- Flexibele begin- en eindtijden
- (tijdelijk) Overdragen van taken aan collega’s
Erkenning Mantelzorgvriendelijk Bedrijf
De inspanningen leveren vijf organisaties de erkenning
Mantelzorgvriendelijk Bedrijf op.
Deze erkenning wordt verleend door de stichting Werk
en Mantelzorg en is in het leven geroepen voor mantel-
zorgvriendelijke organisaties.
Tekst: Fenna Bolding, senior adviseur en projectleider
werk en mantelzorg STAMM (Adviesbureau en Kennis-
centrum voor de Sociale Sector)
49
H o e
De gezondheidszorg is volop in beweging. Marktwerking
en een ingrijpende stelselherziening vragen om nieuwe
keuzes in strategie, structuur en cultuur. Door krimp,
vergrijzing en ontgroening gaat de strijd straks niet meer
alleen om de cliënten, maar ook en steeds meer om de
medewerkers die de toenemende zorgvraag het hoofd
moeten bieden. Binnen deze context is ook Zorggroep
Meander zich aan het heroriënteren.
Hester van Rossum is personeelsadviseur bij Zorggroep
Meander en heeft in het kader van de Post HBO-oplei-
ding “Strategic Human Resource Management” onder-
zoek gedaan naar duurzame inzetbaarheid bij Zorggroep
Meander. Hester onderzocht hoe Zorggroep Meander
haar medewerkers gezond, gemotiveerd en inzetbaar
houdt, wat hierin mogelijkheden/belemmeringen zijn,
welke personeelsinstrumenten kunnen worden ingezet
en wat de rol van HRM hierin is.
Duurzaam inzetbaarheidsbeleid heeft een overkoepelen-
de rol om bestaande personeelsinstrumenten te richten
of in te richten op dit onderwerp.
Beleidspijlers bij Zorggroep Meander
Het onderzoek bij Zorggroep Meander richtte zich op
vier beleidspijlers:
Personeelsinstrumenten combineren voor effectief duurzaam inzetbaarheidsbeleid
Organisatiecultuur:
• Visie/missie
• Bewustzijn
• Stijl van leiding-
geven
• Communicatie
Werksituatie:
• Arbeidsomstandig-
heden
• TBV (taken, verant-
woordelijkheden,
bevoegdheden)
• Arbeidsvoorwaarden
Vitaliteit:
• Gezondheid
• Leefstijl
• Arbeids satisfactie
• Motivatie
Loopbaan:
• Interne en externe
mobiliteit
• Kennis
• Vaardigheden
• Scholing
• Functionerings-
gesprekken
50
Het doel van het onder-
zoek was om de huidige
situatie van Zorggroep
Meander in kaart te bren-
gen en te bepalen welke
acties ondernomen moe-
ten worden om de me-
dewerkers gemotiveerd,
productief en gezond,
oftewel duurzaam aan de slag te houden.
Belangrijkste conclusie uit dit onderzoek is dat Zorggroep
Meander voldoende aandacht heeft voor de verschil-
lende beleidspijlers, maar om duurzame inzetbaarheid
te doen slagen is de onderlinge samenhang van cruciaal
belang. Elk personeelsinstrument doet wat het moet
doen maar het rendement blijft nihil als het niet in sa-
menhang wordt opgepakt.
Enkele voorbeelden waarbij verschillende beleidspijlers
samenkomen:
Organisatiecultuur & werksituatie
Zorggroep Meander wil graag haar medewerkers in
hun kracht zetten door ze meer regelvermogen en ver-
antwoordelijkheden te geven. De stijl van leidinggeven
hangt hier nauw mee samen. Om de leidinggevenden
hierin te ondersteunen biedt Zorggroep Meander hen
onder andere een leiderschapsprogramma. Uitgangs-
punt van het leiderschapsprogramma is dat leidingge-
venden een cruciale rol hebben in de ontwikkelingen en
(cultuur)veranderingen
binnen Zorggroep Me-
ander.
Vitaliteit & werksituatie
Zorggroep Meander is
gestart met een aantal ac-
tiviteiten en projecten die
gericht zijn op gezond-
heid, preventie en leefstijl. In het kader van gezondheids-
management wordt gebruik gemaakt van de “afdelings-
scan”. Met dit instrument krijgt de leidinggevende inzicht
in het team op het gebied van instroom, doorstroom
en de te verwachten uitstroom, de leeftijdsopbouw, de
verhouding man-vrouw en verzuim. Hierdoor wordt ook
inzichtelijk waar je als team kwetsbaar bent, bijvoorbeeld
door een groot aantal oudere medewerkers in een team
waardoor kans is op grote uitstroom. Gekeken wordt op
welke vlakken Zorggroep Meander invloed kan uitoe-
fenen op een goede balans tussen werk en privé. Het
instrument is ondersteunend in preventief beleid en
ondersteunend voor de strategische personeelsplanning.
Loopbaan & vitaliteit
Zorggroep Meander is gestart met het project “functie-
harmonisatie”. Dit project heeft als doel het ontwikkelen
van een functiehuis dat aansluit bij de strategie en het
beleid van de organisatie. Het aantal functies met specia-
lismen en smalle taakgebieden wordt beperkt om ook de
uitdaging voor medewerkers en de medewerkertevre-
denheid te vergroten. Het project ondersteunt het creë-
Zorggroep Meander biedt diensten op het gebied
van kinderopvang, wonen, welzijn en zorg in Mid-
den- en Zuidoost-Groningen. Zorggroep Meander
heeft circa 2.200 medewerkers, 600 vrijwilligers
en dagelijks wordt hulp geboden aan zo’n 3.750
cliënten.
51
H o e
ren van loopbaanpaden en werkt mee aan het vergroten
van de flexibiliteit van de medewerkers. Loopbaanpaden
worden ook preventief aangeboden om uitval van
medewerkers te voorkomen. Als het werk bijvoorbeeld
fysiek te zwaar wordt, kunnen medewerkers zich in een
vroeg stadium omscholen naar ander werk. Het is ook
een goed middel om medewerkers gemotiveerd te hou-
den voor hun werk in de zorg.
Zorggroep Meander zet in op de samenhang van de ver-
schillende beleidspijlers. Door een integrale aanpak en
gebruik van diverse personeelsinstrumenten wordt werk
gemaakt van duurzaam inzetbaarheidsbeleid.
Tekst: Hester van Rossum, personeelsadviseur bij Zorg-
groep Meander
52 • Waar in de organisatie is sprake van een hoog ver-
loop?
• Zijn we in staat jonge medewerkers te behouden?
• Hoe is het gesteld met het ontwikkelingspotentieel
van oudere medewerkers?
• Scoren medewerkers die al lange tijd in dezelfde
functie werken hoog of laag op de WerkVermogens-
Monitor?
In het kader van duurzame inzetbaarheid zijn dit rele-
vante vragen en strategische personeelsplanning kan
hier antwoorden op geven.
Strategische personeelsplanning
In de ‘Routekaart strategische personeelsplanning’ van
ZorgpleinNoord wordt vanuit verschillende perspectie-
ven het personeelsbestand bekeken: (1) de getalsmatige
opbouw van het huidige personeelsbestand, (2) de kwa-
liteit van het huidige personeel, (3) de personele inzet
bij ongewijzigde omstandigheden en beleid en (4) de in
de toekomst gewenste personele inzet. De Routekaart
is inmiddels in een aantal zorg- en welzijnsorganisaties
toegepast. Zo weten we dat de instrumenten passen bij
de behoeften en mogelijkheden in de sector.
Duurzame inzetbaarheid en strategische personeelsplanningWeten, meten, beoordelen en bijsturen
NU
straksstraks
gewenste
Personele inzet
bij ongewijzigd beleiden omstandigheden
Personele inzet
Personele inzet
strate
gie
zo
rgvra
ag
politiek
compete
nties
functi
emix
In- door- en uitstroom
Vergrijzing/ontgroening
Aanbod
ver
plaatse
n
opleiden
wer
ven
Gap
53
H o e
Strategische personeelsplanning en beleid duurzame inzetbaarheid
Met strategische personeelsplanning kun je inzoomen op
specifieke kenmerken van het personeel, bijvoorbeeld
de gemiddelde leeftijd, het verloop of het ziekteverzuim.
Indien beschikbaar kun je daar informatie aan toevoe-
gen, bijvoorbeeld over het ontwikkelingspotentieel van
het personeel.1
Doordat je deze kenmerken per afdeling, functiegroep
of andere indelingen bekijkt, ontstaat inzicht in waar de
kansen en risico’s in de organisatie zijn. Op basis hiervan
kan gericht beleid geformuleerd worden. De effecten
van het beleid kunnen vervolgens met behulp van het
strategische personeelsplanning instrumentarium zicht-
baar gemaakt worden.
Valkuilen en Oplossingen
Hoewel het belang van strategische personeelsplanning
breed onderkend wordt, wordt het in de praktijk nog
vaak uitgesteld of blijft het bij een eenmalige exercitie.
Wat zijn de valkuilen en hoe los je die op?
1 De genoemde informatie wordt vastgelegd in jaarge-sprekken. In het kader van de privacy moeten voor het vertalen van deze informatie naar managementinformatie goede afspraken gemaakt worden. Als deze informatie op het niveau van het personeelsnummer beschikbaar is, kan het gebruikt worden voor de hiervoor beschreven doeleinden.
Valkuilen (V) & Oplossingen (O)
O: Strategische personeelsplanning is niet alleen een
hobby van P&O, maar verdient de aandacht van de hele
organisatie. Begin daarom met draagvlak en verant-
woordelijkheden. Zet strategische personeelsplanning
bijvoorbeeld als vast punt op de agenda van het MT, of
zorg dat iemand uit het management voorzitter van een
projectgroep strategische personeelsplanning is. Maak
leidinggevenden mede verantwoordelijk voor het ge-
bruik van de instrumenten door geregeld de balans op te
maken (bijvoorbeeld in de vorm van een HR-scorecard).
O: Ga niet trekken, begin daar waar de behoefte is. Klein
beginnen maakt het behapbaar. Je hebt later goede
voorbeelden om te laten zien en je trekt de aandacht van
andere onderdelen in de organisatie. Bovendien ben je
beter voorbereid op het verder uitrollen van strategische
personeelsplanning.
V: Strategische personeelsplanning krijgt weinig aandacht van lijn en
top.
V: Er is weerstand tegen implementatie van instrumenten.
54
O: Orden de gegevens, ga meer informatie vastleggen.
Baken, voordat je met analyses aan de slag gaat, de op-
dracht af, bepaal wat de definities zijn en breng orde aan
in het personeelsbestand. Zijn er honderden functiebe-
namingen, onderscheid dan eerst bepaalde functiegroe-
pen. Is er een heldere definitie van wat in de organisatie
verstaan wordt onder doorstroom? Ontbreken er gege-
vens? Zorg dan dat deze in het vervolg vastgelegd gaan
worden, zodat je in de toekomst analyses kunt aanvullen
met deze interessante informatie.
Strategische personeelsplanning is maatwerk
Iedere organisatie heeft een eigen structuur en eigen
vragen. De wijze waarop men met strategische perso-
neelsplanning aan de slag gaat blijkt telkens te verschil-
len. De ene organisatie begint met de cijfers in kaart te
brengen, de andere start met het maken van toekomst-
scenario’s. De ene organisatie brengt de hele organisatie
in beeld, de andere begint met een locatie of een afde-
ling. Hoe je ook begint, strategische personeelsplanning
maakt zaken bespreekbaar en biedt aanknopingspunten
voor HR-beleid. Strategische personeelsplanning inspi-
reert en roept weer nieuwe prikkelende vragen op.
Lees meer over strategische personeelsplanning in zorg en
welzijn op www.zorgpleinnoord.nl.
Tekst: Lotte Speelman, ZorgpleinNoord
Afbeelding: ZorgpleinNoord
V: We worstelen met het maken van analyses.
55
H o e
Tussen de middag, op een bankje in het park, volg ik het gesprek van de 65-plussers Henk en Sjaak:
“Vroeger was alles veel duidelijker! En overzichtelijker. Je had je werk en je had je privéleven. Werken deed je van
acht tot vijf. Vooral de mannen dan, hè? Vrouwen zorgden voor de kinderen en het huishouden. Woensdag was
gehaktdag, op vrijdag at je patat of pannenkoeken en op zondag ging je op familiebezoek. Op het werk was het
ook heerlijk overzichtelijk: je deed je ding, zo’n veertig tot vijftig uur per week, had een baas die zich niet met je
privéleven bemoeide en je had geen idee wat de hoge heren met stropdassen van plan waren met het bedrijf. En
dat maakte ook niet echt uit. Het was goed zo.
En nu? Nu rennen we ons de benen onder ons lijf vandaan! Kinderen gaan massaal naar de (buitenschoolse) op-
vang, zitten op minstens drie sporten, moeten overal aan mee doen. Niemand heeft nog ergens tijd voor. Je moet
bewegen, je moet afvallen, je moet stoppen met roken, je moet meedenken op je werk en initiatieven tonen, je
moet feedback geven in plaats van kritiek, je moet, je moet, je moet... Alles moet en als het even kan nog tegelijk
ook! Alles loopt kris kras door elkaar heen. Het is één pot nat geworden! “
Een beetje geërgerd door de krasse uitspraken en de (in
mijn ogen) “kort door de bocht” opvattingen van mijn
buurman in het park stop ik de laatste hap van mijn bo-
terham in mijn mond.
“Fijne middag heren!” Ik loop terug naar mijn klas cursis-
ten. Ik probeer me te focussen op het leerthema van
vandaag: De rolopvatting van de leidinggevende anno
nu. Maar de laatste uitspraak blijft in mijn hoofd zitten.
“Het is één pot nat geworden”. Een beetje verontwaardigd
ontdek ik een bepaalde waarheid in de uitspraak. Ik her-
ken de duidelijke splitsing in werk en privé van vroeger.
Het is waar. Dat is niet meer zo. Werk en privé zijn met
elkaar verweven, het is één geworden. Eén pot nat? Ik
besluit mijn gedachten mee te nemen in de training die
ik die middag geef. Vol overtuiging schrijf ik de stelling
op het bord:
Leiderschap, de schakel in duurzame inzetbaarheid
56
“Leidinggeven is het bewust beïnvloeden van menselijk gedrag”
En in iets kleinere letters voeg ik een onderschrift toe:
“Binnen en buiten het werk”
De onvermijdelijke discussie barst los. Al snel vormen
zich twee fronten. Aan de ene kant de groep die over-
tuigd is van de invloed die leidinggevenden mogen en
zelfs zouden moeten uitoefenen op het totale gedrag
van medewerkers en aan de andere kant de groep die
vindt dat bazen zich niet moeten bemoeien met het
privéleven van medewerkers.
Ik heb als HRD-adviseur/trainer verschillende organisaties
mogen coachen in hun route naar duurzame inzetbaar-
heid en duurzame productiviteit. Mijn ervaring in het
park met Henk en Sjaak neem ik mee in mijn advies.
Mede door de heren en die training heb ik het inzicht
gekregen dat leiderschap de verbindende factor is in
duurzame inzetbaarheid en productiviteit. Leiderschap
is de noodzakelijke brug. Je kunt aan de ene oever aan
het meest fantastische beleid bouwen, maar zonder de
leiderschapsbrug krijg je het beleid niet over de rivier.
Niet alle plannen en voornemens landen dan goed op
de werkvloer. De transfer zal frustrerend laag zijn. Leider-
schap kan de vertaalslag maken naar het uitvoerende
niveau en ervoor zorgen dat “moeten” “willen” wordt.
Leiderschap slaat de brug van beleid en intenties naar
concreet waarneembaar en voelbaar gedrag. Als je
leidinggevenden goed traint in het op een positieve
manier beïnvloeden van medewerkers, zal de transfer
vele malen hoger zijn. Beleid ten aanzien van het thema
duurzame inzetbaarheid en productiviteit gaat leven in
de organisatie en medewerkers worden intrinsiek gemo-
tiveerd. Duurzaam inzetbaar zijn en blijven nestelt zich in
het gedrag en gedachtegoed van de mensen. Het totale
gedrag. Zowel op het werk als privé. Leidinggevenden
moeten (“Ja sorry Henk en Sjaak: Moeten!”) hun beïnvloe-
ding dan ook richten op het totale gedrag van mensen.
Tekst: Rob Masseling, senior HRD-adviseur/trainer
N etpoint Groep
57
H o e
Zelfroosteren is een principe. Het gaat uit van het idee dat medewerkers zelf in staat zijn om hun
dienstrooster samen te stellen. Door de medewerkers mee te laten denken en werken aan het
dienstrooster kan meer rekening worden gehouden met de afstemming tussen werk en privé.
Met als gevolg: meer tevreden personeel, minder ziekteverzuim, hogere productiviteit en pret-
tige dienstroosters.
In de zorg werken mensen in verschillende levensfasen
en met verschillende individuele behoeften ten aanzien
van hun werktijden. Zo hebben ouders met school-
gaande kinderen doorgaans veel vaste voorkeuren voor
hun dienstrooster, terwijl jonge medewerkers behoefte
aan flexibiliteit en regelvrijheid hebben. Er zijn mensen
met een voorkeur voor vroege diensten, anderen werken
liever in het weekend enzovoorts. Bij steeds meer me-
dewerkers ontstaat behoefte aan meer maatwerk in hun
werktijden, zo kunnen zij het werk beter combineren met
vrije tijd en (zorg)taken voor het gezin.
Voor een goede balans tussen werk en privé werden in
het verleden, naast collectieve afspraken, incidentele en/of
individuele afspraken per medewerker gemaakt. Het sa-
menstellen van roosters was een bijzonder complexe zaak.
Zelfroosteren stelt werkgevers en medewerkers in staat
gezamenlijk tot optimale, flexibele roosters te komen.
De zorgvraag is leidend
Bij het samenstellen van dienstroosters dient de zorgvraag
te allen tijde leidend te zijn. Het proces binnen de thuis-
zorg is fundamenteel anders dan binnen de dagbesteding
in de gehandicaptenzorg of een verpleegafdeling van een
ziekenhuis. Eisen aan kwaliteit, continuïteit, (minimale)
bezetting, vaste gezichten op een afdeling en financiële
kaders bepalen in meer of mindere mate de speelruimte
voor de medewerker. De uitdaging voor zorginstellingen
is dus om de wisselende zorgvraag en bijbehorende in-
komsten zo goed mogelijk te laten aansluiten op de sterk
verschillende individuele wensen van medewerkers. Zelf-
roosteren kan daar een oplossing in bieden.
Het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie (NCSI)
richt zich actief op het onder de aandacht brengen van
zelfroosteren in Nederland. De verschillende vormen van
zelfroosteren die het NCSI onderscheidt worden in de
figuur hierna weer gegeven:
Zelfroosteren: prettige roosters en tevreden personeel
58
De zorgvraag is continu - binnen een dag, week, maand
en jaar - aan verandering onderhevig. Dit leidt tot een
grote diversiteit aan werktijden. Bij diversiteit in werktij-
den kan gedacht worden aan verschillen in de lengte
van een dienst en wisselende begin- en eindtijden. Zoals
hierboven te zien is worden de verschillende vormen van
zelfroosteren bepaald door de mate waarin medewerkers
zeggenschap hebben over hun werktijden en de mate van
diversiteit in werktijden. De verschillende roostervormen
die worden onderscheiden zijn: ruilen, repeterend rooster,
voorkeursrooster, intekenrooster, matching en zelfrooste-
ren. Deze vormen kunnen ook tegelijk voorkomen. Bijvoor-
beeld een voorkeursrooster, waarbij ook ruilen voorkomt.
Zelfroosteren en duurzame inzetbaarheid
Op 10 oktober 2012 publiceerde Bert Bloem op
www.overduurzameinzetbaarheid.nl een artikel over de
relatie tussen zelfregie en duurzame inzetbaarheid. Hij
stelt daarin het volgende:
“Werken aan duurzame inzetbaarheid kan lastig lijken.
Bijvoorbeeld als je het wilt verankeren in het HRM-beleid
(…) of als er een cultuurverandering voor nodig is. Je
komt er echter ook door te werken aan zelfregie. Dit
is zelf de verantwoordelijkheid nemen voor je inzet, je
inzetbaarheid, de prestaties die je levert en de richting
waarin en de wijze waarop je je wilt ontwikkelen.”
Hij legt hiermee direct de verbinding tussen duurzame
inzetbaarheid en zelfroosteren. Immers bij zelfroosteren
gaat het om de (mate van) zeggenschap van de individu-
ele medewerker over de eigen inzetbaarheid.
Duurzame inzetbaarheid van medewerkers in de zorg
kan in onze ogen bereikt worden door de inzet van
personeel zo te plannen dat die én gebaseerd is op de
zorgvraag én ruimte geeft voor de diverse vormen van
zelfroosteren. Per fase in het roosterproces kan een an-
dere vorm van zelfroosteren worden toegepast:
• basisroosters voor medewerkers met een vast wen-
senpatroon (voorkeursrooster)
• intekenroosters voor medewerkers met een wisse-
lend wensenpatroon
• matching voor de flexmedewerkers
• ruilingen, daar waar nodig
• daar waar mogelijk volledige zelfroostering
Tekst: Hans Slurink, sales manager bij Ayton. Ayton is
gespecialiseerd in het organiseren en automatiseren van
personeelsplanning in de zorg.
Afbeelding: NCSI
Zelfroosteren
Matching
Inteken-rooster
Voorkeurs-rooster
Repeterend rooster
Ruilen
Mate van zeggenschap
Mat
e va
n di
vers
iteit
59
H o e
In het lerend netwerk duurzame inzetbaarheid van
ZorgpleinNoord wisselden vijftien zorg- en welzijnsor-
ganisaties - anderhalf jaar lang - kennis en ervaringen uit
over duurzame inzetbaarheid. Dat de opbrengst groot en
divers is, bewijst dit inspiratieboek. Maar was de manier
waarop de inzichten verworven zijn, door middel van
een lerend netwerk, ook de meest effectieve manier?
ZorgpleinNoord vroeg zich af of een lerend netwerk een
goede methode is om kennis te delen op een bepaald
beleidsterrein en of het beleidsontwikkeling (in de deel-
nemende organisaties) bevordert. En, zo ja, aan welke
eisen moet een lerend netwerk voldoen om deze resulta-
ten te behalen?
Met deze vragen is Vivienne Greveling, student Sociolo-
gie aan de Rijksuniversiteit Groningen, aan de slag ge-
gaan. Zij interviewde zestien deelnemers van vier lerende
netwerken op verschillende beleidsterreinen.
In dit artikel laten we zien wat de opbrengsten van de
lerende netwerken zijn en aan welke voorwaarden ze
moeten voldoen om goede resultaten te halen.
Het lerend netwerk duurzame inzetbaarheid van ZorgpleinNoord
Aan het lerend netwerk duurzame inzetbaarheid van
ZorgpleinNoord namen vijftien organisaties deel.
Het doel van het lerend netwerk was het thema duur-
zame inzetbaarheid in de deelnemende organisaties ‘op
de agenda te krijgen’ door inhoudelijke kennis te delen
en ervaringen uit te wisselen over de implementatie van
beleid.
De deelnemers van het lerend netwerk bekleedden voor-
namelijk P&O-gerelateerde staffuncties. Zij varieerden
wat betreft de mate waarin ze al ingevoerd waren in het
thema. Bewust zijn vier organisaties met veel ervaring op
het terrein van duurzame inzetbaarheid gevraagd deel te
nemen aan het lerend netwerk. Voor de andere deelne-
mers was het thema relatief nieuw.
Het lerend netwerk is anderhalf jaar lang, elke twee
maanden bijeengekomen. De inhoud van de bijeenkom-
sten werd verzorgd door de deelnemers en door externe
deskundigen. Het lerend netwerk werd gevoed door een
projectleider en een gespreksleider.
Kennisdeling in lerende netwerkenOrganisaties geven samen een impuls aan duurzame inzetbaarheid
60
Veel kennisuitwisseling, invloed op beleid lastiger te bepalen
Om de opbrengsten van lerende netwerken te kunnen
beoordelen zijn vier lerende netwerken onderzocht. Het
lerend netwerk duurzame inzetbaarheid van Zorgplein-
Noord was hier één van.1
De deelnemers van de vier onderzochte lerende net-
werken zijn over het algemeen tevreden over wat hun
deelname aan het lerend netwerk opgeleverd heeft.
Door de uitwisseling van ervaringen, het brainstormen
en het kritisch bespreken van allerlei onderwerpen heb-
ben ze nieuwe nuttige inzichten opgedaan. Dit geldt ook
voor de deelnemers die al relatief veel ervaring met het
onderwerp hadden.
Om vanuit het lerend netwerk ook een impuls te geven
aan de ontwikkeling van het beleid op het betreffende
terrein, is het nodig de inzichten in te brengen in de
eigen organisatie. Van de zestien geïnterviewde deelne-
mers hebben elf de opgedane inzichten teruggekoppeld
in de organisatie. Of dit tot de ontwikkeling van nieuw
beleid leidt, zal op langere termijn blijken.
Wat maakt een lerend netwerk tot een succes?
Waar zijn de positieve opbrengsten van lerende netwer-
ken vooral aan te danken? Op basis van wetenschap-
pelijke literatuur stelde Greveling een lijst samen van
mogelijke voorwaarden voor succesvolle kennisdeling in
lerende netwerken. Zij voegde hier het cluster ‘praktische
1 In het onderzoeksrapport worden alle vier de lerende netwerken beschreven.
organisatie en werkwijze’ aan toe. Ze vroeg vervolgens de
deelnemers aan de lerende netwerken welke vijf voor-
waarden zij het meest belangrijk voor het succes van het
lerend netwerk vonden.
Opvallend is dat factoren die te maken hebben met
de samenstelling (gezamenlijke cultuur en taal) en de
organisatie (de praktische opzet en de rolverdeling tus-
sen gespreksleider, projectleider en deelnemers) van het
lerend netwerk het meest belangrijk gevonden worden.
Daarnaast scoort ook de bereidheid om openlijk kennis
te delen hoog.
Greveling doet daarom de volgende aanbevelingen voor
toekomstige lerende netwerken:
1. Denk aan de voorwaarden voor succes: stimuleer
deelnemers openlijk kennis met elkaar te delen, be-
handel interessante onderwerpen die aansluiten bij
de wensen en behoeften van de deelnemers, creëer
een open, transparante, betrokken en vertrouwde
cultuur en zorg voor een onafhankelijke projectleider
en/of gespreksleider die het lerend netwerk onder-
steunt.
2. Het succes van een lerend netwerk wordt meer be-
paald door de deelnemers, dan door de organisatie
die zij vertegenwoordigen: vraag deelnemers te
participeren in het lerend netwerk die verbonden
met en geïnteresseerd zijn in de thematiek.
3. Evaluatiemomenten bevorderen de aansluiting tus-
sen het aanbod in het lerend netwerk en de deel-
nemers. Twee lerende netwerken evalueerden elke
bijeenkomst met een ‘sfeermonitor’. Voorbeeld van
een stelling uit de sfeermonitor: “Ik voel me uitgeno-
61
H o e
digd om kennis te delen en onze werkwijze nodigt
me uit tot actieve participatie” (het antwoord wordt
ingevuld op een schaal van 1-10).
Dit artikel is gebaseerd op het onderzoek van Vivienne
C. Greveling (2012). Kennisdeling in lerende netwerken.
Een onderzoek naar de condities die kennisdeling in lerende
netwerken tot stand brengen. Haren: ZorgpleinNoord. Het
onderzoeksrapport vindt u op www.zorgpleinnoord.nl
àPublicaties ZorgpleinNoord.
Tekst: Ellen Offers, ZorgpleinNoord
Overzicht van condities die bijdragen aan de effectiviteit van een lerend netwerk
Niveau Clusters Condities Mate van belangrijkheid
Organisatie Organisationele karakteristieken - Steun vanuit de organisatie- Vergelijkbare werkomgeving
±±
Relaties tussen organisaties - Balans van relatie- Samenwerking
---
Individueel Individuele karakteristieken - Openlijk kennisdelen- Prioritering
++±
Relaties tussen individuen - Vertrouwen- Groepssamenstelling
+-
Inhoudelijk & functioneel
Praktische organisatie & werkwijze - Opzet van netwerk- Sterkte van relatie- Gezamenlijke cultuur- Doel, verwachtingen- Rolverdeling- Communicatie- Samenwerkingsactiviteiten
++-++±++-+
Bron: Greveling 2012, p. 60.
62
In steeds meer organisaties, ook in zorg en welzijn, staan de thema’s duurzame inzetbaarheid,
gezondheidsbeleid en vitaliteit op de agenda. Veel organisaties zoeken naar een effectieve ma-
nier waarop ze invulling kunnen geven aan het veelomvattende begrip duurzame inzetbaarheid.
Werken aan duurzame inzetbaarheid, hoe pak je dat aan?
Invulling geven aan duurzame inzetbaarheid van mede-
werkers verdient een professionele aanpak, een aanpak
die verweven is met het beleid en de strategie van de
organisatie. Duurzaam inzetbaarheidsbeleid kan op
effectieve wijze ingevoerd worden in zeven stappen.1
Het stappenplan biedt een maatwerkaanpak om beleid
integraal in te bedden in de visie, missie en strategische
doelstellingen van de organisatie. In welke fase wordt
gestart hangt af van welke stappen er al zijn gemaakt
binnen de organisatie:
Stap 1: Draagvlak creëren
Om een goede basis voor duurzaam inzetbaarheids-
beleid te hebben, is het belangrijk dat directie en ma-
nagement de benodigde voorwaarden scheppen in tijd,
1 European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions, 1992.
Duurzaam inzetbaarheidsbeleid in zeven stappen
7 stappen trap
Maatschappij
Communicatie
C
omm
unic
atie
Sociaal netwerk
Arbeid
Waarden
Gezondheid
Competenties
Inzetbaarheid
Noodzaak en behoeften
Plan van aanpak
Organiseren en uitvoeren
Evalueren
Structuur(werkgroep)
Verankeren
Draagvlak creëren
Familie
63
H o e
maar vooral ook een voorbeeldfunctie hebben. Vanuit
een brede dialoog wordt intern de visie op duurzame
inzetbaarheid bepaald, en het perspectief van waaruit
inzetbaarheid een belangrijk thema is. Samen wordt
bepaald wat de relevante stuurfactoren zijn. Het invoeren
van duurzaam inzetbaarheidsbeleid heeft alleen kans
van slagen als medewerkers participeren in het te voeren
beleid en daaruit voortvloeiende activiteiten. Het draag-
vlak rondom duurzame inzetbaarheid kan gevat worden
in een startnotitie, met een heldere opdracht.
Stap 2: Gebruikmaken van structuren
Er wordt een multidisciplinaire projectgroep ingesteld
die verantwoordelijk is voor het opzetten en implemen-
teren van het beleid. Belangrijk is een krachtige project-
leider, die eventueel ondersteund kan worden door een
externe adviseur.
Stap 3: Analyse en vaststellen van noodzaak en behoeften
Bepaal de huidige situatie van duurzame inzetbaarheid
en vitaliteit in de organisatie. Dit is met name gericht op
de stuurfactoren die in stap 1 zijn gedefinieerd. Voorbeel-
den zijn: werkvermogen, verzuim, verloop van medewer-
kers, leeftijdsopbouw, leefstijl. Wanneer werkvermogen
een stuurfactor is, dan kan bijvoorbeeld de WerkVermo-
gensMonitor worden uitgevoerd. Op basis van de uit-
komsten worden aandachtsgebieden en doelen bepaald.
Stap 4: Ontwikkeling van het beleid
Op basis van de visie en de analyse kan een plan van
aanpak ontwikkeld worden, bijvoorbeeld door een
jaarkalender op te stellen. Het is belangrijk om daarbij
aan te sluiten bij de behoeften van de medewerkers. De
verantwoordelijkheden voor de uitvoering van het plan
van aanpak kunnen verdeeld worden over de project-
groepleden.
Stap 5: Uitvoeren van beleid
Het duurzaam inzetbaarheidsbeleid wordt uitgevoerd
volgens het plan van aanpak.
Stap 6: Evaluatie
Het duurzaam inzetbaarheidsbeleid en de uitwerking
worden geëvalueerd. Hiervoor kan de in stap 3 uitge-
voerde meting herhaald worden.
Stap 7: Verankeren
Op basis van behaalde resultaten kan het duurzaam
inzetbaarheidsbeleid bijgesteld en de goede onderdelen
verankerd worden binnen de bestaande structuren van
de organisatie.
Tekst: Jan Plat, directeur Bewegen Werkt!
Afbeelding: PreventNed
64
Colofon
Inspiratieboek Duurzame Inzetbaarheid is een uitgave van
stichting ZorgpleinNoord, 2013.
Redactie
Karin Lutterop
Jolanda Wending
Ellen Offers
Redactieadres
ZorgpleinNoord
Rummerinkhof 2
9751 SL Haren
Tel: 050 5757470
E-mail: [email protected]
Vormgeving en drukwerkKoninklijke Van Gorcum, Assen
Voor een digitale versie verwijzen wij u naar onze web-
site www.zorgpleinnoord.nl. Publicatie van dit werk is
toegestaan, mits de bron wordt vermeld.