Upload
e-van-someren
View
215
Download
2
Embed Size (px)
Citation preview
ARTIKELEN
Slaap-waakritmestoornissen bij gezonde en demente ouderen
E. van Someren
Abstract Zo’n 40 tot 70 procent van de ouderen heeft
chronisch last van een verstoorde slaap, terwijl dit bij de
helft van de gevallen niet door de huisarts wordt opge-
merkt (Van Someren 2000a). De stoornissen uiten zich in
frequent nachtelijk ontwaken, moeite met in slaap vallen
en te vroeg wakker worden. De consequenties van een
verstoorde slaap blijven niet tot klachten over de nacht
beperkt; er is sprake van een aantoonbare negatieve
invloed op de fysieke gezondheid. Een niet-uitputtende
lijst fysieke consequenties omvat een groter risico op
cardiovasculaire symptomen, ongevallen en mortaliteit,
alsmede een afname van endocriene en immuunfuncties.
Ook de geestelijke gezondheid heeft onder een verstoorde
nachtrust te lijden: de subjectieve kwaliteit van leven
neemt af, slaperigheid en concentratieproblemen nemen
toe, het risico op depressie neemt toe, en er zijn ook
repercussies voor het cognitief functioneren. In de laatste
jaren is uit experimenteel onderzoek gebleken dat met
name de cognitieve functies die een beroep doen op de
prefrontale cortex ’ zogenaamde executieve functies zoals
aandacht, plannen en concentratie ’ te lijden hebben onder
een verstoorde nachtrust. Dit blijken nu net de functies te
zijn die sowieso al het sterkst afnemen met leeftijd. Het is
op dit moment echter niet duidelijk of er een causale
bijdrage is van de leeftijdsgerelateerde verslechtering van
slaap aan de afname van prefrontaal functioneren met
toenemende leeftijd. De fysieke en mentale gevolgen van
slaapstoornissen hebben tenslotte een aantoonbaar nega-
tief effect op de autonomie en zelfzorg van ouderen.
Bij ouderdomsgerelateerde dementie, zoals de ziekte
van Alzheimer, kan het verstoorde slaap-waakritme nog
groteskere vormen aannemen. Het optreden van onrust
en geagiteerd gedrag gedurende de nacht trekt een zware
wissel op de kwaliteit van leven van zowel de demente-
rende als degene die de verzorging op zich neemt. Als
deze verstoringen optreden neemt de kans op institutio-
nalisering binnen een jaar toe met een factor tien, en
bovendien blijken ze een goede voorspeller voor een
sterkere afname in cognitie en functie.
Op grond van het bovengenoemde is het niet verras-
send dat 40 procent van alle hypnotica aan ouderen
wordt voorgeschreven, veelal chronisch: 10–27 procent
van de ouderen gebruikt dagelijks een slaappil. Dit is
geen afdoende oplossing, omdat de effectiviteit van hyp-
notica na een aantal weken vermindert zodat ze geen
remedie vormen voor chronische insomnie. Bovendien
verslechteren hypnotica het geheugen, de waakzaamheid
en het functioneren overdag, en doen ze het risico op
verkeersongevallen, heupfracturen, hospitalisatie, ver-
pleegbehoefte en overlijden toenemen. Bij dementie zijn
veelgebruikte medicijnen voor nachtelijke onrust, zoals
neuroleptica, antidepressiva en hypnotica, veelal weinig
effectief, en ze veroorzaken doorgaans nog meer bijwer-
kingen dan al het geval is bij toepassing bij niet-demente
ouderen.
Derhalve is er sterk behoefte aan alternatieven voor
hypnotica, zonder deze ongewenste bijwerkingen. Een
Consensus Development Panel van het National Insti-
tute of Health in de Verenigde Staten stelde dat hypno-
tica niet meer als de belangrijkste behandelmethode voor
insomnie kunnen worden gezien (Anoniem 1991). Voor
de ontwikkeling van rationele behandelmethoden is het
essentieel om allereerst inzicht te verkrijgen in de mecha-
nismen en oorzaken die ten grondslag liggen aan de
ouderdomsgerelateerde toename in slaapstoornissen. In
het onderstaande zal iets over het lopende onderzoek
naar deze mechanismen volgen.
Neuropraxis (januari 2001) 5:19–21
DOI 10.1007/BF03070976
13
De biologische klok
Slaap wordt gereguleerd door een groot aantal hersenge-
bieden: er is niet zoiets als een cruciaal gebied (Van
Someren 2000b). Toch is er een gebied dat speciale aan-
dacht heeft gekregen bij het onderzoek naar veranderin-
gen in het slaap-waakritme bij veroudering: de
hypothalame suprachiasmatische kern (nucleus supra-
chiasmaticus). De nucleus suprachiasmaticus is de bio-
logische klok van de hersenen, en speelt een cruciale rol
bij het regelen van alle basale lichaamsfuncties die een
dag-en-nachtritme vertonen, zoals lichaams tempera-
tuur, hormoonafgifte en slapen en waken. De nucleus
suprachiasmaticus bepaalt niet zozeer de fysiologische
en gedragsmatige processen die tezamen als slaap kunnen
worden aangemerkt, maar met name wanneer deze
optreden: wanneer men slaapt. Het is bij veroudering
nu juist zo opvallend dat het niet onmogelijk wordt om
te slapen, maar dat de verdeling van de slaap over de dag
van 24 uur verandert: ’s nachts wordt men vaker wakker,
terwijl voor velen de behoefte aan een of meer dutjes
overdag toeneemt. Juist dit fenomeen, maar ook andere
karakteristieken van leeftijdsgerelateerde veranderingen
in 24-uursritmes wijzen op een mogelijk belangrijke rol
van de biologische klok (Van Someren et al. 1993). Inder-
daad is in postmortem onderzoek gevonden dat er op
hoge leeftijd ’ en nog in veel sterkere mate bij de ziekte
van Alzheimer ’ een sterke afname is van het aantal
actieve neuronen in de nucleus suprachiasmaticus
(Swaab 1985). Twee belangrijke vraagstellingen hebben
in de afgelopen jaren ruim aandacht gekregen in het
onderzoek dat aan het Nederlands Instituut voor Her-
senonderzoek wordt gedaan. Ten eerste: wat kunnen
mogelijk oorzaken zijn voor de afname in neuronale
activiteit in de nucleus suprachiasmaticus? Ten tweede:
is deze afname een onomkeerbaar proces? De leidraad bij
deze onderzoeken is het zogenaamde ‘Use it or lose it’-
concept (Swaab 1991), dat veronderstelt dat het atrofie-
ren van neuronen bevorderd wordt door een gebrek aan
activatie, en geremd ’ en mogelijk zelfs deels hersteld ’
kan worden door de activatie te doen toenemen.Wat zijn
nu voor de nucleus suprachiasmaticus de belangrijke
prikkels die voor activatie zorgen?
De biologische klok maakt voor het synchroniseren
van de ritmes in basale lichaamsfuncties met de dage-
lijkse licht/donkercyclus gebruik van ten minste twee
signalen die vanuit andere delen van het lichaam worden
doorgegeven. Overdag wordt de klok gestimuleerd door
omgevingslicht via een directe projectie vanuit de retina
op de nucleus suprachiasmaticus. ’s Nachts wordt de
nucleus suprachiasmaticus geremd door het hormoon
melatonine, dat door de epifyse (pijnappelklier) wordt
afgegeven.
Bij veroudering, en nog in sterkere mate bij de ziekte
van Alzheimer, zijn deze prikkels in veel mindere mate
aanwezig. Ouderen en dementen komen minder buiten,
waar het licht het sterkst is, en de ogen en oogzenuw
functioneren minder goed dan bij jongere mensen het
geval is. Terwijl jongeren en volwassenen zich gemiddeld
gedurende 1 tot 5 uur per dag blootstellen aan licht met
een intensiteit van meer dan 2000 lux, doen ouderen dat
maar gemiddeld 1 uur per dag, en demente patienten in
een verpleeghuis zelfs maar gemiddeld 1,6 minuten. Ten
tweede bereikt bij een leeftijd van 60 jaar, in vergelijking
met jonge volwassenen, nog maar een derde van het
omgevingslicht het netvlies door verdikking en vertroe-
beling van de lens en de ouderdomsgerelateerde reductie
in pupildiameter. Ten derde wordt van het licht dat het
netvlies bereikt minder doorgegeven vanwege degenera-
tie van retinale ganglioncellen en de optische zenuw, met
name bij de ziekte van Alzheimer. Ten slotte is er een
ouderdomsgerelateerde toename in de prevalentie van
oogafwijkingen zoals cataract, glaucoom, maculadege-
neratie en diabetische retinopathie.Ook de nachtelijke
remming van de nucleus suprachiasmaticus door mela-
tonine wordt minder bij veroudering. Met toenemende
leeftijd, en in nog sterkere mate bij de ziekte van Alzhei-
mer, neemt door calcificatie de hoeveelheid melatonine-
producerend weefsel in de pijnappelklier af, en daarmee
ook de nachtelijke productie, terwijl er in sommige geval-
len overdag meer dan het gebruikelijke lage niveau wordt
afgegeven.
Het is niet onwaarschijnlijk dat het gebrek aan de
natuurlijke prikkels van licht en melatonine het atrofie-
ren van cellen in de biologische klok, zoals dat op hoge
leeftijd en bij dementie optreedt, bevordert. Bij oude
proefdieren, die vergelijkbare atrofie in de nucleus supra-
chiasmaticus laten zien, is aangetoond dat deze inder-
daad kan worden geremd als er voor extra blootstelling
aan licht wordt gezorgd. Deze bevindingen suggereren
een mogelijkheid om tot een rationele therapie te komen:
extra stimulatie van de klok door meer omgevingslicht
overdag, en extra remming van de klok door het geven
van melatonine ’s nachts. Dit idee wordt ondersteund
door de volgende bevindingen betreffende melatonine
en licht bij ouderen.
Melatonine
Slecht slapende ouderen maken minder melatonine aan
dan goed slapende ouderen, terwijl hun slaap significant
verbetert na een farmacologische (2 mg) of fysiologische
(0,3–0,5 mg) orale dosis melatonine. Ook bij ouderen in
een mild tot gevorderd stadium van dementie is de effec-
tiviteit van melatoninesuppletie op slaapstoornissen,
20 Neuropraxis (januari 2001) 5:19–21
13
geheugen en stemming aangetoond. Ook in onderzoek
bij niet-dementen werden stemmingsverbeteringen
gerapporteerd. Een case-studie in een eeneiige tweeling
met de ziekte van Alzheimer suggereert dat langdurig
(drie jaar) gebruik van 6 mg melatonine per dag niet
alleen het optreden van slaapstoornissen en sundowning1
vermindert, maar ook een vertraging in de functionele en
cognitieve achteruitgang teweegbrengt. Deze bevinding
werd bevestigd in een studie waarbij veertien Alzheimer-
patienten na langdurig gebruik (twee tot drie jaar) van 9
mg per dag niet de te verwachten achteruitgang in functie
en cognitie lieten zien. Het gaat hierbij echter niet om een
gerandomiseerde placebo-gecontroleerde dubbelblinde
studie, zodat deze bevindingen in goed onderzoek nog
geverifieerd moeten worden.
Licht
Extra licht heeft bij ouderen een gunstig effect op de
fysieke conditie en de stemming. In 1989 werd voor de
eerste maal gerapporteerd dat lichttherapie ook een gun-
stig effect had op slaapstoornissen en agitatie bij demente
ouderen, en sindsdien kon dit worden bevestigd door vele
studies van deze en andere onderzoeksgroepen, inclusief
de onze.
Er moet worden aangetekend dat de meeste onderzoe-
ken kortdurend bij een kleine groep ouderen zijn uitge-
voerd, waarvan over het algemeen een deel goed reageerde
en een ander deel geen respons liet zien. Het is dus nog niet
duidelijk of langdurige behandeling effectief blijft en
mogelijk ook preventief werkt. Ook de combinatie van
extra licht overdag en aanvulling van het melatoninete-
kort ’s nachts is nog niet onderzocht en zou wellicht betere
resultaten kunnen geven dan het gebruik van alleen licht
of melatonine. In ons lopende onderzoek wordt op dit
moment geprobeerd meer helderheid te krijgen over de
mechanismen en toepassingsmogelijkheden.
Dankwoord
Het onderzoek naar chronobiologische mechanismen en
behandeling van ouderdomsgerelateerde slaapstoornis-
sen wordt gesteund door Zorg Onderzoek Nederland
(ZON), Den Haag (Preventie Project 2830030), NWO, Den
Haag (Project Succesvol Ouder Worden 014-90-001),
Cambridge Neurotechnology, Philips Lighting, Braun,
Auping en Sarstedt.
Literatuur
Anoniem (1991) The treatment of sleep disorders of older people.Sleep 14, 169–177. National Institutes of Health ConsensusDevelopment Conference Statement.
Swaab, D.F. (1991). Brain aging and Alzheimer’s disease, ‘wearand tear’ versus ‘use it or lose it’.Neurobiol Aging 12, 317–324.
Swaab, D.F., Fliers, E. & Partiman, T.S. (1985). The suprachias-matic nucleus of the human brain in relation to sex, age andsenile dementia. Brain Res 342, 37–44.
Someren, E.J.W. van (2000a). Circadian rhythms and sleep inhuman aging. Chronobiol Int 17, 233–243.
Someren, E.J.W. van (2000b). More than a marker: interactionbetween the circadian regulation of temperature and sleep,age-related changes, and treatment possibilities. ChronobiolInt 17, 313–354.
Someren E.J.W. van, Mirmiran, M. & Swaab, D.F. (1993). Non-pharmacological treatment of sleep and wake disturbances inaging and Alzheimer’s disease: chronobiological perspectives.Behav Brain Res 57, 235–253.
1 is het (veronderstelde) verergeren van geagiteerd gedrag tegen heteinde van de dag. Uit recent onderzoek is echter gebleken dat voorde meeste demente ouderen de sterkste agitatie niet tegen het eindevan de dag plaatsvindt, maar aan het begin van demiddag, zodat determ, die een bepaald tijdstip suggereert, eigenlijk niet langervoldoet.
Neuropraxis (januari 2001) 5:19–21 21
13