Quercus, oak

Embed Size (px)

DESCRIPTION

oak tree information

Citation preview

  • 23 november 2006

    24A uin&LandschapTuin&Landschap

    uercus

  • 2 Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006

    Voorwoord

    Tuin&Landschap is een twee -wekelijkse uitgave van de Stichting Vakinformatie Sier- gewassen en Reed Business Information.ISSNnummer 016 533 50.

    Schipholweg 1 Postbus 9324, 2300 PH Leiden.Secretariaat (geen abonnementen): Linda Laman en Alice HoogenboomT (071) 565 96 78F (071) 565 96 66 E [email protected].

    AbonnementenInlichtingen en wijzigingen: T (0314) 35 83 58 F (0314) 35 81 61I www.reedbusiness.nl E [email protected].

    Wendy BakkerHoofdredacteur(071) 565 96 [email protected]

    Ton StolkVakredacteur(071) 565 96 [email protected]

    Angelique BosmanBureauredacteur(071) 565 96 [email protected]

    Gerrie van AdrichemVormgever(071) 565 96 [email protected]

    Abonnementsprijs per jaar 174,95 (incl. 6% BTW). Studenten en scholieren 122,45 (30% korting). Los nummer en abonnement in het buitenland krijgen een kleine toeslag voor extra portokosten.

    Opzegging schriftelijk minimaal 4 weken voor verval datum, te sturen aan Reed Business Information, t.a.v. Klanten administratie Postbus 4, 7000 ba Doetinchem.Uw opgegeven gegevens kunnen worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbie-dingen door Reed Business Informa-tion en speciaal geselecteerde bedrij-ven. Indien u hier tegen bezwaar heeft, stuurt u een briefje naar

    Reed Business Information t.a.v. Adresregistratie, Postbus 808, 7000 AV Doetinchem.Voor inhoudelijke vragen en opmer-kingen en voor vragen aan externe auteurs kunt u contact opnemen met de redactie.

    ExploitatieReed Business InformationPostbus 16500 2500 BM Den Haag T (070) 441 56 90Uitgever: Geert van Oosterhout.

    AdvertentiesF (070) 441 56 91Marc Klumper (commercieel manager) T (070) 441 50 62Dhierinder Ramcharan (account manager) T 06 105 599 38 Arjan Bakker (account manager) T 06 295 856 12Les Weijenborg (verkoop) T 06 105 599 38Michael Schrder (verkoop) T (070) 441 56 42.

    Marketing manager abonnementenJaap Smit, T (070) 441 56 48.

    Druk: Senefelder Misset BV Doetinchem.

    Reed Business Information, 2005Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvou-digd, opgeslagen in een geautomati-seerd gegevensbestand of openbaar ge-maakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopien, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande toestem-ming van de uitgever. Algemene voorwaarden: op alle aan-biedingen, offertes en overeenkomsten van Reed Business Information zijn van toepassing de voorwaarden, welke zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam. Uitgever en auteurs verklaren dat dit blad op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld, evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aan-vaarden dan ook geen enkele aanspra-kelijkheid voor schade, van welke aard ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op bedoelde informatie. Lezers wordt met nadruk aangeraden deze informatie niet gesoleerd te gebruiken, maar af te gaan op hun professionele kennis en ervaring en de te gebruiken informatie te controleren.

    Colofon

    Inlandser dan inlands is de zomereik. Niet voor niets wordt hij de Hollandse eik genoemd. Maar waarom Hollands? Met net zo veel recht heet hij de Europese, Keltische of Germaanse eik, of-schoon die laatste aanduiding wellicht negatieve associaties oproept. Het verspreidingsgebied van de zomereik beperkt zich niet tot Nederland, het strekt zich uit over heel Europa. Op onze cultuur-historie heeft de zomereik een belangrijk stempel gedrukt. Bert Maes schetst hiervan een beeld en laat zien wat hiervan nog terug te vinden is. Met alleen aandacht voor de zomereik doen we het plantengeslacht Quercus als geheel tekort. Rond de zeshonderd, merendeels bladverliezende soorten zijn er, met Noord-Amerika als centrum in het verspreidingsgebied. Hiervan zijn enkele tientallen soorten in Nederland bruikbaar en dan vooral in het stedelijk gebied. Ruime toepassing is slechts voor een handvol soorten weggelegd. Jammer, want er zitten interessante soorten tus-sen en diversiteit beperkt de kans op ziekten en aantastingen.

    Wie eiken vanwege hun sierwaarde wil toepassen, kan op verschillende aspecten letten. Zo is een klein aantal soorten wintergroen. De bloei is be-scheiden, alleen de mannelijke katjes vallen op. De verscheidenheid aan vormen van de eikels is vermoedelijk alleen iets voor sterk genteresseer-den; de gemiddelde Nederlander ervaart afgeval-len eikels als rommel op straat. Daar staat tegen-over dat de herfstkleuren van met name Noord-Amerikaanse soorten een waar kleurenfestijn zijn in alle nuances rood. Overigens is het besproken sortiment allesbe-halve volledig. Naast enkele overbekende soorten zijn ook weinig toegepaste soorten beschreven. Dit aantal had zeker ruimer mogen zijn. Knelpunt was de fotografie. Een zoektocht naar in steden toegepaste soorten leverde geen fotografeerbare bomen op. Om dezelfde reden is ook een aantal nieuwigheden van boomkwekers niet opgeno-men. Daarom het advies: bezoek zelf eens laan-boomkwekers en laat u informeren over het reste-rende eikensortiment.

  • Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 3

    Inhoud

    4 Twee inheemse eiken: hun herkomst, hun toekomst

    Na de ijstijden zijn zomer- en wintereik weer in West-Europa teruggekeerd. Hun toekomst worden bepaald door bedreigin-gen en hiertegen te nemen be-schermende maatregelen.

    6 Inheemse eiken: waar vinden we ze?

    Jaren van intensief veldonder-zoek heeft de verspreiding van zomer- en wintereik in Neder-land in kaart gebracht.

    8 Zomereik ecolo- gische drager van levensgemeenschappen

    De titel koning van het Neder-landse bos ontleent de eik niet alleen aan zijn afmetingen. Hij behoort ook in ecologisch op-zicht tot de absolute top.

    10 Eik kenmerkend voor cultuurhistorie Nederland

    De eik is niet alleen een boom die waardevol hout levert. In het verleden waren er ook allerlei nuttige bijproducten en vervulde hij als heilige boom een belang-rijke rol in het leven.

    12 Ziekten en aantastingen in eik

    Insecten en schimmels leven niet alleen op maar ook ten koste van bomen. Een overzicht van de meest voorkomende en bedreigende plagen en aantas-tingen in eiken.

    16 Vermeerdering van eiken

    Saaien en enten. Dat zijn ook bij eiken de vermeerderingstechnie-ken. Beide technieken hebben zo hun beperkingen.

    18Meerstammige bomen een bewuste keuze

    Van een laanboom gaan er dertien in een dozijn. Op een bijzondere plaats willen ontwer-pers daarom graag iets afwij-kends, bijvoorbeeld een meer-stammige karakterboom.

    20 Eikensortiment

    Van bekend tot onbekend. De twaalf eikensoorten in dit over-zicht zijn slechts een bescheiden greep uit het veel grotere aantal, in Nederland toepasbare soorten.

  • Twee inheemse eiken: hun herkomst, hun toekomst

    Naar het voorkomen van autochtone boom- en struiksoorten zijn de afgelopen vijftien jaar veel veldstudies verricht. Ook de inheemse eiken zijn, in combinatie met genetisch onderzoek, bestudeerd. Het resultaat is dat er over hun oorspronkelijke areaal veel kan worden gezegd. Omdat er al zo lang en zo veel is aangeplant, richt het zoeken zich vooral op nog bestaande oude bos-kernen. Dit betekent haast altijd een bovenmatige belangstelling voor plaat-sen met eikenhakhout.

    Het natuurlijke areaal van de inheem-se eiken de zomereik en de wintereik omvat Midden-, West- en Zuid-Europa. Het verspreidingsgebied van de zomereik is het grootst. Naar het noorden komt de zomereik tot in Scandinavi voor en naar

    tereiken in Europa afstammelingen zijn van Zuid-Europese bronpopulaties. De nakomelingen van de Italiaanse lijn ko-men vooral voor in Oost-Nederland, die van de Spaanse lijn vooral in West- en Midden-Nederland. Niet helemaal uitge-sloten is een derde lijn vanuit de Balkan.

    Spectaculair is dat met het dna-on-derzoek die migratielijnen tot vandaag zijn te traceren bij autochtone eiken van oude boskernen en houtkanten. De migratielijnen zijn ook in onze buur-landen en in andere Europese landen vastgesteld. Het is niet waarschijnlijk dat de migratie door de mens is ver-oorzaakt. De eiken waren er immers al duizenden jaren voordat de eerste neolithische landbouwers in Limburg de grens overstaken. Ongetwijfeld hebben rivieren en vooral ook vogels een actieve rol gespeeld in de verspreiding. Van de Vlaamse gaai is bekend dat deze eikels in grote aantallen tot meer dan 500 m van de moederboom verstopt.

    Weinig bedreigingenHet ziet er naar uit dat onze eiken nog een lange periode voor de boeg hebben. Weliswaar komen geregeld plagen voor als eikenprachtkever en meeldauw, maar die vormen geen echte bedreigingen, al kunnen ze voor bosbouwers tamelijk lastig zijn.

    Plaatselijk kan de eik het loodje leggen door concurrentie van schaduwverdra-gende boomsoorten, met name de beuk. Overigens verscheen de beuk in de Lage Landen pas 6.000 jaar na de eik. Een samengaan met de beuk is op den duur voor de lichtminnende eik niet mogelijk. Een oplossing kan zijn om de beuk regel-matig flink te dunnen, of als hakhout te behandelen. Als hakhout draagt de beuk

    geen vruchten en kan hij zich dus ook niet uitzaaien.

    De inheemse eiken komen door opslag van beuk, Amerikaanse eik, grove den en douglas in de verdrukking. Op den duur leggen eiken zelfs het loodje. Maar ook door begrazing, beschaduwing of een dik bladhumuspakket krijgt verjonging vaak geen kans.

    Op verschillende plaatsen in ons land is door eigenaren van oude eikenbos-sen het hakhoutbeheer weer opgepakt. Sommige provincies geven subsidie voor actief hakhoutbeheer. Een aanzienlijk beheerprobleem is dat reen het fris uitgelopen blad van de gehakte eiken-stoven intensief begrazen. De stoven sterven daardoor vaak af. Een tijdelijke afrastering is een oplossing die veelal te kostbaar is of niet in de terreindoelstel-lingen past. Het probleem is niet nieuw. In vroeger eeuwen moesten rasters, houtwallen en veedriften het vee buiten de hakhoutpercelen houden.

    Grote veerkrachtBij een niet ondenkbare verdere opwar-ming van onze planeet kunnen autoch-tone eiken een belangrijke rol spelen. Een breed genetisch spectrum is dan immers geboden. Diverse autochtone eikenpopulaties in de Noord-Brabantse stuifzanden en op de Veluwe en zelfs in-dividuele boomstoven hebben zowel de warme vijftiende eeuw als de kleine ijs-tijd van de zeventiende eeuw doorstaan. Hieruit blijkt hun grote veerkracht bij klimaatsveranderingen, gevormd door de lange natuurlijke genetische selectie.

    Onder invloed van de, tot voor kort intensieve, exploitatie is de natuurlijke ondergroei in onze eikenbossen min of meer verdwenen. Introducties van

    Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 5

    Tekst en beeld Bert Maes

    het oosten loopt de verspreiding tot de Oeral en tot in West-Azi.

    Herkomst van de eikenUit stuifmeel- of pollenonderzoek in de bodem is duidelijk geworden dat na de laatste ijstijd de eik zon 10.000 jaar ge-leden in onze contreien is verschenen. Gezien zijn grotere verspreidingsareaal en zijn breder ecologische spectrum is het waarschijnlijk dat de zomereik als eerste arriveerde.

    Recent dna-onderzoek heeft aange-toond dat onze autochtone eiken afkom-stig zijn van ijstijdrefugia op het Iberisch Schiereiland en in Itali. De migratielij-nen raken elkaar ergens op de Veluwe. Aangetoond is dat alle zomer- en win-

    In Nederland komen twee inheemse eikensoorten voor: de zomereik en de wintereik. Na de laatste ijstijd zijn die vanuit Zuid-Europa hier terug-gekeerd. Vermoedelijk hebben ze nog een lang bestaan voor zich, gezien hun veerkracht. Toch zijn er ook allerlei bedrei-gingen.

    Tuin&Landschap [ 24-thema ] 20064

    autochtoon plantmateriaal van bij-voorbeeld winterlinde, wilde lijsterbes, haagbeuk en wilde appel kunnen een meer natuurlijk beeld opleveren van de eikenbossen. Ze dragen bij aan verbete-ring van het bosmilieu, in het bijzonder de bodem en humuskwaliteit.

    Behoud van waardenBij het beheer en behoud van belangrijke groeiplaatsen van zomer- en wintereik gaat het om hoge ecologische en cultuur-historische waarden en hun betekenis als genenbron. Op de meeste plaatsen lopen individuele autochtone eiken zelf geen gevaar. Wel verdwijnen er ieder jaar nog enkele van de eeuwenoude bosker-nen en houtkanten. Op andere plaatsen hebben eiken te lijden van verlaging of juist verhoging van de grondwaterstand.

    Het zou goed zijn als de locaties met oude eikenboskernen letterlijk meer zichtbaar worden gemaakt. Ze vormen nog altijd een levend en waardevol erf-goed.

    Migratieroutes van de eik na de ijstijden.

    Eikenwal met schapen op de Utrechtse Heuvelrug

    Spaartelg Loonse en Drunense Duinen Loonse en Drunense Duinen

    Spaanse lijn

    Italiaanse lijn

    Balkanlijn

  • Inheemse eiken: waar vinden we ze?

    geplant zijn: Hongaarse eik (Q. frainetto), moseik (Q. cerris), moeraseik (Q. palustris) en Amerikaanse eik (Q. rubra). Hiervan speelde de Amerikaanse eik tot circa 1950 een belangrijke rol in de bosbouw.

    Soorten herkennenEvenals beuk en tamme kastanje maakt de eik deel uit van de familie van de napjesdragers (Fagaceae). Zoals de naam aangeeft, onderscheidt deze familie zich doordat de vrouwelijke bloemen aan de voet uitgroeien tot napjes. Bij de eiken is er per bloem een napje, bij de beuk is dat een napje per bloeiwijze. Zoals bij alle windbestuivers hangen bij eiken de meeldraden ver uit de bloem, terwijl de stijlen dicht bij de bloemsteel blijven. Zomereik- en wintereiksoorten bloeien in april-mei, waarbij de wintereik meest-al net iets later is.

    Het verschil tussen wintereik en zomereik is vooral te zien aan de eikels en bloemen. Bij de wintereik zitten ze dicht op elkaar in een bladoksel, bij de zomereik zijn ze juist lang gesteeld. Het omgekeerde is het geval bij de bladeren. Deze zijn bij de wintereik juist lang ge-steeld, terwijl het blad bij de zomereik zittend tot zeer kortgesteeld is. Daarbij zijn de wintereikbladeren veel regelma-tiger gelobd, meestal glanzend groen en met een meer of minder wigvormige bladvoet. De bladvoet van de zomereik heeft juist opvallende gelobde oren met omgebogen randjes. Bladeren van wintereik hebben op de onderzijde twee soorten haren, stervormige en enkel-voudige. De sterharen zitten dicht over de hele bladonderzijde, maar zijn alleen

    met een loep goed te zien. De bladeren van de zomereik zijn kaal of dragen en-kelvoudige haren langs de hoofdnerf.

    Ook aan de schorsstructuur is het verschil tussen beide soorten zichtbaar. Wintereiken hebben een veel regelma-tiger schorspatroon dan zomereiken. De bastaardeik is intermediair wat betreft alle hiervoor noemde kenmerken.

    Eiken zijn laatbloeiers: ze dragen pas na een jaar of dertig tot veertig hun eerste bloemen. Rond hun honderdste levensjaar zijn ze het productiefst. Even-als beuken hebben eiken de gewoonte eens in de paar jaar erg overdadig te bloeien en vrucht te dragen: het zoge-heten mastjaar. Het optreden van een mastjaar wordt bepaald door de weers-omstandigheden. Daar staat tegenover dat vorst in het voorjaar de vruchtvor-ming bijna geheel kan belemmeren.

    VerspreidingsgebiedIn Nederland vinden we de grootste eikenpopulaties op de Veluwse stuwwal. De Veluwe herbergt nog enige duizenden hectaren (voormalig) hakhout van zowel winter- als zomereik. Menig eikenbos heeft juist door eeuwenlang hakhout- beheer kunnen overleven en zijn dan ook vaak van hoge ouderdom.

    Oudere individuele hakhoutstoven kunnen bovendien een aanzienlijke om-vang bereiken. Er zijn gevallen bekend met een omtrek van meer dan 20 m en een leeftijd van vermoedelijk meer dan achthonderd jaar. Mogelijk zijn dat de oudste nog levende individuen van eiken in Europa. Met dna-onderzoek is vast-gesteld dat dergelijke stammenclusters ook inderdaad genetisch n individu zijn. Ronduit indrukwekkend zijn de eikenhakhoutstoven van meer dan 30 m omtrek in het natuurgebied Maanscho-ten op de Veluwe (bij Kootwijk). Behalve door hakhoutbeheer kunnen boom-clusters ook ontstaan door bijvoorbeeld (wild)vraat en instuiving van zand.

    Onlangs zijn dergelijke reuzen ook aangetroffen in de Loonse en Drunense Duinen. In feite zijn deze eikenhak- houtbossen de grootste bewaard ge-bleven, oude bosrestanten in ons land. Belangrijk is dat met het eeuwenlange hakhoutbeheer het oorspronkelijke genenmateriaal van de eiken bewaard is

    Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 7

    Tekst en beeld Bert Maes

    Over heel Nederland bekeken is de zomereik een veel algemenere boom dan de wintereik: respectievelijk Quercus robur en Quercus petraea. Toch blijkt lokaal de wintereik een algemene boom, zoals op de Veluwe. Op plaatsen waar beide soorten naast elkaar voorko-men, groeit niet zelden de bastaardeik, Quercus rosasea, het product uit hybridi-sering van beide soorten.

    Een soort die net niet als inheems mag worden aangemerkt is de donzige eik: Quercus pubescens. Deze soort heeft Ne-derland langs natuurlijke weg niet weten te bereiken, in noordelijke richting is hij niet verder gekomen dan Walloni. In tuinen en parken doet de soort het even-wel bijzonder goed.

    Ook andere soorten van buiten de Lage Landen zien we geregeld als sier-boom of laanboom aangeplant. Veel aan-

    Vooral de zomereik wordt veelvuldig aangeplant in stede-lijke en landschappelijke beplanting. Hoe zien die inheemse soorten eruit en waar vinden we oude, als autochtoon aan te merken eikenbeplantingen?

    Tuin&Landschap [ 24-thema ] 20066

    gebleven, uit oogpunt van genenbehoud en biodiversiteit een bijzonder waardevol gegeven.

    Andere grote eikengroeiplaatsen zijn te vinden op de Utrechtse Heuvelrug met fraaie populaties bij Leusden en Rhenen en op de stuwwallen bij Nij-megen en Montferland. Bij Rhenen op de Utrechtse Heuvelrug heeft het eikenhak-hout de vorm van lage knotboompjes. Vermoedelijk werden ze hoger gehakt om vraat van schapen te voorkomen. Dergelijke lage knoteiken zijn ook te vinden in de Gelderse Vallei bij Barneveld (natuurgebied Klein Bylaer) en in het Na-tionaal Park Het Groene Woud (natuur-gebied De Mortelen en omgeving tussen Boxtel, Best en Oirschot).

    De eerste overstoven en soms later weer uitgestoven zomereiken in de Loon-se en Drunense Duinen bij Giersbergen hebben vaak bizarre vormen aangeno-men. Verder staan er op de randen van enkele Drentse essen nog eikenstrubben, onder andere bij Zeyen en Schipborg, en kent Twente oude eikenstoven rond de Tankenberg bij Oldenzaal. In Limburg behoren de natuurgebieden Meinweg bij Roermond en Zeldersche Driessen bij Gennep tot de mooiste eikengroeiplaat-sen van onder meer ook wintereiken. En in het kustduingebied zijn oude groeiplaatsen met fraaie hakhoutbossen teruggevonden in het duingebied van Meijendel in Wassenaar, het Uilenbos en de Bosjes van Poot in Den Haag en in de duinen bij Domburg in Zeeland. In Dom-burg gaat het om heel karakteristieke, lage, struikvormige eikenstruwelen.

    Opgaand bosDe Achterhoek, en dan vooral rond Win-terswijk, vormt een uitzondering op het gegeven dat autochtone eiken gebonden zijn aan hakhout. Hier komen op enkele middeleeuwse landgoederen, met name in de omgeving van t Woold, nog bos-sen voor met autochtone, opgaande zomer- en wintereiken. Vergelijkbaar is het Edese bos op de rand van de Veluwe.

    Overigens ontbreken wintereiken in de provincies Zeeland, Noord-Brabant, Groningen, Friesland en Zuid-Holland. In de provincies Drenthe en Noord-Holland komt de wintereik slechts sporadisch voor. Mannelijke eikenkatjes Wintereik ZomereikWintereik Zomereik

    Grillig gevormde zomereiken in de Loonse en Drunense Duinen.

  • Zomereik ecologische drager van levensgemeenschappen

    boom en in de strooisellaag overwinte-ren. Dat zijn voor een groot deel insecten die op de eik zijn opgegroeid. Door de grote hoeveelheid blad zijn er veel in-secten en gallen aanwezig die weer als voedsel dienen voor andere dieren. De tonnen biomassa van eik leveren dus kilos voedzame insecten voor tiental-len soorten dieren. En dan zijn er nog de vele soorten schimmels en paddenstoe-len die op en om de eik leven.

    Eik als bouwmeesterIn de opbouw van natuurlijk Nederlands bos speelt de zomereik een hoofdrol. In de spontane bosontwikkeling komt hij vroeg en blijft hij heel lang. Omdat de kronen van eiken vrij veel licht door-laten, levert dat veel ondergroei van bosplanten en struiken. Op hun beurt bieden die weer kansen aan veel soorten insecten en vogels. Zij leven van de ge-wassen in de ondergroei of gebruiken de ondergroei als nestgelegenheid.

    Bosrank en klimop kunnen in de lichtdoorlatende eiken omhoog groeien en lang blijven voortbestaan als epify-tische levensvorm. Zij leveren voedsel en schuilgelegenheid aan weer andere dieren. De totale biodiversiteit van de gemeenschap eikenbos is door de goed ontwikkelde interne structuur veel groter dan in schaduwrijkere bossen.

    Eik als variabel elementDe zomereik is erg variabel in erfelijke kenmerken en in uiterlijke verschijnings-vorm. Daarnaast leeft hij bij voorkeur op voedselrijke en vochthoudende bodems. Op droge en voedselarme zandgronden komen andere erfelijke typen voor dan op voedselrijke grond.

    In de zandgebieden komen sterk vertak-kende en vrij laag blijvende typen voor. Gaaien planten er eikels in heiden, gras-landen en in de zoom van het bos. De overlevende zaailingen van de zomereik gaan via een struikachtige jeugdvorm over in echte boomvormen. Zij blijven lang als struikvorm aanwezig, gemengd met echte struiken en omgeven door een zoomvegetatie van kruiden en gras. De langzame boomgroei levert uiteindelijk een bos met grillige bomen.

    Jonge zomereiken in de open struweel-fase en in bosranden huisvesten weer heel andere dieren dan bomen midden in het bos. Er wonen dagvlinders als ei-kenpage en diverse soorten sprinkhanen. Glanzende houtmieren nestelen graag aan de voet van een zonnig geplaatste eik en leven van bladluizen in de kroon.

    De strooisellaag van langzaam verte-rend eikenblad is een ideale overwinte-ringsplek voor allerlei ongewervelde die-ren. Ook een deel van de insecten die in of van struiken en kruiden naast de eik bestaan, overwinteren beter in dit blad-strooisel dan in de kruidenvegetatie zelf.

    Opmerkelijk is dat eiken in voedsel-rijke bossen rechter zijn en sneller tot boom uitgroeien dan op arme zand-grond. Dat verschil is erfelijk vastgelegd. Ook herbergt een voedselrijk bos een an-dere bodemfauna en een andere bevol-king van roofinsecten in de boomkronen.

    In de aftakelingsfase van eiken komen paddenstoelen die hout afbreken en weer andere insecten tot ontwikkeling. In de holten van oude bomen kunnen vleermuizen, vogels en zoogdieren wo-nen. Het dode hout is nog tientallen ja-ren voedsel voor paddenstoelen en een leefwereld voor mossen, varens en bos-planten. Tijdens zijn lange leven kan n eik dus in meerdere biotooptypen leven

    Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 9

    Tekst Dik Vonk / Beeld Ton Stolk en Dik Vonk

    De zomereik is een veelzijdige boom. Als gevolg wordt hij op veel manie-ren en in sterk uiteenlopende situaties toegepast. Maar van oorsprong is de eik een bosboom die op ten minste drie manieren de titel koning van het bos verdient. Zo zijn veel soorten dieren voor hun voedsel direct of indirect afhankelijk van deze boom. Andere dieren zijn niet strikt gebonden aan de eik, maar maken er wel dankbaar gebruik van.

    Het tweede aspect is zijn hoofdrol in de opbouw van het Nederlandse bos. Het derde punt draait om de grote, erfelijke variatie binnen de soort. Daardoor is er een grote diversiteit in de uiterlijke vor-men en kan de boom ook in een grote variatie aan biotopen leven. En steeds biedt hij voedsel en leefruimte aan weer andere soorten dieren en paddenstoelen.

    Eik als voedselbronHonderden soorten insecten bestaan als sapzuiger en bladeter op de eik. Alleen al meer dan veertig soorten galwespen zijn aan de eik gebonden. Verder zijn er rup-sen van vele soorten nachtvlinders, maar ook bladluizen, dwergcicaden, mijten en houtetende insecten op de eik aange-wezen. In totaal gaat het om meer dan vierhonderd soorten. Veel roofinsecten, mijten en spinnen leven vervolgens van de vegetarische insecten en van elkaar.

    Een belangrijk deel van de insecten-etende vogels in het bos bestaat even-eens indirect van de eik. De voortplan-ting van bijvoorbeeld koolmezen is in principe afgestemd op de voorjaarsrup-sen die van de eik leven. In de herfst zijn de eikels het stapelvoedsel voor onder meer varken, eekhoorn, gaai en houtduif.

    s Winters eten insectenetende vogels en zoogdieren de insecten die op de

    De zomereik wordt wel de koning van het Nederlandse bos genoemd. Dat is niet zo vreemd: hij kent de meeste ecologische relaties, is veelvormig, groeit in diverse biotopen en bereikt een enorm volume. In de stad ver-dient de ecologische betekenis van de zomereik wel enige nuancering. De wintereik is veel zeldzamer en beperkt zich tot de echte bossen. Daar speelt hij vrijwel dezelfde rol als de zomereik.

    Tuin&Landschap [ 24-thema ] 20068

    en relaties hebben met steeds andere, elkaar opvolgende soorten gebruikers.

    Eik in de stadHoe hoog de zomereik ook op de ecologi-sche ladder staat, in de stedelijke situatie is hij relatief arm aan soorten gebruikers. Inheemse pionierbomen als wilg, zwarte els en berk brengen relatief een groter deel van hun gebruikers mee. Maar de eik is in ecologisch opzicht als duurzame boomsoort in het stedelijk groen enigs-zins misplaatst. In de dynamische stede-lijke omgeving krijgt hij niet de kans om oud te worden en mankeert het typische bosbiotoop met bosbodem, strooisellaag, bosmicroklimaat en rust die bosdieren nodig hebben. Als bewoner van open struweel en bosrand mist de jonge eik in stedelijk groen zijn kroon vanaf het maaiveld, de aangrenzende zoomvege-tatie en de uitgegroeide struiken op in-sectenloopafstand. In grotere parken met een gevarieerde begroeiing en een uitge-groeide kruidlaag, levert de zomereik een eigen bijdrage aan de soortenrijkdom.

    De overige eiksoortenDe ecologische waarde van alle andere soorten eik is in Nederland beperkt. Deze uitheemse soorten zijn zonder hun gebruikers ingevoerd en zeer weinig Ne-derlandse dieren bestaan op of van een uitheemse eikensoort. Hoe fraai ook, ze zijn nauwelijks van ecologische beteke-nis. In een opstand van Amerikaanse eik is de dichtheid van dieren erg laag. Ook het bodemleven is er arm door de extra langzame vertering van het dorre blad. Hun ecologische waarde is dus feitelijk negatief door de relatieve armoede in de ruimten die zij innemen.

    De Friederikeneiche is de oudste en dikste (7,8 m stamomtrek) eik in het oerbos Hasbruch bij Oldenburch, Duitsland.

    Boomsprinkhaan Meconema thalassinum

    Aardappelgallen zijn vergroeide bladknoppen.

    Lensgalletjes van Neuroterus quercusbaccarum.

    Slakrups Apoda limacodes Knoppergallen op eikels van de gal-wesp Andricus quercuscalicis.

  • Eik kenmerkend voor cultuurhistorie Nederland

    De eik is voor de mensen in de Lage Landen altijd een van de waardevol-ste bomen geweest. Het hout heeft een bijzonder goede kwaliteit en is vergelijk-baar met menig tropische hardhoutsoort. Maar niet alleen het hout, bijna alle bijproducten van de eik: vruchten, hout, bast, schors, bladeren en zelfs bladgallen, zijn bruikbaar voor de meest uiteenlo-pende doelen.

    Al vanaf de prehistorie tot in de mid-deleeuwen voldeed de eik in een groot deel van de levensbehoeften van de mensen. Dat is de reden dat de mens door de tijd heen een goede bondgenoot

    tempeltje van eikenhout aangetrof-fen midden in het veen. Het dateert uit de bronstijd. Uit de late ijzertijd is de grootste concentratie eikels uit n vind-plaats bekend: circa 20.000 stuks in een opslagkuil in Amersfoort. Eikels bevatten namelijk een grote hoeveelheid zetmeel en dienden daarom als voedselbron. Het giftige looizuur (of tannine) werd eruit verwijderd door middel van roosteren.

    Langs de Oude Rijn, de grens van het door de Romeinen bezette gebied in de Lage Landen, zijn op verscheidene locaties restanten van een Romeinse militaire weg aangetroffen. Deze weg, opgebouwd uit eikenhout, stamt uit de eerste helft van de tweede eeuw van onze jaartelling.

    EikenhakhoutbosWanneer jonge eikenplanten, van zowel de zomer- als de wintereik, in regelmatig verband worden geplant en ongeveer om de zeven tot twaalf jaar worden ge-hakt ontstaat er een eikenhakhoutbos. Telkens lopen de gehakte eiken met meerdere stammetjes uit die dan weer na circa tien jaar worden afgehakt. Deze eikenhakhoutbossen leverden gedurende vele eeuwen een constante hoeveelheid hout en schors.

    Licht hakhout werd bijvoorbeeld ge-bruikt voor het stoken van bakkersovens of voor de houtskoolwinning. De schors was voor het looien van leer een waarde-volle grondstof. Dit gebruik is tot nu toe bekend vanaf de twaalfde of dertiende eeuw blijkens een opgraving in de pro-vincie Groningen. Maar waarschijnlijk is het gebruik veel ouder en stamt het uit de ijzertijd. Uit opgravingen in Sleeswijk-Holstein is gebleken dat eikenbast is

    gebruikt voor de fabricage van visnetten. Die netten dateren uit de tiende eeuw.

    Houtskool van eik, maar ook van an-dere boomsoorten, is een belangrijk be-standdeel van buskruit. Deze uitvinding van de Chinezen kwam in de dertiende eeuw naar Europa. In zekere zin waren de uitgestrekte bossen van de Veluwe, en ook die rond grote steden als Parijs, belangrijke leveranciers van grondstoffen voor de oorlogsvoering. Het gebruik van houtskool voor het smelten en bewerken van ijzer was al veel langer bekend.

    Door de komst van goedkopere, ver-vangende looistoffen rond 1880 stortte de markt van eikenlooistof in. De hak-houtteelt was niet langer rendabel. Ook verloor eikenhout toen als brandstof zijn betekenis door de komst van steenkool uit de Limburgse mijnen. De boseigena-ren lieten vervolgens op iedere stoof n goede telg staan. Deze mocht doorgroei-en tot zwaar timmerhout.

    Bovendien kwam na 1907 de eiken-meeldauw naar voren. Na de langste dag tast deze van oorsprong Noord-Ameri-kaanse schimmel het Sint-Janslot aan bij vooral warm, vochtig weer na een peri-ode van warm en droog weer. De schade blijft meestal beperkt tot een stagnatie in de groei in dat jaar.

    Met de toenemende import van goed-koop tropisch hardhout verliest het veel duurdere eikenhout nu opnieuw terrein.

    MythologieAl in het verre verleden werd de eik door de oude Grieken, Noren en Kelten vereerd als een heilige boom. In ons land zou die verering zelfs terug kunnen gaan tot de bronstijd, want in grafheuvels vin-den we bijlstelen van eikenhout, terwijl

    Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 11

    Tekst Herman Ludwig en Bert Maes Beeld Bert Maes, Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek en Drents Museum

    was. De eik werd daarom vaak bevoor-deeld, al kwam roofbouw ook voor. Ar-cheologen hebben namelijk vastgesteld dat kleine groeiplaatsen van de eik in het rivierengebied in de prehistorie vol-ledig werden gekapt. Archeobotanist Bert Groenewoudt stelde onlangs in de Graaf-schap vast dat voor de productie van houtskool in de vroege middeleeuwen eikenbos op grote schaal is gekapt dat nooit meer terugkwam.

    Eikenhout werd eigenlijk overal voor gebruikt: bij de bouw van woningen, schuren en niet te vergeten de scheeps-bouw waarvoor onvoorstelbaar veel eiken geveld zijn. De schepen waarmee De Ruyter en Tromp de oorlog ingingen vroegen om enorm veel hout dat in de zeventiende eeuw al lang niet meer in ons land was te vinden. Het werd ge-importeerd uit Duitsland, Frankrijk en de Oostzeelanden, aangevoerd op reus-achtige vlotten en meestal in Dordrecht verhandeld. Het dunnere hout werd gebruikt als brandstof en pas veel later vervangen door turf.

    Kunst uit prehistorieHet waarschijnlijk oudst bekende kunst-object uit Nederland, een eikenhouten beeldje uit de veenbodem van Willem-stad, stamt uit de prehistorie. De ouder-dom van dit Mannetje van Willemstad, dat overigens eerder een vrouwenfiguur voorstelt, is vastgesteld op circa 7.300 jaar. De oudst gevonden wielen in ons land, en in heel Europa, stammen uit het eind van de jonge steentijd. Ze zijn zon-der uitzondering uit n stuk gemaakt, en vrijwel alle van eikenhout.

    Bij Bargeroosterveld in Drenthe is in de jaren vijftig van de vorige eeuw een

    Nederland kent verschillende inheemse boomsoorten. Geen ervan is zo veelvuldig gebruikt en gexploiteerd als de twee inheemse soorten eiken. Een deel van de Nederlandse ge-schiedenis zou wellicht anders zijn verlopen als de eik hier niet had bestaan.

    Tuin&Landschap [ 24-thema ] 200610

    in nederzettingen vrijwel altijd essen-hout of andere geschikte houtsoorten worden aangetroffen.

    Dat juist de eik in vele mythen en sagen figureert is natuurlijk niet echt verwonderlijk. Oude, omvangrijke eiken die overigens meestal niet zo oud zijn als menigeen denkt maken een over-weldigende indruk. Over het algemeen worden eiken in bosverband als opgaan-de boom niet ouder dan drie vierhon-derd jaar. Toch staan er nog eiken in En-geland en Duitsland waarvan de leeftijd op aannemelijke gronden op meer dan achthonderd jaar wordt geschat.

    Nut en schoonheidNut ging in het verleden ook vaak samen met verfraaiing. Eiken waren vanouds als laan- en parkbomen gewild. Zo zijn op Het Loo prachtige en imposante laange-deelten uit de achttiende eeuw bewaard gebleven. Vooral vanaf de negentiende eeuw worden ook verschillende andere eikensoorten en cultuurvariteiten toe-gepast, soms vanwege de fraaie herfst-kleuren of kroonvormen.

    In de eerste helft van de negentiende eeuw werden onder Koning Willem I eiken geplant langs nieuwe kanalen, rijksstraatwegen en ontginningswegen. Nog steeds zijn die eiken op allerlei plaatsen te zien, zoals langs het Apel-doorns Kanaal, verscheidene rijksstraat-wegen en in de Mariapeel. Vanwege hun kwaliteit staan sommige van die oude rijkswegbeplantingen op de Rassenlijst.In park de Worp in Deventer, het oudste nog bestaande openbare park in Neder-land, staan nog enkele eiken uit de aan-legtijd (circa 1815). Nog iets ouder zijn de eiken van de Koekamp in Den Haag.

    Het Mannetje van Willemstad is circa 7.300 jaar oud.

    Eikenbos met varkens en hoeders, vijftiende eeuw.

    Massief eikenhouten wiel uit de prehistorie.

    Houtskoolproductie in Roemeni (2004).

    De Koekampeiken in Den Haag zijn ongeveer tweehonderd jaar oud.

  • Ziekten en aantastingen in eiken

    en stamvoet en veroorzaakt daar witrot in het spinthout dat slechts langzaam uitbreidt. Ook deze schimmel kan alleen zijn slag slaan in oudere, verzwakte ei-ken. Toch weerstaan die eiken nog zeer lang de schimmel voordat de standvast-heid in gevaar is. De schimmel is in staat om zich via wortelvergroeiingen tussen verschillende eiken uit te breiden.

    In stam en (gestel)takkenDe vorming van dood hout komt alge-meen voor in oudere eiken. Als gevolg van lichtgebrek in de kroon zullen op den duur ook dikkere takken volledig worden afgestoten. Bij Amerikaanse eiken, die in tegenstelling tot de inheem-se zomer- en wintereik aanzienlijk snel-ler groeien en minder lang leven, zal de vorming van dood hout al bij jonge bo-men inzetten. Dit afsterven van twijgen vindt in alle delen van de kroon plaats en wordt versterkt door slechte groei-plaatssituaties als bodemverdichting en schaduw. Zijn dode takken bij de takaan-zet dikker dan 5 cm dan moeten ze van-wege breukgevaar worden verwijderd.

    Spechtgaten in stam en gesteltakken duiden op een omvangrijke, inwendige aantasting van het houtlichaam van de boom. Spechten kiezen voor het maken van een nestholte zacht hout. In het geval van eiken moet het hout dus zijn aangetast door een houtafbrekende schimmel die bruinrot veroorzaakt.

    Afgestorven schorsbanen, die meestal hoog op de stam bij een takaanzet begin-nen en over de stam helemaal doorlopen tot aan de stamvoet, zijn vaak ontstaan door blikseminslag. De levende bast en het cambium zijn hier ernstig bescha-digd en het spinthout ligt onbeschermd open. In dergelijk beschadigde plekken vestigt zich in eerste instantie de wit-

    rotveroorzakende schimmel elfenbankje (Trametes versicolor). Deze schimmel tast alleen lokaal het spinthout aan en is niet in staat het kernhout af te bre-ken. De veiligheid van een boom die door het elfenbankje is aangetast komt daardoor niet in gevaar. Wel kunnen an-dere schimmels, zoals de zwavelzwam (Laetiporus sulphureus), het elfenbankje opvolgen en het kernhout afbreken, ze-ker als het beschadigde spinthout wordt verwijderd.

    Hoog op de stam en op dikkere tak-ken kunnen meerjarige, min of meer knolvormige, op tonderzwam lijkende vruchtlichamen van de eikenvuurzwam (Phellinus robustus) tot ontwikkeling komen. Ze staan alleen of in kleine groepen. Na een aantal jaren bereiken ze forse afmetingen tot wel 25 cm breed, 20 cm hoog en 10 cm dik. De kleur is aanvankelijk roodbruin, later grijsbruin en uiteindelijk bijna zwartbruin, met al-gen overgroeid. De schimmel veroorzaakt witrot in spint- en kernhout en omdat hij ook in staat is het cambium te para-siteren stopt ter plekke de diktegroei van de boom. Na verloop van tijd ontstaan zo ingezonken schorsplekken. Overigens vestigt de eikenvuurzwam zich alleen in oudere, verzwakte eiken en zal deze pas na vele jaren de aangetaste boom breuk-gevoelig maken.

    Op wonden aan de stam en op afge-broken takken kan de biefstukzwam (Fistulina hepatica) optreden. Aanvankelijk is het vruchtlichaam geelrood. Rijpe vruchtlichamen zijn meest fluweelachtig paarsrood of roodbruin, hebben de vorm van een tong of halfronde console, zijn 5-30 cm groot en 2-5 cm dik en zitten aan een korte steel. De biefstukzwam is een zwakteparasiet die een onregelma-tige bruinverkleuring van het kernhout veroorzaakt. Alleen in een gevorderd

    Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 13

    Tekst Ton Stolk / Beeld Peter-Jan Keizer en Alterra (Leen Moraal)

    zeldzaam en komt alleen voor op ver- zwakte eiken. Van de zomer tot in de herfst verschijnen de dikke, bultige, halfronde vruchtlichamen. Ze worden 7-30 cm groot en zon 8 cm dik, en staan soms in een elkaar overlappende groep. De bovenkant is zacht, eerst geelachtig en later vlekkerig lichtbruin. Tijdens de groei treedt roestbruin water naar bui-ten. De schimmel veroorzaakt witrot dat langzaam uitbreidt in de wortels, stam-voet en de onderste 2 m van de stam. Meestal is het rot lokaal begrensd. Op den duur wordt de boom breukgevoelig. De vruchtlichamen treden niet elk jaar op en verschijnen ook niet altijd op de-zelfde plaats.

    Op de stamvoet kunnen ook verschil-lende soorten tonderzwammen aanwe-zig zijn. De vruchtlichamen zijn over-blijvend. De schimmels veroorzaken alle witrot wat een getroffen boom op den duur windworpgevoelig maakt.

    In het wortelgebied is de echte ho-ningzwam (Armillaria mellea) een heel bekende zwam die zijn kans grijpt bij stress: verplanten, droogte, waterover-last. In de verzwakte boom tasten de zwarte schoenveterachtige rhizomorfen het cambium aan. Het is daarmee een cambiumdoder. Maar de schimmel kan ook uitgebreid witrot in wortels en stam-voet veroorzaken. Kenmerkend in een vroeg stadium van dit rotproces zijn de onregelmatige, vaalbruine of inktachtige, blauwgrijze vlekken in het hout, die soms met bruine of zwarte lijnen zijn omgeven.

    Veel minder algemeen is de eikhaas (Grifola frondosa). Deze schimmel vormt in de nazomer grote groepen vruchtli-chamen aan de stamvoet. Elke vlezige, witte steel vertakt zich en draagt meer-dere hoeden van elk 2-6 cm doorsnede. De schimmel parasiteert op de wortels

    Tussen alle organismen die op of rond de inlandse eik leven, zitten diverse insecten en schimmels die de boom belagen of in zijn voortbestaan bedreigen. Zo komt herhaaldelijk de eikenprocessie-rups in het nieuws. Een overzicht van de meest voorkomende probleemorganismen in eiken.

    Tuin&Landschap [ 24-thema ] 200612

    stadium van de aantasting verbrokkelt het bruinverkleurde kernhout tot kubus-vormige segmenten, maar eerst wordt het hout zacht en kruimelig zoals bij de zwavelzwam. De stabiliteit van het hout gaat dus langzaam achteruit.

    Op bladeren en twijgenVerschillende insecten kunnen ernstige vraatschade veroorzaken aan bladeren en knoppen. Vaak treft deze vraat het jong uitgelopen blad. Worden de bomen meerdere malen achtereen kaalgevreten dan tast dat de vitaliteit van de bomen aan. Op de eerste plaats gaat het hier om rupsen van verschillende soorten vlin-ders, maar ook om kevers.

    Heel veel in het nieuws zijn sinds 1990 de rupsen van de eikenprocessievlinder (Thaumetopoea processionea). Het eerst verschenen de rupsen op eikenbomen in Noord-Brabant en Limburg. Ondertussen worden de harige rupsen op een groot aantal plaatsen in Zuid- en Midden- Nederland in de maanden mei, juni en juli aangetroffen. De rupsen gaan dan s nachts groepsgewijs in processie op zoek naar hun voedsel: eikenblade-ren. In die periode en bij grote aantallen rupsen kan dit tot kaalvraat van eiken leiden. Dit leidt weer tot verminderde vitaliteit. De grootste overlast ver-oorzaken de rupsen echter door hun brandharen. Die kunnen verschillende gezondheidsklachten veroorzaken. Ook oude haren en brandharen uit nesten zijn daartoe in staat. Geleidelijk aan ruk-ken rups en vlinder op in noordelijke richting.

    De spanrupsen van de kleine winter-vlinder (Operophtera brumata) kunnen eiken bij massaal optreden jaren achter-een volledig kaalvreten. Daartoe worden de bladeren geheel of gedeeltelijk slordig

    Biefstukzwam

    Eikenweerschijnzwam Echte honingzwam Eikhaas Zwavelzwam

    Uit inventarisatie van probleemorga-nismen blijkt dat vooral schimmels op de meeste eikensoorten voorkomen.De belangrijkste probleemorganismen zijn hier op een rij gezet en worden be-handeld naar de plaats in de boom waar zij leven: bladeren en twijgen, stam en (gestel)takken, en stamvoet en wortels.

    Op stamvoet en wortelsDe vruchtlichamen van de eikenweer-schijnzwam (Inonotus dryades) kan op de stamvoet of op stobben van eiken ontstaan. Deze zwam is in Nederland

  • samengesponnen en voor een deel of geheel opgevreten. De vraat vindt vroeg in het groeiseizoen plaats en is in juni al weer ten einde. Kale bomen komen ver-volgens weer vlot in blad. Als kaalvraat jaren achtereen optreedt, verzwakt dat de bomen waarna ze gevoelig worden voor aantasting door de eikenpracht-kever. De rupsen komen ook op tal van andere boomsoorten voor. De kleine wintervlinder treedt vaak op in combi-natie met de grote wintervlinder (Erannis defoliaria).

    De rupsen van de groene eikenbladrol-ler (Tortrix viridana) beginnen hun vreterij bij het uitlopen van het blad. Eind april, begin mei verschijnen de eerste rupsen. Die eerste rupsen vreten zich in uitlo-pende knoppen. Later vreten de grijs-groene rupsen met een donkerbruine kop ook volledig ontwikkelde bladeren, die ze samenspinnen tot slordige rol-len. De vreterij verloopt van boven in de kroon naar beneden. De rupsen verpop-pen zich in juni in de bladrol.

    De grote rupsen van de plakker (Ly-mantria dispar) kunnen ernstige vraat-schade veroorzaken. De rupsen komen omstreeks begin mei uit de eitjes, zijn dan bijna zwart met gele zijstrepen en geel tot oranje vlekken. Later zijn de rup-sen grijsbruin met lange, bruine borstel-haren op wratjes, die vooraan blauw- en

    achteraan roodgekleurd zijn. Bladeren worden slordig afgevreten waardoor bladresten ook op de grond te vinden zijn. Soms wordt de bast van jonge twij-gen aangevreten.

    Nog betrekkelijk weinig bekend is de eikenprachtkever (Agrilus biguttatus). De kevertjes zelf zijn 8-13 mm lang en heb-ben metaliggroene of blauwe dekschil-den met twee kleine, witte vlekken. De vrij platte, pootloze en ivoorwitte larven zijn volgroeid 2-5 cm lang. Het zijn de larven die eiken ernstig kunnen aantas-ten. De eieren worden aan de zuidzijde van eikenstammen afgezet, waarna de larven lange gangen onder de bast maken. Ze overwinteren vermoedelijk tweemaal, voordat zij zich in de schors verpoppen en vervolgens uitvliegen. De larven ontwikkelen zich alleen in de stam en niet in takken van de eik.

    De eikenspintkever (Scolylus intricatus) is een bastvreter met een voorkeur voor eikensoorten, maar ook allerlei andere boomsoorten staan op het menu. De kever boort zich in de stam en tak van een verzwakte eik en legt zijn eitjes in een moedergang. Deze moedergang is 1-3 cm lang en loopt dwars op de stam of tak. De larvengangen zijn lang en lig-gen dicht bij elkaar. Pas geplante bomen worden hierdoor geringd en sterven af. Jonge aanplant van eiken kan veel

    schade oplopen. De gangen kunnen mo-gelijk worden verward met die van de boktor of de eikenprachtkever. Ook door uitgebreide rijpingsvraat van volwassen kevers ontstaat veel schade aan eiken.

    Op de bladbovenzijde kunnen zich vanaf eind mei gelige vlekken afteke-nen. Aan de bladonderzijde zijn deze plekken wit bepoederd. De aantasting wordt veroorzaakt door eikenmeeldauw (Microsphaera alphitoides), een echte meeldauwsoort die specifiek op eiken leeft. Het aantal vlekken kan zich in de loop van de zomer zo ver uitbreiden dat bladeren volledig overdekt raken en ten slotte afsterven. Ook twijgtoppen raken erdoor misvormd. De groei, vooral bij jonge bomen, wordt erdoor belemmerd. Oudere bomen worden vrijwel nooit aan-getast, uitgezonderd het Sint-Janslot en stronkopslag.

    Afsterven van bebladerde, jonge twij-gen treedt wel op in de loop van de vege-tatieperiode. Dit afstoten van twijgen ge-beurt bij afnemende vitaliteit, maar ook als gevolg van stressfactoren als droogte en wortelverlies door graafwerkzaamhe-den. Twijgafstoting brengt op zich niet de verkeersveiligheid in gevaar, maar is een signaal dat de boom te leiden heeft van ernstige standplaatsaantasting als er werkzaamheden bij de boom zijn uitge-voerd.

    Informatie voor dit artikel is ontleend aan: Baumkontrolle nach Baumarten differenziert, Jahrbuch der Baumpflege 1999, Thalacker Medien, Braunschweig Houtrot in bomen, IPC Groene Ruimte, Arnhem Bosbescherming, Centrum voor Landbouwpublikaties en Landbouwdocumentatie (PUDOC), Wageningen Cd-rom Tree Doctor, Alterra, Wageningen

    Eikenprocessierups Kleine wintervlinder Grote wintervlinder Plakker

    Ziekten en aantastingen in eiken

    Eikenprachtkever Eikenspintkever

    Tuin&Landschap [ 24 ] 200614

  • Vermeerdering van eiken

    Eikenzaailingen op kwekerijen wor-den bewust regelmatig verplant. De penwortel krijgt zo geen kans. Ver-planten dwingt jonge bomen meerdere neerwaarts groeiende, kortere wortels te vormen die beter voorbereid zijn op verplanten van de boom. Hoe deze kwe-kerijbehandeling van jonge eikenzaailin-gen eruitziet, wordt aangegeven met een speciale codering (zie kader).

    Vanouds worden eiken breedwerpig uitgezaaid op zaaibedden. Na n of twee jaar pent de kweker de jonge eikenwortels af door met een tractor een u-vormig mes onder het zaaibed door te trekken. Ook bij verplanten wordt de penwortel doorgesneden. Afpennen en afsnijden stoppen de groei tijdelijk.

    Verfijnder is het zaaien in pluggen puntige potjes in trays zoals dat bij

    terrein. Men voorzag dat ter plekke uit-zaaien in het gewenste bosverband te veel uitval zou geven.

    Eiken fluitenHet verhaal dat Quercus robur vaak boch-tige stammen maakt en Quercus petraea rechte stammen gaat alleen op voor in de natuur gezaaide bomen. In de laan-bomenteelt fluit de kweker in het tweede jaar na uitplant het jonge plantsoen. Fluiten is het tot de grond boven een oog terugsnijden. Alle energie steekt de eik dan in dat ene oog. Aan het einde van het groeiseizoen zijn de kaarsrechte spil-len tot 2,5 m lang en goed van dikte.

    Kwekers die eiken enten geven de voorkeur aan in pluggen opgekweekte, eenjarige eiken. Dit plantsoen heeft voor de enters een mooie dikte, het hout is nog betrekkelijk zacht en goed bewerk-baar en de planten groeien direct door.

    Enten van eikenVan heel wat eikensoorten bestaan selec-ties. Vermeerdering hiervan is alleen mo-gelijk door te enten op een onderstam. Gent wordt bijvoorbeeld de ondertussen vrij populaire zuileik en dan bij voorkeur een strakke smalblijvende selectie als Fastigiate Koster. Alle selecties worden gent op robur-onderstammen.

    Entbedrijf Harry van den Hout in Oirschot produceert jaarlijks zevendui-zend kosterzuileiken. Men geeft er de voorkeur aan voorzomerenting op een voetje. Het opgewas van de onderstam blijft als saptrekker tot na de vergroeiing

    van de ent behouden. s Winters is plak-ken de entmethode: men snijdt ent en onderstam over een lengte schuin door en plakt beide delen secuur opeen. Om te kunnen enten plant Van den Hout de onderstammen op.

    Na vergroeiing staan de gente plan-ten voor drie jaar op het veld, waarna ze 200-250 cm lang zijn. Deze tot de grond toe beveerde spillen gaan naar de laan-boomkwekers die ze in vier jaar opkwe-ken tot de leverbare diktematen 10-12 of 12-14 cm. Vaak planten kwekers deze bo-men weer op en bieden dan na drie jaar zuileiken aan met 20-25 cm stamomtrek.

    Zaailingen van Quercus frainetto verto-nen lichte verschillen. Voor de bekende Quercus frainetto wat in feite een boom-kwekerskloon is en de cultivar Trump zijn deze zaailingen als onderstam te prefereren boven de nog altijd veel gebruikte robur-onderstammen. De on-derstam van de eigen soort verkleint het gevaar van verlate onverenigbaarheid.

    Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 17

    Tekst en beeld Pierre Lombarts

    Vermeerderingsmethode van eiken bij enkele kwekers

    Quercus castaneifolia Greenspire Gent Quercus cerris Gezaaid Quercus coccinea Gezaaid Quercus coccinea Splendens Gent Quercus dentata Carl Ferris Miller Gent Quercus dentata Sir Harold Hillier Gent Quercus frainetto Gent Quercus frainetto Trump Gent Quercus ilex Gezaaid Quercus imbricaria Gezaaid Quercus Macon Gent Quercus macranthera Gent Quercus Mauri Gent Quercus palustris Gezaaid Quercus palustris Helmond Gent Quercus petraea Gezaaid Quercus phellos Gezaaid Quercus pontica Gent Quercus robur Gezaaid Quercus robur Fastigiate Koster Gent Quercus rubra Gezaaid Quercus rubra Aurea Gent Quercus hispanica Wageningen Gent Quercus turneri Pseudoturneri Gent * = enter; ** = enter/zaaier; *** = laanboomkweker

    Codering eikenplantsoenDe kwekerijbehandeling van jong zaailingplantsoen, bijvoorbeeld eiken, wordt aangegeven met een cijfercode. Hierin geven de cijfers bij elkaar opgeteld de leeftijd, en wordt afpennen aangeduid met a en verplanten met ; dus 1 0 is een eenjarige zaailing; 1 a 1 is tweejarig afgepend; 1 1 = tweejarig verplant en 1 + 1 a 1 is driejarig na het tweede jaar afgepend.Daarnaast is er de 1/10-norm voor de dikte-lengteverhouding van eiken-plantsoen. De dikte van de wortelhals is dus 1/10 van de lengte, maar wel minimaal 3 mm dik.Op voorraadlijsten en in catalogi van laanboomkwekers staat bijvoorbeeld: Quercus robur 3xv 18-20 132,00. Dat betekent dat de bomen drie keer verplant zijn en een stamomtrek heb-ben van 18-20 cm op 1 m boven de wortelhals gemeten.

    Bm

    er, Z

    unde

    rt *

    Pav

    ia, D

    eerli

    jk *

    * E

    bben

    , Cuy

    k **

    * V

    .d. B

    erk,

    St.

    Oed

    enro

    de *

    ** U

    denh

    out,

    Uden

    hout

    ***

    M. v

    .d. O

    ever

    , Haa

    ren

    ***

    Ton

    v.d.

    Oev

    er, H

    aare

    n **

    *

    Kwekerij PaviaBij gebrek aan vraag houden weinig kwekers zich bezig met bijzondere sortimenten. Dirk Benoit van kwekerij Pavia in Deerlijk, Belgi, heeft zich juist in het niet alledaagse eikensortiment gespecialiseerd. Verkrijg-baar zijn onder meer: Q. imbricaria, Q. nigra, Q. bicolor, Q. gambeli en Q. alba. Het zaad verkrijgt Benoit van eikenverzamelaars of leden van de International Oak Society.

    Tenax in Rijsbergen gebeurt. In elke plug gaat een eikel. Een goede herkomst van de zaden is hier erg belangrijk. In de pluggen zijn in de lengterichting vier ribbels aangebracht die voorkomen dat de wortels gaan draaien, want dit levert slechte doorgroei van het wortelgestel op. De trays staan wat van de grond af opdat de wortelpunten in de lucht af-sterven, wat de planten telkens dwingt er nieuwe wortels bij te maken. Zo ont-staat een goed vertakte beworteling voor de laanbomenteelt en voor gebruik als onderstam.

    Speciale zaadherkomstenVan de eikensoorten die in grotere aan-tallen worden gekweekt (Q. robur, petraea, rubra, cerris en palustris) bestaan geselec-teerde zaadopstanden. Een topherkomst voor zomereik is bijvoorbeeld Ede-01 (langs provinciale weg N224 tussen Ede en De Klomp). De Naktuinbouw contro-leert en certificeert de partijen eikels van zulke geselecteerde opstanden, waarna het certificaat meegaat met het te leve-ren plantsoen. Een voordeel is de grotere mate van eenvormigheid van de zaai-lingen. Toch is de genetische diversiteit nog zo groot dat die de eiken beschermt tegen aantastingen die een hele laan bomen van n kloon kunnen treffen.

    Voor speciale objecten of bijzondere herkomsten wordt soms voor pluggen-teelt gekozen. Zo heeft men eikels van inheemse wintereikbosschages op de Leusderheide in pluggen gezaaid. Het plantsoen hieruit is gebruikt voor de herbebossing van 3,5 ha van dit militaire

    Wie een eikel zaait in een eik-vriendelijke bodem krijgt bijna altijd een eikenboom met een penwortel. Boomkwekers heb-ben echter niets aan bomen met penwortel. Hun handelen op de kwekerij is erop gericht om zaailingen en gente culti-vars verplantbaar te houden.

    Tuin&Landschap [ 24-thema ] 200616

    Zuileiken op het veld bij het entbedrijf.

    Tray met eikenzaailingen. Sterk vertakt jn wortelstelsel. Pluggenteelt buiten. Pluggenteelt in tunnelkas.

  • Meerstammige bomen een bewuste keuze

    is evenwel heel serieus, doch beperkt zich over het algemeen tot betrekkelijk kleine aantallen solitairbomen. En be-halve dat die ontwerpers kiezen voor een afwijkende groeiwijze, kiezen ze ook met regelmaat voor minder gangbare soorten met een afwijkende habitus.

    De markt voor karakterbomen is on-miskenbaar. Maar alle aspecten bij elkaar maakt het voor bomenkwekers wel lastig om op deze vraag in te spelen. Toch stapt een groeiend aantal kwekers in dit speci-fieke sortiment.

    Doordat de Duitse markt wat anders is, kweekt het bedrijf Baumschulen Lap-pen in Kaldenkirchen, kort over de grens bij Venlo, vanouds naast het courante sortiment laanbomen ook vele, meer bij-zondere soorten. Van een beperkt aantal soorten worden bovendien laag vertakte, al dan niet meerstammige bomen ge-kweekt. Dit sortiment is echter slechts voor een deel in hun catalogus terug te vinden, zo blijkt tijdens een gesprek met Teije de Haan, de Nederlandse verkoper van het bedrijf. Wie iets aparts wil, moet niet in de catalogus van Lappen kijken maar voor een bedrijfsbezoek naar Kal-denkirchen gaan, stelt De Haan.

    Op het gebied van eiken heeft het be-drijf een speciale hoek met bijzondere, deels minder tot nauwelijks bekende soorten eiken en dat in boommaten van 25-30 tot 50-60 cm stamomtrek. Hier staan onder meer: Quercus alba, Quercus schochiana, Quercus velutina, Quercus ludoviciana, Quercus pyrenaica en Quercus rubra Aurea. ,,Heel veel is al weg, ver-ontschuldigt De Haan zich. ,,Een groot aantal bomen is naar Belgi, Nederland en de Bundesgartenschau 2007 in Gera-Ronneburg gegaan.

    Daarnaast worden bewust meerstam-

    mige en tot de grond betakte bomen gekweekt. In het eikensortiment beperkt het bedrijf zich tot Quercus robur, Quercus rubra, Quercus cerris en Quercus palustris. Vanuit technisch opzicht is de ene soort geschikter voor de opkweek tot meer-stammige solitair dan de andere soort.

    Keuze in vroeg stadiumDe keuze voor laag betakt en meerstam-migheid wordt door het bedrijf in een vroeg stadium van de opkweek gemaakt. Normaal worden bomen als hoogstam gekweekt. Dat betekent dat spillen zo snel mogelijk tot een hoogte van 2,20-2,25 m worden opgekroond voor een takvrije stam. Bij vier keer verplante bomen gaat de kroonhoogte tot 2,5 m. Dit opkronen blijft echter achterwege bij tot de grond betakte bomen. Ze moeten dus echt vanuit de struikvorm uitgroeien tot boom. En door de ruime afstanden waarop ze worden doorgekweekt blijven de onderste takken ook behouden en bepalen zo het karakter van dit product.

    Lappen vermeerdert niet zelf. Ook het sortiment meerstammige bomen komt, net als de spillen voor de hoogstamlaan-bomen, van vermeerderingsbedrijven. Hoewel historisch gezien vaak uitgegaan werd van drie of vijf bomen bijeen in n

    Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 19

    Tekst en beeld Ton Stolk

    Karakterbomen noemen tuinontwer-pers en landschapsarchitecten de vrijuitgegroeide bomen, die vervolgens ook op de definitieve standplaats weer vrijuit verder mogen groeien. Het karak-ter ontlenen die bomen aan hun vrije vorm: meerdere stammen, wat kromme stam of grillige, lage vertakking. Maar dat zijn allemaal eigenschappen die niet in de norm voor laanbomen passen.

    Waar zijn dergelijke bomen te koop? Ontwerpers zoeken ook karakterbomen bij voorkeur bij vaste leveranciers. Maar bij hun laanboomkwekers komen die ontwerpers vaak van een koude kermis thuis. De bomen op die bedrijven zijn, de naam zegt het al, overwegend bedoeld om in straten en lanen aan te planten. Dus voldoen de bomen aan strakke kwa-

    Strak in het gelid in lange rijen staan de bomen bij laanboom-kwekers. Keurig opgekroond ook allemaal. Krom, meerstam-mig of laag vertakt, dat is er niet bij, dat valt buiten de laanboomnorm. Toch is er vraag naar bomen die afwijken van de norm, al is de markt beperkt. Bovendien vragen zulke bomen een eigen kweeklijn.

    Tuin&Landschap [ 24-thema ] 200618

    plantgat, geeft Lappen de voorkeur aan het stoofmodel. De jonge boom is daar-voor tot de grond teruggeknipt en loopt vervolgens met meerdere groeikrachtige, vaak drie maar ook wel vier, vijf of zeven loten uit. Door de enkelvoudige wortel-hals ontstaat een stabielere plant dan bij drie genetisch niet gelijke bomen in een plantgat. Die drie bomen moeten name-lijk tot n boom opgroeien, terwijl elk zijn eigen groeikracht heeft.

    Het doorkweken blijft beperkt tot het regelmatig bemesten geen stikstof voor de groei, wel kali en fosfaat voor gezond-heid en afharden en verplanten van de meerstammige bomen, tot ze een stam-omtrek van 30-40 tot 50-60 cm hebben. Opkronen is er niet bij voor dit product.

    Iedere boom uniek karakterOpvallend verschil met de tot hoog-stam opgekweekte laanbomen is dat de meerstammige bomen en de tot de grond betakte exemplaren veel meer een eigen karakter laten zien, en dus minder uniform zijn in hun verschijning. Ieder exemplaar blijkt ineens een unieke habi-tus te hebben. Teije de Haan: ,,Dit soort bomen zoeken ontwerpers hier ter plek-ke stuk voor stuk uit. Ze moeten passen in hun project.

    Quercus palustris: laag vertakt en rustig uitgegroeid tot een meerstammig bos.

    In de speciale eikenhoek staan van elke eikensoort maar enkele exemplaren.

    Driestammige Quercus palustris. Vijfstammige Quercus robur. Tot de grond betakte Quercus robur.

    liteitsnormen, zoals rechte spil, takvrije stam, geen verse snoeiwonden en alleen tot driejarig hout in de kroon.

    De laanboomkweker snoeit zijn bo-men tijdig op tot de gewenste takvrije stam. Tevens bindt hij zo ongeveer alle bomen op zijn kwekerij aan een bam-boestok om een rechte, doorgaande spil te realiseren. Want na de kwekerijtijd moeten laanbomen ook langs de straat strak in het gelid staan. Bomen die niet aan deze strakke norm voldoen belanden bij de kweker over het algemeen op de brandstapel.

    Serieuze maar beperkte vraagDe vraag van tuinontwerpers en land-schapsarchitecten naar karakterbomen

  • 20 Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 21

    Quercus castaneifolia

    De kastanjebladige eik is af-komstig uit de wouden ten westen van de Kaspische Zee. Het verspreidingsgebied strekt zich uit van de Russische Kaukasus tot in Noord-Iran en Oost-Turkije. Daar groeit deze eik uit tot een hoge boom tot wel 25 m met een ronde, breed spreidende kroon. Maar in cul-tuur komt hij hier afhankelijk van zijn standplaats niet ver-der dan een middelmaatboom van 15 m.

    Het meest karakteristieke aan Quercus castaneifolia is het blad. Dat lijkt namelijk

    bedrieglijk veel op dat van de tamme kastanje. Het is glan-zend donkergroen maar grijs-achtig viltig aan de onderzijde. Bij het uitlopen is het blad meer bruinviolet dan groen.

    De eikels zijn vrij groot en alleenstaand of staan met enkele bijeen op een zeer kort steeltje en lijken daardoor bijna zittend op de twijg. De nap omsluit de eikel meestal voor meer dan de helft.

    GebruikDe kastanjebladige eik is een goede park- en straatboom,

    die er tegen kan om in de verharding te staan. Ook is hij geschikt om tot dicht aan de kust te worden aangeplant. Kan op een voldoende warme, diep doorwortelbare stand-plaats tot een forse boom uitgroeien.

    SelectiesVan deze soort is n selectie in omloop: Green Spire. Deze cultivar groeit krachtig, doch gedrongen en vormt uiteinde-lijk een brede zuilvorm.

    Quercus cerris

    Hoogte 15-20 mKroon Uiteindelijk rond en breed spreidendBlad 7-16 cm, langwerpig, regelmatig getand, lijkt op blad van tamme kastanjeBloei MeiVruchten Eikel 2-4 cm lang, in tweede jaar rijp. Nap met teruggeslagen schubbenWindbestendigheid GoedZiektegevoeligheid GeringGrondsoort Elke voedzame, niet te natte, neutrale tot alkalische grond die zeker kalk- houdend mag zijn

    Een boom waarvan het blad lijkt op dat van de tamme kastanje en die ook eikels draagt. Dat kan niet anders dan de kastanjebladige eik zijn: Quercus cas-taneifolia. Het blad is het meest opvallende onderscheid met onze zomereik.

    De bladknoppen van de mos-eik geven hetzelfde kenmer-kende beeld als de schubben. Ook de knopschubben zijn sterk draadvormig uitgegroeid en ineengedraaid tot een mos-kluwen.

    Een prettige eigenschap van deze snelgroeiende eikensoort uit Midden- en Zuid-Europa is dat hij over het algemeen een goed doorgaande stam heeft en in de kroon zware afstaande takken maakt. Het resultaat is dat de jonge boom een min of meer piramidale

    vorm heeft. De kroon wordt later ongeveer net zo breed als hoog, maar heeft door de takbezetting een vrij open structuur.

    GebruikDe moseik is zeer winterhard, hoewel in de stam makkelijk een vorstscheur kan ontstaan. Zijn behoefte aan warmte, het bestand zijn tegen hitte en droogte en zijn geringe bodem-eisen maken de moseik tot een geschikte stadsboom. De bodemeisen liggen lager dan

    bij de zomer- en wintereik.Op een diep doorwortelbare

    bodem zal het hoofdwortel-gestel diepgaand zijn. Ook wordt bestrating verdragen, waardoor de moseik tevens in een geheel verharde situatie nog goed zal voldoen.

    Bij jonge bomen hangt de topscheut vaak scheef, maar die richt zich later vanzelf rechtop. In die fase moeten wel de nog afhangende on-derste takken tijdig worden verwijderd.

    De naam moseik ver-wijst naar een belang-rijk onderscheidend kenmerk van Quercus cerris. De schubben van het napje, dat de eikel voor de helft omsluit, zijn namelijk draadvor-mig uitgegroeid. Daar-door lijkt het dat het napje bemost is.

    Kastanjebladige eik

    Hoogte 20-25 mKroon Eerst breed piramidaal, later open en min of meer rondBlad 6-12 cm, zeer variabel van veer- vormig tot grof getand gelobdBloei MeiVruchten een tot vier eikels bijeen, in tweede jaar rijpend; napje met tot draden uitgegroeide schubben (mos)Windbestendigheid Zeer goed, zoute zeewind redelijk goedZiektegevoeligheid Vaak aangetast door luizen (honing- dauw), weinig last van meeldauwGrondsoort Alle, van zwak zuur tot kalkhoudend

    Moseik

    Tekst op deze en volgende paginas Ton Stolk

    Beeld Ton Stolk en Rens KromhoutGemaakt in Hilversum, Cuijk en Haarlem en bij Boomkwekerij Gebroeders Van den Berk

  • 22 Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 23

    Quercus coccinea

    Van de scharlaken eik wordt de soort weinig gekweekt, de cultivar Splendens des te meer. In zijn natuurlijke ver-spreidingsgebied in oostelijk Noord-Amerika groeit Quercus coccinea op uiteenlopende grondsoorten, maar veelvuldig op zeer droge en hete stand-plaatsen.

    De scharlaken eik groeit als jonge boom vrij snel, tot zon 40 cm per jaar, en heeft dan een piramidale groeiwijze. Later verandert de kroon naar bijna rond en wordt dan vrij open en onregelmatig. De zijtakken staan min of meer

    horizontaal uit. Het blad lijkt op dat van de moeraseik maar is wat grover.

    GebruikDoor zijn tolerantie voor droog-te en warmte is Quercus coc-cinea geschikt voor stedelijke beplanting, mits er voldoende ruimte is. De omvangrijke kroon van oudere bomen zal anders klachten van aanwo-nenden tot gevolg hebben. Een belangrijke reden om deze eik aan te planten is de prachtige fel scharlakenrode herfstkleur.

    Quercus coccinea laat zich gemakkelijk verplanten, doch

    bij voorkeur in het voorjaar en met kluit.

    SelectieDe cultivar Splendens groeit beter rechtop dan de gezaaide soort. De bladeren zijn groter, tot 20 cm lang, glanzend en meer leerachtig. Bovendien is hij meer geschikt voor toe-passing als straatboom. De gezaaide exemplaren vertonen ook een mooie herfstkleur, hoewel het afwachten is hoe sterk deze is en hoe langdurig deze te zien is.

    Quercus frainetto

    Hoogte 15-25 mKroon Hoger dan breedBlad 8-15 cm, met aan weerszijden drie (vier) diepe lobben die scherp doch spaarzaam getand zijn, loopt geel uitBloei MeiVruchten Eikels kort gesteeld, 1,5-2,5 cm lang tot maximaal de helft omsloten door de nap. Ze rijpen in twee jaarWindbestendigheid GoedZiektegevoeligheid Vrij van ziekten en aantastingenGrondsoort Betrekkelijk bodemvaag, ook voor droge zandgrond, zwak zuur tot alka- lisch maar geen kalkhoudende grond

    Vanwege zijn fel schar-lakenrode herfstkleur wordt van Quercus coc-cinea veelal de cultivar Splendens aange-plant. Zijn herfstkleur brengt een beetje de Indian Summer in Nederland.

    Het lijkt erop dat de Hongaar-se eik, Quercus frainetto, bij gemeenten wat uit de belang-stelling verdwijnt. Dat is jam-mer, want deze relatief snel groeiende boom heeft fraai blad, vertoont nauwelijks ziek-ten en is zeer windvast. Het in Nederland gekweekte type heeft bovendien schuin op-gaande takken, wat niet snel verkeershinder zal geven.

    Het probleem is dat bomen soms plotseling na jaren afsterven als gevolg van uit-gestelde onverenigbaarheid met de onderstam. Kwekers

    gebruikten bijna altijd zaai-lingen van Quercus robur. Een groeiend aantal kwekers stapt nu over op frainetto-zaailingen.

    GebruikDe soort groeit in zijn natuur-lijke verspreidingsgebied Zuid- en Zuidoost-Europa en Turkije op zonnige, dus warme en droge heuvels. Als gevolg zijn de bodemeisen gering, wat nauw aansluit bij de meeste stedelijke situaties, al geven kwekers aan dat de stand-plaats beter niet te droog kan zijn. De Hongaarse eik is niet

    alleen een goede parkboom, maar ook geschikt voor lanen en bredere straten.

    SelectiesVan Quercus frainetto is door Naktuinbouw de selectie Trump uitgegeven. Deze heeft in de jeugdfase een breed eironde kroon.

    Het herschreven Stadsbo-menvademecum Deel 4 noemt ook de cultivar Hongarian Crown met een meer ovale groeiwijze. In hoeverre deze selectie al in Nederland wordt gekweekt is onbekend.

    Wat Nederlandse boomkwekers van de Hongaarse eik in de handel brengen, is in feite een kloon die al-tijd op een onderstam is gent. Zaailingen worden nooit als boom aangeboden.

    Scharlaken eik

    Hoogte 20-25 mKroon Breed eirond, later rond, geslotenBlad Groot, 10-18 cm en vaak nog groter, helder groen, onderzijde lichter, tussen de zeven en twaalf paar lobben diepe insnijdingenBloei MeiVruchten Vrijwel zittend, twee tot vijf bijeen, 2-2,5 cm lang, voor eenderde of meer omgeven door de nap met priemvor- mige en zachtbehaarde schubbenWindbestendigheid Zeer windvastZiektegevoeligheid GeringGrondsoort Doorlatende, voedzame, niet te natte, zwak zure tot alkalische, bij voorkeur lemige bodem

    Hongaarse eik

  • 24 Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 25

    Quercus ilex

    Lange tijd stond de steeneik te boek als liefhebbersplant. Zijn vorstgevoeligheid was hier debet aan. Het herkomst-gebied ligt dan ook rond de Middellandse Zee. Toch zijn er laanboomkwekers die deze soort in hun programma heb-ben opgenomen. Op beschei-den schaal wordt de steeneik nu ook als straatbeplanting toegepast.

    Belangrijke sierwaarde van Quercus ilex is het glimmende, donkergroene blad dat in de winter aanblijft. Bij een vol-

    doende zacht klimaat ontstaat ook een rijke bloei. Vooral de bundels geliggrijze tot crme-kleurige mannelijke katjes aan de twijguiteinden steken fraai af tegen het glanzend groene blad.

    Zonder al te veel begelei-dingssnoei groeit de steeneik uit tot een dichtvertakte, struikachtige boom.

    GebruikIn Engeland en in de landen ten zuiden van Nederland is te zien dat Quercus ilex kan

    uitgroeien tot een opvallende boom. Voor Nederland geldt het advies om bomen van deze soort op beschutte en zonnige plaatsen aan te plan-ten. Vooral zeer jonge bomen zijn vorstgevoelig.

    Overigens houdt de steeneik niet van al te droge groeiom-standigheden. De voorkeur gaat dan ook uit naar een humeuze, zandige tot lemige bodem die ook weer niet al te zwaar mag zijn. Een alkalische of kalkrijke grond is niet ge-schikt.

    Quercus imbricaria

    Hoogte 15-20 m, in Zuid-Europa tot 25 mKroon Dicht vertakt en rond, veelal struik- achtige boomBlad Leerachtig, glanzend groen, variabel van vorm, tot 7 cm lang, 4 cm breedBloei In zacht klimaat zeer rijkVruchten n tot drie bijeen aan korte, donzige steel, rijpen in eerste jaarWindbestendigheid OnbekendZiektegevoeligheid OnbekendGrondsoort Zure tot neutrale, matig voedselrijke, zandig tot humeuze, niet te zware grond

    Het aantal eiken dat in de winter groen blijft, is beperkt. Een ervan is de steeneik, Quercus ilex. De winterhardheid kent wat vraagtekens, alhoewel er de laatste jaren goede ervaringen zijn met als boom op-gekweekte exemplaren.

    Op het eerste gezicht heeft Quercus imbricaria weinig van de karakteristieken van de eik. Gelobde bladeren heeft hij niet. De bladeren zijn breed ovaal tot elliptisch, bijna altijd gaafrandig en enigszins ge-golfd. Maar de vruchten laten zien dat deze bladverliezende boom uit oostelijk Noord-Amerika onmiskenbaar een eik is.

    In zijn jeugd heeft de boom een piramidale tot kegelvor-mige kroon. Later wordt hij breed en bijna rond. Door zijn

    herkomst (van Pennsylvania tot in Georgia) is hij volkomen winterhard.

    GebruikHoewel zeer bruikbaar in par-ken en brede lanen, wordt Quercus imbricaria in Nederland nauwelijks toegepast. Toch zijn daar mogelijkheden genoeg voor. Aan de standplaats stelt hij niet echt bijzondere eisen. Dat heeft ermee te maken dat de boom thuishoort in het hardhoutooibos in Ameri-kaanse uiterwaardengebieden.

    Hij verdraagt daardoor tijde-lijke droogte en eveneens een kortdurende overstroming. Gemiddeld vraagt hij een min of meer vochthoudende bodem die neutraal tot zwak zuur, niet te voedselarm en zandig, humeus tot lemig mag zijn. Daarnaast wil hij een zonnige en liefst ook warme standplaats en is hij bestand tegen tijdelijk hitte. Dus op zich zou Quercus imbricaria ook een prima stadsboom kunnen zijn.

    Feitelijk heeft Quercus imbricaria geen Ne-derlandse naam. Een letterlijke vertaling van de soortnaam im-bricaria levert de naam schindeleik op, de eik dus waarvan het hout wordt gebruikt voor het maken van dunne plankjes (schindels) voor dakbedekking.

    Steeneik

    Hoogte Ruim 20 mKroon Aanvankelijk piramidaal, later breed en rondBlad 10-18 cm lang, ovaalelliptisch, gaaf- randig, glanzend donkergroenBloei April-meiVruchten 1-1,5 cm lang, kegelvormig, alleen- staand, door vlakke nap omgevenWindbestendigheid OnbekendZiektegevoeligheid OnbekendGrondsoort Bij voorkeur vochthoudende, neutrale tot zwak zure grond

    Schindeleik

  • 26 Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 27

    Quercus Mauri

    Wanneer Quercus Mauri exact is ontstaan en wat de kruisings- ouders zijn is niet geheel dui-delijk. De hybride is van voor 1962, de kruisingsouders moe-ten Q. rubra en Q. coccinea of Q. palustris zijn. Vaststaat dat de kruising is ontstaan op de kwekerij van Francesco Mauri in Itali.

    De oudste bomen zijn nu zon 45 jaar. Voor de beoorde-ling van de eigenschappen is dat betrekkelijk jong. De inschatting is dat de boom, afhankelijk van de stand-

    plaats, om en nabij de 20 tot 25 m hoog wordt. De habitus is aanvankelijk smal piramidaal, maar de oudste exemplaren zijn meer breed zuilvormig en tot 7 m breed.

    Het blad met scherp ge-tande lobben verraadt de Amerikaanse herkomst van de ouders. Aantrekkelijk is dat het blad niet alleen in de herfst scharlakenrood ver-kleurt, maar ook mooi rood uitloopt, zowel in het voorjaar als bij het Sint-Janslot na de langste dag.

    GebruikGezien de smallere groeivorm heeft de Mauri-eik meer toe-passingsmogelijkheden dan zijn ouders. Zowel Q. rubra als Q. coccinea en Q. palustris worden heel breedkronige bomen. Mauri is vermoedelijk geschikt voor straten en smalle groenstroken.

    Afgeleid van de vermeende ouders neemt deze hybride het in zijn bodem niet zo nauw. Het belangrijkst is waarschijn-lijk zijn beperkte tolerantie voor kalk.

    Quercus palustris

    Hoogte 20-25 mKroon Smal piramidaal, later breed zuil- vormigBlad 8-16 cm, grof gelobd, rood uitlopendBloei MeiVruchten 1,5-2 cm, afgeplat, voor eenderde omsloten door napWindbestendigheid MatigZiektegevoeligheid OnbekendGrondsoort Bij voorkeur vochthoudend, verder weinig eisend

    Net als van de Europese en Aziatische eiken bestaan er ook van Amerikaanse eiken ver-schillende kruisingen. Een ervan is Quercus Mauri, een relatief smalle boom met een goede groeikracht.

    Oostelijk Amerika is het her-komstgebied van de moeras-eik. Hij groeit daar in gemeng-de bossen. In stroomgebieden van rivieren en beken, met slecht doorlatende bodems die ook nog eens regelmatig onder water staan, groeit de moeras-eik doorgaans zonder andere boomsoorten in zijn omgeving. Maar in veenmoerassen in Amerika groeit hij niet.

    Opvallend is de groeiwijze van deze middelgrote eik. Lang blijft de kroon kegelvormig met vrijwel horizontaal uit-staande takken en een tot in

    de top doorgaande stam. Ou-dere bomen krijgen een meer ronde kroon. De onderste tak-ken gaan op den duur sterk hangen. Over het algemeen groeit Quercus palustris beter dan bijvoorbeeld de eveneens Amerikaanse Quercus coccinea.

    GebruikHoewel Quercus palustris van nature in vochtige tot zeer natte bodems groeit, blijkt hij een sterk aanpassingsvermo-gen te bezitten. Ook op nor-male en matig droge bodems groeit hij goed. Zelfs bestrating

    geeft geen groeiproblemen, als de pH maar rond neutraal ligt. Een zure bodem geeft minder snel problemen dan een kalk-houdende grond. Te veel kalk heeft ijzergebrek tot gevolg, wat zich uit in lichtgroen tot geel blad en groeiachterstand.

    SelectiesVan de moeraseik bestaan ver-schillende selecties die vooral afwijkende groeivormen bie-den als zuil-, bol-, treur- en dwergvormen. De Naamlijst van Houtige Gewassen noemt er een aantal.

    De moeraseik, Quercus palustris, is vermoede-lijk de meest toegepas-te Amerikaanse eik. Karakteristiek aan deze boom zijn de vrijwel horizontaal afstaande takken. Die groeiwijze heeft wel tot gevolg dat de boom nogal wat ruimte vraagt.

    Mauri-eik

    Hoogte Tot 20 mKroon Breed en met rechte, doorgaande stam en bijna horizontaal afstaande takkenBlad 7-12 cm lang, variabel, met scherp toegespitste lobbenBloei MeiVruchten Zittend, kleine eikels, 1-1,5 cm, voor tweederde vrijWindbestendigheid Goed, verdraagt geen zeewindZiektegevoeligheid GeringGrondsoort Bij voorkeur vochthoudende, neutrale tot licht zure grond

    Moeraseik

  • 28 Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 29

    Quercus robur

    Zoals ook in de verschillende artikelen in dit eiken-thema-nummer naar voren komt, kent en kende de zomereik vele toepassingen. Een nuts-boom is hij tegenwoordig aan-zienlijk minder dan vroeger, al geldt hij nog altijd als een goede houtproducent.

    GebruikDoor zijn afmetingen is Quer-cus robur een ideale boom voor lanen, pleinen, parken en al-lerlei landschappelijke beplan-tingen. Voor straten wordt hij op den duur te groot al kan hij wel in bestrating staan.

    Aan de bodem stelt de zo-mereik betrekkelijk weinig eisen. Hij staat dan ook als bodemvaag te boek. Optimaal groeit hij echter op een mi-nerale, diep doorwortelbare, voedselrijke en min of meer vochthoudende bodem. Hier-toe behoren zware leem- en kleigronden. Tijdelijke over-stroming is geen probleem; aangevoerd nieuw slib komt de vitaliteit van de boom ten goede.

    SelectiesVan de zomereik bestaan veel selecties die betrekking heb-

    ben op een speciale habitus en bladafwijkingen. Vaak toege-past wordt de zuileik. Hoewel dit het idee geeft dat het om n groeivorm gaat, blijken er allerlei variaties op het zuilthema in de handel. Het goedkoopst zijn zaailingzuilen onder de naam Quercus robur Fastigiata. Ze laten echter een grote diversiteit in groei zien. Eenvormig zijn daarentegen de diverse selecties binnen de zuileik. Daarvan is Q. robur Fastigiate Koster de bekend-ste. Verschillende laanboom-kwekers hebben echter ook eigen selecties.

    Quercus rubra

    Hoogte 25-30 mKroon Brede, onregelmatige kroonBlad 5-10 cm, met onregelmatige, ronde lobben, zittend tot bijna zittendBloei MeiVruchten Gesteeld, twee tot drie bijeen, 2-3,5 cm lang, tot hooguit eenderde omgeven door de napWindbestendigheid Zeer goed, zoute zeewind redelijk goedZiektegevoeligheid Beperkt, al kunnen luis en allerlei rupsen in grote aantallen optreden en voor overlast zorgen Grondsoort Nogal bodemvaag

    De inlandse zomereik, Quercus robur, is de boomsoort die in stede-lijke en landschappe-lijke beplantingen het meest van alle eiken wordt aangeplant. In populariteit wint hij het ook van de meeste andere boomsoorten.

    Als solitair met voldoende ruimte rondom komt de Amerikaanse eik het best tot zijn recht. Dan groeit hij uit tot een forse boom met een breed-ronde, afgeplatte kroon. De herfstkleur is meestal het argument om deze eikensoort aan te planten. De verkleuring loopt afhankelijk van zon en temperatuur van oranjerood tot scharlakenrood, maar geel en geelbruin komen ook voor. Helaas is die herfstverkleuring niet elk jaar even overtuigend.

    GebruikIn tegenstelling tot de in-landse eiken verdraagt Quercus rubra schaduw, evenals ste-delijke luchtvervuiling. Van nature wortelt de boom graag diep, dus een standplaats met een hoge grondwaterstand is minder geschikt. Verder stelt deze Amerikaanse eik weinig eisen aan de bodem. Op droge, arme, niet kalkrijke gronden is de groei redelijk tot goed. De boom geeft daar ernstige vochtconcurrentie. De voor-

    keur gaat echter naar zandig-lemige, doorlatende bodems, die min of meer vochthoudend zijn en zuur tot neutraal. Te veel kalk geeft chlorose.

    SelectiesEr is een beperkt aantal cul-tivars. Dit betreft merendeels selecties op herfstkleur. Alleen Quercus rubra Aurea wordt gekweekt om het helder goud-geel uitlopende blad. Het blad is in de zomer lichtgeelgroen tot aan de herfstverkleuring.

    Er komen vele soorten eiken uit Amerika. Rode herfstkleuren zijn hun handelsmerk. Een van al die eiken, Quercus rubra, kreeg de naam van Amerikaanse eik mee, hoewel de soort-naam juist duidt op de rode herfstkleur.

    Zomereik

    Hoogte 20-25 mKroon Ovaal, later rond tot afgeplatBlad 12-22 cm, scherp getande, ondiepe lobbenBloei MeiVruchten 2-3 cm lang, afgeplat, kort gesteeld, nap vlak tot eenderde om eikelWindbestendigheid Geen zeewind, bij storm breuk- gevoeligZiektegevoeligheid WeinigGrondsoort Tolereert breed bodemspectrum wat betreft vocht, zuurgraad en minerale samenstelling

    Amerikaanse eik

    Quercus robur Fastigiate Koster

  • 30 Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 Tuin&Landschap [ 24-thema ] 2006 31

    Quercus suber

    Quercus suber, de kurkeik, spreekt sterk tot de verbeel-ding omdat hij de leverancier is van kurk. Zijn natuurlijke verspreidingsgebied is echter maar klein, reden waarom de soort beschermd is en niet meer voor kurkwinning mag worden gexploiteerd. Maar handel in de bomen vindt nog wel plaats.

    Bomen die vanuit Spanje of Portugal worden gemporteerd, komen volledig ontdaan van hun takken aan. Het vermogen om op het oude hout uit te lopen is echter bijzonder groot.

    Binnen enkele jaren ontstaat een nieuwe kroon met zomer en winter donkergroen, glan-zend blad.

    Opmerkelijk is ook het bloeigedrag. De bloei valt in april-mei, gelijk met het uitlo-pen van het jonge blad, maar gaat door in de zomermaan-den. Hierdoor zitten er in de boom ook altijd eikels in alle ontwikkelingsstadia. Rijpe eikels zijn zwart.

    GebruikDe kurkeik is geen boom om in aantallen aan te planten

    in parken en plantsoenen. Het is een echte solitair voor beschutte plaatsen en ook bin-nenbeplantingen. De winter-hardheid is beperkt, als win-terhardheidszone wordt in de literatuur 8b opgegeven. Dat betekent dat hij tot zon 10C vorst kan doorstaan. Gewaakt moet wel worden voor uitdro-gende wind en zonneschijn in winterse vorstperioden.

    Als standplaats vraagt hij om een droge, niet te rijke grond als open zandgrond. Hij is niet geschikt voor zware, vochtige, kalkrijke terreinen.

    Quercus x turneri

    Hoogte 6-10 mKroon Breed, vaasvormigBlad 6-10 cm leerachtig, glanzend donker- groen, wintergroenBloei April-meiVruchten 1,5-2,5 cm lang, alleenstaand of in paren, voor eenderde door nap met iets afstaande schubben omgevenWindbestendigheid RedelijkZiektegevoeligheid OnbekendGrondsoort Weinig eisend, verdraagt droogte

    De kurkeik refereert net als vijg en olijf aan de mediterrane sfeer van het Middellandse Zeegebied. Het bijzon-dere van de kurkeik is zonder twijfel de dikke, grillige schors. Een boom die op het randje zit van wat hier moge-lijk is.

    Uit een kruising van Quercus ilex met Quercus robur is op de kwekerij van Spencer Turner, Holloway Down in Essex, En-geland in 1783 of wellicht al eerder Quercus turneri ontstaan. Later is door Willdenow een wat afwijkende boom in de botanische tuin van Berlijn beschreven. Uiteindelijk kreeg deze de naam Quercus turneri Pseudoturneri.

    Gekweekt wordt uitsluitend Quercus turneri Pseudoturne-ri, een grote struik tot kleine boom. De leerachtige bladeren zijn donkergroen, matglan-

    zend en hebben naar de top gerichte, ronde lobben. Afhan-kelijk van de winter is hij win-tergroen. In het voorjaar is hij echter korte tijd kaal, want de rest van het blad valt vlak voor het uitlopen van het nieuwe blad af. Dit in tegenstelling tot de bladhoudende eiken, die hun bladeren twee tot drie jaar behouden.

    GebruikHet is een wintergroene boom die als solitair of in kleine groepen prima past in parken, plantsoenen en wat grotere

    tuinen. Hij kan ook op kalk-houdende grond worden aan-geplant. De boom accepteert overigens alle grondsoorten die niet te nat en arm aan voe-dingsstoffen zijn. Belangrijk is een goed ontwaterde bodem.

    Als standplaats gaat de voorkeur naar een zonnige of halfbeschaduwde locatie. Het stadsklimaat met s zomers hitte-uitstraling van gebou-wen en verharding is voor deze boom geen probleem. Uitdrogende wind en zon in de winter hebben bladschade tot gevolg.

    Een wintergroene eik en volledig winterhard. Deze combinatie van eigenschappen maakt de Quercus x turneri Pseudoturneri tot een speciale verschijning. Opmerkelijk genoeg wordt hij maar mondjes-maat toegepast.

    Kurkeik

    Hoogte 8-10 mKroon Kegelvormig tot rondBlad 6-10 cm lang, leerachtig en donker- groenBloei Mei-juni, grijswitviltige lange katjesVruchten 3-7 bijeen, gesteeld, 20 cm lang, half omsloten door viltige napWindbestendigheid RedelijkZiektegevoeligheid OnbekendGrondsoort Alle, niet te arm, van zuur tot sterk alkalisch

    Turners eik