Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
LESSTOF
Woorden Engels 2
2 Lesstof Woorden Engels 2
Lesstof Woorden Engels 2 3
INHOUD
INLEIDING....................................................................................................................... 4
DOELGROEP ................................................................................................................... 5
STRUCTUUR .................................................................................................................... 6
INHOUD........................................................................................................................... 10
4 Lesstof Woorden Engels 2
INLEIDING Muiswerkprogramma’s zijn programma’s voor het onderwijs. De programma’s
zijn verkrijgbaar als netwerkversie en als web-based versie. Het belangrijkste
principe van Muiswerkprogramma’s is dat een diagnostische toets de student
stuurt naar oefenmateriaal dat aansluit bij de gemaakte fouten. De toets kan
herhaald worden en eventueel leiden tot opnieuw oefenen. De docent heeft
een scala aan mogelijkheden om leerlingen te sturen en de voortgang te be-
waken.
Het programma Woorden Engels 2 is gemaakt voor de hoogste groepen van
het basisonderwijs, voor de basiseducatie en de eerste klassen van het voort-
gezet onderwijs. In Woorden 2 zijn ruim 700 -vaak wat langere en meer ab-
stracte- woorden gebruikt, bijvoorbeeld hungry, August, answer. Een over-
zicht ziet u verderop. Woorden Engels 2 bevat 47 oefeningen en 1 totaaltoets.
Deze totaaltoets heeft 40 vragen. Er zijn in het bestand 430 geluidsfragmenten
en 370 afbeeldingen verwerkt.
Woorden Engels 2 vormt samen met Woorden Engels 1 de Bundel Woorden
Engels. Gedeeltelijk overlappen de corpussen elkaar. De opbouw van de twee
programma's is cumulatief: woorden die in Woorden 1 gebruikt worden,
worden in Woorden 2 bekend verondersteld. Er komen in de programma's
zo'n 670 plaatjes en foto's voor en 880 geluidsbestanden. Welke moedertaal
de leerling spreekt is voor het gebruik van het programma niet van belang.
Woorden Engels 2 is naast elke lesmethode te gebruiken en leerlingen hoeven
geen specifieke voorkennis te hebben.
BELANG VAN WOORDKENNIS Op basisscholen gebruikt de helft van de scholen communicatieve lesmetho-
den, op 10% van de scholen wordt een puur grammaticale methode gebruikt
en een derde van de scholen mengt deze twee aanpakken. Welke methode een
school ook kiest: woordenschatverwerving is het belangrijkste onderdeel van
het leren van een taal.
Lesstof Woorden Engels 2 5
Een taalverwerver moet zich altijd op vier verschillende niveaus bekwamen:
de klanken en de letters;
de woordkennis;
het zinsniveau (grammatica);
het tekstniveau.
Woordkennis vormt de spil van deze reeks: klanken en letters worden gecom-
bineerd tot woorden; woorden worden op hun beurt gecombineerd tot zin-
nen, en zinnen tot teksten. Bij het overdragen en begrijpen van teksten zijn
woorden essentieel. De meeste methodes voor het onderwijzen van Engels als
tweede taal zijn gestructureerd rond een grammaticale basis, toch speelt
grammatica bij het leren van een tweede taal slechts een ondergeschikte rol.
DOELGROEP Woorden Engels 2 is gemaakt voor beginnende taalleerders Engels, in het
basis- en voortgezet onderwijs. Belangrijkste doel van de programma’s is het
aanleren van woorden. Er wordt echter ook aandacht besteed aan het afleiden
van woordbetekenissen uit de context. Woordkennis is de kern van taalvaar-
digheid en woordenschatverwerving is daarom de belangrijkste deeltaak bij
het leren van een taal. Woorden Engels 2 is rijk gevuld met mooie plaatjes en
geluiden waardoor ook het aanleren van de klank-tekenkoppelingen onder-
steund wordt.
Voor leerlingen met een zwak woordbeeld is de dubbeltaak van leren van de
betekenis én inprenten van de schrijfwijze vaak zwaar. Dit geldt vooral als de
auditieve steun (het correct uitspreken van het woord) ontbreekt, zoals bij het
leren van woordenlijsten. Met Muiswerk Woorden 2 slaat u twee vliegen in
één klap: de leerlingen leren veel nieuwe woorden en door de goede geluids-
ondersteuning van de programma's worden ze geholpen met het leren van de
klank-tekencombinaties in het Engels.
Het programma is naast elke lesmethode te gebruiken. Leerlingen hoeven
geen specifieke voorkennis te hebben. Enige ervaring in het werken met de
muis (aanwijzen, klikken, afrollen, slepen) is wel gewenst. Ontbreekt deze
ervaring, dan is een korte instructie daarover wel op zijn plaats.
6 Lesstof Woorden Engels 2
STRUCTUUR Het basisprincipe van de meeste Muiswerkprogramma's is dat een diagnosti-
sche toets de leerling stuurt naar oefenmateriaal dat aansluit bij de gemaakte
fouten. De toets kan herhaald worden en eventueel leiden tot opnieuw oefe-
nen. Ook Woorden Engels 2 is zo gestructureerd. De woorden zijn onderver-
deeld naar thema. Een leerling die bij de toets in een bepaald themagebied
verschillende fouten maakt, krijgt na de toets in zijn persoonlijke oefenpro-
gramma een serie oefeningen over dat thema gepresenteerd. Na herhaald
oefenen kan de toets opnieuw gemaakt worden om te zien of er vooruitgang
is.
OMVANG Woorden Engels 2 bevat 47 oefeningen en 1 totaaltoets. Deze totaaltoets heeft
40 steeds wisselende vragen. Er zijn in het bestand 430 geluidsfragmenten en
370 afbeeldingen verwerkt. Het pakket bestaat uit de volgende onderdelen:
De lesbestanden met woordkennistoetsen en -oefeningen staan.
Uitgebreide helpfiles in zogenaamd 'hypertekstformaat'.
Een overzichtelijke handleiding op papier.
Een scholingsdocument voor de docenten die met de programma’s gaan
werken.
CORPUS In eerste instantie is bij de vaststelling van het corpus voor de oefenbestanden
uitgegaan van de Eibo-woordenlijst, waarvan 150 n.a.v. de kerndoelen voor
het basisonderwijs,150 grammaticawoorden, en 250 woorden die geselec-
teerd zijn uit veel gebruikte Eibo-leergangen. In Woorden Engels 2 zijn ander-
zijds ook veel woorden opgenomen die niet in de lijst staan (zie p. 12). De
selectie is ontstaan door te letten op de woordfrequentie en vanuit de gekozen
thema’s.
Moeilijkheid van woorden is niet voor iedereen gelijk. Er is bij de keuze voor
deze woorden van uitgegaan dat woorden moeilijker worden naarmate ze
abstracter zijn, formeler zijn, langer zijn, vervoegd of verbogen zijn, samenge-
steld zijn, figuurlijk gebruikt zijn, onderdeel van een idiomatische uitdrukking
zijn; horen in een bepaald (sociaal) register en als ze gaan over dingen die
verder weg liggen in de beleving van leerlingen. Waar Woorden Engels 1
Lesstof Woorden Engels 2 7
vooral uit concrete, korte, alledaagse, hoogfrequente woorden bestaat, en
woorden die veel overeenkomsten met het Nederlands hebben, komen in
Woorden Engels 2 langere, meer abstracte, lager frequente en meer specifieke
woorden voor. Binnen en tussen de bestanden is bovendien sprake van een
cumulatieve opbouw. Woorden die in eerdere lessen behandeld zijn, worden
verderop bekend verondersteld.
THEMA’S Zoals gebruikelijk in Muiswerkprogramma's is bij Woorden Engels 2 uitge-
gaan van een aantal rubrieken. In dit geval zijn dat inhoudelijke rubrieken,
afgeleid van veel voorkomende thema's in lesmateriaal voor tweede-
taalleerders en dagelijkse onderwerpen. In Woorden Engels 2 komen in oefe-
ningen en toetsen woorden uit vijf verschillende rubrieken aan de orde. Hoe
die rubrieken over de bestanden verdeeld zijn ziet u hieronder.
OVERZICHT RUBRIEKEN OF THEMA’S De rubrieksindeling van Woorden Engels 2 is gebaseerd op de volgende the-
ma’s.
Rubriek Woorden Engels 2
A Useful words
B Food and drinks
C Travelling
D School
E In the shop
STRUCTUUR BINNEN DE THEMA’S Een didactische basisregel is dat het leren van woorden nooit in één keer
gebeurt (Verhallen & Verhallen, 1994). Niet alleen moet men de betekenis van
nieuwe woorden uitleggen (semantiseren), daarna moet voldoende worden
geoefend om ervoor te zorgen dat men die betekenis ook onthoudt (consolide-
ren). Ten slotte moet ook nagegaan worden of men de betekenissen kent
(controleren). De thema's van Woorden Engels 2 zijn opgebouwd volgens deze
drieslag van semantiseren, consolideren en controleren.
8 Lesstof Woorden Engels 2
Voorbeeld van een oefening uit Woorden Engels 2 die bedoeld is om geleerde begrippen te consolide-ren. De leerling moet hier telkens twee begrippen aanklikken die bij elkaar horen. Langzaam wordt de onderliggende afbeelding zichtbaar.
Het uitleggen van de betekenis van woorden gebeurt binnen elk thema altijd
in de eerste oefeningen. Daarbij wordt altijd gebruikgemaakt van plaatjes en
geluid. Dan volgen enkele oefeningen met verschillende oefenvormen waarin
de leerlingen de themawoorden herhalen en er iets mee doen. Deze oefenin-
gen zijn gericht op het consolideren van de aangeleerde woorden. In dat kader
komen veel woorden ook terug in een gatentekst en in een tekst met vragen.
Door de tekstoefeningen leert de leerling ook gebruik te maken van de context
voor het herleiden van de betekenis van nieuwe woorden. De laatste oefening
van elk thema bevat altijd de belangrijkste woorden van de rubriek. De leer-
ling kan met deze oefening controleren of hij de themawoorden voldoende
beheerst. De vragen van deze controleoefening lijken vaak op die van de di-
agnostische toets.
DIAGNOSE STELLEN EN OEFENEN Muiswerk kent toetsen en oefeningen. Oefeningen beperken zich altijd tot een
deel van de stof, leggen uit, laten voorbeelden zien, laten de leerling oefenen
en laten hem weten wat hij goed en fout doet. Toetsen laten nooit zien of het
antwoord goed was en dekken een breder deel van de stof.
De toetsen van Muiswerk kunnen een diagnose stellen. Alle onderdelen van de
stof komen gelijkmatig in elke toets aan bod. Van rubrieken waarin fouten
Lesstof Woorden Engels 2 9
werden gemaakt, krijgt de leerling oefeningen aangereikt in zijn oefenpro-
gramma. Hij kan via die oefeningen de zwakke plekken in zijn kennis opvullen.
Na het oefenen maakt hij opnieuw de toets, om te zien of er vooruitgang is
geboekt.
Hoofdscherm van Woorden Engels 2 na een diagnostische toets. Er is een knop bij gekomen waarop ‘Jouw oefeningen’ staat. Daaronder zitten de oefeningen die aansluiten bij de gemaakte fouten. De docent kan het programma zó instellen dat alleen de knop met ‘Jouw oefeningen’ zichtbaar is.
Dit is het oefenprogramma dat een leerling na de diagnostische toets voorgeschoteld kreeg. De oefeningen gaan over de rubrieken waarin nog fouten werden gemaakt.
10 Lesstof Woorden Engels 2
INHOUD Muiswerk Woorden Engels 2 is bedoeld voor leerlingen die het Engels al
enigszins beheersen. In Woorden 2 zijn ruim 700 -vaak wat langere en meer
abstracte- woorden gebruikt, bijvoorbeeld hungry, August, answer. Een over-
zicht ziet u verderop.
Woorden Engels 2 bevat 47 oefeningen en 1 totaaltoets. Deze totaaltoets heeft
40 steeds wisselende vragen. Er zijn in het bestand 430 geluidsfragmenten en
370 afbeeldingen verwerkt. De oefeningen van Woorden Engels 2 zijn ver-
deeld over een aantal rubrieken (zie de tabel hieronder). De vorm van elke
oefening staat erbij. Voor een omschrijving van deze oefenvormen, zie de
sectie DIDACTIEK.
Deze oefening is van het type ‘Plaats woord’. Hij is bedoeld om aangeleerde woorden te consolideren en het leren afleiden van betekenissen uit de context. De leerling wijst in de woordenlijst het woord aan dat past op de gemarkeerde plaats. Er is een spiekscherm beschikbaar onder het informatieteken.
RUBRIEKEN EN OEFENINGEN VAN WOORDEN ENGELS 2 Links in het overzicht staan de onderwerpen. In de tweede kolom de namen
van de oefeningen die over het onderwerp gaan. Oefeningen met een * zijn
voorzien van geluid. In de derde kolom de oefenvormen.
Lesstof Woorden Engels 2 11
Onderwerp Naam Oefenvorm
A t/m E English words 2 - TOETS meerkeuze
A Useful words 1 Useful words *
2 Around the house *
3 Pairs *
4 Translate E-N (1)
5 Translate N-E (1)
6 Complete the sentence (1)
7 Strange words
8 A chat
9 Use the useful words *
meerkeuze
plaatje klikken
plaatje verklaren
koppelpuzzel
koppels
koppels
meerkeuze
plaats woord
meerkeuze
B Food and drinks 1 Food and drinks *
2 In the supermarket *
3 Translate E-N (2)
4 Translate N-E (2)
5 Complete the sentence (2)
6 In the restaurant
7 Words for food and drinks
meerkeuze
plaatje verklaren
koppelpuzzel
koppels
koppels
plaats woord
meerkeuze
C Travelling 1 Travelling *
2 Countries *
3 Movement *
4 What people are doing (1)
5 Translate E-N (3)
6 Translate N-E (3)
7 Answer the questions (1)
8 Arrival at Schiphol
9 Words for travelling
meerkeuze
plaatje klikken
plaatje verklaren
plaatje verklaren
koppels
koppels
koppels
plaats woord
meerkeuze
D At school 1 At school *
2 What are they doing? *
3 What time is it? *
4 Opposites (1)*
5 Translate E-N (4)
6 Translate N-E (4)
7 Answer the questions (2)
8 A call
9 What you say at school
meerkeuze
plaatje verklaren
plaatje klikken
koppelpuzzel
koppels
koppels
koppels
plaats woord
meerkeuze
E Shopping 1 Clothes *
2 In the shop *
3 The weather *
4 Opposites (2)
5 Translate E-N (5)
6 Translate N-E (5)
7 Shopping
8 Clothes and things *
meerkeuze
plaatje verklaren
plaatje verklaren
koppelpuzzel
koppels
koppels
plaats woord
meerkeuze
J Eigen woorden 1 Eigen woorden - meerkeuze
2 Eigen woorden - koppels
3 Eigen woorden - stenen
4 Eigen woorden - rijen
5 Eigen woorden - koppelpuzzel
meerkeuze
koppels
stenen
rijen
koppelpuzzel
12 Lesstof Woorden Engels 2
DE WOORDEN VAN WOORDEN ENGELS 2 De ruim 700 woorden die in het bestand Woorden Engels 2 aan de orde ko-
men zijn hieronder opgesomd.
about – above – accident – across – Africa – African - after - afternoon –
against – all - along – am – America – American – an – and – answer – apple –
are – around – arrive – ask – asleep – assistant – at – attention – August –
Australia – autumn – awake – away – back – bad – bag – band - basket-ball –
be – beautiful – because – beer – before – begins – behind – being – belt – bent
– Berlin – better – between – bicycle – big – bike – bill – bird – biscuit – black –
blackboard – blouse – blue – boiled – boots - - bored – boring – boss – bottle –
box – boy – bra – bracelet – bread – breakfast – bridge – brooch – brown – bus
– by – bye – cab – call – calling – came – can – cap – car – careful – carry – cash
– catch – cause – central – centre – cheese – chew – chips – chocolate – choose
– church – cinema – cipher – circus – city – class – clean – clock – close –
clothes – cloud – cloud – cloudy –club – coat – coffee – coin – coke – cola – cold
– collar – colour – come – cook – could – count – country – crash – cup – cycle
– cyclist – dad – dance – dark – day – dear – desk – dessert – dictionary – did –
difficult - dining-room – dinner – direction – disco – dish – do – does – down –
downstairs – draw – dream – dress – drink – drive – driver – drove – dull –
Dutch – east – easy – eat – egg – eight – eighteen – eighty - eighty-eight -
eighty-five - eighty-four - eighty-nine - eighty-one - eighty-seven - eighty-six -
eighty-three - eighty-two – eleven - o'clock – eleventh – empty – end – England
– English – enter – evening – ever – every – exam – exercise – expensive – fail –
fairly – fall – farm – fat – fifteen – fifty - fifty-eight - fifty-five - fifty-four - fifty-
nine - fifty-one - fifty-seven - fifty-six - fifty-three - fifty-two – file – find – finish
– first – fit – fitting – five – flag – flat – fly – fog – food – football – for – forget –
forgot – fork – forty - forty-eight - forty-five - forty-four - forty-nine - forty-one
- forty-seven - forty-six - forty-three - forty-two – four – fourteen – fourth –
France – French – Friday – from – front - from - fruit – full – fun – funny –
gentleman – German – Germany – get - give – glad – glass – glorious – glove –
go – good – grade – great – green – grey – groceries – guest – gum – had – half
– hamburger – handbag – happy – hard – has – hat – have – he – head – heel –
hello – help – here – high – him – history – holiday – Holland – home – home-
work – hope – horse – hospital – hotel – hour – house – how – hundred –
hungry – I - ice-cream – ill – in – inside – interested – into – is – it – Italy –
jacket – jam – jar – juice – jump – June – kill – kind - knife - know – knowledge
– land – language – last – late – learn – leave – left – lemon – less – lesson –
Lesstof Woorden Engels 2 13
letter – library – lift – light – lightening – like – lemonade – listen – little – live
– long – look – lose – lost – lot – love – lovely – low – lunch – made – make –
many – map – March – maths – may – me – meat – milk – milkman – mill –
minute – miss – mistake – mix – Monday – money – month – moon – more –
morning – most – Mr – Mrs – much – mug – music – my – napkin – narrow –
near – necklace – need – never – new – next – nice – nine – nineteen – ninety -
ninety-eight -ninety-five - ninety-four - ninety-nine - ninety-one - ninety-seven
- ninety-six - ninety-three - ninety-two – no – north – not – note – notebook –
of – off – officer – oh – oil – on - one - onion – onto – open – or – orange –
order – ordinary – out – outside – over – pair – pants – pass – passport – past –
pay – pays – pear – pencil – people – perfect – person – plain – plan – plane –
plate – play – please – pocket – poor – post – postcard - post-office – potato –
pound – pour – practise – price – tag – proceed – proud – purple – purpose –
purse – quarter – quick – quite – rain – reach – reading – ready – really – red –
remember – report – rest – restaurant – results – return – rice – rich – right –
ring – river – road – room – round – rub – salad – sales – salesperson – salt –
sandwich – save – scarf – school – season – second - second-hand – see – send
– September – serious – seven – seventeen – seventy - seventy-eight - seventy-
five - seventy-four - seventy-nine - seventy-one - seventy-seven - seventy-six -
seventy-three - seventy-two – shall – shape – she – shine – shirt – shoe – shop -
shop-assistant – short – show – sir – sit – six – sixteen – sixty - sixty-eight -
sixty-five - sixty-four - sixty-nine - sixty-one - sixty-seven - sixty-six - sixty-
three - sixty-two – size – sketch – skirt – sky – sleeve – slow – small – snow –
snowball – soar – sock – soft – solid – some – someone – soup – sour – south –
spaghetti – Spain – speak – spend – spoon – spring – square – stairs – stamp –
star – start – station – stay – steak – still – stop – storm – straight – strict –
striped – strong – subject – subway – suitcase – summer – sun – Sunday –
sunny – swam – sweater – sweet – swim – swimsuit – table – tag – tall – taste –
taxi – tea – teacher – telescope – ten – that – the – them – thermometer – these
– they – thick – thin – think – third – thirsty – thirteen – thirty - thirty-eight -
thirty-five - thirty-four - thirty-nine - thirty-one – thirty-seven - thirty-six -
thirty-three - thirty-two – this – those – thousand – three – throat – through –
Thursday – tie – tight – till – time – tired – to – today – tomato – tonight –
tourists – towards – town – traffic – train – trousers – try – Tuesday – twelve –
twenty - twenty-eight - twenty-five - twenty-four - twenty-nine - twenty-one -
twenty-seven - twenty-six - twenty-three - twenty-two - two - ugly – umbrella
– under – underpants – underwear – up – upstairs – vegetables – very – village
– vinegar – visit – walk – wall – was – watch – water – we – weak – wear –
14 Lesstof Woorden Engels 2
weather – Wednesday – weekend – well - well-done – went – were – what –
when – where – which – white – who – why – wide – wind – wine – winter –
with – word – work – write – wrong – year – yellow – yes – yesterday – you –
your – zip
767 woorden, naar frequentie uitgesplitst :
http://www.er.uqam.ca/nobel/r21270/cgi-bin/webfreqs/web_vp.cgi:
van de 500 meest frequente 220 28,6%
van de 1000 meest frequente 540 70,2%
waarvan functiewoorden 80 10,4%
waarvan inhoudswoorden 458 59,6%
met frequentie 1001-2000 126 16,4%
academische woorden1 5 0,8%
minder frequent dan 20002 96 12,6%
1 assistant - cycle - file - grade - proceed
2 africa - african - america - american - australia - beer - berlin - bike - biscuit - blackboard - blouse - boots -
bored - boring - boss - bra - bracelet - brooch - bye - cab - cash - chew - chips - chocolate - cinema - cipher -
circus - coke - cola - cyclist - dessert - disco - dutch - england - exam - fog - france - french - german -
germany - glove - groceries - gum - hamburger - handbag - heel - holland - homework - italy - jacket - jam -
jar - lemon - lemonade - lightening - maths - milkman - mug - napkin - necklace - notebook - onion - pants -
passport - pear - postcard - potato - purse - salad - salesperson - sandwich - scarf - sketch - sleeve - snow-
ball - soar - spaghetti - spain - steak - subway - suitcase - sweater - swimsuit - tag - tag - telescope - ther-
mometer - thirsty - tomato - traffic - trousers - underpants - underwear - vegetables - vinegar - zip
Lesstof Woorden Engels 2 15
VERSCHILLENDE METHODES U kunt Woorden Engels 2 op verschillende manieren gebruiken. De eerste
aanpak is geschikt voor een leerling die al behoorlijk zelfstandig is en goed
gemotiveerd. U neemt met hem door hoe het programma werkt en blijft de
eerste keer in de buurt om te controleren of alles goed gaat. De aanbevolen
procedure is: eerst de toets maken en vervolgens de oefeningen die het pro-
gramma selecteert op basis van de fouten. Dan de toets opnieuw en eventueel
daarna opnieuw oefenen. U kunt zelf bepalen bij welke toetsuitslag de leerling
voldoende hoog scoort om naar het volgende niveau te gaan. Bijvoorbeeld bij
een uitslag van 80 of 90 procent. Spreek dit af met de leerling.
In deze situatie is het handig om de optie ‘Didactische mode’ aan te zetten. In
het scherm verschijnen dan alleen de knoppen ‘Wat weet je al?’ en (na het
maken van de toets) de knop met ‘Jouw oefeningen’ met het oefenprogramma
van de betreffende leerling. De knop met ‘Alle oefeningen’ komt niet tevoor-
schijn.
Er is een andere werkwijze mogelijk wanneer u met niveaugroepen werkt. U
legt bijvoorbeeld in de klas uit hoe het zit met de namen van beroepen (bij-
voorbeeld als die in uw lesmethode ook aan de orde zijn) en vervolgens maakt
iedereen de Muiswerkoefeningen die daarover gaan.
Zie verder de sectie DIDACTIEK.
LITERATUUR Boogaart, P. C. Uit den (red.) (1975), Woordfrequenties in geschreven en gesp-
roken Nederlands. Oosthoek, Scheltema en Holkema, Utrecht.
Coenen, M. en A. Vermeer (1998). Nederlandse woordenschat allochtone kin-
deren. Tilburg: Zwijssen.
Verhallen, S en M. Verhallen (1994). Woorden leren, woorden onderwijzen.
Handreiking voor leraren in het basis- en voortgezet onderwijs. Hoevelaken:
CPS.