140
LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP (v oorlopige versie) -\nnc Bakker i mei iOQ; Dit werkdocument bevat een grove inventarisatie van termen met betrekking tot het Nederlandse laagland- landschap, l itdrukkelijk zn vernield dat het een voorlopige versie betreft waarbij beschrijvingen dienen te worden aangevuld en de koppeling van termen nog te worden nagetrokken, voordat ik de betrouwbaarheid aanvaardbaar acht. Om tot een definitieve versie te komen, zou ik in dit stadium suggesties en adviezen omtrent gebruiksvriendelijkheid en het voorgestelde kader op prijs stellen.

LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

LEXICON

VAN HET

NEDERLANDSE LANDSCHAP(v oorlopige versie)

-\nnc Bakkeri m e i i O Q ;

Dit werkdocument bevat een grove inventarisatie van termen met betrekking tot het Nederlandse laagland-landschap, l itdrukkelijk zn vernield dat het een voorlopige versie betreft waarbij beschrijvingen dienen teworden aangevuld en de koppeling van termen nog te worden nagetrokken, voordat ik de betrouwbaarheidaanvaardbaar acht. Om tot een definitieve versie te komen, zou ik in dit stadium suggesties en adviezenomtrent gebruiksvriendelijkheid en het voorgestelde kader op prijs stellen.

Page 2: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

Lexicon van het Nederlandse Landschap

Voorwoord

Eik willekeurig grootschalia topografisch kaartblad, zoals van de Topografische Atlas van Nederland(schaal 1: xUW). bevat naast symbolen en kleuren die in de legenda verklaard worden, een typologie vanplaats-, water- en veldnamen. Interpretatie van deze bijschriften vergt enige aardrijkskundige basiskennis ensoms achtergrond-informatie van de locale cultuurhistorie. Zonder deze kennis zal gemakkelijk over deze.vaak belanenike informatie heen worden gelezen. Dit lexicon beoogt daartoe een handreiking te bieden. Zebevat een inventarisatie van kleine en grotere landschapselementen en topomemen die voorkomen in hetlaagland van het Nederlandse taalgebied. Niet alleen worden hierin termen verklaard maar ook wordenbegrippen met elkaar in verband gebracht, vergeleken en verwezen. Toch blijft voorzichtigheid geboden bi)vergelijken van specifieke streektermen omdat er vaak vele dialectische schrijfwijzen bestaan, en eenzelfdebecrip soms in een ander eehied een volledig andere, soms zelfs tegengestelde betekenis toegekend kreee.Om hiervoor te waken dienen kaartbladen bij de hand te worden gehoudc 1; de typologie dient 'logisch' opde kaartbladen teruL' te vinden zijn.

Naast bovengenoemde elementen zijn ook intirepen en processen opgenomen die een duidelijke neerslagin het landschap opleveren, zoals hodemprocessen en ontginnmgsv.ijzen. Ook zijn enkele veel voorkomendevoor- en achtervoegsels bij aardrijkskundige plaats-, water- en veldnamen (topomemen) vermeld. Dialectischafgesleten uitgangen zijn zo veel mogelijk vermeden. Tenslotte zijn topomemen waarvan de betekenis enetymologie nog duidelijk ter discussie staan met een '.' weergegeven, hiervoor zie de naslagwerken die in deliteratuurlijst staan vermeid.

De formule die in dit lexicon wordt gehanteerd c.n de toegevoegde code bestaat achtereenvolgens uit:

term i-treek, vakgebied): omschrijving; tegengestelde variant: voor- of achiervoesselvorm: Ikleinere <'eiri \ anani •-- êrnuerej; ::^'.::uu ot -vnomenien: taalkundige herkomst: een verwijzing: en een vergelijkend begrip:

in code: \ \ \ I (x.\,\). tgv S- [ < < | yyy. zzz @X: *» ~

liet begrip (vet)

Je -treek van voorkomen of vakgebied <.i

Je omschri jvende betekenis «nummerd

eventuele tegenhanger (complement) rgv

voui - i>f aehtervoegselvorm S

kleinere en grotere varianten [< < |

associaties -^t mm of meer synoniemen

Je taalkundige oorsprong g>

een tekstv er\\ ijzing e?

een Vergelijkend beL'np a

• J ! " " : " r?- 1 1 " 1 "-» aiM'riini.-cn: \na in nei jLsrcmccni. vg! vei rdi jk i . io\ [en opzichte van). @L (latijnse herkomst). g:G (srcrmaaiisj.- G l ;-s ; !1 |1^hl- U " N D <iud-nederdiei-(. uUF oud fries!. ffiWFaals vvestfaals). Gr Groningen). Frl (Friesland). Dr [Drenthe) (K' K ^ : f J ; - G l d •öcIdcrU.n.r. Vu L'ticchi. NHId N-ord-HolIand,. WFrl iWeM-FriesIand). ZH!d (Zuid-Heiland-. Zld Zeeland,

i •i.-.-c-iiU^A iaanderoni. NB- Ao^rd-Brabant •.. Lh Lii'.inurt':. VI Vlaanderen), in 'literatuur;, meleor Imeicoroloiriel. /eev. niiinii nii;n.'>oin.V!. IVMI g j i i ^ : ; i . idcnik '-' • i!; : ; ;K.:nJt •. \ eend ;\ eender ; ] i. v e^ tmb ' v e s [ m » h o u u i «.uaterb va te rhouu. i

RK room katholiek.

Page 3: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

A

aa (Dr Gld NBr) natuurlijke afwatering v d hoge-re zandgrond [loopje < aa < diep) *stroom "Sfac

aachte (Z-Lb) ondergrondse kruipgang met kleineverblijfholten, als vluchtgang onder een kasteelof boerden] "haagt, hagedochte

aag(t) (Gr Frl) laaggelegen weiland [aagt < broek]"men. man. made. beemd. meersch. eewas. oeie. her.ne.ouw. vvar S -age (SOF: aech

aakvlaai (Hld) insteekgeultje of delling voor eenboerenaak (schouw) bij weiland i/h veenweide-gebied [aakvlaai < insteekhaven] *selh'nge. vergatc*°aanlegpiaats

aalstal 1 natuurlijke dam onder water door aan-slibbing ontstaan of onder oude boomstronkengevormd, waar zich aal bij voorkeur ophoudt[aalstal < paaigrondj "toom «3*dam. leg; 2 (Ov Gld) netdat de gehele doorsnede v e beek afzet met eenfuikconstructie om de geslachtsnjpe paling ophaar trek naar zee te vangen (augustus; *dichizet.w ar

aalten jeneverbesstruiken "wake! @G. haiahdrja'wachtelboom'

aaltsloot verzamelplaats v h vocht dat uit koemestsijpelt (aal), vgl gierkelder. beerput (welbewust)"bmge. giersloot. soe @OND; adel 'mest'

aambeeld bovenstuk bij een buienwolk. ook opzichzelf voorkomend (valse cirrus) [aambeeld </.werk j

aamsloot (Frl) wateringaanaarding berm v opgehoogde, beschermende

aarde, plaggen en zoden [balk < reen < tuinwal]^ehamei

aanbaggeren / aanslijken; 2 land a d waterkantvergroten door bagger op te werpen *aardberging

aanbestotlen een dijk of deel daarvan bij bestoe-Hng toewijzen om te onderhouden *verhocfslagen.hevenen. aanseholten. dijkslagen «•'maldijk

aanbouw / het in cultuur brengen v woeste gronddoor boskap, aansnijding of blekken, danweibouwrijp maken v e veenput door demping,aanplemping, aanmaking, aandamming en aan-schieting: 2 alle veranderingen v h natuurlijkterrein door mensenhanden aangebracht

aanbrenger kleine poldermolen met een water-wip-constt"UCtie, weide-molen [aanbrenger < mon-niksmuien] *petmolen öPwindmolen

aandammen I land aanwinnen door het makenv e dam; 2 lage drassige grond, veenputtenopvullen of ophogen; J (veend) brengen \' bonk-aarde op de dalgrond

aandeel landsdeel v/d marke *leui. lot. likwaar.loeslag, schaar, waardeel

aandiepen l lodende, peilende het land bereikenLr.praaien <aanloden[; 2 tot o/d vereiste dieptebrengen; J dieper worden

aandrang toename v golfhoogte, vgl was (vloed-toename) [aandrang < vloed]

aandrift "^aanspoelselaangeland landbezitter a/e zekere waterloop of

weg. mede verantwoordelijk voor het dijkbe-heer en bijdragen te leveren aan waterschapslas-ten

aangelag (Z-Nld) kleine wissellanden als onder-deel v huiskavels; stuk akkerland (1 a 2 hagroot) dat direct a/e huiserf gelegen is ""huisakker.aanstede. aansedel

aangraven (Ov) door het graven v/e sloot bij zijneigendom voegen v/e stuk land, meest in degemene markegrond

aanhechting annexatie v grondgebied *tlscusaanhechtingsdam dam ter verbinding v strekdam

en oeveraanhold (Gr) veilig onderdak, rustige verblijf-

plaats *anthoolaankras aangeslibde grond *aanslag, reget, aanschot

cs'aanslibbingaanlanden aanslibbenaanlandige wind; (Hld) wind van zee; bij krach-

tige westenwind leidend tot opwaahng v/d wa-terspiegel. Tijdens hogedrukperioden overdagvaak ruimend van WNW naar N i/d namiddag ensterker dan de aflandige wind 's-nachts «»micro-klimaat

aanlegplaats plaats, uitsparing of constructievoor het afmeren V/e schip *aanstal, afslag, bolder,heting, steiger, laag. dukdalf. kat. kaai. ka. lastage. tragel,inner, hamennge. aakvlaai, sellinge. ide. gewas, insteekha-ven. veerstal. vlonder, waterstap. welle. werf

aanmaken / bouwrijp maken van af- of uitge-veende grond door plasdemptng *aanplemp*n; 2ontginnen v woeste grond *aanbouw

aanplant door mensen functioneel laten opgroei-en van heesters, struiken en bomen al naargelang de doelstelling, voor wetenschap (arbor-etum, pinetum. hortus, heempark), recreatie (park.warande, laan. sterrebos. doolhof, plantsoen), produktie(gaard, plantage, rabat. veer. rietput. rijshout, eikehakhout.strubbe. akkermaalshout) of wmdbreking (houtwal.boswal. singel, dreef, gordijn, houtakker) *sibbe. rabat.

oke. opbossing

aanploeging vanuit het midden v/e akker begin-nen te ploegen zodat door opwerping een bolleakker ontstaat [aanploegsel < bolakker] *kromakker.\\ endakker, kruinig perceel 'S1 akker

aansale hof v edelen, opperhof *heerenhof. ridderhof-stad, /olenweert. vroonhof

Page 4: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

aanschot l aanwas v aangeslibd land 'kardoes,aanval, antwerp; 2 land bezwaard met dijkonder-houd "bestoeling

aanschouw besjin v e dijkvak, daar waar deschouw begint

aansedel / huiskavel *aanstede. aangelag; 2 woonste-de, huis. woning

aanslag 1 aanhoudend geklots v water: 2 aange-slibde grond *aankras. aanslijk; 3 punt waar ietsvastgehecht is (bij grensbepaling)

aanslibbing natuurlijke aangroei v buitendijksegronden, zowel tegen de dijk (aanwas) als i/hwater (opwas). 1 h kweldergebied kunstmatigversneld m bezinkvelden en door het gravenvan meetjes en zwetsloten waarin het slib be-zinkt, te onderscheiden i/e opwas (zandbank, baar.hompel, haak. pook. vlaak, zandplaat. blik. bol. pampus.waard, weerd. middel/and, singel), aanwas in rivieren-gebied (weerd, waard, middel/and), onbegroeideaanwas a/d kust (slik. wad. biert. antwerp), begroei-de aanwas a/d kust (andel. gors. sroede. kaag. koog.kwelder, kardoes, schor, hors), en buitendijks alge-meen (bylant. aankras. egesprong. reget. bilt. nes. oerd.koog. kaas. ham. hem. aanslag, aanslijk) 'sedimentatie,aanlanding

aanslijking aangroei v buitendijkse grondendoor vegetatie (slijkvangers). In Zld isna invoering v Engels slijkgras hetschorareaal spectaculair gegroeid (54%)

aansnijden l aansteken, beginnen turf uit veen testeken; 2 tot bouw land omploegen v weiland

aanspoelsel afzetting v door water in drijvendevorm meegevoerd organisch materiaal, schuimot afval *aandri('t. afzetting, daak. desk. gelïei. merk.moet. migte. strandvond. veek. /eedrilt

aanstal aanJegplaatsaanstede huisakker «s* aangelagaanstoot obstakel in een waterf stroom) *biindpaal.

raag. struik

aanstort l dubbele ri| v overeind staande turven.zoals er zeven of acht tegen de eerste tot eenleger platgestapelde turven gestort of aange-bracht worden om gezamenlijk een slag tevormen; 2 gestort puin ter versteviging v'e dijk•bekleding

aanstuiving ophoping die ontstaat door aanwaai-en v zand, a d kust bevorderd door helmaan-plant en plaatsing v rietschermen. ook wel'droge opwas' *klep "S"windatzetting

aantap het wegkapen v water door een lasierliggende geul waardoor een gebied op een anderstroomgebied kan gaan afwateren (in strikte zindoor terugschrijdende erosie). In vlakke gebie-den vaak rneanderbocht-afsnijding; ook kangeul verstopping leiden tot oeverwal-doorbraakwaardoor de rivier een andere koers kan sraankiezen 'onthoofding "^Oierloopgeul

aanval nieuw aangewassen grond aan zee of bijeen rivier *aansehot. antwerp

aanvliegroute luchtzone als verlengstuk v dlandingsbaan voor luchtverkeer, die soms on-vermijdelijk over dicht-bevolkte woonwijkenleidt m overlast door geluidshinder en kerosine-lozingen (elke retourvlucht v/e vliegtuig in nooddient ivm brandgevaar zonder brandstof telanden; rond Schiphol in 1992 zo'n 100 vliegtui-gen a 120 ton) "naderingszone

aanwas buitendijkse aangroei tegen de oever;gronden met een aflopend bodemprofiel (kleirij-ke bovenlaag) en v/d oever af lichtere bodems*antwerp KFaanslibbing

aanwerp 1 aangeslibt land *antwerp, opwerp, werp-land: 2 opzettelijk aangebrachte grond tegen damof krib *opwerp KTbekleding

aanwijzing / door kompas aangewezen hemel-streek; 2 indicatie a/d oppervlakte op aanwezig-heid v erts

aanzakking bodemverdichting na vergravingdoor hernieuwde korrelstapeling i/d grond; voorzand (bouwterrein) geldt dat 10 a 20% v/h opge-brachte volume, danwei v d kuildiepte, bijaanzakking verdwijnt **> zakking = krimp

aar (VI) water @O: araa "SPwaternaamaard / als veldnaam oorspronkelijk verwijzend

naar open ruimte en als zodanig nog terug tevinden in NBr als veld of woeste grond; inoverig N'ld de ook nu algemene betekenis vanploeg- of bouwland, akker 5 -aard. -(e)erd @G:aert: 2 bovengrond of zwarte aarde *teelaarde. erft.humusaarde; J complex v onderaardse gantien alsschuil- of verblijfplaats v kleinere zoogdieren"burcht, vossehol. eerd. krocht, kroft; 4 loswal, Op-slagplaats of markt

aardberging het toelaten v d aangelande, datuitgediepte baggeraarde op de kant van aangele-gen landerijen geworpen wordt

aardbeving trilling v/d aardbodem door natuurlij-ke of kunstmatige oorzaken verwekt. In Nldkomen twee gebieden met bevingshaarden voor:in ZO-Nld (samenhangend met verzakkingen nakolenwinning en met horst ••'slenk-bewegingen)met maximale sterkten <5, en in NO-Nld (dooraardgaswinning) magnitude <J [trilling < aard-schok] 'schuddinge

aarde l vaste grond, tgv water: 2 aardbol, aard-kloot

aardgas een uit aardolie ontstane hoogwaardige,gasvormige brandstof (voor 80-100% bestaandeuit methaan (CH4), zwavelsporen (H-S) ennauwelijks of geen stikstof (N-,)), vgi mijngas(steenkool) Kfgas

aardgat boerenlandwee *zoekweg

Page 5: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

aardgracht (schei)sloot tussen twee bouwlanden"rei

aardhaling terrein waar aarde en zoden werdenweggehaald voor aanleg en ter herstel v e dijk(recht \ aardhalmg) •karreveld, inlaag. delsleuf,kleipul «SM.-.'.iegai

aardinge datgene waarmee het land bebouwd is,Veldvmchten (gewas) *«roenweerde. meiveld^"begroeiing

aardklont kluit vette (kleirijke) aardeaardklomp grote kluit aarde *kommd. sneep, bolusaardkunde geologieaardlaag ader voor delfstofwinningaardlaag/.onering (geol) opeenvolging, beschrij-

ving en bestudering v/d lagen volgens 11) pak-ket-samenstelling (litho-stratigrafie): groep,formatie, afzetting, laag (2) danwei \olgenstijdsindeling (chrono-stratigrafie); etage (tijd),tijdvak, periode en era/hoofdtijdvak

aardmeetkunde geodesieaardpijler door druppelinslag en afspoeling tot

een zuil gemodelleerde erosierest, bekroond meteen beschermend dek(stuk). en meestal in leem-achtig materiaal (grondmorene) tgv druipsteen-kegel (sedimentair) Ischeipzandkegeltje < aardpijler< aardpiramide]

aardpijp verticale ronde bodemschacht *bodemgeo-logische orgelpijp

aardpiramide kegelvormige erosierest v aardma-teriaal met een bredere vorm dan een aardpijler*aardpijler

aardrijkskunde geografieaardstoot schok, schudding of trilling v d aarde

•^aardbex ing

aardstorting het instorten v'e steile aardvvandaardval / het plotseling neerstorten v/e massa

aarde waarbit de oorspronkelijke samenhangvolledig verstoord wordt; 2 grondverzakkingdoordat i d ondergrond materiaal op natuurlijkewijze is verdwenen (oplossing) =sgrondverzakking(antropogeen!

aardverschuiving het plotseling naar benedengh|den v e massa grond bij ondermijning ofdoordrenk mg "puinafglijding

aars achteruit gelegen land(stuk)aartsbisdom (Utr) kerkelijk district v e aartsbis-

schop, gewoonlijk samen met één of meeronderhorige (sutfragaan)hisdommen een kerk-provincie vormend [diocees < aartsbisdom < kerk-provineiej *hoofd2esticht

aartsdiakanaat district binnen een bisdom (Heeeuw) *diocecs

aasdom rechtsgebiedabbenes landtong in water "ham @K: abben 'water'abdissegoed kloostergoedaber samenkomst v wateren 'monding, gent (fpK: ahh-

ir 'water-bij uuter'

abisgronde (lit) afgrond, peilloze diepte *slond,/inkval

abri overhangende rots waaronder i/d prehistoriegewoond werd

abdij zelfstandig klooster v mannen of vrouwen,\ an vooral de oudere monxüksorden; kloosterevt met grondgebied (abdij nullius, dwz vangeen enkel diocees) *eonvenl. gesticht, begijnhof"» klooster

about grenspaal, belending •» slagboomabrasie vernieling v/d kust door de branding

veroorzaakt, of door golfslag a/d oeverstrookV:e meer @L: abradere 'afscheren'

abrasievlak kustvlakte ontstaan door de werkingv/d zee (golfslag en stroming)

absorptie opname zonder teruggave bv stralingi/d atmosfeer, geluid in geluidswal

abuke hinderlaag •wegelageaburch (Frl) binnendijk, tgv seburch (zeedijk)acces droogblijvende terreinstrook i/e militaire

ïnudatie «korr.keringachel (NHld) oppervlaktemaat of landmaat

«3*aehtendeelacht rijksbanachte gereserveerd (rechts)district, terrein waar-

van het gebruik bleef voorbehouden a/d eige-naar (graaf, hertog of koning) en dat derhalvegeen deel uitmaakte v/d gemeenschappelijkegrond "banbos. sonderholt. voorst, vroonte

achter / relatief gelegen achter, als voorvoegselin veld- en plaatsnamen *affer, after; 2 (NHld)opperviaktemaat *aehtendeel

achteraf / afgelegen plaats: 2 strook veengronddie het laatst verveend wordt of aan snee komt

achterdichting •achternigge «kadeachterdiep (Gr) kanaal i/d veenkoloniën, met

dubbel kanaalstelsel en kanaal evenwijdig ahvoordiep. Aan het achterdiep werden de boerde-rijen gebouwd

achterdijk binnendijk, sluiting a/d achter- ofbinnenzijde tov het (buiten)water

achterdijks a/d binnenzijde v/e dijk. veelal ivmdoortranen

achtergerecht (Ov) rechtsgebied v/h platteland,tgv stadsgerecht

achtergracht (vestingsb) naar de zijde der verde-digers gelegen gracht

achterkade / dwarsdijk tussen twee polders'"zijdewind o^kade: 2 kade langs de buitenkant v/edijkput, verhinderende dat deze bij vloed vol-loopt *verxkade, hoofdkade

achterland / verderop gelegen kerngebied; 2 stukland dat achter een ander ligt, achter of naast dedi|k geleeen land

achterloops water: lekken of doortranen vanwaterkerinaen

Page 6: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

achtermad tweede grasgewas, na eerste maaiing*etgroen. nagras

achterom straat, steeg oï weg die om een stadloopt *k.ais<:

achterpad minder gebruikt of afgelegen padachterslag «"achterwaterachteruit afuesloten plaats, tuintje achter een huis

•Uvhting, loeve. love. hof

achterveld «"achteachtervvater water achter een waterkering dat

door een schoeprad'vijzel opgewerkt moetworden, ofwel molenwater v e stroom opwaarts*achterslag, molentocht

achtervvenning achterste akkerdeel als keerplaats\"d pioen, ttrv voorwenning (kopstuk) •ï'wenning

adatrecht gewoonterecht aangaande water- engrondrechten

adebe pekeladeelen (Frl) landen waarop een kerkelijk be-

zwaar rustadel (O-Nld) moddermest «aalt @Grk: adel "rivierslijk*ader / klein smal waterstroompje: 2 een onder-

gronds smalle watervoerende zoneadhesie in bodem: hechtwater, kleefadsorptie tijdelijke binding v voedingstoffen aan

klei- en humusdeeltjes (kationen) i/d bodemae natuurlijk \ eenstroompje, oorspronkelijk met

zeer slibarm water en daardoor nauwelijk oe-verafzettingen, na ontginning v d veengebiedenmeest geheel verdwenen. Dialectisch variërend:a, aa, e. ee. die. y *ade. epe @O: ahwa 'water'

aerografie dampkringbeschrijvingafbakening zichtbare afgrenzing *aftonning, marke-

ring, teerm. iorempt. termijn, stekafbeelding projectie v aardbol op kaartvlak waar-

bij \ en ormingsproblemen ontstaan en gekozenmoet worden voor ofwel equivalentie (opper-vlakte-) danwei equidistantie (lengte-) of confor-miteit fhoekgetrouwheid)

afboeien afhakken v d stek bij griend één jaar naaanplant

afbonken de bovenste onbruikbare \ eenlaag bijbonken (brokken,) afsteken en wegnemen

afbouw met ontginning beginnen via een mijn'at'viUen

afbranden door brand (kaal) cultuurland winnen,vgl bakeren *atbernen. afberren

afbreek afbrokkeling v land door water •s'aflaiivingafdalinge uitwareringaf damming natuurlijke (schoorwal) danwei

kunstmatige barrière aan zee, voor getijreductie(Zld) of verzoetwatering (IJsselmeer), Veleoude veenstroompjes werden na de 13e eeuwafgedamd tegen inbraak v d zee (transsrressie)en nadat veel v h veen verloren was gegaan*overkragini?, toeslag

afdeizen schijnbaar terugwijken v/d kust [afdeizing< regressie]

afdekken afgezette lagen op de geologische kaartwegnemen

afdeling complex v tijdens een bepaald tijdvakafgezette lagen: onder'midden.'boven $ -ceen

afdelving landafgraving. ontgrondmgafdrift het afdrijven, zijdelings afwijken v d

richting of koers door wind- of waterstroom"afvoering

affer voorvoegsel bij een veldnaam met betekenisV achter "achter, after

afgaand of vallend tij *ebafgelegen onherbergzaam, eenzaam of afgezon-

derd *dan. afside. afwegigafgespelkt Steil *strak. steigerafgraving kleigat, petgat, tegelslag «ontgronding

(zand. grind)afgrond l diepte v/e steilwand of groevewand; 2

(Ht) peilloze diepte *abisgronde, slond. zwalkafhang hellingafheüng wand v ingeheide damplanken i/e funde-

nngssleufafkaatsen zich spiegelend i/e helder wateropper-

vlak "blakenafkabbelen oeverafbrokkeling door strorrungs-

golfjesafkalven stuksgewijs afstorten en afglijden v/e

oever of putwandafkenning bepaalde afstand van waarop men

vanuit zee uit kan zien *zichtafkleien een stuk grond afgraven tot op de klei

voor winningafkrooien (veend) wegkruien v onbruikbare

bovengrondaflandige of zeewaartse wind (Hld), vaak 's-

nachts draaiend van OZO naar Z en relatiefzv.ak, tgv aanlandige wind *landwind

aflaten de waterspiegel verlagen door spuienafleg afstand hemelsbreed gemetenafleiding afvloei v overtollig water *leideafloop l stroomafwaarts voeren v/e rivier *afrm,

afvloot; 2 helling *kluft. vervalaflopend bodemprofiel; verticaal textuurverloop

met i/d diepte een zandiger samenstelling, bv bijaanwas

afperking 'omheining, afbakening, afraaiing. afrikking.kielspit. vademinge. reetuun

afpioegen buitenwaarts beginnend en buiten-waarts afwerpend een akker omploegen, tgvaanploegen (waarbij i/h midden begonnenwordt) "holakker

afpraaien de diepte v h vaarwater met de slag-gaard peilen/aftasten *aandiepen

afraaien in even grote stukken verdelenafrin »aMoot

Page 7: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

afrit helling of glooiing waarlangs men v e dijk,brus of bolwerk naar beneden kan gaan *afrel.kluft, stoep

afroven de root. korst of bovenlaag v iets afne-men, ihb gezegd v h afsteken der zoden bij deeerste bewerking die de grondslag v e nieuwedijk ondergaat

afsabheren stofregenenafsehuimen de bovenste slijkenge aardlaag v d

grond (enkele duimendik) met schuimschopafnemen *afspitten. afspanen

afschuiving aardblokverschuiving door lateralerek

afschuring "^denudatieafschutten afsluiten met sluis, schot of wind-

schermafside afgelegen, heimelijk of verborgen plaats

•dan

afslaan / bi] oeverafslag; 2 uitmalen v polderwa-ter op de boezem [afslaan < spuien]

afslag / grondverlies door de mechanische wer-king v water a d oever en kust. Afslag bi| eenrivier en zeearm wordt veroorzaakt door desterke schuring v d stroom, waardoor kortonder de oever een grote diepte ontstaat. Bijzee. meer en kanaal ontstaat afslag via afbrok-keling door golfslag: 2 laad- of stapelplaats vkoopwaar: J zijweg *wankc

afslCChten egaliseren *aftroevelen. aftrappenafsluitdijk een dwars door een zeearm aangeleg-

de dijk voor dijkverkorting (goedkopere be-scherming v h achterland), maar met ingrijpen-de gevolgen als getijdeyerlies en verzoeting'ver-zoutinc v/h atgesloten water

afsluitsel sluitboom wslagboomafsmeken van sneeuw of ijs: ablatieafsnee (rivier)bochtafsnijding *hank. hoefijzermeerafsnijden I rechttrekken v rivierbocht *kanaliseren

<Wrivierinsrepcn; 2 afsnoerenafsnoering afsnijding v e groter geheel

BS*strand\ lakte, beekduin

afspitten een ondergrond na kielspitten v e bo-vengrond ontdoen 'afspanen. at'schuimen

afspoelen langs het aardoppervlak afvoeren vwater, aldanmet met sediment

afstand vroeger in tijdmeting als een daggaans(40 km), dagvarens (25 km), uurgaans (1500roeden ofwel 5650 m) *afkenning. afleg, tret

afstandsmaat vroeger gangbare maateenheid bijafstandsrekening, nu ter herleiding opgenomenin de'Stannglljst *gaans, mijl. korf. hoeve, vadem.bras. gewende, pas. graad, mielge. raaprnede. steenworp.

tielsevoet. kabellengte, vaam. mede. lijn. venneweegs.

vooiiins

afsteeksel / het afgestoken deel bij veenaarde diemet de spade v d ondergrond afgegraven is: 2terreinplan voor bouw dm\' afsteekmarkering

aftakking splitsing v e stroom *raaiaf teilen weiland met zeis ontdoen v/d gedroogde

srashalmen die het vee heeft laten staan *blotenaftichelen uitkleien van land, op te diep afgeti-

cheld en moerassig geworden land (orüand)werd vaak bos aangelegd *afvletten. afbrikken

aftrek plaats waar een sloot of wetering in eenrivier komt *bijstroom. gamb. gent. geurt, monding,ontlasting

aftreklaag laag rijshout, riet of stro waarbij debout- of stoppeleinden telkens door de blees- oftopemden v/e volgende laag worden afgedekt

aftuining omheining, schuttingafvaart het vrije gebruik v/e grondstukafval (organisch): porrie, pros, ruigte, ort, rap,

rijveling, compostafvertigen afrotten. wegrotten *afvortenafvletten klei afgraven, aftichelenafvloot afstroming, wegvloeiïng v water *afrin,

afloop, afstroom. afvloei

afvoer stroomvolume in m3/s, de capaciteit v/ekanaal volgt uit de diepte en bovenbreedte, datv e mier uit het winterbedprofiel *debiet

afvoering afdrijving door stroming, uit koersraken •afdrift

afvorten afrotten, wegrotten *afvertigenafwaaiïng tijdelijke waterstandsverlaging door

wind. tgv opwaaiïngafwachten dijk, wegberm of akker laten afwach-

ten door ze onder een hoeder te laten afweidenafwateren / later afvloeien v overtollig water; 2

afweteren. vee drenkenafwatering gegraven of vergraven afvoergoot of

w a t e r l o z i n i Z ~diep, graaf, gracht, greppel, maar. riool.

slak. sleup. slisse. sloot, vliet, voots, suaue

afwateringspatroon geulnetwerk dat zorgt voorde oppervlakte-afstroming v/e gebied. Op hetDrents Plateau werd het oude, tectonisch ge-\ ormde afwateringspatroon naar het NW dooreen pakket eroderend landi]s vanuit het NOverstoord, waardoor een hoekig netwerk ont-stond

afweg afrit *zijpad, sticht, wankeafwegig afgelegenafwijking / deviatie, koersverlies, drift; 2 (kom-

pas) dedmatiehoek (in Nld circa 19"W) *noordoos-ting; 3 aberratie

afwoning domicilie buiten en zeker rechtsgebiedaf/.anding / afgraving, verlaging en vereffening v

zand om de bodem tot bouwland geschikt temaken; 2 zandwinning

afzetting (lithostr) laagpakketafzijgen hellen, schuin aflopen

Page 8: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

afzinken onder water ut in de bodem neerlatenafzoden afplaggen, afzwaardenage kaf. stroagens werkend middel bi] processen. bi| erosie

water, wind ot IJS "mediumaget zwarte barnsteen *git •«"barnsteenagger 1 watergeleidende aarden wal of kribbe

*kltfischoor; 2 vrij sterke, kortstondige rijzing v hzeewater tijdens eb (nabij Hoek v Holland zo'n10 cm) vooral bi] spnngtij *dubhellaagwater, naspui.hult in getijlijn

agglomeratie grootstedelijke eenheid [kluft <agglomeratie]

aggradatie trapsgewijze verandering, danweigeleidelijke overgang ve bodemtype in één vbetere kwaliteit

aggregaat bodemmatnxagone lijn getrokken over plaatsen waar de decli-

natie v d kompasnaald nul is *declinatie «"afwijkingagrariër aardwinner, boer, landbouweragricultuur landbouwagronomie landbouwkundeaken (Z-Nld) toponiem voor hofplaats, meestal in

combinatie m/e persoons- of heüigennaam @£:acum 'toebehorend aan'

aker akkerakeren varkenshoederij in loofbos (eike- en

beukebos). speuren naar mast "bisen. asen. scharrelakker / afgeperkt stuk bouwland, meestal met

één gewas beplant, naar vorm te onderscheiden(bolakker. wertdakker. kopakker. raatakker, langrepelak-keri. danwei naar ligging en gebruik (haaygemet.krocht, kroft, bree. valg. honk; g-o".- acre "aker; 2 op-pervlaktemaat v bouwland *want

akkercomplex het bijeengelegen bouwland *esch.es. enk. eng. veld. ies. ees. valge

akkerdorp (NBr) nederzettingstype met uitbouwvanuit een plaatse, hof en aangelag, en verdermet kenmerkende elementen als akkers, bcemden heide, vgl hoeve- en kransakkerdorp, tiend-akkerdorp

akkermaalshout (Gld) eikenstruiken o d grensv d es en andere akkers me omloop v 7 jaar.voor taihout en run (looierijen) *akkergrenshout

akkerstrook *mee(. breede. brei. park. perk. slag. telg.zelg

alfsgedwaas spook- of geestverschijning, land datvervloekt is •S'bijaeloot'

alle (Frl) smalle landstrook "reepallee brede laan tussen twee of meer ri)en bomenallochtoon \reemd. met-inheems of van elders

komende, tgv autochtoonallodium staatkundig vrij erfgoed, tgv feudom

*zonneleenalluviaal door aanslibbing. -slijking of -spoelins?

ontstaan

alluvierecht recht der oeverbewoners op aange-slibd land

almanak kalenderboekje met tijdrekenkundige,astronomische en weersvoorspellende opgaven

almende gemene grond v/e marke *malenveldenalmisseland aalmoezerdand «-armekindertandalore gang, corridoraltaar offertafel als religieus monument 5 -outeraluinaarde leemaarde van (K,A1)(SO2)2, bij

leerlooierij gebruiktambacht (ZHld'Zld) gebied v regeermacht en

latere rechtspraak, schoutambacht, later vrijeheerlijkheid. In WFrl nog een district voordijkwezen met eigen bestuur *(anbocht. ambet.ammet. ampt). ban. gerecht @OF: ombrechte

ambachtsheerlijkheid rechtsgebied v/e lagereambachtsheer, met de hogere rechtsspraak waseen baljuw belast

amhachtsvierschaar (Zld) rechtsgebied v/e localeschepenbank

ambt (Ov) schoutambacht, heerlijkheid *amptame(r) oernaam v/e natuurlijke waterloop *eem

@G: ama

ameliorecht recht op grondverbetering doorpachters

amer / houtskool *krik. krieken; 2 loskade *hamerm-ge: 3 nat land op een beekoever *ower

amersade oppen'laktemaat •s'emersadeamfidroompunt knoop- of draaipunt in getijdelij-

nen, punt zonder eb en vloedammanie (VI NBr) rechtsgebied v/e amp(t)manamne n\ier, stroomampt (Gld) rechtsgebied onder toezicht v/e drost,

op het platteland [ampt < kwartier] *ambtampulle schuim op urine EFschuiman achtervoegsel bij plaats- en veldnamen voor

hoger gelegen, opwaartsanaëroob zonder vrije zuurstof plaatsvindend

proces of levenswijze (bacteriën), tgv aëroobandel kweldergras, als naam later ook voor de

aanwas zelf gebruiktanger dorpsveld. brinkweideank kolk, plas *hankankerplaats geschikte en vaak beschutte locatie

voor tijdelijk voor anker gaan v e schip voor dekust *ree. rede. hee. hede. stade

anthoof't / (Zws-VlNBr) turfverladingsplaats*lem; 2 opgehoogde voorzijde v/e stuk landgelegen tegen dijk, weg of water *waterstoep.waterkering

anthool (Twente) rustige verblijfplaats, veiligonderdak *aanhold

antropogeen door de mens aangebrachte veran-dering v/d natuurlijke gesteldheid

antwerp aangeworpen land *aanwas. aanschot, aanval

Page 9: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

aquaduct (NBr) watergang voor turfvaart aange-legt. recht kanaaltracé waarbij beekdalen wer-den overbrugd, tgv heul "/ie!

apa achtervoegsel voor een klein riviertje 5 -ep. -epe [-apa < aej @/\ ^"watc-rnaam

apergoed 1 onbeheerd (land)goed. zonder eige-naar *kavaljB', 2 open en vaak onvruchtbaar land*veluwe. geest

appelstede boomgaard met appelbomenapproche (vestingb) nadenngsloopgraafarchier borstwering *erk.erargerland duivelslandarke sluisje, eigenlijk de val- of schuifdeurarkel kring, ring, cirkelarm armvormig uitsteeksel hetzij van land in zee

(landtong. nes), danwei zee in of tussen land ibraas)aquicultuur kunstmatige visteeltarboretum botanische tuin waarin op systemati-

sche wijze (loof)bomen zijn verzameld voorwetenschap of als verzamelobjeet «"aanplant

areaal natuurlijk verspreidingsgebiedarmekinderland land v/e diaconie, uit welke

renten liefdegiften aan behoeftigen werd gege-ven, tgv wedeme *almisseland. godhelp, wezenland

arnen oogstenarrondissement rechtsgebiedartefact voorwerp of grondspoor door mensen-

hand aangebrachtasar sedimentrug opgebouwd door smeltwater v

landijs (glaciaal relict) *«kerasen zich voeden, vreten zoeken v dieren «scharrel,

hisen. alcerenaskerd (Gld) grijze bodem door sterk ontwikkeld

podzolprofiel *loodzandbodem, sehierzandbodemasstaal asvaalt bi| selnenng ontstaan *zelkast (NBr) bebouwde grondasymmetrisch droogdal een dal in doorlatend

sedimentgesteente me steile en een flauwedalwand. die in ons land gevormd is ofwelonder omstandigheden waarbij de bodem per-manent bevroren en dus ondoorlatend was.ofwel versterkt door rivierondergraving enongelijke opvulling met vvmdafzettingen

atlas kaartenboek, vaak op topografische basismet aanvullende thematische informatie @OO:algathal 'belangrijkst, hoofd'

atmade etweide *f<miandatmosfeer dampkringaustraal zuidelijk, zuiderautochtoon bodemkundig of landschappelijk

gevormd waar het wordt aangetroffen, tgvallochtoon = inheems (ecologie)

autosnelweg brede hoofdweg veelal met geschei-den ri|banen, voor zwaar en snel langafstands-verkeer, aanseleed na 1936

aveling strook land langs een dijk die voor destevigheid v d dijk onaangeroerd moet blijven"havelinge. voetelink

avondrood bijzondere, rode kleur v/d westelijkehemel bij zonsondergang (ook bij zonsopkomstals morgenrood zichtbaar) door verstrooiing vzonlichtstralen i/d atmosfeer. Opvallend avond-rood wordt veelal in verband gebracht m/e grotekans op regen; het is waarschijnlijk dat ook i/dlucht aanwezige waterdamp meewerkt om hetrood nog meer geprononceerd te doen zijn

aweg afgelegen of onbegaanbare weg, ofwegawint windstilte

Page 10: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

B

baai halfronde inham v d kustlijn [wik < baai <s o l t ] * z e e b o e z e m . y. i ikp iaa t s . luw hl

baak / meetlat bij landmeten; 2 schuine planklangs spoorbaan die waarschuwt dat de treindicht bij een sein komt; 3 markeringsobject*baken. joon. breel

baalge / slagboom, pallisade; 2 verschansing,buitenwerk ve vesting, vooral v palissaden; 3plaats v rechtsspraak *balie

baam 1 banscheiding; 2 met heerlijk recht belastmet onderhoud ten laste v d banne

baan / aangelegde weg, ijsbaan, landingsbaan: 2deel v e droogveld bij steenbakkers tussen tweetassen ongebakken stenen

baandorp niet-agrarisch nederzettingstype, meteen door wegverbreding ontstaan plein (pleister-plaats langs een handelsroute)

baand (Lb) beemd *bimd. bintbaanvak gedeelte v e spoorweg (blok), dijk

(raai), kanaal (pand) of weg (kanton)baar 1 zandbank voor een riviermonding waar-

over de schepen slechts bij laagwater kunnenkomen; 2 plaatselijke verheffing vd zeewater-spiegel, meestal door de wind veroorzaakt; Jbare. afsluiting of slagboom; 4 kaal. vlak ofonontgonnen land (bear)

baardlaag laag vooruitstekende en zich verbre-dende vlottende laag njshout waarmee bij krib-ben telkens riviervaarts wordt gewerkt

baardzee landomspoelend water *wendehwerehaarhuis huisje waarin een dood- of lijkbaar

geborgen werdbaat (N-Nld) vruchtbaar zijn v land *hate. betuwe.

gelpbad plaats met geneeskrachtig water of warmwa-

terbronnen 'therme. eadier. keerbaender grondgebruikerbagéren (Lb) verhuizing v e huurboer (halfer)

nadat hij 3, 6 of 9 jaar op een hof heeft ge-woond ([5 maart)

baggel turf uit laagveenbaggelaar (Fr!) zware platte turf uit opgebaggerd

specie (badder), iets dunner dan sponturf*derink. dieper, zwarte turf

bagger modder die van onder water wordt opge-haald *slijk. gyttja. slap veenslik. goor. mergel, steiger-aarde, kluun, klijn

baggeren .' uitdiepen v sloot of vaargeul *opslatten.opschieten, dotteren, vlossen, dorsen; 2 laagveen del-ven "beugelen, kooien, prullen, klienen. leiken

hagijnhof *begijnhofbak l opwelving, rug, hoogte @O: baka; 2 water-

oever (bakke?) "wangbake (O-Nld) ijzeren kruis op lange paal *hagel-

kruisbaken onëntatiepunt of landmerk *kaapstander. kaap.

kape. joon, vuurtoren, kopbaken. lantaarnvuur. bleesbaak,sein. positielicht. navigatielicht

bakermat geboortegrond, vaderlandbakkes (Lb) bakhuis jebaksels bouwmateriaal *brik. mop. tichel, kareel,

plavuis. estrik

balg (Waddeneilanden) wadgeul of sloot, maar ophet wad een zwelling *piaat

balie / (vestingb) buitenste verdedigingsring ofgordel tussen twee muren, ook om een burchtof stad (afgesloten ruimte); 2 slagboom *beile; 3plaats v rechtsspraak *baalge

baljuwschap rechtsgebied v/e baljuw, rechtsamb-tenaar V/e streek *ambachtsheerlijkheid

balk / bermpje v opgehoogde aarde tussen tweeakkers ter afscheiding [balk < reen] "aanaarding; 2(Gr) eenvoudige brug of vonder

ballast zand. grond of steenslag waarin de dwars-liggers (bielzen) onder de spoorstaven wordengebed, om de krachten op de sporen uitgeoe-fend op te vangen en om een zijdelingse bewe-ging van de sporen tegen te gaan. tevens voordrainage v/h baanvak

balstien (Frl) veldkei *flint. koot. zwerfkeibampt beemdban / (WFrl) dorp; 2 rechtsgebied waarover zich

de ban ve lagere rechtsambtenaar uitstrekte,soms zelfs over het grondgebied v/e andereheerlijkheid *gerecht, ambacht

banbos bos met jachtrecht, alleen voor vorst ofandere geprivileerde, gereserveerd jachtbos*aehte. banvorst, forest, sonderholt. vroonhof, voorst

banderie rechtsgebied, gebied v/e baanderheer(bezitter v/e geheel v/d landheer onafhankelijkeheerlijkheid, die zelf leen- en dienstmannenheeft en deze onder zijn eigen banier ten strijdevoert)

bandje dunne aard- of gesteentelaag *lamelbandijk rivierdijk met schouw, geschikt om de

hoogste waterstand v/e open rivier te kerenbandstad (Zaandam) zeer langgerekt stadstype,

ontstaan uit lintbebouwing [lintdorp < bandstad)banent beemdbangebied rechtsgebied •jurisdictiebangert (WFrl) boomgaardbank / algemene naam voor ophoping v zand,

slib, kiezel of gladde stenen i/e zee(gat). onderhet gemiddeld laagwaterrüveau (GLW) [ribbel <bank < plaat) *drempel. grond: 2 harde ïnspoelings-laag temidden van zachtere bodemJasen (laklaasr

Page 11: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

in klei. ploegzool bij akker, ijzeroer in podzol)•felstlaech; 3 veenakker door evenwijdige lijnenafeedeeld om de grootte v d turt bepalen

banket / steunberm. vlakke ingraving v/d oevervoor aanleggen v baard- en bleeswerk, onder-breking v/d diepe berm: 2 muurtje dat terweerszijden v/d spoorweg het ballast opsluit

banliewe «* banlokebanloke gebied met daarbinnen bepaalde be-

voegdheden tav rechtspraak, schouw *banliewe,banmijl. weringe

banmijl «* banlokebanpaal stenen paal ter markering v/e ban- of

vangrecht (rechtsgebied) "mijlpaal «*" grenspaalbant streek, gouwgrens, smalle landstrookbanvorst een heerlijk, a/h algemeen gebruik

onttrokken bos Toreest. warandebarchaan meer ot minder migrerend sikkelachtig

duintype waarvan de uiteinden met de wind meewijzen, in Nld slechts op zeer grote strandvlak-ten (met-stuivende onbegroeide ondergrond) aante treffen «sikkelduin

bar de zware, harde turfbareel slag- of spoorboom, tolhekbarg bergbarm 1 berm; 2 trekpad langs een vaart: 3 walle-

tje tussen twee velden, weiden of langs dedijkvoet

barmte *berm. hoogte, hoop. tasbarneveld winplaats v zoden en plaggen voor

brandstofgebruikbarnsteen fossiel hars, drijvend in zoutwater en

zinkend in zoetwater, meest vergezeld metlagen bruinkool, in Nld aan te treffen in kei-leempakketten. smeltwater-afzettingen of doortektoniek (zouthorsten) blootgelegd, als landijs-relict uit Skandinavië *succiniet. schepsteen. aget.ambcrst^L'n. emmer. irit. bcrningsteen

baronie vrije heerlijkheid v/e baronbarrier slagboom *gaar. hamei. veken, bareelbart (Frl) waterstoepje, opstap a/d waterkant,

later ook benaming v/e brugbartege houten, met kantelen voorziene sterkte

tot beveiliging v e plaatsbasiliek (RK) kerk i/e bepaalde historische bouw-

stijl, in engere zin een langwerpige of vierkantekerk m/e hogere middenbeuk @L basilica "konink-lijk gebouw' "*• kerkgebouw

basisveen veen dat langs de kust gevormd is o/dPleistocene ondergrond bij het stijgen v/hgrondwatermveau (transgressie na de ijstijd) endat later overdekt is met zee-afzettingen

bastaardbraak braak waarbij in mei of later metde grondbewerking wordt begonnen

bastide stadstype met regelmatige rechthoekigeplattegrond

hastie sterkte, verschansing, bastionbastion (vestingb) uitspringend deel v/e aarden

vestingswal in gedaante v/e onregelmatige vijf-hoek, ook als bolwerk zelf beschouwd [oreillon <bastion] *dwinger

bat l losse brug v planken over een sloot, ookvaste brug zonder leuning "vlonder; 2 kaai of dijkv/e spoorweg

batelgeringe vestmgwerkbatte (Lb) rivierkribbatterij (vestingb) plaats waar geschut staat

opgesteldbebouwde kom administratieve grens v/e neder-

zettingbebossing aanleg v/e bos in gebied waar lange

tijd geen bos heeft gestaan, indien minder dan50 jaar is sprake van herbebossing

bed 1 grondslag of onderlaag v/e weg; 2 plaatswaar pluimwild i/h zand heeft liggen gullen*leger; J geul waardoor het water stroomt *kil,rooy; 4 grondspoor door een schip i/d moddergetrokken *zaat. zeiling

bedde / stuk tuinland; 2 ophoging v/e rivieroe-ver, waterkering, dam

beddenbouw (VI) opspitten v/d grond tot beddenen uiteindelijk na lange tijd resulterende in bolleakkers *bolakker. kussentjesakker, kruinig perceel, rabat

bedehuis tempel, kerk. moskee, synagoge, oratorie. sale

bedekkingsgraad / gedeelte v/d hemel dat ge-middeld of op een bepaald moment met wolkenbedekt is, aangegeven in 1/8 of 1/10 delen v/dhemel; 2 (vegetatiekunde) percentage v/e proef-vlak dat door een bepaalde plant wordt bedektindien men loodrecht van boven o/d grond kijkt

bedelf / verschansing, borstwering;2 de door het opwerpen v aarde ontstane kuil

bedevaartsoord *genadeplaatshedijking *bolder. beversing. beteugeling, beringing

bedoening boerderijtjebedoven onder water staand, bedolvenbedretsen met modder bespattenbedrichten bebouwen v landbedriegert je speels waterwerk in oude parken

waardoor bezoekers onverhoeds kunnen wordennatgespoten

bedrift district, gebiedbedruust onstuimigheid, geweld v geweldige

natuurverschijnselen als een orkaan, onweer ofhagelbui

beek kleine, op natuurlijke wijze (dus door eigenverval) stromend water v/d hogere zandgronddat tenminste een groot deel v/h jaar watervoert, maar steeds doorwaadbaar is, vgl vliet(veengebied) [griffel < beek < rivier] *loop, run. ren.ley, lei. wetering, duinrel. rijt. het. houtwalbeek. rietebeek@C: baki

Page 12: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

beekdal het gebied waar een beek haar invloedheeft doen laten gelden, hetzij i h verleden(sediment, dalvorm), hetzij in huidige toestand(dmv beïnvloeding \ d waterstand) [beekdal <riviervtakte

beekduin (Dr) 1 h beekdal v d Reest voorkomen-de dekzandrug. benedenstrooms horst genoemden midden- en bovenstrooms zelts berg, Tal vanlaaggelegen dalgedeelten zijn door beekdumenv h eigenlijke beekdal afgesnoerd *rivierduin

beelk blokland *buikbeelwitten toverheksen ««"bijgeloofbeëlzebul helse geest ««"bijgeloofbeemd, beemt (NBr) langs stroompje gelegen

grasland dat 's-winters onder water loopt en 's-zomers als wei- of hooiland in gebruik (water-rijk weiland) *(baand. banent. hint. bimd. bampt, bent),made. aagt. benne. groengrond @banmade 'gemeenschap-

pelijk gebruikt hooiland'

beëmen welbewust onder water zetten v langsbeken uelegen landbouwgrond *bevloeien. inuderen

beer / gemetselde waterkering, muur met scherperug dwars door een gracht om het water daarmop te stuwen *drommer; 2 ijsbreker op wal,bestaande uit een zware balk om bij ijsgangwoningen te beschermen *ijshok

beerput put met mestdrek "mesgroeve. messene.sehijtput @G: birnu 'beerachtige modderpoel'

beers 1 stoppelveld, stekelige plaats; 2 omheindewoonplaats dmv ineengevlochten haag *kraal.schut

beerweg weg voor mestvervoer *strontpad, ben-ie-gang. bruutweg

beet water waarin looiers vellen bereidenbeetse (Westerwolde) laaggelegen groenland i/h

beekdal *bitsebegaanbaar toegankelijk terreinbegaden land bebouwenbegijn klein ommuurd miniatuurstadje met straat-

jes, pleinen, eigen kerk met pastoor of rector enaparte huisjes voor de begijnen (ongehuwdevrouwen en weduwen onder eed v kuisheid engehoorzaamheid a e overste, 12- 13e eeuw)

begijnhof kloostergesticht *bagijnhofbegraafplaats collectieve plaats voor doden

*kerkhot. godakker, knekelhot'. pierenland. hunebed

begraving slootwerkbegrip / omheining: 2 vesting, sterkte of kasteel

(voor bewoning ingericht)begroeiing opgroeisel *aardinge. gerse. groenweerde.

gewas, vlies, vloes

beheersgebied terrein beheert door boeren waar-bi| voor agrarisch grondgebruik me extra na-tuurvnendeli|k karakter een vergoeding door deoverheid betaald wordt (cultuurlandschapsbe-heer)

behessen opjagen v wild. afjagen v land

beide vertoefplaats, pleisterplaatsbeis wijk(straat) [beis < buurt] *catrepel. gettobekken wijde ondiepe ronde kom, laagtebekkespring (Twente) beekbron *soezebekleding bepantsering v wal, dijk of verdedings-

muur of met borstweringen versterken, tgvontmantel ing *bekramnüng. besiagwerk. bleeslaag.pakwerk. kraagstuk, aanwerp. aanstort. bemaating. bezet-ting, staketwerk. ruwaard. rietspreiïns

beklemrecht (Gr) recht v gebruik v a/e andertoebehorende landerijen waarop het huis v/dgebruiker is gebouwd onder jaarlijkse betaal-plicht

bekrag voorlopige afsluitsel v/e gat bij dijkdoor-braak *afdamrr.ing. heringing

bekrammen de glooiing v/e dijk door enig mid-del tegen afslag beveiligen *bematten

belaat sluisje, waterlozing «verlaatbelegslag, bleeslaag met steenpuin belaste horde

die men schuin tegen de talud v/e dijk laatZinken KFbekieding

helende grens, paalbelfort / wachttoren "uitkijk: 2 klokketoren; 3

bolwerk of kasteel met toren *bergvredebelie (NBr) afgesloten ruimte *tuin, kraalbelikken een dijk gelijkmaken door het aanbren-

gen v zodenbelle (VI) slagboom *balie. bareelbelook 1 afgeperkt grondgebied; 2 omheining,

park; 3 huiserf *beluikbeloop 1 hellend vlak dat een mgraving of een

ophoping begrenst "talud; 2 helling v/e dijk•"dossering

belte 1 kleine hoogte v/h hoogveen *veenbult, kop.kat; 2 graszode of heideplagge als brandstofgebruikt *tors, vgl schokke. domp; 3 mestvaalt *tas.hoop

beltmolen tndustriemolen zonder balie m/e vrijhoog onderstuk dat bezonken is in een kunstma-tig heuveltje *bergmolen «"windmolen

beluik 1 blinde steeg, hofje (besloten ruimte)•lochting; 2 hok. verblijfplaats

belvédère / mooi uitzicht, ook benaming voortorentjes, koepeltjes en villa's vanwaar men eenmooi uitzicht heeft 2 kijktoren *kaap

bemalen polder of boezem ontlasten v overtolligwater dmv molen of gemaal «uitslaan

bemesting toevoeging v voedingsstoffen a/dbodem om de vruchtbaarheid ervan in stand tehouden of te verhogen *daliegat-vorming, flabvisserij,motten, teddmg. kleiwoeling

benedenrivier deel v e rivier waar eb en vloedmerkbaar zijn "tijrivier

benedenwinds ad kant gelegen tov daar waar dewind vandaan komt *lijzijde

10

Page 13: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

benedenzon zonbeeld onder het horizontale vlakdoor spiegelwerking v ijskristallen in de damp-kring

benne *beemdbeporten (waterb) zand met stropoten vastleggenbeputten land begrenzen met putten en palenberceau met een loofgewelf overdekt wandelpad

""prieel, glee. wiege

berg / geïsoleerde hoogte, in Nld als hoogte >20m bedraagt; 2 (Hld) achtervoegsel bij eenplaats- of veldnaam voor opduiking v/e vasteondergrond 5 -berg *loo, donk •*"opduiking; 3 burg

berghoezem wateropslagplaats dat door kaden isomgeven, vaak buiten de polder, vóór een(zee)spui

bergvrede toren, vooral als verdedigingswerk*belfort

beridinge (Zld) formalistische melding v nieuwepolders voor schotbepaling *landmeting

berijt grondgebiedberinging / het omgeven me (ring)dijk •beteuge-

ling; 2 dijk ter afsluiting v/e doorbraak; j klein-schalige omdljking [heringing < polder] *vorsche

berkensingel berkenzoom rondom naaldhoutboster vermindering v brandgevaar (grondvuur-bestrijding) en insektenwenng. gewoonlijk 5-10m breed

berm 1 dikke laag modder in gracht of sloot: 2strook grond aansluitend en soms ter ondersteu-ning v/e dijk, spoorweg of weglichaam. Hetlandelijk oppervlak beslaat ca 40.000 ha, waaron-der wegbermen (plaagstrook. wegkant, boord), spoor-berm ('banket, brand strook), dljkbermen (borstwering,talud, aveling. voetelink), aa rdbermen (balk. rabat. reen.

Uiinwal) en Waterbermen (rijp. reep. boord. zoom.

s 'har. banket, rijsberm)

berningsteen soort barnsteen *gele amber «a-barnsteenberoeren water door beweging troebel makenberriegang pad voor mestvervoer *bruutweg. mest-

bert (Gr) toponiem voor buurt @G: beritha 'huizen-groep'

bescharen zoveel vee ï e weide brengen als zekan voeden

bescheit / grens, afscheiding; 2 aandeel, toege-wezen gronddeel

beschermisse gebied v/e stad *stadsvnjheid. bivancbeschieting (bosb) regelmatige bedekking v/d

grond m/e dunne laag zand, als beschermingtegen zaaiïngen

beschoeiïng betrekkelijk dunne wand tegen af-stortende grond mn a d waterkant (grondwering)*bestadboming

beschot / afscheiding; 2 opbrengst v veldvruch-ten. mn graan en aardappelen "beslag

beschutplaats opper *luwte. lieu. gelei

beslag / dichte vloering v net en rijshout vastge-legd met stenen als oeverbekleding; 2 opbrengstv gewassen *beschot

beslot omheining, speciaal als afsluiting v/eklooster •ommuring

besneden veen; met wijken doorgraven veenlandbesprek (Wienngen) wisselland dat, in gemeen-

schappelijk bezit, elk jaar een andere eigenaarkreeg toegewezen *tuk, tjuch

besproeiing fijne beregening als wijze van irriga-tie, bevloeüng of nachtvorstwering

bestadbomen schoeien v/d waterkantbestand de bezetting v/e perceel of bedrijf met

planten, soms met vee ""bezetting, gewas, opstandbestek l (veend) afmeting v/d te graven turf, een

dijk turf; 2 (zeev) dagelijkse geografische posi-tiebepaling v/e schip op zee

bestikken het bepoten v/e zandplaat met stikhout(twijgen met stro)

bestrating wegverharding *kotenbestrating. casseien.kinderköpkes

beterdinge afmeting v/e afstand door afpassing(schreden tellen) ""opmeting

beteugeling (waterb) dichting v geulen en krekenbij bedijkingen "heringing

beting sterk houten of ijzeren gestel ter vastleg-ging v/e tros of kabel

hetuinen / omheinen; 2 een rijswerk bezetten metvlechttuinen of doorgevlochten palen als oever-verdediging

betuwe vruchtbare landstreek, tgv veluwe @OND:baat + ouwe

betwist gebied gebied met vroeger onduidelijkeeigendomsbegrenzing en aanleiding gevende tottwisten *kibbelslag. kijfakker. krakeelveld, strijland

beugel (Frl) palenrij a/d zeedijk 'S8kustverdedigingbeugelen ophalen v bagger en slijk uit sloot of

laagveengat *ieikenbeuggrond ondiepe plaats i/d Noordzee waar

gevist (geheugd) wordtbeulskamp plaats v/e gerechtelijke vonnisvoltrek-

kmg S3"gerechtsplaats

beun (NHld) watersteiger «"aanlegpiaatsbeurk (Z-Lb) vuur, op halfvasten door de jeugd

ontstoken «S"t'akkelzondagbeversen bezouten land dmv een dijk v zeewater

afsluiten ""bedijkenbevestigen een nederzetting versterken, in staat v

verdediging brengenhevloeien kunstmatig verstrekken v water a/d

bodem voor landbouw (bevochtiging, bemes-ting, grondvorst-verdrijving, ontzilting) "irrigatie.beéming. onderloping. overstroming

bevredigen (Gr/Frl) het afsluiten v/e erfbewaring provinciaal kadasterkantoorbeweiden grasland door vee laten begrazen

1 1

Page 14: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

bewolking samenvattende term voor zowel dehoeveelheid als de aard der wolken die op elktijdstip de hemel bedekken. Ze vertoont eenduidelijke jaarlijkse en dagelijkse gang: Nldbezit een maximum (16% in dec) i/d winter eneen minimum i'h voor- en najaar (60% in mei ensept), terwijl dagelijks een maximum overdagen een minimum i/d voor nacht wordt aange-troffen (het sterkst bij lagere wolksoorten)

bezanden met zand bedekken, een veel toegepas-te werkwijze bij ontginning v veen of veenachti-ge gronden ter vergroting v/d draagkracht,vermindering v verdamping (uitdroging) enbescherming tegen grondvorst

bezetten een dijk met zoden versterken ««"bekledingbezinkveld (Gr) een met dammen v rijshout en

palen afgesloten vak (400x400m), door de Staatna 1935 aangelegd om aan- of opslibbing a/hwad te bevorderen

bezoedeling (VI) vervuiling, verontreiniging vwater en lucht

bezoen klomp klei (handvorm) voor metselsteenbezouten met zeewater overstroomdbicht omheind, afgeperkt terrein *vreding @G-

bihe^an

biddag v/h gewas (Dr) tweede woensdag inmaart

bidprocessie (RK) ommegang door de velden omGods zegen te smeken voor de komende oogst(ma/di/wo voor Hemelvaart)

biel (Gld) jachtplaats *belebienstede bijenstalbiert (ZHld) slikbies koude, noordenwindbiest (Kempen) dorpsplein rondom een gemeen-

schappelijke drinkwaterput voor de dieren,waarin biezen groeien *dobbe: teithing

biestdorp (Lb) «brinkdorpbiggelzand kiezelzand, grof zand, griesbij-de-wind-linie (zeew) lijn die een hoek v zes

kompasstreken (67.30') met de richting v/d windmaakt

bijenkorfgraf bijenkorfvormig gevlochten con-structie uit de late Steentijd waarover soms eengrafheuvel werd geworpen «s*grafplaats = koepelgraf

bijenstal plaats waar een imker een aantal bijen-korven (kasten) heeft staan als onderdeel v/ebijencultuur (aptcultuur), meestal beschut dooreen afdak en omgeven door voor bijen aantrek-kelijke beplanting (drachtplanten) *iemenschuur.bijenschans, bienstede

bijgang (Zld) omsloten dorpsmidden, enkel inKloetinge

bijgeloof hardnekkige, misschien soms bewustinstandgehouden. volkswaan voor onverklaarba-re verschijnselen (alfsgedwaas. heëlzehul. beelwitten.

boekei, bommel, bose. budde. fayerie. hagetisse. kaard-

wolf, magesijn. meier, moene, nane. nicker. ongehiere.

sehemel. taartuwe. talmasse, viant. valant), en waarbi j

zekere stukken land onder kwade invloed zou-den Staan «duivelsland

bijker bijenhouder *imker. bijmanbijsterveld besterfland (hongerland), woestenij,

wildernisbijstroom kleinere stroom die i/e hoofdrivier

Uitmondt «"aftrekbijt i/h ijs gehakte opening *lom. bik, cunet, glop.

slop. loeme. woene

bik bijt i/h ijsbil / dwarsligger bij spoorbaan; 2 jachtplaats

*bele. byl

bilc weiland *buikbiloke kloosterbilt / belte, hoogte, overgangszone; 2 (Frl) nieuw

aangewassen grondbimd beemdbims puimsteen, gruisbinge (Frl) sloot waarin zich het mestvocht en

gier verzameld *aaltsloot, soe, gierslootbinnenboezem waterbuffer gelegen binnen de

waterstaatkundige grens v/e polder, dat loost opeen bergboezem

binnendijk l dijk die niet meer a/h water ligt•souwe, achterdijk. slaperdijk. wakerdijk, inlaagdijk; 2

dijk langs binnenwater *aburchbinnenduin duin ontstaan op oude strandwallen,

op enige afstand landinwaarts gelegen v zeedui-nen

binnengaats binnen het betonde gedeelte v/dzeegaten

binnenland land binnendijks, dus uitgezonderdde uiterwaard

binnenlek het water v/d Noordzee tot op een uurafstand v/d kust, niet uit zicht v/d kust *kustzone

binnenpolder *binnenwaard, hem. himbinnenveen plaats waar boeren hun turfputten

voor eigen gebruik hadden, liggende binnendorpsbereik, buiten het grote aaneengeslotenveen dat later met kanalen werd doorgraven

binnenwaard rivierpolderbinnenwater 1 polderwater; 2 niet in zee (buiten-

water) uitmondende stroom *inwaterbinnenweg locale verbindingsweg *boerenweg,

aardgat, lijkweg

binnenwind lauwe, zuidelijke of westenwind,aanJandig waaiend

binse (O-Nld) biesbint (NBr) beemdbiogas soort gas dat ontstaat bij zuurstofloze

afbraak van organisch materiaal (vergisting),vaak zeer fosfaat- en stikstofrijk (géén moeras-gas)

12

Page 15: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

biogeografie leer v d verspreiding v/d levendewezens over het aardoppervlak

biosfeer leefkringbiotoop een topografisch bepaalde levensruimte,

een gebied waarin de levensvoorwaarden overalgelijk zijn. bewoond door dieren en planten vverschillende groepen in nun of meer constantesamenstelling [habitat < biotoop] *gevest

biscuit halfgaar produkt v/e kalkbranderij welkevoor gebluste kalk niet deugd *kluitkalk

bisdom kerkelijk gebied v/e bisschop [parochie <bisdom < aartsbisdom! *diocees

bisen rondzwerven V vee •akeren. asen. scharrelbissing(e) (Ov) jaarmarkt, kermis " festiviteitenbist (Kempen) brinkbitse (Dr) beekdallandschap *beetsebitter (Frl) plaatselijk restveenlaagje in het hoge-

re zandgebied, met landbouwkundig slechteeigenschappen

bivak legerplaats onder blote hemelbivanc 1 oorspronkelijk vermeerdering v grond

door ontginning, later als afperking v/d teontginnen grond *uitvang. erf; 2 grondgebiedrondom een stad *stadsvrijheid. beschermisse

bivangum het gesloten gebied v/e hof met dedaaronder behorende hoeven, rh bezit v/e abdij

blaai kaalblaak 1 dikke rook, walm: 2 stil mistig water,

watervlak, blye: 3 (Peel) veenplas in hoogveen*vloos. vlies, viaas

blai'fer(d) automatisch werkend sluisjeblain (Gr) laagte ï d Dollard waarin het water

opkomt en afgaat *getijschaar «5"mudeblanketsei schuttingbias flets, van kleuren, zachtblauwgoedkooi soort eendenkooi waar voor

>50% verwante vogelsoorten als smient, taling,slobeend en pijlstaart werd gevangen, en <50%wilde eend •S'eendenkooi

blauvvgrasland ouderwets onbemest, 's-wintersdrassig en 's-zomers droger (soortennjk) hooi-land waar slechts éénmaal per jaar (augustus)wordt gemaaid en soms nabeweid met jongveeof schapen. Grotere dieren veroorzaken teveelschade door betreding. Typische begroeiing:pijpestro, blauwe zegge, tandjesgras *schraalland

bleek / ven dat 's-zomers droogvalt; 2 (O-Nld)vlakte, veld

Meekaarde / benaming v verschillende soortenklei met een sterk absorberend vermogen waar-toe oa vollersaarde behoorde: 2 bleekzand

bleekveld huiswei voor bleken v lijnwade (lin-nen) door zon, licht en water gedurende 2 tot 3maanden, vaak ï d duinzone

bleekzand onvruchtbare laag v grauw humushou-dend zand, ten onrechte loodzand genoemd*schierzand

bleesbaak stevige gaarde i/d kop v/e nvierknbgestoken om bij hoge waterstand de liggingervan aan te wijzen

bleeswerk njswerk bezet met langs- en dwarstui-nen, door ballast bezonken om rivieroever tegeninscharing te beveiligen ^bekleding

blek 1 land dat slechts even boven water uitsteekt*biik; 2 terrein, erf of werf (molenblek)

blekbos schaarbos, laag eikehout *schalmbosblekhol (zeev) duister hol, helblekken 1 een weide omploegen; 2 eikehout

schillenblende metaalertsblenkje (Gr) klein driehoekig stukje grond bij

wegsplitsing *fok, eegdeblesdijk een door vele dijkdoorbraken aangetaste

dijk, door omdijkingen een kronkelig verloopgekregen

biets bij wadden, het bovenste dunne waterigelaagje v/d slibgrond die bij eb droogvalt •water-film

blye (Frl) slijk *biijblijversrecht Saksisch erfrecht (gewoonterecht)

dat beoogt splitsing v/d boerenbedrijven tegen tegaan

blik / schrale of zandige plek in kleigrond; 2(Zld) zandplaat in zee; 3 ven op heide die 's-zomers uitdroogt; 4 schijnsel v/d zon

bliksem elektrische vonk die bij een onweer naarwolk of aarde overschiet *schicht. flits, zeefcrand.weerlicht. slinger, parelbliksem

bliksembuis aardkanaal met wanden v gesmoltenkwarts (van binnen glad maar v buiten ruwdoor aaneengekitte zandkorrels), ontstaan doorblikseminslag ie zandbodem *fulguriei

blikveld gezichtsveld *horizon, zicht, gezichtskringblind 1 onzichtbaar (bv klip): 2 half open (steeg)blindpaal obstakel onder water *aanstoot, raag. struikblink 1 (zeev) lichtschijn door ijsbank a/d horizon

veroorzaakt (ijsblink); 2 dorpsplein, brink; 3uitgeloogde (zand)bodem

blinkje blenkjeblinkerd hoge kale duintopbloedakker slecht land, land waarop men zich

ahw vermoordbloedregen regen die roodachtig getmd is door

uit de lucht meegevoerd passaatstof of doormicroscopisch kleine, rode diertjes of plantjes

bloem 1 bevroren aanslag v waterdamp (den-dnet); 2 verweringslaag op kristal

bloemdijk (Zld) dijk waarbij zich door verschilin zwaarte v/d bodem en beheer, verschillendevegetatietypen hebben ontwikkeld. De aan te

1 3

Page 16: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

treffen soorten horen over het algemeen thuisop kalknjke droge en warme standplaatsen(expositie o/h Z en ZW) ipv op zanddijken (oud){sele walstro -t kruisdistel -t tijm — kleine klaver),

zaveldijken imorjoiein + agrimonie) of kleidijken

(jong) (knopig doornzaad + blauwe walstro + gevlekterupsklaver)

blok / om- of besloten landcomplex *kamp. lok: 2schacht v bomen, stam zonder wortel en kruin:3 seinvak bij spoorwegen; 4 groottefraktie vbodemdelen, >256 mm of ookwel >50 cm [steen< kei <blok]

blokdiagram (geolgeogr) perspectieftekeningbloken / een blok bouwland inspecteren; 2 tiend-

plichtig koren schatten; 3 kavelenblokkade / insluiting v/e veste of stad; 2 barrica-

de "wagenborchblokland (Utr) beloken of ingesloten land zonder

toepad, als onregelmatig gevormd resthoekje bijeen veenontginning *beelk. bulk. lok

blokleem keileemblokweer een zekere hoeveelheid bij elkaar ho-

rend landblok/ijlzand door golfslag v voormalige Zuider-

zee van leem uitgespoeld zand. wordt veelgebruikt bij bepaling v bodemvocht-karakteris-tieken (pF-curve) uiterst fijn zand Mz= 50-75fira

blond troebel zijn v waterblook (ZHld) complex landerijen *blokbloten molshopen effenen, gras plukken afmaaien

"afteilen

blubber modder, natte aardeblutsing aanbikkmg bij bomen, inkepingbo boeheerbobbel I oneffenheid, (ijsbobbel) vlakker dan

knobbel; 2 plaats waar grondwater opborrelt•wei; J (Zaanstreek) waterbies

bochel bult. kromming v/e oppervlaktebocht / kromming v/e lijn of weg of baan *draai.

wending, omzwaai, kinkel, kronkel, kromte; 2 hoekigeinham vd kustlijn (hop < bocht < golf]; 3 melk-bocht: bonne. veekraal; 4 (NBr) de indivuele.uit heide ontgonnen en rondom getuinde perce-len; 5 schuthok

bod (Zaanstreek) losstaand stuk riet ad berm v'hland (bodveen) *swansbod

bodem grond in natuurlijke ligging, verwerings-zone waarbij door werking v fysische en chemi-sche processen en organismen (en het hieruitontstane organisch stof), heeft geleid tot eenkarakteristieke zonering v bodemhorizonten, alsgeheel op te vatten als een bodemprofiel

bodemklassificatie het op wetenschappelijkegrondslag gebaseerde indelingssysteem v dbodem [type < reeks < bodemlandschap]

bodemkleur beschrijving v/d totaal kleur perhorizont volgens 'the Mun.sell Soil ColorCharts' op: kleurtoon. helderheid en verzadi-ging, evt met contrast

bodemkneding *kryoturbaüebodemprofiel verticale doorsnede v-d bodem met

alle horizonten (uitspoeling (A), inspoeling (B)tot i/h onveranderd moedermateriaal (C))

bodemslik ongerijpte modderlaag v/e onderwater-bodem *sapropelium, gyttja

boe weidegrond langs het Schoonebeeker Diepboe(de) kleine planken schuur voor hout, vee en

stro *boei, kotboedel grondbezit, huis en erf (onroerend goed)boeier (Zld) moerassige, ziltige weidegrondboeheer veewachter i/d boe(de), i/d onontgonnen

weidelanden *boboekei voorteken «"bijgeloofboekengrond leemachtige grond v/d Veluwe-

zoom, geschikt voor beukenboenstoep stoepje voor water scheppen *bartboer landbouwer of een met agrarische voort-

brengselen handel drijvende landman *aardwinner,huusman. halfer. scholte. woddelboer. soepboer. witsen-boer. agrariër, meier, keuter. martelaartje

boerderij boe renwoning *hofstede, bouwinge. gewan-de, pachthoeve, winhof, heem

boerderijtype karaktenstieke streekgebondenbouwstijl v oude boerenhuizen: Friese typen(stolp, stelp), Saksisch (los hoes. dwarsdeel. krukhoes.

hallenhoes), Frankisch (langgevel, binnenhof), Vlaams

(middellangdeel)

boerenbuiten platteland, boerenland, landelijkgebied

boerengrond grond voor eigen gebruik, op of bijhet erf gelegen *brink. pölle. finne. kruidhof. gerief-liout «"boerentuin

boerenhofstede havezaatboerenkuil wilde verveningsput voor kleinschali-

ge turfwinmng in hoogveen, door ontbreken vontwatering relatief ondiep, bereikbaar viaspeciaal daarvoor aangelegde zandbanen *boeren-veenput. klotput

boerentuin een op het boerenerf aangelegde tuin,soms met een omsloten karakter, te onderschei-den in nutstuinen met groente, kruiden, bloe-men of vruchtbomen [moestuin < kloostettuin],eenvoudige siertuinen met tevens hagen enboompartijen (broderie), tot zelfs landschapstui-nen (slingertun (Gr)) «S'siertuin

boerenweg «"landwegboerenzandgat kleine zandgroeve voor eigen

gebruikboermarke gemeenschappelijke organisatie v

dorpsboerenboers volksspraak 'plat. patteis

14

Page 17: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

boetgading landsehapsgencht waarin over boetenin criminele zaken recht werd gesproken

boetinge toverij, wichelarij '•'bijgeloofboezem < diep ingaande wijde baai of bocht v d

zee *pot; 2 uitgestrekte waterplas waarin een ofmeer rivieren uitmonden: 3 tijdelijke waterber-ging voor overtollig polderwater, géén spaar-bekken (drinkwater)

boezemland met-ingepolderd land dat zonderbemaling afwatert o/d boezem *buitenland. vliet-land. druipland

bogaard boomgaardboks het onderstel v e omgehakte boom met de

Uitgegraven wortels «broek. vot. aarsgat, kont. boom-stronk, hach. stobbe

bokwoning woning voor veenarbeidersbol 7 kleine plaat aan zeekust of benedenrivier,

bij laagwater droogvallend; 2 kleine krib a/erivieroever; J spit veenaarde ter diepte v/ebolschup uit de veenkuil genomen

bolakker bolvormig opgeploegde akker voor eenbetere Ontwatering *kruinig perceel, kussentjesakker.beddenbouw

boland koeland *groengrondbolbaan (NBr) recreatieveld voor bolspel *kes;cl-

baan. boosselbaan. malieveld, beugelbaan

bolijs zacht, week ijs door dooibolder i aanlegpaal voor trossen; 2 (Utr/Gld)

bedijkte rivierkop *bollaard; 3 klein soort krib•bolieken

bolle boomstronkbolk (NBr) besloten, omsloten of afgesloten land

-blok

bollaard (Utr Gld) bedijkte rivierkop «boldenbolland veenachtig land, mars grond, draslandbolleken (NBr) bolderbolster / kaf. stro; 2 grauwe verweerde boven-

laag v h hoogveen. slechts geschikt als turf-strooisel maar veelal in brokken teruggestort i/dveenput *bonk. grauwveen. witveen. jong vcenmosveen,palie. veennert

bolus slikbrok, fijne kleiaarde met ijzeroxide.vettig aanvoelend en in verschillende kleurenvoorkomend, voor verfstof en poetspoeder

bolwerk 1 zeedijk; 2 (vestingb) uitspringendvijfhoekig gedeelte v e fortificatie *borstwering.bastion, fort. foneresse. sterkte, vesthuus. ferteit

bomenrij langgerekte kunstmatige aangroei metbomen [boomrij < houtrand] *galerijbos, rakei

bonigat door explosie ontstane kleine laagte*\nslagkrater. granaattrechter

bomijs hol ijs, niet op water rustend *kelderijs.kraakijs

bommel duivelslandbon / dijkvak *perk; 2 gemeenschappeli|ke wijk; 3

(NHld) koebochtbone de stad

bongerd boomgaardbonk 1 hoogveen: de bovenste en voor turf onge-

schikte veenlaag *bolster. bolle. luif. schaverd. vale; 2stuk veenland tussen twee dwarsgreppels; 3laagveen: de onderste veenlaag mn wanneer dieuit een netwerk v stengels en wortels bestaat

bonkaarde bovenste veenlaag, teruggestort ophet land dat na afgraving v hoogveen overbleef*bonksel

bonken / bonk verwerken; 2 's-wmters het aan-gesneden hoge veen met bonkaarde bedekkenals middel tegen bevriezen

bonksel 1 de vrijwel ongebruikte bovenlaag vanhoogveen als teelaarde +bonkaarde; 2 bovenstebaggerveen

bonkveen grauw- of bovenveen *vaie. bolle, scha-verd. luif

bonlaar heide met struiken @-. bónhiarebontje Wllgengors •wilgenpasch, wijtschaal, weliegrontboogbrug houten brug rustend op krombogen en

tegen elkaar aangebrachte balken als liggershoogduin boogvormig duin op onbegroeid opper-

vlak, loodrecht op de overheersende windrich-ting *sikkelduin. barehaan

boom 1 sluitboom; 2 overblijvend houtig gewasmet een of meer stammen en een sterk vertaktstelsel v zijtakken (kroon). Sommige solitairebomen vervulden een plaats i/d rechtspraak(gerechtsboom, dingboom, upstalbeam), als grensmar-katie (grensboom), i/d religie (kruisboom), bij bijge-loof (breukeboom, tieboom) of als herkenningspunt[bakenboom langs rivier) [boom < rakel]

boomaarde aardsoort v verrotte bladeren, ver-molmd hout of humus om zware klei luchtigerte maken

boomgaard (omsloten) stuk grond met vruchtbo-men voor produktie v fruit *(bongerd. bogaard,bogerd. bangert). boomhof, boomtuin. kriekerie. prayeel.raaphof, appelstede, vergier, vergt, veergaard. boomakker;

2 bosschage, lusthof of warandeboomgroep enkele bomen, tezamen een visuele

eenheid i/h landschap vormend, aangeplant inweiland als beschutting tegen weersinvloeden ofom esthetische redenen. Het oppervlak bedraagtvaak minder dan 50x50 m, bomen zijn >5 mhoog. en hebben een contrastwerking ten op-zichte v/d omgeving

hoomsoortnaam ingeburgerde fantasienaam voordiverse inheemse boomsoorten, veelal eindigendop laar. In Nld: kerstboom (spar), klaterpeppel(esp), mastboom (den), popel (populier), posse(gagel), ratelaar (esp), hasselt (hazelaar), doornihagedoorn), VOSSe (gaspddoorn). rens (wilg), rieswa-ring (den), saphout (lijsterbes), siepenhout (lijster-bes), tronkboom (knotwilg), venijnboom (taxus),violenboom (esdoorn), vladebei (lijster/vlierbes),

1 5

Page 18: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

vrouwentongen (esp), waarde (wilg), weide (wilg),vougel (wilg), werf (waterwilg)

boomstronk stamvormige boomwortelrest *hach.kienstobbe. bolle, bulle. boks. broek, strompel, kinholt, vot

boonerts boonvormige ijzerconcretie (limoniet)i/d bodem. Hoe zandiger de bodem destemeerde gelijkenis m grove sintels uit vuur, hoe fijneren kleiiger des te scherper zich korreltjes vor-men [hagelerts < boonerts < ijzeroerbank)

boord 1 waterkant, oeverzoom v e beek, vaart,rivier, meer of put; 2 wegrand

boosland onland, duivelsland «rbijgeloofboossel kegelbaanbootse uitstekende en begroeide punt v/e rotsborch / vlek, stad; 2 burcht; J bergbore oplopende getijvloedgolf i/e nauwe rivier-

mond '''waterwals, rivierwals, riviervloedboreaal arctisch, noordelijkborg (Gr) versterkt adellijk huis *burgborn(e) plaats waar een geconcentreerde natuur-

lijke uitvloeiing v grondwater optreedt (bronwa-ter, borrewater) *bron B5°spreng

bornepit welputborninge brandstofborst kopse oeverstrook v/d kooiplas ï'e eenden-

kooiborstwering / verschansing *arehier. bolwerk, laning.

torneel. bederf; 2 aarden wal die een te verdedigenruimte geheel of gedeelteli|k omsluit

bos type v begroeiing waarvan de betrekkelijkgrote hoogte, de dichtheid en de uitgestrektheideen eigen stempel drukt op de standplaats, diedaardoor een uitgesproken eigen karakter krijgt,mn tav het klimaat (microklimaat) en bodem-vorming *woud

bosbouw oordeelkundig aanplanten, verzorgen enkappen v bos teneinde dit produktief te maken

bosbouwkundige grondbewerking: het geschiktmaken v d bodem voor aanplant, geldt als diepbij twee voet (60-80.cm), vooral gangbaar totvoor i870 *delven. Te onderscheiden ingrepen:dubben (plantgat-spitting), wenden (verwisselingv/d bovenste en diepste horizont), riolen (los-woelen andere opeenvolgende horizonten),zinken (verwisseling v bovenste en tussenlaag,de diepste laag wordt wel gespit maar blijftonder liggen), omkoppen (stekgaten spitten)

bosbrand zich verplaatsend bosvuur +kruipvuur,kruinvuur

bosgang smalle lijnvormige uitkapping [gang < tra]*zijsleuf. laai

bosgrens (bosb) eigendomsgrens v e bosgebied.te onderscheiden in buitengrenzen en enclaveg-renzen

boshoeve-patroon (Z-Nld) sterk versnipperdeontginningsverkaveling dat direct gekoppeld is

aan geïsoleerde bewoning in bosgebied, met opelke kavel een boerderij (lijnvormig bebou-wingspatroon)

bosmantel gesloten buitenrand v/h bos met bo-men die niet van onder opgesnoeid zijn (voorwmdschut, handhaving v micro-klimaat enstrooiselwering) *bosrand «^berkensingel

bosnaam achtervoegsel in toponiem verwijzendnaar oorspronkelijk bo.s: -hout (gedegradeerd), -haar (bos ïha), -holt (zandgrond), -haag (jacht-bos). -wold (drasgrond), -bos, -lo (zand-grond), -laar

boskant zoom v/e wegbosrand w bosmantelDosreservaat bosgebied m/e oppervlakte v zo'n

15 tot 40 ha waarin geen menselijke ingrepenplaatsvinden, voor onderzoek naar bosecosyste-men

bosschage een woud, bosbossen pollen bentgras in grasland afmaaien

*busken

boschinge struikgewas *struweeibosveen veen gevormd i/e eutroof milieu, bestaat

uit resten v moerasbos (berk, wilg, es), levertgoede landbouwgrond

boswachter bosbeheerder *jachtopziener. schut.koddebeier, veldwachter, prater, houtvester, woudvorster

boswal houtwal als afgrenzing, windbreker enWildschut *eekwal

bosweide met grassen en kruiden begroeide openplaats in bos "brand, laar. vlaas. veuwe

bottewal (zeev) zeer nabij een kust, klip of bankzijn waar de wind pal heen waait "-lagerwal

boterland (zeev) wolken die zich voordoen alsverwijderd land, dat bij nadering 'als boterwegsmelt' «"schijnsel

boterveen groenlandboulevard l hoofdverkeersweg met winkels; 2

brede geplaveide wandelweg langs zeebout (Zld) overgebleven stuk v/e weggeslagen of

weggevallen dijk, vaak in gebruik als bouwland*nol. vliehdijc ^zaaidijke

bouw burcht v/e das of hol v/e kotijn of vos*wrang, hol

bouwaarde zwarte aarde *humusaarde. eerlam, erft.ploegland

bouwerschap (Gr) boerschap v/e markebouwhoek regio met vrijwel uitsluitend akker-

bouwgrond [tuil < bouwhoek]bouwland *bouwte. couter, stoof, tellingen, ploegland.

sjillan, velllant, zaadland. zwierbouwtegrond (Gr) hoge tot middelhoge zwart-

veen-ontginningsgrond met mestdekbouwvoor bovenste homogene laag v bouwland,

ca 30 cm dik. met organisch stofgehalte v 16%~ zode (grasland)

16

Page 19: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

boveeg (Z-Nld) boven de weg gelegen landbovenbank bovenste laag v/e veenakkerbovenbreedte breedte \: e kanaal tussen de oever-

kanten * winterbed (rivier)bovenkruier industriemolen (16e eeuw) waarbij

de draaibare molenkap o/e hellende molenasgemonteerd is en de molen o d wind gekruidkan worden " windmolen

bovenland smalle strook v/h oorspronkelijkeveenland dat is blijven staan tussen verschillen-de droogmakerijen. Op het bovenland liggen dedorpen die fungeerden als basis v/e veenontgin-ning

bovenrivier deel v/e rivier waar eb en vloed nietmeer waarneembaar zijn

bovenstrooms stroomopwaartsbovenstrand droge strandbovenwind / wind i/d hogere luchtlagen 'hoogte-

wind; 2 (zeev) oostenwindboverie zuivelboerdenjbovier koewachter, veehouderbraak di|kbreuk "wiel. doorbraakkolkbraakland 1 omgeploegd en bemest, nog met

bezaaid land *zwartland. braakkouter. dinge. idelplaats.rouwland. slaapakker. valge. (ongewonnen, ongeëert,onbenoot ofonbedrevenland); 2 (NBr) woeste, on-ontgonnen grond; J land dat door een dijkbreukweggespoeld is of aan voortdurende afkabbelingblootstaat

braakman poeloeverlandbraas zeearm of smalle waterdoorgang, tgv nes

(landtong)brab(b)el blijvend in modder overgegane grond

•brugel. bodemmodder

bracht / omheining, afsluiting; 2 braakakkerbrak / zoutachtig, zilt: menging v zoetwater

(rivier) met zout (zeewater), ook in poel ofveenplas; 2 (rrujnb) slappe leisteen in dak, dieneigt tot instorten (vals dak)

braken akkergrond onbebouwd laten 'zomer.algen.zomervoren

brakwaterklei "wknipklei, kmkklei, pikkleibramzijgertje (lit) benaming door vissers gege-

ven aan fosforische dampen die nu en dan uitzee opstijgen en samensmelten en waarin zijweleer de gestalte v d duivel meenden te zieni» schijnsel

brand l open plaats in bos (brandcultuur); 2winplaats v brandstof, veelal turf

brandcultuur primitieve methode v grondontgm-nen door afbranden v d wilde plantengroei ophet terrein

brandgang uitgehakte of onbeplante strook tegenoverslaand bosvuur, om effectief te zijn moetde breedte > 10-15 m zi)n. vgl berkensingel *tra

branding overgangszone waar een regelmatigegolfbeweging v diep water wordt omgezet ineen wanordelijke waterbeweging door bodem-wrijving in de kustzone »8"grondzee

brandingSgolftype *breker. kruller (overstorter). roller(schuimer)

brandingsrug door branding opgeworpen minia-tuurrug

brandingstrog kustlangse laagte tussen strand-bank en strand ontstaan door branding "S"zwin

brandput waterkolk voor bluswater *dobbebrandstof oude boerenstook +schokke (mest met turf).

belte (plag), domp (veenkluit). borninge, doofhout. moeras-gas, turf. moer, bruinkool, wisse, klippel. waskool. steen-kool

brandstrook naakte grond langs spoorbaan terbeperking v brandgevaar

bras lengtemaat «ïvadembrauw opgehoogd stuk bouwgrond, tgv haayge-

met *rabatbrecht heuvelhelling @G: braktibrederik grote weg, straatwegbree (VI) slijkerige grondbreede (C-Nld) lang stuk akker op een es *breibreedte afstand ten N/'Z v/d evenaar in graden

(Amersfoort: 52.10'NB)breedtecirkel parallel, met als specialen: eve-

naar, poolcirkels, sieenboks- en kreeftskeer-knng

breedtegraad middagcirkelbreek (Waterland) kolkgat als restant v/e dijk-

doorbraak *wiel. kolk. braak, brexembreel bakentonnetje *joonbreet aardkluit *brette. brittebrei 1 (Twents) bree; 2 (NBr) strook grond langs

een haagbreker (echte) brandingsgolf op flauw hellende

stranden als de verhouding waterdiepte, golf-hoogte = 1/3, of de golfsteilheid >i/7

brekken / (Frl) veenplas ontstaan door afslag; 2(Frl) Wiel 'breek

brem erg zout *brijnbres 1 breuk, opening i/e vestingsmuur; 2 wak,

ijsbreuk; 3 instort v/e zuigputwandbreugel 1 natte met struikgewas omgroeide wei-

de, vaak als jachtterrein *(bruü. briel, broei, brulle)@G: broga 'grens' "S'jachtdomein; 2 afgeperkte Weide-grond *beemd

breuklijn de dagzoom v/e onderbreking v ge-steentelagen, dwz de doorsnijding v/h breukvlakmet het aardoppervlak *erdritinge

breuktrap trede als oppervlakte-relief door verti-cale beweging v aardschollen: horst (relatiefstijgend) en slenk (relatief dalend). In NBraanleiding gevend tot wijstverschijnselen

brexem doorbraak i/e dijk *breek

17

Page 20: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

bricht (Lb) berg. burgbrief sneeuw: pakketje sneeuw dat v e tak af-

schuiftbriel marktpleinbries / zachte maar frisse koele wind; 2 cokes-

gruis. \ uurkoolbriete aardkluit, turfkluitbrijn pekel, zout, zilt of brak waterbrik baksteen, steenslag (grof puin)brikgrond (Lb) bodemtype waarbij vooral klei-

deeltjes door wegzakkend water naar een diepergelegen horizont zijn vervoerd

bril *breugelbrink l dorpsplein, oorspronkelijk trechtervor-

mige inschaarruimte voor vee ad dorpsrand.tgv tie *ikkelhiem iFrl). anger (Dld), plaetse (NBr). plein,

biest (Lb). bist (Kempen), dries (VI); 2 rand V/e akker ,

grasland, rand om hoeve: 3 met gras begroeidehoogte, 'heuvel'

brinkzitter iemand met alleen recht v uitdnft*brinkligger. leggerijtien (Z-Dr). markkotter (Gld)

broderie tuinkunstbroek drasland, moerassig land langs rivieren of

beken gelegen, aldanniet ingedqkt groenland dat's-winters onder water staat. Voedselnjker,minder dik veenpakket en minder drassig daneen stroomopwaarts gelegen goor. vgl flier.mors *bracht? @K: braco

broekbos vroeger veel voorkomend bostype vanelzen of berken met een meestal sterk ontwik-kelde kruid- en struiklaag, in laaggelegen,moerassige gebied. Nu nog slechts aan te tref-fen ï e laaggelegen beekdal, langs een verlandegeul en ï e natte duinvallei. Door ontginning enverdroging is het areaal drastisch geslonken, endoor vervuiling en eutrofiëring danig aangetast'ooibos

broekvol opgehoogd stuk moeraslandbroekweide graslandbroei breugelbroem schuim, bruisbrok atgebroken stukbrol breugelbron plek a d voet v e heuvel (duinen, stuwwal)

waar drangwater geconcentreerd naar buitentreedt en daarbij de bronkop v/e rivier vormt^sprmgader. fontein, welie. sprang, spreng. oorsprong,staalbron. soeze. oar. sprunk @G: brunnen

bronerosienis uitholling ontstaan door afvoer vbodemmatenaal door uittredend grondwater

brongas (NHld) als boerengas gebruikte brand-stof, ontstaan door gisting v organisch materiaalonder zuurstofloze omstandigheden (samenstel-ling: NH457-92'/r, H, 0-5 Sf, CO- 3-36f?, O- spo-ren) *moerasgas ts'ass

brongebied gebied v herkomst tav / ontspringenV/e rivier *stroete. delle, rijt. helokreen. vunt: 2 lucht-stroom met een karakteristieke eigenschap

bronkhorst hoogte voor kerkelijke gewijde han-delingen

bronniveau hoogte waarop bronwater uittreedt,boven ondoorlatende laag waarover het grond-water vloeit

bronwater drinkbaar grondwater *mineraalwaterbrug overspansel *til. zet. vleken. vonder, stoep. post.

bruggestok. meentebrug, toogbrug, wipbrug. heulbrugel bodemmodder *brabelbruggestok smal voetgangersbruggetjebrugkanaal aquaductbruikland land dat men m pacht heeft, huurlandbruil (Gld) *breuge!bruinkool tussenstadium v veen en steenkool

tijdens het inkolingsproces, waarbij het vochtge-halte afneemt (bruinkool bevat 75-10% H20)enhet organisch stof geleidelijk wordt ontbondenin moleculaire bouwstenen: N en C hopen zichin de regel op, S en P verdwijnen snel en somslangzamer *waskool. ligniet. papierkolen ^brandstof

bruinsteen mangaanconcretiebruintje het rimpelen v/d zee bij windstil weer

[bruintje < deining)

bruisachtige grond weke grondbruisen ; hoorbaar schuimen, storten, golven en

breken v water; 2 stormwind bruisend door debomen

brul breugelbrusk struikgewas, takkebosbruutweg weg voor mestvervoer *berriesang,

mestweg. beerweg

budde (O-Nld) spook «bijgeloofbufferzone strookvormig landelijk gebied ter

afscherming v naastgelegen gebiedenbui 1 plotseling opkomend kortstondig slecht

weer, veelal afgewisseld met korte, felle opkla-ringen met een diepblauwe hemel. Blijvenopklaringen uit dan is er een snelle opvolging vlichte en donkere wolken en vrij scherpe wijzi-ging in neerslag-intensiteit *zomervlaag; 2 (zeev)witte of droge bui (hevige wind), onverwachtop stil weer volgend *schoer, schof

buihaling kortstondige njzmg en daling v/hzeeniveau door een bui «"waterstand

buis rukwind, windvlaag, pofbuiswater stuifwater dat bij harde wind op of

over het schip slaatbuiten buitenplaats, landgoed, plattelandbuitenbank ongeveer evenwijdig a/d kust lopende

zandbankbuitenberm dijkberm ter hoogte v/h hoogwaterni-

veaubuitendelta onder water gelegen delta *voordelta

18

Page 21: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

buitendijken door het• binnenwaarts verleggen v/edam of di]k de grond onbeschermd a/h zee ofrivierwater blootstellen

buitenduin zeewaarts gelegen duinbuitengaats het zeegat uit, in volle zeebuitengebied gebied binnen de gemeentegrenzen

dat buiten de bebouwde kom valt, waarvoor eengemeente wettelijk verplicht is een bestem-mingsplan op te stellen «"landelijk gebied

buitengrond 1 buitendijkse grond *utedijc. uitgras,buitengors", 2 zandbank buiten het zeegat

buitenhof woning en bedrijfsgebouwen v/e boer-derij v/e kasteelhonge

buitenland omkade gors, boezemJand, buiten-dijks gelegen grond

buitenlek het water v/d Noordzee 3 a 4 uur bui-ten de kust, boxen de Breeveertien

buitenplaats met-verpacht parkgebied rondom(soms voormalig) kasteel of landhuis, waarvande eerste aanleg >50 jaar oud is. Buitenplaatsenkunnen uit kastelen ontstaan zijn na wegvallenv/d militaire funktie, of speciaal aangelegd als(zomer)woonplaats voor de gegoede burgen] ofadel. De bloeitijd v d buitenhuizen in Nld was1700-1850

buitenpolder polder buiten de hoofdwaterkering.bij hoge vloed onderlopend

buitenpost post buiten een vesting of fortbuitenregel zeeduinenbuitenslaan buitendijkenbuitenstad kleine landstadbuitenveen het grote veen, met kanalen doorsne-

den waar de turfgraverij en het baggeren voorde aanboer van brandstof op grote schaal plaats-vond, tgv binnen\ een

buitenverblijf een i h landelijk gebied gelegenrecreatieve woonplaats v welgestelde particulie-ren of Stichtingen '/ wurhuis. •.peclhuiv. .anipagne

buitenwaard uiterv» aardbuitenwater de zee.'zee-arm en al het water dat

daarmee in open verbinding staatbuitenwerk ravehin. deel \ e vestingwerk buiten

de hootdwal -uulKiciuvbui/iy onstuimige, ruwe zeebukvast ergens ziin \aste woonplaats ot domicilie

hebbenbulk iVh besloten, omsloten ot atgesloten land

-kanv,1. 'ri!.'k- K'.'ik !ML

hulle ' golf; 2 stier; < i ( ) -Nld) boomstronk

b u l l e k a m p weide niet veelal een a d ketting

üelegde --IKT. stierweide -imirajhle

bult .' terreimerhogmg, soms bebouwd als huis-terp; 2 stapel, hoop tuit. .i agt'er. naspui

hunderlasUn LMmidhrlastnn.' \oor poldcrlastcnbundtT oppen lakk-maal \ ha oiwrl " roe-

Jen . - mol i-'en

bunker verdedigingsstelling, schuilplaatsbuorren (Frl) buurtschap @G. bur woning'burcht / rond. ovalen of (later) hoekig omgracht

bouwsel als toevluchtsoord of versterkte woon-toren (met weergang, kantelen en poort) *burg.borg. mont. kessel. sterk kasteel, slot; 2 Ondergrondswildverblijf: vossehol, dassenburcht *aard. bouw

burenbinding tendens v boeren om bijeen tewonen, ongeacht hoever men v intensief be-werkte landerijen verwijderd is

burg 7 (Zld) ronde volksvluchtplaats, straal 100m; 2 versterkt adellijk huis, met nadruk op eenverdedigbaar karakter *veste. borg, bork. stein. stins

burggraaf (Z-Lb) soort motte waarbij een(natuurlijke) heuvel v/e helling werd gemaaktdoor het graven v/e gracht en er een eilandheu-veltje ontstond waarop fortificaties werdenaangebracht

burggraafschap *kasselrij, kastelenijburgerturf steekturf, gewoonlijk kleiner dan

fabrieksturfbusken gras afmaaienbutinge buitenstad, voorstad of gehuchtbuurgat gemeenschappelijke toegangsweg of

doorgangbuurt / stadsdeel m/e zekere mate v sociale

integratie der bewoners [beis < buurt < wijk]*catrepei; 2 op het land: de omgelegen streek; 3gehucht "buurtschap

buur(t)schap *beis. hameide. leitschap. klucht, gehucht.buorren (Frl). maalschap. roth. werf

buurtwe» ontginningsbasis waarlangs de boerde-ri|en lagen i/h veenweidegebied

hyvang nieuw gewonnen land *bivang;

19

Page 22: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

c

cache kaatsbaan. kaatsveldcadier plaats met een therme of warm water *keer

@L: calidarium 'plaats v warme baden'

caisson betonnen zinkbak voor dijkdichtingcalamiteuzepolder (Zld) noodlijdende polder die

door dijkval of een andere ramp voor onevenre-dige hoge lasten komt te staan en zich beroeptop een wettelijke regeling om 'calamiteus' teworden, waarbij de Staat bijspringt in onder-houdskosten

caliant keisteencamere bepaalde grootte v water, landcameret herbergcampagne buitenverblijf, landgoedcampanile meestal vrijstaande klokketoren naast

een kerkcamping (recreatieterrein voor tijdelijke over-

nachtingcaniel waterloop, bedding, kanaal (canèl)capiïlaire zoom het gedeelte v/d verzadigde zone

dat direct gelegen is boven de grondwaterspie-gel, met stijgwater (hoogte is afhankelijk vponëndiameter, doorlaatbaarheid)

capsulegraf graf waarin hoofd en borst met eengrote aarden pot bedekt zijn en de benen meteen andere

carnier kuil waarin een lijk begraven wordtcarré blokwoningencartografie de kunst v h vervaardigen v land-,

zee- en luchtkaarten. atlassen en plattegrondencartogram geografische kaart waarop de groothe-

den v één of meer in getallen uit te drukkenverschijnselen zodanig door kleurdiagrammenof grafieken zijn vastgelegd dat de plaatsing opde kaart overeenkomt met de ligging

cascade kleine, natuurlijke of kunstmatige water-val, vaak trapsgewijs "vistrap

castra sterke vierhoekige legioensvesting v'dromeinen 'legerplaats

caste korenschuur *spiekercatacombe onderaardse begraafplaats, gang met

spelonken, gewelven en groeven •crypte, cimiteriacataract tussenvorm v stroomversnelling en

waterval waarbij het water met een sterk vervalkolkend over de ondergrond gaat, scheepvaartis onmogelijk

catrepel achterbuurt v e stad *beiscavalerieberg kruisberg (RK) waarheen men in

vastentijd ter bedevaart naat

caverne / hol. spelonk; 2 door water uitgeloogdezoutkoepelholte

ceintuurbaan weg-, spoor- of tratnbaan die eenstad (bi]na) geheel omgeeft *katse

celtic field verkavelingsvorm v landbouwgronduit de prehistorie, bestaande uit een complex vregelmatige blokvormige (honingraat) akkertjes(35x35m) en ontstaan door roofbouw. Doorbegrazing ontstonden stuifzand en heideterrein.De groeiende bevolking zocht de oplossing i/hcreëren v akkenjes door stroken grond vrij temaken v afval en uitgewerkte grond langs derand op te werpen (walletje). De vierkantevorm is te verklaren door gebruik v/h eerge-touw (kruiselings ploegen), later i/d Romeinsetijd door de keerploeg verdrongen *raatakker,netakker

cementatiezone het gedeelte v/e ertslichaam datvlak onder de waterspiegel ligt

cenotaaf grafmonument ter ere v doden wier lijkmen niet heeft, als plaats voor cultus

centroïd een kenmerkend punt v/e geografischeeenheid, bv zwaartepunt

centuriatie (Z-Lb) landindeling, veelal doorromeinse legerveteranen over heuvels en dalenuitgezette rationele blokverkaveling v 707x707m,aangeduidt als villae (die weer was onderver-deeld in 100 stukken)

chemische verwering chemische aantasting vanbodembestanddelen door hierop van buiteninwerkende agentia: water (hydrolyse), kool-zuur (carbonisatie). humuszuur (oplossing),zuurstof (oxidatie)

chorografie landsbeschnjvingchoropleth-kaart kaart waarbij de dichtheden

worden gegeven door het oppervlak v gebiedenmet verschillende tinten in kleur of zwart-wit(vlakkenkaart)

chroma kleurverzadiging, van grijs naar kleurlopend «S-bodemkleur

cijnsboer grondrenteplichtig landeigenaarcirculatie kringloopstromingcisterne regenbak, regenputcitadel afzonderlijk te verdedigen deel v/e ves-

tingwerk in of nabij een stad, afgelegen enbeheersend *schans. dwangburcht

civitas bisschoppelijke nederzetting, zetelplaatsv/e bisschop i/e diocees

clause afgesloten plaats *kluisclauwe deel v/e dorpsgebied *kluftclesie (Frl) afscheidingshekclinge kustduinheuvel *kiinge «"donkclinograaf hellingmeter tov horizoncluster kluft, groepcofferdam kleine droogdok. naar scheepsvorm

gebouwd om plaatselijke schade ad scheepshuid

2 0

Page 23: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

te kunnen repareren zonder het schip ais geheelte hoeven dokken Icofferdam < dok]^seheepsbouwplaats

cohesie in kieiïg materiaal door DDL (diffusedubbellaag) *bodemplak

colluvium door afspoeling in beekdal opgehoopteleemgrond

comitatus graafschap @Icommanderijland (NBr) aan een klooster toebe-

horend huis of een uithof voor tijdelijk gebruikafgestaan aan leden v/e geestelijke ridderorde"uithof Wkloostergoed

commonie gemeenteweide, meentcompactie (geol) vermindering in dikte y/e afzet-

ting door afname v/h poriënvolume en wateront-trekking, meestal door externe belasting (jongeafzettingen) ««'zetting

compagnievaart (Frl) turfkanaal gegraven doorde maatschappij v ontginning

compascuüm (Dr) gemeenschappelijke weidecompensatiediepte diepte v/d zee waarop de

zuurstofproductie en -consumptie door plantenof algen met elkaar in evenwicht zijn

compost vruchtbare aardachtige massa, gnjsach-tig-zwart die ontstaat door afbraak v organischafval (huis- en straatvuil. GFT-afval). en tegebruiken als meststof en bodemstructuur ver-beterend (boüenteelt)

concaaf holrond. bv maaiveldprofiel in polder-weide (pannig)

concessie (mijnb) vergunning v overheidswege totontginning v gronden

concretie lens-, bolvormige of onregelmatigeklomp v secundair gevormde mineralen 1 dbodem (kalk-, ijzer-, kiezelzuur-, lösspoppetjes)

conduit / kanaal; 2 fontein, springbron: 3 onder-aardse (geheime) gang, gewelf

conform soort kaartafbeelding die hoekgetrouw isconsolidatie het proces waarbij een geleidelijke

aanpassing v d korrelspanning i/d grond op-treedt door veranderingen m belasting of water-druk, waarbij het volume v d grond afneemt*verslendiging

contourlijn omtreklijn, in kaarten vaak bij hoog-tezones

contrast helderheid tussen lichtste en donkerstepartij i e beeld, bij bodembeschnjving

COntrei "streek, omgevingcontributie (Frl) waterschap alleen voor dijkzorgconurbatie stedengroepconvectie verticale beweging v luchtmassa's i'd

atmosfeerconvex bolrond, bv grondwaterprofiel in laag-

veen-weidegebied tussen de sloten, of veenmos-opbolling (nu nog zichtbaar a d ontwatenngs-nchtmg), of door opploeging (bolakker)

coördinaten lengte- en breedtematen op aarde, inNB ZB en WL/OL

cope (ZHld Utr) veenland-ontginning met vastekavelmaten (50x1250 m), voortgekomen uit eendoor koop bepaalde kolonisatie

coriolisafwijking afwijking v/e vallend voorwerpof stroming door de aardrotatie

cornecoten zoutwinmng uit de grondcorpuslanden landerijen door een klooster zelf

bewerkt, tgv pachtlandcorrasie / fysische erosie door stromend water; 2

aanslijpende werking door windcorrosie 1 de oplossende chemische werking v

zoet of zout water bij gesteenten, vooral inkalksteengebieden; 2 chemische aantasting vmetaal (roest)

corridor 1 smalle strook grond tussen twee terri-toria of waters *hals, alore. gang. istmus. engte, nauw;2 open spleet in ijsveld *slop. slochter. cunet

corso / feestelijke optocht waarbij de oogst ge-toond wordt; 2 *wandelplaats. hoofdstraat

coste landstreek, kuststreekcostuum tolheffingcote huthuisje. schuur, stalcoulisse (bosb) strooksgewijze verjongingsdeelcoulissenkasteel met-militair functioneel

('schijn'kasteelachtig) bouwwerkcoulissenlandschap (Achterhoek) landschap met

een sterke afwisseling van, vooral door opgaan-de lijnvormige beplanting begrensde, open engesloten gebieden. Tevens is er een sterkevariatie op kleine schaal in bebouwing en be-planting. Op deze manier ontstaan doorkijkjes,diepte en ruimtelijke werking

coupure / doorgang i/e slaperdijk die met schot-tenborden kan worden afgesloten; 2 afsnijdingv/e bocht bij een waterweg "kanalisatie, coupure

courtine (vestingb) hoofdwal tussen twee bastionscouster bouwgrond, akker ^koutercouvre-face (vestmgb) verdedigingswerk gelegen

vóór ravelijn of bastioncrag schelpgnnd of kleihoudend zand m/e schelp-

gruislaag (Plioceen)creep het uiterst langzaam dalwaarts bewegen v/d

losse grondmassa, gelegen op hellend terrein"kruipen

crevasse overloopgeul door oeverwalcrypte grafkelder met kapel "krocht, onderaardse

§..ug. catacombe

cultuur / samenvattende term voor het resultaatv d veroveringen door de mens op de hemomringende natuur @L: cultura 'verzorging, bebou-wing'; 2 (bosb) jonge bezaaiing of beplanting,gedurende de eerste jaren na aanleg

2 1

Page 24: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

cultuurdek voor landbouwkundig gebruik kunst-matig opgebracht vruchtbaar bodemdek *toemaak.plaggendok. potstaidek (esdek)

cultuurgrond grond ontdaan v stenen, wortels enmet een geschikte waterhuishouding, waaropgewas kan worden gekweekt

cultuurkaart kaart waarop de gebruikswi|ze v/dlanderijen is aangegeven

cultuurlandschap landschap waarin zowel deflora en fauna als uiterlijk en structuur v/dvegetatie en het landschap zelf bijna geheeldoor de mens zijn bepaald (ontginning, inpolde-ring, ontbossing, bewerking en inrichting). Teonderscheiden landschappen: esdorp-, terpen-,kampen-, slagen-, droogmakerij-, aanpolde-rings- en veenkoloniale landschap *ingerichtlandschap

cunet 1 uitgegraven sleuf i e vestingsgracht; 2

sleuf bij wegenbouw; J doorgaande bijt in ijs.

ljSi?at *loeme. woene

cuppe grond en grondgebied v e stad. beschouwdals bestuurlijk (gemeente)lichaam *(cuype, euup.kuip), buuk

curtis frankische villaeCVCloon knngs tonn [hoos < cycloon] ''wervelstorm,

depressie, onderstont. onderstunt, draaistorm

22

Page 25: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

D

daak door een waterloop aangespoelde ruigte*deek

daal / neerslag in zeewater; 2 laag gelegen, daldaale hoogveendabben stampen, plonzen in water of slijkdagelijkse gang kleinschalig circulatiepatroon v/d

wind a/d kust met aflandige wind ('s-nachts) enaanlandige wind (overdag), laagdikte v enkele100 m maximaal en lateraal tot 10-20 km merk-baar "micro-klimaat

dageraad tgv deernstermg *morgenschemering. mor-genstond, dagbegin

daglengte tijdsfase tussen zonsopkomst en zons-ondergang, in Nld is de langste dag 26 uur 46minuten (21 juni) en de kortste 7 uur 43 minuten(22 dec)

dagmaal oppervlaktemaat, landmaat ter grootte véén dag ploegen, = 1 4 bunder

dagmaat oppervlaktemaat. hooüand dat in ééndag gemaaid kon worden =0.4 ha *deimi. damnaat

dagwand oppervlaktemaat voor ploegland, zoveelals twee paarden in één dag kunnen wenden*want

dagwerk (veend) hoeveelheid turf die een ploeg v6-7 man in één dag kan steken, =40 nr' of 8500kg droge turf

dagzoom de doorsnijding v/e laag of ertsgangmet het terreinoppervlak; 2 onontgonnen veen-grond

daken nevelachtigdakruiter houten drooghek voor hooi en andere

landbouwgewassendal 1 langgerekte, relatief smalle insni]ding v/h

landoppervlak, ontstaan door riviererosie oflaagte tussen heuvels [rune < dal < vaals|; 2 ach-tervoegsel bi] kloosternamen zonder verband tehouden met de ligging 5 -dal; J schone land-streek; 4 kuil. gat. diepte

daliegat met veenvemg materiaal opgevuldekleiwmput (voor bemesting) in veenweidegebieduit 10- 18e eeuw. doorsnee 2-5 m. ontstaan doorkleiwinning vanonder een veenlaag. Zowel deveenlaag als de venige opvulling (stort) kaninmiddels door oxidatie verdwenen zijn, tgvmoerput (veenwinning onder klei) *delsleuf•S'aardhaling

dalgrond (Dr) kunstmatig verkregen grond dieontstaat door menging v d bonkaarde met hetdekzand dat onder het afcreüraven hoorveen

tevoorschijn kwam en evt mest "dalland, dallen.veenkoloniale grond. Ieije

dalig water waarin bezinkstoffen zwevendalweg lijn v/d grootste diepten v/e rivier, soms

als grenslijn *taiwegdalzooi laagste vlak gedeelte v/e daldam / kunstmatig aardlichaam (dwarse waterke-

nngswal, vgl dijk), ter beheersing v/d water-stand (afsluitdam, kistdam, kweldam, strekdam)**ang. pending; 2 weidetoegang door een slootmet damhek *aanplemping; 3 verhoogd voetpadlangs het water; 4 erf, werf, grondgebied

damaarde bovengrond v/e veenplas waaruit bijhet vervenen een dam wordt gemaakt en dielater weer over de ondergrond wordt uitge-spreid (aandammen)

damakker akker i/d veenderij met damaardeopgehoogd

damcultuur laagveenontginmng waarbij door hetgraven v vele sloten, zand uit de ondergrondwordt verkregen voor het aanbrengen v/e dekop veen. Het land komt hierbij in smalle(dwars)stroken of dammen te liggen

dammaat (Utr) oppervlaktemaat, 2/3 morgen of400 roeden

dammen » zomp vaartdamp / vochtig V/h weer +nevel. heiig, sattig. wasem;

2 rookwalm *swalm. swademdamplank beschoeungdampkring aardse atmosfeerdamwand ingeheide waterkering "beschoeimg,

bestatboming

dan / weinig bezochte, door bos omringde plaats,schuilhoek of leger v wilde dieren, wouddal*afside; 2 laagland, drasland

darg i vormloze, lemige, zwarte (zwavelachtige)v eenmassa a/d onderkant v sommige hoogvenenvoorkomend *(darie, darinck. derrie), detritus. pekkerd.stroperd; 2 los slib en evt ook bladeren, takkenbevattende veenmassa, soms als drijvend eiland-je *derg

darinckdelving (Zld) zoutwinning uit door zee-water overspoeld veen *moernering. zelnering

darinck derrie *terrinckdauw natte aanslag die door condensatie zich

afzet op en nabij de grond door nachtelijkeafkoeling. Bij sterke dauwvorming kan 0.1 tot0.5 mm neerslag gemeten worden. Als de tem-peratuur beneden het vriespunt komt gaat deaanslag over in rijp. Dauw komt met alleen uitde lucht maar ook voor een belangrijk deel uitde grond: daar door de uitstraling de grond a/hoppervlak en ook de lagere planten kouderworden dan de grondlagen op enige cms diepte,wasemen de diepere lagen ahw naar boven uitzodat de vvaterdamp naar het oppervlak wordt

23

Page 26: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

gedestilleerd. Dauwmeter: drososcoop *oditend-eondens. donk

debiet watervolume per m/sdeclinatie horizontale kompasafwijking, met

mendiaanvlak 'afwijking, noordoostingdeek watermerk *daak. geffel. veek. ruigtedeel / (Frl) toponiem voor gemeente, vroegere

grietenij "streek: 2 aandeel i/d grond *leut; 3(Peel) turfveldje

deemstering het vallen v/d avond, tgv dageraaddeep (NHld) veenwijk «-diepdeimat (Gr) oppervlaktemaat *deimt, dagmaatdeimt (Waterland) oppeniaktemaat •deimat. dag-

deining zeegolven ontstaan uit zeegang elders, endus het oorspronkelijke windveld ontlopen zijn.herkenbaar aan regelmatige en afgeronde vor-men en domineren v lange golven (normaleperioden 7-12 sec) fbruintje < deining < grofzee]*roiling, moerzee

deizig mooi weer dat terug loopt naar nevelig enmistig tS"zeevlam

dekanaat kerkelijke eenheid v meerdere paro-chies [parochie < dekanaat < bisdom]

dekzand tot enkele meters dik pakket v grofkor-relige windafzettingen (met goede afronding enmattenng) die grote gebieden in O-Nld als eendeken bedekt en reliëf met vlakke ruggenvormt, tijdens het einde v/d ijs'ijd (Weichselien)afgezet

dekzandkop kleine heuvel bestaande uit dekzanddekzandrug lage duinrug bestaande uit opge-

hoopt dekzand. vaak o d overgang v begroeideen onbegroeide ondergrond

dekzandvlakte vlakgelegen dekzandgebieddel / (Lb) vlakke, langgerekte en brede inzinking

i e grotere dalhelling en op plateau-oppervlakte,meestal met een geringe helling i/d lengterich-ting; 2 (NBr) komvormige laagte tussen tweezandige ruggen op de flank v/e waterscheiding;3 (Hld) duinvallei; 4 kuil ï d weg; 5 lage sloot-kant die een paar maal per jaar moet wordenopgehaald (vaak zandige oevers, bv door krui-sende stroomrug)

delft gedolven (gegraven) of verdolven (vergra-ven) watersloot *delte. duif. dulve. «raaf. gracht

delfstof / (mijnb) een natuurlijke concentratie véén of meer mineraalsoorten dat commercieel inwinbare hoeveelheid aanwezig is, in Nld (op-pervlakte): grind, zand zandsteen (Twente, Z-Lb). klei. keüeem. mergel, ijzeroer, veen,bruinkool; 2 minerale bovengrond of brandstof

delle (Lb) brede, komvormige tot vlakke dal vormaan de rand v e plateau, veelal het eerste ge-deelte van een dieper droogdal 'S"del

dellen (Frl) moerasgrond waar de kmpklei geëro-deerd was, ofwel het venig oppervlak aangetast

delling / laagte of inzinking v/d bodem *kuil. vlaai;2 glooiing; J uitgraving *saddije

delsleuf (Gr) boerenkleiwinput *daüegat. aardhalingdelta een stroomafwaartse vertakking v/e laag-

vlakte-nvier met tussen de rivierarmen en dekustlijn een driehoekig gebied bestaande uitwaaiervormig afzettingen v meegevoerd grind,zand of slib. Delta's ontwikkelen zich het bestein zeeën met zwak getij en zwakke kuststro-ming. Het gehele zeekleigebied is op te vattenals de delta v Rijn/Maas/Schelde

delte (Frl) delf, dolte *mineringdelven (uit)spitten « bosbouwkundigegrondbewerkingdempen dichtgooien v kuilen, slotendendrografie boom(groei)beschrijvingdenudatie de afslijting en ontbloting v/d onder-

grond door verwijdering v/d bodem, het resul-taat v/d inwerking v/d zwaartekracht. Denudatieis vooral actief in hellende gebieden met weinigplantengroei, terwijl afwisselend bevriezen enontdooien v/d grond dit proces sterk versneld@L: denudare 'ontbloten'

departement administratief gebiedsdeel v/h Ko-ninkrijk Holland (1806-1810) ongeveer volgensonze huidige provmciegrenzen

depressie / gebied met lage luchtdruk: 2 gebiedlager ligt dan de zeespiegel. Ons polderlandvormt kunstmatige depressies, zonder menselijkingrijpen zou het geen land zijn *inzinking

derg dargderink zwarte turf *baggelaar. dieperderivatie zijdelingse afwijking v geschoten pro-

jectie agv coriolis-invloed, drift en spinderrie 1 grondsoort die ontstaat waar zeeklei op

veen rust: 2 kortvezelig, min of meer mei kleivermengd laagveen *woese; 3 onderste laag vlaagveen

derring (VI) turf *Uot, tourbe, stookdesolaat / woest, onbebouwd v land; 2 verwoestdet stuk Steen *kei. scheversteendetritus klein deeltje v dode planten of dieren,

speciaal i/e laag op de bodem v zoetwaterdeunt landmaat van 1/4 hadevotiekruis kruisbeeld langs de openbare weg

"S1 monument

diagram schetsmatige illustratie = grafiek

dialect streektaal "idioom, tongval, plat. volksspraak.patteis. boers, gouwspraak

diatomeeënaarde materiaal dat bijna geheelbestaat uit de in zoet- of zoutwater bezonkenkiezelige pantsers v ééncellige microscopischeplantjes (diatomeeën) "infusoriënaarde. kiezelgoer

24

Page 27: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

dichtslempen het zich vast aaneensluiten vgronddeelties i/e bouwvoor tot een stijve onhan-delbare laag door inspoelmg

dichtslibben verzandendichtzet overdwarse bespannmg met gaas of

netten "aalslal. dwarstuin

die (NHld) voormalig veenstroompje @G.- ahwa'water' "®"ae

diedenweg openbare weg @OF: thiade 'volk'dief waterrijke laaggelegen streekdiekje (Schouwen-Duiveland) akkeromwalling

van uitgeboerde grond, met weerszijden slootjes'schurveling

dienstgoed leengoeddiep / gegraven hoofdkanaal ter afwatering v/h

veen en als turfvaart, uitgegraven tot op hetonderliggende zand •deep. veenwijk; 2 natuurlijke,grote afwatering; 3 ondergelopen land

dieper *baggelaardiepje kleine natuurlijke waterloop vd zandgron-

den *loopdiepte afgrond 'abisgronde. slond. zinkvaldietweg heerwegdiffuus licht afgebogen en verstrooid (zon)licht

dat voorwerpen zichtbaar maakt (zij het minderscherp dan direct licht)

diggel bikkel, scherf aardewerkdijk / opgeworpen walvormig kleilichaam langs

het water (vgl dam) dat het land tegen buiten-water (zee of rivier) moet beschermen, vanaf1000 na Chr opgeworpen *slikkerdijk, slijkdijk,wierriem, palendijk. pakdijk. wang. landweer. slaperdijk,werkerdijk. meeldijk. zeewering @G: dika; 2 gegraven

water, sloot; j weg door moerassig gebied ofdwars door een beekdal; 4 wildkering rondomeen bosgebied; 5 veenturf in lange lage hopen

dijketting recht tot beweiding v/e dijkdijkgat doorbraakgat i/e waterkerende dijk 'grond-

gat. schelgat, sleetboord. wikinge

dijkgeslaagde iemand die verplicht is een deelv d dijk te onderhouden *aanbestoelde

dijkgraafschap waterschap *waasambachtdijkput plaats waar grond werd weggehaald voor

dljkbouw *schaapstal. kuip. inlaag. saddijc. karrevelddijkrecht o.a. spadesteking en dijkvelling, hoef-

slag, hevenrechtdijkrest *bom i.Zld... nolle, vlichdijedijkring (Voorne) waterschapdijkstoel (Gld) polderbestuurdijkvak *park. pand. hoefslag, hevene. schrodinge, gave.

aanschouw, hoofddijk. lijn

dijkval (N-Beveland) afschuiving of verzakkingv/e dijkvak door onderspoeling *grondhraak.uiïwaling

dikinge dijkdistrictdikwater troebel water door was of vloed

dil (Zaanstreek) lagere delen v/e land mn die bijhoge waterstand in slootjes veranderd zijn(tijdelijk verdronken land)

dingboom (Dr) gerechtsboom *upstalbeamdingheuvel heuvel waarop een ding (oud-ger-

maanse volkvergadering) werd gehoudendinge nieuw ontgonnen land, braaklanddingspel (Dr) rechtsgebieddiocees bisdom [civitate < diocees < aartsbisdom]

*aartsdiakanaat

dispersie proces waarbij een overgangszoneontstaat tussen twee grondwatertypen welkeverschillen in chemische en/of fysische eigen-schappen. Dit proces wordt door de van plaatstot plaats verschillende grootte en richtingvariërende snelheid v/d waterdeeltjes i/h poriënnetwerk (mechanische dispersie) en door mole-culaire diffusie

district verspreidingsgebied v/e kenmerkende(plante)soort op grond v bodem- en klimaatsfac-toren *regio; 2 (Frl) onderdeel v/e rechtsgebied[district < go]

diversorie herbergdobbe l natuurlijke depressie i/e dekzandland-

schap (ven < dobbe < laagte); 2 brand-, drenk, ofspoelvijver op een brink, aldanniet met watergevuld; soms door een wal omgeven laagte i/hdekzandlandschap (pingoruïne) *wijert, pallert,pollen, pel. brandkolk; 3 uitgeveend turfgat ofveenkuil 'mortel @OXD: dubben 'graven'; 4 (Frl)waterkom met ringdijk op kwelder: ringdobbe;5 leem- of kleigroeve

dodenakker begraafveld buiten het centrum v/egrote stad, itt kerkhof (rond de kerk)

doel 1 achterste grensgreppel tussen twee perce-len; 2 (Gr) ondiep gat i/h hoogveen (doelput); 3(Veluwe) klein heuveltje met grenspaal v mar-ke; 4 (Z-Nld) hoop aarde; 5 (N-Nld) schietbaanv/d schuttersgilde

doening (ZHld) boerenhoevedoes / begroeid moeras of veen, ook ruig onder-

hout of struikgewas; 2 lichte turf v mosveen@O: thosa

doft (O-Nld) wachthuisdok scheepsreparatieplaats [cofferdam < dok]dolage moerassig land of gebieddole / (Frl) laagte, drasland of 'plaats waar de

bodem met vast is' (doolaag) «s'dollard. dullaart; 2(Frl) sloot als grensteken

doline trechtvormige zichtbare kuil i/h landopper-vlak boven gemakkelijk oplosbaar gesteente(kalk in Lb), welke door regenwater en nastor-ting v/d bovengrond tot zeer grote en diepeholen kunnen leiden (orgelpijpen) [doline < uvala]

doleg ontwaterd moeras @<;dollard (Gr) grote laagte 'bekken, dullaart

25

Page 28: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

dolmest dommestdolte (Frl) delfdom achtervoegsel bij een streeknaam met bete-

kenis gebied of heerschappij 5 -domdomein ruimtelijke neerslag v h middeleeuwse

hofstelsel, dwz uitgebreide landgoederen en nuvaak overgegaan in kroondomein: grond v/dstaat, territorium *vroonland

domkerk woning v/e bisschop en later nog uit-sluitend voor de daarbij behorende toren *mun-slerkerk @L: domus 'huis'

dommest uitgebroeide strorijke stalmest dat voorbemesting nog kan worden gebruikt *dolmest

domp l droge kluit veen als brandstof, vgl schok -ke, belte; 2 walm: 3 de verticale beweging v/eschip

donder knetterend geluid veroorzaakt door snelvoortgaande elektrische ontladingen; het eigen-aardige zwellen of rollen v/d donder heeft zijnoorzaak deels in terugkaatsmg en versterkingder geluidsgolven en deels ook door interfere-rende luchtlagen *onweersdreun

dondersehuur donderbuidong stro met stront voor uitkruiïng over land en

ophoging *stalmest. ton. loert, vuildonjon eenvoudige, meestal vierkante burchttoren

ter lande, voor bewoning ingericht en ter weer-stand v e kortstondige militaire dreiging (typisch14e eeuws)

donk / (ZHld/NBr) lage rivieroeverduin, nu nogmaximaal 6 m hoog. als kopje door jongerenvieratzettingen stekend $ -berg (Hld) *loo (Utr),slater c* opduiking; 2 moeras; 3 ondergronds ver-blijf (met mest bedekt), grondhut

doodlage slijkpoel, moeras *dullaert. dollard. dolagedood land onbegroeid, kaaldood tij: het of de minst ontwikkelde der getijden

kort na het eerste of laatste kwartier (in Nld-tijgebied na 2 a .3 dagen *kranktij

dood water / strommgsloos; 2 daar waarzoet, brak- op zoutwater ligt waarin een doorva-rend schip zgn inwendige golven opwekt diezijn vaart belemmeren

doodijskuil (Veluwe Twente) min of meer ellipsedepressie i e kameterras, vermoedelijk ontstaandoor een geïsoleerd brok landijs a/h einde v/dijstijd dat ingebed werd door smeltwatersedi-ment *solle

doofhout dor brandhoutdooi smeltfase v sneeuw en ijsdook over veld hangende dauw 'mist. neveldoolhof ordelijk labyrint *dwaalmindoolweg dwaalspoor *erredoom wasem. damp. neveldoon klam, met goed

doorbouwen een akker grondig, door en doorbewerken

doorbraak *wiel. doorslag, coupuredoorbraakdal laagte i/e stuwwal waar door

smeltwater, opgestuwd achter de stuwwal a/heinde v d ijstijd, weggestroomd is

doordreggen slippen v/e scheepsanker en afdrij-ven, doorgaan

doordubben ondergraven, doorgravendoorgang passage door drasland *siochter. zuwe.

kaag. lidinge. lyt. tra (ook bosgang)

doorijzen vaargeulijs openbrekendoorlaat i sluisje; 2 afneembaar brugvlakdoorlatendheid permeabiliteitdoormennen een land met paard en wagen ver-

woesten, stuk rijdendoorsijpeling neerwaartse beweging v water i/d

onverzadigde zone *percolatiedoorslag / gat i/e dijk of landscheiding gegraven

om twee wateren te verbinden terwille v/dafwatering, of scheepvaart *heul; 2 (mijnb) vrijeluchtdoorgang tussen naderende galerijen

doortraan kwel door dijklichaamdoorvaart kanaal, zeestraatdoos (Betuwe) brug waaraan een schuif is ver-

bonden tot regeling v/d waterdoorlaat. vgl stuwdop vluchtpijp v wildholdoppleriet (delfst) bruine tot zwarte colloïdale

humusafzettingdor onvruchtbaar door droogte *aride. schraal, haaldorp bebouwde kom v/e plattelandsgemeente,

oorspronkelijk het verzorgingscentrum voormensen die het bestaan vonden i/d landbouwen/of visserij (wegdorp, dijkdorp, terpdorp,esdorp, brinkdorp, veenkolome) *kaf, ban

dorpsgemeente *hontschap. hamdorpsherder scheperdorpsplein -brink. laar. tie. blinkdorreland soorkampdossering helling v/e glooiing "beloop, glooiingdosterd (Gr) zwarte turf *gliededove sloot: doodlopende slootdraagplaats vlakke waterscheiding tussen twee

rivierendraai kleine smalle draaibrug over een vaartdraaiboom sluitboomdraaikolk waterwervel met snelste draaiing i/h

centrum (anti-neer), ontstaat bij sterke strominglangs een obstakel of bij duikeringang [draaikolk< maalstroom] *konkel. pompei, /uigkuil. zwerveünge,

wieling, draaistroom

draaistorm wervelstorm, cycloondraait (Frl) dracht, dreitdraaivonder draaibaar voetbruggetjedraaiwind wervelwind

26

Page 29: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

draap zandhoogte of rug op de bodem v e n\:ier""ondiepte, gaffel

drab(be) moer, grondsopdracht (Frl) (voormalige) waterloop in veen

*dreit. draait, drecht

dragee fijne jachthageldrainage natuurli|ke of kunstmatige afvoer v

bodemwaterdrangwater natuurlijk kwelwater, mn in de

duinzoom of bij een stuwwal naar buitentredenddras doorweekte, zeer vochtige grond, slijk,

modder, moeras, pentengdras iand *moerland, boiland. mar. dan. doolaag. zakland.

zoldertje. zomp, hobbedob. kletten. mieiand, mars. meers,broek, neude

drecht / overvaart *\eer. pont; 2 doorwaadbareplaats i/e veenstroompje S -den *voorde, u-echt.iriehr, 3 trekvaart; 4 dreef, drift

dreef 1 ruet-openbare weg vooral om vee doorbouw- of weiland te drijven: 2 brede landwegtot weg met in het landschap opvallende niet-heemse boomaanplant -laan. drift; 3 fraaie streek,warande, landouw; 4 (bosb) hoofdsleuf voorbosbescherming en houtafvoer [tra < dreef]

dret'schuur hagelbui, hageljachtdrefsneeuw sneeuwstormdreit (Frl) drachtdrek l mensenstront; *kak. klamaai. platvoet-ei. mer-

daalge. grasduiker; 2 modderslijk *dretsdrekstede mestvaaltdrem stuk grond, eindstukdrempel verondieping in zee (grond) of over de

volle breedte v/e (rivier)geul of ebschaar, hetzijals sedimentatieverschijnsel, hetzij door eenerosievaste laag *zulle

drenk drenkplaats voor vee *dobbe. hollestelle. vaete,stomp. zoel. pallen, poel. vijver, maar

drensregen druüregen, continue regenval, minderdan stortregen, meer dan motregen

dres driesdretsen spattend regenen, plassendreutel keutel. hoopje drek, droldricht / vaart, drecht; 2 district; J bewerking v

bouwland; 4 weide, weilanddriehoekig Stuk land *fok, blenkje.. eegde. plaatsedriekanter afgeslepen windkeidriel driesprong @OND: driladries(t) / als weide gebruikt braak liggend bouw-

land (groeze); 2 (Veluwe) verarmd bouwland,met een door de natuur gevormde schrale gras-mat, dat als schapenweide werd gebruikt *reek; J(NBr Lb) meestal driehoekig dorpspleintje alsinschaarplaats v h vee *biest. plein, brink, dresje; 4boerenwerf; 5 (Gld) drassig grasland, wildernis*tresk

drieslagstelsel driejaarlijkse wisseling \r bezaaiingbij graanbouw (bouwland, zomergraan. braak)

driesprong wegsplitsing *driel «S'driehoekig landstukdrift / oorspronkelijk een brede, meestal niet

openbare weg waarover het vee gedreven werdv d stal naar heidegebied, uitmondend i/d brink|ste;g < drift] *veedrijfweg. schapendrift, overdrift. dreef.stront, straat; 2 beweging v zeeijs; 3 stroming vwater lucht waardoor koersafwijking optreedt; 4drijfzand; 5 terrein dat met drijfjacht bestrekenwordt; 6 strandgoed, aanspoelsel

driftstroom (met-diepgaande) zeestroming, diedoor de heersende wind ontstaat

driftzand drijfzanddrijfhout aanspoelend hout a/d kustdrijfijs drijvende stukken ijs v/e verbrokkeld

ijsveld door wind of stroming in beweginggebracht

drijfkrib kribbe die de verzanding v/e riviermoet tegengaan

drijftil op zoet tot brak water drijvende massaplanten en resten die op luwe plaatsen tegen deoever geleidelijk dikker en steviger wordt en opden duur verlandt, stuk grond in laagveenplasbegroeid met riet ea planten die los raakt *driuw-somp, rietzodde. kragge. ladde. heve. hobbedob

drijfzand met water verzadigd zand "dat rustigligt zolang er geen kracht op wordt uitgeoefend,maar door druk. trilling of grondwaterstrormngin beweging raakt *welzand, kwikzand (quicsant).loopzand. papzand. drift ^zandzee (.drijfzand aan zee)

drijven 1 kantelen v stenen door de warmte bijsteenbakken; 2 overstroomd land niet meerindijken

drinkeling onder water gelopen of waterrijk land*zuip

drits koeiedrekdriuwsomp (Frl) drijftildrobel troebeldroge dalen dalstelsel ontwikkeld boven een

bevroren ondergrond waarbij smeltwater dezedalen prepareerde, nu als relict v/d ijstijd *grubbe

droge dijk binnendijkdrogt (Dr) droogland of woestijn *zoor @OE:

drugath

drummer sehoormuur *beerdroogdal asymmetrisch droogdal *duindeile, grubbe.

rooi

droogland verdord, onvruchtbare zandgronddrooglegging / droogmakerij; 2 (bodemk) afstand

tussen maaiveld en slootwaterstand (grondwaterdiepte)droogmakerij (Hld/Utr) een door uitmaling v

water drooggelegd, omdijkte deel v/e zeeboe-zem, meer of plas

drOOgOVen *eest. nasi. there. thiere

droogschuur tabaksschuurdrossaard baljuw, drost

27

Page 30: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

drost rechts- en bestuursambtenaar op het platte-land, voorloper v burgermeester

drostampt (Ov) us-amptdruipland buitendi|ks gelegen land (voorland) dat

in vroeger dagen ter bescherming v/e dijk ofom andere redenen (onregelmatige vorm) buitende inpolderingen bleet' "vüetland. boezemland

druipsteengrot onderaardse kalksteenholte metgrootschalige oplossing en kleinschalige neer-slagvormen

druipsteenkegel pegelvormige neerslagvorm vkalksteen, tgv aardpijler *wratsteen. stalagmiet.stalactiet. leksteen

drukwal wal v gebroken en opgehoopt zeeijs,ontstaan door het breken en opeenschuiven vijsvelden

drukwater / (bodemk) artesisch water; 2 binnen-dringend water, vloedgolf

drumlin lensvorrmge heuvel gevormd uit grond-morene dat door de beweging v h landijs gemo-delleerd werd

drupen glooien v e dijkdruppel droppel, vochtbolletjedubbel waternaam in de zin v ondergedompeld,

overstroomd landdubben (bosb) plantgaten spitten met de uitgeko-

men grond *omkoppen ""bosbouwkundige ingrependuikeldam lage dam voor een dijk in zee, om

aanslibbing te bevorderenduikelzand *loopzandduiker 1 straatkolk v riool; 2 kokervormige

constructie met meestal een vrije waterspiege!die twee waterlopen met elkaar verbindt *verlaat.pomp e

duin zandheuvel, zeereep. buitenregelduinakker *kroft. krocht, krogt. geestduinbaan uitwaaiïngslaagte in duinen [duinbaan <

duinvlak] *glopduinbeek duinwaterstroompje *streng. relduindal tussen duinen gelegen laagte waarvan de

bodem met tot het duin behoort •s'duinpanduinen al of met begroeide zandheuvels door de

wind bijeengewaaid. te onderscheiden in wal-vormige strand- en zeedumen. land- en rivier-duinen *oerduintje. lijduin, sikkelduin, waaiduin. para-boolduin, ringduin. hoefijzerduin. kamduin. streepduin.lengteduin, dwarsduin. transversaalduin, kamduin. rivier-

duin, donk

duinheuvel *dinge. kling. donk. looduinhiel benedenrand v d duinen ad landzijdeduinkam toplijn v duinenduinkling / door een duin gevormde heuvel 2

duinhellingduinpan komvorrruge laagte tussen duinen waar-

van de bodem uit duingrond bestaat "keelwduindal

duinpias tussen duinen gelegen plas

duinreep met duinen bezette strookduinregel rij duinenduinrei gegraven afwatering aan de zijde v/d

duinstrook ter vervanging van voormalige duin-beken, gevoedt door drangwater

duinslag door verkeer v voetgangers ontstaan paddoor duinen naar zee [slijtpaadje < duinslag]

duinvallei de oude strandvlakten, tussen de ver-schillende rijen binnenduinen, met meestal eenlaagje veen dat in vroeger tijd en tijdens deWO-II werd ontgonnen (veenkluiten), itt deduinruggen ontbrakenen tot voor kort nederzet-tingen en werd de grond als weiland of griendgebruikt; nu ookwel als bollengrond *plak

duinvlak vlakte v aaneengegroeide naast elkaargelegen duinbanen

duinvoet plaats waar het droge strand overgaat inde zeereep

duinvorming omstandigheid waarbij de voor-waarden gunstig zijn voor aan- of opstuiving vzand. zoals niet erg koud of nat klimaat, veel(zee)wind, getijdeverschillen, onbegroeideoppervlakken, zandige (optimaal bij siltige)bodem

duinzand opgestoven zand, a/d kust kalkrijk enschelpgruis bevattend, matig fijn zand ( = 175 p.m)

duist / grasachtig onkruid *zwartgras; 2 kafduistholt onderhout of struikgewasduitse / hardheidsgraden: hardheidsschaal voor

water, bezetting v Na + Mg tov Ca + K; 2 duitsemi]l "S'geografische mijl

duivelseiland verbanningsoordduivelsland volgens bijgeloof behekst land -arger-

land. boosland. doemland. euvelgunne. vrijdagkarnp

duivelswolkje (zeev) klein en onregelmatigstormwolkje als voorbode voor storm be-schouwd «3" voorteken

duivetoren vaak als afzonderlijk bouwdeel openige afstand v/e burcht of kasteel staand, rondtorentje met meerzijdige leien spitsje (17e eeuw)

dukdalf in water geplaatste zware paal gesteunddoor 4 tot 8 schoorpalen om schepen aan vast teleggen of ter bescherming v brug en sluizen

duif dulve, greppel, slootdullaard (NBr) grote laagte of bekken *dollarddunning (bosb) het wegnemen v bomen uit een

opstand

duurstede vestingsplaats @K: duracio vesting'durk (Zaanstreek) dargveendusse stroompje @K

duwiere schuilhoek, spelonk, krocht, konijnenholduw iet spelonk, krochtdwaallicht blauwachtige vlammetjes die wel eens

zweven boven plaatsen waar organische restentot rotting overgaan, waarschijnlijk bestaandeuit brandend methaangas dat door een uenntre

28

Page 31: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

bijmengmg v fosforwaterstof (bij luchttempera-tuur) tot ontbranding is gebracht *stalkaars

dwaaltuin doolhofdwangburcht bolwerk gelegen in vijandelijk

gebied ter onderdrukking v/d omgeving of stad*citadel

dwaninge watertjedwarrelsneeuw dnftsneeuwdwarrelwind kortdurende wervelwind, draaiende

valwind *flodderwind. garreldwarsdijk •schenkeldijkdwarsduin meer of minder langgerekte ruggen v

duinzand dwars op de windrichting, veelalvastgelegd door vegetatie en gevormd op eenstuivende ondergrond (itt een barchaan) •transver-saaiduin

dwarstuin heining over de breedte v/e dijk *dicht-zet

dwinger (Gr'Frl) (vestingb) bastiondy organogeen sediment bestaande uit in water

neergeslagen humuszuren; een amorf zwartsediment dat in oligotrofe milieus gevormdwordt

29

Page 32: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

east (Frl) akkers, dwz het bijeen gelegen bouw-land, géén es *iest

eb het dalen v/d zeewaterspiegel na de vloedken-tering *aflopende. afgaand of vallend tij

eblijn laagwaterlijnebschaar een getijdegeul die open ligt voor de

ebstroom en a/h zee-einde een drempel heeft[priel < ebschaar < slenk]

echo vrij heldere geluidsweerkaatsing in half-afgesloten ruimten, vgl galm (afgesloten) *tegen-doninge. helm

echoloding dieptebepaling mbv sonarechte 1 hofhorig landgoed; 2 verbanningsoord,

plaats v vogelvnj-verklaringecologie leer der samenhang tussen natuur (plan-

ten, dieren) en milieuede brandturfee (Frl'NHld)) natuurlijke waterloop Weaeegde driehoekig stuk grond bij wegsplitsingen

*eegte. blenkje. fok

eekwal singel v eikehakhout om akker of weide,als grensafsluitmg of als windbreker

eel opwelving. hoogteeem oude waternaam *amer. eems @K: amaeendenkooi vanginrichting met kooikerrecht en

recht v afpaling, bestaande uit een door bomenomgeven klein meertje (kooiplas of wed) metmeest al vier gebogen vangpijpen (rogge-eimodel) enkel voor wilde eenden (vgl blauw-goedkooi) [kooiputje < vogelkooi] *vogelkooy. vogel-poel, gloepe. keel. vangerij, vogelleg, 'var

eenstokskuil (veend) veenkuil waaruit het tebewerken veen 1 m diep of minder opgegravenwordt

eer golfslag of kolkbeweging v h water rond dekop v e krib

eerd hol met gangen, van koni]n, vos of das*aard. burcht

eerdbrand veld waar turf gestoken werdeerdgrond grondlaag met een bovenlaag v zeer

donkere aarde, ophoging v verteerde planteres-ten of stalmest

eergetouw oude schuifploeg, soort diepe freeswaarmee alleen grond wordt losgetrokken zon-der wentelen. Door twee loodrecht opelkaars-taande ploegrichtingen ontstonden vlakke akkers(kruisploegen)

eerland ploegland, bouwlandeerte met gras begroeide beekkantees (Dr) schapenkamp *ies

eest / droogvloer v onderen verwarmd "darre.deise. ast. nast; 2 ovenvondst *ast

eetspel rechtsgebied, districteeuwkant (Zld) moerassig land langs binnenge-

dijkte kreek of geuleeuwsel (NBr) euseleewas laag gelegen, snel onder water lopend

weilandeffen relatief vlak v/d bodem *slecht. sieek. slaakegalement grond v geringe kwaliteit, tgv hoot-

land *volgerlandegaliseren vlakken van de grond, belikken v/e

dijk *banenegelstelling (militair) versterkte stelling midden in

vijandelijk gebiedegenode landstreek *jegenodeegesprong tegen een dijk opgeworpen of aange-

wassen land, buitendijks langs het water gele-gen

eggesteen hoeksteeneiersteen soort concretie *oöliet. kuitsteeneigen weg particuliere weg waarvan het gebruik

niet vrij is (Wegenwet, 1930)eikehakhout hout aangewend voor boerenge-

bruik, vaak met een omlooptijd v 12-15 jaar'akkermaalshout, kreupelhout v eiken, boerenhakhout.veepestbosje. prakbos

eikelhut omgaasd afdakje als bewaarplaats vverzamelde eikels in bosgebied, gedurende dewinter (tegen rot en broei)

eikenheem (Dr) erfeiken als boerenhout rondomboerderijen *ikkelhiem

eiland l door water omgeven land (riviereiland)waard, weerd: 2 geïsoleerd landsdeel (rijksei-land) enclave; 3 (Gr) stuk land tussen tweeveenwijken

eilandje klein eiland *oog, holm, scham. werder,zwamp, yle

eimat tweede gewas v/e stuk hooilandeinder horizon of gezichtseinder *kim, @G: andjaeindkap de kap v/e bepaald oppervlakte bos

waarbij alle bomen worden verwijderd of waar-bij een scherm of coulisse v/h oude bos over-blijft om het opgroeiende jonge bos te bescher-men. Eindkap betekent het einde v/d omloop

einse (Frl) oppervlaktemaat, =306 m2 of 1 24koegang

el achtervoegsel bij een plaatsnaam verwijzendnaar voormalig bos $ -Ie. -lo «•bosnaam

elevatie verheffing(shoek), schiethoekelft taaie, met vuursteen en keien gespekte grond-

soort (keileem) @Ot: alvarelm(us)vuur zwakke lichtpluimen bij onweers-

achtige luchtgesteldheid. ontstaan door eenzwakke uitwisseling v aarde en electriciteit, a/dtoppen v masten ea puntige voorwerpen

30

Page 33: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

els (Biesbosch) -kreekelu geel. vaal v d bodem door uitlogingelzemeet met grauwe els begroeide akkeromwal-

lint? met weerszijden sloten ter veekenng *schur-velins (Schouwen), diekies iGoeree). hagen (Texel)

elzenbroek zeer laag gelegen terrein met hogegrondwaterstand (soms geheel dras) en begroeidmet els *wilgenpas

emersade (Gr Dr) landmaat *amersade, emmersadeemmen effen terrein, vlakteemmer geel ambersteen (barnsteen)emmerik hammenk, land in een rivierbocht "hamemmering sprugtelemmersade «s"emerdadeempte (Gld) etgroen-weideenceinte hoofdwal v e vestingenclave stuk grondgebied dat door een vreemd

grondgebied ingesloten isendemisch inheems, het voorkomen ie beperkt

verspreidingsgebiedendoniem binnennaam, locale naam binnen het

cultuurgebiedeng (M-Nld) het geheel v/h vroeger gemeen-

schappelijk bouwland bij een dorp *esenge (Ov) kanaal, tgv wijde (plas)engelant weiland, graslandengte nauwe doorgang *sloehter. tra, gleeenichte woestenijeninge rechtsgebied onder eenzelfde landrechtenk (O-Nld) *es. engentaarde vruchtbare grond waarop kort tevoor

een vlinderbloemig gewas werd verbouwd,toegevoegd aan schrale grond

enveloppe (vestingb) samenhangende Urne tussenhoofdwal en bedekte weg: dekkingswal rondomeen vestingwerk

eolische afzetting «rwindafzettingepe oude waternaam @c;.- apa »*waternaamepitaaf grafsteen, tombe, grafschriftequidistant afbeelding of projectie van bolvorm

tot kaartvlak waarbij de relatieve afstandengelijk blijven (afstandsgetrouw)

erdritinge breuklijn met rekscheur, spleeterfdienstbaarheid last waarmee een erf bezwaard

is tot gebruik en ten nutte v/e erf dat aan de éénof andere eigenaar behoort

erdritinge scheuring v d aarde door een aardbe-ving

eremitage kluizenaarswoning «"hermitageeren (be)ploegenerf al of niet omheind onbebouwd stuk grond

behorende bij een huis of boerenwoning *homle-2er. munk. dries. heem. erve. valde. belook. huisweer

erfgoed ïha agrarisch eigendom dat lang i/dfamilie is geweest, met binnen mensenheugenisdoor aankoop verkregen *erve. handgemaal. metinge

erfgooiers (Gooi) bezitters v rechten v/d onver-deelde heide en weide, in 1912 georganiseert i/dVereniging Stad en Lande v Gooiland

erfpacht pacht waarvan de duur niet a/h levenv/e pachter verbonden is; het in gebruik engenot afstaan v/d onroerend goed tegen betalingv/e jaarlijkse pacht, veelal voor de tijd van 99jaar

erfscheidingsteken afbakening v/h onroerendgrondgoed *stoepsteen. eggesteen, hoofdsteen, hoek-steen, maalsteen. meer. kadsteen

erft humusaarde *teelaardeermitage kluiserosie (meestal) geconcentreerde uitholling of

afslijping door wind of ijswater @L: erodere'knagen'

erosiebasis laagste vlak van inwerking doorerosie, zowel theoretisch als in de praktijk, zeerrelatief en tijdsgebonden

erosiefasen te onderscheiden zijn: chemischeaantasting (corrosie), afslijping (corrasie) enafvoer of transport (ablatie)

erratisch blok zeer grote niet-afgeronde blok,door het landijs aangevoerd [zwerfkei < erratischblok]

erre dwaalspoor, doolwegerve / erfgoed, vastgoed •handgemaal. metinge; 2

grondstukes complex v/e groot aantal aaneengesloten open

akkers die in smalle stroken zijn verkaveld,omgeven door een rand v opgaande begroeingter veewering; oud bouwland dat eeuwenlangmet mest en plaggen (potstal) is verrijkt enopgehoogd, waardoor deze relatief hoog in deomgeving ligt (itt geestgronden) en zeer humeusgeworden is [éénmans-es < escomplex] @C,t: atisk; opzandgronden es. esch. eng. enk $ -ing), m hetZuiden (veursgemeen, kouter, aard. veld. bocht, lochting,en plaggen op veengrond (veenessen, bovenveencul-tuur)

escarpe (vestingb) binnentalud v/e grachtesch (Dr) esesdorpenlandschap kenmerkend cultuurlandschap

op hogere arme zandgrond (middeleeuwen);centraal i/h esdorp ligt de b r " v (dorpsplein)met eiken, en daaromheen liggen de huizen enboerderijen en tenslotte de es. De akkers warenv/h omringende bos en heide afgescheiden doorwild en houtwallen. Voor bemesting v'd esgebruikte men het potstalsysteem. Het lager eniets voedselrijkere weiland bij de beek werdenals hooiland gebruikt

esk (Twente) uit vrij grof materiaal bestaande rugals afzetting v zich onder het landijs aanwezigesmeltwatergeul *oos. asar. smeltwaterrug

espel (Frl) stadswijk «kwartier

3 1

Page 34: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

estuarium getijdemonding v/e rivier, vaak zee-waarts ruimer (treehtervorm) en met brak wa-ter, die ontstaat als de daling het mondingsge-bied of de rijzing vd zeespiegel het wint v daanslibbing. Zowel a/d land als ad zeezi|de vdmonding liggen banken (gronden) doordat slibbezinkt, mn door coagulatie (neerslag v kleihu-mus-vlokken door zoutwatenn\jloed)

etage (ecol) laag of verdieping «sFstruikiaageterie stroperij, landloperijetgroen tweede grasgewas, van zeer goede kwali-

teit, dat na het maaien v h eerste, in juni juliopschiet "nagras, etgras, eigroede. nasnede. herfstgewas,achtermad

etland weiland dat begraasd wordt, tgv hooiwei-de *fenne. fenland 'S'grasland

etstoel (Dr) voormalig hoogste gerechtshof, in1791 ontbonden

etweide grasland, tgv hooiweide *fenland, atmadeetveen veenland als graasweide in gebruiketum achtervoegsel verwijzend naar oorspronke-

lijke begroeing ter plaatse v nederzettingen:sauretum (begroeiing op dorre grond), rausetumtrietgrond). betuletum (berkenbos), hulisetum ofsempervivetum (hulstbos), filicetum ivarenbos),tnmuletum (trilpopulierbos)

eusel (NBr) weiland v slechte kwaliteit, min ofmeer natuurlijke graasgebieden op plaatselijklager gelegen en vochtiger gronden

eustatisch betrekking hebbend op of veroorzaaktdoor tectonische veranderingen v relatievenjzmg of daling v/d zeespiegel

eutroof voedselrijk voor algen, planten en diereneuvelgunne (O-Nld) naam v huis, perceel of

water dat in een kwade reuk staat, meestalfiguurlijk (wangunstig) maar soms letterlijk(vuilnisbelt) "Wduivelsland

evaporatie (abiotische) verdamping v water uitde bodem per tijdseenheid

evenode vlakteevenschip veerboot 'pont. veer. zeievorsie de uitkolkende werking v/e rivier, vnl het

werk v staande kolken en neren, en de sedi-mentlast

exclave 1 (geomorf) een door jonge afzettingenomsloten gebied bv rond een donk; 2 (staatkun-dig) stuk grondgebied, afgescheiden i/e vreemdgrondgebied gelegen

exoniem buitennaam, taalkundig ontworteldegeografische naam

expositie ligging v e stuk land tov een bepaaldeinvloed, bv zonneschijn, wind;

32

Page 35: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

faan (Gr) *veenface de naar de aanvaller gerichte zijde v e uit-

springende hoek v e bastion 'voorzijdefacies aanduiding ve lithologisch en paleontolo-

gisch karakter v/e afzetting die in een bepaaldmilieu is gevormd

fagOOt takkebos *fagge. faloerdefait (Gr) *feithingfakkelzondag (Z-Lb) optocht met brandende

fakkels onder vruchtbomen om met vuur enrook de boze krachten te verdrijven *beurkW festiviteiten

faliekanten een dijk afschuinen, schuins afstekenfalise l rots, klip: 2 rotspadfaloerde takkebos *fagge. fagootfanaal vuurbaken als seinlichtfascine regelmatig afgewerkte bundel ri|shout

(door buigzame banden bij een gehouden) toe-gepast voor bekleding v batterijen, het tracerenv aardevverken en bij dijk .verken en glooiingen

fase schijngestalte v d maanfata morgana meervoudige luchtspiegeling,

atmosferische straalbreking onder zeer kleineinvalshoeken (bv boven een asfaltweg) "mirage«"schijnsel

fauna dierenrijk, de gezamelijke diersoorten diei e bepaald gebied of ie bepaald geologischti|dperk voorkomen

fayerie toverij "bijgelooffean (Frl) veenfeart (Frl) vaartfeit(hing) (Frl) holte als drenkkuil voor vee,

bovenop woonheuvel naast de kerk gelegen(bluswaterkllil) *tait. vaete, dobbe =» hollestelle

feiling (Frl) ploegland 'veiling ©Of: falgiafelst (Frl) zandoer onder laagveen-pakkettenfelstlaech (Frl) verkitting, oerbankfenne (Frl) opduikende kwelderwal, geschikt

voor permanente beweiding ï d oudheidfenland weideland dat met afgehooid werd *etland,

atmadefeodaal tot het leenstelsel behorend, beheerst

door de adelferd (Frl) topomem voor rechtsgebied *fredeferteit sterkte, bolwerkfertiel het vruchtbaar zijn v/d grondfestiviteit cultuur-traditionele gebeurtenis *bis-

sing(e). corso, jaarmarkt, kermis, iuilakkenviering iNHld).meierblis iTexcl). meivuur. beurk (fakkelzondag), biddagv/h gewas, bidprooessie. ^asterij. krawei

fiezelen motreeenen

fijnjarig gezegd v hout waarin de jaarringendicht op elkaar zitten

fijnscherven grond tot korrels en kluiten uiteen-slaan met een schop

film laagje in bodem of vliesje op waterfin (Frl) laaggelegen weilandfinne (Frl) groot perceel bij een boerderij, uit-

sluitend VOOr beweiding •huisweide. maat, fennefiscus (Z-Lb) kleinste organisatorische eenheid

v/e njksgoed i/d vroege middeleeuwen, ver-overd of geconfisceerd grondbezit (500-3000 hagroot) [fiscus < koningsgoed] ^annexatie

fivel (Gr) reusachtig groot, dreigend [mikkel <fivel]

fivelstroom (Gr) wijde zeeboezem, oceaanfjild (Frl) veldflaas (NBr) gegraven drenkpoel i/d duinen *viaas,

tles

flabber waterplanten uit sloten opgevist en voorbemesting v/h land gebruikt (flabvisserij)= ge ffel

fladder (F*i) moerassig la^d *fledderttankwater zout water onder druk in poriën v/e

ondergronds reservoirgesteente onder een areaaldat olie/gas bevat, dat bij drukverlaging naarbovsn migreert

flarde versnipperd stukje land *lapje, rabbelingflatten mestplakkaten door vee i/h land achterge-

latenflauw hellend glooiendfledder (Dr) moerassig land *vledder. fladderflees (NBr) flestflens (NBr) flestfles (ZHld) gegraven drenkpoel i/d duinen *fiaas.

vlaasflesch (Gld) poelflest (NBr) kleiïge banden i/d ondergrond v mid-

delhoog oude bouwland, ontstaan door bodem-vorming. Ze zijn vast en weinig doorlatend,veelvuldig aanleiding gevend tot ichijngrondwa-terspiegels *flees, flens, wijst

flier (Twente) brede natte laagte *broekflik uitgestoken stuk veenflins ïjzeroer(bank)flint veldkei *vuursteenflits zeer krachtige electrische ontlading (hoofd-

ontlading) met grote lichtintensiteit en snelheid(10% v/d lichtsnelheid) v/d aarde naar de wolk•bliksemschicht Wschijnsel

flodder 1 veenbagger, modder, klodder; 2 slagbuiflora de gezamelijke plantensoorten v/e gebied of

land, een abstract begrip (een lijst namen), niette verwarren met vegetatie

flues (Frl) op het water drijvende plantenlaag, alsnaam overgedragen op drassig land *vlies

flume stroom, rivier *fluvie

33

Page 36: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

fluviatiel in of door toedoen v/e rivier ontstaanfluvie stroom, rivier *fiumefluviogiaciaal afzetting door v e ijsmassa afkom-

stig smeltwater gevormdfluvio-periglaciaal afzetting opgebouwd uit mate-

riaal dat onder koude klimaatcondities werdaangevoerd, zowel door regenwater als doorsmeltwater v sneeuw of bodemijs

foelge loofhut, prieelfok (Frl) driehoekig stuk terrein *tippefokje (mijnb) onregelmatig stukje terrein tussen

twee of meer concessies, zo smal dat er geenhele hectare op beschreven kan worden

fokkerij aankweek v veefom briket v kolengruis en leemfontein spuitbron. springbron *quicborne. conduit,

sprank s*bronfonteintje (Gr/Dr) opwelmeertje i/h hoogveenfooye reiswegfore marktforeestrecht recht v veehoederij in de gemene

bosgebiedenformatie (geol) periode, als de fundamentele

eenheid v/d lithostratigrafische classificatie (bvCambnum, Kwartair)

foreest ongecultiveerd land met woud maar ookmet vlak veld en water, waarvan grote delenvoor jacht v/e landheer waren gereserveerd•voorst, warande, domein

fort l plateauvorrruge restheuvel i/e stuifzandge-bied ontstaan door verstuiving v/d omliggendehogere en drogere bodem waarbij de vochtigelaagte resteerde (stuifzandfort), ontstaat reliëfin-versie; 2 speels zandheuveltje; J (vestingb) opzichzelf staand vestingwerk. versterkte leger-plaats [rondeel < fort < landsfortj

forteresse fort, vestingfosse kuil, put *krochtfosseit grachtfossiel overblijfsel, restant v vroegere tijdenfraise (vestingb) stormpaal, onder een hoek van

45' i/d grond gestokenfreatisch water vrij grondwater, water onder de

grondwaterspiegel ï e relatief goed doorlatendelaag en boven de eerste slecht doorlatende ofondoorlatende laag

front scheidingslijn tussen warme en koude lucht-massa

frontiersstad (vestingb) versterkte stad gelegena/d landsgrens

fruittuin vaak ommuurde plaats waar op intensie-ve wijze vruchten werden geteeld (struikboom-gaard)

fulguriet ««"bliksembuisfysiografie natuurbeschrijving, integratie van

morfologie en tlora

tysiotoop relatief homogene ruimtelijke eenheidgevormd door een specifieke combinatie vlandschappelijke factoren die samen het milieuv.'e levensgemeenschap vormt

34

Page 37: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

ga (Frl) dorpsgebied of landstreek, later alsachtervoegsel bij gemeentenamen S -ga *gea

gaag verbindingsweggaal / ruw, stormachtig weer of woelig water; 2

ril. kade of dunne streep grond; 3 vogelwatergaanpad (VI) trottoir, looppad, voetpad, gaweggaar / draaiende sluitboom *-_>eer «*"slagboom; 2

weidehek *vekengaarde / oorspronkelijk de omsloten ruimte bij

een huis waar het vee weidde; 2 turn of lusthof,omsloten stuk grond met groenten en ooft; 3taai. recht waterwilghout in bossen, gebruiktvoor ri|swerk

gaarderboek register, onderdeel v/e administratiev/e waterschap dat de gegevens v/d heffing vwaterschapslasten bevat

gaasheek / gehoekte beeksysteem @o.\'D- gaspe'haak'; 2 beek met een sterk wisselend debiet envlechtend patroon [gaasbeek < vlechtrivier]

gaast (Frl) zandige hoogte "geest. gast. garstgabel tolhuisgadeem huisje, gebouwtje, stalletjegading landschapsgericht. gouwrechtbankgagel laag kreupelhout en struiken v e planten-

soort die vroeger gebruikt werd voor het brou-wen v bier (Myrica gale)

gal gele turfgalerijhos smal lintvormig bos langs de oevers

v e grote rivier, in een overig nauwelijks hosherbergend terrein "ombo>, •* gordijn

galerijgraf' prehistorisch ganggrafjjaleye woonstede (galeide)galgenberg heuvel waarop vroeger de galg

(jubet) stond om ter dood veroordeelden terechtte stellen, vaak a d grens v e dorpsgebied ommotreli|k criminele reizigers at te schrikken* £ a l i > e n \ e l d . L ' a lL*eh> 'd . L ' a k ' L ' n u a a r d . u i p - t n k

galm volle en zware klankweerkaatsing in afge-sloten ruimten, vgl echo (half-afgesloten) "helm.schalm

gamda samenvloeiing, samenloop \ e water ofdal "gent. geurt. hiHrnorn. aher

gang i lengte v e perceel, akker als werkeenheid;2 molenreeks; j ertsader, mi|nschacht ot onder-grondse tunnel "rel. ;M;i:w. . :mi. :. .ili i.-; -I smallevaarsloot; 5 verloop der verandering v e meteo-rologische grootheid

gangachtig bospad "d«.v. -- mUmgangslout brede ivaarisloot,gantel kreek "kcmjei

ganzenkuil veen- of heidepias waarin wildeganzen gevangen worden

gaping gat, spleet of bres (ook sluitfout bij land-meetkunde)

garde veldwachtergardenier (Frl) min of meer zelfstandige landar-

beider die bij een boer een stukje grond huurdeom daarop landbouwgewassen, mn vlas, teverbouwen

garfpacht huur v/e stuk land die niet in geldmaar i/e bepaald deel v/d geoogste garven(korenschoven) werd opgebracht (tgv hofland)

gariet l wachthuisje op een muur, wachttoren; 2gewelven v/e stadsmuur

gars 1 landmaat, zo'n 1/3 bunder; 2 gors «"aanwasgas 1 vluchtige fase v chemische verbindingen

«•lucht, rookgas; 2 als brandstof aangewendegasvormige stof *aardgas, brongas. moerasgas, biogas.mijngas; j (Nijmegen) straat i/e Rijnoeverstad "jat@Gt: gatwó

gasbron (Waterland) geboorde put waarin grond-water gemengd met moerasgas op natuurlijkewijze naar boven komt of wordt opgepompt

gast geestgastenij (Gr Frl) burenbezoek als onderdeel v

boerencultuur «sr festiviteitengat / zandwinningsput; 2 (zeegat) open plaats of

vaarwater tussen kust of banken waardoor menv d rede of uit een rivier naar zee kan komen"doortocht..poort; 3 kreek; 4 weigat; 5 windhoek,richting; 6 hol. spelonk "krocht

gats straat »gasgaudine wild, ongediertegave toewijzing v/e onderhoud v/e dijkgaver (VI) moeras ®O: gabra 'moeras'gaweg looppad, voetweggea (Frl) landstreekgeaccidenteerd terrein: reliefnjkgeheet / hellend pad, naar beneden gaand; 2

valkenjacht "weispei; J jachtterreingebied land, streek of ri|k "heltgeboortegrond bakermatgebroken land land met vele plassen en stukken

drasgebrot bouwval -krul. kavafjegebruik / de hoeveelheid land die een landbou-

wer beheert 2 traditie. cultuurri|kdomgebruis / het voortdurend bruisen, borrelen en

schuimen v snelstromende of golvende water-massa; 2 stormwind met sterk gehuil en getier

gee wgiedegetr / schuine zi|de v e stuk land. puntte stuk

l and "IKICH. -m-T <C'' -•"•••'• - s l u i l b o o n i . g a a r

g t f r s i N H I d i l a n d m a a t v : i m o r g e n "gars. aras

gifst / dmre. hoge en droge, onvruchtbare zand-g r o n d -\jiiiwc ui, t-ail.i; 2 a d h i n n e n d u m z i j d e

35

Page 38: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

gelegen akker, op hoge zandgrond v/e oudestrandvval. vroeger met bos bedekt

geestgrond bouwland ontstaan door afgraving voude strandwal, waarbij de bovengrond v'd vrijzuivere zandbodem ontkaikt was en relatiefhoog boven de grondwaterspiegel lag. Doorafgraving tot ca 55 cm boven de grondwater-spiegel en opbrengen v stadscompost is laterzeer goede landbouwgrond ontstaan

gef'fel aanspoelsel v/d grote rivieren dat de boerenverzamelden voor strooiselmest *daak. deek, veek,ruigte. watermerk = flabber

gegeven (bouwk) ligging en natuurlijke gesteld-heid v/e terrein

geglent omheining, omrasteringgehucht klein dorpje zonder kerk *buurtschap,

hameide. leitschap

geilpol plek in bouw- of weiland waar een stukgrond door (toevallig aanwezige) meststofvruchtbaarder is dan elders en de planten zichonderscheiden door sterke wasdom, wordtechter door vee niet aangevreten *mette, gelp~ gonst

gel beeknaam @Kgelaagdheid v bodemhorizont, gesteenteband,

veenpakket of van natuurlijk bos (boomlaag,struiklaag en kruidlaag)

gelande eigenaar v land binnen een waterschap,met een zekere zeggenschap, vgl gewaarde(markelid)

geleeg huis en erf, mn boerderij met de erbijhorende landerijen

gelie tegen de wind beschut *lij. luwgelp land weelderige en vruchtbare akkergrond

*bate. baat. geil

geluidswal geluidswerende wal v opgeworpenaarde langs een verkeersweg, vooral om woon-wijken te ontlasten. Bovenop de wal kan nogextra beplanting of een scherm geplaatst zijn

gemaal i inrichting voor het bemalen v/e polder,zodat het water op het gewenste peil wordtgehouden. Tot de introductie v/d stoom- en laterdiesel- en electnseh gemaal werd gebruik ge-maakt v e windmolen. De beschikbaarheid venergie op de gewenste tijdstippen deed dewindmolens verdwenen; 2 collectieve groepmolen

gemarke grenspaalgemeenlandshuis vergaderingsgebouw waarin het

bestuur v/e waterschap is gevestigdgemeenschappelijk beheerde grond *marke. mande.

gement. almende. malenvelden. hamrik

gemeente zelfstandig onderdeel v/d staat, zelfbe-stuur en autonomie bevattend 5-deel. -ga *mene

gemenebest republiekgemeneland (ZHld) polderschap

gemengde rivier: rivier met regiem v half regen-en smeltwater

gement (NBr) grond in gemeenschappelijk beziezoals weide en heidevelden (later gemeente)*almende

gemet (Zld) oppen'laktemaat van 300 roeden (ofhond), 1/2 morgen ofwel 0.4945 ha

gemeynte (NBr) organisatie v ingezetenen voorgemeenschappelijk gebruik v woeste gronden[aard <. gemeynte] *marke

gemul puin, gruis en ander afvalgenadeplaats bedevaartsoord, tgv verbanrungs-

oordgeneralisatie veralgemenisering, het weglaten v

details bij schaalverkleining in de kartografiegent samenloop v wateren *gamb, aber. geurtgeobotanie plantengeografie ivm de geaardheid

v/d bodem beschouwdgeografische mijl 1/15 deel v/e graad, dwz zo'n

7407.41 m *duitse mijlgeomorfologie wetenschap die de gedaante e/d

vorm v/h aardoppervlak tracht te verklarengeoplastiek leer v/h relief v/h aardoppervlakgeosysteem een a/h aardoppervlak afgrensbaar

geheel v levende en/of niet-levende componen-ten, dat een netwerk vormt v ruimtelijke entemporele relaties

geplaveid v/e wegdek voorziengeraas natuurgeweld *oreeste. schuurgerecht (Utr) rechtsgebied, ter grootte v/d eerste

gemeentelijke indeling in Nld *ambacht. kerspel.banne

gerechtspaal geïsoleerd staande paal voor vonnis-voltrekking *schandpaal. galg, wipstrik. geselpaal, kaak

gerechtsplaats plaats v rechtspraak en somstegelijk v vonnisvoltrekking *ti-heim, dingstal,beulskamp. gerichtsboom, veemgericht. galgenberg. hemel,heimael. werf

gericht (Gr) tijdens de middeleeuwen en onder deRepubliek een onafhankelijk rechtsgebied*gerecht. ban. ambacht

gerichtsboom markante en vaak imposante boomwaaronder recht gesproken werd *dingboom,upstalbeam. kroezeboom

geriefhout houtaanplant voor eigen gebruik,veelal afgeknotte bomen in gebruik als perceels-scheiding en als hout om kleine gereedschappente maken (technisch: diameter <17 cm op 1.30m v/h dikke eind)

geriefhoutbosje boerenbosje, na ontginning v/domgeving aangeplant en soms omgeven metringsloot om betreding v vee te voorkomen opzandgrond (holt, strubbe) en in veenweidegebied(koebosje, veepestbosje, miltvuurbosje. huftbosje)

gerre spleet, kiergerse / weiland, grasland; 2 oppervlaktemaat,

landmaat v 1/3 moreen of 200 roeden

36

Page 39: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

geschulpte laag bij rijsbossen: met de langste asv/d doorsnede hellend tegen elkaar aangevleid

geselpaal gerechtspaal •giezelpoale (Gr), kaak. schand-paal

gesloten / bos: bosterrein waar de boomkrumenbij een volgroeide opstand minstens 60% v/hgrondoppervlak afdekt (kroonprojectie); 2 land-schap: gebied waarin de landschappelijke ruimteklem of afwezig is

gesteente (ver)hard aardmateriaalgestijpt pallisade, omheininggetert plaats waar veel gelopen wordt, drukke

weg (voetgeterde)getij periodieke waterbeweging oiv planetaire

aantrekkinggetijbossen vloedbossengetijdezoom *zate. strandgetijhoogte toegevoegd gemiddelde v/h hoogste

vloedniveau, langs de kust: Oostende 38 dm,Texel 14 dm, Eems 20 dm, Borkum 26 dm (enmet opstuwing in zeegaten: Vlissingen 37 dm,Bath 45 dm, Delfzijl 29 dm)

getto afgesloten stadswijk *beis. buurtgetuigeberg (Z-Lb) geïsoleerde berg of heuvel

als restant v/e vroeger tafelland of cuestarug*voorpostberg. restheuvel

geul 1 diepste gedeelte v/e vaarwater, of tussentwee zandbanken (balg), ijsdoorgang (slochter);2 greppel, sloot *geme; J kreek, blam

geurt samenloop v wateren «-mondinggeute (Gr) slootgootgevest / (jag) omgeving v/h wild 'biotoop; 2 ver-

sterkte plaatsgewaarde eigenaar v/e boerderij, met stemrecht

i/d marke, vgl gelande (waterschap)gewaarsam (O-Nld) verblijfplaatsgewade ondiepte, een voor schepen gevaarlijke

plaats, gevaarlijk water «rak. ongemak, gewasgewande landgoed, boerderijgewand-verkaveling (Betuwe) patroon m/e groep

strookvorrruge percelen met gemeenschappelijkebuitengrenzen «"versnippering

gewas / doorwaarbare plaats *wade. ondiep; 2drinkplaats voor paarden *wed; 5 overhaal,veerpont; 4 gevaarlijke plaats i/e water metsterke stroming "gewade, ongemak; 5 ligplaats vschepen *kade. gracht; 6 begroeiing of planten-kweek *aardinge. groensweerde

gewasspoor kleur- en hoogteverschil i/h gewasontstaan door verschil in bodemkwaliteit oftoestand

gewegen samenlopen v landsgrenzengewelf holgebogen bezoldering blakke, wuift, wiege,

voorhof

gewende / akkereind waar de paardeploeg werdgekeerd «akkerbed. trappeleind. voor- en achterwending;2 afstandsmaat, lengtemaat v 100 pas

gewest landstreek, oord, deelgebiedgewin 1 het bedrag der kosten v herstel aan

dijken waarop de landgraaf recht had, ter ver-goeding v risico bij zijn uitschotten; 2 boerenbe-drijf, pachthoeve

gewrechte, gewrucht omheining *wrochtgezichtseinder horizon, de lijn waar hemel en

aarde elkaar schijnen te raken, afstand van 10km op zee (rekening houdend met aardkrom-ming en straalbuiging) •kim

gezichtswijdte blikveldgezondmaking reiniging v vervuilende of bo-

dem(grondwater) belastende stoffen *saneringgezwaai ; strook gemaaid gras *zwad; 2 loof v

bomengidsfossiel in stncte zin een fossiel met een grote

horizontale en een geringe verticale spreiding inafzettingen en daardoor kenmerkend voor eenbepaalde geologische ouderdom, in ruimere zineen dateringskenmerk i/d bodem zoals een\ eenlaagje, vegetatiehonzont of oudheidkundigevondsten

gidsmineraal indicator naar de vormingsachter-grond v/e aardlaag

giede (NW-Ov) oppervlaktemaat, afgeleid v'e tebewieden grootte *gee. gie QOND: geden 'wieden'

gieping bocht i/e vaarwater die de schipper, voorde wind varende, dwingt te gijpen (zeil over tebrengen)

gier urine v (rund)vee dat vroeger gemengd metstro als mest op het land aangewend (produktie18 liter per koe per dag, met als voedingsstoffen0.1% N, 0.8% K2O en sporen P2O5), vgl aalt *ier.jier

gierbrug drijvende (zwenk)brug i/e riviergierstroom versterkte getijstroom bij springtij

*giertij. giervloed

giersloot *binge. soegiesser stoombron (=geysir)giet zekere maat v buitendijks land (= 8 voet)gif(t) ernstig schadelijke stof voor organismengilde (Oldambt) dorpsdeel *kluftGIS geografisch informatiesysteem, een gedigita-

liseerd bestand v topografische gegevensgisp hoeveelheid water die ineens wordt uitgesto-

ten, bv v/e kortstondige regenbuigit door verkoling v hout ontstane zwarte delf-

stof, zeer hard en vnl voor sieraden gebruikt*zwart agaat, zwart barnsteen

glaciaal / ijstijd; 2 betrekking hebbend op ijs wboorsprong of medium, agens; 3 afzetting oivlandijs of gletsjer gevormd

glaciatie ijstijd

37

Page 40: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

glacis (vestingb) aardglooiing op het voorterreinv/e fort of vesting

glane beek izv schittering en helderheidglans zachte schitteringglasteelt kastllinboUW [kuip < serre < kas]glauconietzand groenzand, voorkomende i'd

Achterhoek en Twente met > 10% Kglee gangachtig bospad, dunne gesleten of door-

schemerende plek «pergolagletsjerkom (fluvioglaciaal) spoelgat onder land-

ijs ontstaan "dobbegletsjermolen kolkgat aldanniet met rolstenengleuf lange smalle uitholling of insnijding: grep-

pel, spleetgley door afwisseling v oxidatie en reductie i/h

fluctuatietraject v grondwater ontstane vlekkeni/h bodemprofiel, meestal bestaande uit bruineen oranje roestvlekken (ijzer), zwarte mangaan-vlekken en bleke (reductie)\ lekken

gliede bodemslik als een zwart, structuurloos,slibhoudend (vettig aanvoelend) veenlaagje*smeer. darg. pekkerd, stroperd. gyttja. sapropelium

glijbaan gladde bosbaan of sleuf i/d bodem voorhouttransport

glijden langs een helling naar beneden schuivend,afzakkend door eigen gewicht bij gebrek a/eSteunpunt «S'denudatie

glijstreep groef re glijvlak door erover glijdendgesteente veroorzaakt

glimmen dof blinkengunster schitteringglint (Twente) uit palen en latten bestaande hei-

ning om weiden af te delen of twee erven vanelkaar te scheiden, ook langs brinken *geli,id.gelinting. gelende ^ tu in

glip 1 sloot; 2 helling, glooiingglite kuilgloed zichtbare vvarmte-uitstraling. hemelgloed

cygloorgloem verduistering, bezinksel, nevel 'S'troebelinggloepe (Gr/Ov) eendenkooi, ook een fuikvormig

latwerk i'd eendenkooiglooiing flauwe helling, afhellende zijde v/e weg,

dijk of kade, talud "toebochtinggloor gloed maar zonder de gedachte aan warmteglop / nauwe doorgang tussen twee duinen: 2

open plek in ijs *bijt. wak; i smalle open plek i/hbos, ontstaan door houtkap *glee

glorie (meteor) kransverschijnsel om een schaduwv/e voorwerp in de lucht op een mist- of wol-kenlaag

gloriëtte •prieeltje, tuinhuisjeglui, glei 1 bos riet of gekamd stro (gluischoof);

2 deknetgluip spleet, kier. nauwe openingglypten gesneden steenblokken

gnomon verticale stang waarvan de schaduw opeen plat vlak valt om de zonnehoogte te bepalen*zonnewijzer

gO (Gr'Fr!) gOUW 5 -go [district < go]godakker kerkhof, begraafplaatsgodhelp armenhuisje, huisje v/d diaconiegodsakker (Zld) grond die vrij werd bedijkt en

beschikbaar werd gesteld a/d kerkgof vaart, snelheidgolf / ruime zeeboezem [baai < bocht < zee]; 2

wateropbolling meestal door wind [kabbeling <golf < valge] *baar, (golge, gelve). onde, unde. schoffel.

roller, breker, bulle. schuiver, kaaier; 3 (meteor) uit-

buiging v/e frontsysteemgolfbreker stenen strekdam om de golfkracht te

brekengolfoploop dempend golfverschijnsel tegen dijken

als de talud niet steiler is dan l :3golfslag op- en neergaande waterbeweging *eer.

rolling, deining, reve

golfstoring (meteor) frontale depressiegolftrein een op zichzelf staande reeks van door

een energiestoot uitgezonden golvengonst kracht v/d mest, na de oogst i/h bouwland

overgeblevengooi 1 (NHld) gouw, landsstreek; 2 (Zld) kreekgoor 1 laaggelegen moerassig land, in NBr langs

de beek tussen del en broek gelegen, relatiefvoedselnjk en met dikkere veenpakketten. Vaakwerd klot of turf gestoken; 2 modderige strookmet slijk @G: gura 'moeras'

goorns tuin tussen dorp en esgrond *warmoeziers-land. tuinland. lochting ~ kruidhof

gOOrslOOt moddersloot *moergrachtgoot gegraven grondgeul. ook vaargeul, slijkgoot

in kwelder (meetgOOt) •kanjel. soe. sloedegordel elk der denkbeeldige banden of stroken

waarin men het hemelgewelf en het aardopper-vlak verdeeld *klimaatszone. luchtstreek. hoogtegordel

gordeldekzand lokaal dekzand dat een terrein-hoogte (stuwwal, keileemrug) omringt

gordelweg ringweg om een stad ter omleidingvan doorgaand verkeer "ceintuurbaan, rondweg,katse. kets

gordijn l hoofdwal die twee bolwerken of basti-ons verbindt *coutine; 2 beschutte beplantinglangs kanaal •*galerijbos

gording / omheining; 2 dwarshout waarmee eenrij palen verbonden wordt

goren baggeren, modderengorgoen afvoerbuis. rioolgorre stinkslootgors (NBr-ZHld) buitendijks aangeslibd en be-

groeid land langs riviermondingen, dat bijgewone vloed niet meer onderloopt in een zoet,

38

Page 41: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

brak milieu (zie aanslibbing) en relatief grotegeüjverschillen

gortiere rioolgorzing graslandweide op gorsgouvernement bestuur v overzeese rijksdelengouw 1 landstreeknaam, oorspronkelijk v Franki-

sche gewesten S -go. -ga *gooi. gea. pagus; 2 weglangs een watering of sloot waarmee ook datwater zelf wordt aangeduid *gouwe. goude

gouwspraak dialectgraad 1 1/360 deel v/d evenaar of van een der

parallellen (lengtegraad) of van een der middag-cirkels (breedtegraad); Amsterdam 52'NB. 4'OL;2 opgaande weg, steil pad *opdracht

graaf 1 brede waterloop, stadsgracht, burgwal; 2uitgegraven diepte, sloot, greppel; 3 graft

graafschap gewest onder bestuur v/e landgraaf[burggraafsdiap < graafschap] *markizaat. comitatus

graaftijd tijd waarin men het hoogveen vergraaft,gewoonlijk van r^aart tot november

graan 1 veredeld of produktiegras waarvan dearen worden geoogst, oorspronkelijk in Nldrogge (brood) en gerst (bier) «koren; 2 zandkor-rel, grein

graat scherpe rand v.e kamlijn v e berggracht / gegraven stads- of nngkanaal [gracht <

vest] *fosseit. reye; 2 (Utr) sloot in het land terafscheiding of tot ontwatering *weidgraaf; 3 (ZO-Lb) droogdal, relatief kort en diep *grubbe. hollewe 2

gradennet meetkundig netwerk op de geoïdegradeerhuis verdampingshuis bij zoutziederij,

huis ingericht voor het graderen v zouthoudendwater *zoutkeel

gradiënt geleidelijke overgang van fysisch chemi-sche grootheid i d ruimte of landschap, bvhuosr-laaü, droog-nat. kalkri|k-arm, zuur-ba-sisch, zoet-zout

gradiëntstroom zeestroming ontstaan door ïn-wendiüe druk- ot diththeidsverschillen (zout.temperatuur, shhi

graf ; ruimte waarin een li]k hegraven wordt•„•armer, i-u tplaals. kerkeputje; 2 put voor fornuis in

zoutziederij; 3 put om aardappelen m te kuilengrafheuvel i J prehistorie opgeworpen heuvel v e

nomadisch volk op hogere zandgrond, als col-lectieve begraafplaats i stammend \ aak uit ver-schillende perioden); geven inzicht in dodenri-tueel, materiële cultuur (grafgiften) en omstan-digheden ten tiidc v begraving "mmuius. tombe.lommei, leeuw, kucpelgral

grafplaaLs grafteken v individuele ot collectieveter aarde stelling \ over ledenen -koepelgral'.hunebed, kerkhot. lauw. urnenveld. \iakgraivc!d. UHenbulten. moucje

grafzerk grafsteen

grafiek grafische voorstelling, diagram metrelatieve maatvoering (kartografische regels)

graft 1 (Utr) gracht; 2 (Lb) steil, begroeid walle-tje als terrasrand van bouw en weilanden oplösshellmgen, evenwijdig liggend a/d hoogtelij-nen, opgeworpen ter bestrijding v erosie, vee-kering, perceelsscheiding, geriefhoutwinning enbescherming tegen weersinvloeden *graaf

granaattrechter bomkrater «s- inslagkratergrangia kloosterhof *uithofgras 1 weiland; 2 oppervlaktemaat voor grasland,

ca 1/2 ha of 2/5 morgen *geersgrasduiker (lit) hoop mensendrek «platvoet eigrashegge de lager gelegen zoom v/e bouwland

die met gras begroeid isgrashof tuin, lusthof, grasplein, gazongrasland l grond die voor grasteelt geschikt is

gemaakt, tgv bouwland (weiland (fenland),maaiweide danwei hooiland) *engelant. gerse.wenge, groet, beemd. mient, meent, made, dnes. meers.greid. etiand. broekweide; 2 met gras begroe id stuk

land; groenland, weiland of hooilandgrasorkaantje wervelstorm v zeer kleine om-

vang, i/d zomer Lgrasorkaantje <windhoosjgrasvlakte met gras begroeide vlakte *weide.

greidhoek. \eldgraszode vierkant afgestoken stuk v/d met gras

begroeide bovengrond "vletzode. schorzode, risch.sade. tort. plag. groe/.e. wase. /.waarde

grauwe turf lichte soort v turfgrauwele kiezelzand, steengruis (E: gravel)grauwland onvruchtbaar, uitgeloogd landgrauwveen jongste, bovenste laag v/h hoogveen,

gebruikt voor turfstrooisel "bonk. bolster, jongveenmos. veennert

gravel gruis v gemalen rode dakpannen *grauweiegravelijkheid graafschapgraverij veenafgraving, groeve *mineringgrebhe smalle sloot ot greppel, dienende tot

landafscheiding of ontwatering, vaak een droog-staand slootje

greed / bovengrond. grond waarin alles groeit"grnensweerde; 2 weiland voor begrazing *groeti N H l d ) . L-roede (VI) . g r e . d e (Frl)

greide (Frl) grasland voor beweiding ««"greedgrens erfrechteli|ke landschetding; natuurlijk

gevormd (staatsgrens: Maas, SchoonebeekerDiep. Noordzee) administratief en soms kaars-recht (provinciaal: Utrecht-Gooi (recht op deDom), Groningen-Drenthe (Semslinie. gerichto p Mart l l l l toren) "bant. markeiirens. landssnede. teenn.

terenipt. lermnii. perk. raduig, halmoer. hatnicr

grt 'I l . smuur -lic^loi. mak. p.ilh-aJe (hout), masieru-

grenspaal opzichtige en moeilijk verplaatsbarepaal ter markering \ e onroerend goed. vanaf de!4e eeuw houtpalen en sinds de Ihe eeuw steen-palell "haiipaal. bv'lomli:. pnhuge. nwhtpaal, stek. vlaak.

39

Page 42: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

maalboom. hevenpaal. hoefslagpaal. gemarke. termini iR).cippi iR). lirnietpaal. scheipaal. mijlpaal, markepaal. jacht-paal. suikerbroden, vroonpaal. tiendenpaai. stoepsteen.vinger. leeuwenpaal

grensslOOt *hatmer. halmoer, doel. greppel, grup. reen-meer. zwette. swade

grenssingel landweergrenssteen «a°erfscheidingstekengrep(pel) smalle en ondiepe uitgraving in lande-

rijen tot afleiding v overtollig water, meestallateraal patroon met 10-30 m tussenruimte. Indroge bosgebieden worden greppels gegraventer aanduiding v eigendomsgrenzen [ril < greppel< ryt] *grippel. gruppel, riool

greve graafgrie (Frl) weilandgriend 1 hakhoutbos v wilg en zwarte els, i/h

water gelegen op oorspronkelijk een zandige ofkiezelachtige strook grond (waard), voor rijs-hout geteeld, met een omloop v 2. 3 of 4 jaar.Ze bezitten iha een zeer gevarieerde kruidlaag"hoepland. rijswaard, teenbos. wilgenpas, bontje; 2 bos

rijshout *lotgriendinge zanderijgriendkade zomerdijk om een griendgrient oorspronkelijk de zand- en gnndgrond

langs een rivier, later overgegaan in griendgries *kiezelzand. biggelzandgriet steengruis «s-gritgrietenij (Frl) onderdeel v/e gouw of schoutam-

bacht, a/h hoofd waarvan een grietman stond,na 1851 naam der friese landgemeenten, vglklokslag

griffel (Gr) beekje @O: grefjogrift gegraven watergang, vaart of kanaalgrijszand uitgeloogd zand in podzolprofiel «lood-

zand

grind korrelgroottefraktie 2-63 jim *kif. pareigrindgrindzand gus, kiezelsgrindkist / meestal open bak of uitholling i/e

wegberm gevuld met grind voor wegonderhoud;2 baanbed of laag grind op spoorwegen

grindkits opgezette hoop grind langs verkeerswegengrit fijngemalen schelpen of fijn gebroken natuur-

steen m/e diameter v zo'n 2 mm. oa i/d wegen-bouw in slijtlagen verwerkt

groede begraasde kwelderweide *graasgorsgroenbemesting het verbouwen en daarna onder-

ploegen v/e groengewas (inz lupinen en serra-della) dat in symbiose met N-bindende organis-men leett waarvoor het dient als bemesting vooreen volgend gewas

groengordel zoom om een bevolkingsagglomera-tie met een agrarische bestemming

groengrond door rundvee begraasd oeverlandlangs kleinere rivieren of beken *boterveen. beemd.madeland. boeland

groenland (Dr) gemeenschappelijke weide i/hbeekdal waar v nature weinig of niet op werdbemest, geen stalmest, gier of slootaarde, deenige bemesting was vaak beekslib (beërrung)*groengrond

groentehof (Z-N'ld) moestuingroenvoorziening aangelegd openbare begroeiing

"•"plantsoen

groenweerde / de begroeide bovengrond ofaardkorst *aardinge. vlies, vloes. grede. meiveld; 2terrein, maaiveld *zwaarde

groenzand zeezand met glauconiet, van pleistoce-ne ouderdom in Twente en de Achterhoek, aande kust opgespoten tegen het strand tegen afslag(suppletie)

groep / stalgoot *grup @OF: grópe 'mestkuiP; 2 groe-ve, greppel; J geologisch classificatieniveau vaardlagen

groes met-omheind grasland, gewoonlijk hooiwei-de *groeze, gors

groeskant graskant langs bouwland doorgaansdienend om erover te rijden

groesturf in broekland gestoken turfgroet (NHld) graslandgroeve / greppel, sloot *reve; 2 kuil waaruit een

delfstof in dagbouw wordt gewonnen. Ongron-dingen nemen tegenwoordig deze functie steedsmeer weg, gebruik als vuilstortplaats is (nog)gangbaar [strijkvore < groeve] *winningsput. zanderij,grinderij. marlepit. leemput

groeze 1 begroeid buitenland *gors. groes. groos @G.-grunse 'grasland'; 2 gescheurd en tot bouwlandgemaakte weide (dries); 3 zode

grof / wild: grotere wildsoorten; 2 bos: hooggeboomte, tgv kreupelbos; 3 zee: zware deining

grond / losse materiaal a/d oppervlakte v/d aard-korst; 2 ondiepte in zee «zandbank; 3 erf, grond-eigendom

grondaanwinning op water'of woest land gewon-nen (cultuur?)grond *inpoldering. kolonisatie

grondbelasting *schot, tiendgrondbraak (Zld) dijkvalgrondduiker buisvormige verbinding tussen twee

wateren *heul, doorslaggrondgat gat i/d binnen- of buitengrond v/e dijk.

bij doorbraak *schelgatr sleetboordgrondgebruik cultuur + natuurgrondgrondijs ijs dat op de bodem v/e rivier, meer of

ondiepe zee gevormd wordt *heusijsgrondlegging wijze v bewerken v/d grond i/d

landbouwgrondmorene door landijs aangevoerd en vaak

sterk verweven afgezet bodemmateriaal *kei-leem. keizand, mengmorene. NB géén potklei!

grondrechtenadministratie kadastergrondslag basis •"bed. zool. zaat. zate

40

Page 43: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

grondverbetering beëming. bemesting, bevloei-ing. irrigatie, melonatie

grondsoort bodemtype mbt de korrelgroottever-deling (textuur) en de samenstelling v'h materi-aal waaruit het bodemlandschap is opgebouwd:klei-, veen-, zand-, loss- en leemgrond

grondvuur soort v bosbrand «"loopvuurgrondwater het overtollige water v veld en wei-

de; het gedeelte v h bodemvocht dat zich vrijkan bewegen oiv de zwaartekracht, in ondiepafstromend grondwater zijn Na, K en SO. debelangrijkste chemische elementen, in diepervooral ijzer en kalk *kweim. weiwater

grondwaterspiegel het vlak door de punten waarhet grondwater een drukhoogte nul heeft *frea-lisch vlak

grondwaterstand de hoogte v/e punt tov eenreferentieniveau, meestal het maaiveld; daarwaar de absolute waterdruk gelijk is a/d atmo-sferische druk (freatisch niveau) 'drooglegging

grondwind de atmosferische luchtsnelheid op 10m hoogte

grondzee overgangszone waar een regelmatigegolfbeweging van diep water wordt omgezet i/ewanordelijke waterbeweging door bodemwrij-ving l/d kustzone "^branding

groos groesgroot mikkel, tgv lutjegrootschalig gedetailleerde kaart afbeelding, bv

1: 10.000grootstad metropoolgrootwaterschap hoogheemraadschapgrop StalgOOt 'groep, greppelgrot onderaardse en vrij grote tunnelvormige

holte, op kunstmatige of natuurlijke wijze ge-vormd (in Z-Lb door mergel en vuursteenwm-mng ontstaan) *krocht. kroft. spelonk

grotonderzoek speleologiegrubbe / (ZW-Lb) zeer smal en diep ingesneden

droogdal 'gracht; 2 akkervore. kuil. putje, grep-pel

gruis massa v betrekkelijk kleine onregelmatigebrokken *bims. [gruus. greeuws. groys). scheversteen.schorre, -.teenmot. kie/.elzand

gruiswal morenewalgruppe / koestalgoot; 2 (Ov Gld) greppel; 3 slopgulzand / welzand; 2 stuifzandgUS 'grindzand. guszand

gvttja organogene afzetting bestaande uit in waterbezonken resten v planten (en vaak ook v kleinedieren) dikwijls met wat klei en soms met kalk*bodemslik. sapropelium. gliede. smeer. darg. pekkerd.stroperd

4 1

Page 44: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

H

haaf bergwind *heeft. hevehaaft zware kleigrond *klijt. spier @G: haftaz 'samen-

hangend'haag / heg of hetrung tot bescherming of afpaling

v/e stuk land, bestaand uit geschoord kreupel-hout of doornig struikgewas, vgl tuin (dood-hout) @O: hagan; 2 stuk land dat door een haagomgeven is, vaak als jachtgebied; j tas v onge-bakken stenen, zo opgebouwd dat de winderdoor kan spelen

haagkade kade loodrecht op de achterkade aan-sluitend, ter voorkomeing v h vollopen v edijkput bij doorbraak v e achterkade

haagt onderaardse gang *aachte. hagedochtehaai schuine hoek of strook land *geer. bocht, sniephaaiman 1 (ZHld) begroeide zandgrond tussen

duinen; 2 (Zld) verhoogde omringing (doorkade, dijk of duin), zijnde schotvrij minder-waardig land *haaygemet

haak 1 zandplaat in zee "grond; 2 zandige landtongachter een uitstekende punt v/d kust door zand-transport v stromingen evenwijdig ad kust«"haakvval

haakstelling militaire stelling die aanleunt tegeneen natuurlijke dekking en meestal een haakvormt

haakwal een i/h water eindigende strandwal meteen omgebogen uiteinde dat ï d richting v/h landwijst (soms met duinvorrrung). kan bij verdereontwikkeling i e schoorwal overgaan [haak <haakwal < sirandveer) *strandhaak

haal 1 hevelconstructie om vaartuigen op deoever of over een dijk te trekken *overtoom; 2halfdeel v land *hadel; J uitgedroogd, dor.schraal; 4 (O-Nld) verborgen, heimelijk

haalgolf 1 een v e strand terugkerende golf; 2golf door de voortbeweging v/e vaartuig ont-staat die de boorden v e kanaal aantast

haan dier als zinnebeeld v bliksem; hij splijt deonweerswolken en zuivert de dampkring (af-weerteken) '«'kruis-symboliek

haar / hoge, midden i/h veld liggend kampbouwland; 2 hoogte i e veen; J hoog heideveld@G: han 'zandige rug'

haard J zeehoofd om de golfslag te breken *strek-dam; 2 familiegoed «"haardstede; 3 stookhout *hoot

haardbos (Lb) plek waar stookhout wordt ge-kapt, Stookbos 5 -haard. -hard. -ard. erd @Ot: hauri 'koolbos

haardstede / stookplaats; 2 woonplaats

haarwild (jag) benaming voor zoogdieren alsjachtobject, tgv vederwild

haaygemet (Goeree) akkertje op geëgaliseerdeduingrond, omringt door walletjes of schurve-lingen, tgv braUW (opgehoogd) Whaaygronden~ geest

habitakel woninghabitat / complex v milieufactoren dat op een

organisme of levensgemeenschap inwerkt [habitat< biotoop]; 2 woongebied v/e organisme of le-vensgemeenschap

hach boomstronk of tronk *homp, stobbehadel / (Frl) halfdeling of helft v/e stuk land *haai

«•haiing; 2 (O-Nld) twistland, kibbellandhae (Gr) wigvormig of bochtig stuk land @G:

hanha

haech (Frl) smalle overgebleven veenstrook mUitgeveende plassen *ribbe. kraag, zethaag

haf inham achter een evenwijdig a/d kust liggen-de landtong of schoorwal (kustlangs zandtrans-port) die, indien er een rivier in uitmondt, opden duur zal verzoeten. In Nld is de Waddenzeeerugszinds als haf te beschouwen [lagoen < haf]

haft uitsteeksel onder water *heft. hechthagedoarn (Frl) wildwal v meidoornshagedochte onderaards gewelf *spelonk. krocht, hol

«"aachtehagel 1 neerslag v ijskorrels (soms brokken tus-

sen 5-90 mm), die doorzichtig of gelaagd-on-doorzichtig zijn, en grote schade aan te veldestaand gewas en tuinbouwkassen kan aanrich-ten; 2 jachtkorrels *loper, mussehagel, reelopers,dragee

hagelkruis afweerteken i/h veld als symbooltegen hagelschade *bake «"kruis-symboliek

hagetisse heks, toverkol " bijgeloofhaid (Frl) oppervlaktemaat v 1/4 koegang of

= 1837 m2

hakbos kreupelhouthakbouw primitieve vorm v landbouw waarbij de

bodem met omgeploegd wordt maar Heenlosgewoeld me hak of eergetouw

hakgriend griend waarvan het hout om de 2 a 4jaar gehakt wordt

hakhoutbos kleinschalig produktiebosje met laagloofgeboomte (esse- en zomereiktelgen) waar-van de opslag geregeld gekapt werd, omloop v10-15 jaar (brandhout, looischors, twijgen, tak-ken) *slaghout, schaarbos. kreupelbos. keelholt. strubben.griend, slagbos. spaartelgenbos

hakklauwer keuterboertjehal 1 hardheid v/d grond, hetzij doordat ijscement

de korrels verkit, hetzij als lagen bodemijs,welke v/d vorm hangt af v/d textuur en dehoeveelheid water. De aanwezigheid v hal

42

Page 45: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

belemmert infiltreren v smelt- en regenwater•hel; 2 landhuis waar recht gesproken werd

halen 1 (VI) golvend heuvelland @G: halhum; 2afgelegen nederzetting

halfer (Z-Lb) pachtboer «"bagèrenhalftij gemiddelde hoogte v/h hoog- en laagwaterhalf-verharde weg weg die een doorlatende

structuurloze verharding heeft v betrekkelijknatuurlijk materiaal (puin, grind)

halfwinning verpachting v/d landerijen voor dehelft (soms ook voor 1/3) v/d opbrengst

haling 1 trekking of zuigmg die golvend water(windrukken, scheepvaart) uitoefend; 2 (M-Nld)benaming voor stukken gedeeld land *hadel

halige sloot sloot waarvan de aangrenzendeeigenaren elk de helft bezitten en voor onder-houd dienen te zorgen

halle bocht in of uitloper v/e heuvelrug @G: halhahallehuis boerderijtype *ios hoeshalling (Dr) walletje met vergraven veen als

waterkenng tussen twee veenputten *veendijkhalmer (NHld) grenssloot tussen twee stukken

land "heiningssloot, halmoerhalo 1 lichtknng rond een lichtbron (zon of

maan) als deze door een nevel schijnt; 2 samen-vattende naam voor alle i/d atmosfeer voorko-mende optische verschijnselen, veroorzaaktdoor breking v/h licht in en weerkaatsing tegenop grote hoogte zwevende ijskristallen

halon (Kempen) hoek, schuilplaats of afgelegenoord *dan

hals (land)engte of nauwte *istmushalsinsnoering binnenbocht afsnijding door het

meanderproces v/e rivierham / hoek aangeslibd land, landtong die uit-

steekt i/e laag terrein; 2 a/h water gelegen wei-land of landhoek a/e rivier *hem. schierweide; 3met houtgewas begroeide waard "griend; 4 dorps-gemeente *hontschap

hamei 1 slagboom of sluitboom; 2 hekwerk vooreen brug die toegang geeft tot een pont v/e stadof vesting; 3 traliehek dat de ingang v/e buiten-plaats of voornaam boerenerf afsluit

hameibrug wipbrug of ophaalbrughameide (M-Nld) gehucht @G: haima 'woonplaats'hameringe (Zld) loskade *amer. lastasehamrik (Gr Frl) oorspronkelijk het ondergelopen

grasland buiten de wierde, later een soortdorpsmarke aangevend *hammerik. hemelrijk

han rivierlushandelsplaats koopstadhandelsplein marktplaats in steden *briei. megen.

vitte

handgemaal grondstuk of stamgoed dat a/d sche-penbaar vrijen toebehoord

hangwater zwevend, capillair vocht, dat metbeïnvloed wordt door de grondwaterfluctuaties

hank / (Ov'Gld) bedding v/e dode nvierarm,dikwijls door bochtafsnijding ontstaan, i/h win-terbed V/e bovennvier *kil. kreek, strang. hoefijzer-meer; 2 buitendijks gelegen kolk of plas *ank

hanzeweg handelsweg uit de 14e eeuw tussendiverse hanzesteden

haps omheind veld of stuk land dat i/e hoekgelegen is *hasp

harde 1 bergwoud; 2 onbebouwd land, heide; 3plek m/e vastere bodem dan de omgeving

hare scherpe wind, doordringende koudeharn (O-Nld) pies «"gierharskamp paardenkampharst 1 bovenste laagje sneeuw dat langzamei-

hand tot ijs geworden is; 2 (Frl) zandplaat *horsthasp hapshatinge beschadiging a/e dijk *blesdijkhave *eigendom, goederenhavelinge «s-avelinghaven aanlegplaats, ligplaats en wijkplaats v

schepen tegen storm en ijsgang. Open havensstaan direct in contact met het buitenwater enkunnen daardoor wisselende waterstanden heb-ben, gesloten havens zijn juist afgesloten doorsluisdeuren of een schutsluis. Verder zijn er deniet-commerciële havens (marinehavens: DenHelder, vroeger Hellevoetssluis)

havengetal getal dat het uur v hoogwater v/ebepaalde plaats aangeeft (het gemiddelde tijdsin-terval tussen de doorgang v/d maan en het eerstvolgend hoog- of laagwater)

havenhoofd zware houten of stenen dam terweerszijden v/d mond v/e haven, tegen verzan-ding v/d buitenkom en bescherming tegen golf-slag

haventijd tijdsverschil voor een bepaalde plaatstussen de hoogste waterstand en de doorgangv/d zon of maan door de meridiaan

havenzate ondiepte i/e havenhavezate (Dr/Ov) boerderij die zich tot ridder-

goed ontwikkeld heeft *ridderhofstedehazekuil schuilplaats v/e haas *kuit. leger. polk. pothecht uitstekend voorwerp onder water waaraan

men vast kan blijven hechten, bv scheepswrak,boomstam *heft. struik

hechtwater adhesiewaterhectare landsmaat *tmnderhede 1 (Frl) haven, ankerplaats *hee. rede. reen; 2

(NBr/ZHld) riet of zeggehee / ankerplaats «"hede; 2 vlasafval *spijtheede (VI) onvruchtbare streek met heidebegroei-

ïngheegswal (Frl) kwelderwal *hefswai

43

Page 46: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

heelgras gras v land waarop het hele jaar geenvee geweid heeft

heelweg / openbare weg; 2 laaggelegen weg; 3(Achterhoek) begravenisweg *lijkweg, reeweg

heem l besloten erf rondom een boerenwoning*hiem. werf @G: hem 'woning"; 2 (oud) vaderland alswoonplaats @O: haima 'woonplaats'; J achtervoegselin toponiemen als een permanente nederzetting,vaak daterend uit de vroege Middeleeuwen S-um. -chem, -ikum. -inghum

heemkunde locale folkloristische aardrijkskundeheemnamen aardrijkskundige naam duidend op

permanent bedoelde bewoning, tgv -sel S -um, -em

heempark park waarin planten en evt ook dierenuit de inheemse flora en fauna ter instructie tebezichtigen zijn *heemtuin

heemraadschap waterschap voor dijk- en polder-bestuur

heemstede / woonplaats, domicilie, boerderij; 2plaats v rechtszitting

heemschut bond, opgericht in 1910, ter bescher-ming v landschaps- en stedeschoon

heemtuin wilde plantentum met slechts binnenhet planten-geografisch district aanwezige plan-tensoorten (veredelde natuurtuin)

heen net *heynheerbaan hoofdverbindingsweg, bij de wet aan-

gewezen weg waarlangs de in- en uitvoer overde rijksgrens mag plaatshebben, tgv buurtweg""heirbaan, legerweg

heerd (Gr) strook grond die bij een boerderijhoort, dwars op de hoofdweg tussen tweezwetsloten

heerenhof hof V edelen *aansale. ridderhofstad, sadel-hofstad. zolenweert. soolwere. vroonhof, zaalhofstad

heerlijkheid gebied v/e landheer, thans nog eengoed als bezit waaraan de titel en sommigehoge rechten verbonden zijn (halsrecht, ofwelhoogste rechtsspraak) *baronie. meierij

heerwagen (VI) gemeentewijk *kwartierhees begroeiing met laag beukenbos, kreupelhout

of akkermaalshoutheester / boomachtige struik: 2 jonge stam v eik

of beukheetveld (Utr/Gld) plaats waar heideplaggen

gestoken werden *heede. heytheeuvv (O-N'ld) stuwdam, vgl stouwe *houwhef (Gr) zee, ïhb de Waddenzee *hafheffe grondsopheft 1 waterwerveling door stroming, evt met

troebeling; 2 uitsteeksel ondr water *hechthefswal (Gr) (zavelige) kwelderwalheg / afscheiding v visueel doorzichtbare smalle

houtrand [bomenrij < heg < houtrand] *hegge. haag.meidoornhaag, scheerheg (Zld); 2 laser üelesren ZOOm

v groengrond rondom het bouwland (grasheg-ge); 3 kreupelhout, hakhout, akkermaalshout

heihaan (Betuwe) een strook v zavel-, zand- ofgrmdgrond als gevolg v/e ondiep liggendestroomrug i/h klenge rivierengebied

hei diep water of diepste gedeelte v/e waterheide / oorspronkelijk extensief gebruikt weide

met een begroeiing bestaande uit struikheide,dopheide en kraaiheide, in dekzandgebied (zeerarm, oligotroof, milieu met dunne bodemprofie-len en sterke podzol-ontwikkeling *haar; 2 (Lb)sterk gedegradeerd bosgebied met nog slechtswildernis v struikgewas

heidedorp «yhuttenkolonieheidegrond schardeheideplag vlagge, vlik, zodeheidepias plas van neerslagwater op een heide-

veld *blik. fonteintje, peel, slat. sol. vijver, wijer, zijp.zoei

heideveld *saapheidezode vlik, vlagge, plagheiigheid een suspensie v droge deeltjes i/d atmo-

sfeer, die zo buitengewoon klein zijn dat ze nietmet het blote oog kunnen worden waargeno-men, maar wel zo talrijk dat ze het zicht ver-minderen en de lucht een karakteristiek rook-achtig aanzien geven, een soor'. matte sluier*satti2

heikant de streek of richting waar de heidegron-den liggen

heilicht weerlicht in bovenlucht na een hetedroge dag, zichtbaar maar zonder donder

heimael omheinde rechtsplaats *hemel. vierschaar.rechtsdistrict

heiminge omheind grondstuk, huisstedehein afscheiding tussen twee erven *scheislootheining l schutting of haag ter grondafsluiting

*krijt. planket, vermaak; 2 scheislootjeheinsel slootruigteheirweg oude verbindingsweg op een dijk

(highway) gelegen (stammend vermoedelijk uitde Romeinse tijd) *hoogweg, hostert

heister boomstamheiturf zodesteeksel tot 2 dm dik •sjabbert. vlik,

asturf, bijltorf. bult. vlik. schad

heiweer periode met hitte en droogtehek raamwerk v staven, palen etc ter afbakening

*gader. glint, heining, schutting, treilage. clesie

hekenblok plaats waar vlas en hennep gezuiverdwerd «"vlasveld

heksenkring kring die zich soms als open plek inhet bos of op een weiland vertoont en die doorhet volk worden toegeschreven a/h dansen vheksen op die plaats, maar in werkelijkheidbestaande uit zwamrmgen

44

Page 47: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

hel / bevroren plek i/d grond *hal; 2 laaggelegen,waterrijke, weinig vruchtbare en slecht bewoon-bare plaats *heile: 3 afhelling

helderheid bij bodemkleurbeschrijving een schaalv licht naar donker, samenhangend met hetorganisch stofgehalte ""contrast

helle / (Frl) laaggelegen plek "hel. holle @O; haija'laagte'; 2 heuvelhelling

helling 1 aflopende schuinte *athang. afcijging, gebeet.sleep, beloop, glip. opdracht, sleeping, steek, talud; 2

scheepstimmerwerfhelm echo, (weer)galmhelokreen moerassig sijpelgebied als bronhoofd

voor een beek *stroot. stroet, rijthelweg lijkweg *heelweghem 1 (Frl) binnenpolder die natuurlijk afwaterde

*him (Gr); 2 buitendijks, soms door een zomerka-de omgeven stuk land; 3 afgeheinde akker, dooreen sloot omgeven

hemdijk dwarsdijk die een slaper a/e waterdijkverbindt

hemel omheinde rechtsplaats @G.- heimaelhemelfactor getal voor de mate v bezonning v/e

zijde v/e gebouwhemel" ïk "zwerkhemeiMsreed kortst gemeten afstand *afleghemelstreek / windstreek of richting; 2 lucht-

streek als brongebiedhemelvuur "«"bliksemhemelwater collectieve aanduiding voor regen,

hagel en sneeuw "neerslaghemrik (Gr) marke *hamrikhengemunde (Veiuwe) gemeenschappelijk grond-

bezit dat hetzij door een water, hetzij door eenheining is afgesloten

her- frankisch voorvoegsel bij plaatsnamen,verwijzend naar een voormalig militair centrum$ her- @G: harja 'leger'

herbebossing het aanleggen v/e bos i/e gebiedwaar vroeger, korter dan 50 jaar geleden, ookbos heeft gestaan. Om de werkelijke natuurlijkesituatie terug te krijgen kost veel tijd, minimaalenkele eeuwen ide oorspronkelijke bossen heb-ben zich in duizenden jaren gevormd) ra-bebossing

herberg logement *cameret; taveerne. kelder, (eerhuus.sloof, diversorie. doening, schippersherberg

herdersschop makhermitage 1 kleine, afgezonderde woning v/e

kluizenaar "-kluis, ermitage; 2 de leegte en deeenzaamheid (woestijn)

hermo'es paardestaart als onkruid *unger. unjer(NHld). kwadenaard (ZHld). ruigbol, roebol

hernasse (ZHld/Zld) oorspronkelijk een weilandop een landpunt waarop de kudde te grazenwerd üestald *hernes(se), nes

hertgang (NBr) plaats waar vee weidde, als deelv/h gemeenschappelijk grondbezit *koppel

hessenweg zandweg met breed wagenspoor; eenrd late-middeleeuwen door kooplieden gevolgdehandelsweg door de Achterhoek naar stadUtrecht

hessig warm (door vuur)heubel (Zaanstreek) heuvelhobbel 'hoopheukeling kleine hooiopperheul 1 duikersluis, binnensluis of opening i/e dijk

om twee door die dijk gescheiden wateren metelkaar te verbinden, tgv ziel «doorslag, grondduiker;2 smaller gedeelte v/e rivier, beek of sloot; 3stenen brug met één boog; 4 goot, riool ofstraatgoot (aldanniet overdekt); 5 hulpbrug oflos plankier bij het binnenrijden v hooi over eensloot gelegd; 6 toevluchtsheuvel

heurne (Gld) hoekheusijs licht papijs ontstaan door opdrijving

•naaldijs. licht papijs

heuvel 1 natuurlijke verheffing v/d aardbodem, inNld geldt als lage heuvel een verheffing van1.55 m *klep. kling. duin. donk @G: haritha; 2 (NBr)dorpsplein in akkerdorp •plaatse

heuvelhelling brechtheve drijvend stuk laagveen *drijftii. kragge. driuw;

somp, hobbedob

hevenboek overloperhevendijk dijk m/e onderhoudssysteem per heve-

ne, via erving overgedragen [hevene < delinge <hevendijk]

hevene 1 (Zld) dijkvak, dijkgedeelte; 2 (Zld)oppervlaktemaat, landmaat v 200 gemeten *hevin-— £

hevenpaal (Zld) dijkgrenspaal *hoefslagpaalheverlee (VI) geitebosje @G: hafra+iauhahevinge «s-heveneheyt hiethiem (Frl) het erf v/e boerderijhiet grazige plek i/d heide *heet, heythil / rietveld; 2 heuvel; 3 hoog aangewassen landhille hoogte of heuvel als vlucht plaats bij over-

stroming of militaire dreiging. Ze zijn oorzienv/e steil talud, itt tot terpen uit tijden van voorgrote bedijkingen in de iO-!2e eeuw. In Zld(vliedberg, motte (militair), stelle), Hld (werf. vluchtberg)

en in Frl (hegewieren. stinswieren)

him (Gr) binnenpolder *hemhinderdam dam om het aflopen v water te hinde-

renhinderniswolken wolken die ontstaan door onef-

fenheden i/h terrein (reliëf) doordat een lucht-strommg tot stijgende of dalende bewegingwordt gebracht. De invloed v obstakels kan totop grote hoogte merkbaar zijn

hissing verjaging, af jacht

45

Page 48: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

hittedag dag waarop de temperatuur >25°C stijgthittegolf periode v 5 dagen achtereen met tempe-

ratuur >25=C en waarbij minimaal 3 dagen>30°C hebben

ho plotseling eindigende rug of uitstekende land-rug *klif

hoagte (Goeree) dijkje of akkeromwaüing, totenkele meters hoogte, bestaande uit bovengrondv/d akkertjes dat verwijderd werd om dichter bijde grondwaterspiegel te komen (uitmijningen),soms tegen de schurvelingen geworpen

hoba (NBr) oppervlaktemaat v 16 hahobbedob 1 slappe grond of soppig land; 2 drijftilhobbel kleine, hinderlijke oneffenheidhobrede hoofdbreedte, ofwel de breedte (meestal

echter de smalle zijde) waarmee een perceeltegen een dijk aanschiet

hoef / oppervlaktemaat, Iandstuk v 16 morgen ofvaak 12 bunder; 2 (NHld) achtervoegsel intopomemen verwijzend naar een (voormalig)kasteel 5 -hoef. -stein

hoefijzerduin paraboolduinhoefijzermeer oude afgesneden meanderbocht

[kronkelwaardgeul < hoefijzermeer]hoefslag het aandeel waarvoor een ingeland op

grond v/d grootte v zijn landsbezit (het morgen-getal) in het onderhoud v/e dijk of weg is aan-geslagen "matdijk

hoefslagpaal dijkgrenspaal *hevenpaalhoefstal aanhang of bijgebouwtje *travalje, nootstalhoei hooi *huyhoek / afgesneden of afgelegen stuk grond $ -

egghe *timp. geer. bocht. hurk. hoorn; 2 Complexlanderijen dat een geografisch afgebakendeeenheid vormt; 3 (Z-Nld) buurt

hoel (VI) dal @G: hulahoelt (O-Nld) landbezit, dat wat iedere eigenaar

of ingeland i 'e polder bezit *houdhoepland griendlandhoeve 1 ontginningsBasis met breedte van 112 m;

2 hoeveelheid land nodig voor onderhoud v ééngezin; j oppervlaktemaat voor land, zo'n 16morgen ofwel 13.6 ha; 4 veehof, boerderij [keute-rij < hoeve(morgen)] "hofstede, doening, gewin

hoeve-akkerdorp gehucht van enkele boerderijen(4), met een T-vormige plattegrond, door delinguit één boerden) ontstaan, in nauwelijks ontgon-nen gebied (heide) na 1100 gesticht

hoevestrook kavel met boerderij als een zelfstan-dige bedrijfseenheid, waarbij de lengte >2xbreedte, in streekdorpenlandschap

hof 1 moestuin midden ie dorp of bij woningen,veelal omgeven met een haag ter veewering*lochting. beluik; 2 houten heining om een weide;3 het centrum v e domein, vaak gekenmerkt

door een schildvorrmg centrum (curtis sales),woonplaats v/e rentmeester

hofland / land dat tegen een geringe geldsom a/epachter ter gebruik wordt gegeven, tgv gar-fland; 2 land dat bij een hoeve behoort; 3 tuin-land *warmoeziersiand. goorn; 4 tuineerdgrond

hofstad (begraven -) grote boerderij met recht vzwanednft (omgrachting) *schrans. slotje

hofstee / hoeve, boerderij *morgen; 2 riddergoed*kemenade; j (Betuwe) kleine boerderij met (ofzelfs zonder) enig land

hogegrond (bodemk) grond die hoog boven hetgrondwater ligt (>1 m), zodat de erop groeiendegewassen er niet van kunnen profiteren

hogewind noordenwindhohorst heilige berghok bouwsel v schoven op land voor drogenhol 1 komvormige uitdieping met grasland; 2 grot

of Spelonk *duwiere, klippe. krocht, konkel; J Stenenof houten boogbrug *heul; 4 aflopend gedeeltev/e weg

holland houtlandhollebollig terrein (Zld) deels vergraven en

overgraven terrein met zeer onregelmatig reliëfen van wisselende grootte, ontstaan door moer-nermg

hollestelle (Zld) komvormigs poel in schor met(zoet) regenwater ter veedrenking *ringdohhe (Frl),vathe (Gr)

holle weg weg omsloten door steile, aldannietbegroeide wanden in heuvelachtig terrein, ont-staan door eroderende karresporen en afspoeling[holle weg < ravijn] *grubhe. gracht, keele

holle wind (Gr) koude, sterke windholm / eilandje: 2 verheffing, en in veldnamen

een hoog gelegen, droog terrein in natte omge-ving *belte. kop. kat. bilt @OND: holmr

holrond land: pannigholt aangeplant eikenhakhout voor boeren a/d

rand V/d es @G: hulta = strubbe, geriefhoutholting markgenootschap voor bossenholtink jaarlijkse markevergadering *hoitsprakeholtsprake holtinkhompel zandrug (bank) i/e kustvaarwaterhond 1 (NBr) landmaat van 100 roeden2, =0.1648

ha *hunte; 2 (Utr/Hld) brok veen dat i'e reedsuitgegraven veenput valt; 3 scheur i/h veen

hongerkamp / slecht Iandstuk met marginaleopbrengsten *bijsterveld. smachtland; 2 Uithoek alsverblijfplaats v zwervers en woonwagenbewo-ners (hongaren); 3 land v/e dienstman of laat

hontschap dorpsgemeente *hamhoofddijk / zeedijk; 2 deel v/e dijk dat aan een

gemeente in onderhoud is toegewezenhoofdgesticht aartsbisdomhoofdkade achterkade

46

Page 49: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

hoofdsteen / hoeksteen als bescherming; 2 grens-steen

hoogheemraadschap (Hld/Utr) waterschaphooghout (Gr) houten trapjes i/d veenkoloniën

waar de schepen onder door kunnen varen*kwakel. kippenbruggetje

hooghuis kasteel, slothoogte opwelving S hou- *pol. jarmte, hocht, hugi.

eugte. lurehoogte nemen positie (geografisch breedte) bepa-

len door bestek op te nemenhoogtewind wind i/d hogere, vrije lagen v/d

atmosfeer (ïha boven 1000 m), tgv grondwind*bovenwind

hoogveen mogelijke definities: 1 boven de grond-waterspiegel gevormd veen met spreiding vanuiteen centrum; 2 veen dat op dit moment bovende grondwaterspiegel ligt en in lagen v 3 tot 10m dikte kan voorkomen; J veen gevormd ondervoedselarme omstandigheden, en vaak zelf eenkalkgehalte <0.5 5? bevat *daale. spreiveen, scholveen.woudveen

hoogwal (Zld) werfhoogwater / hoge waterstand ïha; 2 ogenblik dat

de vloed op z'n hoogst ishoogweg zeer oude hoogliggende landweg *hostert.

heirweg

hoogzit jachtzitje bovenaan ladder tegen boomhooi het door de natuur (zon en wind) gedroogde

(consevenngs)produkt v gras, klavers of lucernevoor voedering v e veestapel «rei. houwe, hei. hoey

hooiark hooistapel *opper. hoop. mijt. schelf, keis.klamp, schoof, rook. heukeltng. vim

hooiherg hoge vaste stapel hooi, als wintervoor-raad voor het vee geborgen i/e stellage v 2 tot 6palen. Deze wordt beschut door een kap dielangs de palen op en neer kan worden bewogen,afhankelijk v d hoeveelheid hooi *hooimijt, kap-schuur, stelten berg. schelf, barg, vijzelberg. delle (hooi-

stal)

hooiland grasland dat vrijwel uitsluitend voorhooiproduktie wordt benut, gesitueert ï d laagsteen natste landen, tgv etweide "meed. miede, maat.made. boezemland, blauwgrasland, kalkgrasland. beemd.weide

hooimade hooiland «hooislaghooizwade zweel, wiershoolbekken ondiepe, moerassige plekhoop kleine hoogtehoopstee (Frl) plaats waar de gestoken turf te

hoop wordt gezethoor (VI) modderslijk. drek, vuil *hunzehoorn / uitstekende landhoek of dijk uitstulping;

2 buitenbuurt V e plaats •horn. heurne. hoek @G:hornik. hurnjón

hoos wervelstorm van in de regel beperkte om-vans, die zich soms met grote snelheid ver-

plaatst maar soms ook op dezelfde plaats ver-dwijnt waar hij is ontstaan. Meestal verschijnteen hoos in haar beginstadium a/d onderkant v/ezeer dreigend uitziende buienwolk als een naarbeneden gerichte trechtervormige uitstulping.Bij doorgaande ontwikkeling ontstaat een lang-gerekte slurf met een centrum-as met lageluchtdruk (opzuigende werking). Op land issprake van een windhoos, boven water vanwaterhoos. In Nld komen de meeste hozen voori/h Waddengebied i/h najaar

hoot Stookhout *haardhootland grond v eerste kwaliteit, tgv volgerlandhop 1 een droge of bijna droge, steeds kleiner

wordende inham of aanslibbing; 2 droog landi/e moerassig gebied

hor(de) los vlechtwerk v twijgen als omheiningof brug *vleken, veken, spicke

hordijs pallisade, verschansing, borstweringhorizon l grote cirkel van de hemelbol, welk

honzontaal vlak loodrecht op de zwaartekrachtstaat; 2 de schijnbare grens tussen hemel enaarde bij vrij uitzicht *gezichtseinder. einder, kim(zee)

horizont aardlaag door bodemvorming ontstaanhorizonvervuiling het verknoeien van landschap-

pelijke vergezichten door visueel hinderlijkebouwwerken

hornleger (Frl) opgehoogd erf *huisterp. hiemhorrel (zeev) kleine vermeerdering v/d windhors / zandplaat in zee; 2 met kreupelhout be-

groeide buitengrondhorst 1 (geol) door breuken begrensde strook die

door verschuivingen langs die breuken hoger iskomen te liggen. Horsten zijn vaak belangrijkomdat nuttige delfstoffen economisch explorabelkunnen blijken; 2 stuk hogere grond of terrein-verheffing, meestal op zandgrond, aldanniet met(laag) kreupelhout begroeid of erdoor omgeven@G: hursti 'kreupelhout"; 3 pol als stevige onder-grond i/e veengebied; 4 hellende berm langs eenvaart; 5 achtervoegsel bij kasteelnamen, alswijkplaats; 6 (bosb) groep bomen binnen eenbos die in leeftijd of soort duidelijk afwijkt v/domringende opstand

horticultuur tuinbouwhortus academische plantentuin, kruidtumhossegars wroetland voor varkens ««"veestapelhostert (Z-Nld) hoogstraat, teruggaand tot een

romeinse landweg +heirweghotte (Frl) veenlaagje ingesloten i/e zandpakket

[hotte < veenpakketj

hou (Frl) afgeschoten stuk land *tuinhoud landbezit «"hoeit

47

Page 50: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

hout / sterk gedegradeerd en open. opgaandbosgebied in duinen of op hogere zandgrond $ -

' hout.-holt = woud; 2 hinderlaaghoutakker (ZHld) boomteelt beplant met inheems

plantsoen, omringd door een beschermendedichte haag van hakhout

houtigehage (Frl) met hout begroeide smallestrook land tussen vervemngen

houtjassenpark (Ut) kerkhofhoutopgroei *kreeft. hakhout, houtwal. lothoutopstand "mastbos, mutsaard, middenboshoutrand perceelsscheiding dmv visueel gesloten

boomstrook [heg < houtrand < bos] *singel. mantelinghoutril langwerpig, maximaal 2.5 m hoog bouw-

werk van snoei-, dunnings- en dikhout, liefstgevuld en versterkt met hele bomen, rond tui-nen en in bossen ter opslag (alternatief voorversnippering en verbranding)

houtsingel met kreupelhout of bomen beplantestrook langs een sloot, breder dan een heg ofhoutwal, welke vooral de functie heeft alsveekenng en eigendomsbegrenzing *manteling,houtrand

houtskool het droge destillaat v hout (verkoold)*amer, krik. kriek, kruiskool, vezelkool

houtskoolmeiler (Veluwe) bovengrondse inrich-ting in bosgebied om hout tot houtskool teverwerken *meiler, kriekeput

houtvesterij bosbeheer met jacht- en bosrecht*woudvorsterij

houtwal een door de mens opgeworpen langge-rekte aarden wal met een aaneengesloten be-planting v verschillende houtsoorten. Veelal ligtaan beide zijden een greppel waardoor hetwallichaam steile kanten krijgt. De houtwalheeft als functie: vee- en wildkering, perceels-scheiding, leverancier v genefhout (omlooptijd10-12 jaar) [schurveling < houtwal] *hegediken

houtwalbeek (Ov) oorspronkelijk een bosbeekwaarvan nog slechts een smalle oeverstrook metopgroeiend hout resteert [rietbeek < houtwalbeek]

houw I (NHld) gemeenschappelijke grond @G;halahdróthu 'collectie C; 2 (O-Nld) stuwdam, vglStOUWe "heeuw

hove (O-Nld) scholtegoedhovelakker op een heuvel gelegen akkerhoveniershof moestuin, groentetuinhoving de bij een woning horende tuingrond als

bloem- en moestuin, parkje "S'boeremuinhucht struikgewas *ruigte. huthuftbosje (ZHld) geïsoleerd geriefhoutbosje i/h

veenweidegebied, ruigtehuikeling kleine hooiopperhuisakker "aangelaa. aanstede. aansedel

huiskamp op zandgronden (escultuur) aan tetreffen huisweide voor begrazing door jongvee"huiswoerd ^ tinne

huismerk figuurtje v/e boer als op grenspalen of-stenen als eigendomsmarkermg, zonder schrift

huisplaats voormalige, vaak opgehoogde bewo-mngsplaats, bv op kreekruggen (moated site)

huisterp kunstmatige verhoging met slechts éénboerderij/huis *bult, pol. stelberg. hornleger. hüskop

huisweer erf, huisstedehuisweide *maat, tinne, póllehuizenblok carré 'woonkazernehuizen laat-Middeleeuwse uitbreiding v/h woon-

areaal, vaak als achtervoegsel i/e toponiemhulte (Veluwe) hoogtehumificatie humus of veenvorminghumus de donkere stof van aarde, door verrot-

ting en vermolming van planten en andereorganische stoffen, die voor de vruchtbaarheidV/d bodem onmisbaar is *molmgrond. teelaarde; teonderscheiden naar humusvormen op land (muilikleihumuscomplex). moder (uitwerpseltrosjes). mor (ruwehumusstrooisel), in moeras (anmoor) en water (sapro-peel (zuurstofloze modderhumus met H,S en CH4). gyttja(aërobe modderhumus veenvezels). doppleriet (amorfehumus met gelaagdheid)

humuszandsteenbank oerbank, okergeel totkoffiebruin van kleur

hunebed een oospronkelijk met aarde toegedekte,uit grote en kleine zwerfstenen bestaand graf-monument uit de late steentijd (3000 v Chr)*steengraf S'grafplaats

hunte oppervlaktemaat s"hondhunze modderbeek *hore @G: hun moddermoerashüskop (W-Frl) oude verlaten en/of verdronken

bewoningsplaats, een kleine vlakke terp be-staande uit een dun opgebracht kleidekje opveen, soms niet hoger dan 0.5 m

huttenkolonie verzameling v keuterboerderijengelegen o/d heide i/e uithoek v/e dorpsgebied*heidedorp

huurboer *pachter, beklemde, zetboer. meier, huurcerter

huurcerter (Gr) contract waarbij de stad Gronin-gen boerenplaatsen uitgaf i/d veenkoloniën,vorm v beklemrecht

huusman boer, landman

48

Page 51: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

ide ankerplaats of aanlegplaats voor schepen,werf in zeedorpen *yde

idelplaaLs onbebouwd of leeg terreinidiolect persoonlijk taalgebruik binnen de algeme-

ne landstaalidioom tongval, dialectie (Hld) natuurlijk watertje «s"aeiemker bijenhouder *bijman. imker. imme. ijm. ijmker.

b ijker

ier mestvocht *gieries (Dr) schapekamp *ecsiesermannechies harde, scherpe soort turf van

planteresten (ijzermannetje)iest 1 (Frl) landcomplex *east; 2 (Frl) los akker-

perceel *eastijs kristallijn bevroren water met een dichtheid v

0.916 dm5, ofwel een volume dat 1/11 groter isdan van eenzelfde hoeveelheid water (eigen-schappen: drijven v ijs, uitzetten)

ijsbank massa opeengestapelde ijsschotsen i/erivier of zee die de vaart belemmert *ijsdam

ijsbezetting mate waarin een vaarweg of anderwater is bezet met ijs, in tienden uitgedrukt

ijsblink heldere, witte glans a/d gezichtseinder,veroorzaakt door weerschijn v/e ijsveld, vglweerschijn «waterlucht

ijsbok stevig paalwerk dat dient om brughekken,pijlers ea voorwerpen welke in of nabij stro-mend water staan te beschermen tegen kruiendijs, vgl schamppaal *beer

ijsdag (meteor) dag dat de temperatuur beneden0°C blijft, in De Bilt gemiddeld 12 per jaar

ijsdoorgang voor scheepvaart oegaanbare geul*slochter. slop

ijsgang het zich bewegen v drijfijs op de stroomof het getij

ijsgat "tochtgat, wak. bijt. lom, cunet. loeme. glop. slop.treksat. weigat

ijskaar overelkaar geschoven en zich opgestapel-de ijsschotsen bij het kruien v/e rivier, ook dedaarbij ontstane ijsdam

ijsmare ijsschol, schotsijsnaalden kleine onvertakte ijskristallen, die

langzaam vallen bij strenge koude en weinigwind. Zij kunnen bij bewolkte maai ook bijonbewolkte hemel vallen en glinsteren in datgeval in het zonlicht (men spreekt dan van 'hetZllvert') *poolsneeu>*

ijspegel *kekele, kijkel. tap

ijsregen bevroren regen, neerslag v min of meerheldere ijskorrels die glad. hard en bros zijn,ontstaat door bevriezing tijdens het vallen

ijssel zwartwater (gevolg v veengrond langsafbrokkelende oevers @G: ae + saal 'donker water'

ijsstroom 1 gletsjer; 2 koude, ijsrijke zeestroomijsvoet zoom v landvast ijs die a/h strand vastge-

vroren zit en zich niet met het getij meebeweegtijswig bodemstructuur (scheur, naald) die zichzelf

tijdens vorst uitdiept doordat het aanvriezendwater uit de omgeving aantrekt. Een netwerkvan ijswiggen resulteert i/e polygoonstructuur

ijzel een tamelijk homogene en doorzichtigeijskorst, die ontstaat (1) ofwel wanneer onder-koelde regen of motregendruppels de grond ofandere vaste voorwerpen raakt terwijl de tempdaarvan onder of slechts weinig boven nul is,ofwel (2) wanneer gewone (mot)regen valt opoppervlakten waarvan de temperatuur flinkbeneden nul is. Uzel leidt vaak a/h einde v/evorstperiode de dooi in

ijzerkuil (Veluwe) voormalige winrungsput vklapperstenen, ijzerconcreties rond kleiklompjein riviersediment «s"slakkenhoop

ijzeroer een ijzererts dat vooral in vlakke land-streken in dalen en moerassige oorden op gerin-ge diepte voorkomt *zode-ijzersteen. moeras- ofmoddererts. veld- of weide-erts, poelerts

ikkelhiem (Frl) brinkillietklei kleigronden met K-fixatie, waardoor

bemesting vaak niet het te verwachten effectsorteert, in Nld oa Maasklei

illuviaal horizont bodemhorizont die met voe-dingsstoffen is verrijkt door oplossing uit debovengrond en i/h illuviaal horizont is neerge-slagen *B-horizont

imker bijenhouder «*iemkerimmigrat i e 'intrek, vestiging, inkoming

immissie inworp v vaste, vloeibare of gasvormigestoffen of van geluid i/h milieu

immuniteit ommuurd zelfstandig stedelijk kwar-tier v/d geestelijkheid (kannuniken)

impe (Kempen) heuvel @G; humpaimpermeabel water-ondoordringbaarincrustatie korstvorming v minerale stoffen bij

een warmwaterbronindijk binnendijkindijken afsluiten v aangewassen grond of buiten-

dijkse grond met een dijkindrift landweg, toegangsweginfiltratie verschijnsel van indringing v water i/d

bodem, droog zand infiltreert slecht door dewaterafstotende werking v korrelomhullendehumuszuren, leidende tot flinke afspoeling i/dduinen *inzijging. insiepeling

49

Page 52: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

influent het verzamelde, ongezuiverde afvalwaterdat bij een rioolwater zuiveringsinstallatie wordtaangeboden

infrastructuur inrichtingselementen v openbaarnut, mn verbindingen

infusoriënaarde diatomeeënaardeingel hoek *winkel (E: angle)ingen toebehorend aan (achtervoegsel bij plaats-

namen) @L: a;umingh (Betuwe) esingeland eigenaar, huurder of gebruiker van land

of gebouw(en) in het beheersgebied v/e water-schap

ingraving defensieve omwallinginhalen aandempen, plempen of uitgezakte sloot-

grond ophaleninham 1 een i/h land springend gedeelte v/e zee,

meer, rivier of groot water, kleine bocht of baai•zeeboezem, hop. wijkje, zeegat; 2 binnenwaartsebocht iha

inheems inlandsinkeer draai i/e straat, plaats waar de weg een

bocht maaktinklinking grondmechanisch proces waarbij een

bodemlaag wordt verdicht en samengedrukt agvzijn eigen gewicht, bv door vermindering v/dwaterspanning bij ontwatering «s"zakking

inkomeling immigrantinlaag (Zld) stuk uitgegraven land tussen een

zeedijk en binnenwaarts aangelegde versterken-de dijk, vaak een zodanig diepe aardhaling datpoelen ontstaan zijn en voor wadvogels alshoogwatervluchtplaats fungeert 'kuip. vingerlingcS'karreveld

inlaagdijk binnenwaarts v/e zeedijk aangelegdedijk ter beveiliging *zorgdijk. oplage, vijfzoden,waardijk

inpoldering land of water tot een polder maken,zowel het bedijken v oudland als buitendijksegrond ^droogmakerij, indijking

inscharen 1 vee 1 d gemene weidegronden bren-gen; 2 binnenwaarts afnemen v d oever door dewerking v d stroom

insete (Zld) extra aangelegde dijk achter zwakzeewerend dijk(vak) *inlaag(dijk)

inspoelingslaag een karakteristiek bodemhorizont"bank

inslagkrater restant v e bomtrechter uit de WO-II, vooral op strategisch plaatsen langs oudeverbindingswegen, dijken en spoorbanen, ofwillekeurig over het land bezaaid door ontdoenv bommenlast v e aangeschoten vliegtuig *bom-trechter

insteekhaven kleine haven gevormd door eenzijtak v/e kanaal, bv op een fabrieksterrein waar

schepen evt langdurig kunnen afmeren [aakvlaai< insteekhaven]

insteken / grond ontginnen door scheuren ofomploegen; 2 aanvangen te vervenen

instort ineenvallen, invalintocht poldersloot die op een molensloot uitkomtinudatie linie met militair strategische onderwa-

terzetting als middel ter verdediging v/h achter-liggend landsgebied. De diepte bedroeg zo'n 70cm; te diep om te doorwaden, en te ondiep omte doorvaren

invalsweg stadsstraten die een directe verbindinggeven met de grote rijkswegen buiten de be-bouwde kom

inverdan (Zaanstreek) verdichtingswijze v/dbebouwing loodrecht op de hoofdrichting vdlintbebouwing langs vaarwegen

inversie omkering v/e bepaalde (verticaal aanwe-zige) gradiënt bv temperatuur van luchtlagen,reliëf van landschappen

inversielandschap (Zld) gebied waar door klink-verschil het oorspronkelijk natuurlijke reliëfgeheel is omgekeerd (kreekrug / poelgrond)

invlot het vloeien der rivieren naar zee. uitwate-ring

inwater binnenwaterinzijging het in neerwaartse richting bewegen v

grondwater (die elders weer als kwel tevoor-schijn kan komen) in hogere zandgronden ofkunstmatig door polderbemaling

inzinking depressie, bekken, komirreversibel de onomkeerheid v aardkundige

processen, bv rijping v/d bodem (fysisch),inkoling (chemisch)

irrigatie bewatering of kunstmatige aanvoer enverdeling van water en toediening aan land terbevordering v/d gewasgroei, te onderscheiden invier hoofdvormen: bevloeiing, infiltratie viawaterdrains, beregening, en druppelirngatie

iso(potentiaal)lijnen lijn met een gelijke waardevan een of ander variabele (hypse, therme,bare), loodrecht op de gradiënt staand

isoglosse lijn die een gebied begrenst waarbinneneen bepaald taaiverschijnsel voorkomt

isolement afzondering, afgescheidenistmus smalle landrug tussen twee zeeën *landeng-

te. corridor, hals

yde « ideyle eiland @Fr: ile

50

Page 53: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

jaagpad pad langs een trekvaart voor paarden omschuiten te trekken, met jaagpalen of rollebanenin de binnenbochten *lienepad. trekpad. tragel, treilpad

jaarboek almanak, agendajaartelling gerekend voor 1950. vermeld als BP

(before present)jacht het opsporen, bemachtigen of doden of

pogingen daartoe van in Nld voorkomendedieren die voor afschot gedurende een bepaaldeperiode zijn vrijgegeven (recreatie, beargumen-teerd als handhaving v/d wildstand. tgv behes-sen (verjagen) *wei(d)spel, venatoriseh

jachtdomein "voorst, vroon, byl. bil. bele. breugeljachtgebied terrein aldanmet speciaal ingericht

voor bejaging van wild "jachtveld, jachtgrond. geheel,vroongrond. loerplein. warande, wildbaan. voorst, revier

jachtmethode banjerjacht (langs rietvelden varen eneenden schieten die daaruit opvliegen); bersen (besluipen

van wild met speurhonden, wordt niet meer gedaan omdat

wild te schuw geworden is); bladjacht (lokjacht op reeën

met een speciale lokfluit); b0UVV]acht (met temer vos uit

hol jagen of vos uitdrijven); fretteren (met fret konijnen

uit hol jagen); ketel |acht (kringsgewijs insnoeren v

hazen, soort drijfjacht); klopjacht (opdrijven van wild

door met stok in struweel te slaan, soort drijfjacht); lap-

penjacht (hazejacht in afgeperkt terrein); lokjacht

(dieren trekken met tamme, afgerichte soortgenoten);

OOgSten (schieten van dieren, mn trekvogels, waarvoor

men bepaaldelijk niet heeft gezaaid); poten (kweek

uitzetten); slipjacht (kunstmatige vossejacht); vangjacht

(zonder dat geschoten wordt, ook wel lange jacht); we i -

spel of geheet (jacht met havik of slechtvalk); parfor-

cejacht (uitputtende drijfjacht); punten (eendenjacht

vanuit punterbootje); slipjacht (achtervolging van reuk-

spoor); sluipjacht :verrassingstactiek): Stallen (lonk-

jacht)

jachtopziener wildbeheerder *koddebeier. houtvester.wildschut

jachtstoel plaats waar een jager of weidman hetWild afwacht *kansel. hoogzit, rietschut

jachtveld terrein dat wettelijk bejaagd mag wor-den

jagen ketsenjager wei(d)manjaknikker bovengrondse oliepompjarde 1 (Frl) gaarde, tuin (rav: |arren); 2 lengte-

en oppervlaktemaatjasker (Frl) kleine poldermolen, ookwel bokjas-

ker. paal jasker (t jasker) «"windmolenjat (Gr) straat *gas

jegenode egenodejerde lengte- en oppervlaktemaat «s-roedejet (Frl) kolkgat *ju. wieljockinge waterpalen om stroming te breken •juk-

king, paalhoofdjocweg landweg voor paarden en ossenspannen

"jukweg

joon drijvend tonnetje met een stok als baken ineen vaarwater, mn zulk een baken op ds beugom de ligging daarvan aan te wijzen *breel, baken

jubet galgjuffer kabbeling i/h zeewater bij ebstroom *rafe-

ling

juk oppervlaktemaat, zoveel als met een jukossen in één dag kon worden geploegd, zo'n 1/2ha

jukking jockingejukweg jocwegjumelage het aangaan en onderhouden v vriend-

schappelijke betrekkingen tussen twee instellin-gen, vooral steden en gemeenten uit verschillende landen mn binnen Europa, vgl mater •koppel-gemeente, partnergemeente

jurisdictie bangebied v/e stad, vroeger 100 roedenen later nog eens 1000 roeden extra (totaal 4136m)

5 1

Page 54: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

K

ka kade @G/; kagio 'onwalling'kaag 1 (NHld) stuk buitendijks land. en dan

meestal omdijkt *koog; 2 smal en laag dijkje omeen gors; 3 weg door een moeras *tra, zuwe.dochter; 4 zware bui *kaak

kaai 1 kade; 2 werf, aaniegplaatskaaidijk smalle, lichte dijk *batkaaien de waterkant langs een land ophogen door

uitgebaggerde specie en afsteeksel v/d wal op dekant te halen

kaaihelling *kielkade. sleephellingkaak / rukwind; 2 zware bui *kaag; 3 schandpaal

of gerechtspaal «geselpaal; 4 wrijfpaal voor vee inweiland (kaak of rib v/e walvis) •scheukpaal.schurk

kaal bodem zonder gewas of plantengroei*scham(plek), blaai

kaaidijk dijk zonder voorlandkaalslag ontbloten v/e stuk bosgrond door alle

bomen te vellen *lichting (géén ontbossing), kaalkapkaam (Z-Nld) brouwerij *kam, panhuiskaap 1 in zee vooruitstekende hoge landpunt; 2

kijktoren of baken voor scheepvaart *belvédérekaapstander gestel v balken met een daartegen

aangebracht scherm v latten en ribben dat alsbaak op het land dienst doet voor de zeevaart

kaar 1 glaciale erosie-nis; 2 strooien bijenkorf;kaardwolf duivel « bijgeloofkaart gegeneraliseerde afbeelding v/h aardopper-

vlak volgens een bepaalde projectiemethode(kegelsneden), met veelal thematische kleurbasisen aanvullende geografische informatie

kaartazimut kaarthoekkaartenhoek atlaskaarthoek hoek die de richting v/e lijn op een

kaart maakt met de i/d kaart aangenomen nul-richting (meridiaan) *argument

kaartprojectie geodetische wijze v/h in kaartbrengen v/h aardoppervlak op een geoïde (eendenkbeeldig referentievlak)

kaatsbiian *bolbaan. kegelbaan, rabat. tra. cachekabbeling / zacht golven, met kleine golfjes

voortstromen of tegen de oever slaan *juffer.rafeling; 2 vorming v schapewolkjes i/d lucht

kabel (Hld) kavel (omheiningsterm is overgedra-gen op het landstuk)

kabeljauwkelder (lit) de diepte der zeekabellengte een bij verschillende naties in afme-

ting uiteenlopende afstandsmaat. thans vrij

algemeen op 1/10 zeemijl = 185 m gesteld; bij deKoninklijke Marine op 225 m

kadaster het v staatswege bijgehouden openbareregister v onroerende goederen waarbij dezemet aanduiding v gemeente, sectie en nummerzijn omschreven en waarin aantekening ge-schiedt v alle zakelijke rechten door in- ofoverschrijving v/d daaromtrent gemaakte akten[nummer < plan < sectie] *grond-boekhouding. morgen-boek, quoteboek

kadastrale kaart plankadaver dierelijk *onvlaat. kronge, kreng. lijk. aaskade 1 waterkering aangelegd bij ontginning i/e

laag gelegen gebied om de in cultuur genomengronden te beschermen tegen wateroverlast.Deze kades werden vaak beplant met genefhout(houtkades). Paden over de kades diendentevens als schouwpaden *achterdichting. achterkade.achterrugge, houtkade, leusing, landseinde ~veendijk

ihoogveenomginning); 2 gracht, singel; 3 beschoei-mg of gemetselde oeverstrook *aanlegkaai. gewas.plankier, tragel, welle, werf

kader ruimtelijk -: (VI) omgevingkadsteen kadastersteen, als vast meetmerkpunt v

grondboekhoudingkaf 1 plaats, dorp; 2 schutbast *stro. bolster, duist.

age

kaksel uitwerpselen v mensen en dieren *drek. kakkalender jaanndeling in dagenkalf l portie afgezakte aarde v/e slootkant of

kanaaloever [kalf < koe] s* massabeweging: 2 kleinwater, meertje of plasje

kalk CaCO3 als bodem'zout' van nature aanwezigin kalkrijk sediment als rivieropslibbing, duin-bodem-(schelp)zand

kalkoven kalkbranderij met een oven in de vormv een toelopende toren, waarbij zee- of strand-schelpen verbrand en met water besprenkeldgebluste kalk opleverde. Bij verkeerde procesaf-stemming ontstond voor de bouw onbruikbarekalkbiscuit of kluitkalk

kalksteenholte door oplossing onstane holte i/dbodem (karstverschijnselen) *druipsteengrot. orgel-pijp

kalle (NBr) kleine waterstroom, gootjekalmte windstilte op zee *smolt. smoutkalven afbrokkelen v grond/ijskam 1 opstaande rug v heuvels of kruin v golven;

2 (Z-Nld) brouwerij *kamb. kaam. kamme. panhuiskamb brouwerij «s-kamkamduin 1 dwarsduin a/d kust, ontstaan uit res-

ten v paraboolduinen, met scherpe maar grilligetoplijn; 2 (Ov) inlands duintype ontstaan doorde mens bij de bescherming v/h oude cultuur-land met omringend houtgewas tegen overstui-ving vanuit de Overijsselse Vecht

52

Page 55: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

kame vlaksnewijze smeltwaterafzettingkamer / onderaardse ruimte, deel v/e grot: 2

plaats v/e hofheer met opgeslagen voorraden(horigengroepen werden kamerlingen of keur-medigen genoemd); j gereserveerd bosgebied,beheerd door de landsheerlijke Kamer; 4 opper-vlaktemaat *camere

kamersluis schutsluiskamlijn lijn die de opeenvolgende toppen en

dalen v/e fase-overgang markeert *golfkam. heuvel-kam, kruin

kamp 1 individuele blokvormige akker-ontginningomgeven door heg of houtwal; 2 stuk (wei-de)grond als afgebakend of omsloten terrein*bulk. huiswoerd. vrijtgers; 3 (NBr) bouwland alsopen veld @L- campus veld'; 4 legering v soldaten*retranchement

kampeerterrein tijdelijke overnachtingsplaats opeen domeingrond

kampenlandschap gevarieerd, afwisselend enbesloten landschap met verspreid liggendeboerderijen, akkers, weilanden, houtwallen enbeken op de lagere zandgronden, itt het oudereesdorplandschap op hogere zandgronden. Deboerderijen (hoeven) werden verspreid langs debeken gebouwd en de vochtige loofbossen langsbeken ontgonnen, akkers werden bemest metschapemest'heideplaggen (potstal). Er zijn velehoutwallen, kleine bosjes en kronkelige zandwe-gen die het gebied een besloten karakter geven(Gelderse Vallei, Achterhoek, Salland) *oudehoeveniandschap

kampontginning ontginningsvorm met blokver-kavelmg waarbij de akkers en de weidegrondenmet in grote complexen bijeen liggen

kanaal gegraven en meestal recht vaarwater datafgesloten is v/h buitenwater en beheersing v/hwaterpeil kent, afgestemd op scheepsverkeer*conduit. vaart, trekvaart. zeeg. tocht @L cannu

kanaal vak *pandkanalisatie bevaarbaar maken v/e rivier door

bochtafsmjding (coupure), debiet-controle ennormalisatie

kandel (Hld) kamelkanjel / (Lb) waterloopje *kandei. gantei; 2 goot of

waterleidingkanonkelder kazematkansel schiethok op palen als hoge zitplaats, met

ladder waar de jager het wild afwacht •jaehtstoelkant 1 weegberm, zoom; 2 windrichting, streekkanton / administratief gebied; 2 wegvak ter

lengte v s tot 7 km terzake v/h dagelijke onder-houd

kantse wind schuin invallende windkantveen veenoppervlak op welke het graven

voor het seizoen eindiut

kantvisserij het vangen v platvis i/h zachte jaar-getijde, dicht onder de kust dmv schrobnetten

kape baken of vuurtorenkapel 1 (NBr/Lb) klem (RK) gebouwtje i/h veld

of langs de weg als gebedsplaats voor bewonersen passerende reizigers *bedehuisje, vlinder, bidka-pel. veldkapei; 2 struik of hok v vlas op het veldter droging

kaphout hakhout «s"iaaikapok (vliegwezen) wolkenkaproen kroon v/e boom als kaphoutkapschuur boerenschuur zonder zijwanden en

een op draagzuilen rustende kap *hooischelf.vijzelberg

kardoes (Kampereiland) aangeslibd buitendijksruigland *nes, aanschot

karrenveld gegroefd bodemoppervlak in eenkalksteengebied, ontstaan door kalkoplossinglangs gesteentescheuren door regenwater'S'karstverschijnselen

karreveld (Zld) relatief ondiep uitgegraven ter-rein voor kleiwinning ter locale dijkversterkingaangewend, aan de binnenzijde v/d inlaagdijk*aardhaling ~ inlaag. kuip

karspel kerkelijk ambtsgebied «"kerspeikarstverschijnselen verzamelnaam voor de geo-

morfologie die het gevolg is v oplossingsver-schijnselen in relatief goed oplosbaar gesteente(gips, kalksteen) *karrenveld. druipsteengrot, doline.geolgische orgelpijp

kasselrij (Z-Nld/Vl) burggraafschap of kastelenijkasteel adelijk bolwerk, veelal als teken van

macht en rijkdom aldanmet later tot kleinevesting omgebouwd of slechts tot buitenplaatsv/d gegoede burgerij bewaard gebleven •steenhuis. stins. hooghuis. borg, donjon. ridderhofstad. ring-

burcht. havezathe. slot. hoef. vesting

kastelein t^zetboerkastuinbouw glasteeltkat 1 verheven deel v/d bodem in hoogveen *belt.

hult. kop; 2 geheide aanlegpaal i/h midden v/evaarwater

kate keuterboerderij of schuur *kotkateie strandhoofd *noikaterstede kleine boerenplaats v/e keuterkathedraal hoofdkerk v/e bisdomkatse (NBr) weg om een bewoonde plaats *ring-

weg, kets

kattegat nauwe (vaar)doorgangkatteklei een weinig vruchtbare, extreem zure

klei, doorschoten met lichter gkleurde aardlagen(wit of geelwit) die vooral FeSO4 bevatten

kattepootje lichte rimpeling v/h wateroppervlakdoor een zwakke wind

53

Page 56: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

kavalje benaming voor oude, vervallen zaken vbehoorlijke omvang, bv een oud vervallen enuitgewoond huis *apergoed. gebrotte. krot

kavel l kadastraal perceel "lot: 2 keep, schrap,hoefslag

kaveling perceel v drooggemaakte landerijenkavelsloot scheisloot tussen de kavels v/e bedij-

king, dwars op een tochtslootkazemat onderaards, bomvrij gewelf in perma-

nente verdedigingswerken, tot bewaarplaats vmunitie, levensmiddelen of voor veiligstelling vsoldaten en geschut bestemd *kanonkelder

kazerne / militair terrein voor manschappen 2fantasieloos huizenblok = carré

keeg (Frl) buitengrond *koog, kaas?, polderkeel / waterdoorgang tussen twee legakkers i/d

veenderij, stukje v/e wetering: 2 pijp v/e een-denkooi, ook voor eendenkooi zelf; J duinpan: 4achterzijde v/e bastion

keele kloof, holle wegkeelholt (Veluwe) eikenhakhout, tussen ander bos

groeiend op smalle stroken (kelen) *rabattenboskeen / (Zld) geul i/d buitendijkse grond; 2 spleet,

kerf, kloof, scheur *kinekeer l wending i/e waterloop, kromming; 2 plaats

met warm (thermisch) water 'cadier. bad. thermekeerdam stuwdam *veitdamkeern (NHld) viskuil *weijerdkeersluis enkele sluis die de hogere waterstand

bij havens en dokken tegenhoudt *stuwsluis,stouwsluis. rabot

keerweer blinde straat of steegkeet zoutziedenjkegel / (jag) drekhoopje; 2 kiezelsteen, kiezel-

zand, kegelzandkei korrelgroottefractie v sediment [det < kei]

*ccliant

keienvloer uitblazmgsvlakte waar nog slechtsgrindjes en keien resteren, in Nld a/d basis vdekzand

keilbaan kegelbaankeileem ongesorteerde grondmorene. achterblijf-

sel v landijsbedekking, als regel i/d ondergrondtussen 1 en 20 m dik en kalknjk

keizand (Frl) verweerde keileem, het zandigeresidu na verlies v/d fijnere deeltjes

kekele ijspegel, kegelkelder herberg, wijnhuiskelderijs •bomijs. kraakijskelle geul of goot waarlangs water op een water-

rad wordt gebracht, tgv molenvliet *kelkelnarij centrale plaats waar cijns en stedegeld

moest worden afgedragen i/d middeleeuwenkeiven gravenkemenade (Hld) ndderhofstede @OND: camenadekemmel / top, hoogte; 2 kromte, rivierbocht

kemp (VI) hennepkempen woestenij *bijstervdd @L: eampinakenning / (scheepv) afstand waarop men nog iets

kan zien of onderscheiden; 2 Oudnederlandserechtsspraak in Sticht/Veluwe

kentering omslag v/h getij *stiiwaterkerkdorpgemeente nederzetting waarin door de

aanwezigheid v/e bedehuis de bebouwing ver-dicht is door toestroom v niet-agranërs *parochie

kerkeputje (lit) graf met volgens de Christelijketraditie het voeteneind naar het oosten

kerkhoek parochiekerkhof gemeenschappelijke begraafplaats v

doden *knekelhof. godakker, houtjassenpark. begraaf-plaats, rozengaarde. rosier

kerkhofmuurtje masierekerkepad smalle veldweg naar de kerkkerkparochie kerkelijk gebied onder één aartsbis-

schop; Ned is een kerkprovinciekerksoekinge (WFrl) kerspel, parochiekerndorp tgv streekdorpkerne / zoutkorrel; 2 (O-Nld) spleet, kloof, reetkernekot zoutkeet *kerrekotkernzand bijzonder vet vormzand, meestal met

hars vermengdkerrekot zoutkeet *kernekotkerspel v oorsprong (RK) kerkelijke gemeente

[wagenrede < kerspelj *kerkdorp, parochie, kerksoekinge

kerve afgesneden stuk landkessel versterkte plaats, burcht @L castellumketel 1 (jag) legering v wilde zwijnen; 2 omsloten

dal of min of meer ronde inzinking in bodem ofwater *kom, pot

kets / hooiopper; 2 (NBr) ringwegkeube (Betuwe) omheining *kobe «minkeursloot sloot die onder regelmatig overheids-

toezicht of Schouw Staat *schouwslootkeutel balletje dieredrek, mn v schaap, konijn,

haas, muiskeuter kleine boer met een klein eigen bedrijfje,

meestal één paard rijk *kouter. kotter, kossaard,martelaartje. hakklauwer

keuterhof katerstede, katekidde regel samengeharkte graskie (Frl) eigen grond, familieprond. geboorte-

grond, erfgoed *kee @OF: kêthekiekklei (NHld) zware zeeklei, in twee fasen

afgezet vanaf de 9e eeuw; eerst agv tijdelijkeoverstroming (8-10 cm dik), later een dikkerelaag onder meer rustige omstandigheden «"klei

kiel ; (Gr) inspringende hoek *wig. geer; 2 wigvor-mige greppel *kil; 3 kuil, diepte (de hel)

kielspit l wigvormig uitgestoken, één steek bredegroef i/d grond om de aanleg v/e werk af tebakenen: 2 waterkenng v afgespitte grond

54

Page 57: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

kielsponning ingraving v zo'n 30 cm diepte langsde teen en hiel v e nieuw aan te leggen dijk

kielzog het schuim v/h kielwaterkienhout fossiel pijnhout, hier te lande uit het

veen opgedoken, bevat veel harskier *reet. spleetkies kiezel, grindkiezelgoer aarde v kiezelalgen *diatomeeënaarde,

infusoriënaardekiezelsteen klein afgerond grindje zoals die in

ontelbaar aantal in düuviale gronden voorkomtkiezelzand *biggelzand, grauwele. gravel, gries. kegelkif klein grindkijfland twistlandkijkduin duintop met een ver uitzicht .kijkel ijspegelkijk-in-de-pot (lit) plaats met uitzicht op een

zeeboezem of zeearm (pot)ki jlpiaats watervlaktekikkerig weer koud, kil en vochtigkil 1 oorspronkelijk diep natuurlijk water, als

geul tussen twee hoogten of zandbanken: 2 bedv/e rivier (ook bedding met de stroom) *strang,hank. kille; j kleine kreek in Biesbosch; 4 lang-werpige, zeer diepe plaats in zee *trog; 5 onaan-genaam maar niet intens koud v/h weer

kiibemaling afzondelijke bemaling v/e diepergedeelte v e polder

kille (Ov Gld) doodlopende geul v/e rivier *strang,hank. kil

kilometerraai peilraai langs een rivier of kanaalkim ; schijnbare rand gevormd door de horizon

*geziehtseinder. kimme; 2 kam of bovenrand v/egebergte, dijk

kimduiking het verschil tussen de zichtbare en dewerkelijke gezichtseinder voor een waarnemerdie zich een eind boven het aardoppervlakbevindt

kine (VI) spleet, barst, droogtescheur i/d grond*keen

kip langwerpige ingraving *keep. geulkippenbruggetje hoge smalle voetbrug *kwakei.

hooghoutkisting dam gevormd door evenwijdig lopende

wanden opgevuld met aarde om als noodkenngbovenop een dijk of bedreigde plaatsen aange-bracht

kits hoop grind of steenslag v/e bepaalde driehoe-kig profiel, op regelmatige afstand langs verhar-de wegen opgeslagen *kist

klaarbank hoger gerechtshof of appèlgerichtonder toezicht v e landheer *klaring

klafter (O-Nld) vademklain (Gr) veen es'kiijnklak kwak modder *klodderklam plakkerig vochtig *sam

klamaai uitwerpselen, drek *kiameiklamdijk dijk waarover een geschil isklammad (Zaanstreek) twistlandklamot kluit of klont *klater. klamoddeklamp aangebroken hooi- of kuilvoerhoopklampen aan hopen zetten v steen, rietklap ophaalbrugklaphek valhek in combinatie met wildrooster ter

toegang v natuurreservaat-gebiedenklapgolf brandingstype tegen steile wanden waar-

bij de waterdiepte minimaal 2x de golfhoogtemoet zijn

klappersteen (Veluwe) ijzerconcretie rond latermgedroogde kleiklompjes (gestuwde pakkettenriviersediment) dat vroeger voor ijzerwinningontgonnen werd Wijzerkuil. slakkenhoop

klapzand zeer fijn zand aldanniet gemengd metleem, dat oiv grondwater tot een maximalecompactie is samengevloeid "loopzand. kwelzand,drijfzand

klaren 1 licht worden; 2 onttroebelenklaring (Ov/Gld) «rklaarbankklastisch sediment door verwering vrijgekomen

gesteentegruis dat na transport door zwaarte-kracht, water, wind of ijs wordt afgezet. Verde-re onderverdeling gaat naar afzettingsmilieu enkorrelgrootte(samenstelling)

klater vademklauw 1 (Lb) benaming voor grote kiezelstenen in

grind v/d Maas; 2 kluftklauwengang het recht om vee op braakliggende

gronden te laten beweiden, art 680 BWkleaster (Frl) kloosterkledder viezigheid, modder, prutkleef helling @L clivus helling'kleefaarde (Lb) verweringsbodem v krijt, bruine

en zeer plastische kleigrond v montmorriloniet(NB; geen loss) *kleveneerd

kleefgrond vollersaardekleefheien funderingspalen tot een bepaalde

diepte inheien waarbij ze niet tot op een draag-krachtige laag reiken maar door de weerstandvan doorheide klei stevigheid krijgen

kleefzand lossklei secundair gevormd, plaatvormig bodemmate-

riaal, naar grootte beter aan te duiden als lu-tum, met duidelijke bodemfysische en -chemi-sche kenmerken tav watergehalte, kationbin-ding, en structuur

kleigrond *haaft. kiijtkleiklomp bezoenklein voorvoegsel bij plaats- of waternaam *lutj>,

lutske. lytsekleinschalig / (kartografie) zeer globaal en sterk

seaeneraliseerd. bv 1: 1.000.000; 2 (landgebruik)

55

Page 58: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

duidend op sterk versnipperd land met keuterbe-drijfjes

kleinwild hazen, patrijzen, korhoenders en snip-pen, tgv grofwild

kleimineraal-associaties in Nld: zeeklei: illiet-30% smectiet-3oc/; kaolimet-iv;. nvierklei: illiet-smectiet-vermiculiet, beekklei (Ov): smectiet-80% hydrovermiculiet

kleiput 1 afgeticheld perceel in buitendijks ge-bied; 2 kuil waar klei wordt gewonnen voordijkaanleg of baksteen- of dakpanfabricage*karreveld, inlaag. deisleuf, tiehelgat

kleischoor krib v leem met net begroeid adHollandse Ussel *agger

klem veenlaag v =15 cm dikte [hotte < klem]klemgrond goede ankergrondklemsloot (Gr/Dr) depot met zand afkomstig uit

de wijken en kanalen, dat bij aanleg ervan opvan tevoren afgeveende stroken werd gestort, 10a 20 m breed ter weerszijden v d wijken *walsloot(Peel)

klep 1 (Veluwe) door verstuiving ontstane zand-vlakte *aanstuivim>; 2 heuvel v stuifzand

klepbrug ophaalbrug, basculebrug, klapkletsbui stortbuikletten (Frl) laaggelegen landkleveneerd (Z-Lb) kleefaardekleuf* kloof *ldeuvekleur oa-bodemkleurkliederig modderig, natmorsigklief 1 (Gr) sluisje "verlaat; 2 (Gr) dam ie wijkklien l (W-Gr) laagveen dat in zoetwater is ont-

staan *kiijn; 2 ijzerhoudende veenmineralen alssidenet en vivianiet

klienland «rlaagveenlandklietgrond (W-NBr) zeekleigrond met een dun

klei- of zaveldek, liggende op de düuvialeondergrond, sterk gereduceert door drangwater

klif steilwand ontstaan door afbrokkeling enafvoer v/h bodemmatenaal a/d voet door golf-slag, in Nld door de zee aangesneden resten vgrondmorene uit de ijstijd, door het kleigehaltewordt bij deze aansnijding een steile kust ge-vormd *ho

klift duinklijn (Frl) veenspecie uit laagveen. soms ook met

water aangemengde specie v hoog- danweilaagveen i/h algemeen *kluun

klijt vette en taaie kleigrond "haartklim verhouding tussen de hoogte en basis v e

helling *steilteklimaat gemiddeld weerbeeld over 30 jaar (lange

termijn) in Nld: zeeklimaat, gematigd maritiemkling (Hld Zld) heuvel, mn niet-begroeide heuvel

i/d binnenduinen *clingeklinge (Gr) zandtong in zeekleigebied v d Dollard

klink / een continu proces v vermindenng indikte v slappe grondlagen oiv haar eigen ge-wicht (inklinking); 2 strook kantveen langs eenwijk, rechte strook veenrestant langs wijk ofhoofdvaart bij veenontginningen *kroft. lot

klip .' uitspringende harde rots in of in zee sprin-gende rotspartij, kleine kaap als gevaarlijkeplaats in zee *schipbrekinge, schipbrokenheid; 2 (O-Nld) zandige hoogte, veelal als plaatsnaam*klep; j grot, hol

klippel stuk brandhout, hompklisse kleiachtige leemaardekliuw (Frl) splitsingkloet l gestoken, vierkant klomp klei of potaarde

*kloeteling; 2 polsstok *firlkloft (Zaanstreek) kluftklokkestoel stellage v balken waarin een of meer

klokken opgehangen zijn, als restant bij eenkerkhof na een dorpsverplaatsing danwei alsgoedkoop alternatief v/e kerktoren "-campanile

kloksimmen (Frl) landen vanwaar uit de op-brengst de klokketouwen (de kerk) wordt onder-houden

klokslag / peil v/h buitenwater waarbij de nood-klok geslagen werd om manschappen te mobili-seren; 2 (Frl) gebied ter onderhoud v/e kerk(kerkgemeente); later stadsgemeente (Stavoren,Hindeloopen)

klokstuk kerkland, land waarvan de opbrengstvoor esn deel ter onderhoud v/d kerk(klok)diende 'klokslag, kloksimmen

klomp samenhangende vormloze massa •kluit,sdiolle

klont kleine samenhangende massa v/e verhardestof (klei, dikke modder) [klom < klomp]

kloof' zeer steilwandige nauwte *schrondeklooster residentie v/e bepaalde geestelijke orde

(monmkesorde, kanunniken, bedelorden, ridder-orden) *kleaster. abdij, biloke. religioen. stift, sticht,convent, proosdij, monastir. monster, munster, begijnhof,bagijn

kloOSterbezit "abdij, curtis. grangia. voorwerk, camman-derij. abdissegoed

kloOSterlanderijen *bivangum, corpuslanden. klooster-hoek, sticht, stift, uithof

klot brok, kluit of klomp, als stofnaam voor turf*stook. brand, derring

klotput boerenveenputklotturf brokken turf zonder mos *baggerturf,

'goede'turf

klucht (Frl) buurschapkluft / buurt, wijk v/e stad of kerspel. oorspron-

kelijk met het oog op rechts- en waterstaatsbe-lang *kloft. clauwe, gilde «51 nabuurschap; 2 (NHld)kern als centrum v bestuurlijke eenheid; j aftel-lende schuinte, op- of afrit

kluin (O-Nld) zwartveen, zwarte turf-kluun

5 6

Page 59: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

kluis / (Utr) werfkelder langs grachten onder destraat; 2 kluizenaarswomng *hermitage. eremitage.claus; j graf(kelder)

kluit *kiomp. klont. brok. breet. briete. risch, tori", stukturf. stol. klunder

kluitkalk ongebluste kalk (CaO), vroeger voorlandbemesting toegepast, vgl biscuit

kluizen onstuimig (op het water), door stormheftig bewogen worden

klunder klonter, kluitkluun rechtop te veld staande natte heideturfkluunderdel (Ov) een i/h hoogveen aangelegde

kuüplaats met veldkeienbodem waar zwareturfbonken door paarden tot dikke brei werdenvertrapt om daarna voor eigen gebruik te ver-snijden, vgl sponturf-proces (laagveen)

knak 1 scherpe bocht i/e weg, hoek; 2 samenhan-gend breken

knar oude boomstronkknekelhof kerkhofkniebocht rechthoekige bocht ie rivier of wegknijp kunstmatige vernauwing v e waterloop dmv

een op te trekken plank *kniepe. klief, waterschut«heul (natuurlijke vernauwing)

knikklei (Gr) taaie, kalkloze, onvruchtbare kleimet veel Fe^O3 afgezet in brakwatermilieu, dievoor water vaak ondoordringbare lagen vormt*knipklei. pikklei ~ rodoornklei

knikspoor ongelijkheid i/d weg door uitspoelmgveroorzaakt, kuil

knip / zwartveen; 2 (tuinb) gedeeltelijke bedek-king v/e gewas met glas

knipklei (Frl) knikkleiknobbel / min of meer halfbolvormige, kleine

verhevenheid; 2 kloest, knod(de) in houtknobbelige zee vrije ruw oppervlakknoerst / uitwas of bult; 2 bonk, stronkknol kleine verheffing v/d grond, hoogte, heuvel-

tjeknoop snelheidsmaat: zeemijl per uur, ook voor

windsnelhedenknooppunt / v getijde: amfidroom: 2 kruispunt v

verkeerswegen "klaverblad, quatrebras. turbine, twiskknoot knotboomknotboom loofboom (wilg, es, eik, populier, els,

lmde of haagbeuk) waarvan de takken regelma-tig worden afgezet op een hoogte v zo'n 2 mvoor genefhout *knoot

knottenbelt (Twente) hoger gelegen akker waarvlas werd gedroogd

knuppelhout talhoutknuppelweg (Dr'Gr) begaanbaar pad door drassig

veenterrein, bestaande uit dwars naast en overelkaar gelegd rondhout (daterend uit ca 1800 vChr) [/uwe < knuppelweg] *stookenbrug. spyk. kleinevoenbrug == spang

kobe (rivierengebied) omheining *keubekodde (Gr) baggeraardekoddebeier 1 onbezoldigd bos- of veldwachter; 2

jachtopziener *schutkoebocht een met staketsel of boomgroepen

omgeven ruimte i/e hoek v/e weiland waarin hetvee wordt gedreven om enigszinds beschutgemolken te kunnen worden, en soms om mestte verzamelen (waarvoor het vee 's-nachts werdingeschaard) *krocht, veebocht, melkbocht, bon

koebosje oorspronkelijk de plaats waar aan pestgestorven vee werd begraven, in veenweidege-bied, vaak achter op meest waardeloze grondgelegen. Later werd het voor de opgroei gerief-hüUt aangewend *pestbosje, miltvuurbosje

koefenne oppervlaktemaat, landmaat v =1/2morgen *koegang

koegang (Frl) oppervlaktemaat van bijna 74 are(7349 m2), eigenlijk een stuk land waarop éenkoe in één zomer genoeg gras voor haar voed-sel vindt *koefenne

koeherder veehoeder *bo, bovier. boeheer, veewachter.koeienhoeder. koeler, weider

koeke hoekvormige heuvel @G: kokankoeland *boland. groengrondkoestal veestal *poestkoestront *pannekoek. hoop. vla, vlaai, vladekoel kuil, schachtput bij mijnbouwkoepel 1 half-bolvormige opwelving; 2 tuinhuisje

*prieel. luchthuisje, weesje, lommerhuisje

koepelgraf grafheuvel met een houten bekisting vpalen, naar men vermoedde ook in Nld, laterbleken deze graven v/h bijenkorftype te zijn

koepolder laag gelegen veenpolder, minder dan1 2 m boven het polder peil en daardoor alleenvoor veeteelt geschikt

koerhuis wachthuisje buiten de stadkoersel (VI) kleine hoeve @L- cunisellakoerveld een met uitkijkposten gecontrolleerd

veld, tesamen met landwerenkof 1 (O-Nld) huthuisje *kot; 2 stal, schuurkofferdam vierhoekige afdammmg v rondom

funderingen die onder water moeten wordenuitgevoerd

koffiebank zandoerbank i/e heidepodzolprofielkogge (NHld) landelijk district waarmee mogelijk

samenhangt de heervaart van koggen (schepen)met een zeker getal aan gewapende mannen, nunog als waterschapsdistnct gebruikt

kogelvanger aard- of zandheuvel achter schiet-doel om kogels op te vangen, soms heuvelrij opeen militair oefenterrein

koker ondergrondse buis tot lozing of inlating vWater *duiker

kokerbrug tubulaire (spoorweg)brugkol hoogte *kopje. pol. nol

57

Page 60: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

kolenbranderij plaats waar hout tot houtskoolwerd verbrand *kriekeput. houtskoolmeiler

kolenbries afval v kolenmijnen bestaande uit fijnkolengruis

kolenslik het uitgewassen fijnste kolengruiskolk 1 (Frl) laagland dat vaak onder water staat;

2 waterwervel *widing, maalstroom, pompei, tuimeling.swalm. slonde; J vijvertje v/e eendenkooi *poel.plas. wed; 4 (lit) grondeloze diepte v water; 5ruimte tussen twee paar schutsluizen

kolkdijk kade langs een kolkgatkolkgat / door stromend water mbv zand en

stenen uitgeslepen gat; 2 uitspoelingsgat *wiel.braak, jet

kolksloot boezemsloot. molenslootkolonie nieuwe nederzetting, met aansluitend op

bestaande stad of dorp, ihb een stichting totlandontginiung door behoeftigen, en inrichtingvoor landlopers en bedelaars, alwaar dezenwerden gezonden om te trachten hen doorarbeid op het land te verbeteren

kom 1 door hoogten ingesloten uitholling v/haardoppervlak; 2 het lagere land achter deoeverwallen v/e laaglandrivier gelegen; 3 bin-nenste deel v/e haven; 4 dorpscentrum *loug

komgrond zware en oorspronkelijk natte kleibo-dem i/d laaggelegen nvierkom

komkering (droge) afscheiding tussen de kom-men v'e inudatie *accfs

kommel / sneep; 2 aardkluitkommer (jag) hazedrekkompasstreek elk der 32 richtingen v/e kompas-

roos *\vindstreekkomveen veen gevormd i/e kom van zandgronden

met een ondoorlaatbare ondergrondkonijnehol ondergronds verblijf v konijnen

*vrang, spuit (noodpijp)

konijnenwarande aldanniet omheinde plaats intuin of bos waar konijnen zich vrij kunnenvermenigvuldigen

koningsstroom (lit) rivier over haar volle breedte*vo!bed

koningsweg ca 6 m brede oude hoofdweg (17eeeuw)

konkel l draaikolk, maalstroom; 2 hol, spelonk,onderaardse gang

koog (N'Hld) oorspronkelijk voor buitendijks land(buitenland), nu nog veelal naam voor polder*kaag. keeg

kooi stuk land me eendenkooikooiputje (Utr/Hld) rondom een veenput of

binnensloot aangelegde kleine plas voor zelf-voorzienende vogel vangerij (mn eenden), metoppervlakte kleiner dan 1 2 ha en twee vangpij-pen [kooiputje < eendenkooij

koop perceel land in veenweidegebied dat alsonontgonnen (woest en vaak slecht) land v/egraaf of kerk gekocht werd, met karakteristiekevaste kavelmaten 5-kop. -cope. -koop

koopstad handelsplaats *marktplaats. megen. briel. vittekoopveengrond veenbodem met een veraarde

kleiïge bovenlaag die niet dikker is dan 50 cmkoot 1 veldkei *flint. balstien; 2 steen die rechtop

wordt gezet als werpdoelkopakker deel v/d landbouwgrond waar de ploeg

keert = wendakkerkop baken ben voor i/d grond gestoken sparren

die de zijden v/e vaarwater markerenkopje l hoog en alleen liggend duinheuveltje; 2

kleine tafelbergkoppel (O-Nld) gemeenschappelijke weide waar

het vee onder toezicht v/e veewachter staat"hertgang

kopschuim vlokkig schuim dat vooral op eenrivier drijft wanneer het water gaat vallen

kopspoor (spoorw) doodlopend spoorkopstation eindstation, tgv doorreisstationkorf lengtemaat v 50 a 60 cmkom (NBr) watermolenkornecote zoutland, de grond waaruit zout werd

gestookt *5-selbernenkorrel 1 oude gewichtsmaat v 0,1 gram; 2 granuul

met een bepaalde diameter, als tgv (klei)plaatjes*kerne

korrelhagel neerslag v sneeuwkorrels omgevenmet een dun laagje ijs, die rond of onregelmatigv vorm zijn en een diameter vaak <5 mm, zevalt vnl in winterse buien uit wolken waarvande basis een temperatuur onder het vriespuntheeft

korrelsneeuw neerslag v witte, ondoorzichtigeijskorrels met een diameter v 25 mm in allerichtingen, vooral vallend tijdens buien bij eentemperatuur om het vriespunt

korst bovenste, vaak iets hardere laag *zoutkorstkortwoonst woning v/e landarbeider met een

klein stukje grond erbijkossaart (VI) kleine koeboer *keuterboer, kouter.

ketter

kossaardenij klein boerenbedrijfkosterie bezittingen of landerijen v/e sacnstiekot 1 gat, opening; 2 kooi, huthuisje, schuurstal

*kof

kotenbestrating wegdek met veldkeienkoud (landsch) 1 woest, dood, verlaten en onbe-

woond; 2 onbeschutte, winderig gelegen plaats*bies. hare

koufrontpassage het langs trekken v/d voorstebegrenzing v/e relatief koude luchtstrommg,gepaard gaande met afkoeling, plotselinge windverandering en meestal ook met bewolkinu en

58

Page 61: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

neerslag. De neerslag is dikwijls kort maarhevig en heeft vaak een buiig karakter. In dezomer gaan buien ook vaak met onweer enhagel en soms met hoosverschijnselen gepaard

kouter (VI) oud bouwland met mest en plaggenopgehoogd en hierdoor relatief hoger dan deomgeving gelegen, zeer humeus gewordenakkerdek = es

kraag / smalle strook land v/e uitgeveende plas*heach, ribbe, kregel. zetwal; 2 rietzoom langs dewaterkant

kraagstuk klem zinkstuk om het onderwaterbe-loop v/e dijk te dekken «"bekleding

kraak (NHld) kort dekriet, gebruikt i/d bollen-kwekenj *pook

kraakijs *bomijs. kelderijskraal afgeperkte en omsloten ruimte, vaak alleen

voor nachtelijke veestalling *beers. bocht, schot.vaalt

krabbe 1 dijkversterking v palen op enige afstandv/h land i/h water gelegen; 2 schoonsel uitsloten, en zoden die gestoken werden v slechte,met biezen begroeide graslanden, als potstal-stro gebruikt

kragge / (Ov) in zoet tot brak oppervlaktewaterdrijvende organische massa (vlechtwerk v wor-tels en wortelstokken), op den duur verlandendtot netland, triheen, hooüand of moerasbos•rietzodde, drijftil. ladde: 2 met-verweerde net- enmoszode waaronder slappe veenbagger, als random een stuk land

kraggen smalle, door water omgeven strokenland

kraggeveld drijvend hooüandkrakeelveld betwist grensgebied *strijlandkrammat (Zws-Vl) laag v stro, glui of net tegen

de buitenglooiing v e dijk aangebracht en metstrobeugels bevestigd om hem tegen golfslag tebeschutten (bekrammen)

krang bochtigkrans optisch verschijnsel om zon, maan en soms

om ster of planeet zichtbaar, bestaande uit eenzwak blauwachtig wit veld waaromheen eenbruinrode rand. In zijn volledige vorm toont heteen aantal fraai gekleurde ringen waann despectrale kleuren duidelijk zichtbaar zi|n. Deringen ontstaan door buiging om waterdruppelsof ijskristallen i/d dampkring

kransakkerdorp (NBr) nederzetting die onderéén of diverse namen i/e kring rond om ééngroot bouwlandcomplex ligt. gesticht na 1350 nChr

krap l ijsspoor; 2 ondiep vaarwaterkrater trechter- of komvormige depressie,openingkrawei (Kempen) festiviteit bij boerenverhuizing

krebbe / rivierhoofd, dam; 2 vuükolk, put metrooster afgedekt

kreeft onontwikkeld houtgewaskreek 1 klein, smal en veelal stilstaand natuurlijk

water, ook dikwijls als inham v/d zee (erosiedoor getijdestromen) ookwel overblijfsel v/eoverstroming of v/e vroegere rivierloop (crevas-se) *vli«t. vlije. zwamp. kil. hank. slenk. els. gooi. maar.

tjariet. gamel; 2 smal vaarwater tussen ondieptenof eilanden *gat. geul; 3 walrand (soort oeverwal)

kreekrug smalle strook hogere grond v/e metzand dichtgeslibde kreek i/e veengebied (veelalmet reliëfinversie)

kreekwalrug walvormige zavelige kreekoever-afzetting

kregel lange en smalle strook land tussen uitge-veende plassen *kraag

kreil (Frl) wild struikgewas of griendhout mn oplaag. moerassige grond of op waard

krekel betwist perceel *krekdlandkrenging hellingkrenze (Frl) 'kringelig' watertje *siingekrepel nauwe doorgangkretsgrond (Gld) weiland met taai gras dat bij

het maaien met een zeis een kretsend geluidmaakt

kreukelberm berm vóór beloop, glooiing ofsteenbezetting, beschermd door puin of eenkraagstuk die zich bij afslag naar hei nieuwebeloop kan plooien *plasberm

kreupelbos laagstammig en dicht, verward doorelkaar gegroeid, houtgewas (kreupelhout) waaronder en -tussen nog planten groeien *hees. rijs.hakhout, schaarbos. strubbe. struikhout, schage

kribbe stenen strekdam i/e rivier met rijs- enbaardwerk, gemaakt voor oeverbescherming,geulvernauwing om vaardiepte te behouden enStroomdraad-controle [bolder < krib] 'bolleken.ridse. bat. schephoofd. agger. rits, bol. hoofd. krib. krebbe.kleischoor

kriek 1 het aanbreken v/d dag; 2 houtskoolkriekeput (Zws-Vl) verkolingskuü voor hout die

werd afgedekt met takken, bladeren en aarde,vgl houtskoolmeiler (bovengronds)

kriekerie kersenboomgaardkrijgsbouw vestingbouwkrijt 1 witte of witgele vnjzachte gesteente (zeer

fijnkorrelige kalksteen), veelal als delfstof; 2omheirung; 3 rechtsgebied

krijtland (Z-Lb) mergellandkrik houtskool, amerkrikkemik lastig vaarwater, met eilandjes en

klippenkrimp 1 hoeveelheid aarde die bij dijkwerken

meer dan het volume moet worden aangebrachtmet het oog op klink = aanzakking; 2 ruimte

59

Page 62: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

waarin het scheprad bij watermolens zich be-weegt; 3 (bodemk) fysisch proces waarbij debovengrond in dikte afneemt agv vochtonttrek-king door verdamping vanuit grond en gewas•fysische rijping

krimpen 1 v d maan: afnemen; 2 v d wind: terug-lopen tegen de wijzers v/d klok in (N>W>Z),vaak voorbode voor een naderende depressie

kring optisch verschijnsel om zon of maan, intwee soorten te onderscheiden: de meest voor-komende bezit een straal v 22' en de andere(grote kring) een straal v 46 (beide kunnenaldanrüet volledig ontwikkeld zijn)

kringenwet (militaire vestingb) 1853: verbod vstenen opbouw binnen het schootsveld vanverdedigingswerken, diameters 300, 600 en 1000m

kringgreppel randgreppel rondom iets *arkeikringstorm wervelstorm, cycloonkrinkel kronkel, bochtkristal / mineraal met een unieke, zich repeteren-

de roosterstructuur; 2 zeer helderkristalzand zuiver kwartskorrelzand *zilverzandkrite (Frl) jaskerpoldertje "molenkoloniekrocht / hooggelegen stuk land, speciaal zand-

grond; 2 akker i'd binnenduinrand op zgn geest-gronden *kroft; 5 melkbocht: 4 (NHld) tussen-veld i/d veenderijen dat nog niet vergraven is[ribbe < krocht]; 5 verborgen onderaardse ruimtevaak schuilplaats voor lichtschuwe wezens *grot,spelonk; 6 armoedige buurt *sloppenwijk

krodde (Ov) onkruidkroes dicht dooreengroeiend struikgewas, bv netkroezen gerimpeld, v/e wateroppervlak door de

windkroezenboom / (Achterhoek) grensboom voor-

zien v/e merkteken (X), of; 2 boom m/e breeduitgegroeide kruin als dominante (herkenbare)boom, met verschillende functies

kroft (NHld Texel) akker i/d duinen «"krochtkrogt akker bij duinenkrok l fijn afval v hooi, hooizaad: 2 fijne korreli-

ge sneeuw met hagel gemengdkromte bochtkromakker (Betuwe) langwerpige akker met

afgebogen uiteinden (idvv uitgerekte, omgekeer-de 5. ontstaan door de lange ploeg-omkeerweev/d zware karploeg met voorrister *wendakker

kronge dood beest, kadaver *onvlaatkronkelbeek slingerstroompje *worm, waverkronkelberg een door meandering ontstane af-

snoermgrest, omgeven door een droge verlatenbedding *omloopberg

kronkelwaard i/d binnenbocht gelegen wasbord-vornug aanslibbingsterrem met sikkelvormigeruggen en geulen *meanderbank

kroondomein gebieden oorspronkelijk bij de wetin 1822 a/d kroon afgestaan, in 1848 door WillemII a/d Staat terug gegeven, waarvan de kroon deinkomsten geniet

kroonvuur bosbrand die zich via de hogereopgroei uitbreid, tgv loopvuur *kopvuur

kroosheemraad voorheen benaming voor deheemraden die het toezicht hadden op het zuive-ren v sloten i/e polder

kroosschouw polderslootinspectiekrop 1 bodem v/e waterloop bij molen met krom-

me loop; 2 opwelving of uitsteeksel i/h terreinkroppen heel licht, met donzige vlokjes sneeu-

wenkrot 1 nat slijk, modder; 2 oud vervallen huis

*apergoed, gebrotte, kavaljekrotsneeuw vorm v neerslag die de overgang

vormt tussen sneeuw en hagelkrotten licht vriezen, rijpenkruidhof tuin waar een boer voor eigen gebruik

groente teelt, ook bloemenruin bij boerderij= goorns

kruidlaag vegetatielaag v kruidachtige en laag-houtige gewassen die meestal een hoogte bereiktv 50 a 70 cm, de kruidlaag is iha de laag die hetminste licht ontvangt en waar de luchtvochtig-heid groter is dan in de mos- of struiklaag[moslaag < kruidlaag < struiklaag]

kruien / los raken en in beweging komen v ijs inrivieren waarbij schotsen over elkaar gaanschuiven; 2 wolken flarden; 3 omlopen v/d wind

kruidaarde soort klei die door bakken zeer hardwordt

kruinig perceel (Gr) bolle akker die ontstaatdoor een bepaalde manier van ploegen (vanbinnen naar buiten) ter verbetering v/d afwate-ring, tgv pannig (weiland) *bolakker, kussentjesakker'S'aanploeging

kruipen 1 (spoorw) verschijnsel dat een spoor datin hoofdzakelijk in één richting wordt beredenzich in die richting verplaatst, vgl oprijden; 2(bodemk) hellingafwaartse beweging v bodemwaarbij de verweerde bovenlaag zich oiv dezwaartekracht richting dal afglijdt

kruipvuur langs grond voortwoekerend vuur bijbosbrand tgv kruinvuur «"berkensingel

kruis / symboliek v/h christendom, te onder-scheiden in rechtskruizen (begrenzing), memoriek-ruizen (moordkruis. ongevalkruis, zoenkruis), vroom-heidskruizen (processiekruis, bedevaartskruis. devotie-kruis), oergodkruizen (hageikruis), wegwijzers; 2merkteken iha *kroezeboom

kruisbeeld (lit) tinus-aan-de-rekstokkruisberg preekberg *cavaleriebergkruiskool soort v houtskool

6 0

Page 63: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

kruisland (Zld/NBr) landstuk door gelovigen a/dkerk geschonken ter bestrijding v d kosten v ekruistocht

kruispeiling gelijktijdige peiling v twee vastevoorwerpen bij positiebepaling, bv vuurtorens

kruispunt verkeersknooppunt *twisk. quatrebraskruiszee golfpatroon dat ontstaat bij kruising v/d

voortplanting v twee golfstelselskruiven (zeev) golven met koppen vertonenkruizing (dwarse) oversteek, passagekrukhuis (Utr) boerenhuis met T-vormige platte-

grond, dwarshuis-vanantkrukvaart een dwars op de hoofdvaart staand

veenkanaal *wijkkryoturbatie het bij dooi door dooidrenking en

het gewicht v/h bedekkende pakket grond,vervormd raken v d i-d bodem aanwezige slappelagen, mn op ondoorlatende bevroren onder-grond. Tot de kryoturbatische verschijnselenbehoren oa vorming v ijslenzen, polygoonbo-dems en solifluctie *bodemkneding

kubbe veestal, schuurtje *kotkuil 1 holte, uitholling, put i/d grond of waterbo-

dem *glite. kiel; 2 maalstroom of wolk v rook ofgas

kuip / (Zld) uitgravingsput *inlaag. karreveld; 2bestuurslichaam «*"cuppe

kuit hazeleger *polk. pot. kuükussentjesakker (WFrl) bolvormig omgeploegde

akker voor een betere waterhuishouding (bed-denbouw) "holakker. krumig perceel

kust de binnen zee-invloed liggende landstrookkustbeschenner «^kustverdedigingkustettekt micro-klimatologische kenmerken die

aanwezig zi|n ï d kustzone tg\' de overgangwater-land. Metingen in het Westland (ZHld)tonen (1) een temperatuurverschil ad kust tov13 km landinwaarts v 0.5°C ï d zomer en + 1.0-DC ï d winter, (2) een globaal verschil aaninstraling a d kust v + i'/( c/c tov 10 km landin-waarts, en (3) een windsnelheidsatname tot 20km landinwaarts \ an 16%, ot een verval van 3'?voor de afstand n.n.75 km en f>'.ï voor u-i.7 km.De netto-energiebalans ligt het gunstigst op ca 5km landinwaarts met een 89'3 energiebehoefte inkassen tov I00 9f normaal (economisch \oordeel)

kust langss troom -/.per

kustlijn iirens tussen de kust (duinvoet) en strandkustmeer *lagoen. hafkustnevel nevel ge\ormt door de afkoeling \ d

landwaarts waaiende windkustontwikkeling verhouding tussen de lengte \ e

kustlijnen de oppen lakte \ h landkustoverslagwaaier hoge zandplaat opgebouwd

uit zand v door water afgebroken stnmdwallcn

kustrivier kleine nvier die in de kustzone ont-springt en na korte afstand in zee uitstroomt

kustverdediging *strandhoofd. beugel, zeedijk, krabbe,katerie. paalhoofd. pier. golfbreker

kustvlakte een vlakte die ontstaat wanneer de zeehaar ondiepe randgedeelten dermate ophoogt datze bij eb droog kunnen gaan vallen

kustwal wal die ontstaat langs de kust oiv bran-ding en stroming

kustzone *binnenlek. buitenlek, zeemarchekuuroord herstellingsoord, badplaats *bad. keer.

cadier

kwaadland (Zld) onlandkwaak kwakelkwabbe (Dr) weke trillende grondmassa (dras-

land) langs riviertjes en in beekdalslingers *lobbe«kweb

kwachte (Ov) uitgeveende grond en mogelijkalweer deels door mos en andere planten ver-lande (boeren)kuilen *kwaacht. vlosven, pilvloos,veenüe

kwadden (Ov/Gld) *kwazenkwakel smalle hoge voetbrug die met trappen of

schuine planken aan weerszijden opgaat *kwaak.hooghoul. trapjesbrug, kippenbruggetje

kwakkelen ongestadig weer met telkens regen,oiet-doorvriezend weer i'd winter

kwalsterijs •bobbdijskwarren te velde staan v/d gewassen zonder

noemenswaardig te groeien, maar ook zonderdood te gaan *verpi«teren

kwartier 1 rechtsgebied [ambt < kwartier] *maarsehal-kerweerd; 2 stadsdeel [sector < kwartier] *viertel

kwarts mineraal v kiezelzuurkwarts/and zeer zuiver zand geschikt voor glas-

ind'istnekwazen het dunne hout v/d toppen v/h eikehak-

hout dat te dun is om te houten of om schors afte slaan (takkenbossen) *kwadden

kweb met gras begroeide moerassige grond waarmen inzakt bi| betreding, veelal in beekdalen"kwabhe

kweek onkruid *tar*egras. trekgras, strekgras. aargras.

kweken geconcentreerde aan/opgroei van planten"kev ikken = lokken

kvsekerij geconcentreerde aangroei \ an planten(mn bomen en bloembollen) en soms van vissenin kweekvijvers

kwel / doorsijpeling mn door de doorslag v/e dijkot infiltratie in polder "traan: 2 opwaartse bewe-gend (verspreid, diffuus) grondwater, tev weg-Zllging = bron. « el

k u e l d a m dam. di|k ot kade om het kwelwater tekeren die op enige afstand binnen een hotze

n \ i e rd i ]k gelegd 'Aerdt en met zijn ui teinden

d a a r o p aansluit 'kucik.uk-. ljidi|k

6 1

Page 64: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

kwelder (Gr Frl) buitendijks gelegen (relatief)matig hoog opgeslibd land met (relatief) zoutebodem, begroeid *gors. groes. schor

kwelderwal secundair gevormde opslibbingsrug,tijdens transgressietasen ontstaan na afbraak v/doudere kwelderkust, als een langgerekte zandigekleirug, evenwijdig ad vloedlijn *hefswal. ferme

kwelkade kade die het kwelwater moet tegenhou-den en opstuwen

kwelm 1 grondlaag waarin water opwelt; 2grondwater, kwelwater

kwelmgrond drassige grond *rijt, stroet. vuntkwelmzand welzandkwelwater doorsijpelend water door de grondslag

v/e dijkkwelzand *klapzand. loopzandkwerps (VI) kruispunt v wegen @L quadruviumkwettenet net om duikeenden te vangen, onge-

veer een 1/2 m onder water uitgespannen, han-gende aan twee drijvende palen

kwijnen het niet-goed willen groeien v culturesdoor een slechte waterhuishouding of tekort aanvoedingsstoffen i/d bodem *pratten

kwikzand *welzand. drijfzand

62

Page 65: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

L

laadplaats aan de oever gelegen laad- of losplaatsV Schepen *laadheuvel, lastage. werf. kade. lent

laaf put waarin huiden worden gehangen omgelooid te worden *looierskuil

laag l gesteentelaag v ca 1 cm tot 1 m *stratum; 2ligplaats, mn de plaats vanwaar aarde wordtgehaald voor dijken en wegen: 3 hinderlaag*abuke

laagland land tot 200 m boven zeeniveau *widehamlaagte relatief laag gelegen "bekken, deiiing. lutte.

loet. dole. loute. legt. nederinge. zinking

laagveen veengroei in een lager gelegen bekkenwaar het omringende oppervlaktewater naartoestroomt, in contact staat met rivierwater ofmet planten op oorspr voedselnjk (kwel)waterlangs de randen v stuwwallen en Drentse Pla-teau. De veenlagen hebben zelden dikten > 1 m,en veelal kalkgehalte >2%. Laagveen-verlandingkent drie mogelijke successiesenes: een brakke(biezen-sene), een voedselarm-zoete (trilveen-serie) en een indifferent-voedselrijke (net-serie)*dargveen, klienland. leijen

laagveenontginning vaak individuele initiatieven,met een koopcontract (cope) toegestane landaan-winning vanuit een ontginningsbasis; zeer smal-le maar diepe percelen

laai 1 bosweg; 2 grond waarop men recht v hout-kap heeft

laak / oorspronkelijk een moerassige poel ofmeer *zoel @G.- laku; 2 later een natuurlijke afwa-tering in moerassig terrein [laak < vleit) *beek.lede; J sloot als grenswaterscheidmg *leek

laakweg weg dienende tot grensscheidinglaan 1 het pad langs elke bij een boerderij beho-

rende strook land waar de boer met paard enwagen langs kan; 2 weg aan beide zijden metéén of meer rijen bomen beplant, ook be-schouwd als zeer geschikt om te wandelen *allee,boulevard; 3 lange smalle weide of grazige dreef;4 (Gr Frl) op een kwelder aangelegd dijkje omhet aanslibbingsproces te bevorderen; 5 ondiepegreppel

laar 1 open, met gras begroeide plek i h bos (inde zin van intensief benut bosterrein) *bosweide.veuwe, vlaas; 2 uitgang v boomnamen als perelaar(pereboom), pruimelaar (pruimeboom), ratelaar(espeboom) «"boom; 3 open plein ie dorp

laathof (Lb) administratief economisch centrum vgrondbezit als restant v/h hofstelselpatroon(laat = cijnsplichtig), tgv leenhof

labyrint tuin met vele kunstmatig dooreenge-vlochten slingerpaden *doolhof. dwaaltuin

ladde (Gr) *dnjftil. kraggelagaen strandrechtlage 1 achtervoegsel in plaats- of veldnaam ver-

wijzend naar gerooid bos *roding; 2 onder waterstaand stuk land *lege; j voorgeschreven stukgrond voor aardhaling (dijk of kade) *iaag, inlaag

lagedrukgebied luchtdrukminimum *depressielagerwal kust of oever waar de wind op staat

•bottelagoen door een smalle lange landtong (schoor-

wal) v/d zee gescheiden klein strandmeer [lagoen< haf] *lagune

lagune (civiel-techn) droogveld voor slib, be-staande uit een laag goed doorlatend zand om-geven door dijkjes of betonnen wanden

lak drukkendheid v/h weer *zoel, lakslake pekellaken baggeren, ruigte (ladik) uit sloten halenlaklaag benaming voor een zeer zware, geredu-

ceerde, meestal blauwgrijze kleüaag i/e rivier-kom, duidende op een periode v stagnerendesedimentatie

lam water; met weinig stromingland / vaste bodem, aardgedeelte dat boven water

uitsteekt; 2 onbebouwd gedeelte, platteland; 3uitgestrektheid @G: landön

landaanwinning drooglegging v met water be-dekte gronden door indijking en bemaling (natteaanwinning) of ontginning v woeste grond teromvorming voor nieuw landbouwgrond (drogeaanwinning)

landbinding tendens bij boeren om nabij dewaardevolste landerijen te wonen, ongeachthoever men dan van zijn dorpsgenoten verwij-derd is

landbouw economische produktiesector vanakkerbouw, veeteelt, weide- en tuinbouw enbosbouw *boerenbedrijf, agricultuur

landbouwen *bedrichten. oogsten (arnen). busken, omla-beuren. banen, begaden, bloten, afteilen, dricht. beploegen.eren. noten, tedden

landbouwer boer, agrariërlandbouwkunde agronomielandelijk gebied *platteland. buitengebied, boerenbuitenlanden palen, aangrenzenlandengte smalle strook land die twee vastelan-

den of een schiereiland a/h vasteland verbindt*istmus. corridor, hals

landerijen bebouwde akkers *veidenlanderspaal markeringspaal rond hooiland, voor-

zien v/e merkteken v/d eigenaar (vroeger vooralbij kleine boerengemeenschappen op eilanden)

landgoed groot aaneengesloten terrein buiten denederzetting van één eigenaar of familie, vaak

63

Page 66: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

geheel of sjedeeltelijk met bos of ander houtop-stand bezet *gewande

landgraaf (Lb) grenswal met aan weerszijdengreppels *landweer

landhoofd 1 in zee vooruitstekend knbwerk; 2een v/e beschoeiing voorzien uitsteeksel v'eoever v/e rivier of vaart bij een brug, schut ofsluis

landhuis riant buitenhuis [spijker < landhuis < paleis]landijs ijslaag v buitengewone omvang en dikte

dat een groot stuk land bedekt, in Nld agvijstijden of glaciaties i/h Pleistoceen

landingsbaan vliegstrook op een veld of luchtha-ven, zodanig gepositioneerd mits de omgevingdat toelaat, in het verlengde vd'overheersendewindrichting «aanvliegroute

landinrichting geïntegreerde vorm v ruimtelijkeordening v/h platteland met zowel herverkave-ling, ontsluiting met wegen, waterhuishoudkun-dige ingrepen en heroverwegen v gebiedsbe-stemming (natuur, beheer, landbouw) •ruilverka-veling

landje zeer klein eilandje of alleen drijvendemassa aan waterplanten i/e watervlakte

landkenning onderzoek naar de gesteldheid vkusten

landmaat «s'oppervlaktemaatlandmeetkunde 'vlakke" terrein opmeting zonder

met de geografische lengte en breedte te reke-nen *beridinge

landmerk een 1, h oog springend punt v/e kust oflandschap dat de zeeman, reiziger of vliegertierde weg kan wijzen 'oriëntatiepunt

landouw (lit) het vlakke of licht heuvelende veld,weiland en akker *prayerie

kindplaats aaneengesloten stuk land tussen enwijk en een zwetsloot i/d veenkoloniën

landpunt in zee vooruitspringend punt v/h land*kaap. nes. oere «landtong

landregen gelijkmatige, langdurige regen overgrote uitgestrektheid bij passage v'e warmte-front

landrug langgerekte plaatselijke verhoging v/dbodem *esker

landsbeschrijving chorografielandschap 1 ruimtelijke eenheid met een territori-

ale uitbreiding, een uiterlijk en inhoud [mozaiek< regio < laagvlakte] ofwel geomorfologie + flora+ infrastructuur; 2 oord, gewest, streek, stede,regioen

landschapsbeschrijving fysiografielandschapsklimaat het unieke klimaat v/e be-

paald landschap tov de wijdere omgeving tgvafwijkende factoren als reliëf, hoogte en dicht-heid v begroeiing, bebouwing, wateroppervlak-ken en grondwaterdiepte

landsfort (Lb) versterkte stadskern (fort < landsfort< vestingsstad] *middelveste

landslag karreweg door de akkers ten gebruikev/d landbouwers

landsnede (O-Nld) landsgrenslandstelling (veend) de kanten v/h land vierkant

maken, uitgezakte kanten ophogen en gelijkma-ken ten einde daarop het veenslijk te kunnenverspreiden

landstreek gewest *marche, partielandtong smal schiereiland *abbenes. nes. strandwal.

uitham. lerp, tange, uithoek, snik, spike

landvaren (Ov) landaanwinning door aanhechtingv/d kragge a/h bestaande land

landvast geheel op het land of strand liggende,van aangespoelde voorwerpen

landweer. l verdediging v/h land tegen water*deur. dijk; 2 (O-Nld) hoge, met doornstruikenbegroeide wal weerszijden begrensd door eendiepe gracht, als oude verdedigingswal (hout-wal, veekering en grenswal) i/h open veld*landgraaf. lette 'S'koerveld

landweg 1 openbare weg in landelijk gebied; 2bepaalde niet-bestrate weg voor kleinverkeer*indrift, notweg. aweg, boerenweg, aardgat, buurgat.jocweg. menne. hotweg, slinge

landwind aanduiding v/e zeewaarts gerichteluchtstroming ('s-nachts) aan de kust door desterke dagelijkse gang v/d temperatuur 'aflandigewind 'S"micro-klimaat

langgevelhoeve (NBr) frankisch boerderijtypemet bewoning en bedrijfsruimte achter elkaar^boerderijtypen

langrepelakker (NBr) lange smalle akker opnieuw ontgonnen woeste grond, met (nog)moeilijk wendbare ploegen bewerkt

laning / laan; 2 borstwering, campagnelantaarnvuur (zeev) lantaarn a/d mond v/e haven

geplaatst om binnenkomende schepen de toe-gang te wijzen *baken

lap stuk landlappenjacht hazejacht waarbij het terrein met

lappen wordt afgezet; hazen durven de dradenniet te passeren en vormen zo kannonvlees

lastage laad- of losplaats *werflater vademlateraalkanaal *nevenkanaallauw (Kempen) grafveld *leeuw @G.- hiaiwipjalavei ongeoorloofde jacht *stroperijIe achtervoegsel bij een plaatsnamen, verwijzend

naar voormalig bos *loolede watertje @OND: leithe waterloop'lee / gegraven of vergraven waterloop, watering

5-lee. -lede "lei. ley. liede @G: lede; 2 heuvel *leeuw;3 helling @O: hlipa

leegte laagte

64

Page 67: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

leek (Frl) beekje *iekleem / kleiachtig. in vochtige toestand plastische

zandsoort met een zandgehalte >20% als fractie<50 um (slib + silt) *iette. kiis<e: 2 (bodemk)beschouwd als eolisch sediment

leemaarde aarde die uit zuiver leem bestaat"aluinaarde, lette

leemdobbe (Gr) leemput, kleigroeve of tichelgatleenhof (Lb) administratief juridisch centrum v

grondbezit als restant v/h hofstelselpatroon:over een leengoed werd geen cijns betaald, tgvlaathof

leeskaart beschrijvende zeekaart als koersrapportmet stroming, weerskaratenstiek en kustlijnpro-fïel, tgv paskaart

leest wagen- of voetspoor, danwei pad *leze @G:laista

leeuw grafheuvel S -Iee @Gt: hlaiwaleeuwenpaal grenspaal v/h graafschap Holland,

oorspronkelijk met de leeuw als wapensymboolop de houten palen, nu op stenen palen

leg plaats i/e sloot waar veel vis zit = aalstallegakker (Utr'Hld) smalle langwerpige strook

land tussen veengaten waarop men veen laatdrogen "ribbe. riem. zetwal, zetakker. legge. plein.haech. ril

legen (Frl) oude en later overslibde vervenings-greppels die nu nog als lagere natte stroken(slappe humeuze klei) i/h veenweidegebiedvoorkomen

leger / vaste ligplaats overdag v i/h wild levendeviervoeters (hazen, reeën) "kuit. luiere, pot. poik.roest =bed (veerwüd); 2 liggende, dubbele regel vturven welke tegen de rechtstaande turvenworden gezet

legge (Gr) legakkerlei / weg v/e bepaalde breedte *laan. avenue; 2 sloot

of wetering *ley; 3 (Frl) laag gelegen landen,vooral in zand- en veenstreken

leiboom boom die tegen een muur, schutting ofandere stellage geleid wordt, voor gevelbescher-nung, schaduwenng, als vruchtboom ed *ber-jeau. palmet

leidam stroomleidende dam of hoofd, mn eenrijsdam om de uitsehurende werking te verbete-ren

leide afleidmgsbeekleidegrave hootdsloot, watenngeleiderkanaal de kokervormige verbinding tussen

wolk en aarde die ontstaat bij bliksemontladmgleideweg rijweg m/e bepaalde breedte voor graan-

vervoer door het landleidijk dwarsdijk i h opstrekkend verkavelmgs-

landschap tegen wateroverlast v h boven gele-gen hoogveen

leigraaf (Betuwe) wetering

lei jen l laagveen; 2 (Frl) het stuk tot cultuurlandgemaakte dalgrond tussen twee wijken in Oost-stellingwerf

leiken (Utr'Hld) ophalen v baggerslijk «beugelenleikeven (NBr) venleikrib constructie tegenover de plei of boven-

mond v/e riviertak om de stroom op die mondte richten

leise spoor, lese *ieze. trekleitschap gehucht, buurtschaplek / ontsloten (vaar)water *leek; 2 dieper gedeelte

V/d zee *binnenlek. buitenlek

leknamat het derde gewas dat in één zomer opeen weiland groeit en dat wordt afgeweid

leksteen druipsteenlengte afstand v/e plaats tot de nul-meridiaan, in

graden gemeten langs de breedtecirkellengteduin plaatsgebonden lineaire duinvorm

evenwijdig a/d windrichting op grotere vlakten,met of zonder invloed v vegetatie (soms alsaaneenschakeling v barchanen) *streepduin

lengtegraad eenheid v/h aardse coördinaatas-stelsel, één graad op Nederlandse breedte,tussen 52-53'NB meet ongeveer 1495 m

lengtemaat «s-afstandsmaatlensveen lensvormig hoogveen waarbij de centra-

le delen het dikst zijn e'd randen uitwiggen,ontstaan bij neerslaghoeveelheden van ca 800mm jaar en geldt voor Nld als eindstadium vanveenontwikkeling. Bij grotere neerslag hoeveel-heden, zoals in Ierland ontstaat spreiveen (datals een sprei het gehele landschap overdekt)

lent (Dr) kade waar turf wordt gestapeld enovergeladen "anthooft

lente jaargetijde in seizoensklimaten dat geken-merkt wordt door bloeiverschijnselen i'd natuuragv een stijgende luchttemperatuur (groeisom)

leppedike (Frl) paaldijk @G: leppa 'rechtsgebied'lerp landtonglette zeer fijne platte kleideeltjes als verontreini-

ging in water of op leembodem; 2 landweerlettersluier (kartogr) versluiering v/h kaartbeeld

door een overmaat v erover heen gedruktetekstnamen

leuke (VI) afgetuinde plaats of omheining @0ND:loke

leur slechte turf v weinig waardeleut (Gld) perceel land *aandeel. lotlever (veend) gele turfleverzee mythologische zee bestaande uit een

dikke stof waarin schepen bleven vastzittenleze wagenspoor *ieest. treklicht / bliksem; 2 helder(heid); 3 grond: zavelige

textuurlichtende nachtwolken zeer zeldzame ijle wolken

op grote hoogte (75-90 km) die zich duidelijk

6 5

Page 68: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

tegen de donkere nachthemel af kunnen teke-nen, waarneembaar na grote vulkanische uitbar-stingen

lichting boskap, kaalslaglichtkring halolide weg. gang, padlidinge doortocht, doorganglido vrije, door de werking v d branding gevorm-

de strandwal op enige afstand v/d kust ''•brandings-rug, strandwal

liemen met leem bestrijken KT weegtlienepad (Ov) lijnpad *jaagpadlier 1 borstwering, leuning; 2 houten bankliesveld kamp met 'onkruid"gewas *luusyeldlieu tegen de wind beschut, luwliggerbrug primitiefste brug, gevormd door twee

evenwijdig aan elkaar lopende boomstammenover een sloot of beek. ondersteund door eendwarssteun op elke oever

lij v/d wind afgekeerde zijde, laagste zijde, tgvloef

lijduin lange smalle ruggen v duinzand gevormdi/d luwte v obstakels op onbegroeide oppervlak-ken [windvaan < lijduin]

lijkweg / begravemsweg *reeuwweg; 2 (Frl) ver-bindingsweg met aan weerszijden de oudstehoogveen-ontginmngen *binnenweg

lijn i lengte- of afstandsmaat, van 100 roeden; 2(NHld) strook land *weer; 3 dijkvak

lijnstukje (Twente) vlasakkertje = knottenbeltlijnpad jaagpadlijt 1 plaats waar men voorbij moet of komt

•passage; 2 doortochtlijwervel luchtwerveling a/d lijzijde v grote ge-

bouwen die bij een luchtstroming v/e zekerekracht optreedt

lijzijde beschut tegen stroming 'benedenwinds, luwte.windvrij

likwaar aandeel i d marke met gelijke rechten alsde anderen

Iikzode graszode om een dijk te likken, af teleggen of gelijk te maken

lille (VI) lindenbosliman een door een strandwal afgesloten zee-

bocht, ontstaan door indringen v/d zee i/e ri-viermonding a/d dalende kust *schoorwal

Iime avondschemeringlimietpaal grenspaal •seheidpaallimoniet moerasi|zerertslindert haaslingene modderslijk. drek, vuilnislinie / lijn die de richting v O > w aangeeft waarin

gewoonlijk de lengteas v/d kerk ligt; 2 evenaar:3 (militair) samenhangende reeks v verdedi-gingswerken bv de Hollandse waterlinie

liniedijken wallen met een militaire (verdedigen-de) functie

lingene modder, dreklintbebouwing vrijwel aaneengesloten bebouwing

langs hoofdwegen, terwijl de achterliggendegronden open blijven [lintdorp < bandstad] *streek-dorp. opstrek. slagenlandschap

lipzode (vest) hoekvormige zodelitiere ligplaats (leger) v dierenlitse verschansing, barricadelittoraal kustzone tussen hoog- en laagwaterlijn

*getijdezoom. strand

lo / achtervoegsel bij een plaatsnaam voor sterkgedegradeerd bos op hogere en relatief voedza-me zandgrond, dichtbij de nederzetting gelegen5 -lode. -loo *loo @G: lauha; 2 modderige waterloopof moeras @L: lutum 'kleimodder; 3 buitendijkswater *lode. kreek, kil

lobberig land onvaste, trillende grond *drasland.kwabbe

locatie plaatslochting 1 (VI) binnenhof, moesgrond of tuin

voor het kweken v lookachtige planten *locht.hof. goorn; 2 (Z-Nld) met mest en plaggen opge-hoogd oud bouwland, relatief boven zijn omge-ving liggend en met zeer humeus gewordenesdek

lode geul in buitendijkse grond *!oloef wmdzijdeloeg / wand v/e furfhoop die uit opgestapelde

turven bestaat; 2 lougloeme wak i/h ijs *lom. bijtloente windstilte *ioomeloerhut jagershutIoerplein vlakke plaats tussen twee bossen waar

de honden het wild moeten grijpenloete laag gelegen, slecht land *loute @WFaak: luteloeve achterplaatje, binnenplaats *hof, leuve, louwe.

tuin

loeverzijde winddrukzijde bij bomenlok 1 blok ingesloten land «blokland; 2 holloke omheining v/e put, afsluitingloklaag uit wollegras ontstane veenlaaglom bljtgat *lommelommer schaduw v/h gebladerte v boom of struik

*scheem

lommerhuisje tuinhuisje *prieeilommering *schaduw, loofloo l licht bos(land) op de hogere zandgrond,

meervoudsvorm luidt loon *lo $ -lo; 2 buiten-dijks water *kil. kreek; 3 (Utr) hoogte of opsrui-V'ing *donk S -1. -berg «SPopduiking

loodzand uitgeloogd bodemzand *askerd. bieekzand,schierzand

loofwoud blad verliezend bos, meestal eiken 'beuken berken

66

Page 69: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

looierskuil kuil waarin de huiden voor bewerkingworden gelegd "boet. dobbe. laaf

loom traagmat weer *mokkerig. paf. mafloonte windstil weer *loenteloop 1 rivierweg; 2 pad. talud; 3 oppen1 laktemaat,

landmaat v 100 roeloopdiep (Gr) trek/aart

*approche. schietsleuf. loopgracht, tranchee.iranckijs. shsse. parallel, sappe, mollerit

loopje klein natuurlijk watertje [streng < loopje <aaj "runde, scourse. kalle

loopschutting kade langs een watering *beschoeüngloopsneeuw een in beweging komende sneeuw-

massa doordat het zich eronder bevindendsneeuwlaagje door \:erdamping los is geworden

loopveld kms brede strook grond waarlangskaden werden opgeworpen om water i/d bene-denloop der rivieren naar zee te leiden, zodat erzo weinig mogelijke schade ad woonplaatsenwerd aangericht —traverse

loopvuur bosbrand waarbij vooral brand in hetonderhout woedt, in afgevallen blad, ruigte enstruiken, tgv kroonvuur *grondvuur

loopzand dun drijfzand *welzand. kwelzand. klapzandloor (NBr) slechte en lichte turfloos 1 (kuststreek) gegraven waterlossing; 2 ach-

tervoegsel bij plaats- of veldnaam met betekenisvan 'zonder'

lopense (NBr) oppervlaktemaat tussen 1615-1709nr

loper / zwetsloot; 2 zeer grote hagelkorrel (tot 8.5ram) waarmee op grof wild geschoten wordt

LORAN (longrange navigation) electromschnavigatie met satellieten als hulpmiddel voorlucht- en zeevaart

losweg met-openbare weg die toegang geeft toteen stuk land *menne

losplaats ontlaadstede *aard. lastage. kade. steiger,perron

loss een zeer fijnkorrelige grondsoort, door stof-stormen afgezet tijdens de laatste fase v/d ijs-tijd. Zij vertoont geen of slechts geringe aanwij-zingen van gelaagdheid (uniforme textuur), isvoor water zeer doorlatend en vormt gemakke-lijk loodrechte wanden langs rivieren of in holleWegen "Limburgse klei

lössmannetje concretie v kalk in lössafzettingen,van soms zeer eigenaardig, a/e mensengestalteherinnerende gedaante

loswal plaats waar baggergrond mag wordengestort

lot 1 kavel of perceel dat aldanmet door loting istoegewezen, mn in België; 2 onvergraven strookveen bij ontginningen *kroft, klink; 3 historischebelasting op huizen en hoeven; 4 teen- of hout-

gewas v/e griendland; 5 (Gr) stuk land tergrootte v/e veenptaats

lotband teen geoogst als éénjarig griendgewasloxodroom kromme navigatielijn op aarde die

alle meridianen onder dezelfde hoek snijdtloug (Gr) dorpskom, dorploute (Gr) laaggelegen land *k>ete, luttelozen uitmalen en spuien v polderwaterlucht ; uitzicht, hemelgewelf; 2 atmosferisch

gasmengsel; 3 lucht weer'wind: koelluchtbal zeer losse, lichte turfluchtcirculatie grootschalig stromingspatroon v/d

windluchthaven internationaal georiënteerd vliegveldluchthuisje theekoepel als tuinhuisjeluchtsoort (meteor) een hoeveelheid lucht met

een grote horizontale uitgebreidheid, waarvande natuurlijke grootheden (temperatuur, water-gehalte) in elk horiontaal vlak vrijwel dezelfdewaarde bezitten

luchtspoor spoor gevormd door de plaatsen waareen hert bij het doortrekken van kreupelhout detakken met zijn gewei geraakt en gebroken heeft

luchtspiegeling atmosferisch verschijnsel veroor-zaakt door onregelmatige breking en totalereflectie v/d lichtstralen, zodat allerlei merk-waardige beelden kunnen ontstaan van voorwer-pen die zich op een zo grote afstand bevindendat ze normaal niet zichtbaar zouden zijn. Spie-geling naar beneden treedt op bv als een zeerkoud (water)oppervlak overstroomd wordt metaanmerkelijk warmere lucht «"schijnsel

luchtstreek karakteristiek meteorologisch oor-sprongsgebied v/e luchtsoort

luchtzak plotselinge verticale luchtstroom neer-waarts, tgv thermiek [remous < luchtzak < valwind]

ludig welig, opschietendeluierman schoffel voor vereffenen v greppelbo-

demsluif (VI) bonkveen «bolle, sehaverd, valeluken een door houtwallen omsloten stuk land

*leuk. lok. looklumen wijdte v/e kanaalopeninglunet / zeer klein paraboolduintje op stuivende

zandvlakte; 2 gedetacheerd vestingswerk (rave-lijn) i/d vorm v halfmaanse bastions

lure (Ov) glooiing, opwelvinglusthof voor genoegen aangelegde en onderhou-

den tuin *paradijslutje (Hld) klein, weinig of gering, tgv rrukkel

*lutske. lytselutske (Twente) weinig, gering of klein *lutje. lytse

iFrl)

lutte (Ov) lage plek @WFaals: lute

67

Page 70: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

lutum bodembestanddeel met een textuurtractie<2 ,tim, in praktijk veelal plaatjesvormige klei-rrüneralen

luusveld (Zaanstreek) liesveldluw beschut *gelie. üeulytse (Frl) weinig, germg of klein *lutje. lutske

68

Page 71: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

M

maaidag oppen laktemaat, volgens de Staringlijstter grootte v 0.4258 ha

maaiveld het oppervlakte-referentieniveau, oor-spronkelijk v/h grasland i/e polder (vgl zeespie-gel) *groenweerde

maal (VI) depressie of landschapszak @G. malhomaalbeek water waarop zich een watermolen

bevindtmaalberg kruis- of gerechtsplaats *galgebergmaalboezem meer. kanaal of rivier waar overtol-

lig polderwater op wordt geloosdmaalboom grensteken v/e marke «"grensmaalpeil hoogste waterstand i/e boezem wanneer

de poldermolens met verder uit mogen slaan'S'pegelmolen

maalschap (G!d) marke met pachtrechtsysteem(maalrecht) op de N-Veluwe. de opzichterheette scheuter *malenvelden

maalstede (Zld) dingplaats v/e ambachtsvier-schaar

maalsteen grenssteen *erfscheidingstekenmaalstroom ronddraaiende stroming, wieling i/h

water bv bij botsing v twee op elkaar inlopendezeestromen [draaikolk < maalstroom]

maal vloed peil, hoogte tot waartoe het wassendewater stijgt

maalwater peil v h watermaan zeker vestmgwerk *raveiijn, lunetmaanlandschap onherbergzame, kale omgevingmaansinvloed de invloed v/d maan op de lucht-

druk (eb en vloed i/d atmosfeer) is slechts vande orde van 0.01 mb en is door de onregelmati-ge luchtschommelingen van geen betekenis

maar (Gr) oorspronkelijk kwelderwalgeulen ophet Hoge Land. nu nog stroomgangen als af-voerkanaal

maarschalksampt (Utr) rechtskwartiermaarstal paardestalmaas modderslijk. drekmaat / stuk grasland v/e bepaalde grootte; wat in

één dag gemaaid kon worden *dagmaat; 2 toege-wezen stuk gras- ot weiland v 2 a 3 ha bij destichting v/e mark; J huisweide

maatland (Gooi) land vóór de hoge grond enbuiten de eigenlijke zeedijk

macadamweg weg met weerszijden afwaterings-sloten; de verharding bestaat uit twee lagensteenslag, grof en fijn ingewassen leemzand opeen onderlaag v keien of breuksteen

machel vergaderplaats @G. mathl

mad oppervlaktemaat, zo groot als in één dag perzeis gemaaid kan worden

made laaggelegen grasland dat Vwinters onder-loopt, als hooüand en weide gebruikt *maar. mee.mede. mei. meed. meet. miede 'S'grasland

mager 1 land: dor, onvruchtbaar land *schraal,smeeg; 2 zand: met weinig of geen kleideeltjes; 3water: ondiep water

magus veldmarkt, marktplaats *megenmak muur rond een landerij @L: maceriamakkehok stallingsruimte voor tamme lokeenden

l/e eendenkooi *wenhok «*"eendenkooimal 1 wind of water waarop men geen staat kan

maken; 2 malle zee: met onregelmatige bewe-gingen, dikwijls bij ondiepten

malder (O-Nld) oppervlaktemaat, afgeleid v/e tebemalen graanveld *mouwer. molder

malen met molens polderwater uitslaanmalenvelden (Veluwe) markemaliebaan speelveld voor kolfspel (hamerbal)

""malieveld, heugelbaan

maling *wieling. maalstroom

man laagliggend weiland •menmande (N-Nld) het bijelkaar liggend gemeen-

schappelijk bezit *meentmangelblok ruüakker, akker dat tegen een ander

stuk akkerland werd geruildmagesijn tovenaar «s-bijgeioofmansbrugge voetbruggetjemanteling uit houtgewas bestaande beschutting

tegen de wind, als omplanting rond boerderij oflandstuk

mar / (Frl) meer; 2 laag moerassig landmaras laagland, moerasmarche / oord, landstreek; 2 grensmarijn strand, waterkantmaritiem a/d zee gerelateerd; afgezet of gevormdmarke / grens *merkske; 2 (O-Nld) onbebouwde

en overdeelde gronden in gemeenschappelijkbezit v/d eigenaren v/d nabij gelegen landerijen,een agrarisch grondbeheerverbond v na 1350,met sterke neerslag op de vroegere landinrich-ting *malenvelden. almende. hamrik. gemeynte

markedeel *aandeel. leut. lot. waardeel. schaarmarkegericht *hoitingmarkeweide *schaarweide. meentmarkgraafschap grensstreek, landstreek a/e land-

of zeegrens v/e rijk *markizaatmarkizaat grondgebied v/e markies 'markgraafschapmarksteen grenssteen v/d markemarkt handelsplein i/e stad *aard. briel. megen. vittemarlepit mergelgroevemarsgrond vette en drassige, laaggelegen grond,

ookwel aangesllbd land *broekgrond. moerasland.dra&land. meers, marsland @G: mariska 'meer'

69

Page 72: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

martelaartje bouwboer met een klein bedrijf*keüter

mascarat plotseling sterk opkomende vloed inriviermondingen *bore. riviervloed, waterwals

masiere lemen of stenen muur om een kerkhof,tuin, stad (als scheidingsmuur)

massa landschap met relatief weinig zicht (bvbos, bebouwde kom)

massabeweging verzamelnaam voor verplaatsingv aardmatenaal oiv de zwaartekracht, op hellin-gen door (langzame) vloei of glijden (snel),langs steilwanden door afstorting, of door ver-zakking (klink, instort v onderaardse holten). InNld is veelal sprake v kleinschalige afstortenlangs wateroevers en dijken *kalf. koe. hond

massief grondgebergtemast eikels en beukenoten als varkensvoer *akermastbos cultuurbos v pijnbomen (den)mastepaal fundenngs-, hei- of steigerpaalmatdijk dijk waarvan het onderhoud v verschil-

lende stukken aan bepaalde personen is opge-dragen •S'aanbestoeling

mate (Ov'Gld) met houtwallen omgeven vochtighooiland *mede

matrozenhel (lit) benaming voor deel v/d Noord-zee ten Z v Noorwegen dat vaak zeer stormach-tig is

meander rivierbochtslinger waarvan de stro-mingsrichtmg tussen de uiteinden > 180' ver-schilt *waver. kronkel

meanderbank rug bestaande uit rivierafzettingendie ad binnenzi|de v e meander wordt gevormd*kronkelwaardrug

mear (Frl) grenswater of kleine waterloop alssloot "maar

medegang tochtslootmedekijn kamp je land ra* mademeede (Gr) hooiland *mademeedcnverkaveling (Gr) dorpsgebieden die in

hun totaliteit in doorgaande stroken zijn verka-veld [hoevestrook < opstrekkende heerde]

meeldijk droge dijk die door voorbedijking geenwater meer keert •middeldijk

meene (Gld) meentmeenschaar (Gr) gemeenschappelijk weidegrond

in beekdalen (buiten de hoevestroken) waar 's-zomers het vee v d hoger gelegen zandgrondenwerd ingeschaard 'mienskar

meent l (Ov Gld) markeweide of gemene weideof heidegrond, mn die van Gelderse en Overijs-selse Steden •commonie. schaarweide (grasland), mient.mande; 2 (ZHld) zijdewende

meentebrug brug op de openbare wegmeer / uitgestrekt, met stromend binnenwater

van een zodanige omvang dat ze in de nabijeomgeving aanleiding geeft tot micro-klimatolo-

gische verschijnselen [plasje < meer < binnenzee]; 2grens(paal)

meerdijk zeedijkmeere (schand)paalmeermolm fijne, zwarte aardsoort op de bodem

v veenmeren *plasbaggermeersen 1 (Lb) grasland, het vlakke weiland aan

water of door water omspoeld; 2 (VI) marsland,moerasland, broekland

meerstal (Dr) kleine waterplas of meer i/d hoog-venen

meertje i/d hei: wieltje, peel, zijp, zoei, fontein-tje, wijer, vijver, meerstal

meerwai wal die door de golfwerking wordtgevormd op de (overheersende) windwaartsgelegen oever

meestoof (W-NBr/Zld) gebouw met verhittevloeren (eesten) waar meekrap werd gedroogden fijngestampt. Uit meekrap werd rode kleur-stof gewonnen

meet l gedeelte v/e akker tussen greppel en sloot,halve akker; 2 (Zld) hooiland *made

meetje rechthoekig stuk land i/e Dollardpoldermeetsloot (Gr) sloot i/e aanslibbende oever ge-

graven om slib uit het vloedwater te vangenmegaflute kms lange rug die door bewegend

landijs is gevormd i/d stromingsrichtmgmegen marktplaats "vitte @L magusmeier 1 schout, baljuw; 2 pachter of huurboer

*beklemde; 3 iemand die een boerderij beheertvoor rekening v/d eigenaar *huurcerter. zetboer

meierij 1 vrije boerderij "vrijhof; 2 (Frankisch)kroondomein, onder toezicht v/e ambtenaar(hofmeier)

meiier met turf of fijne kool bedekte stapel v metplaggen en zand toegedekte stukken hout, be-stemd om in houtskool te worden omgezet

meir / meer; 2 (VI) hoofdstraatmeiveld (lit) groene weide, bloeiende akker

*aardinge. groenweerde

melen opstuiven v water bij harde windmelioratie grondverbetering vooral door ontwate-

ring of bevloeiingmelkbocht met staketsel omheinde ruimte i/e

hoek v/e weiland waarin men vee drijft om temelken

melkzee lichtend zeeoppervlak «s zeelichtingmelme 1 droge aarde, droog zand, stof, molm; 2

(Utr) uitgezakte, zandige rivieroever, ondieptemelsveld (NBr) woestenij, 'homngveld' *bijsterveidmen laagliggend weilandmene gemeentemendagland oppervlaktemaat, zoveel bouwland

als in één dag met het gemende trekvee ge-ploegd kon worden

70

Page 73: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

mennegat landweg (over het land v ander) dienaai achterliggende akkers loopt *zoekweg; 2weggat door wagens of karren geslagen

menneweg wagenpad, weg waarlangs de oogstkan worden binnengehaald

merdaalge drekhoopmergel / (Lb) zachte soort kalksteen v/h heuvel-

land, verhard mengsel v kalk en klei *marle @Lmarga 'zacht gesteente'; 2 slijk of bagger uit sloten

meridiaan geogr lengtecirkel 'middaglijnmerk / (N-Veluwe) marke; 2 schuim door de zee

o/h strand achtergelaten *vloedmerk. moetmerkske (NBr) grens *markmerksteen grenssteenmersk (Terschelling) drasland *marskmerwe moeraswoudmesgroeve mestkuil, beerputmeshof 1 mestvaalt, beerput; 2 mest «(messene.

mestede, messade. messie)mesotroof matig voedselrijk v/e milieu voor

planten of micro-orgarusmenmessel verrotmessene l mestvaalt, beerput; 2 mestmessing •mestput, hoop. belt. vaaltmest minerale voedingstoffen ter verhoging v/d

bodemvruchtbaarheid, die kunnen worden ge-wonnen uit uitwerpselen (mn v staldieren enmet stro vermengd), slootbagger of andereorganische stoffen, of uit kunstmest *skern, skarn.binge. misse, messene, drek. stront, ton. toort. toert. dong.

geffel. molmbeer. mot. potstal. flabber

mestvaalt tijdelijke opslagbult v stalmest "belt.pluis, drekstede. messene, meshof. urie. valde. schokke

met (Zld) oppervlaktemaat «"gemetmeteorologie leer der verschijnselen i d atmo-

sfeer, ihb die welke bepalend zijn voor het weermeter wichelaar, toveraar «'bijgeloofmetinge aandeel i d grond, erfdeelmette / geit *sege; 2 vruchtbaarmetro ondergrondse spoorbaanmetropool wereldstadmeulen molenmeyerschap ambt en rechtsgebied v/e meiermicroklimaat verzamelnaam voor de specifieke

klimaatsomstandigheden, voor zover ze geziende dagelijkse gang afwijken v/h omliggendgebied, door locale verschil in land/water,beschutting (reliëf of begroeiing), expositie ed.Vegetatie kan effectief beschutting bieden als ze>4 m hoog is, landbouwkundig is de luchtlaagtot 2 m hoogte het belangrijkst ivm nachtvorst

middaglijn "meridiaanmiddagzon *noenzon. muidenmiddeldijk *meeldijkmiddellaan hoofdlaan ï e tuin of bos

middelstam gemiddelde boom of modelboom uiteen houtopstand

middelveste een i/h midden gelegen versterktstadsgedeelte a/d binnenzijde der singelgracht*middelwal

middelwal middelvestemiddelzand een i/h midden v/e rivier opkomende

zandplaatmiddenbos bos dat zowel hakhout als opgaande

bomen bevatmiddernacht noorderzonmideilant land v matige kwaliteitmiede (Frl) uitgestrekte grasvlakte veelal voor

het winnen v hooi *mademiegel op urine gelijkende modder @o- migilömieiand (Texel) plaatselijk drassig terrein *mier-

land?

mielge afstandsmaat, mijl of halve mijlmient (NW-Nld) waterloop of sloot in algemeen

beheermientgrond (NHld/Texel) meentgrondmijl l rechtsgebied v/e stad met ban- of vang-

recht @L: milla 'duizend schreden'; 2 afstandsmaat:geogr mijl= 1/15 grootcirkelgraad dwz 7407.41m, een hollandse mijl= 1/20 graad (5555.6 m)

mijn winningsplaats v delfstoffenmijngas uit steenkool ontstane hoogwaardige

gasvormige brandstof, samengesteld vooruit uitCH4 en relatief veel O-atomen (bevat oa hetverradelijke CO), vgl aardgas (aardolie) »gas

mijntrechter trechtervormig grondgat door eenontplofte landmijn *inslagkrater

mijt zorgvuldig opgestapelde hoop stro, hooi oftakkenbos *opper

milieubederf algemene benaming voor alle ver-schijnselen v verstoring, vervuiling en veront-reiniging v water en lucht, en geluidhinder diede bewoonbaarheid v/e streek schaden •milieu-erosie

militaire werken verdedingsconstructies tegenvijandelijke aanvallen, als afzonderlijke bouw-sels of in linieverband opgenomen *bastion, fort.motte, vluchtberg. vesting, schans, retranchement. rondeel,bunker, kazemat. waterlinie

milieu omgeving temidden en door middel waar-van een levensgemeenschap kan leven

miltvuurbosje (Utr/Hld) geriefhoutbosje i/hveenweidegebied waar vroeger vee begravenwerd dat het slachtoffer was geworden v milt-vuur-epidemieën *koebosje = pestbosje

mineraal i/d natuur voorkomende anorganische,in fysisch/chemische zin homogene stoffen (vasten vloeibaar), zowel i/d aardkorst als i/d bio-sfeer

minerale grond bodemmatenaal waarbij deminerale component overheerst boven de orga-

7 1

Page 74: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

msche (stofgehalte <15% tot <30% bij klei).Een verdere onderverdeling gaat nanr textuur ennaar humusgehaite (humus arm, humeus, hu-musrijk)

mineraalwater «bronwater, borrewatermineren graven (onder-, door-, vergraven),

verschansenminuutplan benaming voor de maatvaste kaart-

opname, zijnde de oorspronkelijke kadastralebasiskaarten die tussen 1815-1832 werden ver-vaardigd in Nld

misbaren razen, woeden onstuimigheid v/d zeemisse mest, vuilnismist verschijnsel waarbij de lucht bezwangerd is

met uiterst fijne waterdruppeltjes die schijnen tezweven en het horizontale zicht tot < 1 kmbeperken. Er is sprake v grondmist als de be-wolking zich tot hoogstens 2 m uitstrekt. Onder-scheiden worden verder: straüngsmist ('s-nachts), advectieve mist (vochtige warme luchtover kouder oppervlak) en zeerook of slootmist(warm oppervlak onder koude lucht), stadsmist ,(roetdeeltjes) [nevel < mist]

modder(slijk) mengsel v aarde, vuil en organi-sche Stoffen met water *adel. lingene. brabbel,brugel. hore. kledder. poffert. slat. berm. maas. moor.moos, lingerie, sentine. wase

modderklei donkere, slappe, meestal in brakwa-ter afgezette klei waarin veel planteresten voor-komen en die rijk is aan sulfiden (gevaar voorvorming v katteklei)

moederstad stad in relatie tot van haar uit ge-stichte andere steden of koloniën = jumelage

moei (Lb) trogvormig landstukmoene duivel "bijgeloofmoer / grondsop, veenslik, drab; 2 (NBr) moe-

rasachtig land, veengrond *peel: 3 gedolvenbrandstof *turf

moeras algemeen ondiep stilstand water metmodder en door plantengroei onbevaarbaarterrein, in grote vlakten met ondoorlatendeondergrond of langs kusten die regelmatigonderstromen. De gebieden gelden als onbe-gaanbaar en ongezond vanwege msekten enontsnappende gassen (moerasgas) *peelland. pulle.pulre. peel. drasland. meers @G: mariskithi

moerasbrug veenbrugmoeraseiland *zwampmoerasgas op drassige plaatsen en in sloten

spontaan opborrelend gas als vrijkomende pro-dukt (methaan, ammoniak, zwavelwaterstof)van bacteriën bi| rotting onder zuurstoflozeomstandigheden, lokaal gebruikt als brandstof(brongas) "SFgas

moerasgrond algemeen voor drasbodem metweirug draagkracht *kwaoht. rot. zuip. trot. zuur.

band. vlaas. slond. rodelpoel. kweb. dras. moer. mars.laak. onland

moerasijzer moeraserts als limoniet, vivianiet,sidenet

moeraskaik neerslag v kalkalgen en schalen vslakken in zoetwatermeertjes

moerassig land *broek. dolage, bolland. marsgrond.moer. drasland

moerasveen tussenvorm van laagveen en hoog-veen •overgangsveen

moerdelven het delven v moer of darink voorbemesting v/h land *moemering

moerdijk dijk die men om buitendijkse moer-grond legde om de gravers v/d turf tegen instro-mend water te beschermen. Deze turf vormdein de Middeleeuwen een belangrijke bron vinkomsten

moeren veenslik opbaggeren tot het maken vturf; een plas uitvenen

moergracht moddergracht *gorre. goorgravemoergrond moerassige, veenachtige grond *mort.

moort

m o e r l a n d *drasland. spadeland. veenland. bolland

moernering moerdelvingmoerput veenwmput, tgv daliegatmoershoofd (Zws-Vl) ontginningsbasis v waaruit

het veen i/d middeleeuwen in langgerekte stro-ken werd afgraven

moer vaart (VI) turfkanaalmoerzee schijnbare opheffing v/d zeespiegel bij

stil en helder weer, die het stormveld vooruitge-lopen is

moeskopperij stroperijmoestuin met groente beplante tuin *moezerij.

groentehot

moet slijmachtig vuil dat het zeeschuim op eenstrand achterlaat *merk

mol stofaarde of fijn zand *molde. mulmolder (koren)oppervlaktemaat ter grootte v één

dag maaien, volgens de Stannglijst 0,4258 ha*malder. mouwer

molen door de water of wind aangedreven maai-inrichting voor polderbemaling, als industriemo-len of voor energie-opwekking [molen < molen-gang] *gemaal. meuien ^windmolen, watermolen

molenkade kade rondom het gebied v 'e bemalenpolder

molenkolonie (Gr) polder door een molen droog-gehouden, deel v/e waterschap *sknte

molenkolk een direct stroomopwaarts gelegenwijder waterbekken voor waterkracht te benut-ten *molenboezem, wijerd

molentocht hoofdsloot v/e polder die het polder-water onmiddelijk naar de molen voert -"achter-slag, achterwater

molenvliet (W-Nld) aanvoersloot voor uit temalen polderwater, tgv kelle

72

Page 75: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

molenwerf matmoles (Ov/Gld) stenen strekdam langs de IJssel

@Lmolleknip oneffenheid 1 d weg veroorzaakt door

mollegangenmollerit loopgraaf \ e mol [wormgang < mollerit <

sappe] *piip. ree. gang

molm i stof v aarde of hout dat vergaan is: 2vezels en stof v turf *mot. malm. vilt; 3 aardstof,silt 'melde

molmbeer meststof v turfstrooisel met uitwerpse-len

molmgrond humusaarde "humus, winaardemolo havendam, hoofdmonasterium *munster. monster, klooster, stichtsemond uitmonding v/e sloot of rivier *mude, muidenmonde / (Gr) zijkanaal voor turfafvoer *turfkanaal;

2 (Gr) vaste kant v/e hoogveen *rimmel, remelmonding *aftrek. delta, estuarium, gent. geurt, ontlastingmonument *cenotaaf. devotiekruis, moordkruis, mortuari-

ummonnik 1 waterpaspaal die (onbewegelijk) i/e

veenplas staat; 2 kleine massieve ronde toren opstenen waterkermg die passeren onmogelijkdient te maken

monniksmolen (Gr) achtkantige poldermolen*muont "^windmolen

monster / klooster, abdij; 2 kloosterkerk, heilig-dom «*" munster

mont 7 (Lb) burcht: 2 (Z-Lb) bergmontfort *sterkenburg. sterke burchtmonument beschermd cultuurgoed 'gedenkteken.

altaar, munsterkerk. cavalerieberg

moor (Gr) moddermoordkruis gedenkkruis opgericht ter plaatse v/e

gepleegde moordmOOS modder *mors. mose @G: mose 'modder, slijk'mop brok, bv v turfmoren door de modder lopen, erin wroetenmorene opeenhoping v bergpuin nabij een glet-

sjer of puin als landijs-relictmorfologie verschijningsvorm v/h landschap

•fysiografie

morgen 1 ochtendstond: 2 oude landmaat, zoveelals in één morgen geploegd kon worden, va-rieerde v 4 5 tot 1 3 ha, volgens de Starmglijst0.8516 ha; J grote boerderij, meestal adellijkbezit [hoeve < morgen < landgoed!; 4 (lit) het OOS-ten

morgenboek kadastermorgenrood rode hemeltint bij zonsopgang,

duidend op neerslag "Wavondroodmorra (Frl) moermors (Ov) broekland. moeras, moosmorsbebouwing planloze. willekeurige bebou-

wing

mort (VI) mulle, vochtige en humusrijke grond*moergrond. morra. moort

mortel 1 (NBr) komvormige verdieping met eenonvaste of moerassige ondergrond *rnort @G: morthumus' =dobbe; 2 steengruis, puin, cement

mortier een huis gebouwd a/d stadsmuur, wacht-huis

mortuarium praalgrafmosbult met mos begroeide kleine verhevenheidmosselbank kweekgrond- met mosselbeddenmost poel, drassige grond *mos @G: murtiskamosterdwal (Betuwe) dijk, dam of wal dat met

takkebossen of vlechtwerk v wilgen werd ge-construeerd «" mutsaard

mot 1 veenachtige aarde, fijne aardmest; 2 hout-stof of turfmolm 'malm, vilt

mothol kuil waarvan de bodem met mot is belegden waarin appels worden bewaard

motregen tamelijk gelijkmatige neerslag v kleinewaterdruppels (fijner dan 0,5 mm) uit een tame-lijk egaal, dicht en meestal laaghangend wol-kendek, soms ook uit mist (motregen schijntsoms te zweven). De hoeveelheid neerslag isvaak nog vrij groot *smokkelregen. slegge. smodder:smuik. fiezel. muggepies. miezer. stofregen

motsneeuw neerslag v zeer kleine witte maarondoorzichtige ijskorreltjes, waarvan de door-snede doorgaans niet groter is dan 1 mm *slegge

motte (Zld) kunstmatige heuvel ter verdedigingv/e hofnederzetting of opgeworpen heuvel alsondergrond voor een kasteel, aldanniet omringtdoor een palissade, vestingmuur of gracht(chateau de motte) *burggraaf, kasteelberg. vliedberg,hegewiere. stinswiere

moude 1 mouwe; 2 slagveld, begraafplaats v/eslagveld

mouwe stuifzand, stofmouwer (Hld) oppervlaktemaat «s"maldermozaiek kleinschalig landschapspatroonmud (Frl) oppervlaktemaat, zoveel land als met

een mud zaad bezaaid kan worden, zo'n 40aren, of 2/3 koegang

mude (Gr) kreek of geul i/d Dollard *biainmui overlangse strandgeul, trekgat door strand-

banken langs een zandkustmuiden (Hld) 3e naamval v mui (geul loodrecht

op de kust) of monding *zwin @G. mumhanmuiveld terrein in veengebieden met stroomgeul-

tjes die a/h oppervlak vrijwel niet zichtbaar endaardoor zeer verradelijk zijn

mul onsamenhangende fijne aarde, zand, stof ofturfmolm *pulverig, rul. los @G: muldo

mulgrond bosgrond met veel milde humusmuis deklaag v vergaan of rottend organisch

materiaal over aanplantingen, tegen ondergroeien als bemestine

73

Page 76: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

munde vluchtheuvel of versterkte heuvelmunster / bisschopsstad; 2 kloosterkerk *domkerkmuont (Frl) achtkantige poldermolen *monniksmo-

len ^windmolen

murik erfmussehagel de fijnste soort v hagel bij vogel jachtmute l tol; 2 hol, kerker; j wachthuismutsaard takkenbos *rijsbos. mutserd 'S'mosterdwalmuur stenen afscheiding als ommuring (beslot.

masiere. ringelmuur. slangemuur) ot omheining (stichel.pallisp.de, waltuun). terrassering (graft. strandmuur),dam (penant, pending), of grens (mak)

muurdijk dijk zonder voorland, waar v/d buiten-talud met een muur geschoord moet worden*werfmuur. kaaimuur

74

Page 77: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

N

naakt / kaal of onbegroeid terrein; 2 loofboomzonder bladeren

naaldhout bos v altijd groene, naalddragendebomen, tgv loofhout

naaldstuw beweegbare stuw waarbij het schotbestaat uit naalden, ad onderzijde gesteunddoor een aanslag op een drempel en a/d boven-zijde door een horizontale steunregel

nabedekking (bosb) het herhalen v/d kunstmatigebodembedekking 1 d jonge stuifzand- en duinbe-planting

nabouw voor voortkweking bestemd zaad v elandbouw of tuinbouwgewas dat door de telersonafhankelijk v/d eerste, meest buitenlandsekweker werd geproduceerd

nabuurland aangrenzend land *swetnotenabuurschap betrekking tussen een gemeenschap

v buren als zodanig als sociaal gegeven op hetplatteland *naberschop. kluft

nacht deel v h etmaal tussen zonsondergang en -opkomst; de langste nacht duurt 16 uur 23 min(22 dec) en de kortste 7 uur 14 min (21 juni).Volgens het spraakgebruik duurt de nacht v/heinde der avond tot het begin v ochtendscheme-ring

nachtland weiland waarop het trekvee vroeg i/dochtend of 's-avonds laat te grazen werd gestald

nachtevening tijd waarin de dag- en nachtlengteaan elkaar gelijk zijn. 21 maart en 23 september,als de zon boven de evenaar staat

nachtlucht / koele lucht gedurende de nacht; 2lucht v wild dat 's-nachts tevoren ergens ge-weest is

nachtvorst het dicht boven de grond vriezenbuiten wintertijd in heldere, windstille nachtendoor sterke afkoeling. Vooral een veilige top-laag is nachtvorst-gevoelig. Als remedie geldtoa beregenen, grondverdichting (opheffen isola-tie) door aanzanding

nachtwolken lichtende wolken die soms op zeergrote hoogte i/d atmosfeer (ca 25 km) wordenwaargenomen *paarlernoerwolken

naderingszone ruimte tussen bepaalde grenzenwaarbinnen een vliegtuig de landing inzet vooreen vliegveld 'aanvliegroute

nadir punt a/d hemelbol dat loodrecht onder onzevoeten ligt *voetpuni

nagewas tweede oogstnagras gras dat na de eerste maaiing groeit *etgroennaobersehap (Dr) nabuurschap

naoogsten zomeren, sangenNAP normaal Amsterdams Peilnar (NHld) smalte of nauwte v/e water @OND:

naar E: narrow

naspui korte, vooral bij spnngtij merkbare stij-ging v/h zeewater tijdens vloed; de stijgingvolgende op een korte daling of tijdens eb;korte stijging tussen ie en 2e laagwater *agger.bult in getijiijn

nasthout takkebosnastorten afkalven v steilwanden na externe

beïnvloedingnat profiel dwarsdoorsnede (natte omtrek) v/e

geulnaters (Ov) laag buitendijks land 'waarvan de

aars nat wordt'natie *land, staatnationaal landschapspark een gebied > 10.000

ha, bestaande uit zowel natuurterreinen, wate-ren en bossen als cultuurgronden en nederzettin-gen, dat een grote rijkdom en variatie vertegen-woordigt aan natuurlijke, landschappelijke encultuurhistorische waarden en als zodanig eenoverwegend samenhangend en harmonischgeheel vormt

natuur omgeving die door geen enkele vorm vmenselijk ingrijpen is beïnvloed, de flora enfauna zijn inheems en ontwikkelen zich spon-taan en planten zich voort. In Nld is geen na-tuur in deze zin meer aanwezig

natuurbeheer het begeleiden v natuurlijke pro-cessen en afweer tegen schadelijke invloedenmet het oog op behoud v ecosystemen

natuurbos oerbos bestaande uitsluitend uit in-heemse soorten, in Nld vnl riviervloedbos

natuurbouw een door mensen aangezette ontwik-keling tot omvorming van cultuurgronden en -elementen (oevers) ter verkrijging v/e meernatuurlijke en stabiele situatie met minder on-derhoudskosten)

natuurgrond niet-gecultiveerde grondnatuurlijke grenzen voor de mens altijd al be-

staande natuurbarrières, in Nld de grote rivie-ren, de zee (Noordzee, Waddenzee, IJsselmeer)en moerassen (Drenthe, Peel)

natuurmonument biologisch, geologisch ofgeografisch karakteristiek stuk natuur waarvanhet behoud verzekerd dient de worden

natuurterrein gebied met een beschermde statustav natuurlijke waarden

natuurverschijnselen verzamelnaam voor allegrootschalige periodieke en a-periodieke ver-schijnselen die in het landschap plaatsvinden(getij, aardbeving, storm) *spel, bedruustheden.misbaren. oreeste

75

Page 78: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

nüUW ZeeëniJte "nar. krepel. straat, sond, zeekeel. hals

@G: nanva

nauwte engte als smalle weg. kloofdal of zee-engte

navelstreng zeer langgerekte en smalle zandrugdoor het landijs opgestuwd vanuit een beekdalen door latere jonge afzettingen volledig omge-ven [navelstreng < stuwwal] •*"opduiking

navigatie plaats en koersbepaling op zee of i/dlucht •stuurmanskunst»LORAN

navloed het laatste deel v/d vloedneder voorvoegsel bij een plaats- of veldnaam

met de betekenis van laag gelegen, tgv boven-of over-

nederinge laagte, laag gelegen streeknederzetting vestigingsplaatsneer een a/e bepaalde plaats gebonden draaikolk

met tegenstioom, waarbij de grootste snelheida/d buitenkant ligt, oa bij oneffenheden o/erivierbodem en bij kribben *nering

neerhof pachthoeve die bij een kasteel behoort•voorhof, winhof

neerslag / collectieve benaming voor alle atmo-sferische watervormen die op het aardoppen lakneervalt (regen, hagel, sneeuw), of neerslaat(mist, aanslag, dauw. rijp, ruige vorst of ijzel);2 plotselinge daling v/d waterspiegel

nek onverveend strook land langs de binnenvoetv/e dijk

neksloot sloot binnenlangs de ringdijk v/e polderneren kolkend stromennerf met gras begroeide bovengrond i d veenderijnering neernervelzee binnenzee ihb de Middellandse Zeenes een vak tongvormige (buitendijkse) aanslib-

bing aan scherpe bochten v e rivier of zeegelegen, tgv braas (zeearm) *oerd. oord. nesse,nisse. neus. scheg. landlong

nest / deel v e loopgraaf met gevechtsstelling; 2klein, onaangenaam tot akelig dorpje of gat; Jhoop of klomp erts buiten de richting v'e mijna-der

nestbeschermer piramidevormig bouwsel metgrote openingen, gevlochten v prikkeldraad enstokken, als bescherming voor vogelnesten meteieren tegen grazend vee i/d weiland

nestboer eendehouder die klem vis vangt als voervoor z'n eenden

net l vangmiddel voor vis of vogels: fuik, bun,schepnet. gebbe, zegen, stalnet, totebel, treil,balfuik, bong, flouw, schrobnet, wade. geel,gigonet, haamvlouw, trom, stokwade; 2 samen-stel v transportbanen voor verkeer of nutsvoor-zieningen "circuit

netakker bouwlandje met een raatachtige struc-tuur, ontstaan door haaks opelkaarstaandeploegnchtingen *raatakker, celtic field

neude drassige laaggelegen plaats of geul *nude.noda

neus vooruitstekende landpunt *nes @G: nasjanevel / door verdichting zichtbaar geworden

waterdamp i/d lucht, mn die 's-avonds ontstaatboven sloten en lage landen *doom; 2 sluier metzichtsafstand van 1 a 2 km, zeer dunne mist*deizig; 3 droge nevel: veenrook *daken. dook.wolkenisse. zwerk

neveldorp (VI) nederzettingstype met verspreidebewoning

nicker waterelf, watergeest, kabouter «"bijgeloofniemandsland 1 neutrale zone bij landsgrenzen of

tussen loopgraven; 2 tussen dorpsgebiedengelegen grond dat in gemeenschappelijk gebruikwas

nieuwland (Zld) het geheel v plaat-, schor- enkreekbeddmggronden van na de Duinkerke-IT

transgressie (na 12e eeuw); het offensief bedijktland met vrijwel altijd kalkrijke zeeklei en zandi h profiel binnen 1 a 2 m diepte

nieuwstad uitbouw v/e vestingstad ad zwakstezijde omwille v nieuwe bouwterreinen; devestingsgracht verandert dan in stadsgracht

nis 1 kleine uithollingskaar; 2 bruggetje of vlon-der tussen de weilanden i/h veenwsidegebied

nisse (Zld) landtong *nesniveaukanaal kanaal met overal gelijke water-

hoogte, zonder sluizenniveauverandering verandering v/d zeespiegel-

stand die zich i/d geologische tijd heeft voltrok-ken; een positieve niveauverandering betekenteen relatieve zeewaterspiegel-verhoging tov het'and

noda neudenoenzon middagzon, zuidennoes schuin(s)nol, nolle 1 embryonaal duintje op een kustover-

slagwaaier; 2 (Hld) zandhoogte of top v/e duin-heuvel, met gras begroeid; 3 bult i/e weiland,vaak ontstaan door het trappen v/h rundvee; 4klein besteend rijshoofd bij zeeweringen *strand-hoofd. kateie; 5 (Zld) uitstekend overblijfsel v/evoor het overige weggevallen dijk, vaak metzware stenen bezette zeewering, die zich dwarsin zee uitstrekte *bout. vlichdijc; 6 ongerooidestomp v/e gevelde boom

noodhaven vluchthaven waar de schepen bij noodkunnen binnenlopen

noodpeil zodanig hoog peil v/h buitenwater dathet de kruin v/e dijk bereikt en er een noodtoe-stand voor de polders ontstaat

noodtij zeer gevaarlijk, hoogtij *giertii

7 6

Page 79: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

noodweg notwegnoord windrichting, hemel- of kompasstreek

*bies. septentnoen. @(/: norja

noorderbreedte afstand in graden tot de evenaar«•breedte

noorderkeerkring dagcirkel v/d zon op 21 juni*kreeftskeerkring

noorderkwartier noordelijk gelegen deel v/eprovincie

noorderlicht lichtverschijnsel i/d noordpoolstreekveroorzaakt door electnsche ontlading, in Nld isdit fenomeen bij uitzondering zichtbaar *poollicht

noorderzon middernachtnoordoosting afwijking v/d kompasnaald v/h N

naar het NO "afwijking, deelinatienoordtij vloedgolf die benoorden Schotland de

Noordzee binnenkomt en samen met het zuidtij(via Het Kanaal) het getijverschijnsel langs onzekust veroorzaakt

noot / kleine holte, pan; 2 stuks rundveenootstal hoefstalnormaalbreedte de vaarbreedte v/e rivier waarop

men het zomerbed tracht te brengennormaalspoor spoor met een standaard breedte

van 1.4315 mnormalisatie rivierstroomlijning door bochtrecht-

trekking en waterpeilbeheersmg dmv sluizen enstuwen voor verhogen v/d bevaarbaarheid entegen ijsgang (dijkbreukpreventie)

not wat men voor het drijven v landbouw enveeteelt nodig heeft, zaad en vee

noten bebouwen v landnotweg weg voor vervoer v landbouwgewassen

en vee, over een anders grond als toegang toteen stuk land dat niet a/d openbare weg of a/evaart ligt "overpad, kouweg, uitweg, noodweg. landweg•@OND: nót 'voeg' smalle gleuf

novaal land nieuw-ontgonnen landnu de neudenudistenstrand naaktstrand voor recreatie

77

Page 80: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

o

oar (Z-Lb) beekbron *oorsprongoase lieflijke plek temidden v e minder aangena-

me omgevingobelisk hoge. vrijstaande zuil op pleinen of land-

goed, dat naar boven toe spits afloop: als monu-ment V/e gedenkwaardig feit *gedenknaald.pron-knaald

observatorium sterrenwachtoccident plaats a/d hemel waar de zon ondergaat

*avondland. westenOceaan were ldzee [zee < oceaan] *fivelstroom. pelager

ochtendgloren (lit) morgenstondoele (Frl) vochtige plek, laag weiland @G. óleoer sterk ijzerhoudende grond, vaak zeer hard en

samenhangend, voor water soms geheel ondoor-dringbaar *felst. flins ^moerasijzererts

oerbank sterk met ijzer verkitte bodemhorizont*felstlaech. koftïebank

Oerd landpunt *nes. oere?oerduintje pioruerduintje achter aanspoelsel op

het strand (nog binnen directe invloed v/h zee-water) of achter bewust ingeplant helmgras ofstropoot

oerklei (Gr) kalkhoudende kleisoort die op eendiepte v één meter wordt gevonden

oerlandschap de ongerepte natuur van voormenselijke beïnvloeding

oerstroomdal brede fossiele dalvlakte, ontstaana/h einde v/d ijstijd door rivieren langs hettoenmalige ijsfront (Hunze, Overijsselse Vecht)

oerweg weg die met smtels en uitgebrand oer ofalleen met een laag oer is verhard ipv grind

oesterbank ondiepe plaats in zee waar men oes-ters kweekt *panperceel. zaaipan

Oever / waterf ZOom)kant *stade. staai. ower. bakke.marijn, strand: 2 elk v/d boorden die bij de hoog-ste waterstand (bij gewone tijden) door hetwater overspoeld worden "-uiterwaard

oeverafschuiving externe aantasting v/e oeverdoordat een stroom a/d binnenzijde v/e dijk tediep wordt en de dijk aanvreet, in het bijzonderin Zld = oeverval (interne oorzaak)

oeverbescherming aangebrachte constructie tegenoeverafslag, soms natuurlijke (rietkraag) maarvaak civiel-techrusche ingreep (spantuin. door-groeimat) Wplasherm

oeverbos "ooibos, galerijbosoeverduin (Ov) soort v zandverstuiving met

duinvorminsi lanss de Vecht = donk

oevert'ront grensgebied tussen de zee en landbuiten de laagwaterlljn [strandlijn < oeverfront]

oevergrond zeer zandige stroomruggrond 9-lOeeeuw n Chr) langs de grote bovenrivieren, a/dnvierzijde v/d meer kleiige oeverwallen

oeverstad stedelijke nederzetting langs de groterivieren met vorkende hoofd- en achterstraat

oeverval verzakking of afschuiving v grond a/edijk of oever door (interne) ondermijning doorkwelwater *val, dijkval »5Poeverafschuiving

Oeververdediging *strandhoofd. beugel, krib, strekdamoeverwal een meestal tot > i km brede zavelrug

als natuurlijk opgeslibde wal langsstrooms derivier met (bodemk) een aflopende profielop-bouw, zavelig

ofweg (water)af(voer)wegoir (Z-Nld) beekbron *oorsprongoke 1 (Ov) plaats waar geplant is *aanplant @G.

aukan 'vermeerderen'; 2 vloed V/d zeeoldefred oud rechtsgebiedolieveld terrein waar minerale olie i/d grond zit,

resp geëxploiteerd wordtoligotroof voedselarm als milieu-karakteristiek,

van toepassing voor uiterst arme zandgrondenwaar de planten zijn aangewezen op voedings-stoffen uit regenwater (ombrotrofie)

ollant waterland *onlandombocht bocht v/e weg ter omzeiling v obstakels

of doorbraakkolken (dijkwegen)om bossing het omgeven worden door bosombrotrofie «"oligotroofomdamming dam waarmee een water of een a/h

water gelegen werk rondom wordt afgeslotenomdijking *riiigdijk. wisening, bekadingOmdoen 'omspitten, omploegenomgelande eigenaar v land die om een aangewe-

zen punt gelegen isomgeving *omstreek, milieu, kaderomheining ; de buitenste verdedigingslijn v

versterkte plaatsen =retranchement: 2 omper-king *schutting, schrank, loke. begrip, belook. gewrochte,gording, afluiming. betuining. bracht, wrochte. parre.randgeerde, tralie, wrechte, vademinge. tienije

omkering landschappelijk in de zin v reliëf-inver-sie, bv stuifzandfort, veenweidelandschap,kreek / poelgrond

omkoppen (bosb) bij het maken v plantgaten deuitgekomen grond omgekeerd i/h zelfde gatterugbrengen *dubben

ommekreits kring en van daaruit naar het gebieddaarbinnen

omlabeuren bouwland omploegen en bemestenomlegging l met spade of ploeg de grond omwer-

ken; 2 een ander verloop geven a/e geul, spoorof beek

78

Page 81: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

omloop / tijdsverschil in bosbouw tussen deaanleg v/e opstand en de eindkap; 2 richtings-verandering v'd wind

omloopberg geïsoleerd deel v e plateau of terras,door rivierbocht omspoeld "kronkelbocht, coupure

Omloopdijk "ringdijk, omringdijkommanteling gordel v versterkingenommedijk ringdijkommegang / verkeer; 2 omweg, zijweg, slinger-

padommeland land gelegen rondom een plaats, mn

landstreek of kwartieren rondom de stad Gro-ningen

ommeloop buitendijks landommelandsvaart vaart om de kaap waarna men

i/e andere zee komt bv Kaap Skagenomringkade kade v/e polderomspoelen l omverwerpen door er tegen te spoe-

len, door de werking v golfslag omvallen eninstorten; 2 rond omtoe stromen

omstoeken opgestapelde turf herstapelenomstreken overliggende strekenomtree plank die terzijde v/e brughek over een

sloot uitsteekt zodat voetgangers eromheenkunnen stappen zonder het hek te openen "omtre-de. üverstapje

omtrek landstreek die een plaats omgeeftomtuining vlechtwerk v verticale staken en tak-

ken als omheiningomval (NHld) ringvaartomvloed (Ov/Gld) zijdelingse waterafleiding die

om een molenstuw heen loopt voor scheepvaarten als deze geen voldoende ruimte voor hetwinterwater biedt

omwalling met een beschermde waldijk omge-ven, veelal bij militaire bouwwerken (munitie-depots)

omweidsysteem wijze v vee laten grazen, telkensop een ander (stuk) weiland v beperkte omvang

omwoners de eromheen gevestigde bewonersommezwaai bocht i e weg, draaiomzwalpen met zwellende golven heen en weer

stromenonbebouwd braakliggend of (nog) niet beploegd

of verlaten land *stragier. ongewonnen, ongeëert.onbedreven. onbenoot

onbedijkt land buitendijks gelegen grondonbegaanbaar terrein voor voertuigen zeer

moeilijk doordnngbaar, natuurlijk terrein •ontoe-gankelijk, wanzel

Onbegroeid *vegetatieloos. kaal. onbewassenonde golfondergronds ruimte i/d bodem of grond zonder

daglicht, op natuurlijke wijze of door mens dierontstaan *gang. rel. ril. hol. aard. burcht, grot. krocht,poterne. spelonk, tunnel

onderbeek het ten opzichte v/e watermolen lagerliggende deel v/e beek waarin het water, na demolen te zijn gepasseerd, neerstort

onderbemaling bemaling tot een lager peil dandat v/h overige deel v/e polder

onderberm berm a/d voet v/e dijkonderbouw 1 (bosb) het tot stand brengen v/e

verjonging v/d opstand, met de vorming v/enieuwe bosgeneratie onder het bovenscherm v/dbestaande; 2 mislukt veldgewas onderploegenom de akker opnieuw te kunnen bebouwen

ondergroei struiken en opslag tussen en onder debomen V/e bos "onderhout

onderkuil turfsoort die i/h benedenste v/e kuil ofput en dus onder i/h veen wordt uitgegraven

onderslag waterstroom die een molenrad vanonderen aandrijft

onderstont wervelwind, wervelstorm, windhoosonderwaterzetting techniek ter gewasbescher-

ming tegen ongedierte of tactiek ter verdedigingv/h achterliggende land (inudatie)

ondiep doorwaadbare plaatsondiepte hindernis voor scheepvaart in zee (singel-

grond, bank. vlaak, zeekat. grond) of i/e rivier (zand-

golf. draap. gewade, havenzate, krap. zandril. drempel)

ondiepwatergetijden onregelmatige getijden opplaatsen waar de zee te ondiep is, zodat degetijdegolven vertraagd en vervormd worden enhoog- en laagwater zich niet normaal vertonen

ongediede wildernis, woestenijongedoeve wild, onstuimig zijn v/h weerongehiere spookverschijning, monster «"bijgeloofongemak dwarsstromend stuk vaarwater dat

schepen veel problemen levert *rak. gewasongevrijt niet afgesloten of omheind, met in staat

v verdediging gebrachtonkruid in het wild groeiende planten die onge-

wenst tussen cultuurgewassen groeien (heem-planten) *ruit. ruigte. rut. oot, krodde. kweek, nippe,pee. peek. paan. pessem. paardestaart (ruigbol. unjer.unger, kwadenaard). buntgras. gagel, vlotgras. priem,melde, herik, hermoes, ladik. krok (wikke), stekel (distel),zegge

onland onbruikbaar woest of verwoest land (bvdoor uittichelen), vgl onvruchtbaar land (droog-te) *boosland, snode, droefland, groede, kwaadland,blauwgrasland

ononnertlijk ongunstig zijn v/h weeronroerend goed bezitsrechtelijk omschreven als

'nagelvaste bezittingen'ontbossing het definitief verwijderen v bos,

volgens de wet als er niet binnen 3 jaar herbe-plant is. Niet te verwarren met kaalkap (bos-bouwkundige ingreep)

ontdijken door een dijk maken iets v iemandontnemen

7 9

Page 82: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

ontginning creatie v landbouwgrond uit een(half)natuurlijk landschap, vooral woeste grond(heidegrond) en in mindere mate natuur( terrein)"boshoevepatroon

ontginningsbasis uitvalsbasis voor vergravingenin moeras en veengebieden, soms ook buiten-dijks gelegen *moershoofd

ontginningsnaam achtervoegsel bij een plaats-naam naar bodem/begroeiing (zoals -cope. -koop(laagveenmoeras). -rode, -rade. rooy (bos), -wijk (hoog-

veen), -kerke (zeekleipolder)) en soms volgens regio-nale chronologie (-heem-broek-woud-veen-cope-in Hldvan kust naar midden)

ontgronding het winnen v/d a/d aardoppervlakliggende delfstoffen waardoor ook bodem envegetatie verdwijnen en een terreinverlagingontstaat. In het recente verleden zijn veel ont-grondingen aangewezen als vuilstortplaats. Debelangrijkste ingrepen waren veenwinmng,mergelafgravingen, winning v duinzand (afgees-ten), kleiwinning (aftichelen. afbnkken) engrindwinning

onthoofding nvieraansnijding door de bovenloopv/e jongere, lager gelegen rivier waardoorverandering van stroomgebied kan optreden*aantap

onthout toevluchtsoord, verblijfplaatsontlaadstede losplaatsontlasting 1 uitmonding v/e rivier "uitloop, geurt,

aftrek, monding: 2 verwijdering v overtollig pol-derwater; 3 uitwerpselen

ontmantelen (vestingb) het slechten v/d wallenv/e vesting, op grote schaal uitgevoerd bijvestingsteden na aanname v/d Vestingwet in1874

ontsluiting plaats waar het vast gesteente onderhet vegetatiedek of verweringsgrond danweijonge afzetting ad dag komt

ontspronc plaats v zonsopgang, het oostenontwateren afvoeren v/h overtollige oppervlakte-

water (begreppeling) of bodemwater (drame-ren), om gewassen voor wateroverlast te behoe-den en om de bewerkbaarheid te bevorderen,danwei te versnellen

ontwateringshasis meest gunstige draindiepte ofslootpeil (in het voorjaar) voor landbouwkundi-ge doeleinden. Voor grasland geldt een opti-mum v 80 cm diepte, ongeacht de grondsoort.Voor veen 95 cm en voor klei 120 cm

ontzilten de bodem v zout ontdoen, of verminde-ren v/h zoutgehalte

onvlaat / vuilnis; 2 aas, kadaver, dood dieronvruchtbaar land dat door minerale gebrek

(zandgrond) en/of droogte geringe opbrengstkan leveren, vgl onland (drasland) *gees. grauw-land. heetveld. blink, sooriand. dorreland. vaalland. mager.schraal, suilland

onweer een door snel opstijgende lucht ontstaneberoering i/d dampkring die elektrische ontla-dingen veroorzaakt, gepaard gaande met blik-sem en donder. Men onderscheidt: warmte-onweer (opstijgende lucht) en front-onweer(opstuwende lucht) *donderbui. wanweer

onweg 7 onherbergzaam oord; 2 omweg, verkeer-de weg i

oog een in of aan het water gelegen stukje wei-land *ouw, ooi. aage @G: ahwa =aagt

ooi waterrijk land 5 -ouwe. -aue. -eij, -y. -eiooibos nvierbegeleidend bos (vroeger i/d uiter-

waarden) met een begroeiing die op de lageregedeelten in hoofdzaak bestaat uit wilgen enpopulieren, terwijl op de hogere gronden, dieminder lang onder water staan bij overstromin-gen, iepen, essen en eiken overheersen«"broekbos

ooievaar sterk tot de verbeelding sprekende, nuzeldzame broedvogel v/h rivierengebied enandere grote, natte weidegebieden *aber. pieiepoot.prikkedief. eiber.heillover. hodevare, odevader, houdevare.eider. stork, takkendief. uiver. adebar. euver, aibert @G:

udafaran 'moerasganger'

ooievaarsbosje klein bosje houtooigrond (Betuwe) rivieroever-weide; Pleistocene

uiterwaard met zavelige bodem, in gebruik alsweidegrond *ooi, ooy

ookland klein stukje land, door een weg of slootv/e groter stuk gescheiden *vinne

ooi hooioord l plek of streek als deel ve groter geheel; 2

vooruitstekende punt buitendijks land *oerd. nes;3 noord

oorgat opening i/e paalwerk om tussendoor tevaren

oorsprong beginpunt V/e beek *sprmgader. bronwei.springbron, oar. oir. soeze

oost windstreek, hemel- of kompasrichting •op-gang, oorspronc @G: austa

oosting oriëntering naar het ooot onkruidOpbolland *spalterlandopborrelen opwellen, oprispen, poppen, opsiedenopbossing met houtgewas beplantenopbrengst beschotopbullinge bruisende stroom, waterweiopdijken dichten met een dijkopdoeming luchtspiegeling waarbij huizen of

schepen a/d horizon zich hoger en helderdervertonen dan gewoonlijk

opdooi het ontdooien v/d bovenste laag v/d bo-dem i/h voorjaar terwijl de ondergrond nogbevroren is

opdracht 1 stijgend deel v/e weg *helling. graad,stijging; 2 huisterp *hüskop

80

Page 83: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

opdriebomen opmetenopdrijven met de vloed binnendnjvenopduiking verheffing v e onderliggende grond-

laag v hogere ouderdom zodanig dat deze a/doppervlakte treedt door de bovenliggende jonge-re laag heen *berg. loo. donk. navelstreng, keileembult

open l grond (bosb): zonder harde lagen; 2 zee:buiten de territoriale wateren: 3 water: opper-vlaktewater; 4 weer: winterweer zonder vorst

Opening *gat, bres. kloof, barst, oorgatopenlegging ontsluiting v/e gebied dmv wegen-

aanlegopgaand hout bomen, ïtt kreupelbos en houthoutopgang / het rijzen v/h water *vioed. was. aanwas; 2

het oosten als zonsopgangopgezetene plattelandsbewoneropgraving archeologisch veldonderzoekophaalbrug wipbrug, slagbrug, klapbrug, toog-

brugophalen 1 v/e dijk: ophogen •schreden; 2 v/h weer:

opklarenophouden v/h water: opstuwen, opkeren «"sluseophout alle takken en twijgen v/e boom, alles

behalve de stamopklaring hemelsverheldering, opschoningoplage / de op een dijk aangebrachte verhoging;

2 (OV/Gld) inlaagdijk langs een hoofdrivieroploop strandvoetoplopinge overstromingoplossingsgat een door oplossing v kalksteen

onstane uitholingoplossingsholte *orgelpijp. karstkom. doline. nisopname veldinventansatie, terreinmeting of

kartering "opmeting, opdriebomingopper 1 bovenwinds gelegen beschutting tegen de

kracht v/d wind; 2 veilige ligplaats voor schepen•opperd. ree. rede; 3 schelf, mijt, tas

opperhout het eigenlijke boomgewas tussen enboven het onderhout

Oppervlaktemaat landmaat *achel. achterdeel, akker.amersade. bunder, carrière, dagmaal. dagmaat. dammaat.dammen, dagwand. deimt. deimat. deunt, einse. emersade.emmersade. gaarden, garde. gars, geers. gemet. gerse.giede. giet. gras. haal. haid, haling, hectare, hevene.hevinge. hierland. hoba, hoef. hond. honderd, juk. koefen-ne. koegang, iopense. mad. malder. mendag. met. molder.morgen, mouwer. mud. pondmaat. pounsmiet. roede.schaft, schar, schat, schepel. sille. snees, spade, spint,vierkante roede, v recht, wagenloop, want. zestel. zwet. zylewant

oppervlaktewater het water dat stroomt over ofverblijft op het aardoppervlak, tgv grondwater*open water

opperwal bovenwindse walopperwater 1 rivierwater v bovenstroomse her-

komst; 2 water op ijsoppositielicht zodiakaallicht

oprijden het verschuiven v rails i/d richtingwaarin gereden wordt, vgl kruipen

opril oplopende weg om de kruin v/e dijk ofverschansing te kunnen bereiken

oprispinge opborreling v water *opwellingoprit aanloopweg v/e bouwwerkopsatersland «opsterlandopschakelen (bosb) jonge heesters tot zo'n l m

hoogte opsnoeien, 1 a 2 jaar voor het uitplantenopschieten l door het verwijderen v modder en

waterplanten uitdiepen en ruimer maken vsloten, vaarten "opsloten; 2 land doorgraven•doorsteken

opsiedinge opborreling v water "-opwellingopslag l oprijzen v stenen uit de grond bij op-

dooien; 2 opstijgen v vocht uit de grond (evapo-ratie); 3 gewas dat opkomt zonder door de menste zijn geplant of gezaaid *uitspruitsel; 4 opgewor-pen schans

opslatten vaarwater en sloten door uitbaggerenweer op diepte brengen

opslibbing verticale aangroei met sediment«opwas

opsloten l uitdiepen v sloten; 2 land met slotenomringen

opsplitten 1 het jaarlijks verlengen v/d kanalen enwijken i/h hoogveen; 2 (veend) het aan weers-zijden v/d hoofdraai wegsteken

opspuiten brei v water en grondspecie oppersennaar een hoger gelegen terrein

opstal 1 wat boven de grond gebouwd is, perceelzonder de grond. Recht v opstal: zakelijke rechtom op andermans grond gebouwen, werken ofbepl?ntmg te hebben Teeogniüe, pacht; 2 gebou-wen in natuurgebieden voor veestalling enopberging v gereedschap en werktuigen; 3 openruimte; gemeenteweide, open ruimte ah water

opstaldorp (NBr) nederzetting rondom een drie-hoekig agrarisch plein +plastsedorp

opstand het staande boshout *bestandopstap kleine houten brug *schooropsterland land v/d hoger gezetene, bv tussen

laagveen en hoogveen *opsaterslandopstrek verkavelmgspatroon in streekdorpen (met

hoevestroken) *slagenverkaveling. doorgaande plaat-sen/hoeven (Frl). opstrekkende heerden (Gr)

opstuwing gedwongen stijging leidend tot opeen-hoping of verhoging, door stroming tegen eenhinderms; zowel v luchtmassa's (tegen bergen),watermassa's (tegen dammen) als van (land)ijs-massa's (eenzijdige druk tegen grondlagen)

opvaart (Frl) grote ge- of vergraven waterloop*\vatergang

opvloeien stijgen v/h waterpeil v/e rivieropvriezen / gaan vriezen, ihb na een korte perio-

de v dooi (overdag) en wel zo dat de emgszinds

Page 84: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

ontdooide bovenlaag v/d grond (die daardoorvochtig is geworden) weer sterk bevriest endaardoor heel glad wordt; 2 proces v omhoog-komen v stenen uit de ondergrond; j stukvrie-zen v wegen

opwaaien door wind opstuwen, ook v/d water-spiegel

opwas opslibbing zonder contact met de vasteoever en daardoor volgens de Wet v Opwasbehorend a'd Staat. Bodemkundig vertonen deprofielen v/e opwas een afloop i/d diepte (klei-ige bovenlaag) [ribbel < bank < plaat < weerd]•hompel, bol. blik. vlaak o'aanslibbing

opwateren overstromen v nvieroeverlandopweg 1 toegangsweg; 2 oplopende wegopwellen in bellen opstijgen v wateropwebïng rug van i/d regel tussen de 0,5 en 1,5

m hoogte *opplooiïng. bak. bals. hoogte, eelopwerp aanwerp <s"werplandopzet waterstaatkundig verschil tussen de hoog-

en laagwaterstand volgens de tabel en de werke-lijk optredende stand oiv luchtdruk, storm ofstroming

opzetpeil peil waarop een boezem wordt gezetom snel inudatie mogelijk te maken

opzoden slootkanten v zoden gebouwde murenvoorzien om instorten te voorkomen

opzwellen gestaag rijzen v/d waterstandshoogteorakel plaats v godsspraakoranjerie kas of bijgebouw op buitenplaatsen,

vooral daterend uit de jaren rond 1750, waarin's-winters vorstgevoelige kuipplanten werdenondergebracht *plantenhuis. kas. serre

oratore bedehuisoreeste / storm; 2 heftige beroering door de

storm veroorzaakt, als geraas, lawaai, gehuiloreillon flankbastionnetjeorganische stof al het materiaal dat door organis-

men geproduceerd wordt, afhankelijk v/d staat vontleding kunnen de resten onderscheiden wor-den in strooisel en humus

organogeen sediment afzettingsresten v plantenen dieren die ter plekke leefden, naar soort teonderscheiden in veen, gyttia en dy, tgv klas-tisch sediment

organogene duinvorming proces v vastlegging vstuifzand waarbij planten een belangrijke, zand-vasthoudende rol spelen

orgelpijp verticale, trechtervormige depressieontstaan door locale kalkoplossing langs infiltra-tiebanen v regenwater, veelal gevuld met jongersediment *aardpijp 'S'karstverschijnsel

oriëntaal oostelijkoriëntatiepunt baken op een hoogliggend punt of

voor luchtfoto's een drietal witte verfcirkels op

wegdek (controle v fotovervormingen), vglkruispeiling *landmerk. haken

orijn ssrurineorkaan zeer zware storm *stuerandeort afval v hooi, stro of net *ruigteosar (N-Veluwe) opvulsel v smeltwatergeulen

die, nadat het landijs verdwenen was, als rug-gen i/h landschap zijn achtergebleven •smeitwater-rug. esker, asar

ossebloed bij turfgravers benaming voor het alseen donker purperrood-gekleurde teerachtigebrij uit diepe veenlagen naar boven komendedoppleriet

osseoog kleine wolk als voorbode voor wind enStorm «"voorteken

ossenweg weg rondom een terpoudaen de een of andere waterkeringoude hoevenlandschap «"kampenlandschapoudeman baggeraarde die al een poos i/d sloot

heeft gelegenoudewijvenzomer nazomer (sept-okt) met mooi

hogedrukweer waarin de tuin- en veldspindraden spant die door de lucht zweven en i/hgezicht voelbaar zijn

oudhoevig land: dat vanouds in bebouwing is,tgv aanwas

oudland (Zld) het geheel v oude kreekrug- enpoelgronden en hun geleidelijke overgangen i/dkernen v/d eilanden, v voor de Duinkerke-IItransgressie (lle eeuw); met defensieve binnen-dijkmg en vaak kalkloze bodems en knippigestructuur en op veel plaatsen veen i/d onder-grond

ouw vochtig weiland (landouw) of ontginning *ooi@G: agwjo 'waterland'

ovenvondst archeologisch interessant relict ivvhistorische Stookplaats *ast, ees. nast. there. tiere

over 1 topomem voor boven-gelegen; 2 aan deoverzijde gelegen

overblijfsel spooroverbos bos dat behoort bij een huis a/d overkant

v/d weg waaraan het ligtoverbuizen met kracht overlopen, overstromenoverdiep buitengewoon diep wateroverdijken l afdammen; 2 een dijk a/d overkant

zodanig hoog maken dat deze boven de overlig-gende uitsteekt en het water aan die kant zaloverstromen (onderdeel v/d Hoekse en Kabel-jauwse twiststnjd-methoden)

overdracht (VI) overtoomovergangsveen veen tussen hoog- en laagveen

*moe rasveen

overgroeien l overwoekeren; 2 (bosb) kronen dieboven de andere uitsteken

overhaal hefconstructie mbv een kaapstander ofmet een windas om schepen over een dijk te

82

Page 85: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

slepen, ten tijde voor ingebruikname van sluizenof als goedkoop alternatief om twee vaarwatersmet elkaar te verbinden *overzet. overtoom

overhoek hoek land die overschiet, resthoekoverhoogte hoogte boven een bepaald gewenst of

vereist dijkpeil als veiligheidsmargeoverjarig hout hout dat reeds > 1 jaar geveld i/h

bos ligtoverkraging afdammingoverlaat / minder hoog gedeelte v'e dijk waar-

over de rivier zich bij hoogwater kan ontlasten,het overlaatwater wordt vaak verder beneden-strooms op de rivier teruggevoerd (traverse); 2verlaagd gedeelte v/e stuw of de oever v/estuwmeer; 1 baanvak bij spoorwegen

overloopgeul doorbraakgeul bij hoogwater doorde overwal v'e rivier *crevasse

overloper (Zld) zevenjaarlijkse legger v landerij-en voor fiscale doeleinden (vanaf 16e eeuw)"hevenboek

overmate (NW-NBr) stuk wildernis dat buiteneen uitgifte lag maar desondanks door ontgin-ners in bezit is genomen (ontgonnen grafelijklandstuk binnen het dorpsgebied)

overnoes schuins of i/e schuinse richtingoverpad (recht v): het recht om overland v/e

ander een pad te hebbenoverpaling met palen versperde (water)weg *stave.

spaak, siatboom

overslag / waaiervorrrug, nauwelijks gesorteerdsedimentpakket, ontstaan bij doorbraak v oever-wal of rivierdijk tijdens hoogwater; 2 stapel-plaats, loskade

overslaggrond grond die uit een wiel is gekolkten over het aangrenzende land is uitgewaaierd,Vgl pumwaaier (overslag < deltal

overslagplaats stapelkade a/e vaarwater *anthooft.lent. starting, amer. hameringe. lastage

overspanning overwelving, overbruggingoverspoelen overstromenoverstapje inrichting voor voetgangers om een

raster te kunnen passeren, zonder een hek tehoeven geblonken *stegel. omtree = veerooster

Oversteekplaats *wildtunnel. «hrapadOverstroming "inudatie. onderwater/euin.;. verspiK-ling.

overvloed, overwateren. oploping. opwatcrina. toevlol

overstuiving met zand overdekt rakenovertocht overtoomovertoom (bi| vaarwateren met verschillend peil.

waar 'net de kosten niet loont een schutsluis tebouwen) een dubbel hellend ghjvlak \ e onder-heide planken vloer op een dam ot kade tussentwee wateren, waarover kleine vaartuigen ge-haald kunnen worden. mb\ een windas enrollen onder het \aartuitT. Moderne overtomen

werken met een lift *haal. overhaal, overdracht,overtocht

Overvaart *overveer. overzetplaats. pont

overvloed watervloed, overstromingovervloot overstromingoverweg gelijkvloerse kruising v/e verkeersweg

met een spoorwegoverzee het met aan land grenzend territoriumOV'erzetplaatS *schouw. veerstal. pont. gewas, eversehip.

overtoom, haal. overhaal

ower (Ffl) oeverkant *amer

83

Page 86: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

paaigrond plaats waar vis samenschoolt i/d paai-tijd

paal / grensbaak; 2 gebied; J sehandzuüpaaidijk oude zeedijk-constructie (16e eeuw)

waarbij het beloop extra beschermd werd dmvkrebbingen en steenbestort, na de verschijningv/d paalworm (1731) bleek deze versterkingZinloos *leppedike (Fri)

paalhoofd golfbreker op het strand loodrecht opde kust *jockinge

paanakker akker waar veel kweekgras (paan)groeit = peeland

paap / elk der vierkante zuiltjes die men bijgraafwerk laat staan, om de hoeveelheid uitge-graven aarde na te kunnen gaan: 2 spekdam

paardenveld huisweide voor trekvee *page. hors-kamp

paardeijs schotsig ijs, alleen geschikt om te arrenpaardenpad ruiterpadpaardevijg uitwerpselen v/e paard *profetenblees.

paardetort

pachthoeve *neerhot\ winne. winhofpachtstelsel voor het recht v jacht, landgebruik

of bevissing gedurende een bepaalde tijd eengeldelijke vergoeding verschuldigd zijn *recogni-tie. opstal, halter

pad 1 smalle weg, oorspronkelijk ontstaan doorvoetstappen v mensen of sporen v dieren *duin-slag. jaagpade. kerkepad, lide. leest, ruiterpad, zuwe; 2

(Zaanstreek) rij huizen me sloot ervoor, dieloodrecht op de hoofdweg staat

paddestoel bewegwijzering in landelijk gebiedpaddock put waarin een ertsbaggermolen werkt

als hij in land baggertpagus gouw. graafschap @Lpakdijk rivierdijk welke buitenglooiïng gesteund

wordt door een berm v rijshout ad teenpakijs opeengepakt drijfijs dat een grote uitge-

strektheid beslaatpakket gedeelte v/e laag v/e bepaald lithologisch

typepakwerk (waterb) bekledingsmuur bestaande uit

een samenstel v horizontaal liggende lagenrijshout, elke laag is bezet met rijen vlechttui-nen waarvan de tussenruimte opgevuld wordtmet puin, klei of leem dienende ter verkrijgingv/e steller verloop tbv een aanlegplaats, oever-verdediging etc ««"bekleding

paleis vorstenverblijf [slot < paleis] «palts

palendijk a/d buitenzijde versterkte dijk door eenbeschoeüng v palen

palie *bolsterpalissade omheining v in de grond geslagen palen

of staken die tot beschutting of verdedigingdient *baalge. bartege. gestijpte. gording, hordijs

pallert (Gr) moerassige laagte, verwant metpolder *palderd. poel

palliumwolk grauwe wolkensluier waaruit meest-al aanhoudend neerslag valt

palsa «s-smoesbergpaltrok windmolen (vooral uit 16e eeuw) inge-

richt als industriemolenpalts burcht v/e keizer als tijdelijk onderkomen

@L: palatium 'paleis'

paludarium aquarium waarin een moerasachtigeoever wordt nagebootst *oeveraquarium

pampus l zandplaat als opzwelling (traagpuist?)of golf- en schipbreker (kreukelpuist?); 2 veen-stroompje (traag wegvloeisel?)

pan 1 komvormige laagte i/d aardbodem *duinpan[pan < bekken]; 2 griekse god der bossen enweiden

pand / stuk bouwland tussen twee greppel ofpaden; 2 bepaald gedeelte v/e dijk, weg of vaart(kanaalgedeelte tussen twee waterkeringen)"baanvak, kanton; i strook kool of erts langs eenpijler die in één etmaal wordt gewonnen

panhuis l (Lb) brouwerij *kaam. kam; 2 zoutkeet,bij selbernen gebruikt

pannekoek rond, plat stuk drijfijspannig holrond land, bv maaiveldprofiel in pol-

derweide, tgv kruinige percelen (akkerland)panorama uitzicht op landschap, met voorgrondpanperceel oesterbankgrondpapenkop (vestmgb) zwaluwstaart-vormig bouw-

werkpapierijs zwak ijspappel populierpapzand drijfzandparaboolduin secundair gevormd duintype,

omgekeerd sikkelvormig (punten wijzen naar dewindrichting) dat ontstaat uit een waaiduin enbij verdere ontwikkeling kan overgaan i/e kam-dum. Veel aan te treffen langs de kust als bin-nenduin en i/h binnenland grootschalig in dek-zand [waaiduin < paraboolduin] *hoefijzerduin

paradijs lusthofparallel loopgraaf evenwijdig a/h front, tgv ap-

procheparallelcirkel breedtecirkel evenwijdig a/d eve-

naarparallelsloot sloot evenwijdig a/d spoorbaanparallelweg ventwegparelgrind gezeefd grind ter grootte v/e hazel-

noot

34

Page 87: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

parelbliksem zeldzame vorm v bliksem die uiteen reeks v lichtende punten bestaat

parelmoervvolken zeer zeldzame nachtwolken (ophoogten v 21-30 km) met een duidelijke insatie;ze bestaan waarschi|nlijk uit zeer fijne water-druppels of ijsdeeltjes. Hun kleuren zijn hetmooist als de enkele graden onder de horizonstaat

parforcejaeht drijf jacht op groot wild die wordtvoortgezet tot het dier door uitputting neervalt

parhelium dampknngbeeld: bijzon of bijmaanpark / afgeperkte ruimte waarin dieren i/h wild

leven als jachtterrein; 2 terrein om of nabij eenlandhuis met bos, weiland en vijvers @G: parrastang, afsiuitmg'; 3 stadsplantsoen; 4 dijkvak dat

door één persoon of gemeenschap gemaakt enonderhouden dient te worden; 5 perceel ofkoopkavel, zoveel als ineens ter veiling wordtgebracht

parochie / gebied rond een kerk dat zich zoveruitstrekt als het land v/d verst verwijderderegelmatige kerkganger [parochie < decanaat]*kerkgemeente. kerkhoek. kerksoekinge; 2 standplaatsSparre, statie

parklandschap landschapsvorm waarbij openvelden afgewisseld zijn met vrijstaande bomenen boomgroepen

partnergemeente gemeenteband met interneuitwisselingsprojecten *jumelage

pas / nauwe doorgang of doortocht ïha; 2 smalleverlaagde doorgang tussen twee bergen *zadel; 3zeestraat; 4 plaats waar men door een water ofmoeras kan steken; 5 (Gld) een met houtgewasbegroeid perceel, ï d Betuwe vooral met rijenpopulieren of wilgen bezet (pasch) *paseuum

paSCUlim weide @L: pascua 'weide'paskaart zeekaart waarop men de gestuurde

koers afzette en de afgelegde mijlen afpaste, tgvleeskaart (tekst)

passage doortocht, langsgang *lyt, oorgat, repas,trepas. gewas

pats ongebakken lemen steenpaviljoen i buitencafe m/e veranda; 2 lusthuispedel laagland, broeklandpeel (NBr/Lb) veenmoeras @G: pitha 'moeras'peerboom slagboompegel 1 ijskegel *kekeie; 2 hoogtemerk ve water-

stand, *peilpegelmolen soort poldermolen *peilrnolenpeil NAP (Normaal Amsterdams Peil) gemiddel-

de hoogte v/d dagelijkse vloed bij A'dam voorde afsluiting v h IJ, nu vlak v vergelijking voorwaterstanden en terreinhoogten in Nld *maalvloed

peilmolen soort poldermolen *pegelmolenpeisterplaats tijdelijke weiplaats v vee langs een

wee of route *beide

peke bies als onkruid of als vezel in bodempak-ketten «"pik

pekel 1 vast. grof zout; 2 opgelost, zeer zoutwater *adebe. brem. brijn

pekelplas (lit) de zeepekkool een weinig verkoolde soort v steenkool

*pikkool

pel(t) (ZHld) dnnkkuil voor vee *dobbe. wijert.poliert

pels ruigte in sloten, laag v dooreengestrengeldewaterplanten *pilse. ruit. rut

pending schutdam in sloten *pendampenterig pappig of drassig van landpeppel populierperceel kaveling, gedeelte ve groter geheel of

Complex *bocht, park. kavel, plaats, repel

percolatiewater water dat heeft gestroomd dooreen poreus systeem en de fysisch/chemischeeigenschappen daarvan deels kan hebben mee-gekregen *lekwater

pergola aangelegde, overwelfde wandelgang= glee

periode onderdeel v/e geologisch tijdvakperk / door een heining of anderzinds afgeba-

kend stuk grond waar het vee gemolken word*bon. koebocht; 2 grens; 3 wildplaats; 4 (Achter-hoek) akkerstrook

perken nachtelijk stallen v/d schaapskudde op eenakker v/e boer, stoppelveld of roggeveld voorextra bemesting (schapevaalte)

perkoen geschild stamstuk v dennen of eiken,tussen 1.20 en 1.60 m lang en 30 cm in omtrek(palen voor dijkbouw)

perre een afgeheind landstuk (akker) «"parkperro(e)n 1 groot stenen bouwwerk a/d voet v/e

kruis of zuil; 2 brede stoep, spoorbaanstop,bordes

perskade dijkje om terrein waarop baggerspeciewerd gestort

perspectief vergezichtpervijs kerkplein @OF parevis, @L: paradisuspessem kweek *pee. peenpestbosje voormalige begraafplaats v aan runder-

pest overleden vee, op de meest achteruitliggen-de en waardeloze grond begraven in veenweide-gebied, nu met boerenhakhout begroeid *milt-vuurbosje. koebosje, genethoutbosje

pet 1 put; 2 poel in een lage veenachtige weide jkuiltje

petgat (Frl) met water gevuld rechthoekig turfgatdat door natte vervening (uitbaggeren) is ont-staan [boerenkuil < petgat] *trekgat

petmolen kleine poldermolen *aanbrenger••"windmolen

peuter pootstekpias hoop stro. ook stro voor stalpaarden gestald

85

Page 88: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

piek kegelvormige bergtoppier stenen landhoofd in water ter bescherming

van de kust of oever *strandhoofd. rits. bol. kribbe.kleischoor. krehbe

piereniand (lit) de aarde als begraafplaatspies urine "ham. zeikpijnbos dennenbospijp 1 gang v dasse-, vosse- of korujnehol; 2

gekromde vangbuis v/e eendenkooi; j plaatselij-ke boogbrug over een gracht

pijperturf lichte turf soort uit de zwartveenlaag,onder de afgegraven laag *haardbrand. haverstro,pijperdiurt'

pik taaie veenmassa v vnl biezen *pekepikkig leemachtige, sterk aanelkaar klevende

grond =haaftpikklei (NHld) zware kalkarme jonge zeeklei

(Subatlanticum) *knipklei «**knikkleipikkool de donkerste soort v bruinkoolpille schandpaalpilse pelspin benaming voor einden gnendhoutstek, 1 m

lang en elk 3 cm dikpinakel (bouwk) gothisch siertorentjepinetum aangelegde park met naaldhout-soorten

"3" aanplantpingoruïne omwalde laagte ontstaan na dooi en

openbarsten v/e ijslens waarbij de erop aanwezi-ge grond naar beneden is gegleden. IJslensvor-ming vond vooral plaats tijdens de laatste peri-glaciale fase v/h Weichselien, in fijnzandigebodems

pinnekensdraad (NBr) prikkeldraadpinteen eerste gewas v/e pas aangelegde snij-

gnendpioniersvegetatie eerste vegetatie op een tevoren

onbegroeid terreinpiscine / kweekvijver voor kunstmatige visteelt

*wijert "^visvijver; 2 vvaterbekken. vooral om in tebaden *spartelvijver

plaagstrook strook grond a/e bestrate weg dieaan de gemeente behoort

plaan esdoorn, plataanplaat / vlakke, zandige opwas, bij eb droogval-

lend *bol. bliK. »ad «-zandplaat; 2 schutting, be-schoeiing *platina

plaats 7 plein in stad of dorp mn bij de kerk ofhet raadhuis *plaetse. opstal; 2 locatie; J grotestrookvormige kavel i/d veenkoloniën

plaetse (NBr) (meestal) driehoekig dorpsplein•heuvel «rplaats

plaatselijk eigen a e bepaalde streek of stadpladijs (Frl) drijvend stuk platijs. ijsscholplag afgestoken heide- of graszode •"plagge, tors.

belte

plaggegrond grond die geschikt is om afgeplagdte w o r d e n *heidegrond. heytveld, veld

plak (Terschelling) duinvallei *piekplakwerk bekleding v/e talud van aardewerk met

vette leem of klei (liemen), vgl weegtplakzode dunne graszode die met haar wortelzij-

de naar boven plat en aansluitend op een gladgestreken glooiing v/e dijk gelegd wordt (belik-ken)

plamodder slijkmodderplank over sloot gelegde overbrugging *post,

vonder

plankenweg militaire weg mbv planken door eenmoerassig terrein aangelegd, vgl knuppelpad

plankerd (Dr) plaatachtig gelaagd veen *spalterplanket schutting of heining v planken *glintplankier l houten bevloering langs dijk of kanaal

op plaatsen waar schepen aanleggen; 2 houtenperron v/e spoorwegstation

planologie wetenschap die de normatieve aspec-ten v ruimtelijke ordening bestudeerd. Aanbeleidsvoornemens op de schaal van bestem-mingsplan (gemeente), streekplan (provinciaal)of structuurschets (landelijk) gaat een planologi-sche studie vooraf

plantaarde teelaarde *erftplantage / aanplant voor wandelplaats (groen-

voorziening); 2 aanplant voor produktiekweekplantengeografie de wetenschap die zich bezig

houdt met de verspreiding v planten en -ge-meenschappen op aarde, de samenstelling vplantengemeenschappen en de factoren diehierop v invloed zijn. Te onderscheiden zijnfloristische en ecologische (vegetatiekunde)plantengeografie «s"etum

plantennaam voor toponiemen ts"etum, voorveldnamen «^boomsoortnaam, «ronkruid

plantsoen publieke wandelplaatsplas 1 kunstmatig (uitgegraven) meer; 2 poeltje v

regenwater *rei. slatplasbagger meermolmpiasberm / vlakke en ondiepe met waterplanten

begroeide strook langs de oever om de golfaan-val te dempen, vaak op polderpeil-ruveau achtereen spantuin (palen met gaas), bij aanleg vaakop een doorgroeimat gesitueerd; 2 rijsberm opde bodem v/e snelstromend water aangebrachtom waterslib te vangen maar ontgronding tegen-gaat *stortebed

plasregen regen van zeer grote waterdruppels, tot5 mm diameter

plasvervening het vervenen waarbij een plasontstond; vroeger bestond nl het voorschrift nogmet zulke veenplassen later weer droog te

86

Page 89: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

plat / platkaart: kaartprojectie volgens Mercator,waarop alleen de gradenverdeling voor debreedte maar niet voor de lengte staat aangege-ven: 2 plat weer: regenachtig, wak; 3 streektaal,dialect: 4 onderzeese of continentale voortzet-ting: 5 (VI) effen land, zonder gewenden; 6Volkstaal *boers. patteis

plateau door steilere hellingen scherp begrensdehoogvlakte *tafelland. mesa

plating walbeschoeiïngplatkop parapluboomplattegrond horizontale projectie v/d bebouwde

omgevingplatteland het buitensteeds gebied *iandeiijk gebied.

boerenburten. de provincie

platvoetei hoop mensendrek *grasduikerplatzee deel v/d zee < 200 m diepplei 1 landpunt of schiereiland (bij een riviervork)

QSp: playa :strand:; 2 (Z-Lb) Open ruimte V/elandstreek of als watervlakte @Fk: plaga; J on-kruid v polei (watermunt); 4 omheining v ineen-gevlochten takken *tuin

plein / openbare of besloten binnenplaats •straat-veld, tie. brink. laar. blink; 2 stads- of dorpsplein-bnd. grashof, pervijs; J ligveld v baggerslijk*legge. zetveld; 4 vlakte

pleisteren tijdelijk onderbreken v'e reists^peisterplaats

plempdijk dijk die in het water is opgeworpen ofaangeplempd

plenteren (bosb) een bos stamsgewijs of tenhoogste in zeer kleine groepjes verjongen

ploegland telling, zwier, ploegkrogt (Wieringen)ploegsnee voreploegzool de scheiding v/d met de ploeg bewerkte

bovengrond en de ondergrond "bankplomp waterpoelplooi golving v e aardlaagpluis composthoop of mestvaalt *belt. schokkepodzol bodemtype ontwikkeld in zandgrond dat

gekenmerkt wordt door uitspoeling van deaskleunge A-honzont en inspoeling i/d B-hori-zont *schierzandbodem. bleekaarde, akerd

poel / kleine (<50 m:), ondiepe stilstaande water-plas (meestal troebel of onrein gedacht), veelalgegraven voor veedrenking, bluswater of alsvisvijver [poel < moeras] *bronpoel. dobbe. drenkplaats,drinkkoele. hollestelle. laak. pallert. pelt. plomperd.schaapsstelle, stomp. »toup. suddert. vvage. wapel. water-rem, wed. wijerd. zoel. zuipersgat, zoepgat. zudse; 2

kuil, groeve, putpoelerts gereduceerd ijzeroer *moddererts. moerasij-

zeroer

poelgrond (Zld) laaggelegen komgronden (inge-sloten door kreekruggen) met een dun dek vzware klei rustend op veen

poep drek, strontpoepenpad (O-Nld) trekroute v duitse seizoenar-

beiders (vooral grasmaaiers en hooiers) v West-falen naar Frl

poest koestalpof / windstoot; 2 vierkante brok veengrond die

v/d oppervlakte wordt gestoken, gedroogd enals turf gebruikt

poffert (Gr) slappe, weke moddermassapol / plekje grond (meer dan één stuk land) dat

iets hoger ligt dan zijn omgeving en door slotenof ander water omringt is, en soms als huisterpbebouwd (i/h rivierengebied) @G. polla; 2 klein,i/h water drijvend of vast eilandje, met riet engras begroeid; 3 opgeworpen aardhoop 'buitenhet Friese taalgebied); 4 heuveltop, hoogte; 5bos slecht gras

polder omdijkt gebied met daarbinnen kunstmati-ge waterstandsbeheersing [pompstuk < polder]*malerij, droogmakerij, krite. prutpolder. mee. molenkolo-nie. koog. heringing, binnenwaard. uitslag

poldermolen windmolen om water uit een polderte slaan, tgV watermolen *pegelmolen. peilmolen

polderwatering "tochtsioot. vaartpolk kuil, hol of nest v mn hazen en weidevogels

(slaapplaats) *potpollaar dicht beboste heuvelpolle (Frl) klein graslandperceel bij erf voor

jongvee en paarden, of laag weiland (pöle)poliert (Dr) dnnkkuü v vee *wijert. dobbe. pelpolmast (bosb) kluitdenpolsstok verrejager, varrejagel, fierijeppompe ondergrondse waterafvoer, duikerpompei waterkolkpompland drasland, moerasland @: plomp (moeras-

plant)

pompstuk stuk land met watergang die door eenpomp in verbinding staat met een polder

pompwater grondwater dat door een pomp naarboven is gebracht, ïtt put-, wel- of drangwater

pondemaat (Frl) oppervlaktemaat van 36.75 are*pounsmiet

pont (overzet)veer *zet. schouwpook 1 (ZHld) zandplaat; 2 (ZHld) bundel of bos

opgezet net *kraakpool asuiteinde of extremiteitpoollicht een zelden in Nld (mn i/d winter) waar-

neembaar nachtelijk hemelschijnsel *noorderlichtpoolsneeuw sneeuw die met in vlokken valt maar

in de vorm van fijne naaldjes of kleine zeshoe-kige plaatjes

poop populier *popeipoort / breed dal met relatief steile hellingen als

doorgang door een stuwwal [pas < poort]; 2handelsplaats of stad als verbinding met deoverige werelddelen *wijk @L: ponus

87

Page 90: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

poorter zware bundel rijshoutpoot / zware lange topstek bij griendhoutsorte-

rinc; 2 vruchtboom: J plantstek *peut. peuterpoppen opborrelenporiënvolume bodemvolume dat niet door korrels

wordt ingenomenporrie plantaardig afval v bollenkwekenjenporring ronding \ h oppervlak v klinkerbestratingportambacht rechtsgebied v/e stadporte ommuurde plaats (stad), zonder stadsrecht

of stadsvrijhetdportulaankaart oude kaart met kust- en routebe-

schrijving en kompasrichting, als voorloper v/dlatere zeekaarten

positie opstelling v/h geheel v militaire verdedi-gingswerken i/h terrein

positielicht navigatielichtpossemate (O-Nld) slecht ontwaterd land met

oorspronkelijk veel gagelbegroeiingpossessie landbezit, mn v overzeese koloniënpost / toezichtspunt voor bewaking: 2 stevige

plank als voetbrug over sloten "waterribbe, vlonder;j kleine kogel bij jagerij

postdistrict aparte regio met een centraal knoop-punt voor postverspreiding

postgraven (veend) het zwaarste veen graven,waarbij de uitgegraven grond op grote afstandtegen een hoogte moet worden opgekruld

postweg brede historische straatweg mede voorpostverkeer aangelegd

pot / leger v/e haas; 2 (bosb) benaming voorkunstmatige kuilen v/h overzanden van zaad i/hbos; 3 zeeboezem, zeearm: 4 kolk, plas ofkreekgat

potduiker noolput langs de straatkantpoten jong broedsel uitzetten (viskweek), in

jagerij wild half vastbinden in de hoop dat zezich los weten te werken en zich i/d nabijheidzullen blijven ophouden

poterne onderaardse gang door de hoofdwal v/emilitaire verdedigingswal *sluippoort

potklei (Gr) zware, zeer compacte donkerge-kleurde klei die bovenin het bodemprofiel vaakontkalkt is (voor >75% bestaande uit leem),afgezet in smeltwatermeren in diep uitgeschuur-de tunneldalen uit de ijstijd (Eistenen), somspakketten vormend van >1OO dikte

potpolder (VI) overlooppoider langs een groteregenrivier die bij zeer hoog water volloopt enzodoende een extra berging voor het rivierwatervormt [uiterwaard < potpolder]

potstal 1 schapemest met heideplaggen vermenstdat op de essen werd gebracht, na 1500 in ue-bruik geraakte wijze v bemesting op armezandgrond: 2 veestal in zandgebieden•^schaapskooi

pounsmiet (Frl) pondsmaatpraamgracht turfafvoervaartprakbos bos v zo"n 20-jarig eikehakhout dat

omgehakt zal worden waarna de grond zalworden omgespit

prakken helm en stro met een schop de grond indrukken voor het vastleggen v duinen tegenzandverstuiving

prater weideopzichter, boswachterpratten (tuinb/bosb) niet goed willen groeien

*kwijnen

prayeel siertuin *prieeiprayerie landouwpreg (bosb) korte (0.45 m) wügestekken voor

buitendijkse hakgriendenpreit weiland, weideprenk (NBr) ?prent (jag) wildspoor in weke grond of sneeuwprieel i lieflijk oord, paradijs; 2 aangelegde tuin,

bloementum *prayeel; 3 tuinhuisje of anderbouwsel als element v/e siertuin *weesje. koepel,foelge, gadereem, loofhut, lommerhuisje. luchthuisje

priel l (ZHld/Zld) kleine geutje die door hetafstromende ebwater op slikgronden gevormdwordt [priel < ebschaar] *spriel; 2 (Waddenzee)benaming voor vertakkingen v/d bevaarbaregeulen

priemen schemerenprik *talhout. sprokkelprikkeldraad gestekeld ijzerdraad *pumdraad.

pinnekensdraad

prinsdom deel v/e koninkrijkprise de plaats (rivier, duinpomp) waar een

dnnkwatermaatschappij haar water opneemtproduktiebos bosbouw waarbij bos is aangeplant

vrijwel uitsluitend voor houtproduktie, vaak alsmonocultuur, bv den (mijnhout), populier (pulp)

profetenblees paardevijg, paardetortprofiel de denkbeeldige doorsnede v/e terrein-

vormprojectiemethode "wafbeeldingsmethodepromenade wandelwegpronknaald gedenknaald *obeiiskproosdij plaats of gebied v/e proost, kapittel of

kanunnik verbonden a/e kathedrale of collegialekerk *klooster

prosput put waarin vüders hun afval werpen*afvalput

prots (bosb) zijn omgeving beheersende, slechtgevormde bomen die bij dunning wordt verwij-derd

provestgoed proosdij landprovincie l staatkundig onderdeel v/ rijk *gewest;

2 platteland, ïtt de (Rand)stad *streekprut modder, slikprutpolder kleine polder

88

Page 91: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

pseudo-asar dekzandrug die grote uiterlijkegelijkenis vertoont met een smeltwaterrug

pseudorizon valse horizonpuin 1 massa vergruisde steen *schorre; 2 graan-

stoppels na afmaaiïngpuinafglijding aardverschuivingpuinglooiïng versterking v/e dijkbeloop met

brokken puinpuinwaaier kegelvormige afzetting v/e stroom

(rivier of smeltwatervloed) waar deze in vlakkerterrein komt [puinwaaier < overslag < delta]

pulle, pulre moeraspulver stofaspummel vochtig hooi of stalmest dat gebruikt

werd ter verdichting v rijswerkenpunt 1 spits uitstekend gedeelte v/h vasteland of

eiland *oerd. nes. tong; 2 uitzichtpunt of afgespro-ken plaats; 3 afzondelijk samenstel v wiepen enrijslagen met turnen, voor afdekking v/h beloopa/d rivierzijde v kribben die samengesteld zijnuit baardwerk

puntdraad prikkeldraadpunten jagen op watervogels mn eenden, vanuit

een bootje (punter)puntgracht militaire barrière met taluds en onge-

lijke helling, en een in een punt toegegravenbodem

put 1 gegraven waterkom of vijver; 2 boorputvoor winning v delfstoffen; 3 uitgraving iha;veenput, bouwput *fbsse

pyriet gereduceerd bodemmineraal, FeS2 *koperpil

Q

quadrangulatie romeinse landindeling, veelal tbvex-militairen uitgezette rationele blokverkave-ling van 707x707 m of fracties daarvan, in Lbmogelijk nog het basisplan vormend voor dedorpsplanning *centuriatie

quakjeswater duinmeertje @: kwak (kleine reiger)quatrebras vierarmig verkeerspunt *kruispunt,

twisk;

quic levend vee, stuks veequicborn springbron, fonteinquicsant drijfzand *kwikzandquoteboek landboek, erfregister, kadaster

8 9

Page 92: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

R

raag uitsteeksel *aanstootraai achtervoegsel in een plaatsnaam verwijzend

naar gerooid bos 5-raay. -raij. -rade. -rode. -rathe; 2dijkvak; 3 scheidingslijn *raaiing; 4 peillijn v/dwaterdiepte loodrecht op de stroom; 5 riviertak,vertakking (E: ray)

raaiing radmgraaphof boomgaardraaphout sprokkelhoutraaproede lengtemaat v 16 voetraatakker prehistorische akker (5e eeuw v Chr

tot 2e eeuw n Chr) *netakker Wceltic fieldrabat / (bosb) door greppels gescheiden, smalle

lange verhoogd kweekbedden (voor betereontwatering); 2 verhoogde strook langs de randv/e tuin of langs een schutting (berm); 3 kant-strook langs de weg in afstekende kleur en vanander materiaal, langs het verharde wegdek; 4kaatsbaan: 5 sluitboom, slagboom; 6 sluisje*rabot

rabattenbos verhoogde kweekbos voor eikehak-hout *brauw. keelholt

rabbeling (Zaanstreek) versnipperd stukje land* Harde, lapje

rabbinaat ambtsgebied v/e rabbijn (een joodsesynagogische gemeente), bv Leiden behoort totnet Haagse rabbinaat

rabot keersluis i/e waterlooprachter rafterrade achtervoegsel bij een plaatsnaam, verwij-

zend naar gerooid bos *rode. rooiradiaire verkaveling straalsgewijze of waaiervor-

mige verkaveling, zoals rond een wierde aan tetreffen

rading grensscheiding, bv tussen een graafschapen bisdom (Holland-Utrecht) *raaiing

radstake (Gld) middeleeuwse rechtpaal a/d randv/e marke geplaatst ter afschrikking v slechtebedoelingen, vel galgeberg

rafeling warrige beweging i/h water op de plaatswaar stroming enige belemmering ondervindt,bv bij ondiepte of scheepswrak

raffel (ZHld) ondiepte tussen twee kribben langsde Hollandse [Jssel

rafter' balk, paal of ligger als slagboom "rechter.raehter

raillijn spoorlijnverbindingrak 1 (recht) gedeelte v e vaarwater (vaart, rivier

of zeestraat) of vaarwater tussen twee ondiep-ten, ïhb recht stuk v/e rivier tussen twee boch-

ten •ongemak; 2 strook grond langs water, meer-voud raken *oeverzoom; 3 (Frl) uitstrekking

rake(l) lange bomenrijram / lange paal als sluitboom; 2 waterhevel;

toestel waarin de druk die ontstaat bij het totstilstand brengen v/e bewegende waterkolomwordt benut om water onder druk te verplaat-sen, vooral geschikt om hogergelegen tuinen uiteen voorbij stromende beek v water te voorzien

rampaard (Z-Nld) schanswerk, veldschans ofwal

rand zoom v/e woudrandeffect het verschijnsel dat aan randen v

homogene gebieden een dichtere bezetting (bvmet dieren) optreedt. Dit effect gaat ook opvoor recreatiedruk

randgeerde omheining (randgaardinge)randgemeente gemeente waarvan het grondge-

bied grenst aan dat v/e grote stadrandmeer relatief klein meer dat in verbinding

staat met een grotere (Veluwse Randmeren)randwal wal v stuifzand die zich vormt i/d rand-

begroeiing die akkers tegen overstuiving be-schermd

randweg weggedeelte langs een bebouwde komwaar men kan inhalen

rangeerstation spoorweg-emplacement waarwagons kunnen worden hergegroepeerd •vor-mingsstation, wagenberg

ransel schade aan bomen doordat takken en stamdoor de wind tegen elkaar zwiepen

rantsoenbeweiding het laten weiden v vee op eenklem, afgeschoten deel v/e weiland waar het ineen paar dagen alles kaal vreet (en niet alleende lekkerste gewassen), vooral toegepast bijgeiten

rap afval v hout- of plantestengelsras grootschalige draaikolken in estuaria (Wester-

schelde) •wielingrastel vooruitspringend bastion vóór de bedekte

weg v/e vestingrastering hekwerk, omheiningratelaar espeboom *klaterpeppelratelscheur windbarst in mn eikehout die in de

richting v/h merg naar binnen looptrauw open grond zonder plantengroei *braakrauw veengrond niet veraarde, dun bezande

veengrondravelijn voorliggend onderdeel v/e vestingswerk,

i'd hoofdgracht gelegen *lunetravijn (Lb) holle weg v aanzienlijke breedte en

diepte [holle weg < ravijn]rebrousseren heuvelen v spoorwegenrechtsgebied juridisch territoriumrechtstand recht ieelte v'e lijn; weg of spoor-

lijn = rak

9 0

Page 93: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

recognitie betaling voor gebruik v/e zeker goeda/e ander, ïhb a d gemeenschap toebehorend;mn een bedrag dat door een erfpachter of op-stalier jaarlijks a/d eigenaar betaald wordt

recreatieterrein verpoosterreinrede / door de natuurlijke gesteldheid min of

meer beschutte ankerplaats voor schepen voorof op korte afstand v/d kust (buiten de haven ofdaar waar geen haven is) *hee. hede; 2 grens- ofrooilijn, maar ook een verhoogde zoom ofgracht, als grensscheiding *ree

redoute (vestingb) klein en eenvoudig vesting-werk zonder uitspringende hoeken, met aardenwal, al of niet voorzien v/e natte gracht •veld-schans

redox-koppel electro-potentiaalkoppel van anio-nen en kationen in de bodem of in wateren, alsmüieuparameter voor de mate van oplossing inoppervlakte- of grondwater. Direct waarneem-bare verschijnselen zijn gley, anaerobe/aerobevergisting, redox op slikgrond

reduit (vestingb) toevluchtsoord voor soldaten;vluchtschansje in een door de Staten v Hollandaangelegde verdegingslime •s'ronduite

ree 1 greppel als afwateringsslootje in ongedrai-neerd bouwland; 2 (Zld) grensslootje *doel 3mollegang; 4 opnjweg of wagenpad; 5 rede

reef 1 rimpeling v water (golfslag) uitlopend envervloeiend *reve; 2 groeve

reegenoot bezitter v/e aangrenzend landreegracht afvoersloot tussen vochtige akkerlan-

denreek uitgeput akkerland -driest «•'uitboerenreelopers zware jachthagel oa voor ganzejachtreen 1 hoge akkerrand als perceelsgrens [balk <

reen < tmnwall; 2 boszoom; 3 grenspaalreep smal langgerekt stuk grond *repel. rijp. zeereepreeposten kleine kogeltjes om reebokken te schie-

tenreet zesr smal straatje met één uitgang *slopreetuun versperring, afsluiting, een verdedigings-

werkree(uw)weg weg waarlangs een dode naar de

begraafplaats werd gebracht *lijkwegrefugehuis bepaald huis i/d stad als wijkplaats

v/e buiten de stad gelegen klooster of stichtingrefugium (biol) wijk- of rustplaats voor elders

voedsel zoekende dierenregen neerslag in vloeibare vorm die als druppels

uit de wolken valt, naar vormingswijze te on-derscheiden in: frontale regen, stijgmgsregen(onweer), bloedregen (roodgekleurd door algen,stof)- De druppelgrootte kan zeer verschillendzijn; van motregen tot plasregen *slegge. sarcwater

regenbeek beek die door sterke neerslag ontstaaten snel weer verdwijnt *rooy

regenboog half-cirkelvormige spectraalboog a/dhemel tegenover de zon als de lichtstralen opregendruppels schijnen (breking en terugkaat-sing), de kleuren zijn afhankelijk v/d grootteder druppels

regenbui schoerregendag (meteor) in statistieken opgenomen als

de hoeveelheid >0,5 mm per dagregenfactor de hoeveelheid neerslag die op de

grond valt in mm, gedeeld door de temperatuurin °C

reget een door aanwas of aanslibbing verkregenterrein

regiem (hydraul) aard v stroming v/e rivier; sub-of super-kritisch

regio 1 streek, landschap, gewest (regioen); 2levens- of verspreidingsgebied v dieren ofplanten *district

regressie (geol) grootschalig terugwijken v/dkust, relatieve zeespiegeldaling, tgv transgressie[afdeizing < regressie]

rei 1 waterloop, stadsgracht, afwatenngssloot,greppel; 2 plas water op de grond; j grens ofrooilijn; 4 hooi

reihout takkebosrein 1 verhoogde zoom als grens of berm, of met

gras begroeide akkergrens (reinhaag); 2 regen; 3drinkwater (bij leidingmaatschappij); water datgeheel v organische verontreiniging is ontdaanzodat er geen microben meer inzweven

reingenoot bezitter v/e aangrenzend stuk land'reegenoot

reipel repelreis 1 stromen v water @G: risan; 2 trektocht *fooy-

e; 3 vlak, met de grond gelijkreistijd duur v/e te overbruggen afstand *daggaans,

dagvarens

reit collectief aan waterplanten *ruit, rutrek i (bosb) een houtsortering *sliet, rekhout; 2

lange strook, afstandrel loopgat, hol of gangreliëf (geomorf) hoogteverschillen i/h landschap

en de steüheid, vorm en richting v hellingenreligioen kloosterremel vaste wal *rimmel. monderemise bosje kreupelhout als rustplaats en be-

scherming voor wildremmingspaal beschermende, geschoorde paal

voor landhoofd of sluis tegen aanvaringen *hane-poot ^schampsteen

remous turbulentie, het optreden v snel wisselen-de stijgingen en dalingen i/e instabiele luchtlaagwaardoor een vliegtuig stoten of schokkenOndergaat [remous < luchtzak]

9 1

Page 94: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

renneboom sluit- of slagboom, vooral ter afslui-ting V/e Stad *gaar. barrier, hamei. peerboom, veken,ringboom

rens wilgebomenrentambt gebied waarover een rentmeester het

beheer voert (bv rentambt NO-Polder)renvooi legenda als kanttekening bij oude kadas-

terplansrepas 1 engte, pas; 2 plaats waar men een water

moet oversteken *passagerepel lange evenwijdig lopende percelen waarbij

de lengte >2,5x de breedte is *reipelreservaat gebied waarop v overheidswege beslag

is gelegd om de flora en fauna i/d natuurlijkestaat te handhaven

reservoir waterspaarbekkenressort rechts- of ambtsgebiedrestheuvel (Z-Lb) uitgeprepareerd deel v/e

(schier)vlakte *getuigebergrestveen na vervening op de grond achtergeble-

ven, meestal dunne veenlaagretraite toevluchtsoord, wijkplaatsretranchement (vestingb) uitgegraven schans i'h

open veld of een tweede wal waarop men zichterugtrekt als de eerste verloren is (in Zws-Vlaangelegd in 1604 tegen de Spanjaarden) •veld-schans

reute rooiplaats voor hennep wvlasveldreuzengraf «"hunebedreve strook, streep land *ribberevêtement lage bekledingsmuur v/e aarden wal.

om wegzakken te voorkomenrevier gebied, terrein of district waar gejaagd

wordt of dat doorzocht wordtreye / gracht, waterloop; 2 (VI) stadsgrachtrib 1 smalle strook land met een bodemkundig

ongestoord profiel als smalle veenakker tussentwee veenplassen [ribbe < krocht] *ril. tegakker.haech. riem. zetwal = straag; 2 Smalle Strook landi/d kleigronden v steenfabrieken a/d HollandseLJssel, bij het uitgraven tussen dijk en vaargeulgespaard om ondermeer dienst te doen alsslijkvanger; 3 smalle bank in zee *nf; 4 smalleertspijler die als voorlopig steunlichaam bijmijnbouw is blijven staan

ribbeling rimpel op bv een stuifzandvlakterichel 1 smalle dumstrook; 2 smalle bank in zeerichting reiatzeve uitstrekkende aanduiding bv

windrichting (zonnereferentie) of kompasrich-ting (magnetische veldreferentie)

richtpaal gerechtspaal als grenspaalrichtpuntshoogte (bosb) hoogte boven de grond

v/e punt v/d stam waar de dikte de helft be-draagt van die v h grondvlak (i d praktikmeestal op borsthoogte, 1.30 m. boven de arond

riddergoed heerlijk goed dat a/e ridder of edel-man toebehoort

ridderhofstad (Utr) Stichtse naam voor eennddergoed; havezathe met recht op vertegen-woordiging in de Staten van Utrecht *kemenade,havezathe. heersnhof. sadelhofstad

rideau militaire linie v dekkende voorwerpen(zoals heggen) die de opstelling voor de vijandverbergt

ridse nvierkrib die meestal alleen bestaat uitenkele rijen palen met wat poothout *ridse, ridsin-ge. rits

ridsinge ridseriege (Gr) rij, bv een huizenblok of kaderiem l lange smalle strook getripte veenstof zo

breed als een turf dik is; 2 strook grond diedoor de ploeg wordt omgewerkt *veenakker

rien (Frl) waterstroom *mn, rijnriep kant v/d staat *riepe, trottoirrierland (Frl) oppervlaktemaat voor vaarslandrieswaring (Ov) denriet 1 (Gr) gegraven afwateringssloot, soms

doorgetrokken tot i/d kwelder *ri.jt @G: ridha 'beek.waterloop'; 2 waterplant *roos. roor, roer. heen

rietbeek rozeprietdijk oude zeedijk-constructie langs de zuide-

lijke Zuiderzee waarbij voor de verdediging v/hbeloop rietmatten gebruikt werden

riete (Twente) bovenstuk v/e erosiedal, uitgesle-pen in stuwwal met relatief steile randen, aldan-ruet met een watertje (rietebeek), stroomaf-waarts overgaande i/e houtwalbeek

rietgorzen de met net begroeide uiterwaardenlangs de benedenrivieren

rietpark omturnde plaats a/d oever om vis tevangen en te bewaren *weer, visput

rietpoot een langs een duinvoet of i/h duinbeloopingegraven dubbelgevouwen wis dekriet alsdumverdedlgmg *stropoot @G: hriad 'riet'

rietscherm een van droog riet vervaardigdscherm, ca 1 m hoog om duinverstuiving tegente gaan en aanstuiving te bevorderen «rits

rietschol losdnjvend stuk rietland *zodderietschoot (NHld) rand v riet die de oevers tegen

de aandrang v/h water beschermdrietspreiïng laag riet ter bescherming v/e dijk

>»bekleding

rietveen het meest voedselrijk (eutroof) soort

veen *laai>landveenrietzodde / soort v drijvend eilandje bestaande

uit in elkaar gegroeide waterplanten *kragge.zudde ra-zodde; 2 strook net om land *kraag

rif steil omhoogrijzende ondiepte in zee, meestallang en smal (aldanruet met begroeiina); inNederlandse wateren synoniem met steenbank

rige (Frl) rij- of streekdorp

92

Page 95: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

riggeling (bosb) heinhoutrijen (bosb) dié scheuten v eikehakhout uithakken

die met geschild zullen worden i/d winter voorhet vellen

rijk / (Nijmegen) stadsgewest bv Rijk v Nijme-gen; 2 gebied waarover zich de heerschappij v/evorst uitstrekt

rijksweg weg die na 1811 d o e het Rijk is aange-legd, beheerd en onderhouden; vooral in NBrbrede, meestal op de kerktorens gerichte wegenmet forse boombeplanting

rijm «s"rijprijn waterstroom *run. rien @K: reinos 'stroom'rijp 1 witte aanslag v ijskristallen aan vaste voor-

werpen als gras en boomtakken (aangevrorendauw) *rij; 2 strook land langs een waterkant*reep. oever

rijping fysische en chemische bodemvormendeprocessen die nieuwe gronden structuur geven

rijs 1 watertak @G.- rise; 2 toponiem voor laaggroeiend kreupelbos

rijsbed beslag v rijshouttenen dat men in slappeondergrond of onder een weg of dijk aanlegttegen verzakking

rijsberm versterking v paalwerk en tenen a/dvoet v/e dijk

rijsbos bosje v laagstammig geboomte, takkebos*rijsbussel. twilhout

rijsbussel gebonden rijsbosrijswaard langs de benedenrivieren gelegen

buitendijkse grond, met griend begroeid (vaakwilgen en elzen) *twijgwaard

rijt / (Gr/Frl) uitwatermg v/e stroom of kanaal inzee een ook de daarbij gevormde geul in buiten-dijkse gronden; ook wel een gegraven sloot; 2(NBr) eerste beekbron uit een del ofwel eennatuurlijk, langgerekt komachtig (nat) gebied,liggende tussen zandruggen, op de flank v/ewaterscheiding *stroet

rijveling afval v stro na dorsenrijzel dunne tak of twijgrik smalle strook of padrikkepaal paal v afrastering *rikkingspaairikking (Ov.Gld) afrastering, omheiningril 1 natuurlijke waterloop of wetering, mn in

kwelgebieden *rei; 2 erosiegeultje *groef, vore; 3mollent, loopgraaf; 4 strook grond langs ver-veend land, ruggetje *ribbe

rimmel (NBr/Lb) vaste wal bij hoogveen-afgra-vmg *remel

rimpeling lichte golving v/h wateroppervlak *kattepootjerinde eikeschors *bast, runring / rechtsgebied, ook v/e waterschap *dijkring;

2 groeiknng in hout; 1 ontschorsmg om een-boom te laten afsterven

ringboom sluitboom. draaiboom

ringdijk 1 (Gr) dobbe; 2 ommedijkringdobbe (Frl) drenkpoel voor vee op buiten-

dijkse (ZOUte) grond *hollestelleringelmuur verticaal en horiontaal golvende

muurlijn rondom landhuistuinen *siangemuurringkade geheel gesloten kade waarmee een stuk

uiterwaard tegen normale hoge waterstandwordt beschermd zonder gebruikmaking v/enevenliggende dijk of kade

ringmuur defensieve sta'dsommuring [stichel <stadsmuur]

ringsloot sloot langs de buitenomtrek v/e droog-makerij, in gemeenschap met polder- en boe-zemwater; ook als brede sloot voor scheepvaart(ringvaart), vgl neksloot

ringwal 1 ringvormige omwalling v/e (natuurlij-ke) depressie en vaak ontstaan door reliëfmver-sie (differentiële klink); 2 kunstmatig opgewor-pen wal rond als veekraal

ringweg omleidingsweg rond de bebouwde kom•ceintuurbaan, katse, kets

rinne waterloop, kanaalriolen (bosb) de grond diep omspitten waarbij de

bovenste grondlaag onder komt te liggen^bosbouwkundige ingrepen

riool 1 droge greppel, akkervore; 2 ondergrondsafvoerstelsel voor hemel- en afvalwater in hetStedelijk gebied *gortiere. gorgoen

ripe (Frl) oeverkantrisch 1 aardkluit, graszode; 2 schraal, mager, dorrit loopgraaf v/e mol *relrits 1 merk op bomen die geveld zullen worden; 2

kleine krib i/e rivier van rijshout Tidse; jscherm v rijshout voor aanstuiving en tegenverstuiving; 4 een evenwijdig a/d kust liggenderug of bank v schelpen en zand; 5 gleuf, spleet[rits < groeve]

rivier brede natuurlijke waterloop die de afwate-ring v/e stroomgebied verzorgt (de oppervlakki-ge afvoer v/d neerslag bedraagt gemiddeld zo'n30%). In het laagland v Nld kan onderscheidworden gemaakt tussen de benedenrivier (metgetijde-invloed) en de bovenrivier (zondergetijde-invloed) [beek < rivier] "stroom

rivier-afzettingen het door de stroom meegevoer-de vaste materiaal dat zowel in horizontale alsin verticale richting een sterke afwisseling kentv grind-, zand- en leembanken en -lenzen.Intern kennen de pakketten een vaak wisselendegelaagdheid van goed afgeronde keien en kor-rels •fluviatiel

rivierarm nevengeul v/e stroom, zowel passievedoodloper (hank. strang. buitenkil, kreek) als aktievenevengeul (sprugtel. tak. sprang, (molen)streng)

rivierbOS *galerijbos. ooibos

9 3

Page 96: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

rivierduin de door verstuiven v zand ontstaneverhoging v h (hoogwaterbed)terrein, thans vaakals droog grasland in gebruik =» donk

riviere oeverstreek, land langs een rivierriviereiland *waard. weerd, werder. zwamprivierenlandschap huidige (uiterwaard) danwei

oude omgeving direct langs de rivier gelegenmet strootngordel-afzettingen, en met het min-der of meer natuurlijk reliëf van stroomgeul,dijk, strang, griend, wiel, ontgronding, stroom-rug, oeverwal en kom

rivieringrepen maatregelen ter regulatie van dewaterafvoer en de vorm van het bed: bedijking,kanalisatie, normalisatie, mondverlegging

rivierklei zware kalkrijke klei dat uit zeer rustigstromend of stilstaande rivierwater (kom ofuiterwaard) is neergeslagen, vgl laklaag (extre-miteit)

riviermonding uitloop v/e rivier in een water metandere stromingscondities *aber. gamb, gent. geurtdelta, estuarium *S"schootwater

rivieroevergrond buitendijks gelegen grond datperiodiek overstroomd raakt; als onbegroeid(aanwas), met hout begroeid (rijswaard) of metgras bewassen (uiterwaard) •zomerland. konings-stroom

rivierschuim op de rivier drijvend of langs deoevers gevormd en/of afgezet schuim *kopschuim(getij), zijkschuim (vloed), moffestront (oeverslag)

riviersplitsing vork. tgv gent *straamprivierterras (Lb) een door de rivier verlaten en

vervolgens versneden dalbodemriviervlakte gebied waarbinnen de rivier haar

invloed heeft doen gelden, hetzij i/h verleden(sedimenten), hetzij nog tot op heden (water-standsinvloed) [beekdal < riviervlakte]

riviervloed periodieke of a-periodieke water-standsverhoging door bovenstroomse aanvoer,of getijde-invloed *waterwals, bore. mascarat

rivierzand meestal relatief grof en hoekig sedi-ment, in Nld veel gewonnen uit de Waal engeschikt voor betonwerk

rode achten oegsel bij een plaatsnaam verwijzendnaar gerooid bos, bebouwbaar gemaakt land 5 -rade. -rathe. -raay. -rooi. rode *5°bosnaam

rodolm / (O-Nld) roodgekleurd ijzerhoudend slibop een waterbodem; 2 ijzerverrijking idvvconcreties of zelfs platen i/d bodem (gleyver-schijnsel), zachtere vorm dan een oerbank*rodoorn

rodolmwater ijzernjk waterrodoorn (Gr) eigenlijk roodoer-kleigrond door

Fe,Ov arm aan kalk maar rijk aan humus(vooral langs de Dollard aan te treffen) *knip-srond. knikarond

roede 1 lengtemaat van 3,86 m; 2 oppervlaktemaatvan 15 a 16 m2, ofwel 14.15 nr (Staringlijst)

roeibaan wedstrijdwater voor roeibotenroeke (VI) veldwachterroepen (mijnb) het op onoordeelkundige wijze

wegnemen v kolen op een plaats waar dat nietmag

roer riet of onkruid (roerkruid) in waterenroeren door vergraving grond uit zijn natuurlijk

verband nikken (profiel-verstoring)roest nachtleger v vliegend wildroestvlek in de bodem een aanduiding voor een

oxiderend milieu waarin Fe2O3 aanwezig is(bruine en oranje vlekken) «'gley

roet i (Gld) onkruid, ruit; 2 rookaanslag *soetrolkei door water afgeslepen rivierkei, als bed-

dinglast meegevoerd *rolsteenroller zware brandingsgolf *breker, schoffelrolling tuimelende beweging v water *deiningrolpaal draaipaal in de binnenbochten v kanalen

of op havenhoofden waarlangs de treklijn vschuiten gaan kan *jaagpaal. rollepaal

rolsteen afgerond Steen [rolsteen < kattebol] •wouter-blok "3°rolkei

romerveld ruimte, de uitgestrekte gronden @G:rüma

romp stuk schors, ihb een buisvormig stuk popu-lierschors dat in vruchtbomen wordt gehangenom daarmee vogels te vangen

rompvlakte (Z-Lb) een tot schiervlakte geredu-ceerd voormalig gebergtemassief

rondeel halfronde vestingstorenronduit «s*reduitrondweg omleidingsweg rond de bebouwde kom

*ringweg. ceintuurbaan, katse. kets. gordelweg

roodwïld (jag) benaming voor reeën en hertenroofbouw bebouwing v grond waarbij men niet

voldoende afwisselt of bemest zodat de grondarmer, schraler wordt «'uitboeren

roofland (Zaanstreek) zeer smal land, ookwelaangeduid als garenstreng

rooi l grenslijn Taai. doel. ree; 2 rechte lijn ofjuiste richting v beweging

rooilijn richtlijn waarin gebouwen v/e straatworden geplaatst en die de grens aangeeft metde openbare weg. Ook als richtlijn voor hetaanbrengen van beplanting

rook / grote hooistapel; 2 rookgas +smook. soet,damp. blaak. kuil. domp, walm

rookgas de bij verbranding vrijgekomen gasvor-mige verbindingen, van nature vnl CO/CO2 enNOK. en uit de chemie mengsels van Cl enPAK's «s-gas

roor netroos net

94

Page 97: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

rooster wild- of veedrempel bij natuurpark of bijdijkvak "valbedde

root het staande water waarin vlas ligt te roten*ruit

rooy droge bedding v/e regenbeek *regenbeekrosier rozengaarderot deel v/e dorp of buurschap dat onder een

rotmeester stondrote wegroth (NBr/Lb) wijk. buurt of gehucht ter plaatse

V gerooid bos ""buurtschaprotkuil kuil waarin men vlas rootrotonde rond verkeerspleinrots 1 aardgesteente *veis. vlintroke; 2 hoop opeen-

gestapelde steenblokken, rotspartij *boptse, klip.falise. steenroke. sark

rotte kleine opening in keersluis, door een tol-deur gesloten

rotten / (klei rotten) gedolven kleislib een jaarlaten liggen opdat de zich daarin bevindendeplantevezels zullen vergaan «s'toemaak; 2 latenontbinden v organische stof (vezels) *roten.afvertigen. afvorten

rottingsslik sapropeel (onderwater), boomaarde(bovenwater)

rouwe (Lb) smal watertje, gangetje, slootjerozengaarde (lit) kerkhof Tosierrozep netbeekruden (Gr) schoonmaken v met onkruid en wa-

terplanten dichtgegroeide slotenruderaal milieu dat sterk beïnvloed is door de

mens. en een overmaat aan voedingsstoffenbezit zonder aan de agrarische produktie dienst-baar te zijn (bv spoorbaan, puinhoop, sterkbereden wegberm, recreatieterrein)

rug l lange smalle hoogte i/h land, i/d regeltussen 1.5 en 5 m hoog. soms opgehoogd; 2strook land dat zich boven water verheft; j(meteor) gebied met betrekkelijk hoge luchtdruk

rugt onkruid, ruigterui grachtruige rijp witte, luchtige lagen, samengesteld uit

op rijp gelijkende kristallen die zich bij onder-koelde mist of nevel vooral op verticale opper-vlakken afzet

ruigoord wildernisruigte gewas, hetzij kreupelhout of onkruid, net,

biezen ed, al wat in sloten groeit *pels. rut. runruilverkaveling vorm v landinrichting (met na-

druk op agrarische belangen), bevattende alleveranderingen die aangebracht zijn i/d water-huishouding, het wegenpatroon en het versprei-de grondeigendom v/d verschillende eigenaren"landinrichting

ruimen het omlopen v/d wind v/h w naar het N,veelal nadat een depressie is langsgetrokken

ruimrecht het recht om bij het schoonmaken v/ewater het vuil op een aangrenzend erf te werpen

ruimte het open veld *romerveldruimtelijke ordening het ontwikkelingsbeleid van

de rijksoverheid aangaande het landelijk gebied,dmv nota's (rijksniveau), streek- en structuur-plannen (provinciaal) en bestemmingsplannen(gemeentelijk)

ruïne overblijfsel v/e verwoest of door de ouder-dom vervallen gebouw

ru i t ; sloot waarin men hennep te roten legt; 2uitgetrokken onkruid v akkers en heggen; 3onkruid dat aan slootkanten of i/h water groeit*rut, pels

ruiterpad mulle zandweg voor paardesportersrukwind windvlaag *buis, zengrul 1 droog en onsamenhangend mul zand; 2

(NBr) kleine waterloop *ril @N: rullen 'snel voortbe-wegen'

rulijs oneffen, hobbelig ijsrun 1 klein natuurlijk watertje [run < aa] *loopje,

runde; 2 fijngemalen eikeschors voor looien,strooisel, broei- of bemestingsmiddel *rinde

rune smal dalletje [rune < vaal]runturf in de vorm van turf geperste uitgeloogde

run als brandstofruraal landelijkrusch 1 samengroeisel v bies *graszode, heidezode

(plag), kluit; 2 (Zaanstreek) rietzoderustgebied stiltegebied voor broedvogelsrustplaats 1 pleisterplaats; 2 slaapplaats of nacht-

verblijf van wild *leger. polk; i grafplaatsrut onkruid, ruigte mn a/d waterkantruwaard 1 ruigte als specie voor het dempen v

sloten en verstevigen v dijken; 2 zwaar beslag-werk v njshout om een uitstekende hoek v/edijk tegen stroom en ijs te beschermen«"bekleding

ruwaardschap ambtsgebied v/e landvoogdryl (Frl) brede greppel *ril

9 5

Page 98: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

saad rietkraag aan de lange zijde v/e eendenkooi""sating

saap heidevlakte, heideveld *sapesaddijk (WFrl) kuil of delle i/e stuk land. ont-

staan door het uitgraven v aarde voor de ernaastgelegen dijk

sade graszodesadelhofstad woning v/e land- of leenheer, hof v

edelen *heerenhof. saelhof. zolenweert. vroonhof. aansale

saelhof sadelhofstadsale kerk, tempel, godshuissam (O-Nld) klam, vochtigsandinge zanderij, zandgroevesandr waaiervormig dek van bodemmatenaal dat

i/h voorterrein v/h landijs afgezet door smeltwa-terstromen; fluvioglaciale spoelzandwaaier*fluvioglaciale mantel

sanouwer (Frl) oeverwalsape (NHld) schrale grond *saapsaphout lijsterbes en wegedoornsappe onderaardse gang naar een vesting •loop-

graaf

sarcwater regenwatersark rotsmijn, steengroevesarksteen rotsblok, zerk voor graftombesas l (Zld/NBr) sluiskolk of wiel; 2 schutsluis

*verlaat

sate grondslag of staal v/e dijksatellietstad een i/d nabijheid v/e grote stad

gelegen of geprojecteerde plaats die het bevol-kingsoverschot moet opvangen

sating saadschaag 1 bos dat men bij het rooien v/e groot

woud heeft laten staan; 2 dicht struikgewas,kreupelhout @OE: scaega

schaal / aanloophaven; 2 verhoudingsmaat i/dkartografie: kleinschalig (gegeneraliseerd) ofgrootschalig (gedetailleerd)

schaapherder veehoeder *sehaper. scheper, stdlenaarschaapskooi veestal waarin geen grup aanwezig

is en waarin de zich ophopende mest gedurendeheel de stalpenode niet wordt verwijderd *pot-stal. bo. schapenboet. schapeschot, schaapsschuur

schaapstal plaats waar grond werd gehaald voordijkbouw *dijkput

schaar 1 aandeel ï d gemeenschappelijke weide,de meent *waardeel, schar; 2 eenheid waarin hetaantal stuks vee berekend wordt dat men op demeent mag laten grazen; een koe rekent mengewoonlijk op 1 schaar, een vaars op 3 4 enpink op 1 '2 schaar: 3 gewas, opbrengst v d

oogst; 4 hoge steile kustlijn, steil afgebrokenwal, oeverzoom hoog v/d zee 'schoor, schor; 5getijdegeul, combinatie v eb- en vloedgeul,diepe geul in vaarwater

SChaarboS kreupelbos *hakhout. schalmbos. blekbosschaardijk dijk die onmiddelijk a/e rivier ligt en

niet door uiterwaarden daarvan gescheiden is*waterdijk

schaaroever hoge steile over die o/d aanval v/estroom ligt en meestal inschaart als hij nietkunstmatig versterkt is

SChaafV.eide *markeweide. meentschacht 1 mijnkoker; 2 inhoudsmaat v grondver-

zet *schaft. schoffschachtbouw duurste vorm v mijnbouw dmv

verticale tunnels, vgl dagbouw en tunnelbouwschad weerspiegeling i/h water of het ijsschadde zode v veenachtige heidegrond die ge-

droogd als brandstof gebruikt wordtschaduwhout collectieve benaming voor bomen

die i/d schaduw nog goed groeien, als den enbeuk

schaduw *lommer. scheemschaft lengte- en oppervlaktemaat (vierkante

roede bij één spit diepte) = 1/12 m3 *schacht.schoff

schafter uitholling, kuilschal galmklankschalm / ontschorste en gemerkte plek op een

boom die verkocht zal worden; 2 kavelbomendie te koop zijn

schalmbos «s'schaarbosschalter het met-doorlatend veenmosbank, uit een

groot aantal horizontale laagjes bestaand enmeestal 10 tot 20 cm onder het maaiveld. Metkleidek geeft schalter na mdroging sterke scheu-ring waarin weer kleivulsel kan raken en op-nieuw aanleiding voor uitzetting kan zorgen.Het proces leidt tot een bulteng maaiveld *spalter

scham ; eilandje i/e ven; 2 kale plek op eenbegroeid stuk land

schamel (O-Nld) een door uitgegraven aardegevormde berm *schemei

schamppaal paal die de hoek v/e gebouw, brug-leuning of poort tegen aanrijden beschermenmoet, Vgl ljsbok = remmingspaal

schandpaal een op een voetstuk opgerichte paalof zuil waaraan een wetsovertreder van lichtevergrijpen van overheidswege werd gekluisterden tentoongesteld (afgeschaft in 1854) *kaak. kruis.geselpaal, pille. meere, stoepe, staak

schans / een i/h veld opgeworpen vestingswerkmet bastionvormen *skans, schildweer. bedelf«sveldschans; 2 stadswal; 3 takkebos

schansbos takkenbos

96

Page 99: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

schapedrift grond waarover een kudde schapensedreven wordt, ook kudde schapen zelf

schapekamp *ies. cesschapenboet (Texel) schaapskooischapenwal (Wieringen) «s-tuinwalschaper schaapsherderschar i oever of strand = schor; 2 (Frl) aandeel

i/d gemene weidegrond *mienskar; 3 oppervlakte-maat

scharde stuk heidegrond dat gebrand wordtscharn (Frl) mest en drek. vooral v koeien en

paarden *skarne. skernescharrel voedselzoek *akeren. asen. hisenschat (Gr/Dr) oppervlaktemaat, koren-landmaatschatgoed tijnsplichtig landscheg landtongscheelte schuintescheem ; schaduw, lommer; 2 spiegelbeeld,

weerspiegelingSCheepsboUWplaatS *werf. helling, dok (reparatie).

cofferdamscheepskerkhof gevaarlijk vaarwater met vele

scheepswrakkenscheevoor (NBr) scheidslirue tussen twee stukken

land *reenvoorscheid grens, afscheidingscheidboom grensboom *scheiboomscheide tweesprong, splitsingscheidingskrib pier dat een gedeelte v/h water i/e

andere richting leidt, mn twee rivierarmenscheidt

scheidpaal grensmarkerende paal *limietpaal"^grenspaal

scheisloot sloot ter afscheiding v percelen (pol-dersloot) *aardgracht. rei

scheld ondiep water, ondiepe plaatsschelf / met biezen begroeide hoogte; 2 zorgvul-

dig opgestapelde hoop hooi, stro, ongedorstgraan, vlas, of net bestemd om geruime tijd teblijven staan

schelgat gat a/d buitenzijde v/e zeedijk, doorafslag ontstaan *sleetboord, grondgat

Schelling scheiding *scheiing. schenk, schieschelpaarde kalkmengsel als bemestingsstofschelpbranderij kalkovenschelpzandkegeltje veelal op strandvlakten zicht-

bare zandtorentjes met een schelp als bescher-mend dekstuk tegen regendruppels [schelpzandke-geltje < aardpiramidel *aardpijler

schelvering (ZHld) wal die verstuiving v/h duintegenhoudt, tgv stuifdam

schelvisweer stil, mistig najaars- of winterweerschemel spook, geestverschijning ^bijgeloofschemering halfdonker, zonlicht dat door de

dampknnglagen boven ons naar de aarde terug-gekaatst wordt wanneer de zon reeds onder of

nog onder de kruin is; de sterrenkundige sche-mering duurt tot de zon 16' beneden de kim isgedaald *iime. priemen, tweelicht. valavond, uilevlucht

schene (Frl) afsluitingschenkeldijk dwarsdijk tussen twee andere *schin-

keidijk

schep plaats waar men water schept, waterstoepschepel oppervlaktemaat, zoveel land als men

met een schepel kan zaaien, =1/8 ha of 0.1065ha (Staringlijst)

Schepenbankgebied schependom *schepenie. am-bachtsvierschaar

schependom rechtsgebied v schepenen, stedelijkeoverheidspersonen

scheper schaapherderschephoofd krib a/h einde v/e separatie waarmee

men de waterverdeling over beide nviertakkenbeïnvloeden kan

schepperij (Gr) waterschap [zijlrecht < schepperij <zijlvest]

schepsteen met netten uit zee opgeschepte barn-steen, door het nagenoeg gelijke s.g. van barn-steen en water drijft schepsteen op zoutwatermaar zinkt in zoetwater

schering vaste afscheiding tussen percelen, bveen hek, schutting, touw, draad

schermbos bos dat niet i/d eerste plaats bestemdis voor houtproduktie maar voor wmdschut,tegen inkijk *sehutbos. schutbert

schermkap (bosb) beheersvorm waarbij ter ver-jonging v/h bos en ter bescherming v/d dunneverjonging e«n deel v/d bomen, regelmatig overhet terrein verdeeld, niet gekapt wordt (scherm-stand)

scheukpaal weidepaal waaraan dieren zich kun-nen wrijven *schurk, kaak

scheur / aardspleet, barst [keen < kloof]; 2 slop,nauw straatje

scheurke (NBr) kleine brugscheurland het voor de eerste maal tot bouwland

omgeploegde weilandscheversteen stuk steen, steengruisschicht lichtstraal v bliksem of zonSChie scheiding @OE: scir 'grens'schier schrale grond, grijs of wit blinkend of vrij

v onkruidschiereiland vrijwel geheel omstroomd landdeel

a/h continent *landpuntschiervlakte (Z-Lb) terrein waar de hoogtever-

schillen agv denudatie klein werden of bleven*rompvlakte

schierzand fijne grijze zandlaag onder heideveen*bleckzand. loodzand

schietboom sluitboom, havenboom *staver. spakeSChietkllil *schuttersputje. mansgat

9 7

Page 100: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

schietlaag de eerste laag rijswerk die bij hetmaken v/e baardwerk i d rivier wordt geschoten

schietplank schutplank. vloedplankschijngestalte de diverse gestalten waaronder de

maan zichtbaar is bij zijn omwenteling om deaarde (oude en nieuwe maan, kwartieren)

schijnsel verzamelnaam voor optisch waarneem-bare, lichtgevende processen *zeevonk. weerlicht.blik, ijsblink. zebra-e t't'ekt. zodiakaallicht. zonneharp. zuil.heilichten. glorie, waterlucht, halo. stalkaars, nachtwolken.paarlemoerwolken, opdoeming, pseudorizon. dwaallicht,vlenkinge

schijtput beerputschildmeer ondiepe waterplas *lieskemeer. schelf-

meer, scheldschildweer verschansing, versterkt puntschinde boombast, schorsschinkeldijk (NHld) dwarsdijk «rschenkeldijkschipbrekinge gevaarlijke plaats in zee (schipbro-

kigheid)schiplede vaartschippersherberg boerderij langs een rivier waar

schippers overnachtten, meer specifiek alsoverslagplaats

schit koeiedrekschob overdekte open plaats bij een boerderij

*wagenhuis

schoer / sloot v ca 7 voet breed: 2 (Gld) on-weersbui, regenbui of windvlaag *schuur

schof drijvende wolkenmassa *buischoff oude inhoudsmaat voor grondverzet

*schacht

schoffel een over een andere heen schuivendegolf •roller

schokke (NHld) brandstof v net met koemest,opgeworpen in een vierkante hoop, soms ge-bruikt als ophoging, vgl belte *pluis

schol 1 (Ov) van zandgrond afgestoken dunneheidezode, dat soms als gierspons dienst deedom tijdelijk potstalmest op te slaan; 2 drijvendstuk platijs; j grote platte aardkluit; 4 een doorverschuiving begrensd gedeelte v/d aardkorst; 5ondiep

scholtambt (Ov) oud rechtsgebied [mark < schoi-tambt < drostambi]

scholteboer boer die op zijn eigen hofstedewoont, voorname boer met veel invloed, vroe-ger het schoutsrecht uitoefenend

scholtegoed (Achterhoek) landgoed v/e heer ofklooster, door de scholten beheerd en bewerktdoor horigen *hove

schol veen «*• hoog veenschoor 1 aangewassen grond *schor; 2 steunbalk of

paal; 3 kleine houten brug *opstap; 4 (NBr)oeverland langs kleine riviertjes @G. skaurna'drassig oeverland'

schoordijk wschaardijk

schoorkuil (Dr) gedeelte v/h veen dat men bij hetuitgraven laat staan tegen inzakken *veenbanket

schoorwal l dijk zonder voorland; 2 een doorwaterstroming en golfslag v/d zee ontstanezandbank min of meer evenwijdig a/d kust,dikwijls v vooruitspringende punten a/d kust eenaanvang nemende en bij verdere ontwikkelingeen lagune of haf kan afsnijden v/d zee [haakwal< schoorwal < strandwal] *landtong, lido

schoot 1 beboste hoek zandgrond uitspringend inmoerassig terrein; 2 afhelling; 3 zeeboezem

schootsveld uitgestrektheid die een vuurmond kanbereiken, in het speciaal bij een verdedigingsli-nie als de Hollandse waterlinie een gebied meteen opbouw-verbod volgens de Kringenwet(raseren v/h terrein)

schootwater zoet water in zee, rivierwater dat inzee stroomt

schop (O-Nld) wagenschuurschor l (ZHld/Zld) aangewassen en begroeid

buitendijkse grond *gors, kwelder; 2 onder waterlangzaam afglooiend en daardoor een moeilijkte benaderende kust vormend

schorgrond uit het schor gestoken kleigrond, mnbegroeide teerlingen van 16 a 20 cm zijden, uitde bovenste laag v/e rijpe schor gestoken •schor-kloeten

schorkloet schorgrondschorre afgehakt en afgebroken stuk steen, puinschorzode graszode v uiterwaard of schor *vletzo-

de

schot 1 uitgebaggerde specie; 2 grond-, dijk- ofwaterschapsbelasting; 3 afgeperkte ruimte alsonderdak voor varkens en schapen, iha plaatswaar zwervend vee geborgen werd *kraal, beers.koebocht

schotsluis inudatiesluis voorzien v/e schotbalkke-ring

schots plat stuk drijvend ijs *scholschotwal wal v aarde of bagger op de kant ge-

worpen bij het graven of uitdiepen v/e sloot(vroeger i/h voorjaar gebruikt ter bemesting v/hland)

schoutambacht rechtsgebied v/e schoutschouw 1 overzetplaats *skou, veer. pont, zet; 2

regelmatige inspectie v water, wegen en dijken;3 platbodem of boerenpraam ofwel een symme-trisch slootbootje: melkschouw (lang en smal),vletschouw (breed) [schouw < veerpont]

schraad afgesneden landperceel *schro(de), skraad@0ND:

schraagbrug noodbrug op stutpalenschraal l water: hard; 2 lucht: droog en koud; 3

bodem: onvruchtbare grond *haal, schriel, smeeg,mager, risch

98

Page 101: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

schraalland 1 ontwaterd of juist ondergelopenland, ïha sopptg drasland "onland, blauwgrasland; 2onbemest wei- of hooiland

schrank ; afsluiting of omheining v schuin i/dgrond gestoken palen of staken; 2 schoof vlas,later i/e stuik te plaatsen

schankelen (Dr Ov) zigzagsgewijs eggen, opsmalle akkertjes toegepast

schrans / lage stenen muur; 2 (NBr) grote boer-derij met recht v zwanendrift (omgrachting)•slotje, begraven hofstad; 3 takkebos; 4 reet, opening

schravel een door schrapen gemaakt kuiltje, bvvoor latere nestkom

schreden aarde brengen op een land of dijkschreef grenslijnschriek hoek of bocht als grensverspringingschriel schraalschrikdraad heiningsdraad onder stroomschrikhek wegplint met rode wijkpijlenschrikschans redoute met een droge gracht en

palissade omgevenschrode afgesneden stuk v/e strook grondschrodinge dijkvak dat ter onderhoud wordt

toegewezen *verstoelingschroei zeer sterke uitdrogingschronde spleet, kloofschrooien een dijk in hoefslagen afdelenschrooilingen haksel v stro of houtschuddinge (aard)bevingschuifsteen halfplatte rolsteen als nvierbedlastschuilplaats *jachthut. bunker, aachte. krocht, wachthuis.

afside. hol. leger, burcht, schulage. schulingeschuim blaasjessop op rivier of langs de kust

*kopschuim. zeiksehuim. arapulle. broem. bruis, moffes-tront

schuimzout zout dat de golfslag als een verhardschuim afzet

schuinte helling *faliekant, sleep, scheelte, winschschuiver grote golfSchulage schuilplaats *schulenisse. schulingeschurftlaag dunne onregelmatige oerafzetting op

wisselende diepte beneden de eigenlijke oerbankschurk wrijfpaal voor vee *kaak. schuurpaal. scheur-

paalschurveling (Goeree) met eik of populier be-

groeid dammetje tussen stukken geëgaliseerdeakkergrond (haaymeet); ontstaan door opwaai-ing of opzij geworpen bij egalisatie v/d grond,verwildering van overgestoven duinzand ofbewust uitgegraven om dichter bij het grondwa-ter te komen [schurveling < houtwal] *diekje. elzemeet

schut -/ een tot waterkering dienende schuif diemeestal tevens als overlaat zal werken 'keerdam.schutting, verlaat, beer; 2 boswachter. koddebeier; 3schutting dwars op een viswater

schutbert scherm, schut

schutbos «s'schermbosschuthok kot voor in bewaking genomen vee, dat

op afgesloten land was aangetroffen, en waar deeigenaar tegen betaling zijn vee terug kan krij-gen *schutboeht. schutstal

schutkolk ruimte tussen de schuifdeuren bijschutsluis

schutlaken (Land v Maas en Waal) keersluisje i/ewetering, dwarsdammetje met afsluitbare kokerin wateringen die een waterboezem in enkeleafgesloten compartimenten verdeeld

schutmantel strook houtgewas als windschut*windmantel

schutplaats wijkplaats voor scheepvaartverkeer*opperd. rede, slaak, waal

schutsloot weteringschutsluis een gecompartimenteerde sluis met

deuren voor het overwinnen v/e hoogteverschil*kamersluis. sas. verlaat, zijl

schutstal (Ov/Gld) grote stuw voor een watermo-len om het beekwater op te stuwen [schutstal <stuwdam]

schutterie plaats waar het geschutte vee werdvastgehouden of gestald

SChutterspUt *mansgat. schietlcuilschutting / aaneengesloten planken afscheiding

*blanketsel; 2 afsluiting dwars op een viswater*schut

SChuur / boerenbouwsel *boet,boede. spieker, schop,schot, schaapskooi, stie. stije, suwstal, kubbe. kof. ride-

huus. koetshuis, tiendschuur; 2 hemels na tuurgeweld

als een hagelbui, regenvlaag, onweersbui, wolk-breuk *schoer

scoenesse (Zld) buitendijkse grondscourse waterloopseadde (Frl) zodeseburch (Frl) zeedijk, zeewering, tgv aburch

(binnendijk)sedel woonplaatssediment bezinksel, neerslag of afzetting van

door water, lucht of ijs meegevoerd materiaalals grind, zand en slib

segenherde geitenhoedersegmentdeur sluisdeur die draait om een boven

het water gelegen horizontale asseiche periodieke niveauverandennr v/e meer

(staande golf)sein (bles)baakseinvak blokseizoen jaargetijde met de daarmee verwand

zijnde processen, bv bladgroei, sneeuwval,onweer, stormweer

selbarnen zoutwinrung door verbranding v opge-baggerd (zout)veen (tot 15e eeuw) *selnering

sele achtervoegsel bij een plaatsnaam verwijzendnaar tijdelijk bedoelde bewoning (één-ruimtigewoning) uit de vroege Middeleeuwen, samen-

9 9

Page 102: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

hangend met veeteelt 5-salie., later ook aandui-ding voor germaanse hoeve met grote woonhal

sellant zoutland. zoute moeren die bedijkt enuitgeveend werden om zelzout te bereiden•S"selnering

sellinge gegraven inham of haventje i/d buiten-grond *aakvlaai. insteekhaven

selnering zoutwinmngsmethode waarbij zouthou-dend veen (derrie of darinck) werd opgebeu-geld, gedroogd en verbrand. De resterende as(sel) werd vervolgens opnieuw met zout watervermengd voor hogere concentraties) en onderturfvuren in zoutketen ingedampt en gezuiverd.Doordat de grondstof tevens de benodigdeenergie leverde voor het proces was de fabrica-ge goedkoop en opbrengst hoog (tot 15e eeuw),daarna verdrongen door zeezout uit pannen•selbernen

sentine l modderslijk; 2 (Ut) de helseptentrioen het noordenserre (VI) broeikas wgiasteeltsfeer milieuknngsibbe (Lb) jonge aanplant @G: cippetasideland land met een ondiepe grondwaterspie-

gel, tgv hoogland *sytland @OF: sidesidelinge (VI) / zomerdijk; 2 afvoerkanaal; J

zijdwendesidelsloot wegsloot, bermslootsiek waterstroompje *sik. zijgsien (Terschelling) smalle ontwatenngssloot

*sjaan. keensiepelhout lijsterbessiertuin pronktuin bij welgestelde boerenhoven en

landgoederen, met elementen als een fontein,volière. oranjene. laan, watergrot, berceau,kabinet, colonne, parterre, sterrebos. boom-gaard, graskom, speelhuis, prieel. De oude stijlwas de Franse (formele stijl, geometrische siertuin), enlater kwamen meer siertumen in een meervloeiende Engelse stijl (landschapsstijl). Siertuinendienden voor pronk en verposing, vgl boeren-tuin (nut of opbrengst-gericht) *prayeel

sifon slootduiker voor waterafvoersigat zinkgat, kolk. holtesignatuur kaartteken zoals vermeld i/d legendasijpe zeer smal stroompje met kwelwater *siepsloot

(Gr), zijp (Hld)sijpelen doorlekken van water door bodemsikkelduin meer of minder migrerend soort

duintype met een sikkelvormig grondplan (deopen zijde v/d wind gekeerd) op een onbegroei-de met-stuivende ondergrond, tot 25 m hoogtereikend "hoogduin, barchaan

sille oppervlaktemaat. stuk akker van één dagsploegen *zille

silo ; opslagplaats v kuilvoer in weiland (voeder-kuil): 2 pakhuis iha

silt korrelgroottefractie van 16-50 /xmsimpel (mijnb) doodlopende pijlersinderberg (Gld) hoop v metaalslakken (sintels)

bij ijzeroerwinning in beekdalen vrijgekomen,vgl slakkenhoop

singel 1 buitenmuur of weg langs de buitenzijdev/e stad; 2 ringgracht *stadswerf; 3 (viss) metstrandkeien bedekte plaats als droogsingel; 4windschut v bomen en struiken, ihb een rondlo-pende afsluiting v/e akker, bestaande uit akker-maalshout; 5 smalle, lange open ruimte tussenbospercelen

singelgrond zand- en kiezelbank in vaarwater"singels

sinnebeek stortbeek met schuimend en kolkendwater *torrent

sintel 1 metaalslak; 2 uitgebrand stuk steenkool*s!ak

sint-Elmusvuur vrij zeldzaam natuurverschijnseldat zich in donkere nachten voordoet als eenzwak lichtverschijnsel aan puntige voorwerpen(sproei-ontlading), soms zo sterk dat voorwer-pen met een lichtglans omzoomd worden

sinter afzetting v kalk of kiezelzuur uit bronwatersinterklaasweer karakteristiek winterweer met

motregen, enkele graden boven het vriespuntsinus golf beschouwd als zeeboezem of inhamsit zetel, hoofdstadsiter heuvelflank *slede. sitesituering locatiekeuze v/e nederzetting waarbij de

vroeg-middeleeuwse bewoningsfactoren relatiefingeschat kunnen worden in verhouding: water-bouwland-weiland-brandstof-bouwmateriaal als10-5-3-3-1 (Chnstholm)

situatiemeting landmeetkundige opmeting terbepaling v/d onderlinge ligging v terrein-ele-menten

sjaan (Wieringen) ontwateringssloot •keen. siensjillan (Frl) bouwland (zaadland)skern (Frl) mest, modder @OF: skaemeskiersan (Frl) loodzand in podzolprofiel *schier-

zand

slaak l plaats waar de zee bij onstuimig weereffen en stil is, ookwel slecht (ondiep) water; 2wetering *vüet

slaan water uit de polder lozenslaapakker braaklandslaapstad forenzenplaatsslachte / oeverversterking; 2 binnendijkslader zandige hoogte in moerassig terrein *donk

@slat+haar

slag 1 met-verharde wagenweg door de duinen; 2weg door velden; 3 stuk land dat aan iemandwordt toegewezen: hoefslag, dijkslag *weer. zelg;

1 0 0

Page 103: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

4 elk der afdeling waarin bouwland met het oogop vruchtwisseling verdeeld wordt; 5 grondvlakvoor turfstapel; 6 waterpasafstand tussen \ oor-en achterbaak; 7 aanloding bij nadering v kustof bank; $ golfslag met het steeds wisselenddrukverschil als erosiekracht; 9 draai, kruk ofwending v/e weg; 10 kuil of gat geslagen in deweg; // spoorwegvak; 12 paalwerk of verster-king bevestigd aan rivieroevers; 13 regenvlaag,hagelbui

slagboom afsluiting bij een dorpsgebied, spoor-wegovergang, militair of ander pnvéterrein*baar. bareel. balie, belle, barrier. hamei. peerboom,renneboom. sluitboom, sperboom. tolboom. varen, veken

slagbos hakhoutbosslagbrug ophaalbrug, wipbrugslagenlandschap (Ov/Utr/Hld) open laagveen-

landschap dat gekenmerkt wordt door velesloten en zeer smalle langgerekte kavels(slagen), die loodrecht staan op de bewoondeoeverwallen en/of kanalen (tegelijk verkeers-aders). Het is een zeer .iterrijk landschap metsloten, riviertjes, petgaten en plassen

slagregen hevige regenval *plasregen. stortregen,flodder

slagturving natte vervening *veenbaggeringslagveld / oorlogsterrein *walstat, wijkstat; 2 (veend)

vlak gemaakte plaats waar slagen turf wordenneergezet

slagwater water dat opborrelt achter een varendschip *kielzog

slagwind schrale, onbestendige wind *valwindslagzee een over het schip slaande golf *stortzee,

smakzee

slak 1 sintel; 2 niet vast, onzeker weer *onbestendigslakke gewelf, gewulfslakkeberg heuveltje met een pad dat zich erover

naar boven slingert, in tuinen v/d 17-I8e eeuwslakkenhoop bergje v ijzerslakken, smeltafval v

klapperstenen, vgl sinderberg "s ijzerkuilslangelandschap landschap in veenachtige gebie-

den waarbij de kavels lang en smal zijn, somswaaiervormig uiteenlopen en ongeveer loodrechtop de weg staan

slaperdijk binnendijk om in geval de eerste dijk(werkerdijk) mocht bezwijken, het water tegente houden, tgv wakkerdijk *süeperdike (FrI)

slat / grote waterplas op de heide *sol; 2 modderof slijk uit de sloten opgebaggerd, veenbaggeruit laagveen *slating; j (Achterhoek) laagte, moeras

slating modder, slatslecht effen, vlak, met de grond gelijk *reis. sleekslechtje / tijd dat het water tussen twee hoge

zeeën betrekkelijk effen is; 2 gedeelte v/e wegdat als voetpad bestraat is, de kleine steentjes

slede dal. helline

sleek (ZHld) slechtsleep schuin, hellendsleetboord gat i/e dijk door sterke afslag of

wegschuring ontstaan *grondgat, scheigatslegge fijne regen, fijne sneeuw, natte mistsleidinge glibberige plaats @G: siaidingjaslemp het vervloeien v/d bovengrond op akker-

land oiv regen waardoor kiemplanten verstiktkunnen raken

slempgevoelig bodems met een lutumgehalte van« 10% of lössleem >50% waar gemakkelijkslemp optreedt

slenk 1 grote geul in wadden of strand [keen <slenk]; 2 greppel of slootje; 3 ondiepe kom inhoogveen; 4 plas of gat i/d weg; 5 gezonkendeel v/d aardkorst tussen twee min of meerverticale breukzones

sleping hellingslet lapje grondsleuf dunrungsweg of brandsleuf waar het ge-

boomte veelal door rooiing is geveld, dienendetot begrenzing *tra, singel

sleufdam dam v in sleuven sluitende plankensleutelstelling versterkte plaats die de toegang tot

een bepaalde streek beheerstslib 1 sterk waterhoudend bezinkselvan de fijne

fractie (lutum en sloef < 16 ptm) van bodemdeel-tjes, vloeibaar slik *slibber, slob, slobber; 2 slikveld*wad

sliet afgehouwen en van takken ontdane, rechtopgeschoten dunne stam, mn v hakhout

slijkmodder l doorweekte, mn klei- en veenach-tige grond *hoor. adel, beer; 2 opgebaggerde, zeernatte veenstof

slijkdijk •s'slikkerdijkslijkgrond (Gr) aangeslibde maar nog met droog-

liggende of drooggelegde grond. De sterksteaanslibbing i/d Wadden vindt plaats i/d maandenaugustus en september 'wad

slijkland veenland *doiageslijtpaadje een door veelvuldig belopen ontstaan

paadje (typisch over een brink), vgl holle weg[wissel < slijlpaadje < duinslag] *kerkepad

slik 1 (ZHld/Zld) kleiige opwas, aangeslibde ennog onbegroeide gronden welke bij elke vloedopnieuw onderlopen, vgl plaat (zandig) •voor-gronden; 2 (Gr/Frl) wadbodem met een hele fijnestructuur (slib: silt en klei)

slikdam dam a/h slik voor een dijk om slibvangte bevorderen

slikgeld heffing v tot vervening uitgebaggerdeslijk, berekend per are gespreid slijk, veelalgebruikt om daarvoor later een polder droog teleggen

slikkerdijk oude zeedijk-constructie uit de 14eeeuw, waarbij voor verdediging v/h beloop

1 0 1

Page 104: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

bonken vette klei. wier- en zeegraszoden ge-bruikt werden *slijkdijk

slikvanger benaming voor een blok lage kadenop de slikken loodrecht op laagwaterlijnet:,onderling door piasbermen verbonden en aange-legd met de bedoeling dat het zeewater bij eblangzamer zal afvloeien en meer slibdeeltjes zallaten bezinken (vgl systeem v zwetsloten enmeetjes) [duikerdam < slikvanger]

slim krom, scheef zijn v/e verkavelingsvormslindinge gapende afgrond, spleet i/d grondslinge 1 landweg naar een broekland *ommeganc; 2

kronkelend verloop v/e beekje *krangeslinger bliksemstraalslingerkade tijdelijke kade om de getijdestroom

in te dammen i/e m aanleg zijnde polderslink / straatgoot. geultje; 2 (N-Nld) buitendijkse

wadgeul, vgl rijt (binnendijks); 3 langwerpigelaagte

slipjacht nagebootste vossejacht waarbij eenkunstmatig spoor v/d vos gemaakt wordt dooreen slip, d.i. een bos stro gedrengt in mest uiteen vossehol, over de grond te slepen

sliplijn zeer kort spoorlijntje v'e hoofdlijn naareen loods

slisse geul, loopgraafslobber weke modder *siibslochter l doorgang door moerassige streek

(vaarsloot?) "corridor @OF: slohtre 'moerassig gebied';2 oneffen land met waterplassen en sloten *kaag.tra. zuwe; 3 vaargeul door het ijs *slop; 4 geul ïha•slofter, slufter; 5 (Frl) sloot

sloede (ZHld) moddergeul, gootsloef l korrelgroottefraktie van 2-16 /xm [klei <

sioet' < silt); 2 grondsoort met slib waarin naarverhouding weinig deeltjes voorkomen <2 jim

slof langwerpig, ad hoeken afgerond briket vbruin- of steenkool

slomp (Gld) land dat vaak onderloopt *duikelaar,naters. duikertje

slonde / ilit) afgrond *abisgronde.zinkval; 2 (lit)draaikolk (verbeeltenis als verslinder) *slindinge.zwalk; 3 (NBr/Lb) eng, waterrijk dal (in hoog-veen) *slenk

sloot lang smal gegraven water van maximaal 6 a8 m breedte met kunstmatige stroming die vaaktijdelijk en wisselvallig is. Sloten dienen voorafwatering, veedrenking, afscheiding of water-transport [greppel < sloot < wetering] *delf. gorre.duif. diepje. graaf. leidegrave. sidelsloot, slochter. rouwe,

tocht, scheisloot. heinslot. slute. watergang, zwetsloot

slootaarde (ZHld) uitgebaggerde slootmodder,als bemesting op grasland gebruikt *toemaak

slootmestwinning flabberslootmist zeer plaatselijke mist boven sloten,

veelal voorkomend op koele, heldere avonden

slootruigte hemselslop nauwe doorgang in betekenis als l steeg

•slurf, reet; 2 geul in ijsveld *slochter, corridor; jopening i/e haag; 4 open plek i/h bos (sluip-hoek)

sloppenwijk achterbuurt v'e stadslot versterkt bouwwerk met nadruk op de functie

v bewoonbaarheid [kasteel < slot < paleis]] *veste,burcht. Huis

slotje (NBr) grote boerderij met recht v zwanen-drift (omgrachting) *schrans. begraven hofstad

siufter / geul waar eroderend zeewater tussen deduinen is doorgedrongen, veelal een soort in-braakkreek @: 'sluipen'; 2 (Frl) stroomgeul i/ezandbank 'slochter

sluik kort en dun riet dat voor bedekking, mn alswinterdek voor gewassen gebruikt wordt

sluikpad smokkelpadsluipweg secundaire weg die in strijd met het

voorschrift door snel of zwaar verkeer wordtgebruikt om de drukte y/d hoofdweg te vermij-den

sluis 1 kunstmatige waterkering m/e constructie(deuren) om twee wateren weerszijden metelkaar te verbinden of juist te scheiden (sinds de12e eeuw) *rabot. rabat. arke. belaat, blafferd, doorlaat,inlaat keer. sas, schutsluis. spui, tretdore, uitwaterings-

sluis. verlaat, intele. waaier, zijl. siel; 2 (A'dam) ge-welfde stenen boogbrug *heul

sluiskil voorkanaal a/d buitenzijde v/e zeesluissluistocht poldersloot die op een sluis uitkomtsluitboom slag- of draaiboom als afsluiting *gaar.

hamei. rabat. ram. ringboom, schietboom, staket, staak

sluitgat de laatste opening bij de aanleg v/e wa-terkerende dam of sluis

slurf doodlopend steegje *siopslurp windhoossluse iedere waterkering, ook zonder deuren,

dienend om water tegen te houdenslute (Frl) slootsluuf (Zaanstreek) verenigd land, v/d vele zeer

smalle reepjes land, door slootdempingsmacht stuk slecht land waarop de boer of zijn

vee honger lijden *hongerlandsmalstad stedelijke nederzetting met onvolledige

stadsrechten, meestal ontbreekt marktrecht ofommuringsrecht

smeal magere zandgrond met buntgrassmectiet type kleimineraal, vooral voorkomend in

verweerde Krijt- en mergelbodems in Z-Lb; hetbodemmatenaal heet kleefaarde of vuursteen-eluvium

smeeg schraal, magersmeerlaag «"gliedesmeltwater-afzetting post-glaciale sedimenten en

terreinvormen gevormd door smeltwater v

102

Page 105: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

sneeuw of landijs; te onderscheiden in lagen(warve, potklei), waaiers (sandr), ruggen (asar,osar, esker), terrassen (kame)

smeltwaterdal erosiedal door v sneeuw of landijsafkomstig smeltwater; werd grotendeels onderkoude klimaatcondities gevormd

smodde (Ov) moddermengsel v keileem en beek-klei

smodder / modder; 2 motregensmoes uitgevroren turfkluit die voor de handel

ongeschikt issmoesberg uitgevroren veenbult *palsasmolt smoutsmokkelweer mistig of nevelig weer *sleggesmout zacht, kalm v/h weer, stil v/d zee •smoltsmuik nevel en mistsnede kracht of vaart v/h water v/e riviersneep (NHld) aardkluit *kommelsnees oppervlaktemaat van 12 soms 20 roede2

sneeuw neerslag v vertakte ijskristallen (dikwijlszeshoekig) die bij temperaturen om het vries-punt aaneenhaken tot vlokken. Een laag v 1 cmsneeuw komt ongeveer overeen met een neer-slaghoeveelheid v 1 mm. Een sneeuwdek heefteen gering warmtegeletdingsvermogen en ver-hindert daardoor dat de winterkoude diep i/dgrond doordringt. Onderscheiden worden:papsneeuw, poedersneeuw, stuifsneeuw, pool-sneeuw

sneeuwjacht sneeuwbui met sterke wind *dref-schuur

sneerwnis een voor zonnestraling beschutte holteop een helling waarin sneeuw langdurig kanblijven liggen

sneeuwstorting lawinesneeuwvlokken (lit) oude wijvensntep puntig toelopend stuk grond *geer. sniksnijding smalle opening tussen twee huizensnijgriend griend dat jaarlijks gesneden wordtsnik 1 spits toelopend stuk grond "sniep; 2 land-

tong *nessnippeling (Ov) smalle strook grond dat na een

uitgraving overblijft *sniepsnoeielingen snoeihoutsnoer (tuinb) zekere vorm v leiboom bestaande

uit een hoog opgaande stam en zijtakken naartwee richtingen zodat er een soort heg gevormdwordt (a'e snoer geleide boom)

snor bruisend, met luchtbellen vermengd watersnuiver lichte bries, zachte windsoal (Frl) vaargeulsodzepölle (Frl) drassige weidesoe / dreksloot, giergoot *binge. «««t; 2 (VI)

straatgootsoepboer (Frl) kazende en boterende boer. zui-

velboer @F: -.üpe 'karnemelk'

soet l rook; 2 roetsoeze (Twente) beekbron *bekkexpringsol l (Veluwe) met water gevulde kom i/d heide,

alsdrenkpoel voor wild en vee @G: sula modder-poel' = slat; 2 (geol) fluvioglaciaal kolkgat ingrondmorene

solberg (NBr) aardheuvelsolifluctie vloeiverschijr±selen i/d bovenste aard-

laag oiv afwisselend dooi en bevriezing, leidendtot schubvorming in bódemlagen

solle doodijskuilsomp (O-Nld) zompige of drassige pleksont smalle vaarstraatsonderholt (O-Nld) gereserveerd bos *banwoud,

kamerforst

soode poel met opborrelende moddersoolwere heerenhof, hoofdhof *zolenweertsoorkamp dorreland, droog landsoot modderpoel, putsop (lit) het ruime sop: de open zeesortering mate van uniformheid wat betreft de

korrelgrootte-samenstelling van granulairesedimenten

soutsode (O-Nld) zoutziedenjsouwe 1 binnendijk *zijdwind; 2 goot, greppel,

riool *zoei. zuwespaadland land v weinig waarde, land waarvan

afstand werd gedaan dmv spadestekenspaak paal ter afsluiting v/e haven of watertoe-

gang *staver. statboomspaan afgesneden stuk land, ookwel spaander,

spanspaarbekken kunstmatig meer voor de drinkwa-

tervoorziening aangelegd, met een zekere matevan zelfreinigend vermogen *reservoir

spaartelg (bosb) benaming voor eikeloten diemen laat doorgroeien bij de hervorming v/ehakhout in opgaand bos «hakhout

spaceerstede wandel- of uitspanningsplaatsspade oppervlaktemaat. landmaatspadeland land dat voor de zoutnenng werd

afgestoken 'moerlandspakerig weer: sterk drogend, heet of vriezend

weer, dat dingen bros maaktspaland land onderworpen a'h recht v graven

(zodesteken)spalbetk beek ï e kloofspalde kloot, spleetspalter (Gr) plaatachtig gelaagd veen *plankerd.

opbolland «V-halter

spang baikbrug of planken pad door drassigterrein. Vgl knuppelweg @G: spanga 'balk'

spartelvijver een voor recreatieve doeleindeningerichte waterplas, met zandige en flauweoevers 'piscine

spat opspringend vocht, modder of stolseldeeltje

1 0 3

Page 106: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

spatting het uiteenwijken, bv v spoorstavenspecie door uitgraven of uitbaggeren verkregen

grond *spysspecke (Lb) moerasbrug «s-spekdamspeelhuis buitenverblijf « campagnespeet voor bebouwing geschikt gemaakte bos-

grond (omgespit land, ontginning) *spitspekdam 1 dam v grond die men laat staan tus-

sen twee ingravingen *paap; 2 dam door eensloot *specke; 3 dam die men v afstand tot af-stand in een dijkput laat staan om ten alle tijdeover dijkmateriaal te kunnen beschikken en deaanslibbing i/d dijkput te bevorderen

speklaag (Lb) baksteenmuur waarin een laagnatuursteen (mergel) is verwerkt

spelonk berghol of grot *duwiet, duwiere, krochtspel "3"natuurverschijnselspelte afgesneden stuk land, afsplitsingsperboom slagboomspieker opslagplaats voor geoogste produkten,

dat op paaltjes staat om aanvraat door ongedier-te te weren *spijker @L: spicarium 'korenschuur'

spier l uitkijkhoek; 2 lange dunne sparrestam; J(Zld) klei met planteresten (vette klei met veelkoolzure kalk en weinig zand, slecht geschiktvoor bouwland); 4 (veend) waterrijk mengsel vzand vermengd met plantenvezels

spiergrond de bovenste taaie laag v met veenbedekte zeeklei

spijk / (Z-Nld) een i/e water(Ioop) uitspringendelandhoek *landtong. spik. nes. ham @G: spakkjón; 2paalbrug, vonder

spijker / klein landhuis; 2 korenschuur *caste«"spieker

spijs specie of aarde voor dijkbouwspijt afval v vlas bij het hekelen *heespike (Z-Nld) landtong «*" spijkspikke / (N-Nld) dam v boomstammen, rijshout

of zoden waar het water tussendoor kan lopen*spik; 2 horde v rijshout; 3 twijgbrug *vleken

spil (bosb) de tot de top doorlopende stam, ont-daan (gedacht) v takken

spinbol (Frl) kleine poldermoien met een draai-baar bovendeel v h molenhuis *spinnekop

spinnekop (Frl) kleine poldermoien *v,;nboi «"windmolenspinse dikke boomtakspint oppervlaktemaat, met 1 spint graan te be-

zaaien: 200 tot 250 m2

spit 1 grep tussen reeds gespitte en nog te spittengrond; 2 haakwal voor strand

.spleet aardscheur *keen. kine, slindinge. schrondesplitsing aftakking, kliuwsplitting brede sleuf die men bij het ontginnen

door het veen trekt, met oevers die bestaan uithet uitgegraven zand, en in het midden waarvande wijk komt te liggen

spoelkom (lit) de grote spoelkom: de zeespoelzand (Frl) door water verplaatst en uitge-

wassen dekzand, vaak spierwit en met verslagenveenbandjes i/h bodemprofiel aan te treffen

spoelzandwaaier waaiervormige afzetting v metsediment verzadigd smeltwater dat door eenmorenewal is gebroken *sandr * overslaggrond

spoelzoom zone met tekening, aanspoelsel ofvloedmerk

sponde verhoging, trottoirsponturf kleine, best soort v baggerturf (laag-

veen) waarvoor de specie in bakken aange-mengd is, vgl kluunder (hoogveen)

spoor / rijweg door twee paar wielbanen ge-vormd *leze. trek; 2 voetspoor, WÜdspoor *leise.tretse. voetschrap

spoordijk verhoogde spoorbaan *batspoye «s'spuisprang waterader of bron waaruit men water

aanvoert *sprengsprank 1 vertakking, inz tak v/e smalle waterloop

*sprant; 2 (ZHld) gegraven duinwatenngsprant sprankspreikop (bosb) jonge boom i/e bosaanplant die

met een brede kroon opgroeit en daardoorteveel ruimte inneemt

spreng / plaats waar een beek ontspringt *born.fons. kwik. spring, souze; 2 (Veluwe) vergravenbeek of kunstmatige aangelegde waterloop,gevoedt door bodem- en grondwater, vooralvoor drinkwater maar later i/d 19e eeuw aange-legd om de lager gelegen watermolens aan tedrijven *sprang

spriel (Zld) prielsprik sprokkelhout *tappelspringader waterader onder de grond als bron

aangetapt *sprongSpringbron fontein *giesser, girande, quicborne. swinspringtij maximaal regelmatig terugkerend groot

getijverschil dat zijn herkomst vindt door degecombineerde zon/maan aantrekkingskracht opde aarde

sprink (Zld) watering met stromend water [sprink< watergang]

sproeitje regenbuisprokkelhout dor hout van dode takken ed in bos

*tappel, sprik

sprong 1 steilte; 2 verspringing v aardlagen; 3springader, springbron «oorsprong

spronglaag waterlaag in meren met een groterewaterdiepte dan 6 m, met een sterk tempera-tuursverval •S'thermocline

sprugtel emmeringspruit zijtak v/e rivierspruitweg samenvattende naam voor in- en uit-

valswegen

1 0 4

Page 107: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

sprunk (Z-Lb) bron *sprengspui afsluitbare waterlozing die door een water-

kering loopt, dmv valdeuren. schuifdeuren ofklapdeuren *spoye. aflaat, verlaat, suatiesluis

spuidok kom die bij hoogwater volloopt en bijlaagwater met kracht leegloopt, om het voor dehaven liggende zand mee te voeren

spuit kleine uitgang v/e komjnehol die alleen dieom te ontvluchten

spuitdijk ringdijk om op te spuiten of opgespotenland

spyk (Frl) paaltjesbrug door waterig land *knuppei-dam. knuppelbrug

staai (NHld) oever *stadestaak 1 paal. als grenspaal (stander), schandpaal

(stoepe. kaak), sluitpaal (staket); 2 Stam of tronk V/eboom, als houtgewas van 6-10 m hoog; J levendgewas, ïzv iele opstand

staal 1 uitgekopt denneboompje; 2 wortelstok oftronk v/e dunne afgezaagde boom; 3 grondslag,ondergrond v/e dijk *sate; 4 visplaats, di staakwaaraan de netten bevestigd zijn

staalbron bron met 'staalwater' (water met veelijzerzouten), mn de Reest (Ov)

staand water water zonder stromingstaart lange smalle landstrook dat puntig uitsteekt

"start, stert

staartzode langwerpige dunne zode, ter verbin-ding bij slappe grondsoort gebezigd

staatsgrens landsgrens met douanepostenstad grote nederzetting met stadsrechten, vgl

vlek, portestade (NHld) ankerplaats, aanlegplaats of ge-

schikte woonplaats a/e oever *staai @G; stathaStadsgebied *stadsmarke, klokslag, stadsvrijheid, bescher-

misse. bivanc. cuppe. stadweer, stedeiand

stadsklimaat micro-klimaat ontstaan door eenveranderde warmtecapaciteit (steenbedekkmg),andere (vervuilde) luchtsamenstellmg (smog) ofwindbeschut

Stadmarke grondgebied v/e stadstadsvest / bolwerk v/e stad; 2 stadsgracht *reyestadswal aarden verdedigingswerk die vroegere

steden geheel omringdestadswijk stadskwartier *espel. getto, viersticstadvrijheid een bij een stad behorende a/d ge-

wone rechtsbedeling onttrokken terrein *stadsge-bied

stafkaart een op last v d Generale Staf vervaar-digde topografische kaart, schaal 1; 50.000

staketwerk samengesteld paalwerk, mn op debuitenglooiing van zeer blootgestelde dijken enop knbwerken aangebracht om deze tegengolfslag te beschermen esbekleding

stal 1 de gezamelijke korven v/e bijenhouder; 2groep tamme lokeenden of lokganzen die i/h

wed v e eendenkooi gehouden worden om dewilde te lokken; 3 dunne paal waaraan visnetten(kuilen en fuiken) worden vastgemaakt en waar-mee ie water een gedeelte wordt afgezet; 4bepaalde, omheinde of gesloten ruimte; 5 stukinfrastructuur, attribuut, bewust op een specialeplaats aangebracht; 6 urine v/e paard

stalactiet neerhangende kalkpegels a/h gewelf v/ekalksteengrot (een neerslag agv onderdruk?)^druipsteenkegel

stalagmiet druipsteenvorm in kegelvorm op debodem v/e kalksteengrot (agv overschrijding v/hverzadigingspunt door verdamping)•SPdruipsteenkegel

staling onderlaag of voeting v takkebossen, stro,riet ed waarop i/d schuur hooi of koren werdopgestapeld om het optrekkend vocht te weren.Ook als deklaag onder een mestvaalt

stalkaars dwaallicht, licht dat ontstaat door ont-branding v moerasgas en dat zich verplaatst

stallen (jag) jagen op eenden mbv een stal- oflokeend waarbij de jager i/e schuilhut zit (lonk-jacht)

stalmest mengsel v/d uitwerpselen en een deelv/d urine v gestal vee vermengd met stro *potstal

stalnet groot wijdmazig net dat a/h strand rechtopboven water aan palen wordt gezet om er zee-vogels in te vangen

stamgrondvlak oppervlak v/e stamdoorsnee, op1.30 m boven de grond

stand / wildverblijfplaats; 2 overwinterendedieren, bv vissen, bijen

standaardmolen oudste windmolentype als ko-ren- en oliemolen in Nld (vanaf 13e eeuw)waarbij het molenhuis als geheel draaibaar isom een verticale as of standaard *standerdmolen

stank onaangename geur of reuk, mn op wad enbij steenkoolverbranding door H2S (rotte eieren-lucht) of door bij landbouw vrijkomende ammo-niak v dnjfmest

stap / vonder; 2 soort v val om vossen ed tevangen, knip of klem

stapel gerechtsplaats (brandstapel)stapelgebied historisch gebied waarover een

bepaalde stad haar stapelrecht liet geldenstapelplaats overslagplaats en soms ook tijdelijke

opslagplaats v verscheepte goederen *ient. an-thooft. afslag

staphorster een soort v wegkruising tbv snelver-keer

stapsteen spri nasteen op halve pas afstand aange-bracht, om modderige plaatsen of ondiepewateren, beekjes te passeren

Staringlijst standaardisatielijst voor herleiding voude binnenlandse en buitenlandse maten, ge-wichten en munten

1 0 5

Page 108: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

starting (N-Nld) terrein vooral aan water gele-sen. sjeschikt voor goederenoverslag

startbaan verharde baan op een landingsstrookv/e vliegveld

statboom I een a e water of haven aangebrachteafsluitboom *waterboom. spaak, staver: 2 schoeiinga/d waterkant; J steiger

state (Frl) adellijk landgoed *stedestatie / standplaats v/e geestelijke 'parochie; 2

garnizoensplaats; J spoorwegstationstation 1 pleisterplaats a/e postweg waar paarden

werden gewisseld, nu nog als spoorweghalte; 2standplaats v/e vloot, zenderplaats ed

staver (Frl) paal ter afsluiting v/e watertoegang•spaak, statboom @OF: stavar 'staak'

sted (Frl) oeverstreek, zoomstede boerenplaats "hofstede, statestedeland landerijen die aan een stad toebehoren

(stadsweiden)stedenband jumilagestedeweringe vestingwerksteeg / nauw stadsstraatje "beluik; 2 smal landweg-

getje [steeg < veedrift]steegdorp de combinatie ve handelsterp met een

kerkterp op afstandsteek 1 palensteketsel waardoor zalmen, steur ed

gestuit en i/d fuiken gedrongen worden; 2 hel-ling

steen / rotsklont *det: 2 textuurfractie tussen 2-200mm [gnnd < steen < kei]; 3 grove hagelkorrel @G:staina; 4 burcht, kasteel *stein

steenbank ondiepte in zee *rifsteengraf hunebedsteenhuis (Gr) uit steen opgetrokken en versterkt

adellijk bouwwerk *stein. stinssteenkalk kalk verkregen door het branden v

kalkgesteente, itt schelpkalksteenmot steengruissteenring een door veelvuldig bevriezen en op-

dooien v d bodem ontstaan veelhoekig netwerkvan stenen en keien a/d oppervlakte "'polygoon

steenroke steenrotssteenslag grof puin uit hooggebergte als verhar-

ding v wegen gebruiktsteensnider straatwegsteenwoestijn dit) uitgestrekt stadsgebied zonder

groen, huizenzeesteenworp afstandsmaatsteg 1 smalle weg of voetpad; 2 smal bruggetje

*vonderstegaert waterstetgerstegel (Lb) «"overstapjesteiger 1 opstap; 2 steilsteigeraarde 1 baggeraarde uit stadsgrachten; 2

met puin gemengde aarde

Steil 1 Sterk hellend *afgespelkt. strak, steiger, sprong; 2straffe wind

stein stenen bouwwerk als versterkt huis v/emiddeleeuwse edelman, vaak als achtervoegselbij een plaatsnaam *stins. steenhuis

stek / plaats waar grond ontgraven of afgevoerdwordt; 2 afgepaalde ruimte, perk; 3 paal, stok; 4pootgoed •poot. peut. peuter

stekeldraad prikkeldraadstelberg (Zld) opgeworpen heuvel of hoogte op

schorgrond waar het vee zich bergt wanneer hetwater opkomt, veelal met een drinkput (holles-telle) *schaapsstelle. stomp, stelle

stelle (Zld) kunstmatige vluchtheuvel op buiten-dijkse grond e5"stelDerg

stellenaar (Zld) schaapsherder op buitendijksegronden

stelling / het geheel v bijelkaar horende verde-gingswerken, bv om een stad (Stelling vA'dam); 2 boerderij; 3 plaats waar een partijeikehakhout geschild wordt *zetstee; 4 steiger

stellingmolen hoge mdustnemolen v/h bovenkrui-er type *walmolen •S'windmolen

stellingwerf rechtsgebiedstelp (NHld) boerderijtype met een vrijwel vier-

kant grondplan (woonruimte + veestal + tas-ruimte). Afgeleide typen: dwarsstalstelp, lang-stalstelp, langhuisstelp *stolp

stempelpeil peil welk beneden het water niet magworden afgetapt, waarbij het dus kan gebeurendat de uitwaterende sluizen moeten wordengestempeld

ster straalsgewijze barst i h ijssterfhoek (bosb) plek i/h bos waar de bomen

afstervensterkte plaats met militaire verdedigingswerken

•bartege. bolwerk, ferteit. fort. vesting, warninge. werhuus

sterne vererugingspunt v straten of lanen •sterre-bos, turbine

stert 1 (NHld) staart; 2 (Kempen) het hogergelegen deel v vennen

sterrebos plantsoenbos dat doorsneden wordtdoor straalsgewijs v/h middelpunt uitgaandelanen ^plantsoen, sterne. turbine ^"aanplant

stichel 1 lage muur; 2 verhoogde rollaag langseen brug of kade

sticht 1 berijdbare weg die een boerderij met eenopenbare weg verbindt; 2 kloostergebied •bis-dom, stift

stickinge het ophopen v zandstie stal voor klein vee *stijestift (Lb) klooster waarbij geen kloostergeloftes

hoeven te worden afgelegd en persoonlijkebezittingen zijn toegestaan «srsticht

stije 'S'stiestik steil

106

Page 109: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

stiltegebied gebied v enkele km2 waar de geluids-belasting door menselijke activiteit het natuurlij-ke met mag overtreffen tbv faunabescherming,vanouds rond eendenkooien

stilwater overgang v vloed naar eb of omgekeerd"kentering

stinkkolk modderpoelstins (Frl) versterkte adellijke woning *stein,

steenberg @F: stienhus

stinswiere (Frl) kasteelberg «'mottestip regenstobbe / boomstronk of wortelstronk v akker-

maalshout *stubbe. broek. boks. vot. hach. stramp; 2

(laagveen) turfstapel v 10.000 stuksstoddinge windvlaagstoelen in onderhoud opleggen, tw een dijk aan

eigenaars v landerijen, aan dorpen edstoep / geplaveide, soms door een hekje omgeven

ruimte voor een huis; 2 wandelbaan langs deweg ""trottoir, gaanpad; 3 opstapje bi] boerderijena/d waterkant [stoep < veerstal] *boenstoepje. bart.anthooft, sponde; 4 (Zaanstreek) hoog bruggetjewaar net een hooischuit onderdoor kan varen; 5op/afrit langs een helling v/e dijk *oprel; 6 (Dr)bruggetje v plaggen

stoepe schandpaalstoepsteen grensmarkermg v/h erfgoed v/e

(heren)huis i/e stad, tegen de stoep gelegen envaak met een ketting a/d gevel verbonden^ e r t scheidingsteken

stof 1 materie in stuivende vorm *pulver, mouwe; 2neerslag als stofsneeuw, -hagel, -regen *slegge

stofregen 1 plasregen; 2 zemelregen *zabberstofgrond lössachtige grondstok een uitgehold blok hout dat als bijenwoning

dient, bij uitbreiding iha op andere soorten vbijenkorven

stoker krachtige wind tot stormstol 1 klomp, kluit; 2 brok, stukstoof 1 bouwland; 2 herberg; 3 tronk v/e boomstook hout: takkenbosstootberg (geol) een geïsoleerde heuvel ontstaan

doordat opdringend landijs afzettingen op eenbepaalde plaats opstuwde

stootwind rukwindstoppe afval bij het hekelen v vlasstoppelweide (recht v -): het recht om beesten te

weiden op akker v buren na de oogst, art 680BW "heers

stopping een op een oever ingegraven balk waar-achter de handen v/e anker komen te grijpenwannneer op een baggerwerk het vaarwater teklein is om de ankers voldoende wijd uit tezetten, vgl jaagpaal

storing / (meteorol) term voor alles dat eenverslechtering v e mooivveertoestand veroor-

zaakt; depressie, front, trog, golf i/e front; 2(geol) dislocatie

storm / zeer heftige, niet periodieke verstoringv d atmosfeer, met windkracht >9 Beaufort*stoker. oreeste; 2 heftig bewogen zee

stormeb zeer lage eb door afwaaiing bij storm,op onze kust bij O- en ZO-storm veroorzaakt,en gemiddeld 1 m lager dan gewone eb

stormpaal (vestingb) verdedigingshindernis v/eschuins opgestelde palenrij *fraise

stormvloed door storm veroorzaakt hoogwater,gecombineerd met springvloed

stort / stortplaats; 2 uitgegraven of gebaggerdegrond uit kanalen die elders wordt gestort *stört(Gr)

stortbeek bergbeek met heftig bruisend, turbulentwater *sinnebeek. torrent

stortbui hevige plasregen *travaatstortebed piasbermstorting brekende hoge golf *brekerstortplaats aan regelgeving onderworpen plaats

waar afval gestort mag worden *vuilnisbeltstouwer veedrijverstouwe binnenlandse waterkering, stuwsluis, vgl

houw, heeuw *keersluisstraag smalle strook land, overgebleven tussen

twee baggerplassen =* ribbestraamp (Twente) beeksplitsing, tgv gent *vork,

bifurcatie

straat 1 zeeëngte *sont; 2 openbare, gebaandeverbindingsweg, mn verhard en i/d bebouwdekom 'straatweg, brederik. klinkerweg. steensnider.steenweg

straatdorp nederzettingsvorm met uitsluitendbebouwing langs één enkele weg, in Z-Nldveelal v Frankische herkomst (tussen kasteel enkerk) *viane

straf krachtige, energieke windstrafkolonie penitentiaire inrichting op het platte-

landstragiers onbeheerd liggende landerijenstrak l v/e weg: steil; 2 v/d wind: sterk, krachtigstramp (Dr) stobbestrand de strook langs de oeverlijn v zee of meer

waar golven breken en het door de verwering ofde stromingen aangebrachte sediment op- enneer bewogen wordt *stran (Frl). marijn, stranke,kuststrange

strandafzetting bezinksel en daaruit gevormdgesteente, afgezet a/e strand

stranddrift kustlangs zandtransport door debranding als deze schuin op het strand staat

strandduin duin op of langs het strandstrandgoed aanspoelsel *strandvondstrandhoofd lage stenen dam, veelal met een

kophoogte op gemiddeld laagwaterniveau, aan-

1 0 7

Page 110: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

gelegd ter vastlegging \ d laagwaterlijn bij eenbewegelijk strand *kateie. nol

strandlijn srens v iand en zee op een willekeurigOgenblik; waterlijn [strandlijn < oeverfront]

standloper de jongst gevormde rij duinen a/dzeezijde «S"zeereep

strandmeer lagune *iagoenstrandmuur stenen kustwermg ter bescherming

v/e aan afslag blootstaande duinvoet *muurdijkstrandpaai merkpaal met 1 km tussenruimte,

voor de jaarlijkse opmeting v/d kustlijnstrandveer telkenmale uitgebreide haakwalstrandvlakte onbegroeide kustzone binnen getij-

de-invloed (een afgesnoerde strandvlakte is v/dzee afgesneden door vorming v/e duinennj)

strandvond-district kustgebied vallend onder eenambtenaar (vonder) met toezicht op gestrandeschepen en aangespoelde goederen

strandwachter (functionaris) *peek vonderstrandwal een brede langgerekte zandrug, opge-

bouwd uit door de branding opgewoeld materi-aal, evenwijdig a/d vloedlijn en eventueel metduinvorming boven het achterliggend kustgebieduitstekend *lido

strandzand zeezand met een kenmerkende zeergoede afronding, geschikt voor opspuitlichamenen minder voor de bouw

strang l kleine zeearm *zeestrang. zwin: 2 (Gld)dode riviertak door geulverlegging ontstaan i/hwinterbed i'h stroomgebied v'd Rijn, vgl hank(bocht) *buitenkille

stranke / strand; 2 zeetak, inhamstrant / strand; 2 zeetak. inhamstrauel struweelstreek gebied tussen veelal vage grenzen •omge-

ving, contrei. gea, bantstreekdorp lineaire nederzetting met strokenver-

kaveling en bewoning op de kavels (dorp zon-der kern) [streekdorp < bandstad] *lintdorp

streekspraak streektaal -"dialectstreepduin plaatsgebonden lineair duintype even-

wijdig ad overheersende windrichting, zowelop begroeide als onbegroeide ondergrond ge-vormd, kan ook uit een kamduin ontwikkeldzijn *lengteduin

strekdam dam i/d lengterichting v/d loop v/erivier, hetzij ter beveiliging v brugpijlers ofholle oevers, danwei ter normalisatie (kribben)*haard. moles

strekgras kweekstrekking (geol) horizontale afwijkingshoek tov

het magnetische noordenstreng / (O-Nld) tak v/e rivier die zich met ande-

re weer verenigd of daarmee min of meerevenwijdig loopt «molenstreng; 2 (NHld) duinbeek•rel; j (Dr) land langs een waterloop

streule urinestriepe (Ov) strijpstrijknet treknet om vogels te vangenstrijkvore smalle groevestrijland betwist land(eigendom) *krakeelveld.

klammad. kibbelslag. kijfland. walstat

Strijp smalle Strook grond *streep, striepe, strepe<a?rijp

stripe (Frl) smalle strook land als restant v/elaagveenontginrung *zetwai

stro gedorst graanafval. stengels *age. kaf. palge,strouwsel. (stroe. strode, stroot, strooy. stroyt)

strobbe boomstronk *stubbestroelen ruisend stromen v water *struilenstroet komvormige laagte, laag moerassige streek

en veelal brongebied voor beekjes, begroeidmet laag hout (elzen) *streng, stroot. rijt

strogras onkruis in vlas *drepsstroming water- of luchtbeweging, hydraulisch te

onderscheiden naar het regiem in stromend(laminair) of schietend (turbulent), en kritischof super-kritisch tav de golfvoortplanting*strume. vlottinge

strompel (Gr) boomstronkstrontpad weg voor mestvervoer *beerweg, bruut-

gang. berriegang

strontpol pol gras op plaats waar de mest v/e koegevallen is

strooisel (bosb) onverteerd organisch afval op debosbodem verzameld; humuslaag v/e bos

strook relatief lang en smal perceelstukstroom door oevers of banken begrenst water dat

langs een natuurlijke weg afvloeid, veelal eengrote rivier [flume < fluvie]

stroombreker waterkering *beerstroomdam rivierkribstroomgat een door.dijkbreuk ontstaan gatstroomgebied afwateringsgebied *traversestroomgeul plaats v/d grootste waterdiepte v/e

rivier *dalwegstroomgordel-afzetting relatief hoog gelegen

lichte gronden i/e riviervlakte, gevormd doorafzetting v zand en lichte klei wanneer de rivierbuiten de bedding trad

stroomgrond lichte grond (zavelig) v/d oeverwal-len langs de benedenrivieren die daar i/d loopder tijden door de buiten de oevers tredenderivieren is afgezet

stroomnaad «"stroomrafel'ngstroomrafeling de eigenaardige dansende bewe-

ging i/h water op die plaatsen waar zeestromenelkaar scheren, vgl wielingen *strooranaad

stroomrug afzettingscomplex v/e voormaligerivier met als relict twee oeverwallen en daar-tussen een veelal nog watervoerend opgeslibdrestgeultje (dichtgeslibde stroomdraad)

108

Page 111: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

stroomversnelling plaatselijk sterk turbulentwater, in hydraulische zin 'stromend' [stroomver-snelling < cataract]

Stroot (Ov) moerassige kom i/h heidelandschapwaarop een erosiedal (aldanniet met water:riete) volgt »**stroet

stroperij ongeoorloofde jacht, zowel mogelijk ineen beschermd gebied (ruimte) als buiten hetjachtseizoen (tijd) *lavei

stropoot dubbel gevouwen bosje stro v/e hand-greep dikte, 15 a 20 cm diep i/h zand gezet inrijen, als middel tegen duinverstuiving *beporting

strouwsel strostrubbe eikehakhout, oorspronkelijk aan heide-

grond grenzend en door schapen aangevreten,die om de 10 a 12 jaar gekapt wordt 'kreupelhout«holt

struik 1 wilde opgroei zonder duidelijke stam*stwweei; 2 uitsteeksel onder water in veensloten;eikestammen die ï h veen rd loop der eeuwenomhooggeperst worden en uiteindelijk ad op-pervlakte verschijnen *aanstoot, blindpaal «"uitsteeksel

struikhout kreupelhout *bruskstruiklaag de vegetatielaag tussen ca 0.75 en 3 m,

waarbij tevens jonge bomen in deze lengteklassegerekend worden ]kruidlaag < struiklaag < boomlaag]

struilen stroelenstrume stroming v waterstruweel l meestal vrij dicht struikgewas tot een

hoogte V 1 tot 3 a 4 m •struikgewas, strauel, bosschin-ge; 2 boomstronk

stubbe stobbestuerande orkaanstug 1 stugge grond: koude, vochtige of stijve

grond; 2 stug weer: ongunstigstuif'dam obstructie om aanwaaiing te bevorde-

ren, vgl schelvermgstuifduin duin v opgewaaid zandstuifketel een door winderosie gevormde uitbla-

zingskom i/d duinenstuifzand (geomorf) kalkloos, grindloos, leem-

arm, kleiarm. matig fijn zand v recente datum(Formatie v Kootwijk). vormt lage en hogeduinen met laagten *moude. mouwe

stuifzandvlakte *kiep. klepte, stuvestuik / tegen elkaar geplaatste graanschoven (6-10

stuks op het land; 2 bos vlas of hennep: 3 tashout

Stuiveling bevroren en daardoor vermolmde turfstuk 1 (VI) gedeelte grond, in toepassing op

akker; 2 delen v/e plantagestuve zandverstuivmgstuw dam i/e rivier of beek waardoor het water

v/h bovenliggend pand op peil blijft, vgl doosstuwbekken opgestuwd waterreservoir dmv een

dam

stuwdam constructie om water (tijdelijk) op testuwen, voor energievoorziening, watersparmg(drinkwater en scheepvaart) of debietregulatie(schutstal < stuwdam]

stuwmorene heuvelrug als wal ontstaan door destuwende (en schokkende) werking v/h landijs,opgebouwd uit grondmorene dat door het land-ijs overreden is *keileembult

stuwwal (M-Nld) heuvelrug i/h voorterrein v/hlandijs, bestaande uit reeds aanwezige rivieraf-zettingen, door schokkende landijslobben opge-stuwd (Twente/Veluwe) [navelstreng < stuwwal]

suatiesluis afwateringssluis *spuisluissuccessie ontwikkelingsreeks v vegetaties waarbij

na verloop van tijd de ene plaatsmaakt voor deandere W]aagveen(verlanding)

succiniet barnsteensuddert poel, moeras *sodde, zudsesuikerbroden (Zws-Vl) grenspalen v/d tweede

linie (maximaal 4 uren gaans vanaf vreemdgrondgebied)

suppletie kunstmatige terreinverhoging dooropspuiten v elders gewonnen zand

suwstal varkensstal «s-schuurswade grenssloot *zwetteswalm ; waterkolk; 2 dikke dampswansbod (Zaanstreek) stuk rietland waarin

zwanen nestelensweach (Frl) weidegrond *zwaagswetnote aangrenzende landeigenaarswette (Frl) grenssloot •zwet, doelswichte (Dr) weidegrond *zwaagsyl (Frl) zijlsytland (O-Nld) sideland

109

Page 112: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

T

taalge rechtsgebied *(tailge, talie, taille, taelgie)tabaksschuur (UtrGld) lange, met pannen zon-

der dokken gedekte en van vele luiken voorzie-ne schuur met van binnen latwerk (de zgnhangen) waarop tabaksbladeren aan spijlengeregen te drogen werden gehangen (tabakscul-tuur van 1800-1950)

tak rivierarm *sprank. strengtakkebos *brusk. fagoot. faloerde. tiigge. mutsaard,

nasthout. reihout, schans, stook, walmak. wisse

talhout hakhout *talwedetaliehout hakhout of knuppelhout *taaigehouttalmasse spook ««"bijgelooftalud schuinte v/e zijvlak v aardewerken, dijken,

spoorbanen, vestmgwerken *belooptalwede talhouttalweg maximale waterdieptelijn i/e rivier *daiwegtange (Gr) zandige hoogte als rug i/h landschap

*tonge

tankgracht asymmetrische verdedigingssleuftegen rupsvoertuigen

tap ijspegeltappel afgebroken taktartuwe monster ^bijgelooftas mestveldtasveld plaats waar bakstenen opelkaar getast

(gegroepeerd) wordentaswoning (Frl/NHld) boerenwoning waarin huis,

stal, graan en hooiberg onder één dak liggen•^boerderijtypen

taveerne openbare herbergtedden strooien, mn mest uitrijdenteek (Frl) in het net aangezette ruigte *deekteelaarde grondsoort bestaande uit vergane plan-

ten *humus. bonksel. erft. minaarde. molmgrond. plantaar-de

teelt culture 'aanplant, hroedsel. kweek, plantage

teen l uitstekend punt v/e voorwerp bv een kribi/h water; 2 voet v e dijk, grens tussen talud enmaaiveld; j loot v/e wilg

teenbos griendteenperk bewaarplaats v tenen horden op het

strand voor gevangen visteerhuis herbergteerm .1 afgebakend gebied *terempt; 2 grenstegendominge echotegenslag stuk land waaruit tichelaarde is gegraventegenzon optisch verschijnsel i/d atmosfeer waar-

bij zich een witte vlek vertoont op dezelfdehoogte als de zon. maar dan rechttegenover

tekening witte vlek op het strand door de zee opstrand achtergelaten waaruit blijkt hoe hoog hetwater heeft gestaan «•waterstandsfluctuatie

telg (Gld) slag of deel v/e enktelgenkamp akker met eikenhakhout (stronken

met takken) dat elke 9 jaar wordt gekapt; detakken worden ontbast (voor eek) of op lengtegebracht voor bossen brandhout, meihout,schelhout of boshout

temineren door ondergraving vernielentempelstuk hoekig stuk land *timptennement grondgebied v/e leenheerterbel troebelterempt «s" teermtermijn l afgebakend gebied; 2 greins, landseindeterp (Frl) kunstmatig opgeworpen en/of door

afval spontaan gegroeide verhoging, veelal indijkloos land op oude kwelderwallen ontstaan endienende als woonheuvel en vluchtplaats fegenhoge waterstanden *warf, werf, wier. wierde, woerd,stelle, waard, tarp, opdracht

terpenlandschap (Gr/Frl) weids en open land-schap waarin de boerderijen en dorpen opverhogingen (terpen) gesitueerd zijn en waarinde kavels straalsgewijs om de terp gerangschiktzijn (6-12e eeuw)

terras een tamelijk vlak gedeelte v/e landschapals onderbreking i/e helling (hoeft niet horizon-taal te zijn) tS"smeltwaterterras

terrasmuur (oneigenlijk) graftterrein grondoppervlak, stuk grond of veld in

ruime zinterrinck een zwavelachtige veensoort *darinckterritoir staats(rechts)gebiedterritorium dat deel v/h activiteitsgebied v/e dier

dat tegen individuen v dezelfde soort verdedigdwordt. Binnen een territorium overheerst deaanval, daarbuiten de vlucht

textuur (korrel)groottesamenstelling, de structuurv/h minerale bestanddeel v/d grond

tbeekoepel klein, meestal rechthoekig, zes- ofachtkantig huisje met tent-, koepel- of zadeldak,dat geplaatst is i/d hoek v/e tuin v/e buitenplaatsof groot stadshuis, ter recreatie *iusthuisje. lommer-huisje. prieel

there tieretherme plaats met een warmwaterbad, niet altijd

als natuurlijke bron "bad, cadier, keerthermiek (meteor) opstijgende warme lucht-

stroom met doorsneden v vaak enkele honder-den meters, tgv luchtzak

thermocline waterlaag met een groot tempera-tuursverval, vaak als een barrièrelaag optredendtegen watermenging door dichtheidsverschillen*spronglaag

110

Page 113: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

thië centraal plein als openbare vegaderplaats ineen esdorp, tgv hnnk (randplem) *tieheim. tijgkote.tyhuys

tichelgat waterplas, vooral langs rivieren ontstaanagv kleiwinning voor baksteenfabncage [tichelgat< onland] "leemdobbe. kleiput •S'üntgronding

tie centraal dorpsplein van esdorpen, tgv brink(randplem)

tielgevoet lengtemaattiendakkerdorp (NBr) kerkdorp gesticht na 1000

n Chr temidden tussen oudere akkerdorpengelegen en verbonden met kerkepaden

tiendland pachtgrond waarbij 1/10 v/d oogstdiende te worden afgestaan als pachtsom a/dtiendgaarder, later door de Staat vervangenrente van 5.5%

tiendweg smalle, vaak onverharde weg evenwij-dig a/d rivierdijk op kortere afstand v/d hofste-den dan een polderkade, op te vatten als bin-nendijkse zomerkade

tienije omhe: üngtiere (Frl) droogoven *thereti-heim gerichtsplaatstij 1 stroming r'h water die voortkomt uit de

werking v eb en vloed; 2 tijdvak v ca 6 uurwaarin de zeespiegel van hoogte verandert

tijdszone met meridianen samenvallende strokenwaarin een internationaal vastgestelde tijd heerst(zönetijd); de grenzen geven de hoogste zonne-stand per vol uur; de Bilt ligt zo'n 40 minutenvan de hoogste zonnestand (zuiderzon)

tijgkote rechtshuis *tyhuys «"thii*tijhaven kleine haven waarin de schepen alleen

bij vloed kunnen komen *vloedhaventijl reeks graanschoven of gnendhouttijrivier benedenrivier waarin eb en vloed goed

merkbaar is en veelal aanleiding geeft tot door-braken buiten de oevers en kreekvorming

til (Gr Frl) vaste en oorspronkelijk houten brug-getje

timp hoekig stuk landtins hertogeli|ke rechten opgelegd aan landherentippe (Dr) driehoekig stuk land *fok. ümp. tempel-

stuktjamme (Gr) treksloot "Haan. sien @()F: lia + ame

'trekken + u ater'

tjariet (Gr) kreektjasker (Frl'Ov) eenvoudige kleine poldermolen

waarbi] de bok (met de daarop rustende- molen-as) op de wind kan worden gezet »u.indm<>ien

tjuch (Frl) deel v e gemeenschappelijk grondbezit(weidegebied) dat telkens onder de gebruikersverdeeld wordt *tuk. besprek

tocht / vrij sterke zuiging v e luchtstroom; 2kunstmatige, althans genormaliseerde waterlus-sine die water uit hein- ot kavelsloten afvoert

"medegang. trekker, zeeg; 3 groeikracht V/d grond; 4in het bos uitgekapt pad

tochtgat een door de tochtwind opengehoudenwindwak *trekgat

toe toerkamptoeg bebladerde boomtaktoegangsweg ontsluitingsweg *passagetoegebocht glooiendtoelaag bovenste bodemhorizont m veenweide-

gebieden, door slootmodder of bagger opge-bracht *toemaak

toeleg breedte v/e dijk gemeten op maaiveld-hoogte

toeleidingskanaal kanaal dat vers water aanvoertnaar andere kanalen

toemaak ; (Utr/Hld) slootbagger vermengt metstalmest of compost dat na droging en rijpingover het land werd uitgespreid *toelaag; 2 sloot-bagger gebruyikt voor vulland

toemaat het gras dat opgroeit nadat er voor deeerste maal gehooid is *etgroen. nagras

toen turntoepad pad dat de af te leggen weg bekort, veelal

een niet-publieke (eigen) weg *doorsteektoerkamp bouwland dat twee jaar tevoren gras-

land was *ioetoeristenvoorziening voor recreatie aangebrachte

grootschalige voorziening als jachthaven, cam-ping

toert torttoeslag / afdamming; 2 deel v/d marke dat om-

heind is, als bijzonder eigendomtoevaart vaart die een kortere weg maakt dan

andere vaartentoevlot overstromingtoevluchtsoord uitwijkplaats *onthoud. weerkerk.

wierde. sielle

toewater besloten water, door de vorst dichtlig-gend

togel kweek, ook voor harde oude rietstengels enwortels

tol / grensplaats waar goederencijns betaaldWordt ad gaarder 'mute. weerd. vaar. costume; 2kleine ronde schelf, bv v vlas

tolhoom slagboom met passagegeld-verschuldi-ging

tolhek bareeltolhuis gabeltoinmd (NBr) kleine grafheuvel @L tumulus. tomba

'graftongbekken langgerekte oerdalen door landijslob-

ben uitgeschuurd en langs de randen opgestuwdtongduin tongvormig duintongval uitspraak *dialect. idioomtonyhrug wiphrus;

1 1 1

Page 114: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

toom i visrijke plek, plek waarheen de vis trektof ïha een groep dieren *aalstal; 2 harde toom:stenige ondiepte

toort torttopgras gras voor de eerste snedetopogeen veen: in zijn ontstaan afhankelijk v/d

plaatselijke gesteldheid (topografie) v/h terreintoren «"wachttorentorf 1 graszode, aardkluit; 2 turftorneel torentje, borstweringtorrent sterk stromend water, stortbeektorsch 1 (O-Nld) gras- of heidezode *piag; 2

aardkluit met wortelpoltort / uitwerpselen, mn gedroogde schape- of

koeiemest *toort. toert; 2 afval, vuilnistotenbulten (Gld) grafveldtra / open plek i' bos, als afscheiding, brandgang

of weg sleuf < tra < dreef]; 2 gang, loop of paddoor het vee platgetrapt *trade, tretse; 3 een doorhet veen aangelegd pad; 4 kaatsbaan

tragel (Zws-Vl) trekpad langs vaart *jaagpad.treilpad. lijnpad

trageldijk kadijk. leidijktralie een met een hekwerk afgezette plaatstranchee l loopgraaf *tranckijs; 2 greppeltranckijs loopgraaf *trancheetrans / a/d overzijde, danwei dwarsdoor; 2 ruim-

te die een kerk omgeeft; 3 omheiningtransect een karakteristieke lijn (dwarsdoorsnee)

of representatieve strook als hulp voor hetinventariseren v e bepaald gebied

transgressie relatieve zeespiegelstijging, positievestrandverschuiving of opdringen v/d zee

transpiratie verdamping door plantentransversaalduin «•dwarsduintrap voetspoor *prenttrappeleind «" gewendetrappenakker terrasvormige akker tegen een

heuvel gelegentravaat korte, hevige windvlaag met stortregentravalje (Zld) permanente of tijdelijke, open stal

(bij dorpsplein, paardenmarkt) waarin eenhoefsmid het paard vastzet dat hij wil beslaan*hoefstal

traverse 1 stroomgebied v/e overlaat dwars doorde velden, om verder stroomafwaarts het waterweer op de rivier te lozen *groene rivier= loopvdd; 2 verbindingsweg of tunnel; 3 wal ofverdedigingswerk loodrecht op de vuurlijnrich-ting

trecht oversteekplaats i/e rivier *drecht. tricht, veer@L: trajectum

trechter granaat-inslagkegeltrechtervormige riviermonding: estuariumtreek «srtreilpad

treilpad trekpad langs vaart *trekel. treek, tragel,jaagpad. h)npad

trek 1 grote verhuizing voor overwintering; 2voorgeschreven baan *koers; J spoor "leze

trekel (Utr) treilpadtrekgat / windwak i/h ijs; 2 hoekige plas ontstaan

door Uitvening *petgat, weertrekgras kweektrekker tochtsloottrekpad pad voor de jaagpaarden v trekschuiten

"jaagpad. treilpad. lijnpad

treksloot een door bemaling stromende ontwate-rmgssloot *tjamme

trekvaart waterweg voor trekschuiten *ioopdieptrepas / doorgang, pas *repas; 2 nauw pad; 3

marktvlektresk (Frl) driestret afstandtretdore kleine sluistretse voetspoor, wandelweg, veespoor *tradetricht trechttril veen laagveen dat op drijvende zwiep zode

rust. kenmerkend v matig voedselnjk verlan-dingsstadium (zegge) in kwelzones

troebeling vermindering v/h doorzicht v water""blondje, drobeling. dikwater. beroering, terbel

trofiegraad de mate waarin voedingsstoffenbeschikbaar zijn i/h milieu waarbij onderschei-den kunnen worden: voedselarm (oligotroof),matig voedselrijk (mesotroof), voedselnjk (eu-troof) en overbemest (hypertroof) «Veen

trog l diepzeegeul; 2 uitloper v/e lagedrukgebiedtronk afgeknotte boomstam (tronkboom = knot-

WÜg) 'stoof

trullo prehistorische ronde woning v veldkeientudergerse graasweide met vee a/h stik *tuurweidetufkrijt (Z-Lb) zachte, mergelachtige kalksteentuier stuk grond waarop men een dier laat grazentuil (Gld) bouwland (werkland) *tuyltuimeldijk dijk naast een dam en hoger dan dezetuin l afgeperkt stuk grond "volkstuin, kruidhof @G:

tün 'achteruit' «"boerentuin; 2 heining, afperking ofomtuining *vrede. glint. keube, kobe, tuun; " vlecht-werk v twijgen en palen ofwel dood hout, vglhaag (levend hout) *rijswerk, plei, veken

tuinaarde humusaarde *erfttuinbouw produktiesector v/d landbouw geken-

merkt door een zeer intensieve teelt v groente,fruit, bloembollen, bloemen of bomen *glasbouw

tuineerdgrond een kleigrond met een donkerebovengrond, >50 cm, die is opgebracht, opge-varen of opgebaggerd *hofland, hovinge

tuinhuisje glonëtte, prieeltuinkunst broderietuinwal wal v gras- en heideplaggen. meestal

onbegroeid en 1 m hoog ter afperking v/e tuin

112

Page 115: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

in hou ta rme gebieden [balk < tuinwal < vestingwal]*tuunwoaltje. schapenwal

tuk (Ov) deel v/d gemene grond dat telkensonder de gebruikers verdeeld wordt *tjuch

tumulus ronde aarden (prehistorisch opgeworpen)grafheuvel, soms met vaste onderbouw *tommel'S'grafplaats

tunede omheinde plaatstunnel gegraven en vaak rechtlijnige onderaardse

gang, vgl grot (natuurlijk) "traverseturbine samenstel v elkaar kruisende wegen

waarbij de verticale projectie het beeld vertoontv/e schoepenrad, vgl sterrebos «knooppunt, sterne

turf (oppervlakte)brandstof v hei met de wortelsen mos, gaf minder warmte dan moer maarbrandde langer *ba?gelaar. derink. dieper, dosterd. gal,gliede. pof. runturf. sponturf. pijperturf. haardbrand.haverstro. klot. brand, schadde. leur. lever, vinke

turfaarde veenaardeturfhoofd turfkadeturfhoop zwüturfkanaal een voor de turfafvoer aangelegd

vaarwater *compagnievaart, monde. diep. wijk. praam-

gracht. moervaart

turfkade laadplaats bij turftransport over water*lent. anthooft, turfhoofd

turfsteekplaatS *veen, moer(grond), peel. turfhei, klien.binnen/buitenveen

tusculum bolvormige terreinverhogingtussengebied enclavetussenweg weg tussen een dijk en het watertuunhaag veekering die is gemaakt v palen en

dode takken, waar later meidoorns en anderestruiken spontaan zijn opgeschoten, soms zovergaande dat v/d oorspronkelijke haag niets meerte zien is

tuunvvoal (Texel) met heggen begroeide lagedijkjes als omheining v weiden •«"tuinwal

tuurweide graasland met huisvee a/h stik, voorali/h najaar om het etgroen te laten grazen •hulie-kamp

tuyl tuiltweelicht schemeringtweesprong wegsplitsing "vork. scheldetwijgwaard rijswaardtwilhout rijshouttwisk (NHld) kruispunt v twee wegen *quatrehras

@OE: wicen;twistland stuk land waarover onduidelijkheid

bestaat tav eigendomsrechten *hadd. klamdijk.klammad. kibbelslajr. kijfland. krakeelveld. -triiland.walstat

tyhuys rechtsgebouw •tijgkotc «Mi-iië

1 1 3

Page 116: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

u

uilevlucht (lit) avondschemering, avonddonkeruitblazingskom 1 erosiegat i/d duinen, vgl wind-

kuil *del. duinbaan; 2 kom in dekzandlandschapdat vaak <2 m diep is

uitboeren grond door ondeskundig gebruik uit-putten *uitbouwen. veronzaden. reken

uitdelving *groeve. leemput. tichelgatuitdrift recht om een aantal schapen en koeien op

de markegronden te laten weidenuiterdijk / buitenste dijk; 2 (Gr) buitendijkse

onbedijkte gebieden aan zee of rivier, in N-Grna 1717 ontstaan 'voorland

uiterland buitendijks gelegen gronden @O: mar'buitenwaards'

uiterwaard buitendijkse, tussen bandijk en zo-merdijk gelegen gronden, meestal met grasbegroeid [uiterwaard < potpolder] *buitenwaard. buiten-polder, uitgors. zelling

uitgeslagen sjrond: grond die na doorbraak v/ezeedijk buitendijks is komen te liggen

uitgeveend water: *petgat. dobbeuitgors meestal met gras begroeid stuk land

gelegen tussen het zomerbed v e rivier en debandijk = voorland

uitgras buitengorsuitham landtong *nes. spikeuithoek uiterste puntje v/e land *kaap. landtonguithof bij een klooster behorend maar daarbuiten,

op het platteland gelegen hofstede *voorpost.buitenpost, grangia. eommanderij 5 -zele

uitkijk panoramapunt. ïhb wachttoren a/d kustuitland land buiten het rechtsgebieduitleg historische uitbreiding v/e stad buiten de

bestaande muren of grenzenuitlevering het verschil in hoogteligging vh

maaiveld door grondbewerking, bij een bouw-voor ca 6.5 cm door aanzakking

uitloging oplossing en afvoer v gemakkelijkoplosbare bestanddelen v/e bodem of gesteente

uitloop uit de grond ontspringend water "-uitsprong,sprank

uitmoeren uitvenenuiünonding v e rivier: *delta. estuariumuitpad pad dat naar de openbare weg leidtuitschieter rukwind die plotseling 90' van richting

verandertuitslaan uitmalen v wateruitslag uitgeslagen of buitengedijkt landuitspoelingsgat door water uitgekolkt doorbraak-

gat of diepte iha "Valput. zinkval. kolk. wiel

uitsprong een uit de grond ontspringende beek*sprank. uitloop

uitsteeksel obstructie op waterbodem i/e vaarwa-ter *struik. hecht. heft. raag

uitstrekkend oppervlakte in beslag nemenduitvang (Kempen) bivancuitwaaiingskom door winderosie ontstane laagte

*windkuil

uitwaling aardverschuiving, dijkverzakking *dijk-val. grondbraak

uitwatering afdalingeuitweling uitgraving voor zoutziederijUitwerpsel Stront [uitwerpsel < mest] *drek. poep.

grasduiker, klamaai. klamei

uitwiggen spitsvorrmg uitlopen op niets zowelvan percelen als van aardlagen

uitworp buitengedijkt landuitzicht topografisch benoemd als kijkduin, kijk-

ïn-de-pot, kiekbergum achtervoegsel bij een plaatsnaam verwijzend

naar een permanente woonplaats, tgv $ -sel

unde stromingsgolfünlan (Frl) wildernisUnger (NHld) onkruid *unjer. hermoes, kwadenaardüngetideslan (Frl) grasperceel voor hooiupstalbeam (Frl) gerechtsboom waaronder op

Pinksterdinsdag recht gesproken werd (Verbondv Friese Zeelanden) *dingboom

ür (Frl) over- of hoger gelegenurbaan steedsurie / riool; 2 mestvaalturine via de nieren afgescheiden lichaamsvocht,

dat ter bemesting v/d bodem kan worden aange-wend vgl aalt *zeik, orijn. streule. stal. mieg, ham, piescahier

urk 1 kustlangse geul; 2 uitsteeksel izv eilandurnenveld stuk grond met kleine prehistorisch

opgeworpen heuveltjes omgeven door (uitgegra-ven) greppeltjes met een verzameling lijkurnen,en bedekt door een hieruit opgeworpen heuvel-tje «3"grafplaats

utebaelge buitenwerk v/e versterkte stadusurpatie het onrechtmatig in bezit nemenutedijc buitendijks gelegen, onbedijkte grondenuut voorvoegsel in een plaatsnaam met betekenis

neder of buiten gelegenuutbranke vertakking, zijtak v/e waterstroom

114

Page 117: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

V

vaag 1 vettigheid v/d grond mn door bemesting,groeikracht, weügheid; 2 woest, onbebouwdland

vaaggrond bodem zonder duidelijke profïelop-bouw

vaal (Z-Lb) dal, vallei @Fr: valvaalgrond / (Gld) homogene nieuw aangeslibde

riviergronden; 2 uitgeloogde gele of witte zand-bodem $ -elu

vaalg valgvaalge (Gr) buitenbuurt v verschillende dorpenvaalt / oorspronkelijk een nachtelijke stalplaats

voor vee *kraal, meshof; 2 (later) mesthoopvaam vademvaar / plaats met scheepstol; 2 valboom, hek

*varen

vaargat toegang tot de landerijen over een dami/d sloot *inru

vaarland alleen per boot bereikbaar (gras)landvaart gegraven waterweg v zo'n 6 m breedte

[schoer < vaan < kanaal] *rak. feart. schiplede

vaarwater bevaarbare geul i 'e binnenlandsewaterweg, of tussen gevaarlijke plaatsen door*zeegat. wetterstrete

vaarweg (Lb) rijwegvaat (vee)drinkput «s"vatevadem lengtemaat V 1.80 m *bras. klafter. klater, later.

vaam

vademinge draadomspansel, afrasteringvadoos water i/d bodem gedrongen regenwatervageland onbebouwde akkervak l gedeelte v/e dijk, kanaal, rivier, strand,

spoorbaan ed beschouwd tov zekere verdelingenals afstandspalen, kribben; 2 bosperceel met 10of 20-jange opstandtermijn

vakwerkbouw constructie in boerderijen metzware eiken gebinten en muren bestaande uiteikenbalken, opgevuld met twijgen en leem ofmetselwerk, vgl speklagen

val l waterval; 2 dijkval; J diepe geul (zinkval)valant duivel, boze geest «'bijgeloofvalavond avondschemering, uüevluchtvalbedde rooster «"wildroostervalde / omheinde ruimte, erf; 2 mestvaaltvalder (Lb) halfschuin staand en vanzelf dichtval-

lend klaphek op de grens van uitvalsweg entuunhaag rond dorp, ook sluitboom? *hamei

valg 1 (Frl) esachtig complex *velling; 2 (Gr)omgeploegd braakland, bouwland of zaadveld inN-Gr kleistreek

valge grote golf, baarvalgen braken, dwz herhaaldelijk licht omploegen

doch onbezaaid laten om de grond de rust tegeven en hem weer vruchtbaar te maken

vaüaat verlaatvallei breed dal, veelal rivierdal, duinkom of

laagte i/e Stuwwal @L: valles Malen'vallend tij afgaand tij, ebvalling hellingvalput diepte ontstaan uit doorbraak v/e polder-

dijk, uitspoelingsgat *wielvalschut (Ov) verticale planken stuwsluis *zijlvalstrepen verticale of schuine neerslagstrepen

a/d onderkant v wolken waarbij echter de neer-slag het aardoppervlak niet bereikt maar onder-weg verdampt *virga

valten walgenvalthe (Dr) stal, schaapskooi *volthe @0ND: vaelt

'erfvalwild wild, mn reeën die door koud, ongunstig

weer of in het verkeer omkomenvalwind sterke en vaak sterk plaatsgebonden

frequent voorkomende neerwaartse luchtstroom,tgv thermiek [luchtzak < valwind]

vangerij eendenkooi *war = vinkenbaanvangjacht jacht waarbij niet geschoten maar wild

levend of dood gevangen wordt (lange jacht)vanggreppel greppel om schadelijke dieren (mui-

zen, tnsekten, ïhb de dennesnuittor) te vangenvangpijp half gebogen pijp v/e eendenkooi waar,

tegen de wind in, eenden in worden gelokt engevangen •* eendenkooi

vangterrein terrein gereserveerd als verzamel-bekken v regenwater, voor latere waterwinningen drinkwatervoorziening

varen slagboom, hekvarkenbrink grasveld voor het weiden v varkensvarreland kalverkamp (voor stieren) •«'veestapelvasteland een grote uitgestrektheid land, zó groot

dat i/h binnenland de invloed v/d zee nauwelijksmeer te bespeuren valt •continent

vastgoed (recht) onroerend goedvastvriezen ijsverkittmgvate (Zld) openbare waterput voor het vee, ihb

een zoetwaterput aangelegd in zilte gebieden(schor) met een waterdichte kleibodem omregenwater op te sparen, aangelegd vanaf de 12eeeuw *vathe. vaat. feit «ringdobbe

vathe (Gr) openbare waterput, bovenop woonheu-vels gelegen en dikwijls naast de kerk (bluswa-terkuü) "fait, feithing, dobbe 'S"vate

vechthuus bolwerk

1 1 5

Page 118: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

vee gecultiveerde dieren voor vlees-, ei-, huid-,wol- of melkproduktie *noot. quic

veehof boerenhoeveveek / aanspoelsel dat bij eb langs de hoogwater-

lijn op strand en dijken achterblijft *deek. get'fel.ruigte. watermerk: 2 uit de sloten opgehaalde ruiste

veekraal omheinde ruimte voor veeveemgericht (O-Nld) geheime en onofficiële

manier v reehtsspraakveen l (bodemk) grondsoort met een aandeel v/h

organisch stofgehalte >35% (zandig) tot >70%(lutumnjk moedermateriaal), waarbij de invloedv/e minerale component volledig ondergeschiktis voor de eigenschappen v/h bodemmateriaal; 2(stof) de nauwelijks vergane, dicht opeengepak-te en bruin gekleurde resten van hogere planten;J landschapstype, te onderscheiden naar ont-staanswijze: topogeen veen (agv reliëf), ombro-geen veen (overvloedige neerslag) en soligeenveen (beide v betekenis). Ook kan naar voedsel-njkdom v/h water een indeling gemaakt wordenin laagveen (eutroof of voedselnjk), moerasveen(mesotroof) en hoogveen (oligotroof of voedsel-arm) *faan, fean; 4 als achtervoegsel bij eentoponiem, verwijzend naar laat-Middeleeuws(1200-1500) ontgonnen veenmoeras $ -veen

veenbaan haechveenbreuk een doorbraak v veenmateriaal ad

rand v/e hoogveengebied of op plaatsen waardeze ontwaterd worden, en door zeer groteregenval. Ket veen stroomt dan als een breiach-tige massa weg

veenbrug prehistorische wegen v houten dwars-liggers door moerassen; deze werden vooralaangetroffen ongeveer 1 m diep i/h veen *balk-brug. knuppeldam. spang. spyk. spiek, specke. moerasbrug,stokkenbnig

veenbult *belte. kop. kat

veendijk dijk die middeleeuws bouwland of veenmoest beschermen tegen het water uit het ho-gerop gelegen kussenveen (hoogveen), vgl kade(laagveen) *hallmg

veenkluit dompveenkolonie plaats ontstaan op afgegraven hoog-

veen met een vaak zer strak planmatige vorm vaanleg

veenkoloniale grond (Gr) gecultiveerde hoog-veenbodem door vermenging van bonk met het,na het afgraven van veen blootliggende, dek-zand *dalgrond

veenkuilengebied (NO-Polder) door marieneerosie aangetast veengebied; opgevuld met zavel(Zuiderzee) en na inpoldering door klink eenonregelmatig inversiereliëf vormend

veenlens plaatseli]k i/d bodem voorkomendeingesloten veenlaag. vgl pakket

veenmeer meerstalveenmineralen organische of anorganische (vaak

ijzerhoudende) bodemmineralen die in veenvoorkomen: limoniet (bruin ijzererts), ijzeroer,sideriet (wit ijzererts, FeCO,), vivianiet (blauwijzererts, FePO4), doppleriet (homogeen zwart)

veennerf jong veenmosveen gebruikt als turf-Strooisel *bolster. bonk. grauwveen

veenpakket dikke uitgestrekte veenlaag i/d bo-dem, vgl veenlens [hotte < kiemj

veenplaats aaneengesloten oppervlakte hoogveentussen wijk en ruggeraai, ter breedte v 80-85 m,lengte 1-3 km *plaats

veenput smalle strook (9-12 voet breed) waar bijvervening wordt ontgraven *petgat

veensater bewoner v/e veen of polderveenstroom met-slibvoerende stroom die regen-

water bovenlangs een veenkussenpakket afvoert

veentie (Dr) gedeelte met open water v/e metveenpakket dichtgegroeide depressie i/h dek-zandlandschap *turfgat. koele, venneke, ven

veepestbosje boerenhakhout i/h veenweide-gebiedes'pestbosje

veergaarde (Betuwe) klein boomplantsoen vooraanleg v bosculturen en laanbeplanting

veerooster een voor het vee aangebrachte bar-rière bestaande uit een horizontaal liggendhekwerk, vaak op dijkvakken *wildrouster (natuur-reservaat)

veerpont symmetrische overzetboot over bredewateren [schouw < veerpont] *drecht. everschip. gewas,zei

veeschoor voorland met drassige bodem, vooruit-stekende punt in zee?

veerstal overzetplaats over een water, met eennaar het water aflopende weg en klein insteek-haventje als aanlegplaats [waterstoep < veerstal]*veerstoep, vergat, overveer

veestapel alle voor landbouwkundig profijt ver-zorgde dieren waarbij vaak de diernaam op dehuisweide is overgegaan: stierwei (bullekamp,varreland), jongvee land (kalfsveld. rierland. vaarsland.

pinkeland. kiesmanveld. voolwerf), trekvee (horsland.

hitland), s lachtvee (zwienkamp, hossegars. varkenbrink,

suwdobbe), en over ig hoenderkamp, metteveld)

veeschaar zekere eenheid v grondbezitveeteelt commerciële veehouderij gericht op de

daaruit verkregen produkten als wol, leer,vlees, melk, eieren *boverie

veewachter veehoeder *boeheer. waarsman, herder,scheper, segenherde. stellenaar

vegetatie half-natuurlijke of natuurlijke begroei-ing v/e bepaald gebied; de individuenmassa vplanten, in samenhang met de plaats waar zijgroeien en de rangschikking die zij uit zichzelf

1 1 6

Page 119: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

hebben ingenomen. Als vegetatielandschap is inNld aanwezig heide, duin ed 'plantenwereld

veite (Z-Nld) zeer vruchtbaar (vet) v/d grond enwelig V plantegroei *vei = g=ii (door meststof)

veken / slagboom; 2 (VI) gevlochten omheining"horde, hekwerk

veld / open land buiten steden en dorpen; 2 (Z-Nld) akkerland; j woeste grond; 4 stadsplein

velddiefstal Stroperij *moeskopperij, eterievelderts ijzeroerveldgrond heidegrondveldhuis landhuisveldkei in zandgrond gevonden (zwerf)kei 'bai-

stien. flint. koot

veldnaam streeknaam verwijzend naar bouw- ofgrasland, woeste grond of reliëf

veldpad landwegveldschans redoute *rampaardveldspoorbaan licht en tijdelijk (smal)spoorveldwachter politie op platteland *garde. prater,

roeke

veldweg onverharde buitenwegvelg ossenwegveilingskerf (bosb) kapsnedevellingen (Frl) esachtige complex *vaigenvels rots, rokeveltdam keerdam, aarden walveltlant akkerland, bouwlandveltwijc woon- of wijkplaatsje op het veldveluwe arm, onvruchtbaar landgebied, tgv betuwe

*apenland. gees @OND: vael + ouweven / voedselarme, ondiepe zoetwaterplas op

kalkarme hogere dekzandgronden, ontstaan alseen doodijsgat pingo, danwei een tot de grond-waterspiegel uitsiestoven kom waarin zich waterheeft verzameld, of een kom met een voorwater ondoordringbare bodemlaag. Het water iszuur en oligo- tot mesotroof; 2 (NBr'Lb) eenniet-afwaterende plas i/e heidegebied 'flaas, vlaas,fles, vlas. vlies, tloos. veentie, venneke; 3 (Nld) een

door vervening ontstane plas [ven < dobbe]; 4veenland; 5 (kuststreek) gras- of weiland, itthooi- en bouwland

venatorisch de jacht betreffendvenne 1 veen(land); 2 waterig stuk land, weidevenneke (NBr) venvenneweegs lengte v/e weiland als lengtemaat,

tussen 150-250 mventweg parallelweg langs hoofdweg, bestemd

voor lokaal verkeerverband (bosb) rijenstand v aangeplante bomenverbanningsoord plaats v gerechtelijke uitwij-

zing, vgl genadeplaats •duivelseiland, echteverbindingsdam aansluitknb bij een strekdamverdamping speciaal de fase-overgang bij water

v vloeibaar naar dampvorm, het totaal van

transpiratie (vegetatie) en evaporatie (bodem-uitwaseming) *evapotranspiratie

verdedigingsstelling militaire linie waarbij vaakzoveel mogelijk gebruik is gemaakt van dekkingen camouflage in de natuurlijke omgeving*fortenrij, waterlinie, rideau. ringstelling. schanslijn

verdolven land weggegraven, verdronken ofoverstroomd land

verdronken land aan de zee prijsgegeven cul-tuurland [dil < verdronken landl

vergat vaargat, opening waar men in en uit kanvaren *veerstal, aakvlaai, insteekhaven, sellinge

vergezicht panorama 'belvédère, uitkijk

vergier boomgaard bij een kasteel *vergtvergt (Betuwe) boomgaard 'vergierverhakking militaire versperring v geveld hout

met de ineengestrengelde kruinen en takpuntennaar de vijand gekeerd en met piketpalen i/dgrond bevestigd

verhang ; helling v/e waterloop, verhoudingtussen verval en afstand; 2 opstuiving, de doorde wind veroorzaakte helling v/e waterspiegelv/e meer

verheffing plaats waar zich iets verheft *verhegingverheien uitdampen, uitdrogen v akker of veldverheling het aaneengroeien v gescheiden zand-

platen of eilandenverneveling l luchtspiegeling; 2 verschijnsel i/d

dampkring als regen, sneeuw, onweerverhevenheid plaats die uitsteekt boven zijn

omgeving 'hoogteverhoefslaging vorm v dijkbeheer waarbij onder-

houd per hoefslag werd vastgelegdverkanting dwarshelling, verhang v/e wegdek in

dwarse richting, v/d kruin tot de kant v/d rij-baan of tussen twee gegeven punten

verkavelen het in percelen delen van eultuurland,meestal door het graven v sloten

verkavelingspatroon hoofdtypen in Nld: (1)blokverkaveling met verspreide bewoning (klei-grond, kampontginning, raatakkers), (2) strook-verkaveling met geconcentreerde nederzettingen(brinkdorpen), (3)) opstrek-verkaveling (cope-ontginningen, opstrekkende heerden; weg-,streek- of dijkdorpen), (4) rationele blokverka-veling (nieuwe polders)

verkeersader grote brede verkeersweg voorsnelverkeer

verkeersknooppunt 'klaverblad, rotonde, pleinverkiezeling verkitting door siliciumzuur 'silificatieverkitting aaneenhechtmg v los materiaal door

chemische neerslag v bv CaCO-, en SiO2 inporiën

verkoling verwerking tot houtskool (géén inko-ling)

verkorting dwarskade tussen verskade en dijk

1 1 7

Page 120: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

verlaat / schutsluisje voor de kleine scheepvaart:2 kleine uitwateringssluis lozend op binnenwater[verlaat < zijl] *belaat

verlanden dichtgroei v/e water volgens een op-volging v vegetatie. De snelheid v/h proceshangt samen met factoren als voedselrijkdom,grootte en diepte v/h water en aard v'd onder-grond. In grote lijnen zal zich een successier-eeks afspelen volgens waterplanten - riet -zegge - broekbos - veenmos

verlandingszone strook water die door planten-aroei en baggervorrmng langzaam overgaat inland

verlies onderaardse gevangerusverloop 1 geleidelijke versmalling, vermindering;

2 (zeer) hevige windvlaag met regen, onweers-achtig

verloperig onweersachtigvermaak houten heining om grasweiden, afslui-

ting, vgl glintvernauwing land- of zeestraatveronzaden een land uitputten door steeds dezelf-

de gewassen te zaaien *uitboerenverponding grondbelasting geheven volgens

kohieren die niet alleen de grootte vermelddenmaar ook de opbrengstcapaciteit trachten tebenaderen

verrejager polsstokverscharen verweidenverse grond (Zld) binnendijkse grond *verslandverse schoot (zeev) strook zoet water dat onver-

mengd een eind in zee uitloopt *schootwaterverskade tijdelijke kade van zo'n 1.5 m boven

hoogwater langs de buitenomtrek v/e te bedijkenschor of kwelder •achterkade. hoofdkade

verslagen materiaal detntusversnippering proces v kavelverkleining door

erfdeling, keuteraankoop, drieslagstelsel ofbednjfsmtensivering, tgv ruilverkaveling*gewandverkaveling

verspoelen het weggevoerd worden v verwermgs-materiaal of bodem door water dat langs eenhelling afstroomt

versterking fortificatie *stins. state. borg. wijkhuis,warnisoen. warninse

verstuiving zandverwaaiing *smvevertakking nviersplitsing *raayverval 1 hoogteverschil tussen begin en eindpunt

v/e rivier *afloop; 2 naar de top dunner worden vbomen

vervening plaats v veenontginmngverwaterplaats plaats om mosselen uit te zetten

om ze van vers water te voorzien en ze teontdoen v zand

verwering aantasting v gesteente door water.wind of ijs

verwilderen stromen v/e rivier via een onregel-matig geulpatroon

verzakking afglijding v/e dijk, grond edverzanden het verondiepen v geulen of waters;

'landen verzanden en zanden verlanden'verzilting bodemverzoutingvessem aanspoelsel langs een stroompjevest verbrede verdedigmgsgrachtveste / Stadsmuur of wal *batelgeringe. stadweringe; 2

versterkte plaats, hetzij burcht danwei stad'kasteel. Huis. burcht

vestingsstad gefortificeerde nederzetting met eenvanuit militair oogpunt doelmatige plattegrond,de ontmanteling v vestingsteden volgde na deVest ingwet 1874 [landsfort < vestingsstad] *duurstede

vestingswal aarden verdedigingswal rondom eenmilitair bouwwerk of stad om toegeschotenprojectielen te smoren *werneringe »S"aanaarding

vette dikke mest (vetteme)veur praktijknaam voor een vore of geul die

wordt gegraven om broeimest in te zetten, voortuinbouw gewassen

veursgemeen (Z-Nld) opgebrachte (bemeste enverhoogde) akkergrond in gemeenschappelijkbezit *veld. aard f*"es

vezelkool fossiele houtskoolviane straatdorp @L- via 'weg'viant duivel, boze geest «"bijgeloofviek groot dorp met een stedelijk uiterlijk; neder-

zetting v handelaren op basis v vni landverkeer*wijk. poort @L: vicus 'wijk'

viem kegelvormig stapeltje turf waar de windgoed doorheen kan blazen om de turf nog ver-der te drogen

vierendeel (Zaanstreek) viertel, landskwartier*vörrel

viermolen watermolen?vierstic stadswijk, kwartier (vierstuk?)viertel / kwart landdeel na opsplitsing «vierendeel.

vörrel; 2 stadsdeel *kwartiervijfzode (Zld) zorgdijk met een oorspronkelijke

kruinbreedte v vijf zodenvijver / klein, natuurlijk of gegraven omsloten

waterbekken mn in tuinen, oorspronkelijk omvis in te houden, later ook als deel v park- oftuinaanleg *wijer, vloeiput; 2 open plas, veenplas

villa huis naar romeins voorbeeld, gelegen i/hcentrum v/e landbouwbedrijf (grootgrondbezit),met veel bijgebouwen; als landgoed (villaerustica) of landhuis (villae urbana)

vilt met allerlei gewas en onkruid bezette endoorgroeide bovenkorst v/e stuk land

vim / hoeveelheid bossen stro, hout, rijzen ofgraan, regelmatig gestapeld op hopen; 2 lang-werpige hoop turven die te drogen staan

vinger grenspaaltje

118

Page 121: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

vingerlijn boogvormige stuw- of schutdam *vin-gerling

vingerling 1 tijdelijke dam om daarachter eensluis aan te kunnen leggen; 2 ringvormige damvoor waterlozing, soort v duiker; j (ZHld) kade

vingerpier loodrecht op de havenkade staandepier

vinke slechte, lichte turfvinkenbaan (Hld) vlak rechthoekig lapje grond

(6x20 m) met lange zijde loodrecht o/d trekrich-ting (O-W) om mbv lokvinken en slagnettentrekkende vinken te vangen, mn 17-ise eeuw a/dkust

vinne afgesneden stuk *ookiandvinster donker, duistervintele sluisviolenboom gewone esdoorn of ahornvirga (meteor) valstreep, neerslag uit wolken die

de grond niet bereikt *valstrepenvisdijk visvijverV'iSgrond *beuggrond. toom. paaiplaatsvistrap kunstmatige stroomversnelling langs een

stuw of sluis, voor trekvissen aangelegd omdeze te kunnen passeren [aalladder < vistrap] •casca-de

visvijver kweekvijver voor visteelt *keem. piscine.visdijk. weijerd. (vivere. wiver. wuwere)

vitte handelsplein v/e Hanzestad *markt. megenvitselwerk v gevlochten tenen en leem vervaar-

digd muurwerkvivere vijvervlaag / bui, plotselinge kortstondige verheffing

v/d wind *zwede. stoddinge; 2 schutsel «"vlaakvlaai / geul i e weiland *deiling. aakvlaai; 2 stinken

v watervlaak / zandbank *viake; 2 lichte schutting v stro

of net *vlaagvlaas / (NBr) plas in hei of in bos *vlas, vlies. vlos.

fles; 2 een door bos omringde open plek, woud-dal of bosweide

vlade hoop koeiedrekvlag l samenhangende massa v vezelige gewassen

dat (ï'd zomer) een water kan bedekken enopvullen *flab; 2 heideplag of graszode *vlagge; 3zacht, zoel

vlagge afgehakte zode, plagvlak I effen en open land "evenode. plei. emmen; 2

ondiep; J met een zeer geringe helling, bijnahorizontaal

vlakgraf begraving v lijk- of crematieresten i/dbodem zonder zichtbaar monument, ïtt grafheu-vel *grafplaats

vlakte uitgestrektheid *plein. bleek, romerveldvlam (zeevlam) mist, koude nevel die plotseling

uit zee komt opzetten mn 's-avonds

vlascultuur (O- en Z-Nld) akkerbouwgewas alsgrondstof voor linnen (textiel); ingezaaid op dehogere gedeelten v/d groengronden, in juligetrokken en aan bossen gebonden, 8-10 dagenrottend i/d sloot, dan uitgespreid, gedroogd,gerepeld, gebracht, gehekeld en geschoond omtenslotte gesorteerd te worden op vlas, hede,middelhede en stathakke

vlasveld *knottenbelt. reutakker, hekelblok. lijnbaanvledder moerassige streek, veelal als grasland

gebruikt *fleddervlei vlies op een wateroppervlakvlek verzameling v huizen, in straten afgedeeld,

soms een zeer klein bewoond oord waarvanenkele in 1809 alsnog stadsrechten kregen [dorp< vlek < stad] *gehucht

vleken (O-Nld) twijgbrug of hor *spikke. veken, horvlenkinge schittering, schijnselvletgrond grond tbv aard- en dijkwerkvletzode schorzodevlichdijc verlaten dijk *bout, nollevliedberg (Zld) kunstmatige heuvel (lO-l2e eeuw)

als ondergrond voor een mottekasteel, later ookals veevluchtheuvel bij overstroming gebruikt*vliedheuvel. stelle, werve

vliedheuvel vliedbergvliegerij jacht met roofvogelsvliegveld opstijg- en landingsterrein voor lucht-

vaartverkeer *landingsstrip. luchthavenvliegzand stuifzandvlier moerassige grond met een veenlaag erop

*moerasveen. broekland

vlies 1 zeer dun laagje *blets. film; 2 (NBr) veen-plasje *vlaas; 3 begroeiing *vioes

vliet / gegraven watergang in veenweidegebiedtussen polderwatenng en stroompjes of rivier,vroeger zelf afwaterende beek maar later moes-ten ze bemalen worden *wateriossing. slaak; 2kreek in getijdegebied; 3 stroom of breed water

vlieter geul waarin het water sterk stroomt,vooral bij zeegaten

vlietland land gelegen tussen boezem en de boe-zemkaden, dat bij hoge waterstand onder loopt•druipland. boezemland

vlietveen nog ongerijpt, slap veenvlije (ZW-Nld) kreek of geulvlik (NBr/Lb) heidezode *vlinkvlintroke flint, steenblok(rots)vloed l stroming v water iha: waterloop, rivier

*watergolf. opganc. oke @Gt: flodus 'stroom'; 2 per iode

v/h getij waarin de waterspiegel stijgt. Devloedstroom hoeft niet precies met de periodetussen hoog- en laagwater samen te vallen *was

vloedbranding golf met een steil front v over-schuimend water die vaak met donderend ge-weld over de gehele breedte bepaalde vloed-

1 1 9

Page 122: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

mondingen binnendringt en zich stroomopwaartsuitbreid: ze ontstaat vanuit gewoon getij en ishet sterkst bij hoog getij i/e vrij ondiepe, trech-tervormige riviermonding *waterwals. bore

vloeddrempel verhoging v'd zeebodem v'e openzeearm om het binnenwater gedeeltelijk tekunnen beheersen

vloedgolf 1 getijdegolf bij de ingang v diepebaaien of riviermonden; 2 zeer snelle en langeenkelvoudige zeegolf, meestal agv onderzeeseaardbevingen *drukwater

vloedgraaf (Z-Lb) gegraven sloot om regenwaterop een beek af te voeren ""gracht, grubbe

vloedhaven haven waar men alleen tijdens vloedkan binnenvaren *tijhaven

vloedmerk spoor dat door de vloed in z'n hoog-ste stand op het strand wordt achtergelaten *veek

vloedschaar geul waardoor de vloed stroomt inestuaria (riviermondingen) of wadgebieden

vioeiput buitendijkse oesterput, gemaakt op hetbij eb droogvallend slik

vioeiveld terrein dat van tijd tot tijd bevloeidwordt, mn met (afval)water dat vruchtbaar slibbevat

vloeiweide laaggelegen delen v beekdalen dieperiodiek onder water werden gezet

vloer terrein, veldvloes het (nog) wortelvaste gewas dat op de

aardkorst groeit *stoppelweide. vlies ^begroeiingvlonder / slootplank als los houten bruggetje *bat.

nis, vondel, zijltje. waterribbe; 2 waterstoep, aanleg-steiger

vlook ondiep v water *vfootvloos kleine plas, ven «"v-laasvloot vlookvlot drijvende massa v biezen of andere water-

planten in water v voldoende diepgangvlotgras alg benaming voor langs de oevers v

binnenwateren groeiende grassen waarvan dehalmen op het water drijven

vlottinge stroming *strumevlotwal lage oever, dras of onder water liggende

wal v graslandviuchtheuvel opgeworpen heuvel als toevluchts-

oord bij watersnood (terp, werf. stelle, hille) of bijoorlog (motte)

vluehthuisje op zandbank staand huisje waar menbij opkomend water in kan vluchten

vluchtweg *pijp. dop. vort. aachte. hagedochtevlugzand drijfzand of stuifzandvochtigheid toestand v/d lucht voorzover het de

daarin aanwezige waterdamp betreft, te onder-scheiden naar absolute (aanwezig) en relatievevochtigheid (mogelijk bij die bepaalde tempera-turen) *wet, doon. waterigheid

vochtopstijging opslag

voddeweer slecht weervoerakker gedeelte v/e wildbaan waar voer

gstrooid wordt voor bijvoering v/h wildvoetelink dijkvoet, berm 'aveiingvoetgetert voetpadvoetpad smal weggetje *steg, voetgetert. gaweg, trade.

tretse

voetschrap spoor, voetstap *iesevoetzand los rul loopzandvogelgras kweekvogelkooy (Hld) vangplaats voor trekvogels, mn

wilde eenden (vgl vinkenbaan), later werd denaam vervangen door «"eendenkooi. blauwgoedkooi

vogelwater spartelplas voor watervogels *gaal,ganzenkuil, ganzenorgel. quakjeswater, vogelenzang, wed.zwanenwater

vogelweide onontgonnen hoogveenvolbed maximale waterbreedte v bedijkte rivieren

*koningsstroom

volgerland land v geringe kwaliteit, kwam nareservering v/h hoofdland (afgeleid v ambachts-gevolg), tgv hootland *egalement

volk grote cultureel gebonden groep waarvan desaamhorigheid kan berusten op afstamming,taal, historische lotsverbondenheid of een com-binatie van deze

volksburcht eenvoudig verdedigingswerk v aar-den wallen, door (onbekende?) volksstammenopgeworpen

volksspraak dialect *boers, patteis, platvolthe (Ov) stal. schaapskooi *valthevolzee het peil v/h hoogste getij, vroeger als

standaardpeü gebruiktvondel vlonder, vondervonder 1 (O-Nld) klein houten voetbruggetje;

planken met evt een leumng *vondel, vlonder, steg.stap. balk; 2 strandwachter

voolwerf veulenkamp «"veestapelVOOr greppel *vore. rioolvoorburg versterkt buitenwerk of poort v'e kas-

teel of stad, burchtvoorde ondiepe, soms ook ondiep gemaakte

plaats i/e rivier of beek met glooiende dammenals doorwaadbare plaats op hogere zandgrond*gewas. wadde =drecht

voorduin duinvoet langs het strand *strandloperS'zeereep

voorend dat einde v/d akker waar de voren uitlo-pen

vooretten een stuk hooiland dat als weilandgebruikt wordt wanneer i/h voorjaar een tekortaan gras is

voorgemaal strijkgemaal dat ook bij gewoonhoogwater in werking blijft

voorgras eerste snede v/h hooilandvoorgronden (Zld) slikken

1 2 0

Page 123: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

voorhof / neerhof; 2 voorplein v/e kerk *parvijs.paradijs

voorhoofd (landb) het niet-doorgreppeld gedeeltev/e stuk land dat doorloopt langs het hoofd vverschillende akkers

voorhout klein bos vóór een groterevoorland 1 in zee vooruitstekend deel v/h vaste-

land; 2 buitendijks land, alg voor gors, uiter-waard; 3 grensland

voorling 1 afstandsmaat = 208 m; 2 oppervlakte-maat, akkermaat v «1/2 morgen

vooroever voorste, bij laagwater droogvallenddeel V/e oever ""voorgronden

voorslag perceel land dat na ontginning werdtoegewezen a/e grondheer of landsheer

voorst (Ov/Gld) een a/h algemeen gebruik ont-trokken (bos/struik)land als geprivileerd jacht-terrein *banbos, achte. vorst, vroonhot @L: forestis'gereserveerd bos'

voorstad buiten de veste v versterkte stedengestichte woonoorden (met buitenwachters),vaak i/h schootsveld gelegen en zeer onstrate-gisch waardoor versterkingen vaak kort nadien .buitenwaarts verlegd moesten worden, vglnieuwstad

voorteken (meteor) indicatie voor weersomslag"boekel. duivelswolkje. osseoog. vuiltje, weergal. weers-hoofd, zwavelregen

voorterrein het binnen een zekere straal gelegenterrein voor een militaire stelling met bv verbodv stenen opbouw

voorwenning voorste akkerstuk (kopstuk) alwaarde ploeg gekeerd werd, tgv achterwenning'S'wenning

voorwerk bij een landgoed of klooster behorendeboerdenj

vore ploeggroef *voor. rioolvork splitsing v/e rivier, weg of spoor •scheide,

tweesprong, vertakking

vormingsstation (VI) rangeerterreinvormzand (Achterhoek) leem gebruikt voor

vormen i/e ijzergietenjvörrel (Dr) viersplitsing of kwartdeel v landerijen

*viertel. vierendeel

vorsche door een zeedijk omringt landvorst 1 weerstoestand waarbij de temperatuur

onder het vriespunt is, in kwantiteit en kwaliteitafhankelijk v/d geografische ligging v/d land-streek. In Nld spreekt men v lichte vorst (mini-mumtemp 0-5°C), matige vorst (-5 tot -n°C),van strenge vorst (-11 tot -15°C) en zeer strengevorst bij nog lagere minimum-temperaturen; 2bosterrein «"voorst

vorstdag (meteor) dag waarbij de temperatuurgedurende het gehele etmaal <0°C blijft

vorster boswachter

vorstlijst (bosb) herhaalde overgroeiing v/e vorst-scheur

vorstwig een door bodembevriezing ontstanescheur (door snelle krimp v/d grond bij grotetemperatuurdaling tot -20 °C) en met later inge-vallen sediment opgevuld

vort 1 vluchtweg; 2 verrot, bedorven *vortenisse; 3doorwaadbare plaats "voorde

vot boksvougel wilgvouweer (Lb) afsluiting (draaiboom) v/e dorps-

weg op de grens v/d bebouwde kom *barrier,gaar. hamei. valder, veken

voy l weg, pad, gang; 2 reisweg *fooyevrang konijneholvrecht (Lb) oppervlaktemaat als deel of stuk v/e

grotervree (Dr) omsluiting v/e stuk grond, landschei-

ding of afrastering *vrede, bichtvreding haag, heiningvrie landerijen die niet aan bepaalde verplichtin-

gen onderworpen zijnvrije 1 boezem: niet a/e maalpeil gebonden; 2

polder: (Zld) met-calamiteuze poldervrijburg toevluchtsoord, wijkplaats, schuilplaats,

vrijplaatsvrijdagskamp duivelslandvrijdom rechtsgebied v/e vrije stad *vrije, vrijplaatsvrijheid (NBr handelsplaatsje, marktvlekvrijhof vrije boerderij •meierijvrijland land vrij v heerlijke lasten, tgv vroon-

land *fréalan (Frl)vrijmad etgroenvrijtgers afgesloten weiland *kampvrijthof omheinde plaats of binnenhof, soms als

kerkhof of wandelpleinvring draaibaar hek op een dam *wringvroenhof (Lb) landgoed v/e heer *vroonhofvroonland 1 (Hld) met heerlijke rechten be-

zwaard land; 2 (Zld) land dat vrij bedijkt was,niet schatplichtig land, thans zoveel als onbe-bouwd, woest land

vroonhof landgoed v/e heer *heerenhof, ndderhofstad.sadelhofstad. zolenweert

vroonte (NBr) grondpachtsysteemvroonwater (ZHld) viswater toebehorend a/e heer

en vrijgesteld v dijklasten en belastingenvrouwentongen esp, ratelpopuliervruchtbaar land bodem met weelderige planten-

groei of voor bodemculture voedsel- of minera-lenrijke grond, van nature (klei) *vetland. baatland.geipland. hietland, danwei opgebracht (bemest)*vaaggrond. drekmaat. skarneherne, bingakker. geilpol.mette. gonst

vruchtlant vruchtbaar landvruchteboom grove den

1 2 1

Page 124: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

vuilakker land met veel onkruid *peelandvuilbank grote heuvelachtige stortplaats voor

huisvuil die met grond wordt toebedekt enwaarop gras en struiken wordt geplant

vuilnisbelt een (oude) met aan regelgeving ge-bonden plaats voor afvalstort *stortplaats

vuiltje dreigend slecht weer «"voortekenvulland / land dat met toegevoegde aarde opge-

hoogd werd *inhalina. schrede: 2 land met waterge-schot, tgv wanland

vunt bron(gebied), kwelgebied *stroet, rijtvurenzicht zo helder zicht dat men de lichten v

vuurtorens kan zienvuur 1 brand; 2 ronde stapel turf (6000-9000 stuks)vuurboet vuurbaak als kustlichtvuursteenmijn (Z-Lb) primitieve schachtbouw

voor winning v concretionaire kiezelzuur(gehalte aan SiO2 >95%) voor vuistbijlen. Demijnbouw floreerde ca 4000 v Chr en had plaatsin zacht kalksteen met vuursteengehalten v zo'n9%;

vuurtoren kustbaken voor scheepvaart [vuurboet <vuurtoren] *kape. kustlicht

1 2 2

Page 125: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

w

waadplaats doorwaadbare kruisplaats v/e wegmet een Stroompje *gewas, voorde, wad. drecht

waag 1 plek met stilstaand water, moeraspoel; 2bewogen water, hoge golven of vloed, hogegolf, stroom; 3 schandpaal

waai 1 door een dijkbreuk ontstane kolk of plas*waay 'S'wiel; 2 kuil door zandafgraving

waaiduin laag walachtig opgestoven duintypedirect achter uitblazingskommen gelegen, kanbij verdere ontwikkeling overgaan i/e parabool-duin [waaiduin < paraboolduin] *walduin

waaiboom scheef gegroeide boom door eenoverheersende windrichting

waaier half-convexe vorm v afzettingen, bvspoelzandwaaier, zandkegelwaaier

waaigat windhoekwaakboede wachthuisjewaakhoogte hoogte die een dijk moet hebben om

het buitenwater te kunnen kerenwaal 1 diepe waterkolk bij dijkdoorbraken ont-

staan, veelal ontstaan door ijsgang of stroom-rug/kreekrug-kruising met kwel «sfwiei; 2 metpalen omgeven ruimte waarbinnen schepen i/ezeehaven rustig kunnen liggen; 3 kuil of gat inde weg

waar l grasorkaantje, windwerveltje; 2 (Gr)versperring i/h water, vergelijkbaar met zijl @G:warja; j (O-Nld) erf; 4 aandeel i/d marke •waar-deel

waard 1 omdijkt land in rivierengebied *weerd @G:waritha 'door water omspoeld land'; 2 in of aan hetwater gelegen land *griend. buitenwaard. uiterwaard;3 zandplaat in vml Zuiderzee; 4 woonhoogte*wierd. woerd, weerd

waarde ; land a/e rivier *werder, beemd; 2 slagveld,kampplaats *wijkstat. walstat; 3 wachttoren (waar-der); 4 wilg

waardeel aandeel v/e markegenoot i/d cultuur-grond v/e marke *sehaar

waardhout hout dat op de waarden groeit, mnschiet- en amandelwilgen

waardijk (Zld) *inlaagdijk, zorgdijkwaardland laaggelegen buitendijks land, mn met

gras of waardhout begroeidwaar(d)schap naam v heemraden in Drechter-

land, (voor 1864) *warskipwaarsman man die het vee op de uiterwaard

bewaakt, veewachterwaas 1 nevelsluier; 2 zode; J de begroeide aard-

korst *groenweerde. gorzing

waasambacht rechtsgebied v/e waasschout, eensoort dijkgraaf

wabberpoel vijver (eendenkooi?)wachtelboom jeneverbes *aaiten. wakerwachten (VI) hoeden v veewachthuis *abri. doft. gariet, kortegaard. goeboek. mor-

tier, mute. waakboedewachtsloot waterleiding tussen een watermolen

en boezemwater, tgv achterwater (tov watermo-len)

wachttoren Uitkijk *belfort. gariet, koerhuiswad 1 buitendijkse getijdegronden tussen vaste

wal en eilanden (bij laagwater droogvallend)*slikgrond, plaatgrond; 2 doorwaadbare plaats «wad-de, voorde, drecht, ondiep, gewas; J moeras- of meer-afzetting die vnl uit gehydrateerde MnO bestaat

waddenkust slibrijke getijdekust *hafwade 1 (Ov) dijkdoorbraak tot beneden de grond-

waterstand; 2 waterpoel; 3 kolk, diepte v/hwater

wagenberg rangeerheuvel bij spoorwegverkeer"•rangeerterrein

wagenborch een uit aaneenverbonden wagenssamengestelde verschansing *biokkade

wagenloop landmaatwagenrede ; district v/e kerspel; 2 district met

Zijl- of dijkrechten *waasambachtwagenslag *wagenspoor, wielspoor, trek. lezewagenspoor karrespoor *leze, tra, wagenslagwak / plaats waar een overigens dicht gevroren

water nog open ligt of slechts met een heel dunlaagje ijs is bedekt *woene; 2 kwakkel winter-weer, vochtig en nat

Wakel jeneverbes *aalten. wachtelboomwak(k)erdijk zeedijk onmiddelijk langs het water

of eerste waterkerende dijk, tgv slaperdijkwal 1 vaste land, tgv eiland; 2 langgerekte rug,

meestal v zand en/of grind, itt dijk (klei); 3modder uit een geschoonde sloot die over hetland wordt uitgespreid; 4 waterkant *oever, boord,ka; 5 muur, gemetselde waterkering

walburcht burcht die alleen uit een rondlopendewal bestaat

walduin dwarsduin met een steile achterzijde eneen flauw front

walgracht ringgracht v/e kasteelwaling kentering v/h getijwalm 1 dikke vette damp of rook *domp, swadem,

swalm; 2 damp, stoomwalmak takkeboswalmen licht deinen, bv strepen trekkend achter

een obstakel i/h kroeswalmolen hoog type bovenkruier als industriemo-

len gebruikt *stellingmolen o-windmolenwalsloot (Peel) klemsloot

1 2 3

Page 126: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

walstat 1 slagveld, kampplaats *wijkstat; 2 (O-Nld)stuk grond waarover een geschil bestaat *krakeel-veld, strijland. Iwistland

walstoep stoep ad waterkant voor vatenspoelenwaltuun stenen omheiningwamen modder doen opwellen, oa van getij

gezegdwandelgang *allee. boulevard, corso, dreef. laan. pier.

spaceerstede. warande

wandelende maden regeling bij grasgronden inonverdeeld gemeen eigendom waarbij elk jaareen volgend perceel toegewezen wordt

wang 1 (O-Nld) kade langs een wetering; 2 flau-we helling of glooiing als rand langs het water*bakke, wenge. wingel

wanke zijvveg, afslagwanland schotvrij land, tgv vullandwant 1 oppervlaktemaat voor een landstuk v 120

m lengte en wissende breedte: 2 akker (14 m), 3akker (21 m), 4 akker (28 m) *zylewam; 2 (wand)afscheiding v landerijen, aanwijzing v grenzen

wantij plaats in zee waar de vloedstromen elkaaropheffen; er ontstaat een zone met stilstaandrijzend en dalend water en vormt de plaats waarhet fijnste sediment (kleirijk) bezinkt

wanweer onweerwanzel onbewoonbaarwapeldrenking plas, poelwar 1 kunstmatig verlegde plaats i/e waterloop

waarheen dieren (mn vis en eenden) geloktworden en waar de netten of fuiken zijn uitgezet•were; 2 (Frl) laaggelegen strook weiland

warande / (NBr) bosgebied dat niet tot de ge-meenschappelijke dorpsgebieden behoorde*achte. banvorst. sonderholt. foreest; 2 jachtterreinwaar (na 1300) konijnen beschermd gehoudenworden; J parkachtig bos, wandeldreef

ware (O-Nld) recht op een aandeel i/h onverdeel-de veld «"gewaarde

warf l (Gr) woonhoogte *werf; 2 (geol) de sedi-mentlagen waaruit deze hoogte is opgebouwd; 3vergaderplaats of gerechtsplaats *werf

warisoen versterking, fortwarme bron bron waarvan de temperatuur hoger

is dan de gemiddelde jaartemperatuur v/d lucht*therme

warmoezeniersland tuinland met groente enmoeskruid •goorns

warmtefront voorste begrenzing v warme lucht-stroming, meestal voorafgegaan door een vaakhonderden kms brede neerslagzone, vooralwanneer er een groot temperatuurverschil tussenbeide luchtsoorten heerst. Bij passage v/e warm-tefront stijgt de temperatuur, ruimt de wind. deregen wordt minder of houdt op en de barome-terdaling wordt kleiner

warneringe versterking, sterktewarre stoep, uitstekende hoofd in waterwarskip (Frl) waardschapwarven dunne fluvioglaciale afzettingslaagjes die

successievelijk afwisselend 's-zomers en 's-winters werden gevormd (waarin de seizoensge-bonden sedimentlast en sedimentatiesnelheidweerspiegeld wordt)

was aanzwelling, rijzing of stijging v'd water-stand *opgang. vloed

wase I (Frl) slijkmodder; 2 graszode; 3 land datbij laag water droog ligt (waas)

wasem zichtbare damp v uitwaseming, vochtwaskolk meertje op heide waarin men schapen

wast *slai. volte

waskool bruinkool met veel harswastina (VI) woeste veldgebieden, wilderniswaterboom afsluitboom voor een water *statboom,

spaak, staver

waterdijk dijk zonder voorland *schaardijkwateren 1 (zeev) uit het oog verliezen door de

aardkromming; 2 dieren laten drenkenwaterfilm uiterst dun waterlaagje *bietswatergang grote gegraven waterloop i/e polder of

andersinds vergraven watering [sloot < watergang< kanaal] "opvaart, aamsloot. vliet

watergarf watersprong waarbij de waterstralenschoofvorrmg opstijgen

watergat / uitgespoelde holte onder de wortels vbomen; 2 modderpoel

waterhoos wervelstorm boven een wateropper-vlak waar bij voldoende kracht via de slurfwater kan worden opgezogen en elders aanlei-ding kan geven tot stortbuien. In vgl met wind-hozen (boven land) zijn waterhozen vaak kort-durend en minder krachtig

waterhuishouding complex v verschijnselen diebetrekking hebben op het opnemen en afgeven vwater door de bodem en op de berging en hettransport v water erin; onderdeel v/d hydrologiev/h landschap

watering 1 wetering; 2 (Zld) grote polders zonderbinnendijken, soms ook naam v zo'n water-schap zelf

waterkant oever *marijn, strand, schorewaterkeel zeeëngtewaterkering civiel-technische constructie ter

beheersing v/d waterstand of-stroming: dam,dijk i ivenhoofd *wende, oudaen

waterki en (geohydr) laag water tussen anderepakkeS:;n, mn tussen laagveen en modderveen

waterlaat sluistochtwaterling (NHld) brede wateringwaterlinie een militaire verdedigingslinie met

ïnudatiezoneswaterloop «"watertje

1 2 4

Page 127: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

waterlossing een zelfstromende, gegraven afvoer-sloot mn in hoogveengebied, vgl wetering (laag-veen) *raai. graaf, sleup. slak. riool, voots. slisse. vliet.gracht, rinne, caniel

waterlucht vakken v open water die nog buitenhet gezichtsveld liggen en door hun mindereweerkaatsing v/h licht een donkere tekening ophet wolkendek geven, vgl ijsblink

watermolen een door waterkracht aangedrevenmolen, tgv poldermolen (windmolen) *waterrad-molen. getijdemolen. korn

watermolen-water *maalbeek. omvloed, onderbeek.onderslag, kelle, molenkolk. molenvliet

waternaam hydromem waarvan de oudste zijnopgebouwd uit voor-Germaanse éénstammigewoorden als ambra (water), araa (stromen), var(water) en apa (water) (aar. abben. amna, eem. $ -epe), later Germaanse stam als ahwa (water) (aa,ee. ie. y. die), vroeg-Middeleeuwse samengesteldewoorden en vaak als achtervoegsels ( 5-ing, -1),en tenslotte meerlettergrepige namen uit deMiddeleeuwse ontginrungsfase, ook weer vaakals achtervoegsel ( $ -beek. -lee. -meer. -vliet)

waterpasmerk *monnik, pegelwaterpeil hoogte tov een referentiepeil-, bv NAP

*opzetpeil. pegel, volzee. stempelpeil

waterrem (Lb) poelwaterribbe slootplank *v!onder. postwaterschap bestuurslichaam dat het beheer v/h

oppervlakte i/e gebied al taak heeft *schepperij.heemraad, dijkring, wegschap, dijkgraafschap, watering,zijlvest. zuiveringsschap

waterscheiding grens v/e stroomgebied of afwa-teringsgebied 'draagplaats

watersnood overstroming of vloed waarbij scha-de aan eigendommen of mensenlevens ontstaat

watersprong / fontein; 2 plotselinge chaos enverheffing v/d waterspiegel agv een veranderdstromingsregiem

waterstandsfluctuatie verzamelnaam v alleperiodieke en a-periodieke verschijnselen dieaanleiding geven tot veranderingen i/d water-stand, vgl tekening *getij. opwaaiïng. buihaling.moerzee. zeebeer

watertje klein stroompje *dusse. dwamnge. gamei.kanjel. slinge, waver. worm «"kreek

waterval plaats waar het water v/e rivier ofbeekje v/e bepaalde hoogte of helling naarbeneden stort, in Nld slechts kunstmatig aange-legd in sloten (stuw) en tuinen (cataract) *stort

watervlak blaakwaver kronkelbeek •wormwauw (zeev) gunstig zijn v/d windwed / een met palen afgezette plaats i/e stads-

gracht of -singel, rivier of plas, die dienst doetals paardenwaadplaats *wad. gewas; 2 ondiepte i/erivier geschikt als drenkplaats voor mn paarden

•wette, wedde; 3 met rietmatten afgezette en dooropgaand houtgewas omgeven plas i/e eenden-kooi *kooiplas

wedde l (Gr) achtervoegsel bij een plaatsnaamverwijzend naar voormalig woud 5 -wedde; 2(ZHld) drinkplaats

wede 1 achtervoegsel bij een plaatsnaam, verwij-zend naar voormalig bos 5 -wede «"woud; 2kreupelhout, struikgewas

wedeme schenking a/e kerk of klooster, vooralbestaande uit vaste goederen, tgv godhelp •pasto-rie, klokslag, kosterstuk •S'weem

wee weideweegsloot sloot waarin schuiten v/d wal af met

een boom kunnen worden voortgeduwd(wegen), vgl trekvaart

weegt een v garden gevlochten en daarna metleem bestreken wand v/e landhut (liemen), vglplakwerk

weekhout zacht hout, als sparre-, linde-, wilge-en populierehout

weel (ZW-Nld) wielweem pastorie *wedemeweer i strook onbemest groenland tussen twee

parallelle sloten i/h veenweidelandschap (vaakter breedte v 40 a 60 m en 113 m ofwel 30 roe-den diep *cope. koop; 2 (Frl/Dr) al de landerijendie tussen twee sloten liggen *kaveling, slag; 3alles wat dient om te weren of verdedigen: wal,muur, haag, dam, bastion; 4 atmosferischegesteldheid, gekenmerkt door temperatuur,vochtigheid, wind, bewolking, neerslag, zonne-schijn, zicht en luchtdruk; 5 onweer: bliksem

weerd ; omdijkt riviereiland *werder. word, worth; 2(water)tolhuis?

weergal (zeev) benaming voor rode wolkjes alsvoorteken voor buiïg weer «"voorteken

weerkerk kerk die tevens als sterkte en toe-vluchtsoord diende

weerlicht licht v/e verre bliksemflits *zeebrand,zoelte

weernisse versterking, versterkt puntweerschijn terugkaatsing v opvallend licht i/e

andere tint dan die. v/h diffuse licht, vgl ijsblink*scheem

weershoofd stukje regenboog v 20' als teken vslecht weer of hoog tij «"voorteken

weersloot kavelslootweerstandsnest kleine militaire veldstclling als

een geconcentreerd verdedigingspunt *egelstellingweesje prieeltjeweg smalle strook grond bestemd voor verkeer,

soms nog slechts als relict i/h landschap aanwe-zig na verval [pad < weg] "heirweg, hessenweg,heelweg. hanzeweg, koningsweg, heerbaan. poepenpad.trekweg. jaagpad, kruisweg, kerkweg, schaapsdrift, zoek-

1 2 5

Page 128: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

weg. lijkweg. üendweg. rijksweg, autosnelweg, vaarweg(Lb). dreef, traai. slag. gaag. menne. gouw. wegeling,leideweg. rote. iboye

wegelage hinderlaag *abukewegeling (Zld) landweggetje *zoekwegwegschap waterschap dat vnl of alleen belast

wordt met de zorg v wegenwegsloot / bermsloot *sidelsloot: 2 (Zaanstreek)

gracht als enige verkeersaderwegsplitsing vork, kruispuntwegzoom boskant. bermwehe heiligdom *wijhe @G. wihaweidacker een stuk weilandweide / een oppervlakte cultuurland benut voor

veeteelt, die of zeer overwegend bedekt is metgrassen, of met een mengsel v grassen en vlin-derbloemigen *weiland. graasland. wee. weidacker @G:winjó; 2 Wilg

weider veehoeder, herderweidestreek *greidhoek. swichte, zwaagweide veld grasland, weiland, etland, angerweidgraaf gracht of sloot om een stadsweidewei(d)man jagerweier Vijver *weijerd @L: vivarium 'visvijverweiland graasland voor vee [weiland < zwaagj

*fmne. fen. maat, dricht. preitweiier de bij een hof behorende landenweiver (NHld) rij huizen buiten de bebouwde

kom v/e dorpwel 1 grondwaterspiegel, gewone hoogtestand v/h

grondwater; 2 opwellingsput met stijgwater totop het terreinhoogte *welle, bobbel, opbullinge,opsiedinge. oprispe

weigat gat i/h ijs waardoor water opkomtweliegront wilgengors "bontje, wijtschaat, wilgenpaschwelle l (Zld) welput; 2 kant v/e bevaarbare rivier

waar schepen liggen om gelost en geladen teworden *wal, kade. waterkant, oever; 3 drijfzand

welput artesische bron aan te treffen i/e gegravenput, voor drinkwater *bornepit

welsloot sloot waarin moerasgas of warm wateropborrelt

welving glooiing 'zadelwelzand fijn zand met veel water *drijfeand. guizandwendakker / spits toelopende plaats op een akker

waar dieren en werktuigen het meest verkeren(meest een kopeinde) en waar de grond dienten-gevolge vaster is; 2 kromakker

wende waterkenngwendelmeere omringende zee *baardzeewending bocht, omzwaai, keer, draaiingwenge (Gld) afhellend land *wangwenhok stallingsruimte voor (tamme) lokeenden

*makkehok ^eendenkooi

wenning akkerdeel wat als keerplaats ve ploegafwijkt v/d regelmatige rechte voren *trappeleind.aehterwenning. voorwenning

wengen graslandwenteling (Ut) varkenspoelwepel stilstaand waterwerder riviereiland *weerd @OFwere warwerf / woonhoogte in de vorm v/e vrij steile

platte kegel *warf, wierde. huisterp; 2 onbebouwderuimte rondom een woning «erf, heem; 3 stapel-kade langs een stadsgracht *ide; 4 buurt(schap);5 scheepsbouwplaats; 6 waterwilg

werfkelder kluiswerfmuur kaaimuurwerhuus sterkte, kasteelweringe rechtsgebied met banrecht *banlokewerk / een i/h land aangelegde constructie; ves-

tingswerk, dijkwerk; 2 vlechtwerk om vis tevangen

werkerdijk waterkerende dijk, tgv slaperdijkwerneringe wal, versterkingwerpiand aan- of opgeworpen land *aanwerp.

opwerp ^Pantwerp

werve (Zld) kunstmatig aangelegde woonheuvel•hil

werveling stromende draaien (turbulentie in waterof lucht) *heft, grasorkaantje

wervelwind zeer snel draaiende en opstijgendewind, een draaikolk i/e luchtstroom *onderstont,onderstunt. cycloon

wese wezewesten hemelstreek, kompas- of windrichtingwet vochtig, waterigwetering 1 vergraven ontginningssloot in laag-

veengebied met (oorspronkelijk) een zekerverval, dienend als grote afvoersloot; 2 gegra-ven water als hoofdsloot i/e polder, loodrechtstaande op een vliet *tochtsloot, slaak, sloe, schutsloot

wette veedrenkplaats *wedwetterstrete (Frl) vaarwaterweze (O-Nld) gras-, wei- of hooiland *(wese, wiese,

wisch. wiske), wirre @OND: wisa

wezenland «s-armekinderlandwichelarij intuïtief veldspeurwerk *boetinge

«"bijgeloofwideham waterland, laaglandwiede (Frl) wijde izv grote watervlaktewiege l overlommerde laan 'berceau; 2 gewelf,

riool *wulftwiek ; sloot; 2 (Ov) wijkwiel een aan één v beide zijden v/e dijk gelegen

meertje dat is ontstaan bij een dijkdoorbraak.Het dichten v/d dijk vond plaats voor (vaak) ofachter (zelden) het wiel (resp binnengedijkte enbuitengedijkte wielen), afhankelijk v/d omstan-digheden *braak. brekken, gat. jet. jit, kolk, sas. waai,waal. waay. weel. wijert

wielen (Frl) plassen i/h laagveengebied

126

Page 129: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

wieling draaikolk op plaats waar twee verschil-lende stroomrichtingen op elkaar botsen

wielslag wagenspoorwieltje (NBr'Lb) meertje i/d heiwiep ineengevlochten bos rijshout, met tenen

banden tot een bundel samengebondenwier een door water omringt stuk landwierde (Gr) kunstmatig opgeworpen kleihoogte

als woon- of vluchtheuvel, kleiner doch steilerdan een terp (sedert 300 v Chr tot 1100 n Chr)*werd @G: wèr 'hoogte'

wierdijk (Wieringen) wierriemwiering hooikadewierriem oude zeedijk langs de vroegere noorde-

lijke Zuiderzee waarbij voor de verdediging v/hbeloop zeewier gebruikt werd

wiers(el) walletje v uit twee zwadden bijeenge-harkte half-droge stro *zweel. tril

wierwaard waterzoom met wiergroei; komt vnature voor wanneer het water <2.5 m diep is

wiese wezewigert (Z-Lb) wijngaard «-wingerdwijde (NW-Ov) uitgeveende en door golfslag

vergrote plas, ïtt 'enge' (kanaal) *wiedewijer(d) 1 (Gld) vijverpias, ïhb een voorraadbasin

voor sprengwater , bovenstrooms v watermo-lens op de Veluwe «"molenkolk; 2 (Dr) drenkkuilvoor vee *dobbe. pollen, pel

wijert (W-Gld) wielwijhe heiligdom >a*wehewijk l stadskwartier of vestigingsplaats langs de

rand V/e Stad *buurt. beis, hert. buorren. bon. espel; 2verwijzend naar handelsnederzetting «s"viek; 5zijvaart in veenderijen voor turfafvoer en ont-watering; op vaste afstanden van 160 a 200 mvan elkaar gegraven en 3-7 m breed, om detransportafstand v/d turf tot het schip te mini-maliseren *vaarr, 4 bocht, inham v/e waterloop;5 weg

wijkhuis / versterking aangebracht aan stadsmu-ren, kastelen; 2 blokhut

wijkplaats / toevluchtsoord *retraite; 2 bochtwaarin een rivier zich verbreedt «zwaaikom(kanaal); 3 kleine baai *wik

wijkstat slagveld, oorlogsterrein *walstatwijngaard (Lb) *wigert. wingerdwijstgrond (NBr) nat en venig bodemtype lig-

gend bovenaan een breuklijntrap, met ïjzeroer-banken die aanleiding geven tot waterstagnatie(pseudogley)

wijtschaat teenwilgbosje *bontje. wilgenpasch. welie-gront

wijven oude- sneeuwvlokkenwik kleine zeebocht, kleine baai *wijkwikinge dijkbreuk *schelgat. sleetboord

wild 1 onstuimig; 2 natuur in oorspronkelijkestaat: niet-gefokte dieren en geen veredeldeplanten *gaudine

wildakker stuk grond i/e jachtgebied dat bezaaidwordt terwille v voeding v/h wild

wildbaan afgeperkt stuk grond i/e gebied metwild, waar dit verzorgd en aangekweekt wordtvoor latere jacht

wildernis ongecultiveerd land *woestenij, bijsterveld,ruigoord. driest, ongediede, wastina, kempen

wildgang jachtterreinwildgraaf greppel langs een wildwalwildkansel houten, op hoge poten staand obser-

vatiehutje i/d vrije natuurwildschut jachtopzienerwildvrede *s>wildwalwildwal (NO-Nld) lage opgeworpen wal met

meidoorn, uit de oertijd; soms werd op dezewal wacht gehouden of vuur gestoken om hetgrote wild te weren v/h bouwland *wiidvrede,hagedoarn (Frl)

wilg *rens, tronkboom, vougel. waarde, weide, werf

wilgenpasch lage gronden begroeid met slechtegrassen en knotwilgen *bontje, weliegront, wijtschaat

willer (Lb) dorp @L viliaewin weilandwind horizontale stroming v/d lucht over de

aarde die ontstaat door luchtdrukverschillen i/datmosfeer. Wind wordt veelal gekenmerkt doorbuiïgheid dwz zowel in snelheid als richtingkomen voortdurend schommelingen voor [wind< luchtcirculatie] "hare, bies S"windstoot

windafzettingen sedimentpakket door het medi-um wind afgezet, gekenmerkt door een zeergoede sortering van matglanzende korrels, teonderscheiden naar pakket (loss, dekzand. stuifzand)danwei naar vorm (duinen)

windbekken een door uitwaaiïng ontstane groteuitholling in zandgrond

windbreker heg ter beschutting tegen scherpewind v/e ander gewas of plantsoen, bollenvelded

windgat 1 een door de wind veroorzaakt gat ofijswak; 2 tochtgat, windbaan

windgolf golf ontstaan door windstoten en dewrijving v ,'d lucht over het water

windhoos kleine wervelwind op het land metopzuigende werking [grasorkaantje < windhoos <wervelwind] *onderstont, onderstunt Whoos

windkam scherpe kant v/e windkeiwindkanter zwerfsteen waaraan zandstormen

glanzende vlakken, gescheiden door duidelijkeribben, hebben geslepen *windkei

windkuil een door uitblazing (deflatie) ontstanekuil in droge grond [duinbaan < windkuil < del]

12 7

Page 130: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

windlak matte glans op de gladde zijde v/e wind-kei

windmantel (bosb) met hout beplante wal terbescherming v'e daar achter gelegen terrein*schutmantel. windsingel. windvang

windmolen een door wmdkracht aangedrevenmolen (tgv watermolen), vanaf de 13e eeuw inNld gebouwd, veelal als poldermolen en latervoor industriële doeleinden *beltmolen, bovenkruier,monniksmolen. muont. paltrok. poldermolen. spinnekop.standaardmolen. stellingmolen. tjasker. torenmolen. walmo-len. wipwatermolen

windschaduw luwte, lijzijdewindschifting regelmatige kleine veranderingen

i/d windrichtingwindslag stormschadewindstilte loente, loontewindstoot plotselinge verheffing v/d wmdkracht

*buis. vlaag. pof. stoddinge. zwedewindstuwing verhoging v/d waterspiegel oiv

wind, op vlakke kusten en in inhammen*opwaaiïng

windtoename horrelwindvaan relatief dunne vaanachtige, niet altijd

scherp begrensde zandophopmgen achter duide-lijke zandbronnen of hindernissen [windvaan <lijduin] *zandtong

wingel (Gr) afhellend land *wangwingerd (Z-Lb) wijngaard *wigertwinhof pachthoeve *winnewinkel / binnenhoek v land; 2 ingesloten stuk

land; 3 hoeksteenwinne 1 weiland: 2 winhof. boerderij «pachthoeve.

neerhot*winplaats een in produktie zijnde winplaats v

delfstoffen (groeve) of grondstoffen (waterbek-ken, pompput)

winsch scheef, schuinwinterbed het stroomdal v/e rivier voor zover het

bij de hoogste waterstanden met water gevuldwordt *zomedand. koningsstroom

winterijs ijs op zee van minstens 20 cm dikte enin één seizoen ontstaan

wipmolen (Hld) poldermolen uit 15e eeuw waar-bij een scheprad water opwipte [spinnekop <wipmolen] •STwindmolen

wipstrik (Ov) gerechtsplaats met een galgwirre (Lb) weidewisch (Gld) weiland *wirre, wiske @OND: wischewisenen 1 (WFrl) kaden, omdijken; 2 de langs

een omdijk lopende sloot of wateringwiske (Frl) lage weidegrondwisse takkebos, brandhoutwissel 1 jaarlijks v gebruiker wisselend land

(wandelend land) "besprek; 2 vast paadje waar-langs wild v/e leger naar weide- of drinkplaatsgaat [wissel < slijlpaadje]

witsenboer bosboer @wide: hout. boswitveen oud-veenmosveen, tav zwartveen "bolsterwiver vijverwoddelboer boer met wei- en hooiland *groenboerwoeling kolking v waterwoelkleisleuf dwarsgoot over het weiland, vaak

zo'n 20 m uiteen en 1-2 m breed, waar devruchtbare klei vanonder een veenlaag naarboven werd gebracht (sinds 1800), waarop menjarenlang gewassen kon verbouwen zonderverdere bemesting toe te passen

woene (O-Nld bijt i/h ijs, wak "loemewoerd 1 laaggelegen, omdijkt stuk grond *waard; 2

opgeworpen verhoging als woon- of vluchtheu-vel *pol, wierde; 3 (Dr) oudste gedeelte v/e es,groepsgewijs voorkomende huiskampen, relatiefdicht bij elkaar gelegen en vaak na 1000 n Chrontstaan (mv: woerden) *huiskamp

woese derriewoeste grond natuurterreinwoestenij l ongecultiveerd land, wilde streek,

onbewoonbaar *kempen, ongediede, enichte, wildernis@L wastina; 2 verlaten boerennederzetting

woestijnzand zeer fijne rode stofzanden dievanuit de Sahara zijn aangevoerd en sporadischzelfs Nld bereiken

wold achtervoegsel bij een plaatsnaam, verwij-zend naar voormalig bos op lagere, vochtigegrond «"woud

wolf (zeev, lit) draaikolkwolfskuil sloot of kuil a/h eind v/e park, laan of

tuin om de toegang te beletten zonder het uit-zicht te belemmeren, vgl 'anti-tankgracht'(stadion) *vos;,egat

wolft wuiftwolk een zichtbare verzameling v uiterst kleine

water- of ijsdeeltjes, meestal in geringe matevermengd met rook- of stofdeeltjes (condesatie-kernen). Men onderscheidt 4 wolkenformatieswelke op haar beurt onderverdeeld worden in 10wolkengeslachten *aambeeld. kapok, zwerk, parelmoer-wolk, palliumwolk

wolkbreuk plasregen waarbij binnen 2 uur >30mm regen valt

wolkenisse kring v nevelenwoonheuvel kunstmatig opgeworpen verhoging

vooral tegen waterdreiging *pol. terp, wart; wierde,woerd, werf, werve. motte

woonplaats plaats v nederzetting "stelle, zate. galeye.sedel. haardstede, heemstede

woonwijk stadskwartier voor bewoningword weerdworm kronkelbeekje *waver @G: wunna 'vloeien'worp / aangewassen land; 2 plaats waar visnetten

werden uitgeworpenworth weerd

1 2 8

Page 131: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

woud (W-Nld) moeraswildernis v els, wilg enbeuk als ontoegankelijk bos, later na ontginningtot akkerland (dat tot weiland verviel) als ach-tervoegsel overgedragen op plaatsnamen 5 -wold. -woud ""bosschage, merwe (moeraswoud)

woudeerdgrond kleigrond met een dikke, zeerdonkere bovengrond (overblijfsel v/e voormali-ge veenbedekking) op een stevige ondergrond

woudturf turf v vergaan hout en wortelrestenwoudveen hoogveentype met veel kienhoutwouterblok rolsteenwraak drift, afdrijvenwrachten omheinen, insluitenwrang (jag) vosseleger of complex v ondergrond-

se holen of gangen v konijnen *bouwwrase zodewratsteen druipsteenwrechte afsluiting of omheining v/e weiland of

een erf *wrochtewrijfpaal paal waaraan weidevee zich kan wrij-

venwring draaibaar hek op een dam *vringwrochte (O-Nld) omheining *wrechtewuift gewelf, voorhof *wolftwuwere vijver

1 2 9

Page 132: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

zaadstok (bosb) grove den van zo'n 1.80 mzaagkuil (Dr) komvormige depressie (van 12 tot

2 m diep), op brinken uitgegraven voor houtza-gerij *zeegkoele

zaagselpad strooisel v versnipperd hout op loop-paden geworpen (tegen opgroei?), geschikt voorrecreatie-doeleinden en wildobservatie (geluids-werend)

zaaidijke (Zld) oud dijkrestant, veelal met zaveli-ge structuur waarop akkerbouw plaatsvindt *bout

zaaipan ondiep onderwaterperceel voor oester-kweek

zaal achtervoegsel bij een plaatsnaam verwijzendnaar een (voormalig) frankisch herenhuis @Fk:sale

zaat 1 bed door een schip i/d modder gemaakt*zelling; 2 grondslag v/e dijk *zool

zabber stofregenzadel 1 opwelving of opbolling; 2 (tekt) rug v

plooü'ng i/e aardlaag; 3 (geomorf) plaatselijkeverlaging i/e heuvelrij of tussen twee bergen*pas

zak 1 luwe landhoek (uitstulpsel); 2 daling i/eweg gevolgt door een stijging

zakking verzamelnaam v alle grondmechamscheprocessen waarbij bodemverdichting optreedt:krimp (door vochtonttrekking of evapotranspiratie),inklinking of ontwatering (door eigen gewicht),zetting of compactie {door externe belasting), oxida-tie V veenJagen (door afbraak v organisch materiaal),aanzakking (door hernieuwde korrelstapeling)

zakland laaggelegen land waarheen het (opper-vlakkig) water v/d omgevende landen zakt endaardoor altijd vochtig of drassig is

zakwater / regenwater dat door de losse bodemtot op een harde laag zakt; 2 overtollig waterdat naar laaggelegen land zakt

zand sedimentkorrel (meestal van SiO,) of tex-tuurfractie v 200-2000 \xm

zandaanwinning grondwinrung langs het strandzandachtig mul, rulzandbaan een met zand aangelegde weg (16-17e

eeuw) in veengebieden voor turfafvoer metpaard en wagen, weerszijden voorzien v/egreppel. Als het veen in een bepaalde strookwas vergraafd verlegde men de weg, zodat naverloop van tijd een stelsel v evenwijdig aanelkaar lopende zandbanen ontstond *veenbaan

zandbank ondiepte of verhevenheid v zand op debodem v d rivier, meer of zee (onder het niveau

v gemiddeld laagwater gelegen) [ribbel < bank <plaat] *baar. buitenbank. hompel, vlaak ö" opwas

zandeiland begroeide zandplaat i/e rivierzanderij zandgroeve of zandgat (vooral i/d dui-

nen) *zandwinning. griendinge. sandingezandige plek of grondzone: blik, heibaanzandgolf plaatselijke verhoging i/e nvierbed door

aangevoerd zand, ondieptezandgrond minerale bodem met een organisch

stofgehalte <io% en lutum <8%, al naar gelangde bijmenging met süt worden lemige zandenonderscheiden *gnent, melm

zandkreek zandige. ondiepe kreekzandoer harde grondlaag, gevormd door aaneen-

kitting v zand, ijzer en humusstoffen *humuszand-steen

zandpaal constructie bij fundering waarbij eerstpalen geslagen worden en vervolgens uitgetrok-ken waarna het gat met zand wordt opgevuld.Op deze wijze kan de waterspanning i/d grondontlast worden als er van boven door opbouween druk op wordt uitgeoefend

zandplaat zandige ondiepte dat boven gemiddeldhoogwater ligt [bank < plaat < eiland] *balg. blik.bol. hors. pook •*"opwas

zandpook (ZHld) zandplaatzandril langgerekte zandplaat i/e rivierzandtong «s-windvaanzandvang inrichting (uitgraving) om het door de

stroom meegevoerde zandlast af te vangenzandverstuiving het geheel v/e onbegroeide

vlakte met locaal verstoven en opgehoopt zand,ontstaan door te intensief kappen, branden,plaggen, beweiden of door opspuiting, alwaarzand door de wind verstuifd (hoog dynamischsedimentatiemilieu). De minimale windkrachtbenodigd voor verstuiving is zo'n 5 m/s *zandstu-ve

zandstuve (Ov) zandverstuivingzandvlakte *klep. zandzee (lit)zandweg onverharde wegzandwinning afgraving «zanderijzandzee / drijfzand aan zee; 2 (lit) zandvlaktezate / havenzate: bij eb droogvallend gedeelte v/e

haven, langs de beschoeiïng of bekledingsmuur*getijdezoom; 2 havezate: landgoed, hoeve

zavel grondsoort bestaande uit een mengsel vanklei en zo'n 60-80% zand

zebra-effect effect v vlekken dat bij slechteverlichting op het asfalt ontstaat

zee de samenhangende zoutwatermassa die hetvaste land omstroomt en waarin in mindere ofsterkere mate horizontale en verticale waterbe-wegingen te onderkennen zijn (turbulentie,golven, getijden) @G: saiwi; 2 golf, baar

zee-arm lanae smalle inham v/d zee in land *braas

1 3 0

Page 133: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

zeebank zandbank *haak. kat, rifzeebeer plotselinge, tijdelijke stijging of daling

v/d zeespiegel veroorzaakt door trekkendedrukstoten op zee of onderzeese aardbeving,staat niet in verband met het getij

zeebek versterking v/h natte beloop v/e dijk doortalud met geringere helling

zeebOCht inham *golf, boezem, haaizeeboezem ondiepe ver landinwaarts reikende

inham V/d zee [baai < boezem < golf] *schootzeebrand weerlicht zonder donderzeebreker dijk of pier voor de ingang v/e baai

om daarachter een veilige rede te vormenzeedamp damp die vanuit zee opstijgt en zich

over land verspreid, gewoonlijk bij helderzonnig weer tegen de middag of avond *zeeviam

zeedijk sterke waterkering op een gestreefdeDeltahoogte, tegen de zee en langs de beneden-rivieren opgeworpen, met een bescherming v/hbeloop met bazaltblokken of krammat *slijkdijk:

slikkerdijk. wierriem. rietdijk. paaldijk, zeewering, middel-dijk, meeldijk. seburch. meeredijk

zeedrift aangespoelde voorwerpen uit zee *strand-,vond

zeeëngte nauwe doorgang tussen twee kusten'zeestraat, nauw. sond. waterkee!

zeeg afvoersloot v polderwater *tochtsloot. zeekzeegang l golftoestand v/d zee veroorzaakt door

ter plaatse en i/d omgeving heersende wind(golf- en windveld vallen samen). Kenmerkendzijn onregelmatige, korte golven met scherpekammen en schuimvorming, dit itt deining•kattepootje (flauwe zeegang); 2 instroming v zeewa-ter, hoge zee

zeegat l brede en diepe geul die ver het landindringt of eilanden scheidt danwei de open zeein verbinding brengt met een binnenzee; 2(scheepv) toegang v/e haven tot de open zee

zeegkoele (Dr) zaagkuilzeegolf beweging v/h zeewater met een min of

meer periodiek karakter, zowel kleinschalig(baar) als grootschalig (getijde)

zeehoofd stenen pier in zee 1 tegen kustafslag*haard; 2 als aanlegplaats "-havenhoofd

zeeijs ijs die ontstaat tgv bevriezing v zeewater(ca -1,9°C) waarbij vrijwel watervrije ijskristal-len ontstaan, met zoutgehalten v 0,51%, relatievedichtheid 0.92%

zeekat ondiepte, droogte in zee *bank. vlaakzeek (Neder-Betuwe) poldersloot gevoedt door

kwelwater v/d hogerop gelegen waarden *zeiving,zeeg

zeeklei 1 mariene, kleirijke afzetting met veel Mgen Na a/h adsorptie-complex; 2 (grondstof)vruchtbare grondsoort door het hoge gehalte aanoverblijfselen v dieren en planten, vooral v

kiezel uit schalen v infusiediertjes, en ook dooruitwerpselen v wadpieren (Arenicola manna)

zeeklimaat kustklimaat met een sterk gematigdtemperatuur-regiem, relatief hoge graad v be-wolking en hoge vochtigheid

zeelichting zeevonk *melkzeezeeloper buitenste duinenrij langs de kust *strand-

loper, zeereepzeem (Gr) brede strook biesland langs een sloot

@OND: sém 'bies'

zeemarche kuststreekzeemijl afstandsmaat ter zee ter lengte v 1 meri-

diaanminuut, dwz 1851,85 mzeemist mist die ontstaat i/e warme vochtige

luchtstroom boven koud water, danwei i/ekoude luchtstroom boven warm water

zeenevel *zeedamp. zeevlam, zeerookzeeniveau hoogte v/h effen gedacht zee-oppervlak

tov een horizontaal standaardvlak, gehanteerdals referentiehoogte op wereldschaal

zeepolder polder ontstaan door bedijking v rijpeschorren, kwelders of gorzen (dwz waar zichdmv plantenwortels bodemprofiel-ontwikkelingin gang heeft gezet

zeereep duinenrij onmiddellijk langs het strandgelegen *voorduin, strandloper. zeeloper

zeerook bepaald soort mist die ontstaat als zeerkoude lucht over minder koud water stroomt.De onstabiliteit i/d onderste luchtlagen laatdaarin kleine convectieve stromingen ontstaanwaann het uit zee verdampte water condenseert.De mist strekt zich niet uit tot grote hoogteomdat ze daar verdampt. De zee krijgt doorzeerook een rokend uiterlijk (arctische zeerook)

zeeschuim het door turbulentie (branding) opge-klopte zeezout op het strand

zeespiegel referentieniveau op zee, het vlakzonder golven, vgl maaiveld (land). De huidigenjzing v/d zeespiegel aan de Nederlandse kustbedraagt ca 5 tot 10 cm/eeuw, vnl door bodem-daling

zeestraat smal gedeelte v/e zee dat twee groterezeeën met elkaar verbindt, met dikwijls sterkestromingen (getijverschillen, watertoevoer doorrivieren) *kanaal, sont, zeeëngte

zeestrange strandzeestroom de grootschalige horizontale bewe-

gingsrichting v/h zeewater, opgewekt door dewind (driftstroom) of door drukverschillen i/hwater (gradiëntstroom)

zeet oevers v/e kooiplas als rustplaats v lokeen-den i/e eendenkooi, strook grond voor de riet-schermen *saad, sating. zete, zeting, gezete

zeevang strandvondzeevlam snel vanuit zee opkomende koude mist

die vaak nauwelijks tot de duinen reikt *zeedamp

1 3 1

Page 134: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

zeevonk schijnsel veroorzaakt door het, vooralbij warm weer, in grote getale voorkomen vmicro-organismen *zeeüehting

zeewater water v d zee met de volgende karakte-ristieken: een normaal zoutgehalte 3.2-3.8%,dichtheid (15°C) 1.026, vriespunt -1.9°C, voort-plantingssnelheid v/h geluid ca 1500 m/s

zeewering kunstwerk of natuurlijke formatie dielaag gelegen landgedeelten tegen overstromingbeschermd (momenteel tot Deltahoogte ver-hoogd)

zeewind aanduiding v/e landwaartse gerichtewind (overdag) a d kust door een sterke dage-lijkse gang v/d temperatuur, aanleiding gevendtot aanspoelsel *aanlandige wind «'micro-klimaat

zeezand 1 (mineral) glauconiet-bevattend zand*groenzand; 2 door golfslag sterk afgerond enveelal fijn zand, geschikt voor opspuitingenmaar niet als bouwgrondstof

zefier koele, zachte westenwindzegelaarde een kleihoudende soort aardezeik / stofregen; 2 urine, vgl aalt *gier, miegzeiving (Neder-Betuwe) een dwars op de hoofd-

stroom staande poldersloot of wetering, vglzeek

zele achtervoegsel bij een plaatsnaam, verwijzendnaar een (uit)hof voor vee, met een tijdelijkkarakter $ -sel

zelg (Lb) éénderde v/h dorpsareaal dat aaneenge-sloten volgens het gereglementeerd drieslagstel-sel bewerkt werd *slag

zeik (Zld) afvalbergen v zoute as die geprodu-ceerd werden bij selnering *asvaalt. asstaal

zeiling 1 bed door een schip i/d modder getrok-ken *zaat: 2 langs de Hollandse IJssel benamingvoor ondiepe stroken grond langs de riviertussen vaargeul en dijk 'uiterwaard?; 3 insteekha-ventje «'sellinge

zemelregen stofregenzeng (zeev) plotselinge en kortstondige verheffing

v/d heersende wind *vlaagzenit toppunt v/d hemel (precies verticaal boven

de waarnemer gelegen), pool v/d horizon*schedelpunt

zerk 1 deksteen op een graf *sarcsteen; 2 (mijnb)benaming voor een gesteentebank i/h dak dieneigt tot instorten en dus gevaar oplevert

zestel oppervlaktemaat (zestendeel), landmaat v~ l 6 morgen of bunder

zet 1 brug die toegang geeft tot bouw- of wei-land; 2 (Frl) veerpont

zetboer (Gr) boer die voor de eigenaar het be-drijf Uitoefent "meier, huurcerter. kastelein

zetel stand- of verblijfplaatszethaag overgebleven strook i/e veneend gebied

•haech

zetstee plaats waar eikehout geschild wordt «stel-ling

zetting helling langs het water i/e eendenkooiwaarop de eenden graag zitten *zeet. saat

zetveld terrein bij hoogveen-ontginning waaropde natte turven worden gezet om te drogen, vglzetwal (laagveenontginning)

zetwal smalle strook grond tussen veenplassen,ofwel een legakker i/e laagveen-ontginning dieis opgehoogd door terugstorting v/d voor turfbe-reiding ongeschikte bovengrond *legakker. ribbe,stripe

zicht 1 kijkafstand of Uitzicht *afkenning, panorama,verte; 2 het verstrooiend vermogen v/d atmosfeeri/h zichtbare deel v/h lichtspectrum dat vrijwelgeheel door aanwezige stofdeeltjes, ijskristalle-tjes en waterdruppeltjes bepaald wordt

ziederij «"zoutziederijziel 1 (Ov) zijl; 2 (NBr) soort v scheepvaart-

aquaduct, tgv heulzijdewende / een loodrecht op de stroomrichting

van de rivier aangelegde dijk, bovenstroomsvan het te beschermen gebied *meem; 2 dwars-dijk tusen twee polders, vgl achterkade *zijkade,sidelinge

zijkade zijdewendezijkanaal in hoogveen-ontginningen aftakking v/h

diep *mondezijkschuim niet-vlokkig rivierschuim, bij was-

send water (opkomst v/d vloed)zijl 1 waterlozing of afloop voor water; 2 uitwate-

nngssluis op buitenwater, tevens als schutsluis[verlaat < zijl] *ziel

zijltje los bruggetje v twee of drie planken •vlon-der, vonder, vondel

zijlvest (Gr) een op zee lozend waterschap, on-derverdeeld in scheppenjen en deze weer inzijlleden of zijlrechten. De zijlrichter was deontvanger v/d zijlschot (waterschapslasten)*zijlvestenj 'S"waterschap

zijp 1 wetering, afwatering; 2 zeer smal slootje inboezemland (greppel) *siepsloot

zijsleuf uitgehouwen smal dwarspad i/e boszijsloot scheidingsslootzijtak rivierarm, nevenspoorzij weer dwarsweg, traverse *wankezilt zoutachtigzilverzand heel fijn zuiver kwartszand met een

laag ijzergehalte en daardoor spierwit, bruik-baar voor glasfabricage *kristalzand

zink / inzinking v/h terrein, lage grond *zonk.sigat; 2 afhelling

zinken (bosb) wijze v bodembewerking waarbijde bovenste onder de tweede grondlaag ge-bracht wordt en tevens de derde is losgemaakt

1 3 2

Page 135: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

zinker buis (bv water- of gasleiding) onder eenwaterloop doorvoerend, veelal 1/2 m diep i/dbedding; buis tot gemeenschap v/h water tussenkanalen en sloten onder dammen en dijken

zinking laagte *dullaard. dollard, dolagezinkstuk njshout-constructie die door ballast v

stenen tot zinken wordt gebracht als bodem- ofoeverbescherming

zinkval 1 diepe geul in kustwater *val; 2 (lit)onpeilbare diepte *abisgronde. slond, zwalk

zittert sitterdzodde (Utr) overgebleven restant v/e legakker

^rietzodde

zode 1 sterk doorwortelde en daardoor samenhan-gende aardlaag met veelal een dikte v 5 cm eneen organisch stofgehalte tussen 8-15% (i/ddiepte sterk aflopend), a/h oppervlak v grasland(vgl tegenstelling met bouwvoor op akkerland);2 afsteeksel *lipzode. zwaarde, staartzode, likzode, plag,zudde. belte. torsch. vlifc, waas, wrase @G: satha

zodiakaallicht zelden zichtbare zwakke kegelvor-mige lichtschijn i/h begin v/d lente en i/d herfstvoor zonsopgang en na zonsondergang i/dstreek v/d dierenriem (interplanetaire stof- enelectronenwolkën tussen zon en aarde) •oppositie-licht **" schijnsel

zoei 1 (Kempen) meertje i/d heide *zijp, fonteintje,wieltje; 2 (NBr) mestvocht

zoekweg (Zld) klein onverhard binnenweggetjevan de kreekrug doodlopend i/d poelgrond•wegering, aardgat

zoel l plaatselijke ondiepe waterkom @G: sula; 2aangenaam en warm zacht weer, de tijd v/h jaarin aanmerking genomen

zoelte het weerlichten zonder donderzoet water water met een zoutgehalte <0,01%

(NaCl)ZOetwaterbekken *spaarbekken, drinkwaterbassin,

reservoirzoetwaterzak voorraad aan zoet grondwater i/h

duinengebied v Nld, 'drijvende' op diepergelegen brak/zout grondwater (aanwending voordrinkwater)

zog wervelig gebied achter een lichaam i/e stro-ming, waarin de stroomsnelheid lager is dan diev/d ongestoorde stroming

zoldertje laag drassig land waar het vee met depoten als het ware doorzakt: papieren zolder

zolenweert hoofdhof, heerenhof *soolwerezomer jaargetijde gekenmerkt door maximale

lichtinval en vruchtvorming bij plantenzomerbed laagwaterbedding v/e rivier, in Nld

normaal slechts alleen i/d zomer bestroomdzomerdag (meteor) dag waarop de maximum-

temperatuur tot >20°C oplooptZOITierdijk *griendkade

zomeren naoogsten *sangenzomerland land dat slechts met een zomerdijk

tegen het buitenwater beveiligd wordt *uiterwaardzomerpeil hoogtestand v/h polderpeil tijdens de

zomermaanden (hoger dan i/d winter), in engerezin het door de overheid vastgesteld polderpeil,te handhaven gedurende een bepaalde tijd i/dwinter «-pegelmolen

zomervagen zomervalgenzomervalgen het braak' laten liggen v bouwland

gedurende een zomer om het door ploegen eneggen te zuiveren v onkruid *zomervagen, zomervo-ren

zomervlaag zomerse buizomervoren zomervalgenzomerweg zandweg door laag gelegen land die

's-winters niet begaanbaar iszomp moeras, draslandzompvaart (Twente) schoksgewijs bevaren v/d

(eigenlijk te) kleine beekjes door telkens eendam op te werpen en na opstuwing v/h waterdoor te steken, waarna men snel enige honder-den meters af kon leggen "dammen

zone gebiedsstrook met speciale kenmerken, diezich echter niet volgens een scherpe scheidings-lijn laat begrenzen *belt, gordel

zonk 1 ondiepe laagte tussen heuvels; 2 laagte ofzakking i/h veld

zonneharp in duidelijk afgescheiden bundelswaargenomen zonnestraling, zoals die zich vaakbij op- of ondergaande zon in bossen voordoet*blik

zonneleer vrij erfgoed •allodiumzonneschijn 1 (meteor) grootheid, uitgedrukt i/h

aantal uren dat de zon schijnt (dwz niet achterde wolken schuil gaat); 2 percentage v/d tijdwaarin de zon boven de horizon staat, dat zijschijnt. De Bilt meet jaarlijks gemiddeld injanuari 22%, in juni 45% en in juli 40%

zonnewijzer primitief (statisch) instrument terbepaling v/d tijd mbv zonnestralen *gnomon,herdersuurwerk, tijdring

zonshoogte de boog gemeten langs de verticalecirkel, vanaf de horizon tot de plaats die de zondaarboven inneemt

zool grond waarop een dijk rustZOOm buitenrand *kant, berm, boord @G: saumazzoor droog, dorzoper stroming i/h zeewater tussen banken even-

wijdig a/h strandzorgdijk dijk veiligheidshalve aangelegd achter

een zwakke zeewering *inlaagdijk, vijfeodezout mineraal bestanddeel, meestal mbt NaCl van

zeewater of voor plantengroei belangrijke bo-demzouten (Ca-, Mg- en K-verbindingen)

zout(afval) berg zeik

1 3 3

Page 136: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

zoutgrond (Zld) zoete moeren die men bedijkteen uitveende om er zelzout uit te bereiden*hoeier. sellant. spadeland. uitweling

zoutmoer stof dat bi| zoutzieden overblijftzouttong een zich als een tong vertonende stroom

zoutwater die zich landinwaarts onder het zoeteof brakke water uitbreidt agv getijdewerking inestuana of na het schutten door een zeesluis

ZOlltwinning *ziederij. selnering, cornecoten. soutsodenzoutwinningshuis winningsplaats v keukenzout,

door kunstmatige uitkristallisatie v zout bronwa-ter (brem) *gradeerhuis. zoutkeet. panneringe, kermekot.kerrekot

zucht 1 (bodemk) geblokkeerde bodemrijpingdoor een slechte ontwatering v zware kleigrond:2 trekking v/e luchtstroom *tocht

zudde 1 (Dr) heideplag; 2 netzudde, strook netdie een landstuk omgeeft

zudse suddertzuiden hemelstreek, wind- of kompasrichtingzuiderzon maximale zonshoogte tijdens het mid-

daguur, door tijdszonering meestal niet samen-vallend met volle uren, in de Bilt wordt dezebereikt op 12.40 uur

zuidtij vloedgolf die bezuiden Engeland om doorhet Kanaal i/d Noordzee komt en die voor deHollandse kust verantwoordelijk is voor hetgetij

zuigkuil (zeev) soort v draaikolkzuil optisch verschijnsel i/d atmosfeer idvv een

verticale witte band v licht boven en/of onderde zon of maan

zuin geulzuip (Gr Dr) moerasgrondzuipersgat poelzuivere kust zonder zandbanken of klippenzuiveringsschap waterschapzulle drempel *zuizumpel moeras *sompzuur (Gr/Dr) moerasgrondzuwe (ZHld) smalle weg door een polder of

looppad door een moeras [zuwe < knuppelweg]*doorgang. slochter. tra

züwstal varkensstalzwaaikom verbrede plaats i/h kanaal waar sche-

pen kunnen wenden «"wijkpiaatszwaag (Frl) weidestreek of weiland *swichte @OF:

swagzwaar 1 weer: stormweer; 2 grond: vette of

kleinjke grond die moeilijk te bewerken is*haaft, spier; 3 zee: met hooggaande golven *gaal

zwaarde / graszode; 2 de begroeide aardkorstzwaardleen (recht v -) i/h feodaal erfrecht een

leen dat alleen aan mannelijke afstammelingenkon overgaan, tgv spilleleen (vrl)

zwaartegolf watergolf waarbij de voortplantingvnl door de zwaartekracht wordt veroorzaakt

zwad(de) / de gehele opbrengst v/e hooiland; 2richel afgemaaid gras, ookwel de kale strooktussen de richels *gezwaai; 2 strook geploegdland

zwadegenoot aangrenzende landeigenaarzwalk draaikolk, afgrond *siondezwalp overslaande golf *gulpzwaluwstaart (vestingb) zeker buitenwerk «papen-

kop

zwamp 1 moeraseiland met bos; 2 kreekzwanendrift heerlijk recht v omgrachting v grote

boerderijen, waarna het een slotje, begravenhofstad of schrans genoemd werd

zwans (Lb) staartstuk v landzwartgras onkruid *duistzwartland geploegd en beëgd land, (nog) zonder

gewaszwartveen (NBr'Lb) knipzwartveenturf (Gr/Dr) dosterd, gliedezwavelgeur karakteristieke lucht v rotte eieren,

op het wad of uit rottingswater opstijgend,afkomstig v sulfide-verbindingen (H2S); type-rend v/e reducerend milieu

zwavelregen verschijnsel waarbij het schijnbaarzwavel regent, in werkelijkheid is het i/d luchtzwevend stuifmeel v dennebomen dat neerslaatwaardoor de grond met een geelachtig poederbedekt raakt, vroeger beschouwd als een slechtvoorteken

zv.ede vlaag, vooral v/d windzweel regel v uit enige zwaden bijeengeharkte

hooi *wierszweetspoor (jag) bloedspoor v aangeschoten wildzwem (VI) waterplas op het strand, bij lage tij

*zwin @Gt: swumfsl 'vijver'

zwenk zwaai of wending *gijpzwerfkei van elders aangevoerd gesteente-frag-

ment, onafhankelijk v/h transportmedium en/of -weg. In Nld vaak synoniem met door landijsaangevoerd stuk rots, aan te treffen ver buitenhet gebied van herkomst (Skandinavië), gebruiktvoor bouw v hunebedden, bestrating, markeringv eigendomsgrenzen of schampsteen [morenepuin< zwerfkei < erratisch blok] *balstien, flint. veldkei

zwerk / verduistering izv donkere wolk; 2 hemel-uitspansel of het geheel v/d a/d hemel drijvendewolkenmassa *hemeldak; 3 nevel

zwerkregen wolkbreukzwervelinge met de stroming meegaande draai-

kolkzwet / grenssloot, ihb op (Gr) kweldergronden

*zwette. swette. loper; 2 water-oppervlakte v éénbunder

zwiepzode een niet vast-liggende zode «"trilveen

1 3 4

Page 137: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

zwier (Lb) ploegland, bouwland @L carrucariumzwijgveld (lit) kerkhofzwil lage turfhoopzwin 1 het diepere kustlangse gedeelte v/d zeebo-

dem tussen de eerste banken (strandbanken) enhet strand, en tussen twee banken in *brandings-trog. stranke. kuslstrange; 2 (Hld) de na de vloed ophet strand achterblijvende plassen *zwem @OND:swinan 'afnemen'; 3 Springbron *swin

zwoelte drukkend, vochtig warm weerzylewant oppervlaktemaat, landmaat voor bouw-

land met wisselende breedte, maar m/e lengte v80 m, val want (120 m)

135

Page 138: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP
Page 139: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

LITERATUUR

Baars, C. (1973), De geschiedenis van de landbouw in de Beijerlanden. Pudoc, Wageningen (234 p.)Berkel. G. van: SampUmiiis. K. (1989). Het Plaaisnamenboek (De herkomst en betekenis van Nederlandse Plaatsnamen j.

Van Holkema en Warendorf (213 p.)Blok. D. P. (1991), Plaats- en walemamen (hun betekenis voorde bestudering van de geschiedenis van het landschap).

Ministerie van LNV, studiereeks 'Bouwen aan een levend landschap' nr 22, DGL Utrecht (52 p.)Braam. A. van (red.) (1970), Historische atlas van de Zaanlanden (twintig eeuwen landschapsontwikkeling). Meijer

Pers, Amsterdam (118 p.)Bnnken Werkgroep (1981), Bnnkenboek (een verkenning van de brinken in Drenthe). Van Gorkum, Assen (303

p.)Crompvoets. H.J-G. (19X1), Veentetvunologie in Nederland en Nederlandstalig België. Rodopi, Amsterdam (466

p.)Date. LH. van (1990), (hout Woordenboekder Nederlandse Taal. Van Dale Lexicografie, Utrecht (lle druk, 3730

P->Dibbits, H. A.M.C. (1950), Nederland-Waterland (Een histonsch-technisch overzicht). Oosthoek, Utrecht (296p.)Faber, F..1. (1960), Geologie van Nederland. Noorduijn, Gorichem (607p.)Hendnkx.,/. A, (19*V9j, De ontginning van Nederland (beschrijving van hei ontstaan van de agrarische cultuurlandschappen

in Nederland). Ministerie van LNV-studie reeks 'Bouwen aan een levend Umischap, nr 11. Landinrichtingsdiensl& BLB. Utrecht (201 p,)

Keuning, H.J. (1979). Kaleidoscoop der Nederlandse Landschappen (de regionale verscheidenheid van Nederlandin hislorisch-geografisch perspectief). Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage (290 p.)

Lacher, W.P.; Bakker. H. de Ireds) (1990), Bodemkunde van Nederland, deel 2: Bodemgeografie. Malmberg, 's-Hertngenbosch (280 p.)

Mobach, B. f 1989), Kleine landschapselementen in kon bestek (een systematische beschrijving van in Nederlandvoorkomende kleine landschapselementen) (166 p.)

Moerman. H.J. (1955), Nederlandse plaatsnamen (eer overzicht). Nomina Geografica Flandrica, Studiën VIL Brill.Uiden (298 p.)

Oosthoek, A. (1966) Lexicon Aardrijkskunde (1966). Oosthoek, Utrecht (175 p.)Pannekoek. A.J.; Stractlen, L. M J. ('. (reds) (1982), Algemene geologie. Wolters-Noordhoff, Groningen (derdedruk,

598 p.)Pater, B.C. de: Hoekveld. G.A.: ('nnkel, J.A. van (reds) (1989), Nederland in delen (een regionale geografie).

De Haan Unieboeken. Houten (2 dln: 335 p.. 333 p.)Renes, ]. (1985). Wesl-Brabanl. een kidtuur-histonsch landschapsonderzoek. Bijdragen tot de studie v/h Brabantse

hem. deel 26. Stichting Brabantse Heem. Waalre (2h5 p)Renes. J. (1988), De geschiedenis van hel Limburgse cultuurlandschap. Van Gorcum. Assen (265 p.)Schelhaas. H.: Molenaar. B. (reds) (1978), Rivieren en beken in Overijssel. Waanden, Zwolle (132 p.)SchöntëU. M. (1950), Veklnamen in Nederland. Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Academie der Wetenschappen.

afdeling Letterkunde. Nieuwe reeks, deel 12. Noordhollandse Uitgevers Maatschappij, Amsterdam (199p., 2e druk)

Schönfekl. M. (1955), Nederlandse walemamen. Bijdragen en Mededelingen der Naamkunde Commissie van deKoninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Amsterdam (317p.)

Schutten. G.J. (1981), Varen waar geen water is (geschiedenis van de scheepvaart ten oosten van de Ussel van1300 tot 1930). Broekhuis. Hengelo (276 p.)

Steegh, A. (1985), Monumentenatlas van Nederland (1100 historische nederzettingen in kaart). De Walburg Pers,Zulphen (381 p. 2e druk)

Veenman, H. (1957), Agrarische Winkler Prins (encyclopedie voor land-, tuin- en bosbouw). Elsevier, Amsterdam(2221 p.. 3 dln)

Verdam. J. (1964). Middelnedetiandsch handwoordenboek. Martinus Nijhojf, 's-Gravenhage (814 p.)Vissch.er. H.A. (1974), Hel Nederlandse Landschap (een typografie tbv hel milieubeheer). Aula-paperback 6. Het

Spectrum. Utrecht (155 p.)Zonnevekl. J.l.S. (1981). Vonnen in hel Landschap (hoofdlijnen der geomorfologie). Aula-paperback 58. Het Spectrum.

Utrecht (515 p.)

Page 140: LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP

L