54
Tentamen FINANCIERING & EXTERNE VERSLAGGEVING Eerst worden de hoofdstukken voor Financiering behandelt, daarna die van externe verslaggeving. Hoofdstuk 1 Ondernemingen en hun functie in de economie 1.1 Consumenten en producenten De algemene economie bestudeert de relaties tussen consumenten en producenten en tussen de producenten onderling. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen macro en micro economie. Bij micro-economie horen de marktvormen (bedrijf consument). Macro-economie houdt zich bezig met de economische problemen van de maatschappij als geheel, zoals inflatie en werkloosheid. De bedrijfseconomie richt zich op het economisch handelen binnen de productieorganisaties. Een onderneming is een productieorganisatie In een productieorganisatie worden productiemiddelen bij elkaar gebracht en vervolgens in een productieproces omgezet in producten. Een productieorganisatie opereert op 2 markten: inkoopmarkt voor productiemiddelen, verkoopmarkt voor gemaakte producten. De productieorganisatie is een samenwerkingsverband van arbeid en kapitaal. Een onderneming streeft naar winst De grootte van de winst is afhankelijk van enerzijds de efficiency en anderzijds de effectiviteit van het ondernemingsproces. Onder de effectiviteit wordt de doelmatigheid van het productieproces verstaan, en onder de effectiviteit de doelgerichtheid van het productieproces( de mate waarin het eindproduct geschikt is om te voldoen aan de eisen van de afnemers). Een productieproces is efficiënt wanneer de hoeveelheid met zo min mogelijk kosten kan worden geproduceerd. (zo laag mogelijke kostprijs) Een productieproces is effectief als het product in trek is bij de afnemers.( zo hoog mogelijke verkoopopbrengst). 1.2 Profit- en non-profitorganisaties Ondernemingen streven naar winst en behoren daarom tot de profitsector. Ook zijn er in Nederland veel non-profitorganisaties, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt tussen de overheidssector en de particuliere non-profitorganisaties. 1. Overheidssector: Bestaat uit het Rijk, de provincies, gemeenten en waterschappen. De overheid levert vooral collectieve goederen en diensten(voorzieningen voor het volk, zoals infrastructuur, veiligheid dijken etc). Deze voorzieningen kunnen niet door ondernemingen voortgebracht worden, omdat het marktmechanisme hier niet geschikt voor is. Je kan niet alleen jezelf beschermen tegen boeven. Vandaar dat er voor collectieve goederen en diensten het budgetmechanisme is ingeschakeld. De overheid heft belastingen en stelt een budget vast om alles te kunnen financieren. 2. Particuliere non-profitinstellingen: Denk aan: sportverenigingen, maar ook goede doelen als het Rode kruis etc. Non-profitorganisaties verschillen van ondernemingen in de volgende opzichten: 1. Non-profitinstellingen willen bepaalde voorzieningen tot stand brengen. De activiteiten kunnen dus niet verschillen met het doel van de organisatie. 2. Non-profitorganisaties kunnen eigenlijk niet voortbestaan door zakelijke markttransacties uit te voeren, dus ze zijn economisch niet zelfstandig. Ze 1

Tentamen FINANCIERING

  • Upload
    david

  • View
    45

  • Download
    5

Embed Size (px)

Citation preview

Tentamen FINANCIERING & EXTERNE VERSLAGGEVING Eerst worden de hoofdstukken voor Financiering behandelt, daarna die van externe verslaggeving.

Hoofdstuk 1Ondernemingen en hun functie in de economie

1.1 Consumenten en producenten

De algemene economie bestudeert de relaties tussen consumenten en producenten en tussen de producenten onderling. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen macro en micro economie. Bij micro-economie horen de marktvormen (bedrijf consument). Macro-economie houdt zich bezig met de economische problemen van de maatschappij als geheel, zoals inflatie en werkloosheid.

De bedrijfseconomie richt zich op het economisch handelen binnen de productieorganisaties.

Een onderneming is een productieorganisatieIn een productieorganisatie worden productiemiddelen bij elkaar gebracht en vervolgens in een productieproces omgezet in producten.Een productieorganisatie opereert op 2 markten: inkoopmarkt voor productiemiddelen, verkoopmarkt voor gemaakte producten. De productieorganisatie is een samenwerkingsverband van arbeid en kapitaal.Een onderneming streeft naar winstDe grootte van de winst is afhankelijk van enerzijds de efficiency en anderzijds de effectiviteit van het ondernemingsproces.Onder de effectiviteit wordt de doelmatigheid van het productieproces verstaan, en onder de effectiviteit de doelgerichtheid van het productieproces( de mate waarin het eindproduct geschikt is om te voldoen aan de eisen van de afnemers). Een productieproces is efficint wanneer de hoeveelheid met zo min mogelijk kosten kan worden geproduceerd. (zo laag mogelijke kostprijs)Een productieproces is effectief als het product in trek is bij de afnemers.( zo hoog mogelijke verkoopopbrengst).

1.2 Profit- en non-profitorganisaties

Ondernemingen streven naar winst en behoren daarom tot de profitsector. Ook zijn er in Nederland veel non-profitorganisaties, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt tussen de overheidssector en de particuliere non-profitorganisaties.1. Overheidssector: Bestaat uit het Rijk, de provincies, gemeenten en waterschappen. De overheid levert vooral collectieve goederen en diensten(voorzieningen voor het volk, zoals infrastructuur, veiligheid dijken etc). Deze voorzieningen kunnen niet door ondernemingen voortgebracht worden, omdat het marktmechanisme hier niet geschikt voor is. Je kan niet alleen jezelf beschermen tegen boeven. Vandaar dat er voor collectieve goederen en diensten het budgetmechanisme is ingeschakeld. De overheid heft belastingen en stelt een budget vast om alles te kunnen financieren.2. Particuliere non-profitinstellingen: Denk aan: sportverenigingen, maar ook goede doelen als het Rode kruis etc.

Non-profitorganisaties verschillen van ondernemingen in de volgende opzichten:1. Non-profitinstellingen willen bepaalde voorzieningen tot stand brengen. De activiteiten kunnen dus niet verschillen met het doel van de organisatie.2. Non-profitorganisaties kunnen eigenlijk niet voortbestaan door zakelijke markttransacties uit te voeren, dus ze zijn economisch niet zelfstandig. Ze zijn afhankelijk van bijdragen om niet zoals contributies, donaties, subsidies etc.3. De beoordeling van de effectiviteit bij non-profitinstellingen is veel moeilijker dan bij ondernemingen. Het winstcijfer kan namelijk niet gebruikt worden in de non-profitsector. De effectiviteit moet dus op een andere manier gemeten worden, niet in geld. Bijvoorbeeld de hulp die ze hebben geboden aan Afrika door hun actie. Efficiency kan door kostprijs natuurlijk wel berekend worden. Bijv. Het uurloon van slachtofferhulp in Oeganda.

1.3 OndernemingsactiviteitenWe kunnen een globale indeling maken naar de aard van het omzettingsproces: landbouw en extractie industrie handel dienstverlening

Landbouw en extractieTyperend voor ondernemingen in de categorie landbouw en extractie is dat ze gebruik maken van de rijkdommen van de natuur. Hierdoor kunnen ze met weinig grondstof veel eindproduct verkrijgen. Bij extractieve bedrijven, die zich bezighouden met de winning van delfstoffen zoals goud, koper, gas en olie, wordt er helemaal geen gebruik gemaakt van grondstoffen, want die gaan zij winnen. Beiden hebben wel weer veel duurzame productiemiddelen voor nodig: de landbouwgrond voor de agrarir, de vergunning van de mijn of het olieveld bij de extractieve bedrijven zijn hier voorbeelden van.

IndustrieIndustrile ondernemingen maken een fysiek, tastbaar product, dat voor de productie nog niet in die vorm bestond.Er wordt onderscheid gemaakt tussen massaproductie en stukproductie.StukproductieMassaproductie

MaatwerkStandaardproduct

Bestemd voor 1 bepaalde klantBestemd voor de gehele markt

Op bestellingOp voorraad

Dit zijn de twee uitersten. Er zijn ook 2 tussenvormen:1. serie-stukproductie: Hierbij houdt men vast aan gedachte dat elke klant eigen individueel bepaalde producten krijgt, maar dat men probeert de kosten te besparen door de componenten van het product in grotere aantallen te produceren. Bijvoorbeeld een auto naar smaak laten maken, door evt. Sportstoelen, velgen, lederen bekleding. 2. Serie-massaproductie: Hierbij worden varianten van het standaardproduct geproduceerd, waarbij om en om de machines omgesteld moeten worden naar de betreffende variant. Bijv. pak suiker, doos suikerklontjes.

Het belang van de drie inputs (grondstof, duurzame productiemiddelen en arbeid) hangt bij een industrile onderneming af van het soort onderneming.Bijv. Olieraffinaderij zijn de grondstoffen en duurzame productiemiddelen belangrijke kosten, terwijl bij een producent van houten keukens de arbeidskosten belangrijk zijn. Door de automatisering neemt het belang van de duurzame productiemiddelen in de kosten toe.

HandelHandelsondernemingen maken geen nieuwe producten. Er is geen transformatieproces in technische zin. Handelsondernemingen zijn tot stand gekomen doordat er geen gelijkheid is tussen productie en consumptie. Deze ongelijkheid kan betrekking hebben op:1. De grootte van de productie en consumptie;2. De samenstelling van de productie en consumptie;3. Het tijdstip van de productie en consumptie;4. De plaats van de productie en consumptie.

Het transformatieproces bij handel houdt dus een transformatie naar grootte, assortiment, tijd en plaats in.. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen groothandel en detailhandel. De detailhandel levert rechtstreeks aan de consument, de groothandel koopt in bij de fabrikant en verdeelt de partijen over de detailhandel. Daarom wordt de groothandel gekenmerkt door business2business. De kosten bestaan voornamelijk bij handel uit de ingekochte handelsgoederen, maar ook duurzame productiemiddelen. Arbeid voornamelijk in detailhandel.

DienstverleningOndernemingen die zich bezighouden met dienstverlening, verrichten prestaties voor hun klanten zonder dat zij een nieuw goed maken, of bestaand goed overdragen. Dit is erg breed, maar dit zijn de belangrijkste categorien: financile dienstverlening (banken, verzekeraars) horeca transport ICT Facilitaire dienstverlening (catering, schoonmaak)

Kenmerkend hierbij is dat er geen grondstoffen worden ingekocht bij leveranciers. Duurzame productiemiddelen kunnen wel zeer belangrijk zijn, net als de arbeidskosten.

1.4 Rechtsvormen van ondernemingenOndernemingen met rechtspersoonlijkheid bestaan in de vorm van een NV, BV of coperatie.

De winst die wordt behaald bij een eenmanszaak wordt belast met de inkomstenbelasting. (schijventarief)Alle ondernemers hebben een wettelijke verplichting om een administratie bij te houden: deze boekhoudverplichting geeft bijvoorbeeld aan de belastingdienst de mogelijkheid om aangifte van de ondernemer te controleren. De eigenaar van een eenmanszaak heeft geen publicatieplicht.

PersonenvennootschapWanneer twee of meer personen besluiten om samen een onderneming te gaan exploiteren, dan heeft die de rechtsvorm van een personenvennootschap. Hiervan zijn 3 vormen: niet- openbare vennootschap: hierin treden de vennoten niet onder gemeenschappelijke naam naar buiten openbare vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid (ov); De vennoten opereren onder gemeenschappelijke naam De openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid (ovr); de vennoten opereren onder een gemeenschappelijke naam en de verbintenissen worden aangegaan op naam van de ovr.

Fiscaal bestaat de personenvennootschap niet. Elke vennoot word geacht een aparte onderneming te drijven. Ook de personenvennootschap heeft geen publicatieplicht.

Kapitaalvennootschap2 vormen, nv en bv, dit zijn rechtspersonen. Het eigen vermogen is verdeeld in aandelen.De belastingheffing over de winst van de nv/bv ligt wat anders, omdat er zowel belasting moet worden geheven bij de vennootschap en bij de aandeelhouders. De winst van de nv/bv wordt belast met de vennootschapsbelasting. De werknemers worden met hun salaris belast met inkomstenbelasting.De aandeelhouder betaalt inkomstenbelasting.De vennootschap dient bij dividenduitkering ook nog 15% dividendbelasting in te houden en af te dragen aan de belastingdienst. Deze werkt niet verzwarend, omdat de aandeelhouder de ingehouden dividendbelasting mag verrekenen met de te betalen inkomstenbelasting. De bv/nv hebben publicatieplicht.Verschillen NV/BV:1. Bv heeft alleen aandelen op naam, bij nv mogen ze ook aan toonder zijn.2. Bij bv kan een blokkeringsregeling worden opgenomen in de statuten, die beperkingen aan de aandeelhouder oplegt m.b.t. de verkoop van de aandelen. Bij een nv mag dit niet3. Nv heeft minimumkapitaal nodig van 45000 bij oprichting, bv heeft geen minimumkapitaal meer nodig.

CoperatieCoperatie oefent een bedrijf uit ten behoeve van haar leden. De leden van een coperatie doen zaken met hun coperatie. Deze zijn vooral te vinden in de agrarische en financile sector.De coperatie valt onder de vennootschapsbelasting; maar hier geldt wel een bijzondere regeling voor, namelijk dat niet alle winst belast wordt. Coperatie heeft publicatieplicht.

1.5 OmzetbelastingVoor niet rechtspersonen is de inkomstenbelasting van toepassing en voor rechtspersonen de vennootschapsbelasting. Hiernaast moet ook omzetbelasting worden betaald, waar iedere onderneming mee te maken heeft. Deze omzetbelasting is een belasting die consumptieve uitgaven treft, de eindafnemer van een goed of dienst moet deze belastingen dus voor zijn rekening nemen. Het algemene tarief van de omzetbelasting is 21%.

Voor een onderneming vormt de omzetbelasting geen kostenpost: omzetbelasting die verschuldigd is aan de belastingdienst wordt doorberekend aan de afnemer en omzetbelasting die door een leverancier is doorberekend is terug te vorderen van de belastingdienst. In de resultatenrekening speelt de omzetbelasting geen rol. Zowel omzet als kosten worden excl. Btw gepresenteerd. De consument is degene die uiteindelijk de last van de omzetbelasting draagt. Voor hem is het dus een kostprijsverhogende belasting.

Bijzondere situaties in de omzetbelasting laag tarief: 6% op sommige leveringen van goederen of diensten. Vrijstellingen: sommige prestaties worden vrijgesteld van omzetbelasting. Diensten van banken en verzekeringen, medische diensten, agrarische leveringen en leveringen of diensten met betrekking tot onroerend goed vallen hieronder.Deze vrijstelling heeft 2 gevolgen:1. de ondernemer is over de betreffende levering of dienst geen omzetbelasting verschuldigd.2. De ondernemer kan de aan hem door leveranciers doorberekende omzetbelasting niet terugvorderen.Exportgoederen worden niet getroffen door NL omzetbelasting, wel door wat er in dat land geheven wordt.1.6 Samenwerkingsvormen tussen ondernemingen

Fusie en overnameWanneer een onderneming wilt groeien, nemen zij liever een bedrijf over dan om zelf nieuwe activiteiten op te starten, omdat dit minder makkelijk is. Overnames gebeuren voornamelijk doordat een onderneming de aandelen van een ander bedrijf opkoopt. Fusie wordt gebruikt als er sprake is van 2 gelijkwaardige partijen die samensmelten. (dus geen overnemer en overgenomen)De relatie tussen overnemer en overgenomen kan verschillend zijn, dit kan worden toegelicht aan de hand van de begrippen bedrijfstak en bedrijfskolom. Een bedrijfskolom vormt de totale keten van bedrijven die betrokken zijn bij de voortbrenging van een goed of dienst, het geheel van stadia dat een product doorloopt op zijn weg van producent naar consument.De gezamenlijke bedrijven in 1 schakel van een bedrijfskolom vormen een bedrijfstak.

De volgende soorten overnames(en fusies) kunnen we nu onderscheiden:1. Overnemer en overgenomene opereren in dezelfde bedrijfstak. Bijv. Overname supermarkt in de buurt. Vermindert kosten, verhoogt concurrentiepositie.2. Overnemer en overgenomene opereren in opvolgende schakels van dezelfde bedrijfskolom. Bijv. Schoenenwinkel koopt leverancier over. Dit heet integratie.3. Overnemer en overgenomene opereren in dezelfde schakel van verschillende bedrijfskolommen. Bijvoorbeeld groothandel schoenen neemt groothandel sokken over. Dit heet parallellisatie, verbreding van het assortiment4. Overnemer en overgenomene opereren in verschillinde schakels van verschillende bedrijfskolommen. Dit heten conglomeraten. Deze zijn tegenwoordig niet meer populair, omdat het is gebleken dat het moeilijk is voor de leiding om alles bij elkaar van verschillende bedrijven te besturen.

FranchisingEen zelfstandige ondernemer die zich aansluit en daardoor gebruikmaakt van bepaalde faciliteiten, zoals inkoop, marketing en winkelinrichting, staat bekend onder de naam franchising.KartelvormingBij kartelvorming maken zelfstandige producenten afspraken, die de concurrentie beperken. Bij de marktvorm volledige mededinging zijn er veel ondernemingen en veel klanten in een bedrijfstak en is er sprake van een gestandaardiseerd product. Dit leidt tot scherpe concurrentie. Hier komt veel kartelvorming voor. Bij oligopolie zijn er weinig aanbieders. Hierbij kunnen ze snel in de verleiding komen om afspraken te maken over de te hanteren verkoopprijzen of de verdeling van de markt. Dit is kartelvorming.

Hoofdstuk 2: Bedrijfseconomische vakgebieden en functies

2.1 Bedrijfseconomische vakgebiedenDe bedrijfseconomie is op te delen in financiering en accounting. De Engelse term hiervoor is Finance and accounting. De accounting kan vervolgens worden onderverdeeld in managementaccounting en financial accounting. Hieronder de drie vakgebieden.

OndernemingsfinancieringOndernemingsfinanciering is ruimer dan de naam doet vermoeden. Het houdt zich niet alleen bezig met de vraag hoe de productiemiddelen van de onderneming gefinancierd moeten worden, maar ook met de vraag in welke productiemiddelen het beste geinvesteerd kan worden. Niet alleen de financieringsproblematiek, maar ook de investeringsproblematiek dus. Hierna wordt gekeken welk soort vraagstukken voor beide kanten van het vakgebied kenmerkend zijn.

InvesteringenIndustrile bedrijven zullen grote investeringen doen in productieinstallaties, terwijl dit anders ligt bij een dienstverlenende onderneming. Bij handelsondernemingen zullen de voorraden van relatief groot belang zijn.

Een onderneming investeert in productiemiddelen om daarmee in het productieproces waarde te creren. Deze toegevoegde waarde moet hoger zijn dan de investering, wil er winst gedraaid worden. Vaak zijn er verschillende voorgenomen investeringen; dan worden er selectiemaatstaven te hulp geroepen om te kijken welke investering het gunstigste is voor de onderneming. Dit wordt zo veel mogelijk in geld uitgedrukt. In zon selectiemaatstaf wordt een schatting gemaakt van de extra omzet die uit de investering voortvloeit en van de bedragen die als lopende bedrijfskosten gedurende de looptijd van het project voldaan moeten worden. Hieronder vallen ook de kosten van het verkrijgen van financieringsmiddelen voor het project.Ook niet-financile factoren kunnen een rol spelen bij deze beslissing.Aangezien elke investering financieringskosten met zich meebrengt, probeert de onderneming toch om gedwongen investeringen zo laag mogelijk te houden. Het bieden van korting van contante betaling kan een voordeligere optie zijn dan verkopen op rekening.

FinancieringAls een keuze is gemaakt voor de investering, moet er gekeken worden naar de manier hoe deze investering gefinancierd gaat worden. Er zijn verschillende mogelijkheden. In investering kan bijvoorbeeld volledig en direct te worden betaald, maar hierdoor krijg je hele hoge lasten. Daarom wordt er ook gebruik gemaakt van huur of leasing van productiemiddelen. Ook de rechtsvorm kan hier een belangrijke rol in spelen. Een eenmanszaak moet zijn eigen vermogen in de investering steken, terwijl een beursgenoteerde NV nieuwe aandelen kan uitgeven om zo aan geld te komen.

AccountingHet vakgebied accounting houdt zich bezig met het verschaffen van financile informatie van de onderneming. Al naar gelang de doelgroep van deze informatie wordt een onderscheid gemaakt tussen:1. Management accounting/interne verslaggeving: Deze betreft informatieverschaffing aan de ondernemingsleiding. Deze heeft tot doel om het management te ondersteunen bij beslissingen die in een onderneming moeten genomen worden. Hierbij maken kostprijsberekeningen een belangrijk deel uit van accounting. De door de onderneming verrichte activiteiten bepalen de kostenstructuur. Voor het financieel beheersen van een onderneming is het van belang een systeem van planning and control op te zetten, waarbij aan de hand van cijfers gemonitord kan worden of de onderneming presteert volgens verwachting en waarbij zo nodig kan worden ingegrepen. Het opzetten en onderhouden van een dergelijk budgetteringssysteem vormt ook een belangrijk onderdeel van het vakgebied management accounting.

2. Financial accounting/externe verslaggeving: Deze betreft informatieverstrekking door de ondernemingsleiding aan de andere belanghebbenden bij de onderneming, zoals aandeelhouders, werknemers, kredietverstrekkers en de belastingdienst. Financial accounting vindt vooral plaats door het publiceren van het jaarverslag. Het belangrijkste onderdeel daarvan is de jaarrekening, die bestaat uit de balans en resultatenrekening. Financial accounting heeft net als management accounting, een beslissingsondersteunende functie. Een bank gebruikt de info bijv. Om te beslissen of ze hen gevraagde krediet gaan verstrekken. Daarnaast is er sprake van een verantwoordingsfunctie: De eigenaren van de onderneming gebruiken de gepresenteerde cijfers om een oordeel te geven over het beleid wat het afgelopen jaar door de directie is gevoerd.

Naast deze verschillen in doelgroep, zijn er een aantal andere verschillen tussen management accounting en financial accounting. -Management accounting heeft een puur beslissingsondersteunende functie, daarom is zij toekomstgericht. De verantwoordingsfunctie bij financial accounting is vooral gericht op het verleden.- Een tweede belangrijk verschilpunt tussen beide vormen van accounting is gelegen is het wel of niet van toepassing zijn van regelgeving. Hoe het management-accountingsysteem ingericht wordt, welke gegevens het moet opleveren, is aan de ondernemingsleiding zelf. Financial accounting is echter onderworpen aan wettelijke bepalingen. Ondernemingen die als rechtspersoon worden gedreven zijn verplicht om een bepaalde in de wet geregelde hoeveelheid financile informatie te publiceren.Bij externe verslaggeving komt de ondernemingsleiding in de verleiding om gebruik te maken van creative accounting, Dit is het publiceren van cijfers die de financile positie van de onderneming er rooskleuriger laat uitzien dan dat het in werkelijkheid is.Bij de beslissingsgerichtheid van management accounting is de verschafte informatie gedetailleerd en wordt deze zonder veel tijdsverlies aan het management gegeven. Bij financial accounting gaat het er vooral om dat achteraf verantwoording wordt afgelegd, dat om bredere informatie gaat, waarbij het snelheidsaspect minder belangrijk is.

Management accountingFinancial accounting

DoelgroepManagementAndere belanghebbenden

DoelBeslissingsondersteuningBeslissingsondersteuning, verantwoording

Gericht opToekomstVerleden

RegelgevingNeeJa

Creative accountingNeeJa

Aard informatieGedetailleerdGlobaal

Snelheid prioriteit?JaNee

2.2 Relaties met andere vakgebiedenAls de bedrijfseconomische vakgebieden financiering, management accounting en financial accounting hun taak binnen de onderneming goed willen vervullen, dan zijn ze aangewezen op andere vakgebieden waarmee ze in relatie staan. Hieronder de belangrijkste:

BoekhoudenVoor de informatieverschaffing heeft de accounting basisgegevens nodig uit de boekhouding van het bedrijf (bijv. Omzet in een jaar, maandelijkse lonen). Deze worden vervolgens in het kader van managementaccounting en financial accounting verder bewerkt en geanalyseerd.De ruggengraat van het boekhoudsysteem wordt gevormd door het stelsel van grootboekrekeningen waarin wordt bijgehouden welke wijzigingen zich in een periode voordoen in de bezittingen, schulden, opbrengsten en kosten van de onderneming.OndernemingsrechtFinancial accounting(externe verslaggeving) is onderworpen aan wettelijke regels. Deze regels schrijven voor welke ondernemingen verplicht zijn om financile informatie in de vorm van een jaarverslag te publiceren, waaruit die informatie dient te bestaan en op basis van welke regels die informatie opgesteld moet worden. Elke onderneming is verplicht om een boekhouding te voeren.BelastingrechtDe winst die een onderneming maakt, wordt belast met belasting. Bij eenmanszaken en persoonsvennootschappen gaat het om inkomstenbelasting, bij de kapitaalvennootschappen NV/BV om vennootschapsbelasting. De fiscale winst wordt berekend volgens de uitgangspunten van financial accounting. De rechtsvorm heeft ook invloed op de wijze hoe er aan geld gekomen kan worden.(financiering)OrganisatiekundeManagement accounting is er onder andere op gericht om de onderneming beheersbaar te houden. Hiervoor is het nodig om over een goed informatiesysteem te beschikken, maar ook een effectieve en efficinte organisatorische structuur in het bedrijf aan te brengen. Het budgetteringsproces wordt voor een belangrijk deel bepaald door de gekozen organisatiestructuur.Hieronder de relatie tussen vakgebieden (blz. 60)

Als laatste is natuurlijk het commercile beleid van de onderneming cruciaal voor succes. Zonder commercie, geen succes.

2.3 Bedrijfseconomische functiesBij grote organisaties vindt er een bepaalde mate van functiescheiding op bedrijfseconomisch gebied plaats. Daar kunnen bijvoorbeeld de volgende functies voorkomen: administrateur: houdt zich bezig met de boekhoudkundige verwerking van aan/verkopen, salarissen, afschrijvingen etc. Interne accountant: Controleert of het boekhoudkundig systeem naar behoren functioneert, ofwel dat de boekingen kloppen met de werkelijkheid Controller: zorgt voor financile sturing van de organisatie, is verantwoordelijk voor het opzetten van kostprijsberekeningssystemen, voor de budgettering, voor de financile onderbouwing van investeringsplannen en voor het opstellen van de jaarrekening. Treasurer: zorgt voor een optimaal verloop van de geldstromen binnen de onderneming, regelt de benodigde financiering en ook het beleggen van geld.

BoekhoudenFinancieringManagement accountingFinancial accounting

Administrateur***

Interne accountant****

Controller*****

Treasurer***

Deze functies hierboven zijn allemaal binnen een organisatie. Soms wordt dit werk ook uitbesteed aan anderen.Accountantskantoren zijn gespecialiseerd in het verrichten voor bedrijfseconomische werkzaamheden voor organisaties, zoals: verzorgen boekhouding en opstellen jaarrekening controleren van de jaarrekening geven van adviezen m.b.t. kostprijsberekening, investeringen, financiering etc. het geven van organisatieadvies verzorgen van fiscale verplichtingen

Dit zijn externe accountants. Deze kunnen in 2 categorien vallen:1. registeraccountant(RA), die vooral werkzaam is voor een grote onderneming2. accountants-administratieconsulent(AA), die vooral kleinbedrijven bedient.

Hoofdstuk 6: Werkkapitaalbeheer

Vlottende activa wordt ook wel werkkapitaal genoemd, omdat zij nodig zijn om de duurzame productiemiddelen iets te laten produceren.

6.1 VoorraadbeheerVoorraden nemen investeringen en kosten met zich mee. Het aanhouden van voorraden veroorzaakt opslagkosten in de vorm van magazijnkosten, financieringskosten en soms kosten van bederf/veroudering. Er moeten dus veel voordelen tegenover al deze kosten staan, anders zou men geen voorraad aanhouden.Het belangrijkste voordeel is de ontkoppelingsfunctie m.b.t. de verschillende fasen in het productieproces. Door de voorraden bij te houden kan stagnatie in de productie worden voorkomen. Andere voordelen zijn kwantumkortingen en besparingen op de transportkosten. Een kosten-batenanalyse (resultatenrekening) wijst uit of deze voordelen tegen de extra voorraadkosten winnen.Het plaatsen van inkooporders veroorzaakt bestelkosten. Deze worden nauwelijks benvloed door de grootte van de order. Je wilt zo min mogelijk bestellen i.v.m. de bestelkosten, dus wordt je voorraad groter.Hoe hoger de voorraad, hoe hoger de opslagkosten.Opslagkosten en bestelkosten werken dus tegengesteld. Dit is een optimaliseringsvraagstuk.De ordergrootte waarbij het totaal van bestelkosten en opslagkosten minimaal is, wordt de optimale ordergrootte genoemd.De opslagkosten op jaarbasis worden van de gemiddelde voorraad genomen. Dus als er in het begin van het kwartaal 100 schoenen liggen en de opslagkosten per jaar zijn 3, en elk kwartaal worden er 100 schoenen bijgehaald, omdat aan het einde van het vorige kwartaal alles op is. Dan zijn de opslagkosten: (100+0)/2=50x3=150 op jaarbasis.

De optimale ordergrootte is te berekenen met de formule van Camp:Q=2xDxFCQ= optimale ordergrootteD= Totale afzet per periodeF= bestelkosten per orderC= opslagkosten per stuk per periode

Hierin is nog geen rekening gehouden met de levertijd van een order. Dit order moet geplaatst worden voordat de voorraad op is, anders kan er niet aan afnemers geleverd worden.Het voorraadniveau waarbij een nieuwe order geplaatst moet worden, heet het bestelniveau.Bestelniveau= Afzet per dag x Levertijd order

In de praktijk is de afzet per dag niet elke dag gelijk. De ene dag is deze hoger, en de andere dag lager. Daarom is ook de levertijd niet altijd hetzelfde. Er is dus sprake van onzekerheid. Dit benvloedt het bestelniveau. Er moet rekening mee gehouden worden dat de afzet mogelijk per dag hoger is dan normaal en dat de levering langer duurt dan normaal. Als de voorraad gedurende de levertijd niet uitgeput mag raken, dan moet rekening worden gehouden met de hoogst mogelijke dagafzet en de langst mogelijke levering. Bestelniveau= maximale dagafzet x maximale levertijd.Door de onzekerheid wordt het bestelniveau hoger. Het verschil tussen het bestelniveau met onzekerheid en het bestelniveau zonder onzekerheid heet de veiligheidsvoorraad. De veiligheidsvoorraad is gemiddeld gezien permanent aanwezig, deze blijft dus over. De functie van de veiligheidsvoorraad is alleen het opvangen van een hoger dan gemiddelde afzet tijdens de levertijd van een nieuwe order. De opslagkosten per periode nemen door de aanwezigheid van een veiligheidsvoorraad toe met een gelijk bedrag.Toename opslagkosten= Veiligheidsvoorraad x Opslagkosten per stuk

Alles wat hierboven staat was de voorraadproblematiek bij een handelsonderneming, maar ook een productiebedrijf heeft hiermee te maken.Voor voorraden en bestellingen van grondstoffen is de problematiek volledig vergelijkbaar met de handelsonderneming.In plaats van bestelkosten spreken van instelkosten, ofwel de kosten die moeten worden gemaakt om de productie van een serie voor te bereiden.In plaats van levertijd spreken we van de productietijd van een serie.In plaats van optimale ordergrootte spreken we over optimale seriegrootte.Q=2xDxFCQ= optimale seriegrootteD= Totale afzet per periodeF= instelkosten per orderC= opslagkosten per stuk per periodeBestelniveau= Afzet per dag x Productietijd van een serieHet op voorraad houden van grote aantallen kant- en klare producten voldoet steeds minder aan de vraag naar klanten die maatwerkproducten willen. De moderne logistiek streeft naar het uitbannen van voorraden. Hiervoor zijn slimme concepten bedacht, die gebaseerd zijn op de samenwerking van de oerproducent van grondstoffen tot de aflevering van het eindproduct aan de klant. 1 daarvan is de just-in-time levering(JIT). Hierbij worden goederen pas geleverd op het moment dat ze nodig zijn in de volgende stap van het productieproces. Voorbeeld hiervan is dat de aangevoerde goederen in een supermarkt direct in de schappen worden gelegd, zonder eerst opgeslagen te worden in het magazijn.

De mate waarin een onderneming erin slaagt om een goed voorraadbeheer te voeren komt tot uitdrukking in een kengetal, de omzetsnelheid van de voorraad. Bij een handelsonderneming is deze:Omzetsnelheid van de voorraad= inkoopwaarde van de omzet/ Gemiddelde voorraad.Dit geeft aan hoe vaak de gemiddeld aanwezige voorraad in een jaar wordt verkocht. Een lage omzetsnelheid betekent dat de goederen lang op voorraad liggen. Een waarde van 1is dat de goederen gemiddeld 1 jaar in de voorraad aanwezig zijn. Bij JIT is de omzetsnelheid heel erg hoog.

6.2 DebiteurenbeheerDebiteuren ontstaan als een onderneming aan haar afnemers leverancierskrediet verstrekt.(verkopen op rekening). Het verlenen van leverancierskrediet verhoogt de vermogensbehoefte van de onderneming. Ook brengt het kosten met zich mee: administratiekosten en incassokosten.Toch doen veel ondernemingen dit, 3 redenen:1. concurrentie doet het ook, dus klanten verwachten het.2. Contante betalingen komen nauwelijks voor in het zakelijk betalingsverkeer.3. Aantrekkende werking op de klant.Als er leverancierskrediet wordt verstrekt, moeten er betalingsvoorwaarden worden vastgesteld. Er moet een krediettermijn worden vastgesteld(termijn waarbinnen de afnemers moet betalen).

Omdat het later ontvangen van betalingen ongunstig is voor de onderneming i.v.m. de tijdswaarde van het geld, geven zij korting als er sneller wordt betaald. Deze korting mag op het factuurbedrag in mindering worden gebracht bij betaling binnen een vastgesteld aantal dagen: de kortingstermijn.Wanneer afnemers helemaal niet betalen of te laat, dan spreken we van wanbetaling.

In het kader van debiteurenbeheer moet de onderneming zorgen dat het debiteurensaldo in de hand wordt gehouden en wanbetaling wordt voorkomen.Goed debiteurenbeheer begint voordat er sprake is van verkoop en levering met de kredietwaardigheidsbeoordeling van de afnemer. Dit om te achterhalen of de afnemer de vordering wel zal betalen.Er wordt gebruikgemaakt van de volgende informatiebronnen: Persoonlijke bezoeken aan de afnemers Vertegenwoordigers Jaarrekeningen van de afnemer InformatiebureausHet resultaat hiervan is bepalend of er wel of niet aan de afnemers krediet wordt verleend. Ook kan een kredietlimiet worden vastgesteld, het maximale bedrag waarvoor vorderingen op de afnemer mogen uitstaan.De debiteurenbewaking is ook erg belangrijk. Debiteurenbewaking: bij overschrijding van het krediettermijn moet onmiddellijk worden gereageerd. Dit is onderdeel van de incassopolitiek.Incassopolitiek: alle maatregelen die dienen om de inning van de uitstaande vorderingen te bespoedigen of veilig te stellen.Debiteurenbeheer kost tijd, geld en moeite. Daarnaast is er voor de financiering van debiteuren vermogen nodig. Door gebruik te maken van factoring kan een onderneming het debiteurenbeheer uitbesteden.Factoring: factoorsbedrijf dat alle vorderingen van een bedrijf overneemt. Deze belast zich met de administratie en incasso van de overgenomen vorderingen. Hiervoor betaald de onderneming natuurlijk.

Net als bij de voorraden kan er ook bij debiteuren worden gemeten of er een succesvol debiteurenbeheer wordt gevoerd. Het is bij debiteuren gebruikelijk om de gemiddelde krediettermijn te berekenen.Gemiddelde krediettermijn= (Gemiddeld debiteurenbedrag/ Verkopen op rekening)x 365 dagen.De gemiddelde krediettermijn geeft aan hoelang de debiteuren gemiddeld uitstaan voor ze betalen: hoe snel de afnemers zijn met betalen.

6.3 Liquiditeitsbeheerliquide middelen (kas+ bank) worden door de onderneming gebruikt om betalingen te kunnen doen. Wanneer een onderneming niet over voldoende liquide middelen beschikt, kan zij haar betalingsverplichtingen niet nakomen, wat in het ergste geval tot faillissement kan leiden.Hoewel het aanhouden van liquide middelen noodzakelijk is, heeft het ook een aantal nadelen:1. het veroorzaakt een vermogensbehoefte die moet worden gefinancierd.2. De investering van vermogen in liquide middelen levert (bijna) geen inkomsten op(kasgeld niks, bank rente)Het liquiditeitsbheer is er dus op gericht om voldoende liquide middelen aan te houden, verder voor niks anders.

Over het algemeen zijn er 3 motieven voor het aanhouden van liquide middelen:1. transactiemotief: men houdt een voorraad liquide middelen aan om de voor de continuteit van het productieproces benodigde uitgaven te kunnen doen. Voorbeelden: lonen, aankoop grondstoffen, kopen vaste activa, betalen belastingen etc.2. Voorzorgsmotief: Men houdt een extra voorraad liquide middelen aan in verband met de onzekerheid ten aanzien van de grootte en het tijdstip van de uitgaven en ontvangsten. Hierdoor komt een onderneming niet in de problemen bij een plotselinge onverwachte uitgave.3. Speculatiemotief: Men houdt een extra voorraad liquide middelen aan om te kunnen profiteren van prijsveranderingen van productiemiddelen.

Ondanks deze 3 motieven voor het aanhouden van liquide middelen kan een onderneming toch in staat zijn om een zeer laag bedrag aan liquide middelen te hebben, als er mogelijkheid is voor alternatieven om snel aan liquide middelen te komen. Rekening-courantkrediet bij de bank is hier 1 van. Een onderneming kan bij een rekening-courantkrediet tot een bepaald maximum (kredietplafond) vrij beschikken over dit krediet. Wanneer er onverwachts geld nodig is kan een onderneming dit krediet gebruiken. Er moet wel rente over worden betaald. Effecten: een tweede buffer kan worden gemaakt door beschikbaar vermogen te investeren in effecten. (aandelen, obligaties). Deze zorgen voor dividend/rente uitkeringen en koerswinsten bij verkoop.

Om betalingsproblemen van de onderneming te voorkomen, is een goede planning van ontvangsten en uitgaven in een liquiditeitsbegroting noodzakelijk.Een liquiditeitsbegroting is een overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven in de komende periode.

Bij een liquiditeitsplanning is het belangrijk om onderscheid te maken tussen zeer korte en langere termijn, omdat er op zeer korte termijn nauwkeurig is aan te geven welke ontvangsten en uitgaven zullen plaatsvinden, bij een langere termijn is dit niet het geval. Daarom maken ondernemingen 2 verschillende liquiditeitsbegrotingen: 1 liquiditeitsbegroting per dag voor de eerstkomende 1 a 2 weken 1 liquiditeitsbegroting per maand voor de eerstkomende 6 maanden tot een jaar.

Uit een liquiditeitsbegroting kan het verloop van de liquide middelen worden afgelezen, zodat tekorten op tijd kunnen worden gedekt.

Let op: werkkapitaalbeheer (vlottende activa), zijn niet alleen de voorraad, maar ook de liquide middelen (kas+ bank)

Hoofdstuk 7 Eigen vermogen

Het eigen vermogen van een onderneming is afkomstig van de eigenaren.

7.1 Eigen vermogen bij onderneming zonder rechtspersoonlijkheid

in de persoonlijke ondernemingsvormingen (eenmanszaak en personenvennootschappen) bestaat het eigen vermogen uit het door de eigenaar of eigenaren ingebrachte vermogen. Het vermogen kan toenemen door:1. winst.2. Stortingen uit het privvermogen van de eigenaren.In geval van verlies of onttrekking door de eigenaren neemt het eigen vermogen af.

Bij de eenmanszaak komt het eigen vermogen op de balans voor als 1 bedrag. Dit bestaat uit:De oorspronkelijke inbreng van de eigenaar+ privestortingen (eigen middelen van eigenaar die later worden toegevoegd)+ gemaakte winsten-priveonttrekkingen (opnamen door eigenaar)- geleden verliezen

De eigenaar van een eenmanszaak ontvangt geen loon. Wanneer de eigenaar zichzelf toch pro forma loon toekent, mag dit fiscaal niet als kosten ten laste van de winst worden gebracht. Priveontrekkingen zijn ook geen kosten. De eigenaar van de eenmanszaak betaalt inkomstenbelasting over de volledige winst en niet over het bedrag dat hij uit het bedrijf haalt in de vorm van priveontrekkingen.

In de personenvennootschap wordt bij oprichting vastgesteld hoeveel eigen vermogen elke vennoot inbrengt. Dit ingebrachte vermogen wordt per vennoot op de balans gezet. Niet alles van het vastgestelde bedrag moet in 1 keer gestort zijn, er is dan een deel van het eigen vermogen dat nog gestort moet worden. Net als in de eenmanszaak kan ook hier het vermogen van elke vennoot toe/afnemen door privestortingen en onttrekkingen. Eventuele winst kan in het bedrijf gehouden worden waardoor het eigen vermogen toeneemt. Verlies verkleint natuurlijk het eigen vermogen. De daardoor na oprichting ontstane wijzigingen in het eigen vermogen per vennoot worden niet verrekend met de post vermogen op de balans, maar op een aparte post Priv geboekt. De balans ziet er bijv. Zo uit na een jaar.

Balans (x1000)

Activa 115Vermogen vennoot A: 30

Nog te storten: 10

Gestort: 20

Vermogen vennoot B: 30

Priv vennoot A: 10

Priv vennoot B: 15

Vreemd vermogen: 40

Totaal: 115Totaal: 115

De vennoten betalen allemaal inkomstenbelasting over hun eigen aandeel in de winst van de vennootschap. Het verschil met de eenmanszaak is dat het eigen vermogen per vennoot wordt afgescheiden in 2 rekeningen, terwijl dit er maar op 1 is bij de eenmanszaak. Dit alles heeft te maken met verwarring, dat wordt geband met de 2 rekeningen. Zo kan er geen discussie ontstaan over het ingebrachte en uitgehaalde vermogen.

Bij een commanditaire vennootschap wordt het eigen vermogen op dezelfde wijze geregistreerd als bij de personenvennootschap. Ook het vermogen van de commanditaire vennoten wordt apart op de balans opgenomen.

7.2 Eigen vermogen bij ondernemingen met rechtspersoonlijkheid (NV/BV)

Bij de nv/bv bestaat het eigen vermogen uit aandelenkapitaal en reserves. Door middel van de uitgifte van aandelen krijgt de onderneming de beschikking over eigen vermogen. De kopers van de aandelen, zijn samen eigenaar van de onderneming.Bij een bv is er vaak een grotere betrokkenheid van 1 of een paar aandeelhouders dan bij een nv. Dat komt omdat bvs voornamelijk ontstaan uit een eenmanszaak of een personenvennootschap komen. Een nv wordt meestal opgericht om een groot vermogen bij elkaar te brengen, daarvoor zijn meer aandeelhouders nodig die niet per se betrokkenheid hebben bij de leiding van de onderneming. Dit kan ook bij grote Bvs.Maatschappelijk aandeelkapitaal: Het totale bedrag waarvoor aandelen kunnen worden uitgegeven. Heft geeft aan hoe hoog het nominale bedrag van de geplaatste aandelen maximaal kan zijn.Geplaatste kapitaal: het aandelenkapitaal dat door een NV/BV werkelijk is uitgegeven. Gestort kapitaal: Het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat werkelijk bij de NV of BV is gestort. Het is het gedeelte van het geplaatste kapitaal waarvoor aandeelhouders aan hun stortingsplicht hebben voldaan.In principe gaat de gemaakte winst naar de aandeelhouders. Zij kunnen er voor kiezen om een deel van de winst binnen de onderneming te houden. Dit deel wordt toegevoegd aan de reserves. In de statuten van een bv/nv zijn vaak bepaling omtrent de winstuitkering opgenomen.De winstuitkering die de aandeelhouders ontvangen, wordt dividend genoemd.Interimdividend: voorschot van de winst aan de aandeelhouders.

De belangrijkste functie van de aandelen voor de onderneming is de financieringsfunctie, Bvs/Nvs kunnen zo hun activiteiten financieren. Het op de geplaatste aandelen gestorte vermogen wordt gebruikt voor de financiering van de activiteiten van de onderneming.Voor aandeelhouders hebben de aandelen 2 belangrijke functies:1. zeggenschap2. dividenduitkering

Er zijn twee soorten aandelen:1. gewone aandelen2. preferente aandelen, dit zijn aandelen waaraan bepaalde voorrechten zijn verbonden. Deze kunnen betrekking hebben op het beheer of de uitkering van de onderneming 3. - Prioriteitsaandelen/beheerspreferente aandelen geven de aandeelhouder bepaalde extra rechten op het gebied van zeggenschap.4. Uitkeringspreferente aandelen geven de aandeelhouder voorrechten bij de winstuitkering door de onderneming.

Het eigen vermogen van een bv of nv kan na oprichting worden vergroot door uitgifte van nog niet geplaatste aandelen. Bestaande of nieuwe aandeelhouders kopen deze aandelen en het ingebrachte vermogen wordt toegevoegd aan het eigen vermogen. Ook winstinhouding vergroot het eigen vermogen van de BV/NV

7.3 Waarde van aandelenIn het voorgaande was er sprake van de nominale waarde van een aandeel. Voor de waardebepaling van een aandeel heeft de nominale waarde geen betekenis. Deze nominale waarde staat vermeld op het aandeel. Deze waarde van een aandeel is alleen van belang, dat de aandeelhouder verplicht is bij de uitgifte van de aandelen, of op een later tijdstip, minstens het bedrag van de nominale waarde stort.De theoretische waarde van een aandeel kan worden afgeleid van de waarde van de onderneming. Hierbij zijn 2 waardebegrippen van belang:1. intrinsieke waarde van de onderneming: het verschil tussen bezittingen en schulden, wat daardoor gelijk is aan het eigen vermogen van de onderneming.2. Rentabiliteitswaarde, deze wordt berekend als de contante waarde van de verwachte toekomstige winsten van de onderneming. Deze waarde geeft eigenlijk de winstpotentie van de onderneming weer. Wanneer een onderneming erin slaagt om de activa zeer winstgevend te exploiteren zal de rentabiliteitswaarde boven de intrinsieke waarde liggen. Wanneer de intrinsieke waarde het hoogste is presteert de onderneming onder de maat.

De intrinsieke waarde en de rentabiliteitswaarde per aandeel worden berekend door de waarde van de onderneming te delen door het aantal geplaatste aandelen.Intrinsieke waarde (IW) onderneming= bezittingen- schuldenIW aandeel= IW onderneming/ aantal geplaatste aandelenRentabiliteitswaarde (RW) onderneming= contante waarde van de toekomstige winstenRW aandeel= RW onderneming/ aantal geplaatste aandelenOfwel:Intrinsieke waarde per aandeel= (waarde bezittingen- waarde schulden)/ aantal aandelen.Rentabiliteitswaarde per aandeel= (100/intrestvoet x jaarwinst)/aantal aandelen.

Naast deze 2 begrippen kennen we op de effectenbeurs genoteerde aandelen ook een markt/beurswaarde.De beurswaarde komt tot stand door vraag en aanbod van het aandeel. Deze beurswaarde wordt slechts gedeeltelijk benvloedt door de intrinsieke en rentabiliteitswaarde, maar voornamelijk door factoren die daarbuiten liggen (economische en politieke ontwikkelingen)

Het grote voordeel van een beursnotering is dat hierdoor de verhandelbaarheid van het aandeel sterk wordt vergroot.Redenen om een onderneming naar de beurs te brengen zijn: incasseringsmotief: de aandeelhouders kunnen het in de onderneming genvesteerde vermogen geheel/deels vrijmaken en de opbrengsten voor andere activiteiten gebruiken Financieringsmotief: de behoefte aan extra eigen vermogen kan in de toekomst makkelijker door uitbreiding van het geplaatste aandeelkapitaal Managementmotief: afstand tussen eigendom en management wordt vergroot, waardoor aandeelhouders minder directe invloed hebben op de leiding. PR-motief: via een beursintroductie wordt de naamsbekendheid van de onderneming vergroot Prestigemotief: een beursnotering vergroot het aanzien van de onderneming, die dan pas werkelijk meetelt in ondernemingslandEen beursnotering neemt voor de onderneming wel mee dat ze hun informatie moeten openbaar maken. Dit is voor een goede beurskoers noodzakelijk.

7.4 Reserves

wanneer een NV/BV winst maakt kan zij de winst na aftrek van de vennootschapsbelasting in de vorm van dividend uitkeren aan de aandeelhouders. Ook aan de directie en commissarissen kan een winstuitkering worden verstrekt, dit zijn tantimes (deze zijn aftrekbaar van de vennootschapsbelasting).Een deel van de winst kan worden ingehouden en deze wordt dan toegevoegd aan het eigen vermogen als winstreserve.

Voordelen van vergroting eigen vermogen door winstinhouding ten opzichte van een aandelenemissie: Financiering met extra aangetrokken aandelenvermogen is duurder dan ingehouden winst, vanwege dividenduitkering op de aandelen. Bij winstinhouding is er geen sprake van emissiekosten en administratiekosten De groei van het eigen vermogen vindt bij winstinhouding geleidelijk plaats, terwijl er bij aandelenemissies een groot bedrag in 1 keer op de plank komt. Bij de winstinhouding vindt geen verwatering plaats van de winst per aandeel, daardoor de beurskoers van het aandeel niet daalt.

Dividendstabilisatie: Gedeelte van een hele hoge winst in een jaar wordt ingehouden om in de jaren met een lagere winst toch een gelijk bedrag dividend uit te keren.

Ook bij uitgifte van aandelen kan een reserve ontstaan, wanneer er een hogere prijs per aandeel wordt betaald dan de nominale waarde. Het verschil tussen de uitgifte en de nominale waarde noemen we het agio. Het reserve wat hieruit ontstaat heet het agioreserve/

Een toename van het eigen vermogen kan binnen de vennootschap ook ontstaan door een waardestijging van de activa, als de onderneming de vervangingswaarde hanteert voor haar activa. Hierdoor vindt herwaardering plaats, waardoor de boekwaarde hiervan toeneemt.

Reserves kunnen dus ontstaan door 3 oorzaken: winstinhouding agioreserve door aandelenemissie boven pari herwaardering van de activa.Deze reserves nemen af/verdwijnen door uitkering of door geboekte verliezen.De omvang van deze 3 reserves kan worden afgelezen op de gepubliceerde balans van de onderneming, dit zijn de open reserves.Ook kan een onderneming stille of geheime reserves hebben. Dit zijn reserves waarvan het bestaan wel maar de omvang niet uit de balans kan worden afgelezen. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om toekomstige verliezen binnenskamers van de onderneming weg te moffelen.

Wanneer een NV haar eigen vermogen wilt vergroten, kan er gekozen worden voor een uitbreiding van het geplaatste aandelenkapitaal.Wanneer de aandelen bij een NV beursgenoteerd zijn, kan er gekozen worden voor een openbare emissie waaraan elke belegger kan deelnemen.

Bij kleinere NVS wordt dit gedaan door onderhandse plaatsing. De nieuwe aandelen worden rechtstreeks geplaatst bij: Bestaande aandeelhouders Particuliere beleggers Participatiemaatschappijen: Deze is gespecialiseerd in het deelnemen in het risicodragend vermogen van ondernemingen.

Bij een openbare emissie maakt de NV altijd gebruik van tussenpersonen tussen de NV en de beleggers. Dit zijn banken. Wanneer deze banken slechts loketdienst verrichten ten behoeve van de NV, is er sprake van een guichetmissie. Het risico bij mislukking wordt door de nv zelf gedragen.Als dit risico van mislukking wordt overgedragen aan de bank(en) is er sprake van een overgenomen missie.Zon overgenomen missie wordt nooit door 1 bank verzorgd, maar door een syndicaat/consortium van banken, die dit risico gezamenlijk dragen.

Ter informatie van de belangstellende beleggers, publiceert een onderneming een prospectus. Deze bevat informatie over de gang van zaken in de NV,financile overzichten, statuten en de prijs waartegen de emissie wordt ingeschrevenDe bepaling van de emissieprijs is moeilijk en gecompliceerd. Bij een hoge emissieprijs kopen te weinig beleggers de aandelen en bij een te lage prijs moeten meer aandelen worden geplaatst, waardoor het dividend per aandeel verwatert (heel erg klein wordt). De emissieprijs moet in ieder geval onder de beurswaarde liggen, omdat de beleggers deze aandelen anders op de beurs kopen in plaats van de emissie.

In geval van een vrije emissie staat de inschrijving open voor iedere kandidaat. Door de toename van het aandeel daalt door de emissie de beurswaarde van elk aandeel, zodat de oude aandeelhouders worden gedupeerd doordat door de komst van nieuwe aandelen, hun zeggenschap binnen de onderneming vermindert wordt.

Bij een voorkeurenemissie wordt aan de aandeelhouders het recht toegekend om bij voorrang in te schrijven. Dit wordt een claim genoemd. Om een nieuw aandeel te kopen zijn vaak meerde claims nodig.Het aantal benodigde claims per nieuw aandeel is als volgt te berekenen:Benodigde claims per aandeel= uitstaande aandelen voor emissie/aantal nieuwe aandelen bij emissie

Wanneer een bestaande aandeelhouder niet van plan is om zichzelf op de emissie in te schrijven met zijn claims, kan hij deze verkopen op de beurs.

Een belegger die nog geen aandelen heeft, moet eerst claims bij de beurs kopen, en daarna kan hij pas de emissieprijs voor de nieuwe aandelen betalen. Om een aandeel met BWN (Beurswaarde Na Emissie) te krijgen, moeten er dus eerst claims worden gekocht en daarna de emissieprijs.BWN= N x CL x EP (Theoretische waarde van een aandeel na emissie in ) CL= BWN-EP (theoretische waarde van een claim in ) N

BWN= beurswaarde na emissieN= benodigde claims per nieuw aandeelCL= waarde van claimEP= emissieprijs

Het aandelenkapitaal kan ook op een andere wijze worden vergroot, door uitgifte van bonusaandelen. Bonusaandelen: Aandelen die gratis aan de aandeelhouders worden verstrekt ten laste van de reserves.( vaak van de agioreserve, dan heet dit agiobonus)

De uitgifte van bonusaandelen is vergelijkbaar met een aandelenemissie met een emissieprijs van 0,-. Het eigen vermogen blijft gelijk, maar het nominaal geplaatste aandelenkapitaal wordt groter en de reserves nemen af. Dit heet herkapitalisatie.

Hetzelfde effect dat bij herkapitalisatie wordt bereikt, kan ook door middel van een aandelensplitsing. Hierbij wordt de nominale waarde van elk aandeel verlaagt, terwijl het totale geplaatste aandelenkapitaal gelijk blijft. In ruil voor de oorspronkelijke aandelen krijgt de aandeelhouder nu meer aandelen met een lagere nominale waarde, deze aandelen krijgen dus ook een lagere beurswaarde. Dit leidt niet tot financieel voordeel/nadeel.

Stockdividend: dividend dat wordt uitgekeerd in de vorm van aandelen. Ook dit wordt gebruikt om het geplaatste kapitaal groter te maken (herkapitalisatie).Dit heeft als voordeel voor de onderneming dat de voorraad liquide middelen niet wordt gebruikt voor dividenduitkering, zodat de liquiditeitspositie niet wordt aangetast.Keuzedividend: De aandeelhouders kunnen kiezen of zij het dividend in geld wilt of in aandelen.

Hoofdstuk 8: Vreemd vermogen

8.1 Prijsvorming vreemd vermogen

Schulden van de onderneming behoren tot het vreemd vermogen. Schulden ontstaan als gevolg van een transactie tussen de ondernemer en een geldgever. Schulden hebben een vervaldatum, waardoor ze slechts tijdelijk in de onderneming zijn. Voor deze schulden vraagt de geldgever vergoeding, vaak is dit rente. De hoogte van de rente is afhankelijk van:1. marktrente2. looptijd van de schuld3. risico voor de geldgever4. rangorde van de geldgever(s)5. verhandelbaarheid van de schuld

MarktrenteVoor de bepaling van de marktrente wordt de markt opgedeeld in de geldmarkt en de kapitaalmarkt. Op de geldmarktrente wordt de korte rente verstaan Op de kapitaalmarktrente de lange rente (rente van langer dan 2 jaar) De maatstaf voor de geldmarktrente zijn de Euribortarieven, tarieven waartegen Europese banken elkaar kortetermijnleningen in euros verstrekken. De maatstaf voor de kapitaalmarktrente worden staatsleningen genoemdLooptijd van de schuldDe rente wordt hoger bij een langere looptijd.Risico voor de geldgeverBoven op de marktrente als basis wordt een renteopslag gehanteerd, die afhankelijk is van de hoogte van het risico dat de geldlener zijn verplichtingen niet kan nakomen. Dit risico wordt onder andere bepaald door de hoogte van het eigen vermogen dat in de onderneming aanwezig is. Het risico van schulden wordt afgemeten aan de kredietwaardigheid van de onderneming.Rangorde van de geldgever(s)Vreemdvermogenverschaffers hebben altijd voorrang op eigenvermogenverschaffers bij uitkeringen door de onderneming in geval van faillissement of liquidatie. Vreemdvermogenverschaffers lopen dus minder risico.Als er meer eigen vermogen in de onderneming is genvesteerd, dan is er een grotere buffer aanwezig om de verplichtingen aan de Vreemdvermogenverschaffers na te komen.Als alternatief voor eigen vermogen kan de onderneming in dit kader ook achtergesteld vreemd vermogen aantrekken. In geval van faillissement van de onderneming ontvangen deze verstrekkers slechts rente en aflossing nadat aan alle financile verplichtingen aan de overige schuldeisers is voldaan. Wanneer de onderneming failliet gaat, zijn verstrekkers van achtergesteld vreemd vermogen de laatsten van de schuldeisers die hun geld krijgen terugbetaald. Wel komen zij nog voor de eigenvermogenverschaffers. In ruil voor deze achterstelling vragen de vermogensverschaffers van achtergesteld vreemd vermogen een hogere rente.Achtergesteld vermogen + eigen vermogen= garantievermogen/aansprakelijk vermogen van de ondernemingIn geval van faillissement is dit garantievermogen een buffer bij het nakomen van de verplichtingen aan de schuldeisers.Het omgekeerde van achtergestelde schuldeisers zijn de preferente schuldeisers. (fiscus, bank)VerhandelbaarheidWanneer het mogelijk is om een schuld te verkopen, dan is de schuldeiser niet gebonden aan het uitzitten van de looptijd van de schuld. Dit gebeurt bij obligatieleningen, die door grote ondernemingen en instanties worden uitgegeven en waarbij de obligaties (schuldbewijzen) vervolgens op de effectenbeurs worden verhandeld. De houder van zon obligatie is de schuldeiser van de onderneming, maar kan de obligatie altijd verkopen op de effectenbeurs.

8.2 BankleningenBanken zijn vooral bij kleine bedrijven de belangrijkste bron van vreemd vermogen voor ondernemingen.Door de internationale kredietcrisis zijn de eisen met betrekking tot het eigen vermogen vastgesteld in het Basel III akkoord. Deze eisen betreffen de minimale buffer aan het eigen vermogen, die een bank moet aanhouden in verhouding tot de risicowaarde van de activa.Dit wordt uitgedrukt in de tier 1 ratio.Tier 1 ratio: aandelenkapitaal plus reserves/ voor risico gewogen waarde activa.Het gevolg voor een bank is dat bij een risicovolle lening een hogere eigenvermogenbuffer moet worden aangehouden dan bij een minder risicovolle lening. Omdat het aanhouden van een kapitaalbuffer geld kost zal een bank bij risicovolle leningen een hogere rente eisen. De opslag die de bank boven deze interbancaire rente hanteert is een vergoeding voor het risico dat de bank neemt, maar ook voor het aanhouden van risicodragend kapitaal.Het risico van een lening wordt bepaald door de kredietwaardigheid van een klant.Met name voor starters en innovatieve bedrijven is het aantonen van de kredietwaardigheid een moeilijk punt. Zij krijgen vanwege deze onzekerheid een hoge rente, daarom kunnen zij moeilijk aan leningen van de bank komen.Multinationals hebben het gemakkelijker, zij hebben inzicht in hun risicobeoordeling en gaan vaak de discussie aan met banken over de rente. Kleine bedrijven hebben vaak geen inzicht in hun risicoprofiel. Voor middelgrote bedrijven is het niet standaard om een risicobeoordeling te hebben van ratingbureaus, omdat dit erg duur is.Na aanvraag van een banklening volgt de fiatteringsprocedure. Bankiers beoordelen een kredietaanvraag op basis van de volgende criteria:A. de kredietnemer: vooral belangrijk bij kleinere ondernemingen. De kredietnemer wordt beoordeeld op zijn ondernemerschap en moraliteit.B. Het marketingplan: Bestaat uit de 4 ps en de bijbehorende risicos.C. Het investeringsplan: uit het marketingplan volgt het investeringsplan. Hierin staat waarin wordt genvesteerd en hoe dit wordt gefinancierd.D. De cijfermatige onderbouwing: op basis van het marketing- en investeringsplan wordt een cijfermatige onderbouwing opgesteld. Gezamenlijk vormen ze het ondernemingsplan fundament voor de aanvraag.E. De buffer in het bedrijf: Wanneer de plannen niet uitkomen, dan heeft de bankier behoefte aan zekerheden of eigen vermogen om tijdelijke structurele verliezen op te vangen. Door de Basel III is de aandacht voor deze zekerheden sterk vergroot, omdat het een belangrijk onderdeel is voor de vaststelling van een rating en daarmee voor de kapitaaleis voor de bankier.

Een banklening is een vorm van een onderhandse lening op schuldbekentenis.: 1 of enkele geldgevers verstreken de onderneming of instelling langdurig tijdelijk vreemd vermogen. Een andere veelvoorkomende vorm van een banklening is de hypothecaire geldlening: de geldnemer verstrekt aan de geldgever een zekerheid in de vorm van een onroerend goed.

8.3 ObligatieleningenEen obligatielening is een door een organisatie (onderneming, overheidsinstelling) uitgegeven geldlening, die verdeeld is in een groot aantal schuldbekentenissen, in ronde bedragen. Vaak voorkomende nominale waarden hiervan zijn 1000,- en 5000,-.Door uitgifte van obligatieleningen trekt de organisatie langlopend vreemd vermogen aan. In tegenstelling tot een emissie van aandelen is een emissie van obligaties naast de NV, ook voor de BV en andere rechtsvormen of overheidsinstellingen (staat, gemeente)Obligatieleningen zijn bijna altijd aan toonder en vrij verhandelbaar. Er wordt een vaste rente betaald(couponrente) en de obligatie heeft een vooraf vastgestelde looptijd (meestal langer dan 5, en korter dan 20 jaar). Naast de nominale waarde van een obligatie, die op de obligatie vermeld staat en bij aflossing moet worden terugbetaald, ook een marktwaarde, ze kunnen namelijk worden verkocht op de effectenbeurs. De hoogte van de marktwaarde wordt vooral bepaald door de hoogte van de marktrente (algemene rente). Wanneer de couponrente hoger is dan de marktrente, dan zal de obligatie boven pari noteren, en andersom beneden pari.

Omdat een obligatie vaak niet zo duur is, kan door een groot aantal personen of instellingen door aanschaf van 1 of meer obligaties geld aan de onderneming worden verstrekt. Doordat ze makkelijk verhandelbaar zijn en een vrij stabiele marktwaarde hebben, zijn obligatieleningen aantrekkelijk voor personen die niet teveel risico willen lopen.

De aflossing van een obligatie kan in principe op 2 manieren:1. Alle obligaties worden aan het einde van de looptijd tegelijk afgelost: De obligatiehouders ontvangen dan de nominale waarde in contanten. Nadeel: de organisatie moet op dat moment over een erg groot bedrag aan liquide middelen moet beschikken.2. Aflossing geschiedt in gelijke delen: in een vooraf vastgestelde periode op geregelde tijdstippen wordt telkens een deel van de obligaties afgelost. Bijv. Een obligatielening van 10 jaar, in elk jaar wordt 10% van de obligaties afgelost. De aflosbaar gestelde obligaties worden aangewezen door loting, waarbij de kans op uitloting voor alle nog uitstaande obligaties even groot is.

Om een obligatielening met succes te kunnen plaatsen, moet een organisatie aan de beleggers zekerheid kunnen bieden dat aan de rente-en aflossingsverplichtingen kan worden voldaan gedurende de looptijd van de lening. Daarom wordt er soms gekozen voor hypothecaire obligaties. Hierbij worden de onroerende zaken van de organisatie gebruikt als onderpand. Wanneer de onderneming failliet raakt worden de onroerende zaken verkocht, uit deze opbrengsten wordt aan de verplichting gedaan aan de houders van deze hypothecaire obligaties.Omdat een obligatielening in het algemeen wordt verstrekt aan veel beleggers, bestaat er (bijna) geen contact tussen geldgevers en geldnemer. Dit probleem wordt opgelost door een trustee (administratie/trustkantoor).Trustee: treedt namens de obligatiehouders op, wanneer de onderneming haar betalingsverplichtingen niet nakomt. In geval van een hypothecaire obligatie is een trustee wettelijk verplicht.

Hypothecaire obligaties zijn obligaties met speciale kenmerken. De volgende soort obligaties zijn dat ook: achtergestelde obligatielening: de houders van obligaties krijgen in geval van faillissement alleen rente en aflossing nadat de verplichtingen aan de andere schuldeisers is voldaan. Zero bonds: Obligaties waarbij gedurende de looptijd geen rente wordt uitgekeerd, maar bij aflossing een hoger bedrag wordt betaald dan het emissiebedrag van de obligatie. In het aflossingsbedrag is de totale rente toegevoegd. Discount bonds: obligaties met een lage couponrente, waarbij aan het einde van de looptijd ook een hoger aflossingsbedrag dan de uitgifteprijs wordt betaald. Het aflossingsbedrag bevat een extra rentevergoeding.Bij zero bonds en discount bonds stijgt de beurskoers van de obligaties in de loop van de tijd tot de aflossingswaarde. Een belegger die tussentijds van de opbrengst van zijn belegging wilt profiteren, moet zijn obligatie verkopen.Het belangrijkste voordeel van zero bonds en discount bonds voor de onderneming is dat geen/lage uitgaven voor rentebetalingen of aflossing nodig zijn voor het einde van de looptijd van de lening.Nadeel is dat vervroegde aflossing vrijwel onmogelijk is, omdat dan de volledige nominale waarde moet worden betaald, daardoor zouden de kosten te hoog oplopen.De uitgifteprijs van een zero bond/ discount bond is als volgt te berekenen:Uitgifteprijs zero/discount bond: Nominale waarde/(couponrente ^ looptijd obligatie)

Junk bonds: Obligaties die worden gebruikt om zeer risicovolle activiteiten te financieren, zoals overname van andere bedrijven. Junk bonds hebben een hoge couponrente, om beleggers aan te trekken. Aflossing en rente worden betaald uit de middelen die bij de overgenomen onderneming vrijkomen uit de cashflow en uit de verkoop van bedrijfsonderdelen.Cashflow: De cashflow is gelijk aan de nettowinst plus afschrijving van een onderneming. Deze kasstroom is beschikbaar voor investeringen, dividend en winstinhouding. Converteerbare obligaties: Obligaties die de houder het recht geven gedurende een bepaalde periode (conversieperiode) tegen vooraf gestelde voorwaarden de obligaties om te wisselen in aandelen.

Converteerbare obligaties zijn zowel aantrekkelijk voor de onderneming als voor de obligatiehouder. De ondernemer trekt door uitgifte van converteerbare obligaties tijdelijk vermogen aan, dat later kan worden omgezet in permanent vermogen. De obligatiehouder is schuldeiser van de onderneming, maar kan later aandeelhouder worden. Bij een winstgevende onderneming kan de belegger zijn converteerbare obligaties omzetten in aandelen en zo profiteren van hoge dividenduitkeringen en een stijgende aandelenkoers. Bij minder succesvolle ondernemingen biedt de obligatie nog een vaste rente en aflossing tegen de nominale waarde.Hierdoor is de belegger bereid om voor de converteerbare obligatie een hoger bedrag te betalen dan voor een gewone obligatie met dezelfde couponrente en aflossing. De marktwaarde ligt daardoor ook hoger dan die van een gewone obligatie met dezelfde rentevergoeding en dezelfde looptijd. Het verschil tussen deze marktwaarden wordt de premie boven de obligatiewaarde genoemd.

Bij de uitgifte van een converteerbare obligatie wordt de conversieprijs()/conversiekoers(%) vastgesteld.Conversieprijs: prijs die de houders van converteerbare obligaties bij omwisseling voor de aandelen moeten betalen.Wanneer er gebruik wordt gemaakt van het conversierecht betaalt de houder van de converteerbare obligaties de conversieprijs door inlevering van zijn converteerbare obligaties.Aantal te ontvangen aandelen= aantal converteerbare obligaties x (nominale bedrag ingeleverde obligaties/ conversieprijs.)Wanneer dit geen heel bedrag is, wordt het resterende gedeelte in geld uitgekeerd op de actuele beurswaarde van het aandeel.Conversiewaarde: de aandelenwaarde van de converteerbare obligatie, dus wat de obligatie bij conversie in aandelen opbrengt.Conversiewaarde per obligatie= (aantal te ontvangen aandelen x actuele beurswaarde)/aantal converteerbare obligaties)

- Reverse convertible: variant op de converteerbare obligatie. In dit geval bepaald het bedrijf of de obligaties worden ingewisseld voor aandelen, en niet de belegger. Hierdoor is de rente hoger dan op een gewone obligatie.Reverse convertible obligaties worden vaak door een bank uitgegeven. Medium term notes: Lijken op obligaties. Het zijn verhandelbare schuldbewijzen aan toonder in grote coupures met een looptijd van 2 tot 5 jaar. Het totale leningsbedrag is verdeeld in een aantal afzonderlijk verhandelbare schuldbewijzen. De onderneming spreekt een maximaal aan te trekken bedrag af met de bank, die de plaatsing van de medium term notes verzorgd. Afhankelijk van de behoefte van het bedrijf en de marktomstandigheden wordt geprobeerd schuldbewijzen te plaatsen. Het totale bedrag van een programma wordt daarbij niet in 1 keer maar in gedeelten (tranches) uitgegeven.Voor het emitterende bedrijf heeft de flexibiliteit met betrekking tot het moment van uitgifte en looptijd het belangrijke voordeel dat snel op marktontwikkelingen kan worden ingespeeld. Daarnaast zijn de kosten van een medium-term-note- programma veel lager dan bij een obligatielening, doordat er maar een aantal voorwaarden zijn opgeschreven, bij een uitgebreide emissie zijn er veel meer voorwaarden.Vanwege de grote (en dure) coupures is de markt voor medium term notes niet zo groot. Allen institutionele beleggers, die een groot vermogen hebben, zijn in staat om hieraan deel te nemen.(verzekeringmaatschappij bijv.)BankleningObligatieleningMedium term notes

Geldgever1 financile instellingInstitutionele beleggers, particulieren en bedrijvenInstitutionele beleggers

AfsluitdatumContractdatumUitgiftedatumFlexibel in tranches

AflossingVaak in termijnenAlles tegelijk of in gedeelten d.m.v. uitlotingIn gedeelten

LeningsvoorwaardenVastgesteld in overlegBepaald door lener (emitterende instelling)Bepaald door lener (emitterende instelling

8.4 Vreemd vermogen op korte termijn

Hieronder staan alle verplichtingen van onderneming die binnen 1 jaar moeten worden voldaanVormen van kort vreemd vermogen zijn: bankkrediet: meestal in de vorm van een rekening-courantkrediet. Leverancierskrediet: dit wordt genoten bij de inkoop van goederen. Afnemerskrediet: bij vooruitbetaling door de afnemer. Near banking: een vorm van onderlinge kredietverlenende bedrijven Kasgeldlening: een kredietvorm die alleen beschikbaar is voor grote bedrijven die in een korte periode veel geld lenen. Commercial paper: verhandelbare schuldbewijzen van bedrijven in grote, ronde bedragen. Overlopende passiefposten: te betalen salarissen, te betalen belastingen, dividend etc. Overige kortlopende kredieten

a. BankkredietBanken zijn erg goed geschikt om kortlopend krediet te verstrekken. Zij beschikken over op korte termijn aan de bank toevertrouwde middelen in de vorm van direct opeisbare tegoeden of termijndepositos.Termijndepositos: tegoeden met een beperkte looptijd, waarover de clinten tijdens de looptijd niet vrij kunnen beschikken.Deze tegoeden worden niet allemaal tegelijk opgevraagd. Daardoor kan de bank deze tegoeden uitlenen op korte termijn. Dit gebeurt in de vorm van rekening-courantkrediet.De onderneming krijgt dan een kredietplafond (het bedrag tot waar de onderneming in rood mag staan).Als de onderneming hiervan gebruik maakt, eist de bank hiervoor een rente, die overigens hoger is dan die op gewone, vaste leningen omdat er vooraf geef zekerheid is verstrekt tot terugbetaling.Dit rekening-courantkrediet wordt afgelost met tijdelijk overtollige liquide middelen.Het voordeel van deze kredietvorm voor de onderneming is dat op deze wijze makkelijk en snel aan een fluctuerende vermogensbehoefte kan komen.B. leverancierskredietEen onderneming krijgt leverancierskrediet wanneer zij goederen/diensten ontvangt zonder gelijk te betalen.Er wordt wel eens gezegd dat leverancierskrediet een vorm is van goederenfinanciering, omdat het vermogen niet in de vorm van geld, maar in de vorm van geleverde goederen beschikbaar wordt gesteld.Er wordt een krediettermijn/betalingstermijn vastgesteld.Daarnaast komt het voor dat binnen een bepaalde termijn een kortingstermijn wordt vastgesteld.Met het ontvangen leverancierskrediet kan de vermogensbehoefte van de voorraad geheel/gedeeltelijk worden gefinancierd. Aanvullende financiering is nodig als de goederen langer in voorraad liggen dan de verleende krediettermijn(de opslagduur is langer dan de krediettermijn). Wanneer de opslagduur van de goederen korter is dan de krediettermijn, dan is er mogelijkheid om andere activa met het ontvangen leverancierskrediet te financieren.

Bij kleinere bedrijven is het leverancierskrediet een belangrijk middel om in de vermogensbehoefte te kunnen voorzien. Er zijn voor hun bijna geen andere financieringsmogelijkheden. Grotere bedrijven kunnen wel voor meerdere opties kiezen. Hun keuze hangt af van de kosten van het leverancierskrediet en de kosten van bankkrediet.

Wanneer bij betaling een bepaald aantal dagen na de factuurdatum een korting voor contante betaling mag worden afgetrokken, dan zijn de kosten van het leverancierskrediet te berekenen.Hiervoor heb je nodig:De prijs voor het gebruiken van het leverancierskrediet. Dit is uit te rekenen met de volgende formule.Prijs leverancierskrediet in %= korting/genoten leverancierskrediet x 100% Hierna kan de kostenvoet op jaarbasis worden berekend met de volgende formule:Kostenvoet op jaarbasis in %: (365/aantal kredietdagen*) x prijs leverancierskrediet in %

*aantal kredietdagen: totale krediettermijn-dagen dat er korting gegeven wordt.

AfnemerskredietAfnemerskrediet wordt verstrekt door de afnemer aan de leverancier wanneer betaling plaatsvindt voordat de goederen/diensten zijn overgedragen. Afnemerskrediet wordt vaak gebruikt in sectoren van dienstverlenende bedrijven en productiebedrijven uit oogpunt van efficiency en ter vermijding van het risico van wanbetaling door afnemers.Wanneer afnemerskrediet wordt verstrekt voor nog te leveren goederen, kan dit een belangrijke bijdrage leveren in de financiering van de vermogensbehoefte van de leverancier. Dit geldt vooral bij grote projecten. Het is bijvoorbeeld gebruikelijk dat tijdens de bouw van een huis al een gedeelte van de aankoopsom moet worden betaald.Normaal wordt (gedeeltelijke) betaling vooraf geist wanneer het gaat om producten met hoge kostprijzen en lange productie/levertijden.(huizen, schepen). De leverancier wil niet dat de afnemer niet betaald na al het werk wat door hem is verricht. Daarnaast wordt de leverancier tijdens de bouw al geconfronteerd met hoge kosten, waardoor een grote vermogensbehoefte wordt opgebouwd, die na levering weer verdwijnt.Het verstrekte afnemerskrediet wordt door de afnemer onder de naam vooruitbetaalde bedragen, of nog te ontvangen goederen aan de debetzijde geboekt. De leverancier: vooruitbetaalde bedragen/ nog te leveren goederen.Commercial paperDit zijn kortlopende verhandelbare schuldbewijzen aan toonder, uitgegeven door bedrijven. Door middel van de plaatsing van een commercial-paper-programma kan een bedrijf een groot bedrag aan kortlopende vreemd vermogen aantrekken. De plaatsing van commercial-paper-programmas gaat op dezelfde wijze als die van medium term notes.De looptijd varieert, van enkele weken tot maximaal 2 jaar. Het bedrag per schuldbewijs is minimaal 1.000.000,-Omdat de commercial papers verhandelbaar zijn, nemen beleggers genoegen met een lagere rentevergoeding dan bij kortlopend bankkrediet. Dit maakt het vooral aantrekkelijk voor bedrijven.

Banken kunnen zelf ook kortlopend krediet aantrekken door de uitgifte van verhandelbare schuldbewijzen. Dit noemen we certificates of deposits.

8.5 voorzieningenNaast eigen vermogen en schulden kunnen er op de creditzijde van de balans ook voorzieningen voorkomen.Voorziening: een toekomstige verplichting, die samenhangt met de bedrijfsuitoefening in de huidige periode, maar waarvan de exacte omvang/tijdstip waarop deze zich zal voldoen, nog niet bekend zijn.

Verschil met schulden is dat er bij een schuld een juridisch perfecte betalingsverplichting is en bij een voorziening niet. Bij een schuld is precies bekend hoeveel en wanneer betaald moet worden. Bij een voorziening is het exacte bedrag nog niet bekend, de voorziening hoeft niet eens betaald te worden. Het bedrag wordt ten laste van de winst van de onderneming gebracht en het deel wat overbodig was wordt weer toegevoegd aan de winst.Er is dus sprake van substitutie van eigen in vreemd vermogen.

Hoofdstuk 9: Beoordeling van de financile structuur

De financile structuur van een onderneming wordt bepaald door de omvang en de samenstelling van de investering in kapitaalgoederen en de wijze waarop in de daaruit voortvloeiende vermogensbehoefte is voorzien. De financile structuur kan worden beoordeeld op basis van een aantal aspecten. Het uitgangspunt bij de beoordeling van de financile structuur door externe analisten is de gepubliceerde jaarrekening. Aan de hand van de posten op de balans en de resultatenrekening kan een aantal kengetalen worden berekend en dat betekenis heeft voor een bepaald aspect van de financile structuur. In paragraaf 9.1 komen de mogelijkheden en de bezwaren van een financile analyse aan bod.

9.1 Ratioanalysehet komt vaak voor dat men een oordeel wil vormen over de financile structuur van een onderneming, bijvoorbeeld voor beleggers of het de moeite is om aandelen te kopen, de bank wil beoordelen of ze een lening willen verstrekken en een leverancier wil graag weten of een afnemer in staat is om te leveren goederen ook te betalen.

De analyse door middel van het berekenen van kengetalen (ratios), wordt ratioanalyse genoemd. Deze ratios zijn: Rentabiliteitskengetallen Solvabiliteitskengetallen Liquiditeitskengetallen

Aan de beoordeling van de financile structuur door middel van kengetallen zijn een aantal bezwaren verbonden: er zijn in het algemeen geen normen aan te geven waaraan de waarden van de verschillende kengetallen moeten voldoen. Uit een eenmalige berekening van kengetallen kunnen niet/nauwelijks conclusies worden getrokken. De cijfers op de balans geven een momentopname weer. Uit de balans blijken niet de financile verplichtingen die juist na balansopmakingsmoment ontstaan, zoals loonbetalingen. De balans kan een afwijkend beeld geven van de financile structuur wanneer er windowdressing heeft plaatsgevonden. Windowdressing: alle activiteiten voor het balansopmakingsmoment die tot doel hebben de financile structuur gunstiger voor te stellen dan dat deze eigenlijk is. De ondernemingsleiding kan bijvoorbeeld besluiten voor opmaking van de jaarrekening, om nog wat schulden af te lossen, waardoor de financile structuur er beter uit ziet.

Ondanks deze nadelen kan de ratioanalyse toch gunstig zijn. Door de kengetallen van een onderneming op een aantal gelijke momenten te berekenen, kan er inzicht worden gegeven in de ontwikkeling van de financile structuur. Verbetering of verslechtering kan worden aangegeven zonder daar een absoluut oordeel aan te binden. Dit heet de historische analyse.Ook is het mogelijk om de kengetallen van de onderneming te vergelijken met die van andere soortgelijke ondernemingen. Dit heet de bedrijfsvergelijkende analyse.

9.2 RentabiliteitskengetallenWinstgevendheid is een belangrijke voorwaarde om de continuteit van de onderneming te verzekeren. De winst kan worden gerelateerd aan de omzet. Dit heet de brutowinstmarge. Deze geeft het verschil aan van de verkoopprijs van de goederen en de kostprijs hiervanBrutowinstmarge= Bedrijfsresultaat/ omzetBedrijfsresultaat= winst voor aftrek van intrest en belastingenRentabiliteit: de verhouding tussen een inkomen (winst) en het vermogen dat dit inkomen heeft verdiend.De rentabiliteit is een belangrijke maatstaf voor de beleidsvorming binnen een onderneming op lange termijn.Voor een beoordeling van de winstgevendheid van een onderneming moet de rentabiliteit bepaald worden van het totale in de onderneming werkzame vermogen. De wijze van financiering van de activa speelt hierbij geen rol.De rentabiliteit van het totale vermogen wordt berekend aan de hand van het bedrijfsresultaat.

T.b.v. de continuteit van de onderneming moet op lange termijn het bedrijfsresultaat groot genoeg zijn om de door de vermogensverschaffers gewenste uitkeringen in de vorm van dividend of interest te kunnen doen.

De rentabiliteit van het totaal in de onderneming genvesteerde vermogen wordt als volgt berekend:RTV=(Bedrijfsresultaat/Gemiddeld totaal genvesteerd vermogen)x100%

Voor de verschaffers van het eigen vermogen (de eigenaren) in niet het bedrijfsresultaat van belang, omdat hieruit eerst nog de intrestvergoeding over het vreemd vermogen en de winstbelasting moet worden betaald.De berekening van de rentabiliteit van het eigen vermogen na aftrek van belasting is:REVnb= (winst na aftrek van interest en belasting/Gemiddeld genvesteerd eigen vermogen)x100%De rentabiliteit van het eigen vermogen kan ook voor aftrek van belasting worden berekend:REVvb= (Winst na aftrek van interest/Gemiddeld genvesteerd eigen vermogen)x 100%

Voor de vreemdvermogenverschaffers is de rentabiliteit van het in de onderneming genvesteerde vreemd vermogen gelijk aan het afgesproken interestpercentage. De onderneming beschouwt de betaalde interest als kosten.De gemiddelde rentabiliteit van het vreemd vermogen (RVV) kan worden geien als de gemiddelde kostenvoet van het vreemd vermogen.RVV= (Betaalde interest/Gemiddeld genvesteerd vreemd vermogen) x 100%

De REV drukt uit hoeveel u als ondernemer met uw bedrijf verdient in relatie tot het door u eigen genvesteerde vermogen.De RVV geeft weer wat de gemiddelde financieringslasten(rente) zijn over het totale vreemde vermogen.De RTV geeft antwoord op de vraag hoeveel winst uw bedrijf maakt in relatie tot de hoeveelheid geld in uw bedrijf.

Financieel hefboomeffect= winst op het gebruik van vreemd vermogen, waardoor de rentabiliteit van het eigen vermogen stijgt. Hefboomfactor: de vergelijking tussen en VV en het EV (VV/EV).Hieronder wordt het schema van de hefboomwerking gezet.

De formule luidt:REVvb= (VV/EV)x(RTV-RVV)= hefboomeffect+RTVREVnb=(1-f)x ((VV/EV)x(RTV-RVV)= hefboomeffect+RTV).F= belastingpercentageHet hefboomeffect laat zien, dat wanneer er winst door gebruik van VV wordt gemaakt, deze bij de REV bovenop komt.Het financile hefboomeffect kan optreden wanneer VV=EV

Hieruit zou men kunnen afleiden dat in het belang van de eigenvermogenverschaffers zo veel mogelijk gebruik moet worden gemaakt van het hefboomeffect door zoveel mogelijk te financieren met vreemd vermogen.De bezwaren hiervan zijn:1. De hoogt van het bedrijfsresultaat staat niet van te voren vast. De winst kan lager zijn dan dat de verwachting was. De verplichtingen aan de vreemdvermogenverschaffers moet altijd worden nagekomen, ongeacht de hoogte van de winst. Wanneer de RTV daalt tot onder de RVV, wordt er verlies gemaakt op het gebruik van het vreemd vermogen. De REV moet er dan aan te pas komen om aan de renteverplichtingen te voldoen. Het bestaan van de onzekerheid van de hoogte van de RTV wordt aangeduid als het bedrijfsrisico of ondernemingsrisico.2. Daling van de RTV door het hefboomeffect wordt versterkt doorgegeven aan de REV. Dit betekent dat het risico voor de eigenvermogenverschaffers groter is dan het bedrijfsrisico. Dit extra risico voor de eigenvermogenverschaffers noemen we het financieel risico. Het financile risico geeft de extra onzekerheid ten aanzien van de hoogte van de REV weer. Tussen het financieel risico en het bedrijfsrisico bestaat het volgende verband: Financieel risico= Bedrijfsrisico x Hefboomfactor (VV/EV)3. Als laatste, de vreemdvermogenverschaffers zullen een hogere rentevergoeding eisen naarmate de onderneming meer gebruikt maakt van financiering met vreemd vermogen. De RVV zal hierdoor stijgen, zodat het risico dat de RTV beneden de RVV daalt nog groter wordt.

Voor een uitgebreidere analyse van de RTV kan gebruik worden gemaakt van een dupont chart. Hierin wordt de RTV opgesplitst naar bepalende factoren op de balans en de resultatenrekening, zodat gemakkelijk de gevolgen van een verandering in 1 of meer van deze factoren op de RTV zichtbaar gemaakt kunnen worden. De dupont chart maakt gebruik van het volgende verband tussen RTV en brutowinstmarge:RTV= Omloopsnelheid totaal vermogen x BrutowinstmargeDe omloopsnelheid van het totale vermogen geeft de relatie weer tussen de omzet en het totaal genvesteerde vermogen. (zie afbeelding)

over de vlottende activa en de duurzame activa moet het gemiddelde worden genomen.

9.3 SolvabiliteitskengetallenOnder de solvabiliteit van een onderneming wordt de mate waarin zij in geval van liquidatie kan voldoen aan haar verplichtingen tegenover de verschaffers van vreemd vermogen(schuldeisers) verstaan. Bij liquidatie moeten uit de opbrengst van de verkoop van de activa eerst de schulden worden afgelost.Het EV fungeert hierbij als buffer, omdat de opbrengst van de activa bij de liquidatie( liquidatiewaarde) vaak lager is dan de boekwaarde. Omdat de liquidatiewaarde van de activa niet bekend is, moet er bij de beoordeling van de solvabiliteit noodgedwongen worden gebaseerd op de boekwaarde van de activa in de balans.De Debt ratio (DR) geeft aan welk deel van de totale vermogensbehoefte (TV) is gefinancierd met vreemd vermogen.DR=VV/TVDe debt-ratio geeft een indruk van de hoogte van de buffer ten behoeve van de vreemdvermogenverschaffers (schuldeisers).Ook andere verhoudingsgetallen kunnen worden gebruikt bij het berekenen van de solvabiliteit, namelijk de :-EV/TV of VV/EV, deze worden ook wel financile hefboomratios genoemd.

Een met de solvabiliteit samenhangend begrip is het weerstandsvermogen van een onderneming.Weerstandsvermogen: het vermogen van de onderneming om ook in ongunstige tijden de activiteiten voort te kunnen zetten.Een met het weerstandsvermogen samenhangend kengetal is de rentedekkingsfactor, die als volgt kan worden berekend:Rentedekkingsfactor= Winst voor aftrek van intrest en belastingen (bedrijfsresultaat/brutowinst)Interestlasten vreemd vermogenDe rentedekkingsfactor geeft aan in welke mate het bedrijfsresultaat mag dalen zonder dat daarmee de betaling van de verschuldigde interest aan vreemdvermogenverschaffers in gevaar komt. Bij een waarde van kleiner dan 1 is de behaalde winst onvoldoende om de intrest te kunnen voldoen en moet worden betaald uit het eigen vermogen.

De financiering van de activiteiten mag in een periode met tegenvallende resultaten niet in gevaar komen. Hiervoor is het noodzakelijk dat de financile structuur geen vast geheel vormt. De financile structuur moet zich kunnen aanpassen in aan een gunstige/minder gunstige positie. Dit heet elasticiteit.De elasticiteit van de vermogensstructuur geeft aan in welke mate de vermogensvoorziening kan worden aangepast aan een veranderende vermogensbehoefte.

9.4 Liquiditeitskengetallen

De liquiditeit van een onderneming geeft aan in welke mate zij aan de lopende betalingsverplichtingen kan voldoen.Om de liquiditeit te beoordelen, moet er inzicht in de verwachte in-en uitgaven worden verkregen. We spreken dan van een beoordeling van de dynamische liquiditeit. Hiervoor zijn interne gegevens van de onderneming nodig. Deze interne cijfers zijn vaak voor buitenstaanders van de onderneming niet toegankelijk, dus moet er op de balans worden gekeken.Omdat deze gegevens betrekking hebben op de situatie op een bepaald moment spreken we van een beoordeling van de statische liquiditeit.De betrouwbaarheid van een statische liquiditeit is lager dan die van de dynamische liquiditeit.

De dynamische liquiditeit geeft aan of gedurende een bepaalde periode de binnenkomende geldstroom de uitgaande geldstroom overtreft. Dit wordt voorafgaand aan de periode vastgesteld door het opstellen van een liquiditeitsbegroting( ofwel kasbegroting).de liquiditeitsbegroting bevat een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven in de komende periode. Wanneer de onderneming over voldoende geldmiddelen beschikt om alle uitgaven te doen, is de onderneming liquide.Wanneer zij niet liquide zijn, moet bijvoorbeeld een lening afgesloten worden.

De Statische liquiditeit geeft aan of de onderneming, gezien de hoeveelheid en samenstelling van de vlottende activa, aan de op korte termijn opeisbare verplichtingen kan voldoen.Voor de beoordeling van de statische liquiditeit zijn de vlottende activa en het kortlopend vreemd vermogen van belang. Het gaat niet alleen om de omvang, ook de samenstelling kan belangrijk zijn.

De liquiditeit van alle vlottende activa is niet gelijk. Voorraden zijn namelijk minder snel liquide te maken (in geld om te zetten) dan debiteuren.

Begrippen en kengetallen die belangrijk zijn bij de beoordeling van de statische liquiditeit:Onder het nettowerkkapitaal wordt verstaan: het deel van de vlottende activa (VA) dat met lang vreemd vermogen is gefinancierd. Het nettowerkkapitaal geeft dus aan met welk bedrag de vlottende activa (brutowerkkapitaal), het kortlopend vreemd vermogen (KVV) overtreft.NWK= VA KVV

Omdat de balans altijd in evenwicht is, kan het nettowerkkapitaal ook worden berekend door het verschil te bepalen van de overige creditposten (EV en LVV) en de overige debetposten (duurzame activa, DA), dus:NWK=EV+LVV-DA

Als het NWK positief is, dan betekent dit dat de onderneming uit de vlottende activa voldoende middelen kan vrijmaken om aan de verplichtingen op korte termijn te voldoen, de onderneming is dan liquide.De NWK geeft absolute getallen (precieze getallen).

Om een beter beeld te krijgen kan het handiger zijn om de relatieve waarde te berekenen (het verhoudingsgetal.)We kennen de volgende verhoudingsgetallen van liquiditeit: Current Ratio Quick Ratio

De Current Ratio (CR) is een kengetal dat de verhouding aangeeft tussen de vlottende activa en het kortlopend vreemd vermogen:CR= VA/KVVTussen de CR en het NWK staat een nauw verband, omdat zij beide van dezelfde grootheden uitgaan (VA en KVV).Als de current ratio kleiner is dan 1, dan zijn de vaste activa gedeeltelijk met kort vreemd vermogen gefinancierd.

Voorraden hebben over het algemeen een lagere liquiditeit dan debiteuren en liquide middelen. De Quick Ratio (QR) is een liquiditeitskengetal dat daarom de voorraden buiten beschouwing laat.QR= (VA-voorraden)/KVVOftewel:QR= (Debiteuren + liquide middelen)/KVV)Een hogere waarde wijst op een betere liquiditeit., wel moet er vergeleken worden met 2 QR/CR etc. om aan te geven of er verbetering heeft plaatsgevonden.

EXTERNE VERSLAGGEVING

Hoofdstuk 3: Financile overzichten

Een onderneming moet investeren in productiemiddelen, deze productiemiddelen moeten worden gefinancierd. Voor de financiering zijn verschillende vermogensvormen beschikbaar, met als hoofdonderscheid eigen vermogen en vreemd vermogen.3.1 bespreekt deze begrippen3.2 twee overzichten om de financile positie van een onderneming in kaart te brengen.3.3 Het verschil tussen de winst als saldo van opbrengsten en kosten en de mutatie in geldmiddelen als saldo van ontvangsten en uitgaven. Hierbij horen 3 belangrijke factoren: Afschrijvingen, voorzieningen en rechtstreekse vermogensmutaties.

3.1 Investering en FinancieringDe productiemiddelen worden in het bedrijfsleven activa genoemd.Er kan onderscheid gemaakt worden tussen vaste en vlottende activa.Vaste activa: Activa die langer dan een jaar meegaat in de onderneming. Vlottende activa: Activa die minder dan een jaar meegaat in de onderneming.De activa moet gefinancierd worden, dit kan op twee manieren:1. Eigen vermogen: vermogen dat ter beschikking is gesteld door de eigenaren van de onderneming. De beloning voor het beschikbaar stellen van het eigen vermogen is winst. Het is aan de eigenaren of ze deze winst willen uitkeren, of willen reserveren zodat ze meer eigen vermogen tot hun beschikking hebben. Omdat de grootte van de winst afhankelijk is van een aantal onzekerheden in de markt, wordt het EV ook wel risicodragend vermogen genoemd.2. Vreemd vermogen: vermogen dat ter beschikking is gesteld door schuldeisers. Dit is tijdelijk vermogen, want er zijn afspraken gemaakt over de terugbetaling. Er wordt rente gevraagd bovenop het vreemd vermogen. Het wordt ook wel het risicomijdend vermogen genoemd. Risicoloos is het verstrekken van vreemd vermogen nooit, want het kan zijn dat de onderneming haar rente/aflossingsverplichtingen niet nakomt. In geval van faillissement worden vreemdvermogenverschaffers eerder betaald dan de eigenvermogenverschaffers.Eigen vermogenVreemd vermogen

Ter beschikking gesteld doorEigenarenSchuldeisers

Duur terbeschikkingstellingOnbepaalde tijdTijdelijk

VergoedingAfhankelijk van winstVast (rente)

KarakterRisicodragendRisicomijdend

3.2 Balans en resultatenrekening

Het eigen vermogen van een onderneming is gelijk aan het verschil tussen de waarde van de activa en de waarde van de schulden.Balans: Een momentopname, waarop de waarde van de productiemiddelen waarin de onderneming gen