6
ARTIKELEN Kortdurende behandeling van burn-out E. van den Heuvel Abstract Vergeleken met andere Europese landen heeft Nederland de hoogste arbeidsproductiviteit. Dit gaat gepaard met een groeiende werkdruk. Als gevolg hiervan stijgen het ziekteverzuim en de instroom in de WAO. In 1998 had bijna een kwart van de werknemers last van klachten als gevolg van psychische belasting, en rond de 19% werd hier ziek van. Vorig jaar ontving ruim 30% van de WAO’ers een uitkering op grond van psychische klachten 1 . De werkdruk en werkstress in de arbeidssitua- tie houden ook verband met het groeiende aantal geval- len van burn-out. Dit artikel schetst de kenmerken, de diagnostiek en de behandeling van burn-out. Ontstaan De term burn-out werd aanvankelijk gehanteerd om een toestand van emotionele uitputting, depersonalisatie en verminderde persoonlijke bekwaamheid aan te duiden bij mensen in contactuele beroepen, zoals het onderwijs of de gezondheidszorg 2 . Met de term depersonalisatie wordt hier niet zozeer de vervreemding van de eigen persoonlijkheid bedoeld, maar juist een cynische en afstandelijke houding ten opzichte van leerlingen of patie¨ nten. Inmiddels wordt de term burn-out ook gebruikt voor mensen met niet-contactuele beroepen, die hun werk zo goed mogelijk proberen te doen en daarin vastlopen. Uit onderzoek blijkt dat vooral de goed opgeleide professional boven de 35 jaar met zelf- standig werk en veel verantwoordelijkheid te kampen krijgt met stress. 3 Risicopersonen voor burn-out hebben een hoog plichtsbesef, een groot verantwoordelijkheidsgevoel en een perfectionistische instelling. Gaan deze eigenschap- pen bovendien gepaard met moeite om grenzen te stellen en een subassertieve instelling, dan is er een grote kans op uitval. Het gaat in principe om gezonde mensen die lange tijd goed gefunctioneerd hebben, maar geleidelijk in de problemen komen. Een jarenlange voorgeschiedenis van overbelasting is kenmerkend. Als gevolg hiervan raken mensen lichamelijk en geestelijk uitgeput. Ze hebben het gevoel niet goed meer te functioneren en raken gedesillu- sioneerd in het werk. Dit uit zich in cynisme en negati- visme. De kruik gaat zo lang te water tot hij barst. Een conflict met een collega, of de zoveelste reorganisatie of fusie vormt vaak de trigger tot daadwerkelijke uitval. Is dat eenmaal het geval, dan is de weg terug tot herstel meestal langdurig (zie ook kader 1). Kader 1 Stressreacties In eerste instantie is stress een gezonde reactie op een voor het individu bedrei- gende situatie (stressor). Pas als de bedreigende situatie te lang aanhoudt, wordt stress ongezond en kan het leiden tot een verstoorde verhouding tussen de draaglast en de draagkracht van een indi- vidu (stressproces). Door lichamelijke, psychische en gedragsmatige reacties stelt het individu zich teweer tegen de stress: 1. Lichamelijke stressreacties zijn bijvoorbeeld tril- len, zweten, duizeligheid, misselijkheid, maag- darmstoornissen, hartkloppingen, hoofdpijn, rug- pijn of spierpijn, maar bovenal vermoeidheid. E. van den Heuvel (*) Werkte tot voor kort bij de Arbo Unie en is sinds 1 november werkzaam bij Kruiswerk Voorlichting & Preventie bv in Breda. Naast haar werk als eerstelijnspsycholoog houdt zij zich bezig met onderzoek, training en speciale projecten ([email protected]). Psychopraxis (2000) 02:206–211 DOI 10.1007/BF03071884 13

Kortdurende behandeling van burn-out

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Kortdurende behandeling van burn-out

ARTIKELEN

Kortdurende behandeling van burn-out

E. van den Heuvel

Abstract Vergeleken met andere Europese landen heeft

Nederland de hoogste arbeidsproductiviteit. Dit gaat

gepaard met een groeiende werkdruk. Als gevolg hiervan

stijgen het ziekteverzuim en de instroom in de WAO. In

1998 had bijna een kwart van de werknemers last van

klachten als gevolg van psychische belasting, en rond de

19% werd hier ziek van. Vorig jaar ontving ruim 30%

van de WAO’ers een uitkering op grond van psychische

klachten1. De werkdruk en werkstress in de arbeidssitua-

tie houden ook verband met het groeiende aantal geval-

len van burn-out. Dit artikel schetst de kenmerken, de

diagnostiek en de behandeling van burn-out.

Ontstaan

De term burn-out werd aanvankelijk gehanteerd om een

toestand van emotionele uitputting, depersonalisatie en

verminderde persoonlijke bekwaamheid aan te duiden

bij mensen in contactuele beroepen, zoals het onderwijs

of de gezondheidszorg2. Met de term depersonalisatie

wordt hier niet zozeer de vervreemding van de eigen

persoonlijkheid bedoeld, maar juist een cynische en

afstandelijke houding ten opzichte van leerlingen of

patienten. Inmiddels wordt de term burn-out ook

gebruikt voor mensen met niet-contactuele beroepen,

die hun werk zo goed mogelijk proberen te doen en

daarin vastlopen. Uit onderzoek blijkt dat vooral de

goed opgeleide professional boven de 35 jaar met zelf-

standig werk en veel verantwoordelijkheid te kampen

krijgt met stress.3

Risicopersonen voor burn-out hebben een hoog

plichtsbesef, een groot verantwoordelijkheidsgevoel en

een perfectionistische instelling. Gaan deze eigenschap-

pen bovendien gepaard met moeite om grenzen te stellen

en een subassertieve instelling, dan is er een grote kans op

uitval. Het gaat in principe om gezonde mensen die lange

tijd goed gefunctioneerd hebben, maar geleidelijk in de

problemen komen. Een jarenlange voorgeschiedenis van

overbelasting is kenmerkend. Als gevolg hiervan raken

mensen lichamelijk en geestelijk uitgeput. Ze hebben het

gevoel niet goed meer te functioneren en raken gedesillu-

sioneerd in het werk. Dit uit zich in cynisme en negati-

visme. De kruik gaat zo lang te water tot hij barst. Een

conflict met een collega, of de zoveelste reorganisatie of

fusie vormt vaak de trigger tot daadwerkelijke uitval. Is

dat eenmaal het geval, dan is de weg terug tot herstel

meestal langdurig (zie ook kader 1).

Kader 1 Stressreacties In eerste instantie is stress

een gezonde reactie op een voor het individu bedrei-

gende situatie (stressor). Pas als de bedreigende

situatie te lang aanhoudt, wordt stress ongezond

en kan het leiden tot een verstoorde verhouding

tussen de draaglast en de draagkracht van een indi-

vidu (stressproces). Door lichamelijke, psychische

en gedragsmatige reacties stelt het individu zich

teweer tegen de stress:

1. Lichamelijke stressreacties zijn bijvoorbeeld tril-

len, zweten, duizeligheid, misselijkheid, maag-

darmstoornissen, hartkloppingen, hoofdpijn, rug-

pijn of spierpijn, maar bovenal vermoeidheid.

E. van den Heuvel (*)Werkte tot voor kort bij de Arbo Unie en is sinds 1 novemberwerkzaam bij Kruiswerk Voorlichting & Preventie bv in Breda.Naast haar werk als eerstelijnspsycholoog houdt zij zich bezigmet onderzoek, training en speciale projecten([email protected]).

Psychopraxis (2000) 02:206–211

DOI 10.1007/BF03071884

13

Page 2: Kortdurende behandeling van burn-out

2. Psychisch kan sprake zijn van gespannenheid,

piekeren, onzekerheid, concentratieproblemen,

angst, somberheid, irritatie, onrust, twijfelzucht

en geheugenstoornissen.

3. Wanneer iemand last heeft van stress zal hij pro-

beren de situatie beheersbaar en hanteerbaar te

maken. Dit uit zich in allerlei gedragsmatige

reacties op stress, zoals vermijden, afwachten,

toedekken, harder gaan werken en dan weer

minder hard werken, slaapproblemen, eetpro-

blemen, meer roken of drinken, overmatig medi-

cijngebruik en ziekmelden.4

Uiteindelijk kunnen deze klachten leiden tot

overspannenheid of surmenage: iemand is opge-

brand, kan letterlijk niet meer verder.

Diagnostiek

Overspannenheid en burn-out zijn geen diagnoses in de

zin van de DSM-IV. De diagnose ‘aanpassingsstoornis’

komt nog het meest in de richting, maar hierbij wordt

aangenomen dat de symptomen verdwenen zijn binnen

zes maanden nadat de stressor opgeheven is. Getuige het

grote aantal mensen dat vanwege overspannenheid of

burn-out in de WAOterechtkomt, is dat bij burn-out of

overspannenheid niet altijd het geval. Bovendien ontwik-

kelt burn-out zich in de loop der jaren, terwijl de aanpas-

singsstoornis binnen drie maanden ontstaat als reactie op

herkenbare stressoren.

Als vermoeidheid het centrale symptoom is, kunnen

de klachten binnen de DSM ook geclassificeerd worden

als ‘ongedifferentieerde somatoforme stoornis’. De ICD-

10-classificatie biedt dan meer mogelijkheden. Binnen

de ICD-10 kunnen de klachten geclassificeerd worden als

een vorm van ‘neurasthenie’, gerelateerd aan het werk.

Deze indeling beperkt zich echter vooral tot de lichame-

lijke klachten bij burn-out. De lichamelijke en geeste-

lijke vermoeidheid moet dan gepaard gaan met ten

minste twee van de volgende klachten: pijn in de spieren,

duizeligheid, spanningshoofdpijn, slaapstoornis, niet in

staat te ontspannen, prikkelbaarheid, maag- en darm-

problemen. Bovendien dient er geen sprake te zijn van

een angst- of depressieve stoornis. Voor het stellen van

de diagnose burn-out worden de volgende richtlijnen

gegeven:

1. voldoen aan de diagnostische kenmerken van de dia-

gnose neurasthenie (ICD-10);

2. de klachten dienen werkgerelateerd te zijn;

3. er is sprake van een afgenomen professionaliteit;

4. het beeld is het gevolg van een jarenlange, relatieve

overbelasting.5

Voor wat betreft de differentiele diagnostiek is burn-

out op het eerste gezicht gemakkelijk te verwarren met

depressie. Er is sprake van vermoeidheid, verminderd

plezier, slaapstoornissen, schuldgevoelens en concen-

tratiestoornissen. In tegenstelling tot depressieve

patienten zullen burn-outpatienten klagen over hun

concentratieproblemen. Bij depressieve patienten kan

er sprake zijn van gedachten aan zelfdoding, bij burn-

outpatienten meestal niet. burn-out en angststoornissen

hebben ook klachten gemeen: rusteloosheid, tobben,

snel vermoeid, concentratieproblemen, verhoogde

spierspanning en prikkelbaarheid. Maar patienten met

angststoornissen tobben vaak over de kleinste dingen,

terwijl burn-outpatienten piekeren over de werksitua-

tie5. burn-out heeft ook raakvlakken met persoonlijk-

heidskenmerken als perfectionisme en afhankelijkheid.

Soms hebben mensen met burn-out narcistische of

afhankelijke persoonlijkheidstrekken, soms ook is er

sprake van persoonlijkheidsstoornissen.

Patienten met angststoornissen tobben vaak over dekleinste dingen, terwijl burn-outpatienten piekerenover de werksituatie.

Vanwege sterk ontwikkelde persoonlijkheidstrekken

lukt het een aantal patienten niet hun houding, attitude

en gedrag ten opzichte van het werk te veranderen. Deze

belemmeren dan het inzicht in wat er moet worden ver-

anderd om weer beter te kunnen functioneren. In die

gevallen moet de behandeling zich richten op deze per-

soonlijkheidstrekken of, bij nadere diagnosticering, op

de persoonlijkheidsstoornis. Afhankelijk van de setting

waarin de burn-out behandeld wordt, zal doorverwijzing

daarbij soms noodzakelijk zijn.

Behandeling

De behandeling van burn-outpatienten is meestal kort-

durend van aard. De focus ligt op de problemen in de

werksituatie, want burn-out is immers werkgerelateerd.

De meeste stressmanagementmethoden kennen dezelfde

opbouw. Ze zijn in eerste instantie gericht op klachten-

reductie, op het analyseren van de achtergronden van het

probleem door middel van stress-logboeken of gedach-

tendagboeken en op de analyse van ongezonde leef-

werkgewoonten. In tweede instantie wordt er gewerkt

aan een verandering van het gedrag, van denkpatronen

en waar nodig van de omgeving. De therapeut maakt

veelal gebruik van rationele zelfanalyse, directieve thera-

pie of cognitief-gedragstherapeutische interventies6. Ook

stressmanagementtrainingen kennen een soortgelijke

Psychopraxis (2000) 02:206–211 207

13

Page 3: Kortdurende behandeling van burn-out

opbouw. Meerwaarde van deze trainingen is dat de deel-

nemers veel in elkaars ervaringen herkennen.

Soms komt bij een patient met burn-out ook een As-I

stoornis voor, zoals een angststoornis of een fobie. In dat

geval zal de behandelaar aan beide aspecten aandacht

moeten schenken. Meestal betekent dit dat de opbouw

van een burn-outprotocol wordt gevolgd: eerst richten

op klachtenreductie door rust en ontspanning (bijvoor-

beeld door ontspanningsoefeningen) en een registratie

laten bijhouden van de frequentie van de problemen en

de situaties waarin ze zich voordoen. Dan in overleg met

de client bepalen aan welk probleem het eerst wordt

gewerkt en dit vervolgens aanpakken. Bij een agorafobie

gecombineerd met een burn-out moet bijvoorbeeld aan

de agorafobie worden gewerkt voordat met de reıntegra-

tie in het werk kan worden begonnen. Als de agorafobie

behandeld is, kan het burn-outprotocol weer verder afge-

werkt worden. Meestal heeft dit wel consequenties voor

de behandelduur. De behandeling van burn-out is con-

creet uitgewerkt in kader 2.

Kader 2 Een voorbeeld Dit kader geeft een weer-

gave van een kortdurende behandeling bij een lera-

res met een burn-out, die behandeld wordt door een

psychologe van een Arbodienst. De belangrijkste

aspecten van de behandeling zijn er uitgelicht.7

Deze protocollaire behandeling van burn-out

werkt vaak effectief. Voordeel ervan is dat de

behandeling gestructureerd wordt. Vooral bij kort-

durende behandelingen vergroot dit de efficientie.

Voor de therapeut bieden behandelprotocollen

het voordeel dat het therapiemateriaal kant-en-

klaar ligt. Dit betekent niet dat elke begeleiding

precies volgens de vastgestelde stappen dient te ver-

lopen. Soms hebben clienten iets meer sessies nodig,

maar inclusief de intake ligt het gemiddeld aantal

sessies op tien. De aandachtspunten verschillen ook

per client. De ene client schenkt meer aandacht aan

leef/werkgewoonten, bij andere ligt het zwaarte-

punt rond assertiviteit of het vergroten van de soci-

ale vaardigheden, terwijl soms ook aandacht voor

conflicthantering noodzakelijk is. Voor behande-

laars is het de kunst om ten behoeve van de client

flexibel met het protocol om te gaan.

Gevalsbeschrijving

Lieneke ter Veld is 42 jaar, heeft twee kinderen

van 9 en 11 jaar, is sinds vijf jaar gescheiden en is

lerares Nederlands aan een middelbare school. Ze

houdt van haar werk, maar heeft er ook haar han-

den vol aan. Hoewel ze al twintig jaar in het onder-

wijs zit, waarvan 10 jaar op deze school, kost het

haar toch steeds weer moeite haar werk binnen de

gestelde tijd af te krijgen. Nu is de werkdruk pittig,

maar daarnaast is Lieneke perfectionistisch

ingesteld en durft ze nauwelijks op haar ervaring

te vertrouwen. Elke les wordt minutieus voorbe-

reid, elke schriftelijke overhoring bestaat groten-

deels uit nieuwe vragen, elk werkstuk wordt tot op

de letter nagekeken.

Eigenlijk loopt Lieneke al jaren op haar tenen,

maar dit schooljaar komt ze door de invoering van

het studiehuis extra in de problemen. Hierdoor

moet ze haar vertrouwde manier van werken losla-

ten en ten aanzien van de leerlingen een meer coa-

chende rol op zich nemen. Dit valt haar niet

gemakkelijk. Ze maakt zich zorgen of haar leerlin-

gen de verantwoordelijkheid van het zelfstandig

werken wel aankunnen. Ze piekert hierover, waar-

door ze zich moeilijk op het werk kan concentreren.

Volgens haar zal het nooit lukken de nieuwe manier

van lesgeven onder de knie te krijgen. Ze heeft veel

tijd nodig voor lesvoorbereidingen en maakt het

daardoor ’savonds laat. Het valt haar tegenwoordig

ook steeds zwaarder dat ze in haar eentje de zorg

voor de kinderen draagt. Lieneke heeft de neiging

het naar bed gaan uit te stellen en meer borrels te

nemen dan goed voor haar is. Ze slaapt niet goed en

lijkt tegenwoordig extra vatbaar voor infecties.

Bovendien heeft ze de laatste tijd last van spier-

krampen in nek en schouders. Ze verzuimt dan ook

regelmatig. Ze is de laatste maanden snel geırriteerd

naar haar eigen kinderen, maar ook naar leerlingen.

Ze voelt zich moe en lusteloos en heeft geen energie

meer voor haar hobby’s. Daarom is ze ook maar

met tennissen gestopt. Ze kan er bovendien niet

tegen familie of vrienden te ontmoeten, omdat ze

bang is dat zij vragen hoe het met haar gaat, en met

hen wil ze er niet over praten.

Als Lieneke op een ochtend in november tijdens

het lesgeven aan een rumoerige groep in huilen

uitbarst en de les uitloopt, weet ze dat ze zo niet

verder kan. Ze meldt zich ziek en gaat naar huis. De

bedrijfsarts besluit Lieneke te verwijzen naar een

psycholoog van de Arbodienst.

Intake

Tijdens het eerste intakegesprek neemt de psy-

chologe bij Lieneke deMaslach burn-out Inventory

(MBI) af.

Ze heeft een hoge score op emotionele uitputting

en depersonalisatie en een lage score op persoon-

lijke bekwaamheid. Een dergelijke combinatie van

scores is indicatief voor het burn-outsyndroom. De

psychologe laat haar ook de Symptom Checklist

(SCL-908) invullen. Op deze multidimensionele

klachtenlijst scoort Lieneke hoog op somatische

klachten, insufficientie van denken en handelen en

208 Psychopraxis (2000) 02:206–211

13

Page 4: Kortdurende behandeling van burn-out

slaapproblemen. Ze scoort bovengemiddeld op

wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit.

Vanwege de uitslag van de testen in combinatie

met de klinische indruk van de psychologe, de door

Lieneke verstrekte achtergrondinformatie en haar

klachtenpatroon bespreekt de psychologe in het

tweede gesprekmet haar, dat er naar alle waarschijn-

lijkheid sprake is van burn-out. De psychologe stelt

haar een stressmanagementinterventie voor (en niet

bijvoorbeeld een assertiviteitstraining), omdat Lie-

neke aan alle diagnostische criteria voor burn-out

beantwoordt. Ze is lichamelijk en geestelijk ver-

moeid, ze heeft last van spierpijn, slaapt niet goed,

kan zich niet ontspannen en is snel geprikkeld. Haar

klachten zijn werk-gerelateerd, want ze piekert over

de situatie op het werk. Vooral in de werksituatie

heeft zemoeite om voor zichzelf op te komen.Verder

is zij niet angstig of depressief. Ze functioneert steeds

minder goed in de werksituatie en is in feite al jaren-

lang overbelast. Lieneke gaat akkoord met de voor-

gestelde behandeling.

Begeleiding bij stressmanagement

Sessie 1: Psycho-educatie en

ontspanningsoefeningen

Deze eerste sessie bestaat uit psycho-educatie en

het introduceren van ontspanningsoefeningen. De

psychologe verschaft Lieneke informatie over

stress, het stressproces en de lichamelijke, psychi-

sche en gedragsmatige reacties hierop. Dit leidt bij

Lieneke tot herkenning en ook tot opluchting,

omdat ze vreesde dat ze misschien een lichamelijke

ziekte had. Nu begrijpt ze dat haar lichamelijke

kwalen een gevolg kunnen zijn van het lange tijd

blootstaan aan stress. In deze eerste sessie instrueert

de psychologe tevens ontspanningsoefeningen9.

Daarnaast krijgt Lieneke de opdracht om tot aan

de volgende sessie in een stresslogboek te noteren

op welk moment en in welke situaties zij stresssig-

nalen bij zichzelf constateert.

Sessie 2: Thema: leef/werkgewoonten

Op de agenda van deze bijeenkomst staat allereerst

de bespreking van de huiswerkopdrachten. Uit het

logboek blijkt dat ze het moeilijk vindt om tot rust te

komen, omdat ze eigenlijk niet echt durft te genieten

van het thuis zijn. Ze voelt zich schuldig:Hoemoet het

numet de leerlingen? En nuworden haar collega’s nog

eens extra belast. Als tweede agendapunt worden Lie-

neke’s leef/werkgewoonten gesproken. Samen met de

psychologe gaat Lieneke na, of zich in de loop der tijd

ongezonde leef/ werkgewoonten ontwikkeld hebben.

Bij meerdere slechte gewoonten wordt een volgorde

gemaakt van gemakkelijk naar moeilijk te veranderen

gewoonten. Ze krijgt de opdrachten een lijst te maken

van activiteiten die ze vroeger ontspannend vond en

elke dag te kiezen uit een van deze activiteiten. Daar-

naast krijgt ze de opdracht door te gaan met de

ontspanningsoefeningen.

Sessie 3: Cognitieve therapie

Ook deze sessie begint met het bespreken van de

huiswerkopdrachten. De psychologe gaat in deze ses-

sie tevens nader in op de principes van de cognitieve

therapie.10 Ze krijgt als huiswerk mee het doorgaan

met de ontspanningsoefeningen, het invullen van het

stresslogboek en, als daaruit situaties naar voren

komen waarin ze zich ongelukkig voelt, het invullen

van de eerste helft van het gedachtendagboek.

Sessie 4: Vervolg cognitieve therapie

Weer worden eerst de huiswerkopdrachten

besproken. Het blijkt dat Lieneke geleidelijk voor-

uitgang merkt. Ze is meer uitgerust en voelt zich

meer ontspannen. Om de drempel naar de werk-

situatie niet te groot te maken, is ze is al eens naar de

school gegaan om koffie te drinken in de leraren-

kamer. De reacties van haar collega’s hebben haar

opgelucht. Ze krijgt als huiswerk mee het doorgaan

met de ontspanningsoefeningen, het volledig invul-

len van het gedachtendagboek en het experimente-

ren met nee zeggen.

Sessie 5: Vervolg cognitieve therapie

Ook in deze sessie wordt eerst ingegaan op de

huiswerkopdrachten. Het experimenteren met nee

zeggen is succesvol verlopen. Lieneke heeft ontdekt

dat demensen in haar omgeving daarop heel redelijk

reageren. Dit keer komt uit het logboek naar voren

dat Lieneke problemen ervaart rond haar moeder-

schap. Ze heeft de neiging steeds te veel hooi op de

vork te nemen, waardoor ze het gevoel heeft voort-

durend overal achteraan te hollen. Lieneke krijgt als

opdracht mee realistisch te gaan plannen. Samen

met de therapeute werkt ze in deze sessie nog een

aantal voorwaarden uit waaraan realistisch plannen

moet voldoen. Ze krijgt als huiswerk mee het door-

gaan met de ontspanningsoefeningen, het volledig

invullen van het gedachtendagboek en het oefenen

met realistisch plannen.

Sessie 6: Reıntegratie

In overleg met de bedrijfsarts en de conrector is

Lieneke inmiddels op arbeidstherapeutische basis

weer begonnen. Het initiatief tot dit gesprek is van

Lieneke uitgegaan. Ze voelt zich inmiddels fit

genoeg en wil langzamerhand weer wennen aan de

werkroutine. Het gesprek heeft haar goed gedaan,

vooral omdat de conrector zijn bezorgdheid heeft

uitgesproken en eerder wilde dat ze niet te hard van

stapel zou lopen dan dat ze zo vlug mogelijk weer

allerlei taken op zich ging nemen. Samen zijn ze

Psychopraxis (2000) 02:206–211 209

13

Page 5: Kortdurende behandeling van burn-out

overeengekomen dat ze in eerste instantie zal assis-

teren bij het ontwikkelen van lesmateriaal voor het

studiehuis. Zo bouwt ze haar rooster weer op tot ze

voor de grote vakantie weer 80% werkt. Het is de

bedoeling dat ze zich na de grote vakantie weer

hersteld zal melden.

Met de ontspanningsoefeningen is ze inmiddels

zover gevorderd dat ze zichzelf snel tot ontspanning

kan brengen in de klassensituatie. Het lukt haar

steeds beter om realistisch en rationeel te denken.

Ook het nee zeggen gaat haar steeds beter af; ze

heeft dit zelfs al een keer in de werksituatie gedaan.

Lieneke heeft in de thuissituatie geoefend met rea-

listisch plannen en dit is haar goed afgegaan. Wel

maakt ze zich zorgen of het haar nog zal lukken, nu

ze weer gedeeltelijk werkt. Samenmet de therapeute

bekijkt ze hoe ze ook in de schoolsituatie het beste

haar werk zo goed mogelijk kan plannen. Ze krijgt

als huiswerk mee het doorgaan met de ontspan-

ningsoefeningen, het volledig invullen van het

gedachtendagboek en het nu ook in de werksituatie

oefenen met realistisch plannen.

Sessie 7: Afronding

Het opbouwen van de arbeidsuren is met ups en

downs gegaan. Vlak voor de derde lesgroep erbij

zou komen heeft Lieneke even een terugslag gehad.

In overleg met de psychologe en de bedrijfsarts

wordt besloten om de derde lesgroep er pas in mei

bij te laten komen.

Sessie 8: Follow-up

In de follow-upsessie blijkt het met Lieneke nog

steeds goed te gaan. Het lukt haar om haar werk zo

in te plannen dat er tijd voor haarzelf en haar gezin

overblijft. Ze voelt zich uitgerust en kan weer genie-

ten. Ze vult van tijd tot tijd nog een gedachtendag-

boek in als ze situaties meemaakt waar ze een

onplezierig gevoel bij heeft, want dit houdt haar

bij de les, zegt ze. Samen met de therapeut evalueert

ze wat ze geleerd heeft in de afgelopen maanden en

waar nog aandachtspunten liggen. Ze vult nog een-

maal de Maslach burn-out Inventory en de SCL-90

in. Vergeleken met de intake is Lieneke beduidend

vooruitgegaan. Ze heeft nauwelijks nog klachten en

voldoet volgens de MBI niet meer aan de criteria

voor burn-out. De begeleiding wordt afgesloten.

Welke behandelaar?

Patienten met burn-out kunnen voor behandeling terecht

bij de reguliere GGZ, zoals de RIAGG of de eerstelijnspsy-

choloog, maar ook bij vrijgevestigde psychologen/psy-

chotherapeuten of commerciele bureaus.

Tegenwoordig bieden ook steeds meer Arbo-diensten,

te vergelijken met de Belgische interbedrijfsgeneeskun-

dige dienst, de mogelijkheid tot behandeling door een

psycholoog. De patienten worden dan door de bedrijfs-

arts doorverwezen. De bedrijfsarts heeft dan al een eerste

inschatting gemaakt van de problematiek en de geschikt-

heid tot behandeling binnen de context van de Arbo-

dienst. Voordeel van behandeling binnen de setting van

een Arbo-dienst is de meer systeemgerichte aanpak. Er

zijn korte lijnen tussen werknemer, patient, werkgever,

bedrijfsarts en bedrijfspsycholoog, en regelmatig worden

alle partijen bij de behandeling betrokken. Er kan overleg

plaatsvinden over de acties van de betrokken organisatie

om een goede reıntegratie van de medewerker te bevor-

deren. Een ander voordeel is dat de begeleiding bij

arbeidsreıntegratie in nauw overleg met de bedrijfsarts

verloopt. Bij behandeling binnen een GGZ-context komt

het nog te vaak voor dat behandelaars het contact met de

bedrijfsarts achterwege laten. Meestal wordt uitsluitend

teruggerapporteerd aan de verwijzer (de huisarts).

Vaak is het verstandig de begeleiding niet te beperken

tot de spreekkamer van de psycholoog, maar de werk-

plek actief in de begeleiding te betrekken. Bijvoorbeeld

door gesprekkenmet de leidinggevende, de patient en de

psycholoog over doelstellingen en verwachtingen, en

om afspraken te maken over de gewenste veranderingen

bij het individu en in de werksituatie. Deze afspraken

worden na afloop van de behandeling geevalueerd. In

overleg met de werkgever en de bedrijfsarts kan iemand

in het kader van arbeidstherapie een aantal taken bin-

nen het werk op zich nemen en deze taken in duur en

complexiteit in de loop van een afgebakende periode

verder uitbouwen.

Bij behandeling van burn-out in het kader van de

Arbo-dienst houdt de bedrijfsarts de eindregie: Hij is

degene die bepaalt in hoeverre er nog sprake is van ziekte

of gebrek en op welk moment iemand gezond verklaard

wordt. Dit geldt overigens ook voor patienten die behan-

deld worden binnen de GGZ. Juist daarom zou met name

de patient gebaat zijn bij een goede afstemming tussen

alle betrokken partijen. Een snelle en adequate begelei-

ding van mensen met burn-outklachten kan immers uit-

val in veel gevallen voorkomen.

Noten

Robroek F (1999) Gestresst naar de nieuwe eeuw. Onderzoekenalarmerend over werkdruk. Arbo & milieu (december): 17;Schaufeli WB ea (2000) Een verloren paradijs? Inleiding the-manummer psychische vermoeidheid in de arbeidssituatie.Gedrag & gezondheid 28, nr 3: 83-89

Zie bijvoorbeeld: Maslach C & Jackson SE (1982) burn-out inhealth professionals: a social psychological analysis. In GSanders & J Suls (ed) Social psychology of health and illness.

210 Psychopraxis (2000) 02:206–211

13

Page 6: Kortdurende behandeling van burn-out

Hilsdale: Lawrence Erlbaum; Kompier M (1995) Geestelijkewerkbelasting. In: Smulders PGW & Op de Weegh JMJ (red)Arbeid en gezondheid: risicofactoren. Utrecht: Lemma

Van Veldhoven M ea (1999) Werkstress in beeld. Psychosocialearbeidsbelasting en werkstress in Nederland. Amsterdam: skb

Joppen R & G van Leeuwen (1990) Stress herkennen, hanteren enverwerken. Utrecht: Uitgeverij Kosmos

Hoogduin CAL ea (1996) Behandelingsstrategieen bij burn-out.Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum

Zie bijvoorbeeld: Beck JS (1995) Cognitive therapy: basics andbeyond.Guilford Press. Nederlandse vertaling: Basisboek cog-nitieve therapie. Baarn: Uitgeverij Intro, 1999; Bogels SM &Van Oppen P (red) (1999) Cognitieve therapie: theorie en prak-tijk. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum; Joppen &Van Leeuwen, zie noot 4; Keijsers GPJ ea (1997) Protocollaire

behandelingen in de ambulante geestelijke gezondheidszorg.Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum; Van KrimpenH (1993) Stress. Een kwestie van inzet. Assen: Van Gorcum

Voor een volledig overzicht van de behandeling van burn-out ver-wijs ik geınteresseerden naar publicaties van bijvoorbeeldHoogduin ea, zie noot 5; Joppen & Van Leeuwen, zie noot 4;Keijsers ea, zie noot 6

Arindell WA & Ettema JHM (1986) SCL-90. Handleiding bij eenmultidimensionele psychopathologie-indicator. Lisse: Swets &Zeitlinger

Zie voor een uitgebreide beschrijving en handleiding van dezemethode: Heyvaert V en Schacht R (2000) Toegepaste relaxa-tie: de methode van st. PsychoPraxis 2: 133-145

Zie bijvoorbeeld Beck JS, zie noot 6; Bogels SM&VanOppen P, zienoot 6

Psychopraxis (2000) 02:206–211 211

13