108
Academiejaar 2015-2016 Lesgever: Tina Wullaert | Door: Delfien Vansteelandt PRACTICA ONTWIKKELINGSGER. PSYCHOTHERAPIE

ONTWIKKELINGSGER PSYCHOTHERAPIE - VPPK · practica ontwikkelingsger. psychotherapie. inhoud belangrijk: algemeen 1 overlopen bij vib 1 overlopen bij ... interventies: gezin 2 interventie:

  • Upload
    others

  • View
    6

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • Academiejaar 2015-2016

    Lesgever: Tina Wullaert | Door: Delfien Vansteelandt

    PRACTICA ONTWIKKELINGSGER. PSYCHOTHERAPIE

  • INHOUD

    BELANGRIJK: ALGEMEEN 1

    OVERLOPEN BIJ VIB 1

    OVERLOPEN BIJ THERAPIEPLAN 1 INTERVENTIES: JONGERE 1

    Technieken 2

    Werken aan talenten 2

    INTERVENTIES: GEZIN 2

    INTERVENTIE: OUDERS 2

    INTERVENTIE: SCHOOL 2

    EVALUATIE 3

    POSITIEVE PSYCHOLOGIE 3

    STAPPEN INTAKEFASE 5

    1. REDEN VAN AANMELDING EN HULPVRAGEN 5

    2. KLACHTEN EN POSITIEVE ASPECTEN: INVENTARISATIE 5

    3. KLACHTENANAMNESE: OBJECTIVERING 5

    4. ATTRIBUTIES 5

    5. GENOMEN MAATREGELEN EN GEWENSTE OPLOSSING 5

    6. ASPECTEN VAN SCHOOL, GEZIN EN RELEVANTE VOORGESCHIEDENIS 6

    7. BIJKOMENDE ANAMNESES/VRAGENLIJSTEN 6

    VOORLOPIG INTEGRATIEF BEELD 7

    DRIE VRAGEN 7 WAT WETEN WE AL? 7

    WAT WILLEN WE NOG WETEN? 7

    IS VERDER ONDERZOEK VEREIST? 7

    KENMERKEN VAN EEN GOED INTEGRATIEF BEELD 7 WAT TE DOEN 8

    THERAPIEPLAN OPMAKEN 9

    ALGEMEEN 9 EIGENSCHAPPEN THERAPIEPLAN 9

    MET WIE WERKEN? 9

    DOELSTELLINGEN 9

    INTERVENTIES 10 JONGERE/ADOLESCENT 10

  • GEZIN 10

    OUDERS 10

    SCHOOL/OPVOEDERS 10

    OMGEVING 10

    GEEN INTERVENTIE 10

    COMBINATIES 10

    ALGEMEEN 11

    Voorbeeld depressie 11

    EERST TE BEWERKEN PROBLEEM: CRITERIA 11

    EXAMENCASUS OGPT 13

    ALGEMEEN 13

    TEKST OF GVP 13 WELKE THEMA’S HOREN HIERBIJ? 13

    Integratief beeld 13

    Therapieplan opmaken 14

    SESSIE 1 17

    PRAKTISCHE INFO 17 EVALUATIE (8/20) 17

    KENNISMAKING 17

    MODEL VAN HGD 18 HGD: ZES UITGANGSPUNTEN 18

    DE VIJF FASEN VAN HGD 19

    SESSIE 1 (H3): AANMELDING EN INTAKEFASE 19

    Aanmelding 19

    Intakefase: 8 stappen 20

    OVERZICHT H8: GESPREKSVAARDIGHEDEN 26

    Basisaspecten van gespreksvoering 26

    Metacommunicatie of gesprek over het gesprek 27

    De fasen van een gesprek 27

    Omgaan met weerstand 27

    Richtlijnen voor een ‘slechtnieuwsgesprek’ 27

    HUISWERKOPDRACHT 28

    SESSIE 2 29

    INTAKEFASE: REDEN VAN AANMELDING, HULPVRAGEN, WENSEN EN VERWACHTINGEN 29 HULPVRAGEN EN DOELEN: NUTTIGE VRAGEN 29

    Doelgedrag bevragen 29

    Coping bevragen 29

    Uitzonderingen bevragen 30

  • Concretiseren 30

    Wondervraag 30

    Wensen en verwachtingen 30

    INTAKEFASE: PROBLEMEN EN ZORGEN 30

    INTAKEFASE: POSITIEVE KENMERKEN 31 OPLOSSINGSANALYSE 31

    Beschermende factoren 31

    Positieve kenmerken 32

    INTAKEFASE: RELEVANTE VOORGESCHIEDENIS, GENOMEN MAATREGELEN EN EFFECTEN 32 VOORBEELDEN 32

    Genogram 32

    Levenslijn 33

    Genogram 33

    ASPECTEN VAN SCHOOL, GEZIN EN RELEVANTE VOORGESCHIEDENIS (HGD) 33

    Ontwikkelingsanamnese 33

    Gezinsanamnese: mogelijke invloeden op het gedrag van een kind (geïnspireerd op

    Belsky,1984) 34

    Persoonlijke anamnese ouders 35

    Ontwikkelingstaken 36

    INTAKEFASE: ATTRIBUTIES, DOELEN EN OPLOSSINGEN 37

    INTAKEFASE: INSCHATTEN VAN DE VEILIGHEID 38

    INTAKEFASE: AFRONDING VAN DE INTAKEFASE: WERKAFSPRAKEN 38

    EINDE VAN DE INTAKEFASE 38 DIAGNOSTISCHE VRAAGSTELLING (HGD) 39

    OEFENING CASUS EVA: INTAKEGESPREK 39

    STRATEGIEFASE 39 STRATEGIEFASE: 4 STAPPEN 40

    Algemeen 40

    STRATEGIEFASE STAP 1: WAT WETEN WE AL? 40

    Clusteren van kindkenmerken 40

    Clusteren van omgevingskenmerken 41

    VIB: voorlopig integratief beeld 41

    STRATEGIEFASE STAP 2: MOETEN WE MEER WETEN OM DE VRAAGSTELLING TE BEANTWOORDEN? 43

    STRATEGIEFASE STAP 3: WAT WILLEN WE NOG WETEN EN WAAROM? 43

    Stap 3a: formuleren van hypothesen 44

    Stap 3b: van hypothese naar onderzoeksvraag: wat willen we nog weten? 44

    Stap 3c: selecteren van onderzoeksvragen: waarom willen we dit weten? 44

    STRATEGIEFASE STAP 4: COMMUNICATIE MET DE CLIËNTEN 44

    OP HET EINDE VAN DE STRATEGIEFASE 44

    OEFENING STRATEGIEFASE: CASUS EVA 45 VOORBEELDEN VAN HYPOTHESEN 46

    GEBRUIK JE THEORETISCHE ACHTERGROND VOOR HET VIB 46

    VIB EVA 47

    HUISWERK 48

    VOLGENDE SESSIE 48

  • SESSIE 3 49

    FILM EVAN 49 HUISWERK 49

    EVAN 50

    Nabespreking 50

    VIB: GEBRUIK JE THEORETISCHE ACHTERGROND 50

    ONDERZOEKSFASE: DE THERAPEUTISCHE WAARDE VAN EEN DIAGNOSTISCH TRAJECT MET METINGEN 52 EEN HANDELINGSGERICHTE ONDERZOEKSFASE 52

    ONDERZOEKSFASE: 6 STAPPEN 52

    Stap 1: Expliciteren van de begrippen van de onderzoeksvraag 52

    Stap 2: Kiezen van onderzoeksmiddelen 53

    Stap 3: Formuleren van toetsingscriteria 61

    Stap 4: Informeren van cliënten 61

    Stap 5: Verzamelen van onderzoeksgegevens 61

    Stap 6: interpreteren van de onderzoeksgegevens en beantwoorden van de onderzoeksvraag

    62

    TOEPASSING ONDERZOEKSFASE OP CASUS EVA 62

    Hypothese 62

    Onderzoeksvraag 62

    Onderzoeksmiddel 63

    Toetsingscriterium 63

    Onderzoeksgegevens 63

    Antwoord 63

    Vragenlijsten 63

    Naast vragenlijsten 64

    HUISWERKOPDRACHT 64

    VOLGENDE SESSIE 64

    SESSIE 4 65

    OEFENING: ROLLENSPEL 65

    ONDERZOEKSFASE CASUS EVA 65

    INTEGRATIE- EN AANBEVELINGSFASE 66 SYSTEMATIEK EN TRANSPARANTIE: INTEGRATIE EN AANBEVELINGSFASE: 5 FASEN 66

    GIB: wat is er aan de hand en hoe komt het? 66

    Interventiedoelen: wat willen we en kunnen we veranderen? 68

    Van interventiedoelen naar behoeften en gewenste aanbevelingen 69

    Argumenten voor en tegen aanbevelingen 70

    Aanbeveling 70

    EFFECTIEF THERAPIEPLAN 71

    Therapieplan 71

    HUISWERKOPDRACHT 71

  • SESSIE 5 73

    THERAPIEPLAN 73 CASUS EVA 73

    ADVIESFASE 73

    Stap 1: Voorbereiden van het adviesgesprek 73

    Stap 2: Inleiding van het adviesgesprek 74

    Stap 3: Bespreken van het integratief beeld 74

    Stap 4: Bespreken van de aanbevelingen 75

    Stap 5: Overleg met betrokkenen: welke aanbevelingen kiezen zij? 75

    Stap 6: Afronding van de adviesfase 76

    EVALUATIE VAN HET DIAGNOSTISCH TRAJECT EN HET ADVIES 76

    RICHTLIJNEN VOOR EEN ‘SLECHTNIEUWSGESPREK’ 77

    OEFENING SLECHT NIEUWSGESPREK 77

    HERHALINGSCASUS: DONDERDAG 17/12/2015 (8U30-12U45) 78

    GEKWALIFICEERDE VRAGENLIJSTEN 79

    ADHD 79 ADHD-VRAGENLIJST (AVL) 79

    BRIEF EXECUTIEVE FUNCTIES GEDRAGSVRAGENLIJST 79

    CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 79

    CHILDRENS COMMUNICATION CHECKLIST SECOND EDITION - NEDERLANDSE BEWERKING (CCC-2-NL) 79

    CONNERS' RATING SCALE-REVISED (CRS-R) 79

    GEDRAGSVRAGENLIJST VOOR KLEUTERS (GVK) 79

    SOCIAAL COGNITIEVE VAARDIGHEDEN TEST (SCVT) 79

    SOCIAAL EMOTIONELE VRAGENLIJST (SEV) 79

    TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 80

    TEST OF EVERYDAY ATTENTION FOR CHILDREN (TEA-CH) 80

    VRAGENLIJST SOCIALE EN PEDAGOGISCHE SITUATIE (VSPS) 80

    VRAGENLIJST VOOR GEDRAGSPROBLEMEN BIJ KINDEREN 6-16 JAAR (VVGK 6-16) 80

    YOUTH SELF REPORT (YSR) 80

    ANGST 80 ANXIETY DISORDERS INTERVIEW SCHEDULE FOR DSM-IV - CHILD VERSION (ADIS-C) 80

    CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 80

    CHILDREN'S PTSD INVENTORY 80

    CHILDREN'S YALE-BROWN OBSESSIVE COMPULSIVE SCALE (CY-BOCS) 80

    CONNERS' RATING SCALE-REVISED (CRS-R) 80

    INVENTARISATIELIJST OMGAAN MET ANDEREN (IOA) 81

    MINNESOTA MULTIPHASIC PERSONALITY INVENTORY, JONGERENVERSIE (MMPI-A) 81

    MULTIDIMENSIONAL ANXIETY SCALE FOR CHILDREN (MASC) 81

    NEDERLANDSE DIFFERENTIATIE TEST SOCIAAL EMOTIONEEL FUNCTIONEREN (NDTSEF) 81

    PRESTATIE MOTIVATIE TEST VOOR KINDEREN (PMT-K-2) 81

    SOCIAAL EMOTIONELE VRAGENLIJST (SEV) 81

    SOCIALE ANGSTSCHAAL VOOR KINDEREN (SAS-K) 81

    SOCIAAL EMOTIONELE VRAGENLIJST (SEV) 81

    TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 81

  • VIERDIMENSIONALE KLACHTENLIJST (4DKL) 81

    VRAGENLIJST SOCIALE EN PEDAGOGISCHE SITUATIE (VSPS) 82

    VRAGENLIJST VOOR ANGST BIJ KINDEREN (VAK) 82

    YOUTH SELF REPORT (YSR) 82

    ZELF-BEOORDELINGS VRAGENLIJST (ZBV) 82

    ARMOEDE IN GEZINNEN 82 CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 82

    FAMILIE RELATIE TEST (FRT) 82

    GEHECHTHEIDSBIOGRAFISCH INTERVIEW (GBI) 82

    GEZINSKLIMAATSCHAAL-II (GKS-II) 82

    GEZINSSYSTEEMTEST (GEST) 82

    GEZINSVRAGENLIJST (GVL) 82

    NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 83

    SCHAAL VOOR OUDERLIJK GEDRAG (SOG) 83

    TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 83

    YOUTH SELF REPORT (YSR) 83

    AUTISME 83 AUTI-R, SCHAAL TEN BEHOEVE VAN DE ONDERKENNING VAN VROEGKINDERLIJK AUTISME. 83

    AUTISM DIAGNOSTIC INTERVIEW- REVISED (ADI-R) 83

    AUTISM DIAGNOSTIC OBSERVATION SCALE (ADOS-2) 83

    AUTISME EN VERWANTE STOORNISSENSCHAAL VOOR ZWAKZINNIGEN - REVISIE (AVZ-R) 83

    BRIEF EXECUTIEVE FUNCTIES GEDRAGSVRAGENLIJST 83

    CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 84

    CHILDRENS COMMUNICATION CHECKLIST SECOND EDITION - NEDERLANDSE BEWERKING (CCC-2-NL) 84

    SOCIAAL COGNITIEVE VAARDIGHEDEN TEST (SCVT) 84

    SOCIAAL EMOTIONELE VRAGENLIJST (SEV) 84

    TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 84

    VINELAND-Z 84

    VRAGENLIJST VOOR INVENTARISATIE VAN SOCIAAL GEDRAG VAN KINDEREN (VISK) 84

    YOUTH SELF REPORT (YSR) 84

    BREDE SCHOOL EN INTEGRAAL KINDCENTRUM 84 ONTWIKKELINGSVOLGMODEL (OVM) 84

    DELINQUENTIE 85 ATTITUDESCHAAL SOCIALE LIMIETEN (ASL) 85

    BASIS RAADSONDERZOEK (BARO) 85

    PSYCHOPATHIE CHECKLIST - JEUGDVERSIE (PCL:JV) 85

    RECHTS EXTREMISME, RACISME EN XENOFOBIE VRAGENLIJST (RERAX) 85

    STRUCTURED ASSESSMENT OF VIOLENCE RISK IN YOUTH (SAVRY) 85

    VRAGENLIJST SOCIALE EN PEDAGOGISCHE SITUATIE (VSPS) 85

    YOUTH LEVEL OF SERVICE / CASE MANAGEMENT INVENTORY (YLS/CMI) 85

    DEPRESSIE 85 ANXIETY DISORDERS INTERVIEW SCHEDULE FOR DSM-IV - CHILD VERSION (ADIS-C) 85

    BECK DEPRESSION INVENTORY-II (BDI-II-NL) 85

    CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 86

    CHILDREN´S DEPRESSION INVENTORY (CDI) 86

    COMPETENTIEBELEVINGSSCHAAL VOOR KINDEREN (CBSK) 86

    CONNERS' RATING SCALE-REVISED (CRS-R) 86

    MINNESOTA MULTIPHASIC PERSONALITY INVENTORY, JONGERENVERSIE (MMPI-A) 86

    SOCIAAL EMOTIONELE VRAGENLIJST (SEV) 86

  • TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 86

    UTRECHTSE COPING LIJST, VERSIE VOOR ADOLESCENTEN (UCL-A) 86

    VIERDIMENSIONALE KLACHTENLIJST (4DKL) 86

    VRAGENLIJST SOCIALE EN PEDAGOGISCHE SITUATIE (VSPS) 86

    YOUTH SELF REPORT (YSR) 87

    EIGEN KRACHT 87 GEZINSVRAGENLIJST (GVL) 87

    GEDRAGSPROBLEMEN 87 BUSS-DURKEE HOSTILITY INVENTORY-DUTCH (BDHI-D) 87

    CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 87

    CONNERS' RATING SCALE-REVISED (CRS-R) 87

    GEDRAGSVRAGENLIJST VOOR KLEUTERS (GVK) 87

    MINNESOTA MULTIPHASIC PERSONALITY INVENTORY, JONGERENVERSIE (MMPI-A) 87

    NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 87

    RECHTS EXTREMISME, RACISME EN XENOFOBIE VRAGENLIJST (RERAX) 87

    SOCIAAL COGNITIEVE VAARDIGHEDEN TEST (SCVT) 88

    SOCIAAL EMOTIONELE VRAGENLIJST (SEV) 88

    TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 88

    VRAGENLIJST SOCIALE EN PEDAGOGISCHE SITUATIE (VSPS) 88

    VRAGENLIJST VOOR GEDRAGSPROBLEMEN BIJ KINDEREN 6-16 JAAR (VVGK 6-16) 88

    VRAGENLIJST VOOR INVENTARISATIE VAN SOCIAAL GEDRAG VAN KINDEREN (VISK) 88

    YOUTH LEVEL OF SERVICE / CASE MANAGEMENT INVENTORY (YLS/CMI) 88

    YOUTH SELF REPORT (YSR) 88

    HECHTING EN HECHTINGSPROBLEMEN 88 GEHECHTHEIDSBIOGRAFISCH INTERVIEW (GBI) 88

    INFANT/TODDLER SYMPTOM CHECKLIST (ITSCH-NL) 88

    JEUGDHULP 89 CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 89

    CLIËNTEN-TOETS (C-TOETS) 89

    EXPERIMENTELE SCHAAL VOOR DE BEOORDELING VAN HET SOCIAAL EMOTIONELE ONTWIKKELINGSNIVEAU

    (ESSEON) 89

    LICHT INSTRUMENT RISICOTAXATIE KINDVEILIGHEID 89

    YOUTH LEVEL OF SERVICE / CASE MANAGEMENT INVENTORY (YLS/CMI) 89

    JONGERENWERK 89 RECHTS EXTREMISME, RACISME EN XENOFOBIE VRAGENLIJST (RERAX) 89

    KINDERMISHANDELING 89 ALPHA-NL 89

    FAMILIE RELATIE TEST (FRT) 89

    GEZINSKLIMAATSCHAAL-II (GKS-II) 90

    GEZINSVRAGENLIJST (GVL) 90

    LICHT INSTRUMENT RISICOTAXATIE KINDVEILIGHEID 90

    NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 90

    SCHAAL VOOR OUDERLIJK GEDRAG (SOG) 90

    KINDEROPVANG 90 ONTWIKKELINGSVOLGMODEL (OVM) 90

    LANGDURIG LICHAMELIJK ZIEKE OUDER 90 CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 90

    CHILDREN´S DEPRESSION INVENTORY (CDI) 90

    FAMILIE RELATIE TEST (FRT) 90

  • GEZINSKLIMAATSCHAAL-II (GKS-II) 91

    GEZINSSYSTEEMTEST (GEST) 91

    GEZINSVRAGENLIJST (GVL) 91

    NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 91

    SCHAAL VOOR OUDERLIJK GEDRAG (SOG) 91

    YOUTH SELF REPORT (YSR) 91

    LICHT VERSTANDELIJK BEPERKTE JEUGD 91 AUTI-R, SCHAAL TEN BEHOEVE VAN DE ONDERKENNING VAN VROEGKINDERLIJK AUTISME. 91

    AUTISME EN VERWANTE STOORNISSENSCHAAL VOOR ZWAKZINNIGEN - REVISIE (AVZ-R) 91

    CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 91

    EXPERIMENTELE SCHAAL VOOR DE BEOORDELING VAN HET SOCIAAL EMOTIONELE ONTWIKKELINGSNIVEAU

    (ESSEON) 92

    SOCIALE INFORMATIE VERWERKINGS TEST (SIVT) 92

    SOCIALE REDZAAMHEIDSSCHAAL VOOR ZWAKZINNIGEN (SRZ) 92

    STOREND GEDRAGSSCHAAL (SGZ) 92

    TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 92

    TEMPERAMENTSSCHAAL VOOR ZWAKZINNIGEN (TVZ) 92

    VRAGENLIJST VOOR INVENTARISATIE VAN SOCIAAL GEDRAG VAN KINDEREN (VISK) 92

    YOUTH SELF REPORT (YSR) 92

    MIDDELENMISBRUIK EN VERSLAVING 92 MINNESOTA MULTIPHASIC PERSONALITY INVENTORY, JONGERENVERSIE (MMPI-A) 92

    MULTIPROBLEEMGEZINNEN 93 FAMILIE RELATIE TEST (FRT) 93

    GEZINSKLIMAATSCHAAL-II (GKS-II) 93

    GEZINSSYSTEEMTEST (GEST) 93

    GEZINSVRAGENLIJST (GVL) 93

    NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 93

    OPVOEDINGSONDERSTEUNING 93 ALPHA-NL 93

    NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 93

    OVERGEWICHT 93 CHILD FEEDING QUESTIONNAIRE (CFQ) 93

    OVERLIJDEN KIND 94 CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 94

    CHILDREN´S DEPRESSION INVENTORY (CDI) 94

    FAMILIE RELATIE TEST (FRT) 94

    GEZINSKLIMAATSCHAAL-II (GKS-II) 94

    GEZINSVRAGENLIJST (GVL) 94

    NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 94

    TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 94

    YOUTH SELF REPORT (YSR) 94

    OVERLIJDEN OUDER 94 CHILD BEHAVIOR CHECKLIST (CBCL) 94

    NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 95

    TEACHER'S REPORT FORM (TRF) 95

    YOUTH SELF REPORT (YSR) 95

    PLEEGZORG 95 GEHECHTHEIDSBIOGRAFISCH INTERVIEW (GBI) 95

    NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 95

  • RESIDENTIËLE JEUGDHULP 95 CLIËNTEN-TOETS (C-TOETS) 95

    SCHEIDING 95 FAMILIE RELATIE TEST (FRT) 95

    GEZINSKLIMAATSCHAAL-II (GKS-II) 95

    GEZINSSYSTEEMTEST (GEST) 96

    GEZINSVRAGENLIJST (GVL) 96

    NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI) 96

    SCHAAL VOOR OUDERLIJK GEDRAG (SOG) 96

    VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE 96 CHILDRENS COMMUNICATION CHECKLIST SECOND EDITION - NEDERLANDSE BEWERKING (CCC-2-NL) 96

    EXPERIMENTELE SCHAAL VOOR DE BEOORDELING VAN HET SOCIAAL EMOTIONELE ONTWIKKELINGSNIVEAU

    (ESSEON) 96

    MULTICULTURELE CAPACITEITEN TEST - MIDDELBAAR NIVEAU (MCT-M) 96

    ONTWIKKELINGSVOLGMODEL (OVM) 96

  • Be

    lan

    gri

    jk: a

    lge

    me

    en

    1

    BELANGRIJK: ALGEMEEN

    OVERLOPEN BIJ VIB

    1. Titel maken

    2. Genetische predisposities

    3. Kindkenmerken

    o Coping

    o Gedrag

    o Cognities

    Zelfbeeld: intern en extern

    Meta zelfbeeld

    Alterbeeld

    o Temperament

    o Emoties / emotieregulatievaardigheden

    o Sociale vaardigheden

    o Schoolse vaardigen

    4. Omgeving

    o Gezin

    o School

    o Life event

    5. Positieve elementen

    OVERLOPEN BIJ THERAPIEPLAN

    INTERVENTIES: JONGERE

    Psycho-educatie

    Trainingen: SOVA, communicatietraining, assertiviteitstraining, …

    Cognitieve gedragstherapie

    o Processen: zelfcontrole, zelfinstructie, stressinoculatie, probleemoplossings-

    vaardigheden

    o Inhouden: rolomkering, cognitieve herstructurering, denken aanpakken, schema-

    therapie

    Psychodrama: script herschrijven, reparenting

    Schema focused therapy: socratisch dialoog, gedachtenschema, concentratie, …

  • Be

    lan

    gri

    jk: a

    lge

    me

    en

    2

    Gesprektherapie

    Experimenten

    TECHNIEKEN

    Dagboek

    Exposure

    Responspreventie, gedragsinoefening

    Arousalcontrole, emotieregulatie, stimuluscontrole

    Contingentiemanagment

    Positief herbenoemen

    Humor

    Metaforen

    Neerwaartse pijl

    WERKEN AAN TALENTEN

    Kernkwadranten

    Droomvraag,

    Werken met je schaduw

    Brief naar de toekomst

    Tekeningen

    INTERVENTIES: GEZIN

    Gezinstherapie/gezinsgesprek

    CGT

    Psycho-educatie

    Motiverende gespreksvoering

    Kernkwadranten

    INTERVENTIE: OUDERS

    Relatietherapie

    Individuele gesprekken

    Ouderschapsvaardigheden (bv. positive playtime)

    Probleemoplossingsvaardigheden

    Token economy/contingentiemanagment

    Kaderen en herbenoemen van gedrag

    INTERVENTIE: SCHOOL

    Zie ouders

    Probleemoplossingsvaardigheden

    Omgeving

    o Anderen betrekken: vriend, vriendin

    o Politie, bemiddelingscommissie, vertrouwenscentrum inschakelen

  • Be

    lan

    gri

    jk: a

    lge

    me

    en

    3

    EVALUATIE

    Emotieregulatievaardigheden: FEEL-KJ

    Depressie: BDI (Beck Depression Inventory), CDI

    Ouders: NOSI (Nijmeegse Ouderlijke Stress Index), SOG

    Schema’s: YSQ (Young Schema Questionnaire)

    Algemeen: CBCL, YSR, TFR

    Gedrag: SIG (Schaal voor Interpersoonlijk gedrag)

    Zelfrapportage / rapportage door anderen

    Observatie

    Vragenlijsten

    Experimenten

    POSITIEVE PSYCHOLOGIE

    Waarderende benadering !! gericht op oplossingen i.p.v. op problemen

    Balans tussen negativiteit en positiviteit

    Versterken van talenten

    o Wondervraag

    o Werken met schaduw

    o Kernkwadranten (leren omgaan met kritiek)

    o Levenskwaliteit: wat maakt leven de moeite waard

    o Eerste kleine stap in de goede richting?

    Doelgericht werken vanuit hulpvraag (droomvraag, toekomstbrief, tekeningen)

    o Werken aan gewenst doel

    o Actieve cliëntparticipatie

    Werken aan motivatie: weerstand zit in de relatie

    Complimenteren

    Uitzonderingen versterken

    Werken op vaardigheidsniveau

    Werken met schaaltechnieken

    Keuzes van cliënt respecteren

    Inspanningsverbintenis i.p.v. resultaatsverbintenis

    Relatiedenken vs. contingentiedenken

    Goede cliëntrelatie opbouwen

    o Vrijblijvende relatie

    o Zoekende relatie

    o Consulterende relatie

    o Expertrelatie

  • Be

    lan

    gri

    jk: a

    lge

    me

    en

    4

  • Sta

    pp

    en

    inta

    kefa

    se

    5

    STAPPEN INTAKEFASE

    1. REDEN VAN AANMELDING EN HULPVRAGEN

    Wie komt – met wat – net nu – naar hier?

    Wensen en verwachtingen

    o Expliciet bevragen

    o Afstemmen op realiteit en discrepanties wegwerken

    2. KLACHTEN EN POSITIEVE ASPECTEN: INVENTARISATIE

    Klachtenanalyse perspectief van de cliënt

    Inventarisatie positieve aspecten

    3. KLACHTENANAMNESE: OBJECTIVERING

    Reden van aanmelding

    Inhoud van het probleem

    Ernst van de klacht

    Aanvang/duur/verloop van de klacht

    Voorwaarden

    Gevolgen van de klacht

    Oorzaak

    o Wat heeft men reeds ondernomen? (hulpverleningsgeschiedenis)

    o Zicht op wat wel goed loopt

    o Verwachtingen van jongere en ouders

    Mirakelvraag / wondervraag

    4. ATTRIBUTIES

    Redenen, oorzaken of verklaringen waaraan problemen/uitzonderingen worden toe-

    geschreven (bij alle betrokkenen: verschillende perspectieven mogelijk)

    o Diagnostisch proces afstemmen op referentiekader cliënt

    o Diagnostiek op maat

    o Kans op acceptatie van diagnose of advies

    5. GENOMEN MAATREGELEN EN GEWENSTE OPLOSSING

    Genomen maatregelen en effecten ervan

    Gewenste oplossingen

  • Sta

    pp

    en

    inta

    kefa

    se

    6

    6. ASPECTEN VAN SCHOOL, GEZIN EN RELEVANTE VOORGESCHIEDENIS

    Ontwikkelingsanamnese

    o Mijlpalen in de ontwikkeling bevragen

    Bijzonderheden in de ontwikkeling

    Schools functioneren

    Sociaal functioneren

    Gezinsanamnese

    o Gezinssamenstelling

    Functioneren broers en zussen

    Chronische handicaps

    Enig kind

    o Gezinsinteracties

    Cohesie

    Aanpassing

    Communicatie

    o Opvoedingsvaardigheden

    Positieve bekrachtiging

    Positieve betrokkenheid

    Probleemoplossend handelen

    Disciplineren + monitoring

    Persoonlijke anamnese ouders

    o Huidig functioneren ouders

    o Persoonlijke voorgeschiedenis

    o Inventarisatie van belastende gebeurtenissen – bronnen van stress

    7. BIJKOMENDE ANAMNESES/VRAGENLIJSTEN

    Eventueel in onderzoeksfase

    o Ontwikkelingsanamnese

    o Gezinsanamnese

    o Persoonlijke anamnese

    o CBCL/TRF: gedragsvragenlijst kind

    o Belastende gebeurtenissen

  • Vo

    orl

    op

    ig in

    teg

    rati

    ef

    be

    eld

    7

    VOORLOPIG INTEGRATIEF BEELD

    DRIE VRAGEN

    WAT WETEN WE AL?

    Kindkenmerken (gedrag, cognities, temperament, coping,…)

    Kenmerken van de omgeving (school en gezin)

    Aandacht voor positieve aspecten

    WAT WILLEN WE NOG WETEN?

    Onderkennend: wat is er aan de hand?

    Hebben we voldoende zicht op de aard van de problemen?

    Verklarend: hoe is het ontstaan/wordt het in stand gehouden?

    Hebben we voldoende inzicht in de verklaring van de problemen?

    Indicerend: wat kan er aan gedaan worden?

    Kunnen we de hulpverleningsbehoefte van de jongere al formuleren?

    IS VERDER ONDERZOEK VEREIST?

    Hypothesen formuleren

    o Worden in bewerende vorm geformuleerd

    o Vanuit wetenschappelijk verantwoorde theorieën

    o Per cluster alternatieve hypothesen

    o Waarschijnlijke hypothesen

    o Toetsbare hypothesen

    Omzetten in onderzoeksvragen

    o Van bewerende naar vragende vorm

    o Van communicatie tussen HV naar communicatie met patiënt

    o Selecteer de relevante onderzoeksvragen

    Waarom wil ik dat weten?

    Selecteren in functie van vraagstelling en advisering

    Willen weten om te adviseren

    KENMERKEN VAN EEN GOED INTEGRATIEF BEELD

    Rechts-hemisferische meerwaarde

    Duidelijkheid over ontstaan en in stand houden van gedrag

    Circulariteit!!

    In cliënt-termen

    1 perspectief (in mate van mogelijke)

  • Vo

    orl

    op

    ig in

    teg

    rati

    ef

    be

    eld

    8

    Functioneel identieke aspecten samen zetten (zelfde oorzaken/gevolgen)

    Ratio veranderbaar > onveranderbaar

    Pijlen nummeren in verschillende circuits

    Hypothesen in stippellijn

    Concreet & toetsbaar (elk vakje en getekend verband moet je kunnen toetsen)

    Integratie positieve aspecten (in verband gebracht met problemen!)

    Titel: kern van het probleem tot expressie brengen

    WAT TE DOEN

    Elementen identificeren (kaders/cirkels – problemen/positieve aspecten)

    Relaties leggen tussen elementen: pijlen

    o Identiteitsrelaties/clusters

    o Causale relaties

  • Th

    era

    pie

    pla

    n o

    pm

    ake

    n

    9

    THERAPIEPLAN OPMAKEN

    ALGEMEEN

    EIGENSCHAPPEN THERAPIEPLAN

    Concreet

    Haalbaar

    Centraliteit van geselecteerde problemen

    Alle sectoren van functioneren

    Alle vlakken van GIB

    Motivatie & veranderwens cliënt

    MET WIE WERKEN?

    Kind/adolescent

    Ouders

    Gezin

    Opvoeders, leerkrachten

    Omgeving

    DOELSTELLINGEN

    Formuleert de doelstelling zo concreet mogelijk

    Probeer van globale doelstelling te komen tot meetbare operationalisatie ervan

    Voordelen

    o Cliënt wordt gedwongen tot realistische, concrete keuzes

    o Therapeut dwingt zichzelf tot een beperking, weet precies waar hij naar toe wil,

    beschermt zich tegen gevoelens van totale verantwoordelijkheid

    o Doelstelling is referentiepunt bij evaluatie

  • Th

    era

    pie

    pla

    n o

    pm

    ake

    n

    10

    INTERVENTIES

    JONGERE/ADOLESCENT

    Psycho-educatie: informatie doorgeven (info door therapeut, bibliotherapie, …)

    Training (SOVA, assertiviteitstraining, faalangsttraining, zelfinstructie, …)

    Cognitieve (gedrags)therapie

    Psychodrama, traumaverwerking

    Schematherapie

    Gesprekstherapie

    GEZIN

    Gezinstherapie

    Gezinsgesprekken

    OUDERS

    Relatietherapie

    Individuele therapie aan één van de ouders

    Opvoedingsvaardigheden

    Informatie geven zodat gedrag kan herkaderd en herbenoemd worden

    SCHOOL/OPVOEDERS

    Kaderen en herbenoemen gedrag

    Opvoedingsvaardigheden

    OMGEVING

    Betrekken van vriend of vriendin

    Vertrouwenscentrum

    Politie

    Bemiddelingscommissie

    GEEN INTERVENTIE

    Bij weinig motivatie

    Bij voldoende kracht uit het milieu

    COMBINATIES

    Vaak het geval

  • Th

    era

    pie

    pla

    n o

    pm

    ake

    n

    11

    ALGEMEEN

    Kan ambulant of residentieel en individueel of in groep

    Dit zijn algemene methodes

    Verder specifiëren in concrete technieken = belangrijk!!

    VOORBEELD DEPRESSIE

    PAK AAN: protocolprogramma

    o Affectieve educatie

    o Problemsolving

    o Cognitieve technieken

    EERST TE BEWERKEN PROBLEEM: CRITERIA

    Waarschijnlijkheidswaarde: hoe meer men overtuigd is van het bestaan van het probleem,

    hoe meer het voor selectie in aanmerking komt

    Problematische waarde: hoe zwaarder het weegt voor de cliënt en hoe acuter het probleem

    is, hoe meer het voor selectie in aanmerking komt

    Centraliteit in de causale structuur: hoe meer het probleem andere problemen mee

    determineert, hoe meer reden om het te selecteren

    Concreetheid: hoe concreter men het kan verwoorden of hoe meer mogelijkheden om het

    probleem observeerbaar te maken, hoe meer reden om het te selecteren

    Behandelbaarheid: hoe bewerkbaar is het probleem?

    o Afhankelijk van de theoretische kans op succes, eigen competentie, en de mate

    waarin een probleem bespreekbaar is en als probleem erkend wordt

    Acuutheid

    o Hoe storender voor cliënt of omgeving

    o Hoe gevaarlijker

    o Hoe dringender

    o Hoe meer risicohoudend (bv. ernstig gevaar voor gezondheid)

    o Hoe meer kans op negatieve gevolgen

    … Hoe meer reden om te selecteren

  • Th

    era

    pie

    pla

    n o

    pm

    ake

    n

    12

  • Ex

    ame

    nca

    sus

    OG

    PT

    13

    EXAMENCASUS OGPT

    ALGEMEEN

    Voorstellingsprofiel, aanmeldingsproces

    Voorlopig integratief beeld opmaken

    o Aansluitend: hypothesen, onderzoeksvragen en toetsingscriteria

    o Alles in tekst uitschrijven: hoe je het beeld zou brengen naar de cliënt

    o Therapieplan opmaken (twee fasen: eerst brainstorming, daarna keuze maken)

    TEKST OF GVP

    Voorlopig integratief beeld tekenen: hypothesen en onderzoeksvragen

    Uitschrijven in cliënttermen

    Therapieplan opmaken

    Alle thema’s uit practica bespreken

    WELKE THEMA’S HOREN HIERBIJ?

    Voorlopig integratief beeld

    Kernstellingen

    Schema’s

    Positieve psychologie: droomvraag (kleinste stap in richting van het gewenste)

    o Wat brengt u hier en waar wil je naartoe?

    INTEGRATIEF BEELD

    Examencasus: duidelijk integratief beeld geven, waar geen extra info voor nodig is

    o Onveranderbaar: CIRKELS

    o Veranderbaar: RECHTHOEKEN

    Beperking = onveranderbaar

    Probleem = veranderbaar !!

    o Startpunt: links plaatsen (kan enkel een organische oorsprong hebben!)

    Bv. faalangst kan geen startpunt zijn, ADHD wel

    o Titel geven aan voorlopig integratief beeld!

    Integratief beeld

    o Pijlen nummeren voor het verhaal

    o Functioneel identieke zaken samen zetten (zelfde effect)

    o Gericht op uniciteit van cliënt

    o Bovenaan: TITEL maken (duidt op uniciteit, zou door PT gemaakt kunnen zijn)

    o Slechts vanuit één perspectief: vanuit de cliënt!

    o Argumentatie in cliënttermen: bevattelijk en concreet

    o Bevat ook positieve elementen !! (sterktes en talenten) plus bijzetten!!

  • Ex

    ame

    nca

    sus

    OG

    PT

    14

    Alle pijlen zijn versterkende pijlen, indien ze milderen en dus protectief zijn

    moet je er een PLUS bijzetten

    o Alle hypothesen moeten in de VIB zitten: diagnostisch onderzoek sturen

    Accentueren kan: bv. arceren, kleuren

    Zaken verduidelijken van de VIB a.d.h.v. voorbeelden uit de tekst !!!

    o Ovalen en stippenlijnen gebruiken !

    o Rechts = gedrag en symptomen

    o Links = gezin

    o Centraal = bewerkbaar

    Interne logica van gedrag van patiënt proberen te vatten

    GVP: getoetste voorstelling profiel (encyclopedisch samenvatten van profiel)

    o Aanmeldingsklacht

    o Erfelijkheid

    o Gezinsvariabelen

    o Communicatieve vaardigheden/sociaal

    o Emotieregulatie: stressoren

    o School

    o Copingvaardigheden

    o Identiteit en persoonlijkheid

    Casus: er moeten positieve elementen in DE probleemsamenhang zitten !

    o Minimaal noodzakelijke vs. maximaal haalbare

    Voorlopig integratief beeld opstellen a.d.h.v. hypothesen (omzetten in OZ-vragen)

    o Onderkennend: bv. iemand heeft ADHD (hokjes)

    o Verklarend: bv. als … dan … (pijltjes)

    o Indicerend: bv. passieve faalangst – groepsbehandeling niet aangewezen

    THERAPIEPLAN OPMAKEN

    Twee fasen: brainstorming + keuze maken

    o Vanuit perspectief van de therapeut, niet vanuit de beleving van de patiënt

    o Proberen te zoeken naar onderliggende factoren

    PROBLEEM DOEL INTERVENTIE EVALUATIE VALKUIL

    Jongere

    Gezin

    Ouders

    School

    Relatie

    Vrije tijd

  • Ex

    ame

    nca

    sus

    OG

    PT

    15

    o Doel: gericht op de cliënt, in cliënttermen (zo concreet mogelijk, gedragstermen)

    o Evaluatie: bv. via nieuwe vragenlijst

    o Valkuil: bv. medewerking ontbreekt, moeder blokkeert zaken, winst weegt niet

    op tegenover vroegere situatie

    Daarna: tweede tabel opmaken met definitieve selectie

    o Volgorde aangeven en motiveren !!

  • Ex

    ame

    nca

    sus

    OG

    PT

    16

  • Se

    ssie

    1

    17

    SESSIE 1

    Praktische info

    Kennismaking

    Model van HGD

    Aanmelding

    Intakegesprek: gesprekstechnisch

    Motiverende gespreksvoering

    PRAKTISCHE INFO

    5 sessies – (bij afwezigheid (melden!): zie ook Minerva ‘vervangtaak’ – hiervoor contactname

    met [email protected])

    Groep 10: woensdag 4/11, 18/11, 25/11, 2/12, 9/12: 8u30 – 12u45

    Examencasus: donderdag 17 december 2015

    EVALUATIE (8/20)

    Permanente evaluatie (2/20)

    o Aanwezigheid en individuele en groepsmedewerking

    o Bij afwezigheid: zie ook Minerva (vervangtaak: Julie Vandewalle)

    o Inzet

    o Huiswerkopdrachten (telkens 1 lees- en 1 doe-opdracht)

    Evaluatie tijdens integratieoefening (17/12/2015) (6/20): NIET open boek! toepassingscasus:

    handelingsgericht model toepassen op de casus

    KENNISMAKING

    Korte kennismaking met iemand die je niet kent

    Vraag:

    o Wat zou je hier in deze practica willen leren en hoe wil je dit bereiken?

    Stephanie

    Leidster KSA: tijd

    Graag later met kinderen + stage 4-7 jaar

    Practica: gespreksvaardigheden, praktische zaken leren kennen

    Veel oefenen, veel voorbeelden

    o Waarom jongeren?

    Stel je buur kort voor

  • Se

    ssie

    1

    18

    MODEL VAN HGD

    HGD: ZES UITGANGSPUNTEN

    1. HGD is doelgericht (geen diagnostiek om de diagnostiek; het is gericht op advisering, op een

    vooruitzicht geven: bruikbare, haalbare adviezen)

    2. HGD richt zich op de behoeften van kind en opvoeders (oplossingsgericht: wat heeft men

    nodig opdat de problemen minder voorkomen?)

    3. HGD hanteert een transactioneel referentiekader (het gaat om de jongere in zijn context: de

    jongere heeft een invloed op zijn omgeving, en de omgeving heeft een invloed op de jongere

    ouders hebben een belangrijke rol)

    4. HGD acht samenwerken met cliënten cruciaal (we gaan het samen doen met de cliënt: alles

    gebeurt in samenspraak + zeker als je met jongere werkt, ga je moeten zeggen wat je doet en

    waarom; je moet ze meehebben in je verhaal)

    5. HGD besteedt aandacht aan positieve en beschermende factoren (ook zicht krijgen op wat

    wel goed gaat, waar men goed in is, … hoopgevend)

    6. HGD verloopt systematisch en transparant (belangrijk om dat kader in je hoofd te hebben,

    zodat je er ook kan van afwijken)

    een jongere is iemand in een kader, in een maatschappij, en hij/zij staat daar niet los van

  • Se

    ssie

    1

    19

    DE VIJF FASEN VAN HGD

    SESSIE 1 (H3): AANMELDING EN INTAKEFASE

    Hoe stemmen we ons diagnostisch traject af op dit unieke cliëntsysteem?

    AANMELDING

    Brainstorm:

    o Wat noteer je bij de aanmelding?

    o Hoe zou je zelf willen benaderd worden?

    Is de jongere zelf op de hoogte?

    Geen verborgen agenda: eerlijk en open kaarten op tafel leggen + laten

    zeggen wat ze er zelf van vinden

    Wees jezelf!

    Afstand – nabijheid (geen vriend worden, maar ook geen tweede ouder)

    (Telefonische) aanmelding

    o Wie belt: is dit een hulpvrager, verwijzer, vraag om informatie?

    o Wat is de vraag: begeleiding, informatie, een luisterend oor? Wat zijn de

    aanmeldingsklachten?

    Kort en krachtig

    Aanmelding is nog geen intake

    o Waarom belt de persoon nu: een crisis, na een televisie-uitzending of artikel?

    o Waarom belt de persoon naar u: wie is de verwijzer, wie heeft over jullie dienst

    verteld en hoe?

    Aanmelding:

    o Wie komt ?

    o Met wat ?

    o Net nu ?

    o Naar hier?

    o Verwachtingen?

    o ! Praktische vragen: gegevens kind, school, naam beller (telefoonnummer om te

    kunnen terugbellen!), naam doorverwijzer

    o ! Procedure centrum uitleggen (wachtlijst, betaling, ...)

  • Se

    ssie

    1

    20

    Oefening: casus Fien: nabespreking

    o Inhoudelijk

    o Attitude

    VRAAG: Is de casus hier op de juiste plaats + kan deze naar de intakefase?

    4 voorwaarden:

    o Hulpvraag is inhoudelijk op juiste plek (bv. diagnose ASS kan niet door een CLB,

    begeleiding wel)

    o Diagnostisch traject is nodig om hulpvraag te beantwoorden

    o Hulpverlener is voldoende gekwalificeerd

    o Posities van betrokkenen zijn conform de beroepsethiek

    INTAKEFASE: 8 STAPPEN

    1. Voorbereiden van het intakegesprek

    2. Reden van aanmelding, hulpvragen, wensen en verwachtingen

    3. Problemen en zorgen

    4. Positieve kenmerken

    5. Relevante voorgeschiedenis, genomen maatregelen en effecten

    6. Attributies, doelen en oplossingen

    7. Inschatten van de veiligheid

    8. Afronding van de intakefase: werkafspraken

    Stap 1: Voorbereiden van het intakegesprek

    Bestuderen van reeds beschikbare informatie:

    o Dossier aanwezig? (je kunt bewust kiezen om het voordien wél of niet te lezen)

    o Invullen screeningslijsten (sommige diensten werken met screeningslijsten die

    opgestuurd worden, bv. kinder- en jeugdpsychiatrie UZ Gent is niet altijd

    evident voor ouders, moeilijk)

    Met wie uit cliëntsysteem samenwerken:

    o Wie stelt HV en op wie heeft HV betrekking

    o Verschilt per aanmelding

    Participatie van het kind:

    o Zoveel mogelijk actief betrekken

    o Beslissingsrecht afhankelijk van leeftijd

    Brainstorm: wie uitnodigen: samen of apart?

    o Vertrouwen van jongere is belangrijk!

    o Maar: niet alle jongeren willen of durven alleen komen (bv. angstige of

    depressieve jongeren)

    o Het kan ook interessant zijn om de jongere en ouder(s) samen te zien: dan zie je

    het gebeuren, zie je de interacties

    o Gescheiden ouders: relatie bevragen en inschatten wat mogelijk is

  • Se

    ssie

    1

    21

    Beroepsethische aspecten

    o Juridisch standpunt

    Decreet rechtspositie minderjarigen!

    Tot 12 jaar geven ouders toestemming

    Vanaf 12 jaar wordt toestemming jongere nagestreefd

    Vanaf 16 jaar geen toestemming van ouders nodig

    o Klinisch standpunt

    Kwaliteit van hulpverleningsproces hangt vaak af van medewerking van

    alle betrokkenen in het gezin

    o Gescheiden ouders

    Ouderlijk gezag bij beide ouders: beiden geven toestemming

    Wenselijk dat elke ouder een actieve bijdrage levert aan het

    hulpverleningsproces: in principe beide ouders gezamenlijk uitnodigen

    o Overdracht van informatie

    Slechts met goedkeuring van betrokkene (+ wat mag je wel en niet

    vertellen?)

    Uitzondering in ‘gevaarlijke’ situaties

    Bij aanvang melden dat overdracht van informatie wenselijk (blijven

    vermelden dat dit wel belangrijk is) is maar wel onderhandelen over

    inhoud, over wie wat vertelt

    Vaak willen jongeren dit samen, zodat ze kunnen controleren wat

    er verteld is

    Of: psycholoog alleen laten starten, en dan nadien erbij komen

    o Noteren

    Toestemming vragen om aantekeningen te maken

    Benadrukken dat het voor persoonlijk gebruik is

    Aandacht voor wat je in het dossier vermeldt: vooral concrete

    gebeurtenissen en gedragingen (gedachten, oordelen, … beter niet, want

    de jongere kan het dossier inkijken)

    Intakefase: gesprekstechnisch: verbaal

    o Oefening:

    Introductie: praatje maken (per 2)

    Jezelf voorstellen

    Gaan zitten

    Toestemming om te noteren

    o Exploreren:

    Open vragen: geeft bredere informatie, nodigen uit tot vertellen

    Exploratorisch:

    o “Hoe gaan de zaken over het algemeen?”

    o “Hoe voel je je sinds de diagnose?”

    Concretiserend:

    o “Wat precies bedoel je met …?”

    o “Kan je me daar een voorbeeld van geven?”

    Verdiepend:

    o “Hoe voelt dat voor jou?”

    o “Wat vooral boezemt je angst in?”

    Gesloten vragen: vragen naar specifieke informatie, lokken korte

    antwoorden uit:

  • Se

    ssie

    1

    22

    “Heb je pijn?”

    “Hoeveel kinderen heb je?”

    Wissel af tussen open en gesloten vragen!

    o Attenderen: kleine aanmoedigingen om te spreken:

    Ja…hm hm, O?, En toen?, Ga verder…, Zoals?

    = Letterlijk herhalen van een woord op vragende toon

    Hebben belangrijke stimulerende invloed

    Moeten authentiek zijn

    Te veel kan dominerend of controlerend overkomen

    o Parafraseren

    = in eigen woorden de essentie teruggeven wat je gehoord en begrepen

    hebt

    Korter dan samenvattingen

    Voorbeeld:

    C: “Het was een verschrikkelijke week! Op school waren er

    verschillende collega’s ziek en ik moest extra uren toezicht houden.

    De directeur vindt dit evident, hij gaat er van uit dat ik mij maar

    aanpas! Of het nu past of niet voor mij, dat zal hem een zorg wezen!

    En een dank u wel is ook teveel gevraagd. En mijn moeder, daar is

    het precies hetzelfde. Ze heeft zogezegd flebitis, een beetje een rood

    been en het doet veel pijn, zegt ze. En dan kent zij maar één adres.

    Elke dag twee tot drie telefoons: dan heeft ze geen brood meer in

    huis, dan zijn haar medicijnen op, dan heeft haar kat geen eten

    meer… ’t is altijd iets, en het is evident voor haar dat ik onmiddellijk

    alles laat vallen en het ga halen. En als ik dan dolgedraaid thuiskom,

    krijg ik nog op mijn kop van mijn man. Hij vindt dat ik maar moet

    weigeren, dat ik het mijzelf aandoe! Alsof dat allemaal zomaar gaat,

    weigeren! Bij hem op het werk, ja, daar…”

    T: “Wacht even, je zegt veel, en ik wil zien of ik jou wel goed versta.

    Het was blijkbaar een verschrikkelijke week. Zowel vanuit de school

    als van je moeder komen er heel wat vragen en verwachtingen op je

    af. En met een evidentie, alsof het niet meer dan normaal is, en dit

    maakt weigeren haast onmogelijk voor jou. En je man begrijpt dit

    niet, integendeel krijg je van hem nog op je kop”

    o Samenvatten

    Je somt de gedachten, acties en gevoelens van de cliënt op

    Ook belangrijk: op het einde van het gesprek een samenvatting vragen

    (‘wat ga jij nu onthouden of meenemen uit dit gesprek?’) eventueel zelf

    aanvullen als er nog iets belangrijks ontbreekt

    o Empathiseren

    Het verhaal van de cliënt aanvoelen of erdoor geraakt worden

    Bv. een doos met kleenexjes op je bureau zetten (‘het is normaal dat er

    hier geweend wordt’)

    o Confronteren: niet in eerste gesprek (het eerste gesprek moet een heel open en

    ontvankelijk gesprek zijn, waarin men beluisterd wordt)

    o Interpreteren: niet in eerste gesprek

  • Se

    ssie

    1

    23

    Intakefase gesprekstechnisch: non-verbaal

    o Ouders gaan zich heel erg storen aan het non-verbaal gedrag van de jongere (bv.

    prutsen, …) kaderen dat dat niet erg is (eventueel benoemen: ‘ben je een

    beetje zenuwachtig?’)

    o Lichaamshouding: open houding, neerzitten, niet recht t.o.v. elkaar, spiegelen

    o Stemvolume: zacht en rustig

    o Oogcontact: doseren

    In gesprek gaan met jongeren

    o Op gemak stellen: aardig zijn (‘ik verwacht je en ben blij dat ik je zie’), info geven

    (wat je doet, gaat doen, … je hoeft niet per se te zeggen dat je psycholoog bent)

    o Oprechte belangstelling: meelevend en belangstellend (vragen naar details is

    belangrijk in je contactname: interesse tonen in hun leefwereld, … probeer die

    details goed te onthouden!)

    o Gelijkwaardigheid: tot overeenkomst komen

    o Laat de jongere vertellen (niet evident: bij sommige jongeren is dat echt trekken

    en sleuren) (maar: stiltes zijn oke; wij stellen heel vaak moeilijke vragen niet

    evident) (ook op vlak van verwachtingen: niet evident, een ‘menu van

    mogelijkheden’ aanbieden, en dan vragen wat die sessies voor hem/haar kunnen

    betekenen)

    o Doorvragen

    o Waardering uiten (want: het is niet vanzelfsprekend dat iemand komt

    bedanken dat men er is, het een kans geeft, …)

    o Metacommunicatie

    o Naam!

    Motiverende gespreksvoering

    Wat bepaalt verandering? (outcome-onderzoek, Lambert & Barley, 2002)

    o 40% niet-specifieke factoren (verliefd, job vinden, sociale ondersteuning)

    o 15% placebo-effect: verwachting, hoop, geloof in verandering

    o 15%: specifieke behandelvormen en technieken

    o 30% manier van contact (empathie, betrokkenheid, aanvaarding cliënt)

    flowchart

  • Se

    ssie

    1

    24

    Probleem of beperking?

    o Probleem: oplosbaar

    o Beperking: niet op te lossen (wel de gevolgen ervan): bv. IQ, scheiding, …

    Vrijblijvende werkrelatie

    o Heel veel jongeren worden gestuurd vrijblijvende relatie

    o Er is geen probleem maar iemand anders vindt (kennelijk) van wel

    « Mijn leraar heeft gezegd dat ik met u moet praten omdat hij vindt dat ik

    mezelf niet genoeg inzet voor school »

    « De directeur vindt dat ik van school moet veranderen, maar ik doe niks

    verkeerd »

    o Er is wel een probleem ,maar daar is onze hulp niet bij nodig

    « Het is vergeefse moeite. Er hebben al zoveel mensen geprobeerd maar het

    lukt niet. Ik ben gewoon zo. »

    o Risico tot afwijzing

    « Prima, ik val je dan niet meer lastig »

    « Als jij dat meent, dan heb ik ook niks te zeggen »

    o Mogelijke interventies

    Dring geen hulp op

    Toon waardering (voor overtuiging ander)

    Geef informatie

    Geef positieve boodschappen over de verwijzende partij

    o Alternatieve hulpvraag

    Wat zou er hier moeten veranderen of gebeuren, zodat jij niet meer bij mij

    moet komen, zodat anderen zich geen zorgen meer moeten maken om

    jou?

    o Gevolgen van de niet-hulpvraag

    School zal weten dat je weigert… ‘manipulatie’, maar vaak start het zo

    en krijg je ze toch mee

    o Vrijblijvende werkrelatie: kinderen/adolescenten

    Jongeren zijn vaak onvrijwillige cliënten

    Vaak al gefrustreerd door vele negatieve boodschappen, goedbedoelde

    adviezen,…

    Belangrijk om zicht te krijgen op de zienswijze van de jongere

    Gebruik relatievragen

    « Wat zou je moeder mij vertellen waar jij best in bent op school? »

    « Wat zou ze aan jou moeten merken opdat ze weet dat je hier niet

    meer hoeft te komen? »

    Vermijd ‘waarom’ vragen

    Heel bekritiserend

    Vraag eerder: « hoe komt het dat? »

    Reageer op « ik weet het niet »

    « Ik besef dat ik moeilijke vragen stel»

    « Wat zou je beste vriend zeggen? »

    Veronderstel competentie

    Luister naar aanwijzingen voor uitzonderingen

    Stilte zien als positief kenmerk

    Complimenteren

  • Se

    ssie

    1

    25

    Uitvergroten van vaardigheid/competentie: kwaliteiten = krachten:

    Voorbeelden: veerkracht, humor, gezond verstand, capaciteit om

    hard te werken, vermogen dingen vanuit andere hoek te zien,

    bereidheid naar anderen te luisteren, interesse om te leren

    Direct vs indirect

    o Voorbeelden: directe complimenten

    « Knap dat je ondanks al je problemen, toch op de

    afspraak bent! »

    « Je lijkt iemand te zijn die grondig nadenkt voor hij

    beslissingen neemt! »

    « Het is goed niet zomaar in een programma in te

    stappen, zonder te weten waaraan je begint! »

    o Voorbeelden: indirect bekrachtigen = zichzelf

    complimenteren

    « Hoe legt u het aan boord om dit alles vol te

    houden? »

    « Je moet er erg onder afzien, hoe leg je het aan

    boord om te overleven? »

    « Wie heeft er u geholpen om het in deze moeilijke

    situatie toch zolang vol te houden? »

    « Hoe kan je het opbrengen om elke dag zo te blijven

    vechten? »

    Op werkelijkheid gebaseerd (niet om aardig te zijn)

    Zoekende werkrelatie

    o Ik ben het niet, het zijn de anderen

    « Zolang ze me blijven pesten, kan ik mij niet concentreren in de les »

    o Vage en onduidelijke doelen

    « Als ik het antwoord wist, zou ik niet bij u komen »

    o Teveel doelen ineens

    o Tegelijk met het stellen van de hulpvraag wordt de oplossing geblokkeerd

    « Wat ik ook probeer, het helpt toch niet »

    « Ik ben zo geboren »

    o Mogelijke interventies

    Positieve ondersteuning

    Eigen verantwoordelijkheid stimuleren

    Aandacht voor wat goed gaat

    Continueringsvraag/opdracht

    Concretiseren, differentiëren, prioriteiten

    Zoeken naar uitzonderingen

    Zijn er momenten dat het probleem zich niet of minder erg voordoet?

    Consulterende werkrelatie

    o Cliënt heeft krachtbronnen maar gebruikte ze niet op adequate wijze

    « Ik heb een paar dagen geprobeerd om mijn werk beter te plannen maar het

    lukt niet »

    o Mogelijke interventies

    Ga na wat de ander al geprobeerd heeft te doen

    Kijk naar kleine succesfactoren

    Geef advies in de vorm van een vraag

  • Se

    ssie

    1

    26

    Wat zou je ervan vinden om … ?

    Als we nu eens …?

    Enig idee of … helpt?

    Co-expertrelatie

    o Men is in staat eigen krachtbronnen te gebruiken

    o Vooral aanmoediging: stap opzij zetten, applaudisseer en moedig aan om meer

    van hetzelfde te doen wat werkt

    Soort cliëntrelatie: samenvatting

    o Vrijblijvende relatie: geen hulpvraag – complimenten geven en uitlokken van

    probleemspraakgeen opdrachten

    o Zoekende relatie: vage hulpvraag – complimenten, van probleemspraak naar

    doelen in concrete en positieve termen – observatieopdracht

    o Consulterende relatie: werkbare hulpvraag – complimenteren, concretiseren van

    uitzonderingen – observatie- of doe-opdracht

    o Co-expertrelatie: werkbare hulpvraag en gepaste resources – bestendigen van

    Nut flowchart

    o Juiste positiebepaling

    Bv. cliënt in vrijblijvende werkrelatie geen adviezen geven of directe hulp

    aanpraten

    o Voorzichtigheidsregel

    Hulpmiddel om uit te vinden waar je de mist in gaat

    Bij twijfel: ga terug naar interventies die passen bij een stap terug in de

    flowchart

    o Wees niet meer cliënt dan je cliënt

    o Verwacht niet te snel dat mensen snel veranderen

    o Geef autonomie aan de cliënt

    Oefening: de gestuurde jongere

    o Belangrijk: bevestigen, aanmoedigen, complimenten geven

    o Wat kan helpen: ‘Eigenlijk ben jij mijn baas, bepaal jij wat we vandaag gaan

    bespreken)

    o Per 3: Jongere, hulpverlener, observator

    o Nabespreking

    OVERZICHT H8: GESPREKSVAARDIGHEDEN

    BASISASPECTEN VAN GESPREKSVOERING

    Attitude: authenticiteit, respect, openheid

    o Collega = professional

    o Ouder= ervaringsdeskundige

    o Kind = primaire cliënt

    Vertrouwensrelatie: van samenwerkingspartner naar expertrol

    Gespreksvorm: hoe zitten in de ruimte, duur en tempo van gesprek, taalgebruik

    Gesprekskader: doelen verwoorden; gespreksregels afspreken (geen goede of foute

    antwoorden, doorvertellen, loyaliteit kind t.a.v. ouders)

  • Se

    ssie

    1

    27

    METACOMMUNICATIE OF GESPREK OVER HET GESPREK

    Wat doe je en waarom? Bedoeling van een vraag of van informatie toelichten

    Extra belangrijk

    o In gesprek met een kind

    o In een moeizaam of emotioneel gesprek

    om waardering te uiten

    DE FASEN VAN EEN GESPREK

    Voorbereiding

    o Welk beeld heb je zelf van cliënt en context o.b.v. voorafgaande informatie

    o Cliënt uitnodigen voor gesprek en voorbereiden (praktisch en inhoudelijk)

    Inleiding van het gesprek

    o Contact leggen en vertrouwen winnen

    o Gesprek kaderen

    o Aanzet tot gespreksonderwerp

    Kern van het gesprek

    o Uitdiepen van gespreksonderwerpen

    o Open en gesloten vragen

    o Toekomstgerichte vragen (wondervraag) om nieuwe oplossingen uit te lokken

    Afronding van het gesprek

    o Wie doet wat, hoe, wanneer en waarom

    o Evaluatie van het gesprek

    o Aandacht voor emoties bij cliënten

    OMGAAN MET WEERSTAND

    Bezwaren van cliënten bevragen, ernstig nemen en bespreken

    Meebewegen met de weerstand (wisselwerking tussen hulpverlener en cliënt) leidt tot

    coöperatie

    Waardering uitspreken t.a.v. cliënt

    Flexibiliteit in gesprek en aanpak

    RICHTLIJNEN VOOR EEN ‘SLECHTNIEUWSGESPREK’

    Algemene richtlijn: directe aanpak met aandacht voor emoties bij de cliënten

    Specifieke richtlijn: rekening houden met culturele gevoeligheden

    Goede voorbereiding (wie aanwezig, welke informatie)

    Meedelen van slechte nieuws (duidelijke en korte boodschap)

    Ruimte voor emoties en stoom afblazen (actieve luisterhouding)

    Uitwerking van de boodschap, toelichting en argumentatie (respect, begrip en medeleven)

    Uitzicht op de toekomst en zoeken naar oplossingen (raadgevend, stimulerend en

    uitnodigend)

  • Se

    ssie

    1

    28

    HUISWERKOPDRACHT

    Jezelf observeren in een gesprek. Observeer welke gesprekstechnieken (verbaal/non-verbaal)

    je hebt gehanteerd

    Specifiek aandacht voor complementeren

    Een verslag: korte inhoudelijke weergave van het gesprek (maskeer !) en toelichting van je

    interventies die je bij jezelf waarnam + reflectie: hoe heb je dit ervaren: wat ging vanzelf, wat

    vond je moeilijk

    Mail verslag voor volgende les met vermelding taak na sessie 1

    Lees tegen volgende keer hoofdstuk 3 en 4 van boek: Intake en strategiefase

  • Se

    ssie

    2

    29

    SESSIE 2

    Bespreking huiswerk

    Intakefase

    Strategiefase

    VIB

    INTAKEFASE: REDEN VAN AANMELDING, HULPVRAGEN, WENSEN EN

    VERWACHTINGEN

    Expliciet peilen naar verwachtingen: wat wil je met deze aanmelding bereiken?

    Wat zou straks – in adviesfase – goed en slecht nieuws zijn?

    Inspelen op irreële verwachtingen ( voorkomen conflicten tijdens volgende fasen)

    HULPVRAGEN EN DOELEN: NUTTIGE VRAGEN

    Introductievragen (°veilige sfeer)

    Vragen naar eerste verandering (bv. ook tussen aanmelding en nu)

    Copingvragen

    Creëren van hoop en onderhandelen over objectieven (doelen formuleren)

    Zoeken naar uitzonderingen

    Techniek «mirakelvraag»: concretiseren van doelen

    DOELGEDRAG BEVRAGEN

    Wat is er tussen aanmelding en nu eerste gesprek al veranderd?

    Het is al een tijdje geleden dat wij elkaar gesproken hebben via de telefoon. Hoe is het hiertussen

    gegaan?

    Wat zou op het eind van de hulpverlening anders moeten zijn? Hoe zou de cliënt en/of het

    cliëntsysteem zich anders gedragen op het eind van de hulpverlening?

    In concrete, observeerbare gedragstermen (gedrag van de cliënt)!

    Hulpvraag achter de hulpvraag: ben ik een goede ouder? Hoe moet ik dat thuis aanpakken? Hoe

    moet ik daarmee omgaan thuis? … dit zeggen mensen meestal niet

    o Wat betekent dat voor jou?

    o Hoe ga jij daar mee om?

    COPING BEVRAGEN

    Hoe legt u het aan boord om dit alles vol te houden?

    Je moet er erg onder afzien, hoe leg je het aan boord om te overleven?

    Waar vind jij je steun?

  • Se

    ssie

    2

    30

    o Belangrijk: waar vinden mensen buiten de hulpverlening steun? Wat is hun

    netwerk?

    Wie heeft er u geholpen om het in deze moeilijke situatie toch zolang vol te houden?

    Ik bewonder u voor de manier waarop u deze moeilijke situatie zolang gedragen hebt

    Hoe kan je het opbrengen om elke dag zo te blijven vechten?

    UITZONDERINGEN BEVRAGEN

    In welke situaties lukt het?

    Wat doe je dan (anders)?

    Concretiseren van moeilijke situaties + hoe krijg je het gestopt?

    Belangrijk informatie voor latere aanpak: wat werkt wel?

    CONCRETISEREN

    De uitzondering/klacht in concreet observeerbare termen kunnen beschrijven

    Hulpmiddelen: een filmisch verloop, een dagverloop, een ABC-schema, een 5G’s-schema (zie

    later: onderzoeksfase)

    o Filmisch verloop: “Ik was er niet bij in die situatie, en ik hoor allerlei verhalen. Stel nu

    dat we dat gefilmd hebben, wat zou je dan zien?” cameraperspectief

    o ABC-schema: antecedents – behavior – consequences

    WONDERVRAAG

    ‘Laten we veronderstellen dat mirakels bestaan en dat zich op een nacht (de volgende nacht)

    zo’n mirakel voordoet, dat maakt dat de problemen waarvoor je naar hier kwam, voldoende

    opgelost zijn. Je weet nergens van want je sliep. Hoe zal je dat vaststellen de volgende morgen en

    de dagen daarop? Hoe zullen uw man, kinderen, ouders, vrienden, collega’s…dat opmerken?’

    WENSEN EN VERWACHTINGEN

    Expliciet bevragen

    o Wat wil je met aanmelding bereiken?

    o Wat zou straks goed/slecht nieuws zijn? Wat wil je wel/niet horen?

    Afstemmen op realiteit en discrepanties wegwerken

    INTAKEFASE: PROBLEMEN EN ZORGEN

    Inventariseer en concretiseer!

    Mogelijke vragen:

    o Wie ervaart welke problemen en wanneer?

    o Wanneer, in welke situaties zijn deze er en wanneer juist niet?

    o Frequentie en intensiteit van de problemen? (vb. schaalvraag)

    o Een recent voorbeeld van het gedrag stap voor stap beschrijven?

    o Zijn de verschillende betrokkenen het met elkaar eens?

  • Se

    ssie

    2

    31

    o Hoe gaan ze om met de problemen? Welke emoties roepen deze bij hen op?

    o Belemmeringen in hun rol van opvoeder?

    o Welke impact hebben de problemen en zorgen voor hen?

    Concrete voorbeelden, observeerbare gedragingen, letterlijke uitspraken

    Objectief beeld krijgen van problematiek, MAAR ook peilen naar emoties (Wat doet dat met

    je?)

    INTAKEFASE: POSITIEVE KENMERKEN

    = Nodig om volledig beeld van situatie te krijgen

    Kansen en krachten van de betrokkenen: talenten, kwaliteiten, interesses, steunbronnen,

    succesvolle aanpakken

    Situaties waarin het probleemgedrag zich niet (of minder) voordoet: uitzonderingen

    (Wanneer lukt het wel? Wanneer zien we gewenst gedrag?)

    Terug bewust worden van krachten en hulpbronnen

    Bevordert sfeer en samenwerking

    OPLOSSINGSANALYSE

    Wat lukt er?

    Wanneer en waar lukt het wel?

    Hoe heb je dat gerealiseerd?

    Wat moet er zeker niet veranderen? Wat mag behouden blijven? (is soms makkelijker dan de

    vraag wat wel goed loopt)

    Zoeken naar de uitzondering (altijd-nooit)

    Schaalvragen en inschalen

    Wondervraag

    BESCHERMENDE FACTOREN

    Belangrijk om deze te bevragen!

    Kindfactoren

    o Intelligentie

    o Temperament

    o Competentie: schoolse (o.a. taal) competentie, probleemoplossingsvaardigheden,

    sociale vaardigheden

    o Ongewone of uitzonderlijke talenten

    o Een positief zelfbeeld of zelfwaardegevoel

    Gezinsfactoren (want: altijd jongere in zijn context!)

    o Een hoge gezinscohesie

    o Een goede relatie met één (of beide) ouder(s), of een andere belangrijke

    volwassene

    o Opvoedingsvaardigheden (cf. Patterson): steunen, stimuleren en sturen

    o Hechting

  • Se

    ssie

    2

    32

    Omgevingsfactoren

    o Beschikken over sociale steun, een sociaal netwerk

    o Prosociale vriendjes

    POSITIEVE KENMERKEN

    Kenmerken en krachten van het kind

    Kenmerken en krachten van de opvoedingsfiguren

    Hulpbronnen in de sociale omgeving

    Uitzonderingen

    INTAKEFASE: RELEVANTE VOORGESCHIEDENIS, GENOMEN MAATREGELEN EN

    EFFECTEN

    Ontstaansgeschiedenis, hoelang duurt probleem al? inschatten mate van ernst

    o Kan eventueel gerelateerd zijn aan de puberteit

    Specifieke, ingrijpende gebeurtenis (stressoren) uit verleden als mogelijke verklaring?

    Info omtrent bijzonderheden in de ontwikkeling?

    Wat werkte in het verleden?

    Belangrijk: HGD = doelgericht werken! (dus: geen standaard ontwikkelingsanamnese)

    o Bv. i.p.v. vragen naar hoe de bevalling ging en hoe iemand als baby was, kun je

    ook gewoon naar opvallendheden vragen

    o Onderzoek afhankelijk van de hypothesen en problemen

    Enkel die info uit voorgeschiedenis verzamelen die nodig is voor het beantwoorden van een

    vraag of nemen van een beslissing

    VOORBEELDEN

    GENOGRAM

    Heel bruikbaar iets! (zeker in het werken met jongeren: transparantie, veel informatie, …)

  • Se

    ssie

    2

    33

    LEVENSLIJN

    GENOGRAM

    ASPECTEN VAN SCHOOL, GEZIN EN RELEVANTE VOORGESCHIEDENIS (HGD)

    Bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind

    Ingrijpende gebeurtenissen in het gezin, op school, … het is heel belangrijk om de context

    daarbij te betrekken!

    Gezinsanamnese en opvoedingssituatie

    ONTWIKKELINGSANAMNESE

    SAMENVATTEND: mijlpalen in de ontwikkeling bevragen

    Zwangerschap

    o Specifieke problemen tijdens de zwangerschap?

    o Ziekte tijdens zwangerschap?

    o Medicatie tijdens zwangerschap?

    o Alcohol/druggebruik tijdens zwangerschap?

    Geboorte

    o Hoe verliep geboorte/specifieke voorvallen?

    o Op hoeveel weken geboren (couveuse)?

    o Hulpmiddelen gebruikt?

    o Apgarscore en ev. zuurstoftoediening achteraf?

  • Se

    ssie

    2

    34

    Eerste levensmaanden « Hoe was je kind als baby? »

    o Huilen

    o Eten

    o Slapen

    o Motorische ontwikkeling

    o Oogcontact en communicatie

    o Hechtingseparatie (9 maanden)

    o Spelen

    Peuter, kleuterleeftijd, lagere school: « Hoe was uw kind als …? »

    o Huilen?

    o Eten?

    o Slapen?

    o Motorische ontwikkeling: stappen, fietsen, lopen, springen?

    o Koppigheidsfase?

    o Spraak en taal?

    o Spelen? (waarmee, wat leuk vinden)

    o Zindelijkheidstraining?

    o Hechting/separatie? (crèche, opvangouder, grootouder…)

    o Sociale vaardigheden

    o Contact met broers, zussen en peers

    GEZINSANAMNESE: MOGELIJKE INVLOEDEN OP HET GEDRAG VAN EEN KIND (GEÏNSPIREERD OP

    BELSKY,1984)

    Het opvoedkundig handelen van ouders wordt ook bepaald door hun eigen persoonlijkheid

    en de eigen ontwikkelingsgeschiedenis, de omgeving (relatie, werk, sociale netwerk, …)

  • Se

    ssie

    2

    35

    Gezinssamenstelling

    o Functioneren broers en zussen

    o Chronische handicaps

    o Enig kind

    Gezinsinteracties

    o Cohesie

    o Aanpassing

    o Communicatie

    Opvoedingsvaardigheden (Patterson)

    o Positieve betrokkenheid

    o Positieve bekrachtiging

    o Probleemoplossend handelen

    o Disciplineren

    o Monitoring

    Je kunt dingen soms begrijpen als je de context van het gezin kent

    PERSOONLIJKE ANAMNESE OUDERS

    Huidig functioneren ouders

    o Algemeen psychisch en lichamelijk welbevinden

    o Mate van sociale integratie

    o Gevoel van zelfwaarde

    o Aanpassingsvermogen

    o Opvoedingsstijl

    o Kindgerichtheid

    Draagkracht ouders is ook belangrijk!

    Kwaliteit van huwelijksrelatie

    o Tevredenheid rond relatie en rolverdeling binnen gezin

  • Se

    ssie

    2

    36

    o Ernst van onderlinge conflicten

    o (V)echtscheiding

    Persoonlijke voorgeschiedenis

    o Opvoedingsklimaat gezin van herkomst

    o Kwaliteit relatie tot ouders, broers en zussen

    o Schoolverloop

    o Integratie in peergroep

    o Verloop adolescentie

    o Werk – carrière

    + Inventarisatie van belastende gebeurtenissen – bronnen van stress

    ONTWIKKELINGSTAKEN

  • Se

    ssie

    2

    37

    INTAKEFASE: ATTRIBUTIES, DOELEN EN OPLOSSINGEN

    Attributies/verklaringen van kind, ouders en hulpverlener belangrijk om dit te kennen!

    (neem ouders serieus: zij zijn de deskundigen van hun kind)

    Externe versus interne attributies (heel vaak: externe attributies)

    Bij ouders soms herformuleren/bijsturen van attributies: ombuigen van externe naar interne

    attributie

    Verandering in probleembesef

    ‘Therapeutisch diagnosticeren’

    Hulpvraag achter de hulpvraag?

    Wat willen cliënten bereiken (doelen) en hoe (oplossingen)?

  • Se

    ssie

    2

    38

    Ouders = ervaringsdeskundigen, beschikken over waardevolle informatie

    Hun verklaringen kunnen omgezet worden in onderzoeksvragen

    Hun oplossingen kunnen omgezet worden in aanbevelingen

    INTAKEFASE: INSCHATTEN VAN DE VEILIGHEID

    Veiligheid en geborgenheid = voorwaarde om goed te kunnen ontwikkelen

    Mogelijke signalen dat veiligheid van kind onvoldoende gewaarborgd kan worden:

    o Ouders ontkennen de problemen (bv. thuis is er ‘geen enkel probleem’)

    o Externe of vijandige attributies

    o Ontbreken van sociaal netwerk of andere beschermende factoren

    o Ouders hebben in verleden geen enkele andere vorm van hulp aanvaard (kun je in

    het dossier zien: eerdere adviezen)

    Samen met ouders hierover reflecteren (open houding, niet veroordelend)

    Verdere stappen ondernemen?

    INTAKEFASE: AFRONDING VAN DE INTAKEFASE: WERKAFSPRAKEN

    Informatie voor strategiefase is verzameld

    Constructieve samenwerking is gestart

    Werkafspraken:

    o Uit welke fasen bestaat het diagnostisch traject (doel, procedures, tijdspad)

    o Wie gaat wat doen, hoe, wanneer en waarom

    EINDE VAN DE INTAKEFASE

    Aanmeldingsvraag → hulpvragen

    Hulpvragen (intakefase: beeld van de persoon vormen) → diagnostische vraagstellingen

    Type vraagstelling

    o Onderkennend: “wat is er aan de hand?”

    o Verklarend: “hoe is het ontstaan? en/of wordt het in stand gehouden?”

    o Indicerend: “wat kan eraan gedaan worden?”

    Werkafspraken maken (bv. “ik ga nu alle gegevens samen leggen en ga je bellen met de

    volgende stappen”) mensen moeten heel goed weten wat er nu verder gebeurt met hun

    hulpvraag

  • Se

    ssie

    2

    39

    DIAGNOSTISCHE VRAAGSTELLING (HGD)

    Onderkennend

    o Beschrijven: “ Waaruit bestaan de concentratieproblemen van Thomas precies?”

    o Classificeren: “Is er sprake van een gedragsstoornis bij Tibert?”

    Verklarend

    o Open: “Waarom vertoont Tibert storend gedrag?”

    o Gesloten: “Zijn de concentratieproblemen van Thomas het gevolg van de

    echtscheiding tussen zijn ouders?”

    Indicerend

    o Open: “Hoe kunnen we best omgaan met de driftbuien en het agressieve gedrag

    van Inge?”

    o Gesloten: “Voldoet Toby aan de criteria voor het bijzonder onderwijs type III?”

    OEFENING CASUS EVA: INTAKEGESPREK

    Gesprek per 4 studenten: moeder, therapeuten, 1 observator

    Nabespreking

    Intakefase:

    o Voorbereiding intake

    o Reden van aanmelding, hulpvragen, wensen en verwachtingen

    o Problemen en zorgen

    o Positieve kenmerken

    o Relevante voorgeschiedenis, genomen maatregelen en effecten

    o Attributies, doelen en oplossingen

    o Inschatten van de veiligheid

    o Afronding: werkafspraken

    STRATEGIEFASE

    = Reflectie van de diagnost/hulpverlener (vanuit het eigen denkkader nadenken over de casus)

    Wat weten we al, wat moeten we nog weten, en waarom?

  • Se

    ssie

    2

    40

    STRATEGIEFASE: 4 STAPPEN

    1. Wat weten we al? Inventariseer de relevante informatie (+ & -)

    2. Wat willen we nog weten om de diagnostische vraagstelling te beantwoorden? Is verder

    onderzoek vereist of kunnen we door naar de integratiefase? Indien onderzoek nodig is:

    o Formuleer hypotheses (taal diagnost)

    o Zet deze om in onderzoeksvragen (taal cliënt)

    o Selecteer de relevante onderzoeksvragen

    3. Waarom willen we dat weten? (selectie onderzoeksvragen) bedoeling dat we er nadien iets

    mee kunnen doen

    4. Communicatie met de cliënt!

    ALGEMEEN

    Clusteren van kindkenmerken

    Inventariseren van kenmerken van omgeving (school en gezin)

    Keuze diagnostisch traject: is er voldoende inzicht in de factoren van kind, school en gezin om

    de vraagstelling te beantwoorden

    o Zo nee: welke onderzoeksvragen selecteren we? De casus gaat naar de

    onderzoeksfase

    o Zo ja: de vraagstelling is te beantwoorden; onderzoek is niet nodig: de casus gaat

    naar de indiceringsfase

    Afronden: controleren of het diagnostisch traject nog afgestemd is op de hulpvragen en

    informeren van de cliënt

    STRATEGIEFASE STAP 1: WAT WETEN WE AL?

    Clusteren van de gekende informatie

    1. Kindkenmerken

    2. Kenmerken van omgeving (school en gezin en ev. vrije tijd/sociaal)

    3. Aandacht voor positieve aspecten

    VOORLOPIG INTEGRATIEF BEELD (VIB)

    CLUSTEREN VAN KINDKENMERKEN

    Objectiveren van het klachtgedrag: is een klacht ook echt een probleem (inschatten ernst)

    o Leeftijdsadequaat

    o Duur van het probleemgedrag

    o Omstandigheden

    o Socioculturele setting

    o Hoeveelheid en frequentie van problemen

    o Type problemen en mate van voorkomen

    o Intensiteit van problemen

    o Verandering in het gedrag

    o Situatiegebondenheid

  • Se

    ssie

    2

    41

    Lijst van probleemgedragingen en risicofactoren ordenen

    o Weet hebben van normale ontwikkelingstaken

    Ook positieve kenmerken clusteren

    Nut van clusteren met classificatiesysteem

    CLUSTEREN VAN OMGEVINGSKENMERKEN

    Onderwijsleersituatie

    Gezinssituatie

    o Opvoedingsstijl/kwaliteit van de opvoeding

    o Ouderkind relatie/ broer-zus

    o Opvoedingssituatie

    o Functioneren van ouders

    o Familie en netwerk

    o Vrije tijd

    VIB: VOORLOPIG INTEGRATIEF BEELD

    Inventariseer alle elementen/problemen/positieve zaken

    Orden deze in clusters. Let ook op de klachten/oplossingen die dezelfde functie hebben!

    Leg relaties tussen de verschillende clusters

    Maak een schematische tekening met de probleem- en oplossingsgebieden en onderlinge

    relaties

    Uniciteit (in termen van de) cliënt: titel het moet uniek zijn voor de specifieke cliënt!

    o Bv. ‘ik ben niets waard’ i.p.v. ‘negatieve gedachten’

    o We geven het VIB ook een titel: iets dat echt past bij die persoon (bv. ‘de

    zondebok van de familie’)

    Kan doorheen het diagnostisch proces verder aangevuld worden

    o Het is een werkdocument

    o Stippellijnen = vermoede verbanden hypothesen, onderzoeksvragen

    o Volle lijnen = verbanden waarvan we zeker zijn

  • Se

    ssie

    2

    42

    Belangrijk om na te gaan: is dit van belang voor de problematiek in het hier en nu? Welke

    elementen spelen nu een rol in die problematiek?

  • Se

    ssie

    2

    43

    Naast een schematische voorstelling, zorg je best ook voor een uitgeschreven tekst (kan

    soms helpen om duidelijker te krijgen hoe je iets best in een schema zet)

    Rechthoeken = veranderbaar, ovalen = onveranderbaar

    Enkel hetgeen nu nog een invloed heeft, hoort in de VIB

    Denk na over verklaringsmodellen (bv. depressie: diathesis-stress model) en of je zaken

    daarvan in de casus terug ziet komen

    STRATEGIEFASE STAP 2: MOETEN WE MEER WETEN OM DE VRAAGSTELLING TE

    BEANTWOORDEN?

    Bij een onderkennende vraag: hebben we voldoende zicht op de aard van de problemen?

    Bij een verklarende vraag: hebben we voldoende inzicht in de verklaring van de problemen?

    Bij een indicerende vraag: kunnen we de pedagogisch-didactische of opvoedingsbehoeften

    van het kind al formuleren?

    STRATEGIEFASE STAP 3: WAT WILLEN WE NOG WETEN EN WAAROM?

    Onderzoek is nodig!

    Formuleer hypothesen (bv. ‘er is sprake van ADHD’)

    Zet ze om in onderzoeksvragen (bv. ‘is er sprake van ADHD?’)

    Belangrijk (taalkundig) onderscheid (verwar dat niet in je stageverslag!)

    Selecteer de relevante onderzoeksvragen: waarom willen ze dat weten?

  • Se

    ssie

    2

    44

    STAP 3A: FORMULEREN VAN HYPOTHESEN

    Formuleer:

    o Hypothesen zoveel mogelijk op basis van gevalideerde theorieën

    o Alternatieve hypothesen

    o Waarschijnlijke hypothesen

    o Toetsbare hypothesen

    o Hypothesen vanuit een transactioneel referentiekader

    o Een gepast aantal hypothesen

    o Hypothesen die van invloed zijn op de diagnostische besluitvorming: als… dan…

    principe

    STAP 3B: VAN HYPOTHESE NAAR ONDERZOEKSVRAAG: WAT WILLEN WE NOG WETEN?

    Van bewerende vorm (we vermoeden dat …) naar vragende vorm (is het mogelijk dat …?)

    Voorbeeld:

    o Onderkennende hypothese: er is bij Jan sprake van een separatieangststoornis

    volgens de DSM5

    o Onderkennende onderzoeksvraag: is er bij Jan sprake van een separatie-

    angststoornis volgens de DSM5?

    o Verklarende hypothese: het negatieve zelfbeeld van Stella hangt waarschijnlijk

    samen met de vijandige bejegening van stiefvader.

    o Verklarende onderzoeksvraag: in hoeverre hangt het negatieve zelfbeeld van Stella

    samen met de vijandige bejegening van stiefvader?

    STAP 3C: SELECTEREN VAN ONDERZOEKSVRAGEN: WAAROM WILLEN WE DIT WETEN?

    Niet meten om te weten, maar meten om te adviseren

    De als-dan-redenering

    o Als ik weet dat …, wat zou dat dan veranderen aan mijn advies?

    STRATEGIEFASE STAP 4: COMMUNICATIE MET DE CLIËNTEN

    Wie gaat wat doen, hoe, wanneer en waarom?

    Belang van communicatie voorafgaand aan onderzoek: consensus en acceptatie

    OP HET EINDE VAN DE STRATEGIEFASE

    Intakegegevens zijn bekend

    Hypotheses zijn geformuleerd

    Onderzoeksvragen zijn afgeleid

    VIB

  • Se

    ssie

    2

    45

    Volgende stap:

    o Hoe onderzoeksvragen onderzoeken? Welke middelen?

    o Welke disciplines worden betrokken?

    OEFENING STRATEGIEFASE: CASUS EVA

    Subgroepjes:

    o Casusmateriaal Eva intakefase

    o Clusteren van informatie (zie p. 223)

    Kindkenmerken:

    Emotioneel functioneren (internaliserend gedrag)

    o Durft niet

    Gedragsmatig functioneren (externaliserend gedrag)

    o Perfectionistisch

    o Wil niet alleen op kamer slapen

    Sociaal functioneren

    o Heeft vrienden

    o Gestopt met de scouts

    Ontwikkelings- en cognitief niveau

    o Intelligent

    Schoolse vaardigheden

    o Doet het goed op school

    Werkhouding en motivatie

    o Werkt hard voor school

    Lichamelijk functioneren

    o Normaal?

    o Vermoeidheid

    o Tekort aan slaap

    o Luie darm gehad

    o Veel ziek de laatste tijd

    Gezinskenmerken:

    Opvoedingsvaardigheden

    o Constructieve communicatie

    o Verschillende oplossingen geprobeerd

    Functioneren ouders

    o Perfectionistische papa

    o Angstige/bezorgde mama

    o Professionele zorgen omtrent werk papa

    o Kanker mama

    Ouder-kindrelatie

    o Steunende relatie met ouders

    Kenmerken van de sociale context

    Positief

    Negatief

    o Recent overlijden opa en oma in rusthuis

    o Diagnostische vraagstellingen (cf. hypothesen)

    Verlatingsangst/separatie-angst? in stand gehouden door moeder?

    Depressieve episode?

  • Se

    ssie

    2

    46

    Angststoornis?

    Onverwerkt overlijden van opa? M.b.t. kanker mama?

    Welke invloed hebben stresserende gebeurtenissen op Eva haar angst?

    Hard werken als manier van coping? Is er sprake van inadequate

    emotieregulerende vaardigheden/coping?

    Zijn er gebeurtenissen op school die haar verdrietig maken?

    o VIB (integreer hier je theoretische kennis)

    Met telkens terugkoppeling in grote groep

    VOORBEELDEN VAN HYPOTHESEN

    Depressie

    Angst

    Persoonlijkheid: perfectionisme, gesloten/introvert, angstig

    Laag zelfbeeld

    Vermijdingsgedrag

    Psychosomatische klachten

    Slaapproblemen

    Inadequate reactie ouders

    Stressfactoren in context

    Persoonlijkheid ouders

    GEBRUIK JE THEORETISCHE ACHTERGROND VOOR HET VIB

    Strategiefase: wat heb ik nodig om een antwoord te kunnen geven op de hulpvraag?

    Einde intakefase: informatie samenvatten en clusteren beter zicht op waar de problemen

    zich bevinden

    Vanuit de clusters kun je gaan kijken: als ik mijn VIB maak, wat moet er daar zeker in?

    Je begint te kijken naar wat er zeker in moet

    o Bij Eva bv. moeten die slaapproblemen er in: aanmeldingsklacht + hulpvraag van

    de ouders

    o Welke problemen zijn er nog?

    Psychosomatiek

    Internaliserende problemen (eventueel hypothese: depressieve

    symptomen)

    Vakjes invullen, en dan kijken hoe je dat in verband ziet met elkaar pijlen tekenen

    o Ook nadenken vanuit de verklaringsmodellen: wat met die problemen gelinkt is

    (bv. piekeren, angst, … bij slaapproblemen) vind ik dat al terug, of moet ik dat

    nog onderzoeken?

    o Dan begin je de hypothesen er ook tussen te plaatsen om dan je pijlen te kunnen

    plaatsen

  • Se

    ssie

    2

    47

    VIB: “zo begrijp ik dat probleem beter, en van daaruit weet ik ook hoe ik het moet

    onderzoeken”

    Stippelijnen/hypothesen worden onderzoeksvragen

    Bij elke pijl moet je een nummer zetten schematische tekening + beschrijving van de

    problemen (je moet elke pijl kunnen verklaren waarom die er staat: waarom er een verband is

    tussen twee factoren)

    o Als je een pijl niet in woorden kan uitleggen, betekent dat waarschijnlijk dat die pijl

    er niet moet staan

    Wij beslissen als hulpverlener of we voldoende weten om iets als een vaststaand feit te

    beschouwen, of als het nodig is om het nog te onderzoeken

    VIB EVA

    Het gemakkelijkst is om te beginnen met klachten/zaken waarvan je denkt ‘dat moet er zeker

    in’

    o Schuchter en stil

    o Hoge intelligentie school + perfectionisme

    o Opvoedingsstijl ouders

    o Gebeurtenissen op school (hypothese)

    o Angst

    o Opvoedingsstijl ouders angst, perfectionisme, slaapproblemen ()

    o Problemen tussen ouders stress

    o Problemen op werk stress

    o Niet alleen willen zijn angst blijft bestaan

    o Hoe ze omgaat met emoties

    o Je kan stresserende gebeurtenissen clusteren

    Duidelijke link aan gevoelens, gedachten, cognities

    Voorval op bosklassen of nachtmerrie?

    Aanleg: angstige mama / perfectionistische (+ dwang) papa

    Eerste denkpiste als mogelijke verklaring voor slaapproblemen: angst

    o Door voorval?

    o Door aanleg mama en papa

    o Cognitie: ‘het is niet veilig alleen’

    Ook cognitie ‘ik moet perfect zijn’ stress innerlijke onrust slaapproblemen

    Gesloten persoon onvermogen emoties te uiten (hypothese)/beperkte emotieregulatie

    angst, onrust, psychosomatiek, piekeren

    Piekeren psychosomatiek, slaapproblemen

    Gesloten persoon weinig vrienden ongelukkige zijn depressieve symptomen

    (allemaal hypotheses)

    Slaapproblemen moe depressieve symptomen (weinig energie, weinig optimisme,

    weinig geloof in eigen mogelijkheden)

    Niet alleen durven zijn schaamte isolatie

    Inadequate coping ouders versterkt de slaapproblemen en niet alleen naar boven durven

    Pubertijd, ouders verwachten teveel autonomie moeite met teveel autonomie angstige

    hechting: mama dichtbij willen

    Gebrek aan vrienden ‘zich eenzaam voelen’ angstige hechting

  • Se

    ssie

    2

    48

    Erg intelligent perfectionisme

    Geen angstige persoonlijkheid (hypothese, beschermende factor) angst verminderen

    Als je verklaringen gaat zoeken: hier baseren ze zich een stuk op wat geweten is

    (wetenschappelijke verklaringsmodellen)

    o Stress en angstige aanleg zijn wetenschappelijk gelinkt aan slaapproblemen

    o Ook ouders die niet adequaat reageren: risicofactor om slaapproblemen te

    verhogen

    Als je een positieve factor hebt die je aan niks kan relateren, mag je die gewoon ergens links

    zetten (zo vergeet je hem niet, maar je zet beter geen pijl als je die niet kan verklaren)

    VIB: titel + naam en leeftijd

    HUISWERK

    To Do:

    o Zelf invullen vragenlijsten (achtergrondinformatie Minerva)

    o Notities Casus Eva bijhouden en meebrengen!

    To Read: H5 Onderzoeksfase

    VOLGENDE SESSIE

    Film Evan

    Onderzoeksfase

    o Soorten onderzoeksmethoden

    o Casus Eva: onderzoeksfase

  • Se

    ssie

    3

    49

    SESSIE 3

    VIB Eva

    Film Evan + aanzet VIB

    Reflectie op huiswerkopdracht

    Onderzoeksfase

    o Onderzoeksmethoden

    o Toepassing op casus Eva

    FILM EVAN

    Signs of safety: oplossingsgericht werken in situaties van kindermishandeling

    o Hebben een heel specifieke methodiek ontwikkeld voor hoe je met ouders gaat

    werken als er sprake is van verontrustende situaties, mishandeling of

    verwaarlozing, …

    o Samen met de ouders een veiligheidsplan opstellen: dit zijn de zaken waar wij ons

    zorgen overmaken, waar jullie je zorgen over maken, wat de krachten/sterktes zijn

    binnen het gezin, en dan gaan ze bepalen wat de doelen zijn binnen het gezin

    (wat moeten we veranderen zodat het hier terug veilig zou zijn?)

    Bv. waar kan het kind naartoe, wie wordt er gebeld?

    Het netwerk van het gezin wordt betrokken

    o Men werkt niet beschuldigend en veroordelen, maar men vertrekt vanuit de

    krachten van het gezin, …

    o Dit is een zeer goede manier om met dergelijke gezinnen te werken

    o (Veilig opgroeien (A; Turnell, S. Edwards), Als er niets aan de hand is (A. Turnell, S.

    Essex) )

    Geen klemtoon op vaststellen van de feiten

    Veiligheid staat centraal. Concretiseren in veiligheidsplan met ondersteuning en actief

    toezicht door een netwerk.

    Erken dat in elk gezin signalen van veiligheid aanwezig zijn.

    Doelgericht = focus op gewenste situatie

    Focus op krachten van het gezin

    Client is iemand om “mee” te werken en niet “aan” te werken

    Framework of Drie-kolommen-model: Waar zijn we bezorgd over? (zorgen),Wat gaat er goed?

    (krachten), Wat moet er gebeuren? (doelen)

    HUISWERK

    Casus rond gedragsproblemen

    Inoefenen van opstellen van (V)IB

    Gebruik je theoretische kennis (Handboek Klinische Ontwikkelingspsychologie, Prins en

    Braet)

  • Se

    ssie

    3

    50

    EVAN

    NABESPREKING

    Het is een interactieproblematiek!

    De ouders hebben ook hun bagage bepaalt mee hoe ze zijn, hoe ze reageren

    Gedrag is een ontwikkeling en wordt door heel veel zaken beïnvloed

    Als je met jongeren werkt, is het ook belangrijk om te weten waar je allemaal beroep op kan

    doen

    Als je zo’n jongere krijgt:

    o Jongere overtuigen om een gesprek te mogen hebben met de ouders

    o Iets doen = een teambeslissing (terugkoppelen naar het team waarin je werkt)

    o Je hebt ook jongeren die zeggen: “ik ga vanavond niet naar huis”

    Contact met ouders nodig

    Kijken wie de jongere nog in de omgeving heeft

    Wat er ook bestaat: ‘Crisisnetwerk’ gaat meestal aan huis om te kijken

    wat voor hulp er nodig is

    Heel vaak is het uit onmacht dat er geweld is thuis vaak (niet altijd) hebben ouders ook wel

    een hulpvraag

    Crisishulp, thuisbegeleiding, … is allemaal rechtstreeks toegankelijk geworden (voor

    toegangspoort)

    OOOC = na toegangspoort

    Verontrustende situatie (voor jongere of de ouders) met ouders besproken, maar geen

    medewerking M-document (‘document maatschappelijke noodzaak’): doorgestuurd naar

    dienst ondersteuningscel jeugd (?) beslissing: observerend dossier of interveniërend

    dossier (sociaal onderzoek: ‘wat is er aan de hand?’ advies m.b.t. welk soort hulp er nodig

    is)

    o Als de ondersteuningscel jeugd ook geen vrijwillige hulpverlening kan opstellen

    jeugdrechtbank

    Uithuisplaatsing als allerallerlaatste optie (meestal willen kinderen/jongeren zelf dit ook niet

    willen dat de situatie verandert, maar willen niet weg uit huis)

    Je moet ervoor opletten dat je ingrijpen niet nog een bijkomend trauma wordt!

    Onveilige hechting meenemen in VIB Evan! + opvoedingsstijl heeft ook directe link met

    emotieregulatie

    VIB: GEBRUIK JE THEORETISCHE ACHTERGROND

    Reactieve versus proactieve agressie

    Samenspel meerder factoren:

    o Kindkenmerken: behoefte aan spanning, verminderde gevoeligheid straf,

    negatieve emotionaliteit, geringe emotieregulatie

    o Wisselwerking met omgeving:

    Dwingende interacties (Patterson)

    Observationeel leren (gezin, leeftijdsgenoten)

    Afwijzing

  • Se

    ssie

    3

    51

    Sociaal informatieverwerkingsmodel:

    o Selectieve aandacht voor bedreiging (reactieve agressie)

    o Beperkter repertoire van sociale reacties (proactieve agressie)

    Pathways van Loeber

    Transactioneel model van Patterson

    Wisselwerking: het een versterkt het ander

  • Se

    ssie

    3

    52

    ONDERZOEKSFASE: DE THERAPEUTISCHE WAARDE VAN EEN DIAGNOSTISCH

    TRAJECT MET METINGEN

    EEN HANDELINGSGERICHTE ONDERZOEKSFASE

    Doel: het toetsen van hypotheses en het beantwoorden van de onderzoeksvragen

    Eindproduct: een verslag waarin de onderzoeksvragen één voor één zijn beantwoord

    Onderzoek: vragenlijsten, tests, maar ook extra gesprekken, diagnostische interviews,

    gerichte observaties, observatie-opdrachten

    verschillende inf