21
Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen Functioneren Functioneren medezeggenschap medezeggenschap van studenten van studenten Verkenn Verkennend onderzoek naar ervaringen end onderzoek naar ervaringen met medezeggenschap in het met medezeggenschap in het hoger beroepsonderwijs en hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs wetenschappelijk onderwijs Frederik Smit | Gerrit Vrieze Frederik Smit | Gerrit Vrieze Geert Driessen | Jos van Kuijk Geert Driessen | Jos van Kuijk

Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs

Embed Size (px)

Citation preview

Het ITS maakt deel uit

van de Radboud

Universiteit Nijmegen

FunctionerenFunctionerenmedezeggenschapmedezeggenschapvan studentenvan studenten VerkennVerkennend onderzoek naar ervaringenend onderzoek naar ervaringenmet medezeggenschap in hetmet medezeggenschap in hethoger beroepsonderwijs enhoger beroepsonderwijs enwetenschappelijk onderwijswetenschappelijk onderwijs

Frederik Smit | Gerrit Vrieze Frederik Smit | Gerrit Vrieze Geert Driessen | Jos van KuijkGeert Driessen | Jos van Kuijk

Functioneren medezeggenschap van studenten Verkennend onderzoek naar ervaringen met medezeggenschap in het hoger beroepson-derwijs en wetenschappelijk onderwijs Frederik Smit Gerrit Vrieze Geert Driessen Jos van Kuijk November 2005 ITS - Nijmegen

ii

¤ 2005 Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) van de Radboud Universiteit Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijme-gen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

iii

Voorwoord Het ITS heeft een verkennend onderzoek uitgevoerd naar het functioneren medezeggen-schap van studenten in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs. De volgende vragen zijn beantwoord: - Zijn studenten op de hoogte van het functioneren van de medezeggenschap bij hun

onderwijsinstelling? - Bij welke onderwerpen hebben studenten invloed bij hun onderwijsinstelling? - Bij welke onderwerpen zouden studenten bij hun onderwijsinstelling invloed moeten

hebben? - Welk rapportcijfer geven zij voor de medezeggenschap van studenten bij hun onder-

wijsinstelling? Het onderzoek is uitgevoerd door het ITS. Het onderzoeksteam heeft bestaan uit: Frede-rik Smit (projectleider), Gerrit Vrieze, Geert Driessen en Jos van Kuijk. Er zijn met het ITS-onderwijspanel een webenquête gehouden onder studenten in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs. ITS Nijmegen, Dr. E. de Gier Directeur

iv

Inhoudsopgave Voorwoord v 1 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1

1.1 Inleiding 1 1.2 Aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en -uitvoering 1 1.3 Resultaten 2 1.4 Conclusies 4 1.5 Aanbevelingen 5

2 Achtergronden van het onderzoek 7 2.1 Inleiding 7 2.2 Achtergronden medezeggenschap van studenten 7 2.2.1 Formele aspecten 7 2.2.2 Onderwijskundige aspecten 10 2.3 Samenvatting 17 3 Probleemstelling, onderzoeksopzet en –uitvoering 19 3.1 Inleiding 19 3.2 Aanleiding en doel van het onderzoek 19 3.3 Onderzoeksopzet 20 3.4 Onderzoeksuitvoering 20 3.4.1 Beschrijving webenquêtes 22 3.4.2 Presentatie onderzoeksbevindingen 31 3.5 Verdere opbouw van het verslag 31 4 Functioneren medezeggenschap van studenten 33 4.1 Inleiding 33 4.2 Beschrijvende kenmerken 33 4.4.1 Op de hoogte zijn 22 4.4.2 Functie van inspraakorganen 31 4.4.3 Feitelijke en gewenste invloed 22 4.4.4 Waardering 31 4.3 Samenvatting 56 Bijlage Literatuur

1

1 Samenvatting en conclusies 1.1 Inleiding In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar medezeggenschap van stu-denten in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs. Dit hoofdstuk vormt de samenvatting vooraf. In paragraaf 1.2 worden de aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en -uitvoering geschetst. Paragraaf 1.3 vat de resultaten bondig samen. We sluiten het hoofdstuk af met enkel conclusies. 1.2 Aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en -uitvoering Er is geen of weinig systematische kennis over het functioneren van de medezeggen-schap in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs. De doelstelling van het onderzoek was antwoord te krijgen op de volgende vragen: 1. Zijn studenten op de hoogte van het functioneren van de medezeggenschap bij hun

eigen onderwijsinstelling? 2. Hoe kijken studenten aan tegen medezeggenschap van studenten op hun onderwijsin-

stelling? 3. Bij welke onderwerpen hebben studenten invloed op het beleid van de onderwijsin-

stelling? 4. Bij welke onderwerpen zouden studenten invloed zouden willen hebben bij hun on-

derwijsinstelling? 5. Welk rapportcijfer geven studenten voor de medezeggenschap bij hun onderwijsinstel-

ling? Het onderzoek richtte zich op studenten in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappe-lijk onderwijs. Ter beantwoording van de onderzoeksvragen is een webenquête uitge-voerd 1.3 Resultaten Per onderzoeksvraag worden de belangrijkste uitkomsten beknopt weergegeven.

2

Onderzoeksvraag 1 - Zijn studenten op de hoogte van het functioneren van de mede-zeggenschap van /studenten bij hun onderwijsinstelling?

Een kwart van de studenten is goed tot redelijk op de hoogte van het functioneren van de medezeggenschap, eenderde enigszins en zo'n 40 procent zegt niet of nauwelijks op de hoogte te zijn. Studenten in het wetenschappelijk onderwijs zijn beter op de hoogte dan studenten in het hoger beroepsonderwijs.

Onderzoeksvraag 2 - Hoe kijken studenten aan tegen medezeggenschap van studenten op hun onderwijsinstelling?

Studenten in het wetenschappelijk onderwijs zijn beter op de hoogte dan studenten in het hoger beroepsonderwijs. Bijna een derde van de studenten is zeer goed tot redelijk op de hoogte van het functioneren van de medezeggenschap op hun instelling, en bijna een derde in het geheel niet. Mannen zijn beter op de hoogte dan vrouwen.

Onderzoeksvraag 3 - Bij welke onderwerpen hebben studenten invloed bij hun onder-wijsinstelling?

Studenten hebben de meeste invloed op de kwaliteit van het onderwijs, de kwaliteit van de studentenvoorziening, het onderwijsbeleid en de kwaliteit van docenten.

Onderzoeksvraag 4 -Bij welke onderwerpen zouden studenteninvloed willen hebben bij hun onderwijsinstelling?

Studenten in het HBO en op universiteiten zouden via inspraakorganen met name veel meer invloed willen uitoefen op de kwaliteit van de docenten en de kwaliteit van het onderwijs.

Onderzoeksvraag 5 - Welk rapportcijfer geven studenten voor de medezeggenschap van studenten bij hun onderwijsinstelling?

Studenten die op de hoogte zijn van het functioneren van de medezeggenschap geven een hoger rapportcijfer (dikke zeven) dan diegenen die niet of nauwelijks op de hoogte zijn (6 min).

3

1.4 Conclusies Het doel was te achterhalen hoe de medezeggenschap van studenten in het hoger be-roepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs functioneert. Op basis van het onderzoek komen we tot de volgende conclusies: 1. Studenten in het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs zouden

via inspraakorganen met name veel meer invloed willen uitoefen op de kwaliteit van de docenten en de kwaliteit van het onderwijs.

2. Studenten die op de hoogte zijn van het functioneren van de medezeggenschap geven een hoger rapportcijfer (dikke zeven) dan diegenen die niet of nauwelijks op de hoog-te zijn (6 min).

4

2 Achtergronden van het onderzoek 2.1 Inleiding In dit rapport wordt het onderzoek beschreven naar de medezeggenschap van studenten in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs. Paragraaf 2.2 geeft een beschrijving van de achtergronden. In paragraaf 2.3 vatten we het hoofdstuk beknopt samen. 2.2 Achtergronden medezeggenschap van studenten 2.2.1 Formele aspecten Hoger beroepsonderwijs De medezeggenschap voor het hoger beroepsonderwijs was geregeld op grond van de WMO 1982. Art. 10.17 tot en met 10.39 WHW regelen thans de medezeggenschap in het hoger beroepsonderwijs. Een fundamenteel verschil met het bepaalde in de WMO 1992 is dat hier in het medezeggenschapsreglement bepaald moet worden of de medezeggen-schapsraad MR instemmings- of adviesbevoegdheid heeft. De staatssecretaris van OCW komt eind 2005 met een nieuwe wet op het Hoger onderwijs. Wetenschappelijk onderwijs Sinds 27 februari 1997 is de wijziging van de Wet op het Hoger onderwijs en Weten-schappelijk onderzoek (WHW) aangaande de universitaire bestuursorganisatie van kracht (Staatsblad 117). Een van de belangrijkste veranderingen met de invoering van de Wet modernisering universitaire bestuursorganisatie (MUB) in 1997 is de verschuiving van medebestuur naar medezeggenschap van de universitaire gemeenschap. Het primaat van het besturen is expliciet bij het bestuur van de universiteit neergelegd. De raden met gekozen vertegenwoordigers van personeel en studenten zijn medezeggenschapsorganen geworden en behoren niet langer als medebestuurder te functioneren. 2.2.2 Onderwijskundige aspecten Veelal worden in het spraakgebruik de begrippen medezeggenschap, inspraak en partici-patie min of meer door elkaar gebruikt om aan te geven dat er voor personeel en studen-ten mogelijkheden zijn om invloed aan te wenden op het beleid van een onderwijsinstel-

5

ling. Onder medezeggenschap kunnen alle ‘formele’ mogelijkheden worden verstaan die directbetrokkenen ter beschikking staan om invloed uit te oefenen op het beleid en het bestuur van de desbetreffende onderwijsinstelling. Studenten die nu studeren is inspraak met de paplepel ingegoten. Thuis praten ze overal over mee (Smit & Doesborgh, 2001) en als ze dan op de hogeschool en de universiteit komen, valt het met de inspraak doorgaans tegen. Ze kúnnen heel goed voor hun belan-gen opkomen, maar in het hoger onderwijs is dat lastig te verzilveren (Smit, 2001). Het onderwijssysteem lijkt niet uit te nodigen om te participeren. Op de agenda staan voor de studenten vooral abstracte onderwerpen. Voor studenten is medezeggenschap een ver van m’n bed show. Men is matig bekend met de diverse raden. De kennis over medezeggen-schapsactiviteit is eveneens gering en globaal. Ondanks deze beperkte geïnformeerdheid onderschrijven studenten het belang van medezeggenschap en de organen die daarvoor in het leven zijn geroepen (Smit,Van Gennip & Doesburgh 2000).Uit ‘bezinningsrapporten’ van de instellingen, evaluatieonderzoek in het wetenschappelijk onderwijs en uit een verslag van focusgroepen met studenten in het hoger onderwijs blijkt dat voor veel stu-denten het veelal niet duidelijk is wie de belangrijkste beslissingen nemen. Een ‘calcule-rende’ student lijkt zijn tijd niet te willen verdoen aan medezeggenschapsactiviteiten. Zelfs het uitbrengen van een stem blijkt voor de overgrote meerderheid een te grote opgave. Drempels om actief deel te nemen aan studentenmedezeggenschap zijn: het ‘suffe’ imago van de raden, en twijfel aan de invloed van raden of zijn echt iets bereiken Het gevaar dreigt van toenemende vervreemding, evenals een vlucht naar meer informele circuits, wat bijdraagt tot minder transparantie (Van den Berg, Van Bergen & Schouten, 2001; De Boer, Goedegebuure & Huisman, 2005; Intomart, 2005). 2.3 Samenvatting In dit hoofdstuk hebben we heel globaal de achtergronden van de medezeggenschap in het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs geschetst.

6

3 Probleemstelling, onderzoeksopzet en –uitvoering 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk gaan we nader in op de probleemstelling en wordt de opzet en uitvoering van het onderzoek nader beschreven. Paragraaf 3.2 geeft een beschrijving van de aanlei-ding en het doel van het onderzoek. De onderzoeksopzet wordt besproken in paragraaf 3.3 en de onderzoeksuitvoering komt in paragraaf 3.4 aan de orde. In paragraaf 3.5 ten-slotte wordt de verdere opbouw van het rapport geschetst. 3.2 Aanleiding en doel van het onderzoek In de nieuwe wet op het Hoger onderwijs wordt naar verachting de positie van de studen-tenmedezeggenschap versterkt. Het doel van dit verkennend onderzoek is een beeld te krijgen hoe de medezeggenschap van studenten in het hoger beroepsonderwijs en weten-schappelijk onderwijs thans functioneert, zodat na de invoering van een nieuwe wet gepeld kan worden of de inspraak van studenten daadwerkelijk is verbeterd. 3.3 Onderzoeksopzet Het onderzoek richt zich op studenten in het beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. In het onderzoek kunnen de twee fasen worden onderscheiden: 1. Webenquête onder studenten. 2. Beschrijving van de resultaten. 3.4 Onderzoeksuitvoering 3.4.1 Beschrijving webenquêtes Onderzoeksgroep De onderzoeksgroep bestond uit studenten in hoger beroepsonderwijs en wetenschappe-lijk onderwijs. Er is gebruik gemaakt van bestanden uit het ITS-onderwijspanel. De

7

benadering heeft plaatsgevonden via het versturen van een e-mail met het verzoek deel te nemen aan het onderzoek. Verloop van het veldwerk en respons De vragenlijst is begin augustus 2005 verzonden. Het veldwerk is midden augustus afgesloten. Uit het ITS-Onderwijspanel zijn 12.000 studenten aangeschreven om deel te nemen aan dit onderzoek naar medezeggenschap. Ruim 5.000 studenten hebben deelge-nomen, waarvan 43 procent uit het hoger beroepsonderwijs en 46 procent uit het weten-schappelijk onderwijs. Zie tabel 3.1. Tabel 3.1 - Verstuurde aantallen, respondenten, naar sector, in aantallen en procenten N Respons %

studenten hoger beroepsonderwijs 6000 2604 43 studenten wetenschappelijk onderwijs 6000 2744 46 totaal 12000 5.348 45

Representativiteit Met dit grote aantal is het mogelijk om een goed beeld te schetsen van de stand van zaken met betrekking tot het functioneren van de medezeggenschap in het onderwijs. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat het zou kunnen zijn dat de groep die niet heeft meegedaan aan de vragenlijst, minder betrokken is bij de inspraak. Onderzoeksinstrument In het onderzoek is gebruik gemaakt van een webenquête. Voor studenten in hoger be-roepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs zijn dezelfde vragen gesteld.. Gevraagde informatie In schema 3.2 staat aangeven welke informatie via de webenquêtes verzameld is.

8

Schema 3.2 – Gevraagde informatie

Achtergrondkenmerken studenten: - geslacht, - geboorteland: Nederland, buitenland; - leeftijd; - onderwijssector: hoger beroepsonderwijs, wetenschappelijk onderwijs; - universiteit: als student ingeschreven bij: Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit Utrecht,

Rijksuniversiteit Groningen, Technische Universiteit Eindhoven, Erasmus Universiteit Rotterdam, Universiteit Maastricht, Katholieke Universiteit Brabant, Universiteit Leiden, Universiteit Wape-ningen, Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam, Technische Universiteit Delft, Universiteit Twente;

- zitting hebben in een inspraakorgaan bij de onderwijsinstelling. De volgende activiteiten, houdingen en meningen van studenten zijn als afhankelijke variabelen

gebruikt: - op de hoogte zijn van het functioneren van de medezeggenschap van bij eigen onderwijsinstelling; - hoe studenten aankijken tegen medezeggenschap van studenten bij eigen onderwijsinstelling; - bij welke onderwerpen studenten invloed hebben op het beleid van de onderwijsinstelling; - bij welke onderwerpen studenten invloed zouden willen hebben bij hun onderwijsinstelling; - welk rapportcijfer zijn geven voor de medezeggenschap van de studenten bij hun onderwijsinstel-

ling.

Achtergrondkenmerken studenten Vrouwen zijn met 65 procent oververtegenwoordigd. De leeftijd van de respondenten ligt overwegend tussen 18 en 24 jaar. Vier procent van de studenten is buiten Nederland geboren. Iets minder dan een tiende van de studenten studeert aan de Radboud Universi-teit Nijmegen. Ruim een tiende van de studenten is actief in een raad of een commissie die zich met Zie tabel 3.3.

9

Tabel 3.3 - Achtergrondkenmerken van studenten naar geslacht, leeftijd en opleiding vader (in %) Hoger

beroepsonderwijs (n=2604)

Wetenschappelijk onderwijs (n=2744)

Totaal

Geslacht man 31 39 35 Vrouw 69 61 65 Leeftijd 19 26 18 22 20 18 17 17 21 17 13 15 22 12 13 13 23 7 11 9 24 4 11 8 25 en ouder 16 17 16 Geboorteland Nederland 97 96 96 buiten Nederland 3 6 4 Universiteit Radboud Universiteit Nijmegen - 8 8 Overige universiteiten - 92 92 Lid inspraakorgaan Lid onderwijs-, opleidingscommissie 3 5 4 Lid Faculteitsraad 2 6 3 Lid Universiteitsraad/Gezamenlijke vergadering personeel en studenten

- 1 1

anders 3 3 3 Analyses en rapportage De gegevens uit de vragenlijsten zijn geanalyseerd met behulp van frequentieverdelingen en kruistabellenanalyses. 3.5 Verdere opbouw van het verslag In het volgende hoofdstuk beschrijven we de resultaten van de webenquête.

10

4 Functioneren medezeggenschap van studenten 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we het functioneren van medezeggenschap van studenten. In paragraaf 4.2 beschrijven we in welke mate studenten op de hoogte van het functione-ren van de medezeggenschap bij hun onderwijsinstelling,.de functie van inspraakorga-nen, de feitelijke en gewenste invloed van studenten en de waardering voor de medezeg-genschap. In paragraaf 4.3 maken we de balans op en geven een samenvatting. 4.2 Beschrijvende kenmerken 4.2.1 Op de hoogte zijn Zijn studenten op de hoogte van het functioneren van de medezeggenschap van studenten bij hun onderwijsinstelling? Hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs In het hoger beroepsonderwijs is een kwart van de studenten is zeer goed tot redelijk goed op de hoogte van het functioneren van de medezeggenschap op hun instelling. Ruim een derde enigszins en zo'n 40 procent zegt niet of in het geheel niet op de hoogte te zijn. Studenten in het wetenschappelijk onderwijs zijn beter op de hoogte dan studenten in het hoger beroepsonderwijs. Bijna een derde van de studenten is zeer goed tot redelijk goed op de hoogte van het functioneren van de medezeggenschap op hun instelling. Mannen zijn beter op de hoogte dan vrouwen. Zie tabel 4.1.

11

Tabel 4.1 – Op de hoogte zijn functioneren van de medezeggenschap van studenten bij hun onderwijsinstelling, hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs? hoger beroepsonderwijs

(n=2119) wetenschappelijk onderwijs

(n=2358) man vrouw totaal man vrouw totaal

zeer goed tot redelijk goed 27 23 24 36 27 31 enigszins 34 38 37 35 39 37 slecht tot in het geheel niet 39 39 39 29 34 32 Radboud Universiteit Nijmegen en overige universiteiten Verschillen de studenten op de Radboud Universiteit van studenten van andere universi-teiten in de mate waarin men op de hoogte is van het functioneren van de medezeggen-schap? Nee, de verschillen zijn minimaal. Mannen op de Radboud Universiteit zijn wel beter op de hoogte van het functioneren van de medezeggenschap dan de mannen van de overige universiteiten. Zie tabel 4.2 Tabel 4.2 – Op de hoogte zijn functioneren van de medezeggenschap van studenten bij de Radboud Universiteit Nijmegen en overige universiteiten, ( in%) Radboud Universiteit Nijmegen

(n=257) overige universiteiten*

(n=2101) man vrouw totaal man vrouw totaal

zeer goed tot redelijk goed 42 27 31 36 27 31 enigszins 27 36 34 36 39 38 slecht tot in het geheel niet 31 37 35 29 34 32 * Universiteit Utrecht, Rijksuniversiteit Groningen, Technische Universiteit Eindhoven, Erasmus

Universiteit Rotterdam, Universiteit Maastricht, Katholieke Universiteit Brabant, Universiteit Lei-den, Universiteit Wapeningen, Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam, Techni-sche Universiteit Delft, Universiteit Twente.

4.2.2 Functie van inspraakorganen Hoe kijken studenten aan tegen medezeggenschap van studenten op hun onderwijsinstel-ling?

12

Hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs Inspraakorganen functioneren volgens studenten met name als klachtenbus, ideeënbus en/of als doorgeefluik voor de achterban. In het wetenschappelijk onderwijs komen de inspraakorganen beter uit de verf dan in het hoger beroepsonderwijs: men zet zich veel meer in ten behoeve van de belangenbehartiging van de achterban. Op universiteiten leveren de studentenvertegenwoordigers dan ook vaker een positieve bijdrage aan het studieklimaat dan in het hoger beroepsonderwijs. Zie tabel 4.3. Tabel 4.3 – Functie van inspraakorganen, in het hoger beroepsonderwijs en weten-schappelijk onderwijs (in %) hoger beroepsonderwijs

(n=2604) wetenschappelijk

onderwijs (n=2744)

Klachtenbus 27 32 Positieve bijdrage leveren studieklimaat 24 33 Ideeënbus 23 23 Doorgeefluik 22 26 belangenbehartiging achterban 21 35 Invloed uitoefenen 17 27

Radboud Universiteit Nijmegen en overige universiteiten Verschilt de functie van inspraakorganen bij de Radboud Universiteit Nijmegen en bij overige universiteiten? De inspraakorganen op de Radboud Universiteit functioneren vaker als een klachtenbus en zijn meer gericht op het leveren van een positieve bijdrage aan studieklimaat dan bij de andere universiteiten. Zie tabel 4.4. Tabel 4.4 – Functie van inspraakorganen bij de Radboud Universiteit Nijmegen en bij overige universiteiten (in %) Radboud Universiteit

Nijmegen (n=283)

Rest universiteiten (n=2461)

klachtenbus 38 32 positieve bijdrage leveren studieklimaat 38 33 belangenbehartiging achterban 38 35 invloed uitoefenen 31 27 ideeënbus 27 23 doorgeefluik 7 7

13

4.2.3 Feitelijke en gewenste invloed Hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs Is er verschil tussen de feitelijke en gewenste invloed van studentenvertegenwoordigers op het beleid van de onderwijsinstelling? Ja, de gewenste situatie komt volgens studenten doorgaans niet overeen met de feitelijke. Studenten ervaren een grote discrepantie tussen de feitelijke en gewenste invloed van studenten op het beleid van de instelling ten aan-zien van studentenvoorzieningen en de kwaliteit van het onderwijs. Het verschil tussen de feitelijke en de wenselijke invloed van studenten in het hoger beroepsonderwijs is het grootste ten aanzien van de kwaliteit van docenten. Tweederde van de studenten in het wetenschappelijk onderwijs vindt het wenselijk invloed te hebben op de kwaliteit van docenten, terwijl slechts eenderde denkt hierop feitelijk greep te hebben. In het hoger beroepsonderwijs wil iets meer dan de helft van de studenten in-vloed kunnen uitoefenen op de kwaliteit van docenten, terwijl maar net een kwart vindt dat feitelijk te hebben. Zie grafiek 4.5. Grafiek 4.5 – Feitelijke en gewenste invloed van studenten op het beleid van de onder-wijsinstelling in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs (in %)

41

28

38

65

56

60

51

35

47

72

64

69

0

10

20

30

40

50

60

70

80

kwaliteit onderwijs kwaliteit docenten kwalieit voorzieningen

hbo feitelijk hbo wenselijk wo feitelijk wo wenselijk

14

Radboud Universiteit Nijmegen en overige universiteiten Is er verschil tussen de feitelijke en gewenste invloed bij de Radboud Universiteit Nij-megen en overige universiteiten? Studenten van de Radboud Universiteit Nijmegen wensen met name meer invloed te kunnen uitoefenen op kwaliteit van het onderwijs. Studenten van de overige studenten zouden graag meer invloed kunnen uitoefenen op de kwaliteit van studentenvoorzieningen. Zie tabel 4.6. Tabel 4.6 – Feitelijke en gewenste invloed van studenten bij de Radboud Universiteit Nijmegen en bij overige universiteiten? (in %) Radboud universiteit

(n=283) overige universiteiten

(n=2461) feitelijk Wenselijk feitelijk wenselijk

kwaliteit onderwijs 50 77 36 27 kwaliteit docenten 32 63 36 39 kwaliteit studentenvoorzieningen 44 68 29 34

4.2.4 Waardering Hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs Is er verschil tussen de waardering van de medezeggenschap in het hoger beroepsonder-wijs en wetenschappelijk onderwijs? Studenten in het wetenschappelijk onderwijs geven een hoger rapportcijfer voor de medezeggenschap (6.7) op hun onderwijsinstelling dan de studenten in het hoger beroepsonderwijs (6.3). Zie tabel 4.7. Tabel 4.7 – Rapportcijfer voor de medezeggenschap in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs (in gemiddelden) hoger beroepsonderwijs

(n=2070) wetenschappelijk onderwijs

(n=2294)

man 6.2 6.6 vrouw 6.3 6.7 totaal 6.3 6.7 Radboud Universiteit Nijmegen en bij de overige universiteiten? Is er verschil tussen de waardering van de medezeggenschap bij de studenten van de Radboud Universiteit Nijmegen en de overige universiteiten? Ja, studenten bij de overige

15

universiteiten geven een hoger rapportcijfer (6.7) dan de studenten bij de Radboud uni-versiteit Nijmegen (6.3) voor de medezeggenschap. Zie tabel 4.8. Tabel 4.8 – Rapportcijfer voor de medezeggenschap bij de Radboud Universiteit Nijme-gen en bij de overige universiteiten? (in gemiddelden) Radboud Universiteit Nijmegen

(n=253) overige universiteiten

(n=2041)

man 6.2 6.6 vrouw 6.3 6.7 totaal 6.3 6.7 4.3 Samenvatting In dit hoofdstuk hebben we op basis van een paar kernvragen het functioneren van mede-zeggenschap van studenten geschetst. In het hoger beroepsonderwijs is een kwart van de studenten is zeer goed tot redelijk goed op de hoogte van het functioneren van de medezeggenschap op hun instelling. Studenten in het wetenschappelijk onderwijs zijn beter op de hoogte dan studenten in het hoger beroepsonderwijs. Mannen zijn over de hele linie beter op de hoogte dan vrouwen. Studenten hebben de meeste invloed op de kwaliteit van het onderwijs, de kwaliteit van de studentenvoorziening, het onderwijsbeleid en de kwaliteit van docenten. Studenten in het hoger beroepsonderwijs en op universiteiten zouden via inspraakorganen met name veel meer invloed willen uitoefen op de kwaliteit van de docenten en de kwali-teit van het onderwijs. Studenten die op de hoogte zijn van het functioneren van de me-dezeggenschap geven een hoger rapportcijfer (dikke zeven) dan diegenen die niet of nauwelijks op de hoogte zijn (6 min).

16

Geraadpleegde literatuur Berg, J. van den, Bergen, J. & Schouten, R. (2001). De bezinning op de MUB – een

tussenstand. Den Haag: B&A Groep Beleidsonderzoek & -Advies. Boer, H. de, Goedgebuure, L. & Huismans, J., (2005). Gezonde spanning. Beleidsevalua-

tie van de MUB. Eindrapport. Enschede: CHEPS Universiteit Twente. Intomart GfK Beleidsonderzoek (2005), Medezeggenschap studenten Hoger onderwijs.

Verslag van focusgroepen met studenten. Hilversum: Intomart GfK Beleidsonder-zoek

Smit, F., Gennnip, H. van, Doesborgh, J. (2000). Functioneren medezeggenschap Katho-lieke Universiteit Nijmegen. Nijmegen: ITS.

Smit, F., & Doesborgh, J. (2000). De onderhandelmores in opvoedend Nederland. Nij-megen. Nijmegen: ITS.

Smit, F. (2004). Inzicht in de medezeggenschapsraad. Editie 2005. Den Haag: Sdu uitge-vers.

Smit, F., (Eds.) (2001). Dwangbuis of maatwerk. Medezeggenschap op de universiteit. Nijmegen: ITS.