4
jaargang 3 | nummer 3 • juni 2011 | PSYCHOPRAKTIJK 15 N a anorexia nervosa moesten we een eeuw wachten voor- dat een nieuwe eetstoornis zijn plaats innam in het pan- theon van de psychiatrische nosologie, terwijl soortgelijke beschrijvingen niet de erkenning kregen die opmerkelijk snel door boulimia nervosa werd verworven. Toen kwam de eetbuistoornis waar- over deskundigen het al gauw oneens werden of deze een plaats in de DSM-IV verdiende. En we bleven zitten met een diagnostische prullenmand van ‘niet nader gespecificeerde eetstoornissen’ (EDNOS), een compromis dat onder zware kritiek werd gesteld in het vooruitzicht van DSM-V. Intussen heeft een reeks van ‘nieuwe’ eetstoornissen erkenning in de DSM gezocht. Sommige termen zijn louter beschrijvend zoals ‘purgeerstoornis’ of het ‘syndroom van kauwen en uitspugen’. Maar de meerderheid van pseudowe- tenschappelijke neologismen bestaat uit belachelijke varianten van anorexia. De meeste uitvinders van deze namen lijken de oud-Griekse wortels van dit woord niet te kennen zodat ze onzinnige termen fabriceren als bigorexia, alcoholorexia, manorexia, diaboulimia, allergorexia en pregorexia. In onze internetwereld kun- nen we nog veel meer van zulke nieuwe modewoorden of populair-psychologische visies op eetstoornissen verwachten. Maar welke daarvan zullen op de een of andere manier blijven voortbestaan? Zullen ze serieus genomen worden en door de wetenschappelijke gemeenschap geaccepteerd? Met het oog op de lopende race voor erkenning in de volgende DSM- uitgave hebben we ons afgevraagd welke nieuwe kandidaten de zegen zouden krijgen van beroepsbeoefenaren op dit gebied. Voor dit veldonderzoek hebben we vier ‘nieuwe’ eetstoornissen uitgekozen: Syndroom van nachtelijk eten. Hoewel dit syndroom al een halve eeuw geleden is beschreven door Stunkard en medewer- kers bleef het vergeten tot het weer boven water kwam in de discussie over eetbui- enstoornis en DSM-IV. In de voorberei- dingsfase van DSM-V was de diagnose het voorwerp van intensieve debatten tussen voor- en tegenstanders. Orthorexia. In een artikel in de populaire pers schreef Bratman over mensen die zo bezeten zijn van gezond voedsel dat hun eetpatroon kan leiden tot onder- voeding en ondergewicht. Vanwege de overeenkomst met anorexia nervosa is dit verschijnsel ook orthorexia nervosa genoemd. In de vakliteratuur is deze sug- gestie overwegend genegeerd hoewel het gedragspatroon goed herkenbaar lijkt te zijn. Spierdysmorfie. Deze stoornis wordt ook wel aangeduid als ‘omgekeerde anorexia nervosa’. Sommige mensen kunnen bezeten raken van het idee dat ze te mager zijn in de zin van onvoldoende gespierd. Vooral mannen kunnen dit ‘Adoniscomplex’ vertonen. Hoewel het een variant lijkt te zijn van een stoornis van de lichaamsbeleving (dysmorfofobie) is het onder de naam spierdysmorfie als een afzonderlijke diagnostische entiteit voorgesteld. Emetofobie. Sommige mensen vermijden bepaald voedsel uit angst voor stikken, en anderen uit angst voor overgeven. Het De laatste jaren zijn er tal van ‘nieuwe’ eetstoornissen geïntroduceerd. Onduidelijk is welke daarvan uiteindelijk geaccepteerd zullen worden. In deze bijdrage gaan we na hoeveel aan- dacht een aantal van deze eetstoornissen krijgt in de media en hoe beroepsbeoefenaren daar- over denken. door Walter Vandereycken Prof. dr. W. Vandereycken is verbonden aan de Faculteit Psychologie van de Katholieke Universiteit Leuven en is hoofd van de afde- ling eetstoornissen in de Psychiatrische Kliniek Broeders Alexianen in Tienen (walter. [email protected]). Mediahype, diagnostische gril of echte eetstoornis? Artikel trefwoorden: eetstoornis diagnostiek syndroom van nachtelijk eten orthorexia spierdysmorfie emetofobie

Mediahype, diagnostische gril of echte eetstoornis?

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Mediahype, diagnostische gril of echte eetstoornis?

jaargang 3 | nummer 3 • juni 2011 | psychopraktijk � 15

Na anorexia nervosa moesten

we een eeuw wachten voor-

dat een nieuwe eetstoornis

zijn plaats innam in het pan-

theon van de psychiatrische nosologie,

terwijl soortgelijke beschrijvingen niet

de erkenning kregen die opmerkelijk snel

door boulimia nervosa werd verworven.

Toen kwam de eetbuistoornis waar-

over deskundigen het al gauw oneens

werden of deze een plaats in de DSM-IV

verdiende. En we bleven zitten met een

diagnostische prullenmand van ‘niet

nader gespecificeerde eetstoornissen’

(EDNOS), een compromis dat onder zware

kritiek werd gesteld in het vooruitzicht

van DSM-V.

Intussen heeft een reeks van ‘nieuwe’

eetstoornissen erkenning in de DSM

gezocht. Sommige termen zijn louter

beschrijvend zoals ‘purgeerstoornis’ of

het ‘syndroom van kauwen en uitspugen’.

Maar de meerderheid van pseudowe-

tenschappelijke neologismen bestaat uit

belachelijke varianten van anorexia. De

meeste uitvinders van deze namen lijken

de oud-Griekse wortels van dit woord

niet te kennen zodat ze onzinnige termen

fabriceren als bigorexia, alcoholorexia,

manorexia, diaboulimia, allergorexia en

pregorexia. In onze internetwereld kun-

nen we nog veel meer van zulke nieuwe

modewoorden of populair-psychologische

visies op eetstoornissen verwachten.

Maar welke daarvan zullen op de een

of andere manier blijven voortbestaan?

Zullen ze serieus genomen worden en

door de wetenschappelijke gemeenschap

geaccepteerd? Met het oog op de lopende

race voor erkenning in de volgende DSM-

uitgave hebben we ons afgevraagd welke

nieuwe kandidaten de zegen zouden

krijgen van beroepsbeoefenaren op dit

gebied. Voor dit veldonderzoek hebben we

vier ‘nieuwe’ eetstoornissen uitgekozen:

Syndroom van nachtelijk eten. Hoewel dit

syndroom al een halve eeuw geleden is

beschreven door Stunkard en medewer-

kers bleef het vergeten tot het weer boven

water kwam in de discussie over eetbui-

enstoornis en DSM-IV. In de voorberei-

dingsfase van DSM-V was de diagnose

het voorwerp van intensieve debatten

tussen voor- en tegenstanders.

Orthorexia. In een artikel in de populaire

pers schreef Bratman over mensen die

zo bezeten zijn van gezond voedsel dat

hun eetpatroon kan leiden tot onder-

voeding en ondergewicht. Vanwege de

overeenkomst met anorexia nervosa is

dit verschijnsel ook orthorexia nervosa

genoemd. In de vakliteratuur is deze sug-

gestie overwegend genegeerd hoewel het

gedragspatroon goed herkenbaar lijkt te

zijn.

Spierdysmorfie. Deze stoornis wordt ook

wel aangeduid als ‘omgekeerde anorexia

nervosa’. Sommige mensen kunnen

bezeten raken van het idee dat ze te

mager zijn in de zin van onvoldoende

gespierd. Vooral mannen kunnen dit

‘Adoniscomplex’ vertonen. Hoewel het

een variant lijkt te zijn van een stoornis

van de lichaamsbeleving (dysmorfofobie)

is het onder de naam spierdysmorfie als

een afzonderlijke diagnostische entiteit

voorgesteld.

Emetofobie. Sommige mensen vermijden

bepaald voedsel uit angst voor stikken,

en anderen uit angst voor overgeven. Het

De laatste jaren zijn er tal van ‘nieuwe’ eetstoornissen geïntroduceerd. Onduidelijk is welke daarvan uiteindelijk geaccepteerd zullen worden. In deze bijdrage gaan we na hoeveel aan-dacht een aantal van deze eetstoornissen krijgt in de media en hoe beroepsbeoefenaren daar-over denken. door Walter Vandereycken

Prof.�dr.�W.�Vandereycken�is�verbonden�aan�

de�Faculteit�Psychologie�van�de�Katholieke�

Universiteit�Leuven�en�is�hoofd�van�de�afde-

ling�eetstoornissen�in�de�Psychiatrische�

Kliniek�Broeders�Alexianen�in�Tienen�(walter.

[email protected]).

Mediahype, diagnostische gril of echte eetstoornis?

Artikel trefwoorden: eetstoornisdiagnostiek

syndroom van nachtelijk etenorthorexia

spierdysmorfieemetofobie

Page 2: Mediahype, diagnostische gril of echte eetstoornis?

16 psychopraktijk | jaargang 3 | nummer 3 • juni 2011

laatste is voorgesteld als een bijzondere

fobie met de naam emetofobie, een stoor-

nis die volgens populaire websites vaak

door beroepsbeoefenaren over het hoofd

wordt gezien. Net als in het geval van

orthorexia wordt er weinig aandacht aan

besteed in de wetenschappelijke litera-

tuur.

Voor elk van deze ‘nieuwe’ stoornissen

hebben we gekeken naar de hoeveelheid

aandacht die ze krijgen in de professio-

nele en populaire media. Tabel 1 geeft een

overzicht van het aantal verwijzingen of

treffers op grond van naspeuring in de

database van PubMed, Psychinfo, Google

Scholar en Google. Ter vergelijking heb-

ben we de eetbuistoornis gebruikt als een

half-gevestigde maar nog betrekkelijk

recente stoornis. Het totaalbeeld dat uit

deze vergelijking naar voren komt: or-

thorexia en emetofobie worden vaak ge-

noemd op het internet maar betrekkelijk

zelden in de vakliteratuur. Weerspiegelt

dit werkelijk de belangstelling voor deze

stoornissen bij beroepsbeoefenaren in dit

veld? Om deze vraag te beantwoorden

hebben we een verkennend onderzoek

ontworpen.

Onderzoek

MethodeVia e-mail hebben we mensen uitgeno-

digd om een anonieme vragenlijst te be-

antwoorden op een speciale website. De

uitnodiging om aan dit onderzoek deel te

nemen is verzonden aan 472 Nederlands-

sprekende beroepsbeoefenaren van wie

we veronderstelden dat ze actief betrok-

ken waren bij onderzoek, preventie of be-

handeling van eetstoornissen. We hebben

171 reacties ontvangen en in totaal 111

volledig ingevulde vragenlijsten geanaly-

seerd.

De vragenlijst bestond uit twee delen.

Eerst moesten de respondenten enkele

vragen beantwoorden over persoonlijke

kenmerken, zoals beroep, werksoort en

ervaring met eetstoornissen. Vervol-

gens werd hun voor elk van de ‘nieuwe’

stoornissen een voorlopige verzameling

van diagnostische criteria gepresenteerd

(zie Kader 1). We hebben geprobeerd deze

criteria op een uniforme manier aan te

bieden door gebruik te maken van de

stijl waarin DSM criteria formuleert. Elke

verzameling criteria werd gevolgd door

een reeks uitspraken waarmee de respon-

dent het eens of oneens kon zijn, danwel

neutraal kon blijven: (a) Deze stoornis

is mij totaal onbekend; (b) Ik heb deze

stoornis in mijn eigen praktijk waarge-

nomen; (c) Deze stoornis is een creatie

van de populaire media en het internet;

(d) Deze stoornis is slechts een variant

van een andere stoornis; (e) Deze stoornis

verdient meer aandacht van onderzoe-

kers en clinici.

ResultatenDe groep respondenten (totaal 111)

bestond in meerderheid uit psychologen:

57 (51%), met daarnaast 19 (17%) artsen,

in hoofdzaak psychiaters, en 35 (32%) an-

dere beroepen (vooral verpleegkundigen

en sociale werkers). De lengte van hun

beroepsloopbaan was als volgt verdeeld:

21% minder dan vijf jaar, 24% tussen vijf

en tien jaar, 30% tussen tien en twintig

jaar en 25% meer dan twintig jaar. Het

aandeel van de beroepstijd besteed aan

preventie, onderzoek en/of behandeling

van eetstoornissen vertoonde een grote

spreiding: minder dan 10% bij 27%, 10-

20% bij 22,5%, 20-40% bij 12,7% , 40-60%

bij 9,9% en meer dan 60% van de tijd bij

27,9% van de respondenten.

Tabel 2 geeft een samenvatting van

de meningen van respondenten. Hij

toont voor elke stoornis het percentage

respondenten dat de vijf uitspraken

onderschrijft. Orthorexia is de bekendste

stoornis en het syndroom van nachtelijk

eten de minst bekende. Hoewel de res-

pondenten in meerderheid bekend zijn

met het begrip spierdysmorfie wordt deze

stoornis in de praktijk slechts zelden

waargenomen. Hij wordt ook het vaakst

beschouwd als een verzinsel van de

populaire media; bovendien beschouwt

40% van de respondenten deze stoornis

als een variant van een andere stoornis,

en daarom geen nadere aandacht waard.

Daarentegen lijken de andere drie stoor-

nissen serieuzer te worden genomen in

de zin van ‘echte’ syndromen waaraan

in onderzoek en in de klinische praktijk

meer aandacht moet worden geschonken.

Emetofobie lijkt van de vier stoornissen

het minst een ‘modeverschijnsel’ te zijn.

Over het algemeen verschilden de

meningen over de ‘nieuwe’ stoornissen

niet sterk op grond van de kenmerken

van respondenten. Alleen de volgende

significante verschillen werden gevonden

(post hoc meervoudige groepsvergelij-

kingen): Psychologen waren iets meer

bekend met emetofobie dan artsen (p =

.024) en andere beroepsbeoefenaren (p =

.030) en beschouwden deze stoornis in

vergelijking met de overige respondenten

minder vaak als een verzinsel van de po-

pulaire media (17,5% vs 22,9%; p = .046).

Respondenten die meer dan 60% van hun

tijd aan eetstoornissen besteedden waren

in vergelijking met degenen die daaraan

minder dan 10% van hun tijd besteed-

den beter bekend met het syndroom van

nachtelijk eten (onbekend bij 29% vs 63%;

p =.018); ze namen het syndroom ook drie

keer vaker waar (52% vs 17%; p = .003);

en waren vaker van mening dat spierdys-

morfie meer aandacht verdiende (84% vs

30%; p = .002).

BesprekingNatuurlijk heeft dit onderzoek beperkin-

gen en presenteert het de meningen van

een selecte groep beroepsbeoefenaren.

Maar het is het eerste onderzoek van

dit type en de steekproef is behoorlijk

heterogeen, in de zin van niet op enige

manier bevooroordeeld. Het kleine aantal

verschillen op grond van het profiel van

de respondenten lijkt dit te weerspiege-

len: psychologen zijn beter bekend met

� PubMed� PsycInfo� Google� Google

Scholar

Nachtelijk�eten� 160� 103� 65,800� 125,000

Orthorexia� 17� 11� 254� 55,500

Spierdysmorfie� 60� 65� 17,100� 23,400

Emetofobie� 5� 10� 78�� 58,000

Eetbuistoornis� 929� 1050� 41,600� 428,000

* Aantal hits op 1 juli 2010

Tabel 1 De ‘nieuwe’ stoornissen in de professionele en populaire media*

Page 3: Mediahype, diagnostische gril of echte eetstoornis?

jaargang 3 | nummer 3 • juni 2011 | psychopraktijk � 17

fobische stoornissen (emetofobie) en

specialisten op het punt van eetstoornis-

sen herkennen vaker een variant van de

eetbuistoornis (syndroom van nachtelijk

eten). Orthorexia en emetofobie hebben

dezelfde mate van populariteit op het

internet (zie Tabel 1: Google) en krijgen

een vergelijkbaar gebrek aan aandacht

in de vakliteratuur (PubMed, Psychinfo

& Google Scholar). De andere twee

stoornissen vertonen enkele onderlinge

verschillen: het syndroom van nachte-

lijk eten kreeg de hoogste scores voor

aandacht zowel in de professionele als

in de populaire media, terwijl spierdys-

morfie het minst populair is maar steeds

sterker aanwezig in de wetenschappelijke

literatuur. Het aantal publicaties in de

vakliteratuur stemde echter niet overeen

met het niveau van bekendheid bij de

respondenten in ons onderzoek: zij zijn

heel goed bekend met orthorexia en het

minst met het syndroom van nachtelijk

eten. Indirect kunnen we concluderen dat

beroepsbeoefenaren een aanzienlijk deel

van hun ‘diagnostische kennis’ ontlenen

aan de populaire media.

De meningen van onze respondenten

brachten een opmerkelijke tegenstelling

aan het licht. Driekwart van hen was be-

kend met het begrip spierdysmorfie, maar

minder dan 10% had het in de praktijk

waargenomen. Deze stoornis werd het

sterkst als een ‘modeverschijnsel’ opge-

vat: als verzinsel van de populaire media

en geen nadere aandacht waard. Het

omgekeerde geldt voor emetofobie: bijna

de helft van de beroepsbeoefenaren had

gevallen in hun praktijk voor ogen gehad

en ten aanzien van deze stoornis werd

aangenomen dat de populaire media

nauwelijks enige invloed hadden gehad

op de opkomst ervan. De andere stoor-

nissen blijken redelijk serieus te worden

genomen, als ‘echte’ syndromen waaraan

in onderzoek en klinische praktijk meer

aandacht besteed zou moeten worden,

hoewel we op dit punt enige aarzeling

voelen doorschemeren: ongeveer 39%

beschouwt het syndroom van nachte-

lijk eten als een variant van een andere

stoornis, en een kwart van de beroeps-

beoefenaren beschouwt orthorexia als

een product van de populaire media. Het

meest verrassende resultaat is de mening

van beroepsbeoefenaren over emetofobie:

een zelfstandige stoornis die in de klini-

sche praktijk vaak wordt waargenomen

maar in de wetenschappelijke pers te

sterk wordt verwaarloosd.

Volgens de feministische historica Elaine

Showalter zijn eetstoornissen ‘voorbeel-

den van moderne hysterische epide-

mieën’ die tenminste drie ingrediënten

moeten bevatten: ‘enthousiaste artsen

en theoretici, kwetsbare patiënten en een

steunende culturele omgeving’. In haar

zienswijze begint het dus altijd met de

promotie van een aantrekkelijk medisch

prototype, een proces met drie stappen:

‘Een arts of andere gezagsfiguur moet

eerst de stoornis definiëren, een naam

geven en publiceren, en er dan patiënten

naartoe trekken. […] Nadat zij een nieuw

syndroom gediagnosticeerd hebben ad-

verteren artsen prototypen van patiënten.

[…] De media verspreiden informatie

over het prototype en moedigen pati-

enten aan om voor de dag te komen’.

In dezelfde trant beschouwt de socio-

loog Allan Horwitz eetstoornissen als

prototypen van cultureel gestructureerde

stoornissen. Hij duidt ze aan als ‘kern-

ziekten in de moderne psychiatrische

canon. Gereputeerde artsen en onder-

zoekers nemen ze in studie, afdelingen

van prestigieuze psychiatrische instel-

lingen wijden zich aan hun behandeling,

gevestigde tijdschriften publiceren er een

groot aantal artikelen over, en beroepsor-

ganisaties stellen zich achter onderzoek

en behandeling’.

Deze beschouwingen dwingen ons tot

bezinning op de vraag of we, door dit on-

derzoek te publiceren, zelf deel uitmaken

van de sociale constructie van ‘nieuwe’

stoornissen. Misschien is dit onvermij-

delijk. Met dit onderzoek verkennen we

de grensgebieden en overgangen tussen

wetenschappelijke en populaire benade-

ringen van gezondheid en ziekte. Aan de

ene kant zien we een toenemende media-

aandacht voor wetenschappelijke kwes-

ties en aan de andere kant een steeds

sterkere oriëntatie van wetenschap op

massamedia. Bij toepassing op de ge-

neeskunde kan deze medialisering van

de wetenschap vervlochten raken met

een ander krachtig proces in de interactie

tussen geneeskunde en massamedia: de

Een kwart van de beroepsbeoefe-

naren beschouwt orthorexia als een product van de

populaire media.

� SNE� ORT� SDY� EMF

Volkomen�onbekend�voor�mij� 43.2� ��9.9� 24.3� 29.7

Waargenomen�in�eigen�praktijk� 33.3� 66.7� ��9.0� 48.6

Creatie�van�populaire�media� 11.7� 25.2� 42.3� ��4.5

Variant�van�andere�stoornis� 38.7� 30.6� 39.6� 31.5

Verdient�meer�aandacht� 69.4� 68.5� 34.2� 61.3

SNE = syndroom van nachtelijk eten, ORT = orthorexia,

SDY = spierdysmorfie, EMF = emetofobie

Tabel 2 Opinies van 111 respondenten over de ‘nieuwe’ stoornissen (percentages)

Page 4: Mediahype, diagnostische gril of echte eetstoornis?

18 psychopraktijk | jaargang 3 | nummer 3 • juni 2011

Noot

1 Dit is een Nederlandse bewerking van

een artikel dat verscheen in Eating

disorders: The journal of treatment and

prevention (2011); voor een uitvoerige

literatuurlijst verwijzen we naar deze

bron (een kopie te verkrijgen bij de

auteur). Met dank aan Ellen Jehaes

voor de hulp bij het verzamelen en

analyseren van de data.

Literatuurselectie

Allison KC ea (2010) Proposed diagnos- -

tic criteria for night eating syndrome.

International journal of eating disorders 43:

241-247

Boschen MJ (2007) Reconceptualizing -

emetophobia: A cognitive-behavioral

formulation and research agenda. Jour-

nal of anxiety disorders 21: 407-419

Bratman S & Knight D (2001) - Health food

junkies. Orthorexia nervosa: Overcoming

the obsession with healthful eating. New

York: Broadway Books

Horwitz AV (2002) - Creating mental illness.

Chicago: University of Chicago Press

Pope HG ea (1997) Muscle dysmorphia: -

An underrecognized form of body

dysmorphic disorder. Psychosomatics 38:

548-557

Showalter E (1997) - Hystories. Hysterical

epidemics and modern culture. New York:

Columbia University Press

Stunkard AJ ea (2009) Development of -

criteria for a diagnosis: Lessons from

the night eating syndrome. Comprehen-

sive psychiatry 50: 391-399

medicalisering van onze samenleving,

waarvan de disseminatie van diagnos-

tische etiketten een klassiek symptoom

is. Deze twee socioculturele processen:

medialisering en medicalisering culmi-

neren in cyberspace. Met dit onderzoek

zijn we om zo te zeggen participerende

waarnemers op het kruispunt van deze

processen. Door erover te publiceren in

een vakblad gaan we niet alleen deel

uitmaken van deze medi(c)alisering maar

kunnen we daaraan ook ongewild vorm

en voedsel geven!

Syndroom van nachtelijk eten

Alle�drie�de�volgende�kenmerken�zijn�aanwezig:1.�

Ochtend-anorexia:�geen�eetlust�aan�het�ontbijt,�dus�niet�of�nauwelijks�voedselop-a.�

name

Avond-hyperfagie:�inname�van�ten�minste�50%�van�de�totale�dagelijkse�calorieën�na�b.�

de�avondmaaltijd

Verstoorde�slaap:�slapeloosheid,�moeite�om�in�slaap�te�vallen�en/of�in�slaap�te�blijven.c.�

Deze�symptomen�zijn�aanwezig�gedurende�een�minimum�van�drie�maanden.2.�

De�symptomen�zijn�niet�veroorzaakt�door�anorexia�nervosa,�boulimia�nervosa�of�eet-3.�

buistoornis.

Orthorexia

Een�sterke�preoccupatie�met�‘gezond�eten’�zoals�blijkt�uit�het�vermijden�van�alle�voedsel�1.�

of�ingrediënten�die�door�iemand�als�‘ongezond’�worden�beschouwd,�zoals�de�aanwezig-

heid�van�conserveringsmiddelen�of�niet-natuurlijke�additieven.

Een�ongebruikelijke�bezorgdheid�over�de�eigen�gezondheid.2.�

Aanzienlijke�moeite�of�verslechtering�op�het�punt�van�sociale,�beroeps-�of�andere�be-3.�

langrijke�functioneringsgebieden.

Op�grond�van�voedselkeuze�kan�ondervoeding�en�gewichtsverlies�ontstaan.4.�

De�symptomen�worden�niet�veroorzaakt�door�een�andere�psychopathologische�stoornis�5.�

(bijvoorbeeld�hypochondrie�of�anorexia�nervosa).

Spierdysmorfie

De�betrokkene�is�gepreoccupeerd�met�het�idee�dat�zijn�of�haar�lichaam�onvoldoende�1.�

slank�en�gespierd�is.

Deze�preoccupatie�veroorzaakt�klinisch�significante�psychische�nood�of�verslechtering�2.�

op�sociale,�beroeps-�of�andere�belangrijke�functioneringsgebieden,�zoals�blijkt�uit�ten�

minste�twee�van�de�volgende�vier�criteria:

De�betrokkene�ziet�vaak�af�van�belangrijke�sociale,�beroeps-�of�recreatieve�activitei-a.�

ten�vanwege�een�dwangmatige�behoefte�om�zijn�of�haar�trainings-�of�voedingspro-

gramma�in�stand�te�houden.

De�betrokkene�vermijdt�situaties�waarin�zijn�of�haar�lichaam�wordt�blootgesteld�aan�b.�

anderen,�of�verdraagt�deze�situaties�alleen�met�duidelijk�psychisch�ongemak�of�

intense�angst.

De�preoccupatie�met�de�ontoereikendheid�van�lichaamsomvang�of�musculatuur�ver-c.�

oorzaakt�klinisch�significante�psychische�nood�of�verslechtering�op�sociale,�beroeps-�

of�andere�belangrijke�functioneringsgebieden.

De�betrokkene�handhaaft�zijn�of�haar�trainings-�en/of�voedingsprogramma�of�maakt�d.�

gebruik�van�prestatieverhogende�middelen�ondanks�kennis�van�lichamelijke�en�psy-

chische�gevolgen.

Preoccupatie�en�gedrag�richten�zich�primair�op�te�klein�of�onvoldoende�gespierd�zijn,�3.�

en�niet�op�dik�zijn,�zoals�bij�anorexia�nervosa,�of�op�andere�uiterlijke�aspecten�zoals�in�

andere�vormen�van�de�stoornis�van�de�lichaamsbeleving.�

Emetofobie

Een�intense,�irrationele�angst�om�over�te�geven,�zoals�blijkt�uit�ten�minste�één�van�de�1.�

volgende�angsten:

angst�om�in�het�openbaar�over�te�gevena.�

angst�om�braaksel�te�zien�of�te�ruikenb.�

angst�om�iemand�anders�te�zien�overgevenc.�

angst�om�misselijk�te�worden.d.�

Vermijding�van�verschillende�situaties�of�prikkels�in�verband�met�deze�angst.2.�

Aanzienlijk�ongemak�of�verslechtering�op�sociale,�beroeps-�of�andere�belangrijke�functi-3.�

oneringsgebieden.

De�angst�komt�niet�voort�uit�een�andere�psychopathologische�stoornis�zoals�een�waan-4.�

voorstelling�of�een�andere�angststoornis�(bijvoorbeeld�paniekstoornis�of�sociale�fobie).

1 Diagnostische criteria