15
Grammatica-wijzer 3M Januari 2017 Inhoud: Werkwoordsvormen 1. Tegenwoordige tijd 2. Verleden tijd 1: pretérito perfecto 3. Verleden tijd 2: indefinido Overige grammatica: 1. Bijvoeglijk naamwoord 2. Gustar 3. Gerundio 4. Kloktijden 5. Structuur ‘ir a’ 6. Getallen t/m 2000 Beknopt overzicht: Ik loop > Tegenwoordige tijd Ik liep / ik heb gelopen > Verleden tijd 1 (PP) & Verleden tijd 2 (Indefinido) Ik ben aan het lopen > Gerundio Ik ga lopen > Structuur ‘ir a’ Ik houd van lopen > Gustar De rode boom > Bijvoeglijk naamwoord Het is 07:00. > Kloktijden Het is 1278 > Getallen t/m 2000

maken.wikiwijs.nl · Web viewVoorbeeld: la casa azul (la casa is v.ev, dus azul, basiswoord)Voorbeeld: los cuadernos azules (los cuadernos is m.mv, dus azulES, basiswoord + ES)Voorbeelden

  • Upload
    others

  • View
    12

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Grammatica-wijzer 3MJanuari 2017

Inhoud:

Werkwoordsvormen

1. Tegenwoordige tijd

2. Verleden tijd 1: pretérito perfecto

3. Verleden tijd 2: indefinido

Overige grammatica:

1. Bijvoeglijk naamwoord

2. Gustar

3. Gerundio

4. Kloktijden

5. Structuur ‘ir a’

6. Getallen t/m 2000

Beknopt overzicht:

Ik loop > Tegenwoordige tijd

Ik liep / ik heb gelopen > Verleden tijd 1 (PP) & Verleden tijd 2 (Indefinido)

Ik ben aan het lopen > Gerundio

Ik ga lopen > Structuur ‘ir a’

Ik houd van lopen > Gustar

De rode boom> Bijvoeglijk naamwoord

Het is 07:00.> Kloktijden

Het is 1278> Getallen t/m 2000

WERKWOORDSVORMEN:

Eigenlijk hebben we in het Spaans 3 categorieën werkwoorden:

A. Regelmatige werkwoorden (deze eindigen op AR/ER/IR)

B. Onregelmatige werkwoorden (deze hebben altijd een andere structuur, zoals ser & tener)

C. Wederkerende werkwoorden ‘reflexivos’ (deze eindigen altijd op ‘se’)

Deze 3 categorieën werkwoorden kunnen we in verschillende tijden zetten:

1. Tegenwoordige tijd > in het Spaans = Presente.

2. Verleden tijd 1 > in het Spaans = Pretérito Perfecto (het hartje)

3. Verleden tijd 2 > in het Spaans = Indefinido (met al die accentjes)

1. Tegenwoordige tijd > in het Spaans = Presente.

Deze werkwoorden vertaal je in de tegenwoordige tijd, bijvoorbeeld: ik loop, wij dansen.

De vervoeging voor categorie A (regelmatige werkwoorden):

Voor meer informatie: http://maken.wikiwijs.nl/80926/Espa_ol_a_o_3M#!page-2334033

De vervoeging voor categorie B (onregelmatige werkwoorden):

Er zijn veel verschillende onregelmatige werkwoorden. Voor nu moet je de volgende kennen:

Voor meer informatie: http://maken.wikiwijs.nl/80926/Espa_ol_a_o_3M#!page-2334031

De vervoeging voor categorie C (wederkerende werkwoorden):

Bijvoorbeeld: ik sta op (opstaan = levantarse) Me levanto

Voor meer informatie: http://maken.wikiwijs.nl/80926/Espa_ol_a_o_3M#!page-2512759

2. Verleden tijd 1 > in het Spaans = Pretérito Perfecto (het hartje)

Deze werkwoorden vertaal je in de verleden tijd, bijvoorbeeld: ik heb gelopen / ik lief, wij hebben gedanst / wij dansten.

De vervoeging voor categorie A (regelmatige werkwoorden):

Voor meer informatie: http://maken.wikiwijs.nl/80926/Espa_ol_a_o_3M#!page-2334025

De vervoeging voor categorie B (onregelmatige werkwoorden):

Er zijn een paar onregelmatige vormen maar deze hoef je nu niet te weten.

De vervoeging voor categorie C (wederkerende werkwoorden):

Het werkt hier hetzelfde als bij de tegenwoordige tijd.

Bijvoorbeeld: ik ben opgestaan.

Opstaan = levantarse.

SE eraf halen. Dan houd je ‘levantar’ over. Hierop laat je het hartje los, dus he levantado. Dan kijk je terug naar het stukje ‘SE” die je in de juiste vorm zet, passend bij ‘ik’. Dit is ‘me’ en dat plak je ervoor.

Resultaat: me he levantado.

3. Verleden tijd 2 > in het Spaans = Indefinido (met die accentjes)

Deze werkwoorden vertaal je in de verleden tijd, bijvoorbeeld: ik heb gelopen/ ik liep, wij hebben gedanst / wij dansten.

De vervoeging voor categorie A (regelmatige werkwoorden):

Voor meer informatie: http://maken.wikiwijs.nl/80926/Espa_ol_a_o_3M#!page-2484748

De vervoeging voor categorie B (onregelmatige werkwoorden):

Veel vormen zijn onregelmatig. Hieronder vind je de 4 belangrijkste voor nu:

Persona

SER (zijn)

IR (gaan)

TENER (hebben)

HACER (doen/maken)

Yo (ik)

fui

fui

tuve

Hice

Tú (jij)

fuiste

Fuiste

Tuviste

hiciste

Él / ella / usted (hij/ zij / u)

Fue

Fue

tuvo

hizo

Nosotros (wij)

Fuimos

fuimos

Tuvimos

hicimos

Vosotros (jullie)

fuisteis

fuisteis

Tuvisteis

hicisteis

Ellos / ellas / ustedes (zij mv / u mv)

Fueron

Fueron

tuvieron

hicieron

De vervoeging voor categorie C (wederkerende werkwoorden):

Het werkt hier hetzelfde als bij de tegenwoordige tijd en de pretérito perfecto.

Bijvoorbeeld: ik stond op.

Opstaan = levantarse.

SE eraf halen. Dan houd je ‘levantar’ over. Hierop laat je de indefinido los, dus levanté. Dan kijk je terug naar het stukje ‘SE” die je in de juiste vorm zet, passend bij ‘ik’. Dit is ‘me’ en dat plak je ervoor.

Resultaat: me levanté.

OVERIGE GRAMMATICA:

4. Bijvoeglijk naamwoord

5. Gustar

6. Gerundio

7. Kloktijden

8. Structuur ‘ir a’

9. Getallen t/m 2000

1. Bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijke naamwoorden (BNW) zijn woorden die iets vertellen over een zelfstandig naamwoord (bijvoorbeeld 'groot', 'klein', 'mooi' of 'rood'). Deze woorden passen zich in het Spaans aan aan het zelfstandig naamwoord (bijvoorbeeld woorden zoals 'schrift', 'hond' of 'boek').   

Ejemplo:El perro blanco            Los perros blancosEl cuaderno verde        Los cuadernos verdes

In het Nederlands gebeurt dit niet altijd, kijk maar eens:

de witte hond                de witte hondenhet groene schrift        de groene schriften

De bijvoeglijke naamwoorden  kennen in het Spaans verschillende vervoegingen. Ze passen zich aan in geslacht (mannelijk of vrouwelijk) en getal (enkelvoud of meerfvoud) aan het zelfstandig naamwoord. Eigenlijk zijn ze een kameleon die zich aan zijn omgeving (het zelfstandig naamwoord) aanpast!

De BNW kennen 2 groepen:1. Bijvoeglijke naamwoord dat eindigt op –O2. Bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op een andere letter dan -O

Voorbeeld: el cuaderno rojo          (el cuaderno is m.ev, dus rojO)Voorbeeld: la silla roja                    (la silla is v.ev, dus rojA)Voorbeeld: los cuadernos rojos    (los cuadernos is m.mv, dus rojOS)Voorbeelden van kleuren op O: negro, blanco, rojo, amarillo.  --> Dit zijn de basiswoorden

Basiswoord is het woord dat in het woordenboek en in de woordenlijsten staat.

Voorbeeld: la casa azul                   (la casa is v.ev, dus azul, basiswoord)Voorbeeld: los cuadernos azules  (los cuadernos is m.mv, dus azulES, basiswoord + ES)Voorbeelden van kleuren niet op O: rosa, verde, azul, naranja, marrón --> Dit zijn de basiswoorden

Let op: 

- In het woordenboek vind je altijd de mannelijke ev. vorm van het bijvoeglijk naamwoord- De plaats van het bijvoeglijk naamwoord is bijna altijd áchter het zelfstandig naamwoord, anders dan in het Nederlands dus!

Meer informatie: http://maken.wikiwijs.nl/80926/Espa_ol_a_o_3M#!page-2333996  

2. Gustar

Het werkwoord ‘gustar’ betekent: houden van, lusten, lekker vinden, leuk vinden, bevallen. Gustar heeft dus ontzettend veel betekenissen.

Gebruik:

Dit is geen normaal werkwoord op –AR.Eigenlijk wordt Gustar maar met twee persoonsvormen uitgedrukt:3e persoon enkelvoud en 3e persoon meervoud--> gusta of gustan.Om de vervoeging te kunnen maken, vertaal je het werkwoord ‘gustar’ met ‘bevallen’.

Kijk goed naar de onderstaande voorbeelden:Me gusta el vino.                            De wijn bevalt mij.Me gustan las patatas.                   De aardappelen bevallen mij. Het onderwerp is vaak het woord / de woorden na de vorm van ‘gustar’. Dit onderwerp bepaalt of het gusta (enkelvoud) of gustan (meervoud) is.

Kortom:Is het dus 1 ding  (enkelvoud) wat je leuk vindt -->  GustaZijn het werkwoorden (zoals bailar, comer) die je leuk vindt -->  GustaZijn het meerdere dingen (meervoud) die je leuk vindt -->  Gustan

Personen:Het woord voor de vorm van Gustar geeft aan wie/wat iets leuk vindt. Hieronder staat het volledige rijtje. Deze vorm (zoals nos) heeft niets te maken met de vorm van gustar!

Me gusta(n)              -->  Ik vind …… leuk / aan mij bevalt (bevallen) ….Te gusta(n)               -->  Jij vindt ……. leuk / aan jou bevalt (bevallen) …Le gusta(n)               -->  Hij/zij/u vindt …… leuk / aan hem-haar-u bevalt (bevallen) ……Nos gusta(n)            -->  Wij vinden ……. leuk / aan ons bevalt (bevallen) ..….Os gusta(n)              -->  Jullie vinden …….. leuk / aan jullie bevalt (bevallen)…..Les gusta(n)             -->  Zij vinden …… leuk / aan hen bevalt (bevallen)…….

De ontkenning ‘no’ komt voor de persoon -->  No me gusta….

Voorbeelden:

Me gusta bailar.                                          Ik houd van dansen.Nos gustan los tomates.                            Wij houden van tomaten.¿Os gusta el zumo de naranja?              Houden jullie van sinaasappelsap?No le gustan los zapatos rojos.                Hij houdt niet van de rode schoenen.

Meer informatie: http://maken.wikiwijs.nl/80926/Espa_ol_a_o_3M#!page-2334009

3. Gerundio

El Gerundio is een vorm van het werkwoord waarmee je ‘aan het doen zijn’ weergeeft.

Denk maar aan de Present Continious van het Engels.

Je kunt de uitleg hieronder lezen en/of het filmpje bekijken; https://www.youtube.com/watch?v=sZ7Zm6kJsfM 

 

In het Spaans wordt deze tijd gemaakt door een vorm van ESTAR gevolgd door het gerundio. Dit gerundio maak je als volgt:

 

Werkwoorden op AR          > AR er vanaf, ANDO erachter.

Werkwoorden op ER / IR   >  ER / IR er vanaf, IENDO erachter.

 

Bijvoorbeeld:

Hablar            > Hablando

Vivir                > Viviendo

Comer            > Comiendo

 

Kortom:

Ik ben aan het praten.                     Estoy hablando.

Jij bent aan het dansen.                   Estás bailando.

Hij is aan het eten.                           Está comiendo.

Wij zijn aan het drinken.                 Estamos bebiendo.

Jullie zijn aan het schrijven.            Estáis escribiendo.

Zij zijn aan het studeren.                 Están estudiando.  

Deze gerundio kan in de Tegenwoordige tijd voorkomen (estoy hablando: ik ben aan het praten). Maar hij kan ook in de verleden tijd langskomen. Dit komt nog in de toekomst. Ook wederkerende werkwoorden (reflexivos) kunnen in de gerundio langskomen. Ook hier haal je ‘se’ eraf en vervoeg je het werkwoord zoals hierboven. Daarna plaats je de vorm van ‘se’ terug voor de vorm van estar.

Bijvoorbeeld: Ik ben aan het opstaan (levantarse) me estoy levantando.

Meer informatie: http://maken.wikiwijs.nl/80926/Espa_ol_a_o_3M#!page-2514073

4. Kloktijden

Begrippen:

Half                                        y mediaKwart over                            y cuarto                     (en niet cuaTRo, dat is 4).Kwart voor                            menos cuartoPrecies een heel uur             en punto 

* In het Nederlands zeggen we: het is.... uur.   In het Spaans zeggen we: son las……. (zonder UUR!!, dus GEEN hora).* Gaat het om iets met het Spaanse één uur (dus alles tussen 12.31 – 13.30) --> Es la una…..* In het Spaans zeggen we geen ‘minutos’ achter de kloktijden!* Hoe laat is het? -->¿Qué hora es?

Voorbeeldzinnen:

Het is vijf uur.                      Son las cinco.Maar: Het is één uur.          ES la una.

Het is half vijf.                      Son las cuatro y media.     (half 5 = 4 uur en een half).Maar: Het is half twee.        ES la una y media.             (half 2 = 1 uur en een half). Het is kwart over drie.         Son las tres y cuarto.                     (kwart over = en kwart).Maar: Het is kwart over één.          ES la una y cuarto.

Het is kwart voor zeven.           Son las siete menos cuarto.         (kwart voor = min kwart).Maar: het is kwart voor één.      ES la una menos cuarto.

Voorbeeld:14:25:Son las dos y veinticinco.07:10:Son las siete y diez.08:46: Son las nueve menos catorce.21.54: Son las diez menos seis.

Voor het onderscheid tussen ochtend – middag – avond, kan je de kloktijd aanvullen met:- de la mañana                    in de ochtend- de la tarde                         in de middag- de la noche                        in de avond / nacht

VB: Son las tres de la mañana                 (03.00)VB: Son las tres de la tarde                      (15.00)

Meer informatie: http://maken.wikiwijs.nl/80926/Espa_ol_a_o_3M#!page-2334011

5. Structuur ‘ir a’

Op deze pagina leer je verschillende structuren om iets duidelijk te maken. Deze constructies zorgen ervoor dat de betekenis van het werkwoord verandert.

Ir a+hele werkwoord : gaan doen/ zullen (toekomst)

VB      (vervoeging van IR – gaan) + a + HELE WERKWOORD:NL: Wij gaan zwemmen.SP: Vamos a nadar.

NL: Gaan jullie winkelen?SP: ¿Vais a ir de compras?

Je werkwoord IR kan in de tegenwoordige tijd staan, of in de verleden tijd. Hieronder zie je de 2 rijtjes en een paar voorbeelden:

Persona

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd (pretérito perfecto)

Verleden tijd (indefinido)

Yo (ik)

Voy

He ido

fui

Tú (jij)

Vas

Has ido

Fuiste

Él / ella / usted (hij/ zij / u)

Va

Ha ido

Fue

Nosotros (wij)

Vamos

Hemos ido

fuimos

Vosotros (jullie)

Vais

Habéis ido

fuisteis

Ellos / ellas / ustedes (zij mv / u mv)

Van

Han ido

Fueron

Ik ging studeren: fui a estudiar OF he ido a estudiar.

Wij gingen pizza eten: fuimos a comer pizza OF hemos ido a comer pizza.

Meer informatie: http://maken.wikiwijs.nl/80926/Espa_ol_a_o_3M#!page-2334007

6. Getallen t/m 2000

Meer informatie: http://maken.wikiwijs.nl/80926/Espa_ol_a_o_3M#!page-2334017