45
Naam: Esmée Duijn Studentnummer: 1911384 Opleiding: Beleid, Communicatie en Organisatie Begeleider: Dr. E. Sleebos Tweede lezer: … Datum: 25.06.15 E-mail: [email protected] Tel: 0646618966 VRIJE UNIVERSITEIT AMSTERDAM Masterthesis Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap Het interactieve effect van percepties over groepsprototypisch leiderschap, van volger en leider, via effectief leiderschap en groepsgericht gedrag op team prestaties

Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Kwantitatief onderzoek naar het interactie effect van (a) de perceptie van de volger over de groepsprototypiciteit leider en (b) de zelfgepercipieerde groepsprototypiciteit van de leider op team prestaties. Wat is het effect van een leider die representatief is voor de groep op leiderschaps effectiviteit een team prestaties?

Citation preview

Page 1: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Naam: Esmée Duijn Studentnummer: 1911384 Opleiding: Beleid, Communicatie en Organisatie Begeleider: Dr. E. Sleebos Tweede lezer: … Datum: 25.06.15 E-mail: [email protected] Tel: 0646618966

VRIJE UNIVERSITEIT AMSTERDAM

Masterthesis

Een integratief model van percepties van

groepsprototypisch leiderschap Het interactieve effect van percepties over groepsprototypisch leiderschap, van volger en

leider, via effectief leiderschap en groepsgericht gedrag op team prestaties

Page 2: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

1

Abstract

Dit onderzoek stelt een integratief model voor waarin de invloed van percepties van

groepsprototypisch leiderschap bij leider en volger, via (perceptie van)leider-effectiviteit en

groepsgericht gedrag van de leider, wordt getoetst op team prestaties. Voorgaand onderzoek

wordt beschouwd en gecombineerd tot één model om de interactie van percepties van

groepsprototypisch leiderschap te toetsen op team prestaties. Twee data-sets, verzamelt door

bachelor en pre-master studenten van de Vrije Universiteit te Amsterdam, zijn samengevoegd

voor het kwantitatief toetsen van het geïntegreerde model. Binnen de data is er geen

significant bewijs gevonden dat percepties van groepsprototypisch leiderschap bijdragen aan

team prestaties. Wel is bevonden dat een perceptie van groepsprototypisch leiderschap bij de

volger en groepsgericht gedrag van de leider tezamen goede voorspellers zijn voor

(percepties van) leider-effectiviteit.

Page 3: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

2

Inhoudsopgave1. Introductie ........................................................................................................................................... 4 

2. Probleem en vraagstelling ................................................................................................................... 7 

3. Relevantie ........................................................................................................................................... 8 

3.1 Wetenschappelijke relevantie ....................................................................................................... 8 

3.2 Praktische relevantie ..................................................................................................................... 9 

4. Theoretisch kader .............................................................................................................................. 10 

4.1 Sociale identiteitstheorie en groepsprototypisch leiderschap...................................................... 10 

4.2 Groepsprototypisch leiderschap en leider-effectiviteit ............................................................... 12 

4.3 Groepsprototypisch leiderschap en groepsgericht gedrag ........................................................... 15 

4.4 groepsgericht gedrag van de leider als mediator ......................................................................... 17 

4.5 Conceptueel model en hypothesen .............................................................................................. 18 

5. Methoden .......................................................................................................................................... 20 

5.1 Ontwerp ....................................................................................................................................... 20 

5.2 Meeteenheden ............................................................................................................................. 20 

5.3 Validiteit van meeteenheden ....................................................................................................... 22 

5.4 Analyseplan ................................................................................................................................. 22 

6. Resultaten .......................................................................................................................................... 23 

6.1 Beschrijvende statistieken ........................................................................................................... 23 

6.2 Correlaties ................................................................................................................................... 24 

6.3 Hypothese toetsing ...................................................................................................................... 26 

7. Conclusie en discussie ...................................................................................................................... 30 

7.1 Conclusie ..................................................................................................................................... 30 

7.2 Theoretische implicaties ............................................................................................................. 31 

7.3 Praktische implicaties ................................................................................................................. 33 

7.4 Limitaties en toekomstig onderzoek ........................................................................................... 34 

Referenties ............................................................................................................................................ 35 

Bijlage I: volledige schalen variabelen ................................................................................................. 39 

Bijlage II: Resultaten direct Oblimin Factoranalyses ........................................................................... 43 

Page 4: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

3

Voorwoord

In september 2014, aan het begin van de master Beleid, Communicatie en organisatie wist ik

het al: Ik ga een thesis over leiderschap schrijven. In navolging van mijn bachelor thesis (een

kwalitatief onderzoek naar inspirerend leiderschap binnen Het Nieuwe Werken) schrijf ik

wederom mijn thesis over leiderschap. Het schrijven van deze thesis is een lang proces

geweest. Na een moeilijke start ben ik de laatste maanden hard aan de slag gegaan en

presenteer ik hierbij met gepaste trots mijn masterthesis. Ik ga de computerzaal, waar ik vaak

genoeg de twaalf uur per dag heb aangetikt, stiekem wel missen. Ik wil graag een aantal

mensen bedanken die mij hebben geholpen met het tot stand brengen van deze thesis.

Allereerst mijn begeleider, Dr. Ed Sleebos. Ik wil hem graag bedanken voor zijn geduld in

het nakijken van mijn stukken en de behulpzame aanwijzingen. Daarnaast wil ik graag mijn

familie bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun en vertrouwen. Ten slotte mijn vriend,

Ronald, voor het geloven in mij zelfs wanneer ik het zelf even niet meer zag en het doorlezen

van mijn stukken. Dan rest mij alleen nog u veel plezier te wensen in het lezen van deze

thesis.

Esmée Duijn

25 juni 2015, te Amsterdam

Page 5: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

4

1. Introductie

Prototypisch leiderschap – de mate waarin de leider de karakteristieken, normen en waarden

van de groep representeert (Hogg, 2001; Van Knippenberg en Hogg, 2003; Van Knippenberg

en Van Knippenberg, 2005; Giessner en Van Knippenberg, 2008) – is een relatief nieuwe

leiderschapstheorie. Waar, binnen leiderschaps-theorieën, voorheen de focus lag op

persoonlijke kenmerken van de leider, neemt de theorie aangaande prototypisch leiderschap

in ogenschouw dat de leider zelf ook onderdeel is van de groep die hij leidt (Hogg, 2001;

Hogg en Van Knippenberg, 2003). De theorie over groepsprototypisch leiderschap erkent het

groepsproces en beschouwd de leider als onderdeel van de groep.

Groepsprototypisch leiderschap is gestoeld op de sociale identiteitstheorie. De sociale

identiteitstheorie vormt een theoretisch kader waarbinnen de relatie tussen zelfperceptie en

groep dan wel intergroepspercepties verklaard kunnen worden (Tajfel en Turner, 1979;

Knippenberg en Hogg, 2003). De sociale identiteitstheorie biedt ons inzicht in de zelfdefinitie

van individuen, groepen en het gedrag van mensen in groepen. Mensen nemen de sociale

wereld waar aan de hand van sociale categorieën, sociale groepen. Groepen vergelijken de

eigen groep continu met andere groepen en definiëren op basis daarvan de groepsidentiteit en

het groepsprototype. (Tajfel en Turner, 1979; Ashfort en Mael, 1989). Het groepsprototype is

een cognitieve representatie van de karakteristieken, normen en waarden die het ideale

groepslid zou moeten hebben (Hogg, 2001). Het groepsprototype is dan ook niet te verwarren

met karakteristieken normen en waarden van het gemiddelde groepslid. Het groepsprototype

is wat de groep onderscheid van andere groepen en hun groepsprototypes (Tajfel en Turner,

1979; Van Knippenberg en Hogg, 2003). Groepsprototypische leiders voldoen in hoge mate

aan de cognitieve representatie van het ideale groepslid, aan het groepsprototype. Een

groepsprototypische leider representeert de karakteristieken, normen en waarden van de

groep in hoge mate. Onderzoek naar groepsprototypisch leiderschap suggereert dat percepties

van groepsprototypisch leiderschap op twee manieren kunnen bijdragen aan de prestaties van

teams. Onder team prestaties wordt verstaan alle taken die groepsleden uitvoeren ten behoeve

van het collectief, die bijdragen aan het behalen van de doelen van het team (DeShon et al.,

2004). In dit onderzoek wordt er gekeken naar bijvoorbeeld de snelheid waarmee het team

taken tot een succesvol einde brengt en de kwaliteit van het, door het team, geleverde werk.

De eerste gesuggereerde manier waarop groepsprototypisch leiderschap kan bijdragen

aan teamprestaties is via percepties van leider-effectiviteit. Van Knippenberg (2011) heeft het

effect van, door de volger gepercipieerd, groepsprototypisch leiderschap op de perceptie van

Page 6: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

5

leider-effectiviteit beschreven. De groepsprototypische leider ontleent invloed aan de

stilzwijgende perceptie dat hij groep normatief is. Volgers gaan ervan uit dat

groepsprototypische leiders de groepsidentiteit belichamen en dat groepsprototypische leiders

daarmee de normen en waarden van de groep als eigen beschouwd (Van Knippenberg, 2011).

Volgers vertrouwen erop dat groepsprototypische leiders de belangen van de groep voorop

stelt en handelt met de beste intenties voor de groep, wat leidt tot een groter vertrouwen in de

leider. Volgers vertrouwen groepsprototypische leiders meer en staan door het vertrouwen in

de leider open voor de invloed van de leider (Van Knippenberg, 2011). Samengevat, wanneer

volgers de leider groepsprototypisch achten, gaan volgers ervan uit dat de leider handelt met

de beste intenties voor de groep en wordt de leider meer vertrouwd en gevolgd in zijn keuzes,

(Hogg, 1992; Van Knippenberg, Van Knippenberg en van Dijk, 2000; Van Knippenberg en

Van Knippenberg, 2005; Pierro et al., 2005; Van Knippenberg, 2011) daardoor beschouwen

de volgers een groepsprototypische leider als een effectieve leider.

Het valt te beargumenteren dat een perceptie van effectief leiderschap en vertrouwen

in de intenties van de leider, invloed heeft op de gezamenlijke inzet van de volgers. Dat de

prestaties van volgers die hun leider groepsprototypisch en daarmee effectief achtten, hoger

zijn. Het gesuggereerde positieve effect van groepsprototypisch leiderschap en gepercipieerde

leider-effectiviteit op teamprestaties is echter binnen de huidig gepubliceerde onderzoeken

niet getoetst. Het is dus niet bekend of groepsprototypisch leiderschap en percepties van

leider-effectiviteit daadwerkelijk tot hogere team prestaties leiden.

De tweede gesuggereerde manier waarop groepsprototypisch leiderschap kan

bijdragen aan de prestatie van het team is via leiders die zichzelf groepsprototypisch achtten

en daardoor groepsgericht gedrag vertonen (Giessner, Van Knippenberg, van Ginkel en

Sleebos, 2013). Naast de perceptie van de volger over de groepsprototypiciteit van de leider,

is er ook onderzoek gedaan naar het effect van zelf gepercipieerde groepsprototypiciteit van

de leider. Een zelf gepercipieerde groepsprototypische leider heeft het idee zijn groep goed te

representeren en onderdeel te zijn van de groep (Hogg, 2001). Personen definiëren hun

identiteit, hun ‘zelf’, niet alleen aan de hand van de eigen karakteristieken en

interpersoonlijke relaties, onderdeel zijn van een groep draagt ook bij aan de zelfdefinitie van

een persoon (Festinger, 1954;Tajfel en Turner, 1979; Ashfort en Mael, 1989). Falen van de

groep wordt ervaren als falen van het ‘zelf’, daarom zullen groepsleden die zich identificeren

met de groep, zich onderdeel voelen van de groep, energie steken in het positief

onderscheiden van de eigen groep ten opzichte van andere groepen (Barreto en Ellemers,

2000). Het positief onderscheiden van de eigen groep ten opzichte van andere groepen doen

Page 7: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

6

groepsleden door groepsgericht gedrag te vertonen. Uit het onderzoek van Giessner et al.

(2013) is gebleken dat zelf gepercipieerde groepsprototypische leiders daadwerkelijk meer

team gericht gedrag vertonen. Giessner et al. (2013) vonden in hun studie dat zelf

gepercipieerde groepsprototypische leiders, ongeacht de mate waarin zijn verantwoording

moeten afleggen aan het team, meer groepsgericht gedrag vertonen. Deze leiders vertoonden

met name meer groepsgericht gedrag, wanneer deze zelf gepercipieerde leiders zich sterk

identificeerden met de groep. In tegenstelling vertoonden zelf gepercipieerde non-

prototypische leiders alleen groepsgericht gedrag wanneer zij verantwoording moesten

afleggen aan het team over hun keuzes.

Voor volgers die geleid worden door leiders die groepsgericht gedrag vertonen is, in

tegenstelling tot gepercipieerde leider-effectiviteit wel gevonden dat de individuele prestaties

hoger zijn. ‘Participants who were led by a self-sacrificing leader generated more ideas than

participants who were led by a non-sacrificing leader’ (Van Knippenberg en Van

Knippenberg, 2005, p. 30). De individuele prestaties van volgers zijn hoger wanneer deze

geleid worden door een leider die zichzelf groepsprototypisch beschouwd en daardoor

groepsgericht gedrag vertoont. Een leider hebben die groepsgericht gedrag vertoont,

motiveert de volger ook groepsgericht gedrag te vertonen, wat ten goede komt aan de

prestaties van de volger (Van Knippenberg en Van Knippenberg, 2005). Het gesuggereerde

positieve effect van groepsgericht gedrag van de leider op team prestaties is echter niet

gemeten en daarmee is ook voor het vertonen van groepsgericht gedrag niet bekend of dit

daadwerkelijk tot hogere team prestaties leidt. In dit onderzoek worden de team prestaties wel

getoetst.

Een perceptie van groepsprototypisch leiderschap is belangrijk gebleken voor de

gepercipieerde effectiviteit van de leider (Giessner, Van Knippenberg en Sleebos, 2009; Van

Knippenberg, 2011) en de individuele prestaties van de volgers (Van Knippenberg en Van

Knippenberg, 2005). In het onderzoek naar groepsprototypisch leiderschap is er vanuit twee

perspectieven onderzoek gedaan, de perceptie van de volger en de perceptie van de leider.

Het eerste perspectief is de perceptie van de volger. Of de volger de leider als

groepsprototypisch beschouwd en wat daar de gevolgen van zijn. Het tweede perspectief is de

zelf-perceptie van leider, of de leider zichzelf groepsprototypisch vind. De bevindingen

binnen beide perspectieven zijn hierboven kort besproken. In de huidig gepubliceerde

onderzoeken is het gesuggereerde effect op team prestaties nog niet bewezen en is er weinig

aandacht besteed aan de interactie tussen beide percepties, de perceptie van de volger over

groepsprototypisch leiderschap en de zelf gepercipieerde groepsprototypiciteit van de leider.

Page 8: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

7

De vraag rijst wat voor een invloed beide perspectieven, de perceptie van de volger

over de groepsprototypiciteit van de leider en de door de leider zelf gepercipieerde

groepsprototypiciteit, hebben op team prestaties. Deze vraag blijft tot nog toe onbeantwoord.

Binnen dit onderzoek zullen beide perspectieven worden gecombineerd in één model om het

interactie effect van beide percepties, van de volger en zelfperceptie van de leider, op

effectief leiderschap en team prestaties te kunnen toetsen. Wetenschappers die onderzoek

doen naar groepsprototypisch leiderschap hebben niet genoeg gebruik gemaakt van elkaars

werk. Dit onderzoek stelt daarom een integratief model voor, een model waarin voorgaande

onderzoeken worden beschouwd en geïntegreerd in één model.

De verwachting is dat wanneer een leider zichzelf als groepsprototypisch beschouwd,

deze meer groepsgericht gedrag vertoont (Giessner et al., 2013) en daardoor als effectiever

wordt beschouwd door de volgers (Van Knippenberg en Van Knippenberg 2005; Van

Knippenberg, 2011). Groepsprototypische leiders worden door volgers effectiever beschouwd

(Van Knippenberg, 2011). Ten slotte draagt het vertonen van groepsgericht gedrag van de

leider direct al bij aan de teamprestaties.

2. Probleem en vraagstelling

Het gesuggereerde effect van groepsprototypisch leiderschap op team prestaties is nog niet

gemeten. Het doel van dit onderzoek is inzicht verkrijgen in het interactie effect van

percepties over de groepsprototypiciteit van de leider. De perceptie van de volger over de

groepsprototypiciteit van de leider en de zelf gepercipieerde groepsprototypiciteit van de

leider, worden tegen elkaar af gezet. Hebben percepties van groepsprototypisch leiderschap

daadwerkelijk effect op de team prestaties?

De bovenstaande probleemstelling leidt tot de volgende vraagstelling:

Wat is het interactie effect van percepties van groepsprototypisch leiderschap bij volger

leider, via leider-effectiviteit en groepsgericht gedrag van de leider, op team prestaties?

Page 9: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

8

3. Relevantie

3.1 Wetenschappelijke relevantie

Sinds de jaren dertig van vorige eeuw is het sociaal wetenschappelijk onderzoek naar

leiderschap en leiderschapsstijlen begonnen. De onderzoeken en literatuur naar leiderschap

zijn cumulatief, er is steeds meer bekent over leiderschapsprocessen, maar nog niet

alomvattend (House en Aditya, 1997). Hoewel er veel onderzoek is gedaan naar de ideale

leider en de meest effectieve gedragingen voor een leider, ontbreekt er in de huidige literatuur

consensus.

De laatste dertig jaar hebben de onderzoeken zich met name gefocust op

transformationeel en charismatisch leiderschap (Bass, 1985; Bass en Avolio 1993; Shamir,

House en Arthur, 1993; Bass en Steidlmeier, 1999; Den Hartog, 2002; Eagly, Johannesen-

Schmidt en Van Engen, 2003). Met het verschuiven van de focus naar transformationeel

leiderschap, is er al meer nadruk komen te liggen op het collectief. Voorheen was het

onderzoek naar leiderschap te individualistisch, de nadruk lag op wat er van de leider of

volger verwacht wordt (Yukl, 2006). Toch beargumenteerd dit onderzoek dat er binnen de

focus op het collectief, nog veel winst te behalen valt. In dominante theorieën als

transformationeel en transactioneel leiderschap wordt het groepsproces genegeerd (Yukl,

1999). Dit terwijl het groepsproces een belangrijk onderdeel van leidinggeven is. Leiderschap

vind plaats in de context van een groep. Een groep met verschillende leden die interacteren

met elkaar en de leider.

De theorie over groepsprototypisch leiderschap houdt rekening met het groepsproces

en beoordeelt of een leider onderdeel van de groep is. Hoewel prototypisch leiderschap een

relatief nieuwe theorie is binnen de organisatiewetenschappen, zijn er de afgelopen jaren een

aantal onderzoeken gedaan. Het onderzoek naar prototypisch leiderschap is ofwel vanuit het

perspectief van de volger gedaan, ofwel perspectief van de leider. Zo is er onderzoek gedaan

naar het modererende effect van succes en falen informatie op de perceptie van effectief

leiderschap. Waarin minder prototypische leiders vergeleken werden met prototypische

leiders. In andere woorden of prototypische leiders meer fouten mogen maken van hun

volgers (Giessner et.al., 2009). Ook is er onderzoek gedaan naar de gepercipieerde

effectiviteit van groepsprototypische en non-prototypische leiders (Giessner, Van

Knippenberg en Sleebos, 2009; Van Knippenberg 2011), of groepsprototypische leiders meer

gesteund en vertrouwd worden door hun volgers (Hogg, 1992), en of groepsprototypische

leiders meer team gericht gedrag vertonen (Bareto en Ellemers, 2000; Van Knippenberg en

Page 10: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

9

Van Knippenberg, 2005). Het is daarbij belangrijk te beseffen dat wanneer volgers een leider

als groepsprototypisch beschouwen deze de leider hoogstwaarschijnlijk ook als effectief

beschouwen.

Binnen de literatuur ligt de focus vooral op de perceptie van de volger over de

groepsprototypiciteit van de leider. De zelf gepercipieerde groepsprototypiciteit van de leider

is minder onderzocht. Bovendien zijn de perceptie van de volger over de

groepsprototypiciteit van de leider en de zelf gepercipieerde groepsprototypiciteit van de

leider tot op heden niet beide meegenomen in een onderzoek. Door het interactie effect van

beide percepties op effectief leiderschap, groepsgericht gedrag van de leider en team

prestaties te toetsen, kan worden onderzocht of de leider ook daadwerkelijk effectief is en wat

het effect is voor de team prestaties. Dit onderzoek stelt een integratief model voor, een

model waarbinnen bestaande verbanden worden gecombineerd in één model. Dit

voorgestelde model (zie model 2) is het eerste model dat zowel de perceptie van de volgers

als de perceptie van de leider op team prestaties toetst. Hierbij wordt dankbaar gebruik

gemaakt van de tot nog toe gedane onderzoeken. Het is de volgende stap in de theorie die tot

nog toe cumulatief is geweest. Het model maakt gebruik van eerder werk van andere

wetenschapper en combineert dit werk. Daarnaast kunnen de uitkomsten een beginsel zijn

voor uitgebreider onderzoek en een mogelijke theorie in de toekomst.

3.2 Praktische relevantie

De term leiderschap wordt vaak geassocieerd met grootse leiders als Ghandi, Julius Ceasar en

John F. Kennedy. Deze grootse leiders worden verheerlijkt en kunnen duizenden mensen

beïnvloeden. Zowel in de dagelijkse praktijk als in de wetenschap zijn mensen al eeuwen

geïntegreerd door leiderschap en leiderschapsprocessen. Wat maakt grootse leiders groot?

Welke eigenschappen, karakteristieken of gedragingen maakt dat deze leiders een goede en

effectieve leider zijn? Leiderschap is dan ook een fenomeen waar veel onderzoek naar gedaan

wordt.

Leiders hebben veel invloed binnen teams op de prestaties en de werksfeer, een

succesvol team begint bij goed leiderschap. Leiderschap is op verschillende manieren

geanalyseerd en beschreven. Onderzoek is gedaan naar welke persoonlijkheidskenmerken een

leider moet bezitten en welke gedragingen een leider moet vertonen. In tegenstelling tot de

kenmerken die een goede leider moet bezitten is er in verhouding te weinig gekeken naar de

groepsprocessen. Wat zijn de factoren die gedrag van volgers en leiders voorspellen en hoe

kan een volger gestimuleerd worden goed te presteren? De resultaten van dit onderzoek

Page 11: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

10

kunnen dan ook relevant zijn voor alle soorten team verbanden. Naast teams binnen

organisaties kan er ook gedacht worden aan sport teams of legereenheden. Wanneer antwoord

wordt gegeven op de gestelde onderzoeksvraag, dan kan duidelijk worden wat voor een effect

percepties van groepsprototypisch leiderschap, bij leider en volger, hebben op de team

prestaties. Bovendien kan het onderzoek bijdragen aan de bewustwording van het belang van

een juiste fit tussen leider en volgers, dat wil zeggen een leider de past bij de karakteristieken,

normen en waarden van de groep. Dit is een belangrijk gegeven om rekening mee te houden

in alle soorten team verbanden.

4. Theoretisch kader

4.1 Sociale identiteitstheorie en groepsprototypisch leiderschap

Leiderschap vind plaats in teamverband, in een groep waartoe leider en volger allebei

behoren. Het begrijpen van de groep en de daarbij behorende groepsprocessen is belangrijk

voor het volledig bevatten van leiderschapsprocessen. De sociale identiteitstheorie vormt een

theoretisch kader waarbinnen de relatie tussen zelfperceptie en groep dan wel inter-groep

percepties verklaard kunnen worden (Tajfel en Turner, 1979; Knippenberg en Hogg, 2003).

De sociale identiteitstheorie biedt ons inzicht in de zelfdefinitie van individuen, groepen en

het gedrag van mensen in groepen. De sociale wereld om ons heen is complex. Deze sociale

wereld snappen wij door onszelf en anderen in te delen in sociale categorieën, sociale

groepen. Personen definiëren hun eigen identiteit mede aan de hand van de groepen waartoe

diegene hoort of wil horen (Festinger, 1954;Tajfel en Turner, 1979; Ashfort en Mael, 1989).

Identificatie met een groep vind plaats wanneer de persoon zich verbonden met en onderdeel

van de groep voelt (Hogg, 2001). De zelfdefinitie van de persoon is mede gebaseerd op

groepen waar deze persoon onderdeel van is en op groepen waarvan de persoon juist geen

onderdeel van is (Festinger, 1954;Tajfel en Turner, 1979; Ashfort en Mael, 1989)

Op groepsniveau vind er ook een continu proces van vergelijken en definiëren plaats.

Een groep definieert de groepsidentiteit op basis van de karakteristieken, normen en waarden

van de eigen groep, maar ook op basis van groepen/personen die juist geen onderdeel zijn van

de eigen groep (Ashfort en Mael, 1989). Het continue proces van vergelijken en het zelf

definiëren resulteert in een groepsprototype. ‘These prototypes are context specific,

multidimensional fuzzy sets of attributes that define and prescribe attitudes, feelings and

behaviors that characterize one group and distinguish it from other groups.’(Hogg, 2001

p.187). Het groepsprototype is een cognitieve representatie van hoe een groepslid zich zou

Page 12: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

11

moeten gedragen, de normen en de waarden van de specifieke groep. Het groepsprototype is

niet te verwarren met de karakteristieken, normen en waarden van het gemiddelde groepslid.

Het groepsprototype is een ideaal beeld van de groep, hoe de groepsleden idealiter zouden

zijn (Van Knippenberg en Hogg, 2003). Groepsleden vinden andere groepsleden die voldoen

aan het groepsprototype aardiger dan non-groepsprototypische leden, groepsprototypische

groepsleden bevestigen namelijk het groepsprototype en wat de eigen groep onderscheid van

andere groepen.

Groepsprototypes zijn context afhankelijk, een persoon kan tot meerdere groepen

behoren met elk een specifiek groepsprototype. Het ene groepslid representeert de

karakteristieken, normen en waarden meer dan een ander groepslid. Groepsleden verschillen

in de mate waarin zij groepsprototypisch zijn voor de groep (Ashfort en Mael, 1989). Het

groepsprototype kan ook veranderen wanneer de outgroup, de groep waarmee de eigen groep

wordt vergeleken, verandert (Hogg, 1992). Groepsprototypes worden (onbewust) door

groepen gebruikt om het verschil tussen de eigen en andere groep(en) te benadrukken. Een

middel om te benadrukken wat het verschil is tussen ‘wij’ ‘zij’. Met het veranderen van het

groepsprototype bestaat de mogelijkheid dat andere groepsleden worden aangemerkt als

meest groepsprototypisch (Hogg, 1992; Hogg, 2001)

Vanuit het sociale identiteitstheorie perspectief heeft identificatie met de groep tot

gevolg dat groepsleden de karakteristieken, normen en waarden die behoren tot het

groepsprototype internaliseren tot het zelf. Dat groepsleden hun ‘ik’ conformeren naar het

groepsprototype, het ‘wij’, van de groep. Het groepsprototype wordt het na te streven ideaal

voor deze groepsleden (Ashfort en Mael, 1989). Men beoordeelt groepsleden niet meer aan

de hand van hun unieke en persoonlijke karakteristieken, maar aan de hand van de mate

waarin zei het groepsprototype vertegenwoordigen (Rosch, 1978). Het beoordelen van

groepsleden op basis van prototypes heet depersonalisatie. Identificatie met groep zorgt er bij

de groepsleden niet alleen voor dat zijn hun ‘ik’ conformeren naar het ‘wij’, ook zorgt

identificatie met de groep dat deze gedrag vertoont conform de groepsidentiteit (Ashfort en

Mael, 1989).

Leiders zijn, net als volgers, onderdeel van de organisatie. Binnen de organisatie zijn

leiders onderdeel van één of meerdere groepen, waaronder minstens één groep waar de leider

gezamenlijk met de volger deel van uit maakt. Leiders maken deel uit van de groep en het

hierboven beschreven groepsproces (Hogg, 2001; Hogg en Van Knippenberg, 2003) Een

theorie binnen de organisatiewetenschap die daar rekening mee houdt is de theorie van het

groepsprototypisch leiderschap. Groepsprototypisch leiderschap is gestoeld op de sociale

Page 13: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

12

identiteitstheorie. Groepsprototypisch leiderschap is de mate waarin de leider de

karakteristieken, normen en waarden van de groep representeert. De mate waarin de leider

voldoet aan de cognitieve representatie van hoe het ideale groepslid zou zijn. Van

Knippenberg (2001) ontwikkelde, als uitbreiding op de sociale identiteitstheorie, de sociale

identiteitsanalyse van leiderschap. De sociale identiteitsanalyse van leiderschap benadrukt dat

leiders niet alleen de groep leiden, maar ook onderdeel uitmaakt van de groep die hij/zij leidt

(Van Knippenberg en Van Knippenberg, 2005). De leider en het proces van leidinggeven

staat niet los van het groepsproces, het leidinggeven vind plaats binnen het groepsproces.

Voor het leiderschapsproces is het belangrijk de volger als lid van de groep te kunnen

aanspreken, om invloed te kunnen uitoefenen op de volgers (Hogg, 2001).

In het onderzoek naar prototypisch leiderschap is er tot nog toe getoetst vanuit twee

perspectieven. Het eerste perspectief is de gepercipieerde groepsprototypiciteit van de leider

bij de volger. Het tweede perspectief is de zelf gepercipieerde groepsprototypiciteit van de

leider. Groepsprototypisch leiderschap kan, zoals besproken in de introductie, op twee

manieren bijdragen aan team prestaties. Beide manieren waarop een perceptie van

groepsprototypisch leiderschap kan bijdragen aan team prestaties zullen in de rest van het

theoretisch kader worden beargumenteerd.

4.2 Groepsprototypisch leiderschap en leider-effectiviteit

De eerste manier waarop groepsprototypisch leiderschap kan bijdragen aan team prestaties is

via een perceptie van groepsprototypisch leiderschap bij de volger, waar het gevolg is dat de

volger de leider ook effectief acht (Hogg, 1992; Van Knippenberg en Van Knippenberg,

2005; Van Knippenberg, 2011). In de introductie is dit verband al kort besproken, in dit

hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op dit verband waarna er een hypothese wordt

geformuleerd. Leider-effectiviteit is een begrip dat vele definities kent. Het verschilt per

auteur van welke definitie gebruik wordt gemaakt. De meeste onderzoeker beoordelen leider-

effectiviteit in welke mate de acties van de leider leidt tot directe consequenties bij de volger

(Yukl, 2006). Dit is een algemene definitie waarbinnen nog vele definities te vormen zijn.

Een andere veel voorkomende definitie is een definitie zoals die van Hogg (1992): ‘van een

effectieve leider wordt verwacht dat hij/zij een harmonieuze en stabiele groep creëert, die hij

weet te motiveren de doelen van de organisatie te verwezenlijken en samen tot hoge

teamprestaties weet te komen’. Binnen dit onderzoek is effectief leiderschap nog moeilijker

te definiëren. Leider-effectiviteit is volgens Rus, Van Knippenberg en Wisse (2010)

afhankelijk van de perceptie van de volgers over de leidinggevende en hun perceptie van

Page 14: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

13

effectief leiderschap. Zoals voorgesteld door Rus, Van Knippenberg en Wisse (2010) wordt

leider-effectiviteit, in dit onderzoek, gemeten aan de hand van de percepties van de volgers,

de gepercipieerde leider-effectiviteit.

De sociale identiteitsanalyse van leiderschap biedt ons inzicht in de invloed van

groepsprocessen op leiderschap. De sociale identiteitsanalyse van leiderschap stelt dat

groepsprototypische leden meer invloed kunnen uitoefenen op groepsleden, omdat

groepsprototypische leden van de groep als referentie punt worden gebruikt (Hogg en Van

Knippenberg, 2003). Groepsprototypische leden bevestigen het groepsprototype en dat maakt

dat groepsleden hen zien als informatiebron waarop zij hun sociale werkelijkheid kunnen

baseren (Hogg, 2001; Hogg en Van Knippenberg, 2003). Groepsprototypische groepsleden

worden gezien als een voorbeeld voor de rest van de groep, ze worden gezien als sociaal

aantrekkelijk, waardoor deze groepsprototypische groepsleden meer invloed kunnen

uitoefenen op andere groepsleden (Hogg, 1992). Volgers zullen sociaal aantrekkelijke ofwel

gepercipieerde groepsprototypische leden en leiders volgen in hun gedrag. Door de volger

gepercipieerde groepsprototypische leiders kunnen meer invloed uitoefenen op volgers dan

non- groepsprototypische leiders, omdat zij voor de volgers sociaal aantrekkelijk zijn.

Groepsleden zijn daarnaast eerder geneigd van gedachten en attitude te veranderen,

wanneer de boodschap vanuit de eigen groep komt. Boodschappen vanuit de eigen groep

worden positiever ontvangen, krijgen vaker voordeel van de twijfel en groepsleden zijn meer

gemotiveerd de informatie te verwerken (Van Knippenberg en Wilke, 1992). Al deze

voordelen komen voort uit de ‘in-group bias’: acties of attitudes binnen de eigen groep

worden niet objectief beoordeelt, maar onbewust positief beoordeelt (Ashfort en Mael, 1989).

Dit geldt vooral voor boodschappen die conform het groepsprototype zijn en worden

verspreid door groepsprototypische leden (Van Knippenberg en Wilke, 1992). Onderdeel zijn

van de groep en de karakteristieken van de groep representeren is daarom belangrijk om een

effectief leider te kunnen zijn (Hogg en Van Knippenberg, 2003). Gepercipieerde

groepsprototypische leiders worden door de volgers als representatief en onderdeel van de

groep beschouwd. Motiverende woorden van gepercipieerde groepsprototypische leiders

zullen door de volger positiever worden ontvangen, daardoor zijn groepsprototypische leiders

beter in staat volgers te motiveren doelen van de organisatie te verwezenlijken. Voor dit

onderzoek kan het betekenen dat volgers dit proces aanschouwen, zien dat de leider effectief

is in het motiveren van groepsleden en daardoor de leider als effectief beschouwd.

Groepsprototypische leiders worden door de volgers meer vertrouwd en gevolgd in

hun keuzes, omdat volgers ervan uitgaan dat groepsprototypische leiders meer groepsgericht

Page 15: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

14

gedrag vertonen dan non- groepsprototypische leiders (Hogg, 1992; Van Knippenberg en Van

Knippenberg, 2005; Van Knippenberg, 2011). Groepsleden gaan ervan uit dat gepercipieerde

groepsprototypische leiders de normen en waarden van de groep als eigen beschouwd, dat

deze leider de normen en waarden van de groep uitdraagt (Van Knippenberg, 2011). De

groepsprototypische leider wordt geacht te handelen met de beste intenties voor de groep, wat

het vertrouwen van de volger in de leider vergroot. Volgers staan meer open voor de invloed

van groepsprototypische leiders, omdat deze de leider vertrouwen (Van Knippenberg, 2011).

Ten slotte beschouwen volgers groepsprototypische leiders als effectief, zelfs wanneer

de leider heeft gefaald. Giessner Van Knippenberg en Sleebos (2009) hebben onderzoek

gedaan naar het modererende effect van informatie over falen dan wel succes op effectief

leiderschap. Volgers beschouwen groepsprototypische leiders effectief, ook wanneer de

volger informatie heeft gekregen over falen van de leider. Andersom worden non-

groepsprototypische leiders na informatie over falen, door de volger minder effectief

beschouwd. Deze bevindingen zijn conform de bevindingen van Platow en Van Knippenberg

(2001). Volgers, die zich identificeren met de groep, steunen groepsprototypische leiders

meer dan non-groepsprototypische leiders (Platow en Van Knippenberg, 2001).

Groepsprototypische leiders mogen meer fouten maken van volgers, omdat

groepsprototypische leiders representeren wat de groep als belangrijk acht (Giessner en Van

Knippenberg, 2008; Giessner, Van Knippenberg en Sleebos, 2009). Het negatief beoordelen

van een groepsprototypische leider na falen zou betekenen dat de volger de eigen groep

negatief beoordeelt (Reicher, Haslam en Hopkins, 2005).

Volgers beschouwen groepsprototypische leiders als effectieve leiders, omdat zij

ervan uitgaan dat groepsprototypische groepsleden handelen met de beste intenties voor de

groep (Van Knippenberg, 2011) en groepsprototypische leiders kunnen volgers motiveren de

doelen van de organisatie na te streven (Van Knippenberg en Wilke, 1992; Van Knippenberg,

2011). De verwachting in dit onderzoek is dat leiders die door de volger als

groepsprototypisch worden gezien, door de volger ook als effectief worden gezien. De

bovenstaande beschouwing leidt tot de volgende hypothese:

Hypothese 1A: Volgers die hun leider groepsprototypisch beschouwen, beschouwen de leider

ook als effectief.

De verwachting is dat groepsprototypische leiders ook als effectieve leiders worden gezien

door de volger, maar wat is het effect van een perceptie van groepsprototypisch leiderschap

op team prestaties? Groepsprototypische leiders worden vertrouwd door de volger, omdat die

Page 16: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

15

ervan uitgaan dat de leider handelt met de beste intenties voor de groep (Van Knippenberg,

2011). Groepsleden die de leider groepsprototypisch beschouwen denken te kunnen

beoordelen wanneer iemand groepsprototypisch is. Wanneer een volger de leider

groepsprototypisch beschouwd, dan is het hoogstwaarschijnlijk dat de volger zich

identificeert met de groep (Hogg, 1992). Groepsleden die zich identificeren met de groep

energie zullen stoppen in het positief onderscheiden van deze groep (Bareto en Ellemers,

2000; Van Knippenberg en Hogg, 2003), omdat falen van de groep voelt als falen van het

‘zelf’(Reicher, Haslam en Hopkins, 2005). De bevinding dat groepsleden energie zullen

stoppen in het positief onderscheiden van de eigen groep ten opzichte van andere groepen is

voornamelijk interessant voor dit onderzoek in relatie met team prestaties. Door de inzet van

de volgers, om de collectieve doelen te behalen, zullen de team prestaties groter zijn. Het

gesuggereerde effect van een perceptie van groepsprototypische leiderschap en daarmee een

effectieve leider op team prestaties is echter niet getoetst. Bovenstaande argumentatie

meegewogen is de verwachting dat een perceptie van effectief leiderschap en vertrouwen in

de leider, invloed heeft op de inzet van de volgers, om de collectieve doelen te behalen, en

dat daardoor de team prestaties hoger zijn. De volgende hypothese zal worden getoetst:

Hypothese 1B: Een perceptie van een effectieve leider leidt tot hoge team prestaties

Ter illustratie staat in figuur 1 het veronderstelde verband in een model afgebeeld. De lijn van

Leider-effectiviteit naar Team Prestatie is een stippellijn omdat deze lijn nog niet is getoetst.

Figuur 1:Het veronderstelde verband bij Hypothese 1A en B

VP = perceptie van de volger over de groepsprototypiciteit van de leider

LE= leider-effectiviteit

TP= Team Prestatie

4.3 Groepsprototypisch leiderschap en groepsgericht gedrag

De tweede manier waarop groepsprototypisch leiderschap kan bijdragen aan team prestaties

is via zelf gepercipieerd groepsprototypisch leiderschap van de leider, waarvan gevolg dat de

leider ook groepsgericht gedrag vertoont (Van Knippenberg en Van Knippenberg, 2005;

Giessner en Van Knippenberg, 2008; Giessner et al., 2013). Groepsleden die

groepsprototypisch zijn representeren niet alleen karakteristieken, normen en waarden van de

groep, maar vertonen ook gedrag dat conform is met de groepsidentiteit (Ashfort en Mael,

H 1A H 1B

Page 17: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

16

1989) en zijn gemotiveerd groepsgericht gedrag te vertonen (Tajfel en Turner, 1979; Barreto

en Ellemers, 2000). Groepsprototypische groepsleden zijn representatief voor de groep, het is

waarschijnlijk dat deze groepsprototypische groepsleden zich ook identificeren met de groep

(Van Knippenberg en Van Knippenberg, 2005). Groepsleden die zich identificeren met de

groep zien het groepsbelang als eigenbelang en hechten waarde aan de prestaties en het

welzijn van de groep (Barreto en Ellemers, 2000). Als de groep, waar de persoon deel van uit

maakt, faalt of slechte prestaties levert dan heeft dit zijn weerslag op de groeps- en

individuele identiteit van de groepsleden. Falen van de groep voelt als falen van het

‘zelf’(Reicher, Haslam en Hopkins, 2005)

Groepsleden die zich onderdeel van de groep voelen zullen falen willen voorkomen,

energie stoppen in het positief onderscheidden van deze groep ten opzichte van andere

groepen en zichzelf als doel stellen de prestatie van de groep te vergroten (Barreto en

Ellemers, 2000). ‘More prototypical members tend to identify more strongly and thus display

more pronounced group behaviors; they will be more normative, show greater ingroup

loyalty and ethnocentrism, and generally behave in a more group serving manner’(hogg,

1992 p. 6)’. Wanneer de leider het idee heeft een groepsprototypische leider te zijn, dan

identificeert de leider zich met de groep en maakt daar actief deel van uit (Tajfel en Turner,

1979). Deze groepsprototypische leider zal handelen met de beste intenties voor de groep

(Giessner et al., 2013). Het is de verwachting dat zelf gepercipieerde groepsprototypische

leiders meer groepsgericht gedrag vertonen dan zelf gepercipieerde non-groepsprototypische

leiders.

De stelling dat zelf gepercipieerde groepsleden meer groepsgericht gedrag vertonen

wordt bevestigd in het onderzoek Van Knippenberg en Van Knippenberg (2005). Uit hun

onderzoek naar groepsprototypisch leiderschap en groepsgericht gedrag, bleek dat zelf

gepercipieerde groepsprototypische leiders inderdaad meer groepsgericht gedrag vertonen. In

aanvulling vonden Giessner et al. (2013) dat zelf gepercipieerde groepsprototypische leiders

meer groepsgericht gedrag vertonen, ongeacht de mate waarin zij verantwoording moesten

afleggen aan het team. Op basis van de besproken onderzoeken is binnen dit onderzoek de

verwachting dat zelf gepercipieerde groepsprototypische leiders meer groepsgericht vertonen,

omdat zij hun eigen groep positief willen onderscheiden ten opzichte van andere groepen.

Hypothese 2A: Zelf gepercipieerde groepsprototypische leiders vertonen meer groepsgericht

gedrag.

Page 18: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

17

Het vertonen van groepsgericht gedrag van de leider is wel getoetst op prestatie, maar

alleen op individuele prestaties van de volger en niet team prestaties. Voor volgers die geleid

worden door leiders die groepsgericht gedrag vertonen is, in tegenstelling tot gepercipieerde

leider-effectiviteit wel gevonden dat de individuele prestaties hoger zijn (Van Knippenberg

en Van Knippenberg 2005). Van Knippenberg en Van Knippenberg (2005) stellen dat

volgers, die geleid worden door een leider die groepsgericht gedrag vertoont, worden

gemotiveerd door het gedrag van de leider. Op hun beurt vertonen volgers daardoor meer

groepsgericht gedrag. Deze bevindingen zijn conform de resultaten van De Cremer en Van

Vugt (2002), zij hebben in hun studie aangetoond dat wanneer een leider zijn betrokkenheid

aan de groep toont, dit invloed heeft de mate van coöperatief gedrag van de volgers binnen de

groep. De volgers tonen meer inzet, wat leidt tot hogere prestaties van de volgers. Wanneer

de argumentatie van Van Knippenberg en Van Knippenberg (2005) wordt doorgezet naar

team prestaties, dan valt er te redeneren dat de team prestaties ook hoger zullen zijn. Dat

volgers zich zullen inzetten voor het verwezenlijken van de collectieve doelen van de groep.

Het laatste gesuggereerde effect van groepsgericht gedrag van de leider op team prestaties is

echter nog niet getoetst. Onbekend is of groepsgericht gedrag van de leider leidt tot hogere

team prestaties. In dit onderzoek wordt het veronderstelde verband wel getoetst.

Hypothese 2B: Wanneer de leider groepsgericht gedrag vertoont zijn de team prestaties

hoog.

Ter illustratie staat in figuur 2 het veronderstelde verband afgebeeld. Ook hier is de lijn naar

Team Prestaties een stippellijn, omdat ook dit verband nog niet eerder is getoetst.

Figuur 2: het veronderstelde verband bij Hypothese 2 A en B

LP= zelf gepercipieerde groepsprototypiciteit van de leider

GGG= Groepsgericht gedrag van de leider

TP= Team Prestatie

4.4 groepsgericht gedrag van de leider als mediator

Het vertonen van groepsgericht gedrag kan het verband tussen perceptie van de volger over

de groepsprototypiciteit van de leider en leider-effectiviteit versterken. Van Knippenberg en

Hogg (2003) beargumenteren in hun ‘Social identity model of organizational leadership’ dat

H 2A H 2B H 2A

Page 19: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

18

niet alleen de perceptie van groepsprototypisch leiderschap, maar ook het groepsgericht

gedrag van de leider een voorspeller is van (gepercipieerde) leider-effectiviteit. Ongeacht de

mate van groepsprototypiciteit kan de leider zijn groeps-georiënteerde motivatie uiten door

het vertonen van groepsgericht gedrag (Van Knippenberg en Hogg, 2003). ‘As Haslam and

Platow (2001) phrase it, social identity-based leadership endorsement may not only derive

from being “one of us” (i.e. being prototypical), but also from “doing it for us” (i.e.

displaying group-oriented behavior).’(zoals geciteerd in Van Knippenberg en Hogg,2003 p.

256). Leiders die groepsgericht gedrag vertonen laten zien dat ze handelen met de beste

intenties voor de groep wat, zoals eerder besproken, leidt tot een perceptie van een effectieve

leider. Daarnaast valt er te beargumenteren dat volgers door groepsgericht gedrag van de

leider worden gemotiveerd om zelf ook groepsgericht gedrag te vertonen (Van Knippenberg

en Hogg, 2003). Het vertonen van groepsgericht gedrag van de leider kan op die manier

bijdragen aan de team prestaties. Ter aanvulling van hypothese 1A is hypothese 3 opgesteld.

Hypothese 3: Een hoge mate van groepsgericht gedrag van de leider versterkt het verband

tussen de perceptie van de volger over de prototypiciteit van de leider en leider-effectiviteit.

Ter illustratie staat in figuur 3 het veronderstelde verband afgebeeld.

VP = perceptie van de volger over de groepsprototypiciteit van de leider

GGG= Groepsgericht gedrag van de leider

LE= leider-effectiviteit

Figuur 3: het veronderstelde verband bij hypothese 3

4.5 Conceptueel model en hypothesen

Op basis van de, hierboven beschreven, literatuur aangaande groepsprototypisch leiderschap

kan er een model opgesteld worden waarin de causale verbanden worden weergegeven.

Volgers beschouwen groepsprototypische leiders als meer effectief, omdat volgers ervan

uitgaan dat groepsprototypische groepsleden handelen met de beste intenties voor de groep

(bovenste verband) (Giessner et.al., 2009; Knippenberg, 2011). Wanneer leiders zichzelf als

groepsprototypisch beschouwen, dan vertonen deze leiders meer team gericht gedrag

(onderste verband) (Barreto en Ellemers, 2000; Giessner et al., 2009)

Page 20: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

19

VP = perceptie van de volger over de

groepsprototypiciteit van de leider

LE= leider-effectiviteit

LP= zelf gepercipieerde groepsprototypiciteit

van de leider

GGG= Groepsgericht gedrag van de leider

TP= Team Prestatie Figuur 4:Conceptueel model 1 vanuit de literatuur

De invloed van leider-effectiviteit en groepsgericht gedrag op team prestatie is nog niet

getoetst. Het is niet bekend of percepties van groepsprototypisch leiderschap bij volger en

leider, via effectief leiderschap en groepsgericht gedrag van de leider bijdragen aan team

prestaties (aangegeven in figuur 4, de stippellijn). In dit onderzoek zal dit verband wel

worden getoetst. Het is belangrijk te beseffen dat wanneer volgers een leider als

groepsprototypisch beschouwen, deze de leider hoogstwaarschijnlijk ook als effectief

beschouwen. Binnen dit onderzoek worden prestatie oordelen uit beide groepen, volgers

(perceptie van leider-effectiviteit) en leiders (teamprestaties), meegenomen. Aan de hand van

prestatie oordelen van beide groepen wordt vastgesteld of (percepties van) effectief

leiderschap bijdragen aan de team prestaties.

Wanneer de bestaande verbanden en de

verwachting dat het vertonen van

groepsgericht gedrag het verband tussen

perceptie van de volger over de

prototypiciteit van de leider en leider-

effectiviteit modereert worden verwerkt

in een conceptueel model, dan komt daar

een model als in figuur 5 uit (model 2). Model 2 zal worden getoetst in dit onderzoek. Dit

onderzoek integreert de twee losse paden en toetst die in één model (zoals weergegeven in

model 2). Een laatste hypothese, passend bij het model, is hypothese 4.

Hypothese 4: Een perceptie van groepsprototypisch leiderschap bij leider en volger leidt, via

percepties van leider-effectiviteit en groepsgericht gedrag van de leider, tot hoge team

prestaties

Alle hypotheses:

Hypothese 1A: Volgers die hun leider groepsprototypisch beschouwen, beschouwen de leider

ook als effectief.

Hypothese 1B: Een perceptie van een effectieve leider leidt tot hoge team prestaties

H 1A H 1B

H2A

H2B

H3

Figuur 5: Het geïntegreerde

model. Model 2

Page 21: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

20

Hypothese 2A: Zelf gepercipieerde groepsprototypische leiders vertonen groepsgericht

gedrag.

Hypothese 2B: Wanneer de leider groepsgericht gedrag vertoont zijn de team prestaties

hoog.

Hypothese 3: Een hoge mate van groepsgericht gedrag van de leider (A) versterkt het

verband tussen de perceptie van de volger over de prototypiciteit van de leider en leider-

effectiviteit.

Hypothese 4: Een perceptie van groepsprototypisch leiderschap bij leider en volger leidt, via

percepties van leider-effectiviteit en groepsgericht gedrag van de leider, tot hoge team

prestaties

5. Methoden

5.1 Ontwerp

Binnen dit onderzoek is er gekozen voor kwantitatieve onderzoeksmethoden. Het is daarnaast

een deductief onderzoek, vanuit de literatuur worden er hypotheses opgesteld en door middel

van een survey worden de hypotheses getoetst (Saunders, Lewis en Thornhill, 2009). Met

surveys kunnen grote aantallen team worden onderzocht en geanalyseerd. De data is

verzameld door bachelor en pre- master studenten aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Twee datasets, waar in beide de nodige variabelen zijn afgenomen, zijn gecombineerd. De

combinatie van de twee datasets komt op een totaal van145 verschillende teams, waar de

leider en volger beide zijn ondervraagd. De teams beoefenen zeer uitlopende

werkzaamheden. De werkzaamheden zijn voor dit onderzoek niet belangrijk, voor dit

onderzoek is het belangrijk dat leider en volger binnen één team werkten. Leiders en volgers

vulden ieder een andere vragenlijst in. In de vragenlijst voor de leider zijn de variabelen zelf

gepercipieerde groepsprototypiciteit en team prestatie getoetst. In de vragenlijst voor volgers

zijn de variabelen groepsgericht gedrag van de leider, door volger gepercipieerd

groepsprototypisch leiderschap en leider-effectiviteit getoetst.

5.2 Meeteenheden

In de vragenlijst voor volgers zijn de variabelen groepsgericht gedrag van de leider, leider

prototypiciteit en leider effectiviteit getoetst. In de vragenlijst voor de leider zijn de

variabelen leider prototypiciteit en team prestatie getoetst. Bij iedere variabele wordt een

tweetal voorbeelden van de items gegeven, de volledige lijst met items is te vinden in bijlage

I.

Page 22: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

21

Vragenlijst leider:

Zelf gepercipieerde groepsprototypiciteit (α =0.757 ) meet in de vragenlijst voor de leider

in hoeverre de leider zichzelf representatief vind voor de groep die hij leidt (Hogg, 2001).

Zelf gepercipieerd groepsprototypisch leiderschap is gemeten op een 5- punt schaal. De vijf

punten representeren de volgende oordelen 1 (helemaal mee oneens), 2 (mee oneens), 3 (niet

eens/ oneens), 4 (mee eens) tot 5 (helemaal mee eens).

De variabele is gemeten aan de hand van zes items als; ‘Ik ben een goed voorbeeld van het

soort mensen dat lid is van mijn team’ en ‘Ik heb veel eigenschappen die teamleden ook

hebben’. De zes items, gebruikt om deze variabele te meten zijn overgenomen uit de studie

Van Knippenberg en Van Knippenberg (2005).

Team prestatie (α = 0.905) is gemeten aan de hand 6 items als; ‘De hoeveelheid werk die uw

team levert’ en ‘De prestaties van uw team’ De leiders is gevraagd items de beoordelen op

een schaal van tien punten (1 laag – 10 hoog)

Vragenlijst volgers:

Alle items in de vragenlijst voor de volgers zijn gemeten op een 5- punt schaal. De vijf

punten representeren de volgende oordelen 1 (helemaal mee oneens), 2 (mee oneens), 3 (niet

eens/ oneens), 4 (mee eens) tot 5 (helemaal mee eens).

In de vragenlijst van de volgers zijn de volgende constructen getoetst:

Groepsgericht gedrag van de leider (α = 0.946) meet de perceptie van de volger over de

mate waarin de leider groepsgericht gedrag vertoont. De variabele is gemeten aan de hand

van negen items als; ‘Mijn leidinggevende komt op voor de belangen van het team, zelfs als

dit ten koste gaat van zijn/haar eigen belang’ en ‘Mijn leidinggevende is altijd één van de

eerste die vrije tijd, privileges of persoonlijk gemak opoffert als dit bijdraagt aan (het succes

van) het team’.

Door volger gepercipieerd groepsprototypisch leiderschap (α = 0.940) meet de perceptie

van de volger over de groepsprototypiciteit van de leider. In hoeverre de leider de

karakteristieken, normen en waarden van de groep representeert (Hogg, 2001; Van

Knippenberg en Hogg, 2003; Van Knippenberg en Van Knippenberg, 2005; Giessner en Van

Knippenberg, 2008). Door de volger gepercipieerd groepsprototypisch leiderschap is gemeten

aan de hand van zes items. Dit zijn items als; ‘Mijn leidinggevende is een goed voorbeeld van

het soort mensen dat lid is van mijn team’ en ‘Mijn leidinggevende heeft veel eigenschappen

die teamleden ook hebben’

Page 23: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

22

Leider effectiviteit (α = 0.952) meet, zoals aanbevolen door onder andere Rus, Van

Knippenberg en Wisse (2010), de perceptie van de volger over de effectiviteit van de leider.

Leider effectiviteit is gemeten aan de hand van vijf items als; ‘Deze teamleider geeft leiding

op een manier die mensen motiveert’ en ‘Deze teamleider is een goede leider’. De schaal

gebruikt om deze variabele te meten is overgenomen uit het onderzoek Van Knippenberg en

Van Knippenberg (2005).

5.3 Validiteit van meeteenheden

Valide en betrouwbare constructen vormen de basis voor een betrouwbaar onderzoek (Field,

2009). Achter elke variabele staat tussen haakjes de cronbachs alpha gerapporteerd. De

Cronbachs alpha meet de onderlinge correlatie van de items binnen een schaal, de

betrouwbaarheid van de schaal (De Vaus, 2001; Field, 2006). Ten behoeve van de validiteit

van dit onderzoek is een Oblimin factor analyse uitgevoerd. Met een factoranalyse wordt er

gemeten of de items die gebruikt zijn om een construct te meten, daadwerkelijk hetzelfde

meten (Field, 2009). De resultaten van de factoranalyses voor alle 5 de variabelen, laat zien

dat alle items binnen één factor laden (voor de tabellen met alle factorladingen zie bijlage 2).

Alle schalen meten ieder één variabele.

5.4 Analyseplan

Het geïntegreerde model is opgedeeld in verschillende (deel)hypothese. De hypotheses zullen

worden getoetst door middel van een regressie analyse. Wanneer de variabelen onderling

significant correleren dan zal er om de interactie in het model te kunnen toetsen er gebruik

worden gemaakt van de analyse methode van Andrew Hayes (Hayes, 2012). De data wordt

alvorens de analyses geaggregeerd, zodat er op team niveau getoetst kan worden.

Page 24: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

23

6. Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het toetsen van correlaties en het toetsen van de hypothese

besproken.

6.1 Beschrijvende statistieken

In totaal zijn er 145 teams onderzocht in data. De volgers hebben een gemiddelde leeftijd van

39.62 met een standaardafwijking van 9.99. De leiders hebben een gemiddelde leeftijd van

44.04 met een standaardafwijking van 10.76. De grootte van het team heeft een grote

spreiding, de minimale gemeten waarde is 1 en de maximale gemeten waarde is 167.17 . Het

gemiddelde team bestaat uit 12.14 leden met een standaardafwijking van 19.20.

Zie tabel 6.1.1 voor beschrijvende statistieken voor variabelen en controle variabelen.

De eerste controle variabele geslacht is gekozen, omdat het geslacht van leider en volgers

invloed zou kunnen hebben op de mate waarin de volger de leider groepsprototypisch acht.

Een team waarbinnen alleen mannen werken zullen een vrouwelijke leider niet snel

groepsprototypisch achtten. Een verschil in geslacht tussen volger en leider kan invloed

hebben op de beoordeling van de volger of de leider de groep goed representeert. Daarnaast

hebben Hogg et al. (2006) onderzoek gedaan naar groepsprototypisch leiderschap en

geslacht. De groep normen kunnen ofwel overwegend mannelijk ofwel overwegend

vrouwelijk zijn, daarbij passend is het groepsprototype dan ook meer mannelijk of

vrouwelijk. (Hogg et al., 2006). Binnen de data heeft het geslacht van de leider een

gemiddelde waarde van 0.41, dit betekent dat er binnen deze data 41% van de leiders vrouw

is en 59% man. Geslacht van de volgers heeft een gemiddelde waarde van 0.54, dit betekent

dat binnen deze data 54% vrouw is en 46% man.

tabel 6.1.1: Beschrijvende statistieken variabelen en controlevariabelen

N Gemiddelde SD

Perceptie groepsprototypisch leiderschap volgers 145 3.37 0.52 Leider-effectiviteit 145 3.67 0.65 Groepsgericht gedrag 145 3.46 0.51 Zelf gepercipieerde groepsprototypiciteit leider 107 3.49 0.50 Team Prestaties 106 7.85 0.81 Geslacht leider (0= man 1= vrouw) 107 0.41 0.49 Leeftijd Leider 107 44.04 10.76 Aantal leden team 144 12.14 19.20 Geslacht volger (0= man 1= vrouw) 144 0.54 0.56

Leeftijd volger 144 39.62 9.99

Page 25: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

24

Als tweede controlevariabele is de leeftijd van leider en volger genomen. Leeftijd is

belangrijk voor groepsprototypisch leiderschap, omdat een grote kloof tussen de leeftijd van

de leider en van de volger kan ertoe leiden dat de volger de leider als non-groepsprototypisch

beschouwd. Wanneer volger en leider in dezelfde leeftijd categorie verkeren, hebben zijn

hoogstwaarschijnlijk meer met elkaar gemeen (Epitropaki en Martin, 2004).

6.2 Correlaties

In tabel 6.2.1 staan de relaties tussen de variabelen aangegeven. De relaties zijn weergegeven

door middel van een correlatie. Ten behoeve van de statistische analyses zijn alle items

binnen de schalen, gevormd tot de vijf variabelen.

De perceptie van de volger over de groepsprototypiciteit van de leider (1) en leider-

effectiviteit (3) hebben een sterke onderlinge significante correlatie van 0.744 (p<0.01). Ook

is er een positieve significante (p<0.01) correlatie te zien tussen zelf gepercipieerde

groepsprototypiciteit van de leider (2) en Team prestaties (6), echter is deze correlatie zwak

(r=0.261). Groepsgericht gedrag van de leider (4) en de perceptie van de volger over de

groepsprototypiciteit van de leider (1) hebben een sterke onderlinge correlatie van 0.785

(P<0.001). Ook heeft groepsgericht gedrag van de leider (4) een hoge , significante (P<0.001)

correlatie van 0.819 met leider-effectiviteit (3).

Opvallende verbanden

De correlatie tussen leider-effectiviteit (3) en leeftijd van de volger (11) is een opvallend

verband. De onderlinge correlatie is -0,301 (P<0.01). Dit zou kunnen betekenen dat de

leeftijd van de volger invloed heeft op de beoordeling van leider-effectiviteit, dat jongere

volgers de leider effectiever beoordelen. Een ander opvallende correlatie is tussen de leeftijd

van de leider (10) en team prestaties (6). Onderling correleren deze variabelen zwak

(r=0.253), maar significant (P<0.01). Een leider met een hogere waarde in leeftijd beoordeelt

de team prestaties hoger.

Page 26: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

25

Tabel 6.2.1: correlaties variabelen model en controle variabelen (Listwise N=105)   

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 1. perceptie volger groepsprototypisch leiderschap 1 2. Zelfperceptie leider groepsprototypisch 0.121 1 3. leider-effectiviteit 0.744*** 0.005 14. groepsgericht gedrag leider 0.785*** 0.023 0.819*** 1 5. perceptie volger x groepsgericht gedrag 0.938*** 0.1 0.800*** 0.937*** 1 6. team prestaties -0.017 0.261** -0.093 -0.043 -0.025 1 7. geslacht leider 0.178 0.071 0.221* 0.218* 0.211* -0.059 1 8. geslacht volger 0.157 0.052 0.103 0.177 0.181 0.002 0.347*** 1 9. geslacht volger x leider 0.222* 0.025 0.261** 0.290** 0.272** -0.047 0.856*** 0.619*** 1 10. leeftijd leider -0.133 0.02 -0.177 -0.136 -0.129 0.253** -0.173 0.032 -0.142 111. leeftijd volger -0.215* 0.096 -0.301** -0.252** -0.248* 0.163 -0.273** -0.282** -0.341*** 0.423*** 1 12. leeftijd volger x leider -0.224* 0.089 -0.290** -0.255** -0.245* 0.243* -0.276** -0.171 -0.309*** 0.815*** 0.852*** 113. perceptie volger x perceptie leider 0.782*** 0.703*** 0.535*** 0.574*** 0.731*** 0.164 0.168 0.153 0.174 -0.076 -0.094 -0.102 1

*p<0.05 **p<0.01 ***p<0.001 Listwise N=105

Page 27: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

26

6.3 Hypothese toetsing

Hypothese 1: (A)Volgers die hun leider groepsprototypisch beschouwen, beschouwen de leider

ook als effectief. (B) Een perceptie van een effectieve leider leidt tot hoge team prestaties

Volgers gaan ervan uit dat leiders die zij groepsprototypisch achtten handelen met de beste

intenties voor de groep. Door deze verwachting vertrouwd de volger de leider meer en

beschouwd deze ook als effectief (Van Knippenberg, 2011).

De onderlinge correlatie tussen de perceptie van de volger over de groepsprototypiciteit

van de leider en leider-effectiviteit is zoals eerder aangegeven 0.774 (P<0.001). De sterke,

significante, onderlinge correlatie geeft reden hypothese 1A te toetsen. De perceptie van de

volger over de groepsprototypiciteit van de leider heeft een positief effect van 0.718 (p<0.001).

De perceptie van de volger over de groepsprototypiciteit van de leider verklaard 51.6% van de

variantie in leider-effectiviteit (R2= 0.516). Met 99.99% zekerheid kan er worden geconcludeerd

dat er een verband is tussen de perceptie van de volger over de groepsprototypiciteit van de

leider en leider-effectiviteit in de onderzochte populatie. Met iedere stap hoger

groepsprototypisch leiderschap gaat de waarde van de leider-effectiviteit met 0.718 omhoog.

Hypothese 1A kan binnen deze data worden aangenomen.

De variabelen leiderschap-effectiviteit en Team prestatie correleren onderling zwak en

negatief (r=-0.093). Deze zwakke correlatie is bovendien niet significant. Hypothese 1B kan

daarom niet worden aangenomen binnen deze data. Hypothese 1 wordt deels aangenomen en

deels verworpen. Leider-effectiviteit geld niet als mediator, want een voorwaarde voor mediatie

is dat beide onafhankelijke variabelen significant correleren met de afhankelijke variabele

(Baron en Kenny, 1986).

In tabel 6.3.1 de meervoudige regressie (controlerend voor geslacht en leeftijd van de volger). De

Model-fit wordt niet hoger met het controleren van de controlevariabelen. Geslacht en leeftijd

van de volger zijn geen voorspeller voor de beoordeling van leider-effectiviteit.

Page 28: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

27

Hypothese 2: (A)Zelf gepercipieerde groepsprototypische leiders vertonen groepsgericht gedrag.

(B) Wanneer de leider groepsgericht gedrag vertoont zijn de team prestaties hoog.

Zelf gepercipieerde groepsprototypische leiders voelen zich onderdeel van de groep (Hogg,

1992). Groepsleden die zich onderdeel voelen van een groep zullen falen van de groep betrekken

op hun ‘zelf’ (Reicher, Haslam en Hopkins, 2005) en daarom energie steken in het positief

onderscheiden van de eigen groep ten opzichte van andere groepen (Barreto en Ellemers, 2000).

De verwachting is dat zelf gepercipieerde groepsprototypische leiders meer groepsgericht gedrag

vertonen en op die manier bijdragen aan de team prestaties.

De verwachting vanuit de literatuur, dat zelf gepercipieerde groepsprototypische leiders

meer groepsgericht gedrag vertonen is niet gevonden in de data. De correlatie tussen zelf

gepercipieerd groepsprototypisch leiderschap en het vertonen van groepsgericht gedrag is zeer

zwak (r= 0.023) en bovendien niet significant. Voor hypothese 2A is binnen dit onderzoek geen

statistisch bewijs gevonden, daarmee wordt hypothese 2A verworpen.

Ook voor hypothese 2B is geen statistisch bewijs gevonden binnen dit onderzoek. De

correlatie tussen groepsgericht gedrag van de leider en team prestaties is ook zeer laag (r= -

0.043), negatief en niet significant. Hypothese 2B wordt ook verworpen.

Hypothese 3:Een hoge mate van groepsgericht gedrag van de leider versterkt het verband tussen

de perceptie van de volger over de prototypiciteit van de leider en leider-effectiviteit.

In het theoretisch kader is beargumenteerd dat niet alleen de perceptie van de volger over de

groepsprototypiciteit van de leider maar ook het groepsgericht gedrag van de leider invloed heeft

op de (perceptie van) leider-effectiviteit. De verwachting is dat wanneer een leider groepsgericht

Tabel 6.3.1. de ongestandaardiseerde en gestandaardiseerde regressie coëfficiënten per model voor het effect van perceptie volger groepsprototypisch leiderschap, geslacht, leeftijd op Leider-effectiviteit

model 1 model 2 model 3 B β B β B β

Constante 0.616 ** 0.660 1.271 Prototypisch leiderschap 0.904 *** 0.718 0.909 *** 0.722 0.877 *** 0.696 geslacht -0.109 -0.057 -0.191 -0.101 Leeftijd -0.012 **  -0.177 R2 0.516       0.519       0.548      R2 verandering 0.003 0.029 *p<0.05 **p<0.01 ***p<0.001

Page 29: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

28

gedrag vertoont deze nog effectiever worden beschouwd door de volgers. Dat groepsgericht

gedrag van de leider het verband modereert.

De moderatie zal worden getoetst door middel van interactie. Om de interactie te toetsen

is er een interactie variabele aangemaakt; perceptie van de volger over de groepsprototypiciteit

van de leider X groepsgericht gedrag van de leider. Vervolgens is er een multiple regressie

uitgevoerd met als afhankelijke variabele Leider-effectiviteit en onafhankelijke variabelen

perceptie van de volger over de groepsprototypiciteit van de leider, groepsgericht gedrag van de

leider en de interactie variabele (model 3). Wanneer de variabelen perceptie van de

volger over de groepsprototypiciteit van de leider, groepsgericht gedrag en de interactie variabele

van beide worden meegenomen in de analyse, dan wordt er 70.3% van de variantie in leider-

effectiviteit verklaard. Het model met de interactie (model 3) verklaard de meeste variantie.

In tabel 6.3.3 staan puntschattingen voor extreme

waarden om te beoordelen of groepsgericht gedrag

van de leider invloed heeft op het verband tussen

de perceptie van de volger over de

groepsprototypiciteit van de leider en leider-

effectiviteit. Groepsgericht gedrag van de leider

beïnvloedt de mate van gepercipieerde leider-

effectiviteit, met name wanneer de leider als non-

groepsprototypisch wordt beschouwd door de volger. In beide extreme waarden van perceptie

volger groepsprototypisch leiderschap geldt dat de beoordeling van leider-effectiviteit hoger is

Tabel 6.3.2. de ongestandaardiseerde en gestandaardiseerde regressie coëfficiënten per model voor het effect van perceptie volger groepsprototypisch leiderschap, groepsgericht gedrag van de leider en interactie op leider-effectiviteit

model 1 model 2 model 3 B β B β B β

Constante 0.605 * -0.133 -2.667 ** Prototypisch leiderschap 0.904 *** 0.719 0.273 ** 0.217 1.029 *** 0.816 groepsgericht gedrag 0.831 ***  0.647 1.581 ***  1.231 Interactie -0.220 **  -1.125R2 0.518       0.683       0.703      R2 verandering 0.165 0.185 *p<0.05 **p<0.01 ***p<0.001

tabel 6.3.3: De geschatte waarde van leider-effectiviteit voor maximale waarden van prototypisch leiderschap en voor groepsgericht gedrag

groepsgericht

gedrag laag (1)

hoog (5)

perceptie volger groepsprototypisch leiderschap

Laag(1) -0.277 5.167

hoog(5) 2.959 4.883

Page 30: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

29

met een hoge mate van groepsgericht gedrag van de leider. In andere woorden, wanneer een

leider groepsgericht gedrag vertoont wordt het verband tussen perceptie van de volger over

groepsprototypisch leiderschap en leider-effectiviteit versterkt. In dit onderzoek is er statistisch

bewijs dat de mate van groepsgericht gedrag van de leider het verband tussen (a)de perceptie van

de volger over de prototypiciteit van de leider en (b)leider-effectiviteit modereert. Hypothese 3

wordt aangenomen.

Hypothese 4: Een perceptie van groepsprototypisch leiderschap bij leider en volger leidt, via

percepties van leider-effectiviteit en groepsgericht gedrag van de leider, tot hoge team

prestaties.

Zoals eerder besproken is er geen significant (of sterk) verband tussen leider-effectiviteit en team

prestatie. Hetzelfde geldt voor groepsgericht gedrag en team prestaties. Het toetsen van het

volledige model is statistisch geen grond voor gevonden. Wel is het mogelijk direct de interactie

tussen perceptie van de volger en leider over groepsprototypisch leiderschap te toetsen op team

prestaties. De correlatie tussen de perceptie van de volger over de groepsprototypiciteit van de

leider en team prestatie is zwak, negatief en niet significant. Een interactie tussen twee

variabelen kan de verklaarde variantie in de afhankelijke variabele beïnvloeden (Baron en

Kenny, 1986).

De interactie van perceptie volger over groepsprototypisch leiderschap en de zelf

percipieerde groepsprototypisch leiderschap op team prestaties is getoetst door de interactie

variabele bestaande uit: perceptie volger groepsprototypisch leiderschap x zelfperceptie leider

groepsprototypiciteit, te toetsen op team prestatie. In tabel 6.3.4, model 3 zijn de

ongestandaardiseerde en gestandaardiseerde regressie coëfficiënten af te lezen voor de interactie.

Tabel 6.3.4 . de ongestandaardiseerde en gestandaardiseerde regressie coëfficiënten per model voor het effect van perceptie volger groepsprototypisch leiderschap, zelf gepercipieerde groepsprototypiciteit van de leider en interactie op team prestaties

model 1 model 2 model 3 B β B β B β

constante 7,939 *** 6.589 *** 11.061 *** perceptie volger groepsprototypisch leiderschap -0.026 -0.017 -0.073 -0.047 -1.417 -0,915 Zelfperceptie leider groepsprototypisch 0.433 ** 0.265 -0.802 -0.491 interactie perceptie volger X leider 0.37 1.222 R2 0.00 0.07 0.088 R2 verandering 0.07 0.018

*p<0.05 **p<0.01 ***p<0.001

Page 31: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

30

Met het toetsen van de interactie heeft geen van de variabelen een significant effect op team

prestaties. Het volledige conceptuele model (2) is binnen dit onderzoek statistisch niet

significant, percepties van groepsprototypisch leiderschap hebben geen effect op team prestaties.

7. Conclusie en discussie

Binnen dit laatste hoofdstuk wordt er een algemene conclusie getrokken. Vervolgens worden de

onderzoeksresultaten afgezet tegen de literatuur in de theoretische implicaties en tegen de

empirie in de praktische implicaties. Ten slotte worden de beperkingen van dit onderzoek en

mogelijkheden voor toekomstig onderzoek besproken.

7.1 Conclusie

In dit onderzoek is een model voorgesteld op basis van bestaande literatuur. Dit voorgestelde

model integreert verschillende paden, die in huidig gepubliceerde onderzoeken te vinden zijn, en

verwachtingen in één model. Gestoeld op onder andere de sociale identiteitstheorie en eerder

onderzoek aangaande prototypisch leiderschap zijn er hypotheses opgesteld ten behoeve van het

voorgestelde model. Het voorgestelde model is opgedeeld in (deel) hypotheses, om daarna het

hele model en de interactie tussen (a) de perceptie van de volger over groepsprototypiciteit van

de leider en (b) zelf gepercipieerde groepsprototypiciteit van de leider te toetsen op team

prestaties. In dit onderzoek is beargumenteerd dat percepties van groepsprototypisch leiderschap

op twee manieren kunnen bijdragen aan team prestaties, waarna de twee paden zijn

samengevoegd tot één geïntegreerd model. Ten eerste via de perceptie van de volger, die een

groepsprototypische leider ook effectief beschouwd en ten tweede via zelf gepercipieerd

groepsprototypisch leiderschap, waardoor de leider ook meer groepsgericht gedrag zou vertonen.

De resultaten van dit onderzoek zijn duidelijk: percepties van groepsprototypisch

leiderschap hebben, via percepties van leider-effectiviteit en groepsgericht gedrag van de leider,

geen invloed op de team prestaties. Wel is gebleken dat de perceptie van de volger over de

groepsprototypiciteit van de leider en groepsgericht gedrag van de leider samen goede

voorspellers zijn voor (percepties van) leiders-effectiviteit. De uitkomst van dit onderzoek moet

niet worden geïnterpreteerd als finale conclusie dat percepties van groepsprototypisch

leiderschap geen invloed hebben op team prestaties. Het verder ontwikkelen en operationaliseren

Page 32: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

31

van het voorgestelde model is noodzakelijk en zou van meerwaarde kunnen zijn voor de

organisatiewetenschappen en leiderschaps-theorieën.

7.2 Theoretische implicaties

De resultaten van dit onderzoek leveren significante ondersteuning voor de hypothese dat een

perceptie van groepsprototypisch leiderschap bij de volger bijdraagt aan de perceptie van leider-

effectiviteit (H1A). De leider-effectiviteit is getoetst aan de hand van de perceptie van de volger,

zoals voorgesteld door onder andere Rus, Van Knippenberg en Wisse (2010). Deze resultaten

zijn conform de argumentatie van Van Knippenberg (2011) en de onderzoeksresultaten van

Giessner, Van Knippenberg en Sleebos (2009). Een perceptie van een groepsprototypische leider

leidt tot een perceptie van een effectieve leider, echter wordt de perceptie van leider-effectiviteit

deels verklaard door een andere variabele. In navolging van de ‘social identity model of

organizational leadership’ (Van Knippenberg en Hogg, 2003), is binnen dit onderzoek getoetst

of de mate van groepsgericht gedrag van de leider ook de perceptie van leider-effectiviteit

verklaard. De resultaten van het toetsen van de hypothese dat groepsgericht gedrag van de leider

het verband tussen perceptie van de volger over de groepsprototypiciteit van de leider en

(gepercipieerde) leider-effectiviteit beïnvloed (H3), suggereert dat de twee variabelen samen

goede voorspellers zijn voor (gepercipieerde)leider-effectiviteit. Tezamen verklaren deze

variabelen (perceptie van de volger over de groepsprototypiciteit van de leider en groepsgericht

gedrag van de leider) 70.3% van de variantie gevonden in (gepercipieerde) leider-effectiviteit.

De bevindingen ondersteunen, en belangrijker nog leveren, empirisch bewijs voor het

voorgestelde model van Van Knippenberg en Hogg (2003), ‘the social identity model of

organizational leadership’(SIMOL).

Uit de resultaten van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat zelf gepercipieerde

groepsprototypische leiders geen groepsgericht gedrag vertonen, echter moet deze conclusie met

de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Voorgaand onderzoek van Giessner et al.

(2013) heeft aangetoond dat zelf gepercipieerde groepsprototypische leiders, ongeacht de mate

waarin zei verantwoording af moesten leggen, meer groepsgericht gedrag vertonen dan non-

groepsprototypische leiders. Ook gaat het niet-significante verband in tegen de eerder genoemde

SIMOL. De SIMOL stelt niet alleen dat groepsgericht gedrag de (perceptie van) leider-

effectiviteit beïnvloed, ook stelt de SIMOL dat groepsprototypische leiders meer groepsgericht

Page 33: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

32

gedrag vertonen (Van Knippenberg en Hogg, 2003. Binnen de data, gebruikt voor dit onderzoek,

is er geen significante relatie gevonden tussen de perceptie van de volger over de

groepsprototypiciteit van de leider en de zelf gepercipieerde groepsprototypiciteit van de leider.

Naast dat de onderlinge correlatie niet significant is, is deze correlatie ook zeer laag. Giessner et

al. (2013) bieden in hun studie ook een mogelijke verklaring voor het ontbreken van het verband,

non-prototypische leiders vertoonden in hun studie strategisch meer groepsgericht gedrag

wanneer zij verantwoording moesten afleggen en zich wel identificeerden met de groep. Door

groepsgericht gedrag te vertonen, probeerden de non-groepsprototypische leiders te compenseren

dat zij niet representatief zijn voor de groep.

Het beargumenteerde effect van een perceptie van effectief leiderschap op team prestaties

(H1B) is in dit onderzoek niet significant bevonden. De verwachting dat groepsprototypisch

leiderschap via de perceptie van effectief leiderschap zou bijdragen aan de team prestaties is niet

bewezen. Ook het gesuggereerde effect van groepsgericht gedrag van de leider op team prestaties

is niet gevonden (H2B). Een kanttekening kan worden geplaatst bij de meting van het concept

team prestaties. De team prestaties zijn eenzijdig gemeten, alleen de perceptie van de leider over

de team prestaties is gemeten. Aangezien de leider onderdeel is van het groepsproces, kan

volgens de sociale identiteitsanalyse een ingroup-bias optreden (Ashfort en Mael, 1989). Mensen

zullen de eigen groep positief beoordelen, omdat zij hun identiteit, het beeld van hun ‘zelf’ mede

baseren op de groep(en) waartoe zij behoren (Tajfel en Turner, 1979). Groepsleden beoordelen

prestaties van de eigen groep vaak (onterecht) hoog. De Dreu en Weingart (2003)

beargumenteren in hun meta-analyse dat het belangrijk is statistische onafhankelijkheid te

waarborgen en waar mogelijk een objectieve meting van team prestaties te toetsen. Het toetsen

van team prestatie als oordeel van de leider, die zelf ook onderdeel is van de groep, levert geen

statistisch onafhankelijke en objectieve meting op.

Uit de resultaten is gebleken dat de interactie tussen de perceptie van de volger en

zelfperceptie van de leider aangaande groepsprototypisch leiderschap geen goede voorspeller is

voor team prestaties, wanneer de perceptie van de leider over de team prestaties wordt genomen.

Cicero, Pierro en Van Knippenberg (2007) suggereren groepsprototypisch leiderschap als

voorspeller van werktevredenheid. Groepsprototypisch leiderschap zou in interactie met stress en

team identificatie de werktevredenheid van volgers beïnvloeden (Cicero, Pierro en Van

Knippenberg, 2007). Werktevredenheid kan op zijn beurt weer een voorspeller zijn voor team

Page 34: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

33

prestaties (De Dreu en Weingart, 2003). In dit onderzoek zijn percepties van groepsprototypisch

leiderschap, via groepsgericht gedrag van de leider en (perceptie van) leider-effectiviteit geen

voorspellers van team prestaties gebleken. Wellicht zijn percepties van groepsprototypisch

leiderschap via werktevredenheid wel een voorspeller voor team prestaties. Toekomstig

onderzoek zou de interactie van percepties van groepsprototypisch leiderschap bij leider en

volger kunnen toetsen op, bijvoorbeeld, werktevredenheid.

Hoewel de interactie tussen de percepties van groepsprototypisch leiderschap bij volger

en leider, binnen dit onderzoek, geen invloed heeft op de team prestaties, is dit onderzoek

theoretisch wel interessant. Zo is bijvoorbeeld bewezen dat de perceptie van de volger over de

groepsprototypiciteit van de leider en groepsgericht gedrag van de leider tezamen goede

voorpellers zijn voor de perceptie van leider-effectiviteit. Dit onderzoek levert daarmee

empirisch bewijs voor het voorgestelde model van Van Knippenberg en Hogg (2003). Ook is de

eerste stap in het meenemen van percepties van volger en leider over groepsprototypisch

leiderschap genomen. Het meenemen van beide percepties levert een volledig beeld op van de

invloed van percepties van groepsprototypisch leiderschap binnen het team. Dit onderzoek maakt

nieuwsgierig naar wat de interactie tussen de perceptie van groepsprototypisch leiderschap bij

volger en leider wel beïnvloed en of er wel een effect wordt gevonden wanneer team prestaties

statistisch onafhankelijk en objectief worden gemeten.

7.3 Praktische implicaties

Het effect van percepties van groepsprototypisch leiderschap bij volger en leider, op team

prestaties, is niet gevonden. Op basis van dit onderzoek kunnen er geen implicaties voor de

praktijk worden gedaan over geïntegreerde model en het belang dat de percepties overeen

komen. Wel is er gevonden dat wanneer volgers een perceptie van groepsprototypisch

leiderschap hebben zij de leider ook effectief bevinden. Een volger die de leider bij de

karakteristieken, normen en waarden van de groep vind passen, beoordeelt de leider op andere

onderdelen ook positief. Dit is een belangrijk gegeven voor de praktijk. Een positieve associatie

van de volger met de leider, kan de leider helpen in het leidinggeven van de groep. In het

motiveren van de volgers. Organisaties kunnen deze kennis toepassen in het aanstellen van

leiders en leiders aanstellen die de karakteristieken, normen en waarden van de groep

representeren.

Page 35: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

34

7.4 Limitaties en toekomstig onderzoek

Dit onderzoek kent een aantal beperkingen. Ten eerste is de variabele ‘team prestaties’ alleen

getoetst naar het oordeel van de leider. In de vragenlijst van de volger zijn de volgende

variabelen getoetst: Perceptie van de volger over groepsprototypisch leiderschap, (perceptie

van) leider-effectiviteit en groepsgericht gedrag van de leider. In de vragenlijst van de leider zijn

de variabelen zelf gepercipieerd groepsprototypisch leiderschap en team prestaties getoetst.

Opvallend in de resultaten is dat de variabelen die zijn getoetst in de vragenlijst van de volger

onderling hoog samenhangen. Hetzelfde geldt voor de variabelen die zijn getoetst in de

vragenlijst van de leider. Terwijl de items die getoetst zijn in de vragenlijst van de leider niet

hoog samenhangen met de items die getoetst zijn in de vragenlijst van de volger. Het verdelen

van de variabelen over de verschillende vragenlijsten (volger en leider) kan een bias opleveren.

Ten tweede zijn team prestaties in dit onderzoek getoetst middels de perceptie van de

leider. Groepsleden steken energie in het positief onderscheiden van de eigen groep ten opzichte

van andere groepen (Ashfort en Mael, 1989; Barreto en Ellemers, 2000). Falen van het team kan

als falen van het ‘zelf’ voelen wanneer groepsleden zich identificeren met de groep (Tajfel en

Turner, 1979), groepsleden zullen daarom de groep waar zij deel van uit maken niet snel slecht

beoordelen. Het door de leider laten beoordelen van de team prestaties kan een vertekend beeld

opleveren. Toekomstig onderzoek zou in plaats van een perceptie van team prestaties, de

daadwerkelijke output van teams kunnen toetsen. Het toetsen van de output van teams kan een

statistisch onafhankelijke en objectieve waarde van team prestaties opleveren (De Dreu en

Weingart, 2003), waardoor de invloed van percepties van groepsprototypisch leiderschap op de

daadwerkelijke team prestaties kan worden vastgesteld.

Daarnaast is er binnen dit onderzoek is er niet genoeg aandacht besteed aan de mate

waarin de leider en volger zich identificeren met de groep. Identificatie met de groep kan een

voorspeller zijn van groepsgericht gedrag voor leider en volger (Ashfort en Mael, 1989).

Identificatie met de groep zou tezamen met zelf gepercipieerde groepsprototypiciteit een goed

voorspeller van groepsgericht gedrag kunnen zijn. Wat weer gevolgen kan hebben voor de team

prestaties. Toekomstig onderzoek zou meer aandacht moeten schenken aan identificatie met de

groep en zou deze variabele, los van de groepsprototypiciteit, moeten meenemen in het toetsen

van hypotheses.

Page 36: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

35

De eerste stap voor het toetsen van beide percepties, van leider én volger, van

groepsprototypisch leiderschap is genomen. Toekomstig onderzoek zou het voorgestelde model

verder kunnen ontwikkelen en operationaliseren. Het toetsen van beide percepties is belangrijk

voor het volledig begrijpen van de invloed van (percepties van) groepsprototypisch leiderschap.

Ten slotte is dit onderzoek binnen de, voor de masterthesis beschikbare, tijdslimiet van een paar

maanden geschreven. Met meer tijd, zou er een betere en meer diepgaande theoretische

achtergrond neergezet kunnen worden en meer en representatievere data worden verzamelt.

Referenties

Ashforth, B. E., en Mael, F. (1989). Social identity theory and the organization. Academy of management

review, 14(1), 20-39.

Baron, R. M., & Kenny, D. A. (1986). The moderator–mediator variable distinction in social

psychological research: Conceptual, strategic, and statistical considerations. Journal of

personality and social psychology, 51(6), 1173.

Barreto, M., en Ellemers, N. (2000). You can’t always do what you want: Social identity and

selfpresentational determinants of the choice to work for a low-status group. Personality and

Social Psychology Bulletin, 26, 891–906

Bass, B.M. (1991). From Transactional to Transformational leadership: Learning to Share the

Vision. Organizational Dynamics, 18:3, Winter 1990,19–31

Bass, B.M. and P. Steidlmeier. (1999). Ethics, character, and authentic transformational leadership

behavior.The leadership Quarterly, 10 (2): 181–218

Cicero, L., Pierro, A., & Van Knippenberg, D. (2007). Leader group prototypicality and job satisfaction:

The moderating role of job stress and team identification. Group Dynamics: Theory, Research,

and Practice, 11(3), 165.

De Cremer, D., & Van Vugt, M. (2002). Intergroup and intragroup aspects of leadership in social

dilemmas: A relational model of cooperation. Journal of Experimental Social Psychology, 38,

126–136

Page 37: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

36

DeShon, R. P., Kozlowski, S. W., Schmidt, A. M., Milner, K. R., & Wiechmann, D. (2004). A multiple-

goal, multilevel model of feedback effects on the regulation of individual and team

performance. Journal of applied psychology, 89(6), 1035.

De Vaus, D. A., en de Vaus, D. (2001). Research design in social research. Sage.

Eagly, A. H., Johannesen-Schmidt, M. C., & Van Engen, M. L. (2003). Transformational, transactional,

and laissez-faire leadership styles: a meta-analysis comparing women and men. Psychological

bulletin, 129(4), 569.

Festinger, L. (1954). A theory of social comparison processes. Human relations, 7(2), 117-140.

Field, A. (2009). Discovering Statistics using SPSS 3rd edition. London: Sage Publications Ltd.

Giessner, S. R., en Van Knippenberg, D. (2008). “License to fail”: Goal definition, leader group

prototypicality, and perceptions of leadership effectiveness after leader failure. Organizational

Behavior and Human Decision Processes, 105(1), 14-35.

Giessner, S. R., Van Knippenberg, D., en Sleebos, E. (2009). License to fail? How leader group

prototypicality moderates the effects of leader performance on perceptions of leadership

effectiveness. The Leadership Quarterly, 20(3), 434-451.

Giessner, S. R., Van Knippenberg, D., van Ginkel, W., & Sleebos, E. (2013). Team-oriented leadership:

The interactive effects of leader group prototypicality, accountability, and team identification.

Journal of Applied Psychology, 98(4), 658.

Hayes, A. F. (2012). PROCESS: A versatile computational tool for observed variable mediation,

moderation, and conditional process modeling.

Hogg, M. A. (1992). The social psychology of group cohesiveness: From attraction to social identity.

London: Harvester Wheatsheaf.

Hogg, M. A. (2001). A social identity theory of leadership. Personality and social psychology review,

5(3), 184-200.

Hogg, M. A., Fielding, K. S., Johnson, D., Masser, B., Russell, E., & Svensson, A. (2006). Demographic

category membership and leadership in small groups: A social identity analysis. The Leadership

Quarterly, 17, 335–350

Hogg, M. A., & Van Knippenberg, D. (2003). Social identity and leadership processes in groups.

Advances in experimental social psychology, 35, 1-52.

Page 38: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

37

House, R.J. en R.N. Aditya (1997) ‘The social scientific study of leadership: quo vadis?’ Journal of

Management, vol. 23, pp. 409-473

Lord, R. G., Brown, D. J., & Freiberg, S. J. (1999). Understanding the dynamics of leadership: The role

of follower self-concepts in the leader/follower relationship. Organizational behavior and human

decision processes, 78(3), 167-203.

Pierro, A., Cicero, L., Bonaiuto, M., Van Knippenberg, D., & Kruglanski, A. W. (2005). Leader group

prototypicality and leadership effectiveness: The moderating role of need for cognitive closure.

The Leadership Quarterly, 16 (4), 503-516.

Platow, M. J., en Van Knippenberg, D. (2001). A social identity analysis of leadership endorsement: The

effects of leader ingroup prototypicality and distributive intergroup fairness. Personality and

Social Psychology Bulletin, 27(11), 1508-1519.

Reicher, S., Haslam, S. A., & Hopkins, N. (2005). Social identity and the dynamics of leadership: Leaders

and followers as collaborative agents in the transformation of social reality. The Leadership

Quarterly, 16(4), 547-568.

Rosch, E. (1978) Principles of categorization. In E. Rosch and B, B. Lloyd (eds.), cognition and

Categorization. Hillsdale, NJ, Erlbaum.

Rus, D., Van Knippenberg, D. en Wisse, B. (2010). Leader self-definition and leader self-serving

behavior. Leadership Quarterly, 21 (3), 509-529.

Saunders, M. N., Saunders, M., Lewis, P., & Thornhill, A. (2009). Research methods for business

students, 5/e. Pearson Education India.

Shamir, B., House, R. J., & Arthur, M. B. (1993). The motivational effects of charismatic leadership: A

self-concept based theory. Organization science, 4(4), 577-594.

Tajfel, H., en Turner, J. C. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. The social psychology of

intergroup relations, 33(47), 74.

Turner, J. C. (1985). Social Categorization and the Self-Concept: A social cognitive theory of group

behavior. Advances in Group Processes: Theory and Research, 2, 77-122.

Van Knippenberg, D. (2011). Embodying who we are: Leader group prototypicality and leadership

effectiveness. The Leadership Quarterly, 22(6), 1078-1091.

Van Knippenberg, D., en Hogg, M. A. (2003). A social identity model of leadership effectiveness in

organizations. Research in organizational behavior, 25, 243-295.

Page 39: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

38

Van Knippenberg, B., en Van Knippenberg, D.(2005). Leader self-sacrifice and leadership effectiveness:

the moderating role of leader prototypicality. Journal of applied psychology, 90(1), 25-37.

Van Knippenberg, D., Van Knippenberg, B. & Dijk, E. (2000). Who takes the lead in risky decision

making? Effects of group members? individual riskiness and prototypicality. Organizational

Behavior and Human Decision Processes, 83 (2), 213-234.

Van Knippenberg, D. V., & Wilke, H. (1992). Prototypicality of arguments and conformity to ingroup

norms. European Journal of Social Psychology, 22(2), 141-155.

Yukl, G. (2006). Leadership in organizations (6th ed.). New York: Prentice Hall.

Yukl, G. (1999). An evaluation of conceptual weaknesses in transformational and charismatic leadership

theories. The leadership quarterly, 10(2), 285-305.

Yukl, G., Gordon, A., & Taber, T. (2002). A hierarchical taxonomy of leadership behavior: Integrating a

half century of behavior research. Journal of Leadership & Organizational Studies, 9(1), 15-32.

Page 40: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

39

Bijlage I: volledige schalen variabelen

Vragenlijst volger:

Groepsgericht gedrag van de leider

De volgende stellingen gaan over de manier waarop uw leidinggevende zich inzet voor het team. Geef

aan in welke mate u het eens bent met de volgende uitspraken. Kruis het antwoord aan dat u het meest

toepasselijk vindt.

De antwoordmogelijkheden bestaan uit:

1 = helemaal mee oneens 2 = mee oneens 3 = niet mee eens, noch mee oneens 4 = mee eens 5 = helemaal mee eens

Helemaal mee oneens

Helemaal mee eens

1 2 3 4 5

1. Mijn leidinggevende is bereid zich op te offeren voor het belang van het team.

o o o o o

2. Mijn leidinggevende komt op voor de belangen van het team, zelfs als dit ten koste gaat van zijn/haar eigen belang.

o o o o o

3. Mijn leidinggevende is bereid om zijn/haar positie op het spel te zetten om de doelen van het team te bereiken.

o o o o o

4. Mijn leidinggevende is altijd één van de eersten die vrije tijd, privileges of persoonlijk gemak opoffert als dit bijdraagt aan (het succes van) het team.

o o o o o

5. Het team kan zowel in voor- als tegenspoed altijd op mijn leidinggevende rekenen, zelfs als dit ongemak voor hem/haar oplevert.

o o o o o

6. Mijn leidinggevende helpt het team, zelfs als dit betekent dat hij/zij eigen werk moet uitstellen of dit hem/haar overwerk oplevert.

o o o o o

7. Mijn leidinggevende stelt het belang van het team altijd voorop.

o o o o o

8. Mijn leidinggevende stelt zichzelf verantwoordelijk als het team fouten maakt.

o o o o o

9. Mijn leidinggevende spant zich sterk in om het team beter te laten presteren.

o o o o o

Page 41: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

40

Volger gepercipieerd groepsprototypisch leiderschap

De volgende stellingen gaan over uw directe leidinggevende. Geef aan in welke mate u het eens bent met

de volgende uitspraken. Kruis het antwoord aan dat u het meest toepasselijk vindt.

De antwoordmogelijkheden bestaan uit:

1 = helemaal mee oneens 2 = mee oneens 3 = niet mee eens, noch mee oneens 4 = mee eens 5 = helemaal mee eens

Helemaal mee oneens

Helemaal mee eens

1 2 3 4 5

1. Mijn leidinggevende is een goed voorbeeld van het soort mensen dat lid is van mijn team.

o o o o o

2. Mijn leidinggevende heeft veel gemeenschappelijk met de leden van mijn team.

o o o o o

3. Mijn leidinggevende representeert wat kenmerkend is voor mijn team.

o o o o o

4. Mijn leidinggevende heeft veel eigenschappen die teamleden ook hebben.

o o o o o

5. Mijn leidinggevende lijkt sterk op de leden van mijn team. o o o o o

6. Mijn leidinggevende deelt de normen en waarden van mijn team.

o o o o o

Leider-effectiviteit De volgende stellingen gaan over uw directe leidinggevende. Geef aan in welke mate u het eens bent met de volgende uitspraken. Kruis het antwoord aan dat u het meest toepasselijk vindt.

De antwoordmogelijkheden bestaan uit:

1 = helemaal mee oneens 2 = mee oneens 3 = niet mee eens, noch mee oneens 4 = mee eens 5 = helemaal mee eens

Helemaal mee oneens

Helemaal mee eens

1 2 3 4 5

1. Deze teamleider is een goede leider. o o o o o

2. Deze teamleider is erg effectief als leider. o o o o o

3. Deze teamleider geeft leiding op een manier die mensen motiveert.

o o o o o

Page 42: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

41

Helemaal mee oneens

Helemaal mee eens

1 2 3 4 5

4. Met deze teamleider wil ik graag samenwerken. o o o o o

5. Deze teamleider motiveert mij om mij in te zetten voor het team.

o o o o o

Vragenlijst leider:

Zelf gepercipieerde prototypiciteit van de leider

De volgende stellingen gaan over u zelf. Geef aan in welke mate u het eens bent met de volgende

uitspraken. Kruis het antwoord aan dat u het meest toepasselijk vindt.

De antwoordmogelijkheden bestaan uit:

1 = helemaal mee oneens 2 = mee oneens 3 = niet mee eens, noch mee oneens 4 = mee eens 5 = helemaal mee eens

Helemaal mee oneens

Helemaal mee eens

1 2 3 4 5

1. Ik ben een goed voorbeeld van het soort mensen dat lid is van mijn team.

o o o o o

2. Ik heb veel gemeenschappelijk met de leden van mijn team.

o o o o o

3. Ik representeer wat kenmerkend is voor mijn team. o o o o o

4. Ik heb veel eigenschappen die teamleden ook hebben. o o o o o

5. Ik lijk sterk op de leden van mijn team. o o o o o

6. Ik deel de normen en waarden van mijn team. o o o o o

Page 43: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

42

Team prestaties

Beoordeel uw team alstublieft op de volgende onderdelen ( 1 laag – 10 hoog)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

1. De hoeveelheid werk die uw team levert. o o o o o o o o o o 2. De kwaliteit van het geleverde werk van uw team. o o o o o o o o o o 3. De effectiviteit van uw team. o o o o o o o o o o 4. De snelheid waarmee het werk door het team wordt geleverd.

o o o o o o o o o o

5. De prestaties van uw team. o o o o o o o o o o 6. De inzet van uw team. o o o o o o o o o o

Page 44: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

43

Bijlage II: Resultaten direct Oblimin Factoranalyses

Vragenlijst leider:

Tabel 1. Resultaten factoranalyse :Zelf gepercipieerd groepsprototypiciteit van de leider

component 1

Ik ben een goed voorbeeld van het soort mensen dat lid is van mijn team 0.507 Ik heb veel gemeenschappelijk met de leden van mijn team 0.776 Ik representeer wat kenmerkend is voor mijn team 0.702 Ik heb veel eigenschappen die teamleden ook hebben 0.85 Ik lijk sterk op de leden van mijn team 0.757 Ik deel de normen en waarden van mijn team 0.367

Tabel 2. Resultaten factoranalyse: Team Prestatie

component

1 De hoeveelheid werk die uw team levert 0.846 De kwaliteit van het geleverde werk van uw team 0.823De effectiviteit van uw team 0.837 De snelheid waarmee het werk door het team wordt geleverd 0.808 De prestaties van uw team 0.883De inzet van uw team 0.754

Vragenlijst volger:

Tabel 3. Resultaten factoranalyse: leider-effectiviteit

component

1

Onze teamleider is een goede leider 0.932Onze teamleider is erg effectief als leider 0.877Onze teamleider geeft leiding op een manier die mensen motiveert 0.945Met onze teamleider willen wij graag samenwerken 0.9Onze teamleider motiveert ons om ons in te zetten voor het team 0.926

Page 45: Masterthesis E.Duijn 'Een integratief model van percepties van groepsprototypisch leiderschap

Masterthesis | Duijn, E.

44

Tabel 5. Resultaten factoranalyse: Volger gepercipieerd groepsprototypisch leiderschap

component

1 Mijn leidinggevende is een goed voorbeeld van het soort mensen dat lid is van mijn team 0.889Mijn leidinggevende heeft veel gemeenschappelijk met de leden van mijn team 0.893 Mijn leidinggevende representeert wat kenmerkend is voor mijn team 0.886 Mijn leidinggevende heeft veel eigenschappen die teamleden ook hebben 0.91 Mijn leidinggevende lijkt sterk op de leden van mijn team 0.873 Mijn leidinggevende deelt de normen en waarden van mijn team 0.809

Tabel 4. Resultaten factoranalyse: Groepsgericht gedrag van de leider

component

1 Mijn leidinggevende is bereid zich op te offeren voor het belang van het team 0.856Mijn leidinggevende komt op voor de belangen van het team, zelfs als dit ten koste gaat van zijn/haar eigen belang 0.892Mijn leidinggevende is bereid om zijn/haar positie op het spel te zetten om de doelen van het team te bereiken 0.829Mijn leidinggevende is altijd één van de eersten die vrije tijd, privileges of persoonlijk gemak opoffert als dit bijdraagt aan (het succes van) het team 0.809Het team kan zowel in voor- als tegenspoed altijd op mijn leidinggevende rekenen, zelfs als dit ongemak voor hem/haar oplevert 0.886Mijn leidinggevende helpt het team, zelfs als dit betekent dat hij/zij eigen werk moet uitstellen of dit hem/haar overwerk oplevert 0.845Mijn leidinggevende stelt het belang van het team altijd voorop 0.82Mijn leidinggevende stelt zichzelf verantwoordelijk als het team fouten maakt 0.805Mijn leidinggevende spant zich sterk in om het team beter te laten presteren 0.805