View
2
Download
0
Category
Preview:
Citation preview
J A A R B O E K 2 0 0 6
J A A R B O E K 2 0 0 6
Fundamenteel onderzoek is maatschappelijk relevant. Negen voorbeelden uit
negen uiteenlopende disciplines. Negen mensen met een spraakmakende
carrière die hun loopbaan begonnen als onderzoeker.
De kennis en expertise die ze verwierven als mandataris van het Fonds
Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen investeerden ze in functies die een
verschil maken. Geruggesteund door een sterke wetenschappelijke basis
bouwen ze aan een toekomst voor onze samenleving.
In dit jaarboek vindt u een overzicht van hoe het Fonds Wetenschappelijk
Onderzoek – Vlaanderen fundamenteel wetenschappelijk onderzoek stimuleert
en ondersteunt.
We vatten onze inspanningen van 2006 samen en tonen in negen verhalen
hoe belangrijk kennisgrensverleggend onderzoek blijft voor de praktijk.
J A A R B O E K 2 0 0 6
Met de wetenschap een mooie toekomst tegemoet
3
I N H O U D
Woord van de voorzitter 4
Voorwoord van de secretaris-generaal 6
Interviews met vroegere mandaathouders 8
Financiering en aanwending 2006 26
Opdracht 38
Onderzoek 39
Prijzen 40
Schenkingen en erfenissen 41
Bestuur 42
Wetenschappelijk advies 46
Het FWO team 48
Administratie 50
Colofon 51
4
ven om iets te doen wat in die periodeniet voor de hand lag, maar dat pas veellater bijzonder relevant bleek te zijn.”Marc Zabeau van zijn kant zegt: “Dankzijhet NFWO heb ik daar (Cold SpringHarbor Laboratories, New York, V.S.) tweejaar aan toponderzoek kunnen doen.”Wouter Deploey heeft “het feit dat hijFWO-Aspirant was geweest, beschouwdals een teken van kwaliteit.” Jos Peeters vertelt: “Het NFWO was devoedingsbodem van alle kansen die ik inmijn carrière gekregen heb.” En zo gaathet verder. Het loont de moeite om depersoonlijke getuigenissen in dit jaar-boek te lezen om een beeld te krijgenvan hoe wetenschappers hun doctorstitelverzilverd hebben in een grote verschei-denheid van professionele domeinen bui-ten de universiteit. Sinds zijn oprichting in 1928 ondersteunthet FWO onderzoekers in hun passievoor wetenschappelijke vindingen. In aldie jaren heeft het Fonds de stevigereputatie opgebouwd van onderzoeksor-ganisatie die grote inspanningen levertom de wetenschappers te koesteren envoor hen optimale omstandigheden tescheppen zodat ze hun onderzoek in allevrijheid kunnen uitvoeren. Het lag daaromvoor de hand dat het FWO het Europeeshandvest voor de onderzoeker onlangsmee ondertekend heeft. Met dit Europesekwaliteitsmerk bevestigen wij formeel dat
Elk jaar verwerven zo’n 1000 jongeonderzoekers een doctorstitel aan eenuniversiteit in Vlaanderen. Voor een rede-lijk aantal onder hen bieden zich interes-sante mogelijkheden aan om na het doc-toraat een loopbaan op te bouwen in hetwetenschappelijk onderzoek. Dat is echterniet de enige ‘afzetmarkt’ voor hoogge-kwalificeerde wetenschappers. Heel watdoctores zoeken professioneel hun wegbuiten academie en onderzoekswereld.Wat is dan de waarde van het doctoraat?Tot wat dient deze investering? Het zijnvragen die regelmatig publiekelijk rijzenen waarover diverse opinies in omloop zijn.Het FWO investeert veel in doctoraatson-derzoek. Wij willen de vraag naar hetbelang van het doctoraat dan ook nietuit de weg gaan. In het Jaarboek 2006laten we enkele wetenschappers aan hetwoord die sinds het behalen van de doc-torstitel een indrukwekkende loopbaanhebben opgebouwd in uiteenlopendesectoren buiten het wetenschappelijkonderzoek. Ze zijn zeer positief over deperiode die zij als doctorandus of postdochebben doorgebracht, en ook over de roldie het FWO (voorheen NFWO) in huncurriculumontwikkeling heeft gespeeld. Ikdoe een greep uit de getuigenissen diein het Jaarboek zijn opgenomen.Chris Van den Wyngaert stelt: “Ik vindhet nog altijd geweldig dat het FWO mijde intellectuele ademruimte heeft gege-
Woord van de voorzitter
J A A R B O E K 2 0 0 6
5
voor de wetenschappers van vandaag dewaarborgen op vrijheid en onafhankelijk-heid van onderzoek van kracht blijven,maar ook de ethische en deontologischeregels en de verplichting te streven naaruitmuntendheid. Op die wijze dient dewetenschap de samenleving.De onderzoekers die met het FWO ver-bonden zijn, zijn volledig vrijgesteld voorhet wetenschappelijke onderzoek. Zij rap-porteren aan het FWO en zijn internatio-naal samengestelde adviesorganen overhun methoden en onderzoeksresultatendie aan de internationale wetenschaps-standaarden moeten beantwoorden.Het Fonds biedt veel mogelijkheden maareist van de wetenschappers een zéérgrote inzet. In dat opzicht zijn de rechtenen plichten van FWO-onderzoekers verge-lijkbaar met deze die gelden in de sterkesectoren op de arbeidsmarkt. Ten einde de toegang tot onderzoeksfaci-liteiten te verbreden heeft het FWOonlangs de voorwaarden en de modalitei-ten voor het verkrijgen van mandatenaangepast. Zo is er meer flexibiliteit inge-bouwd in de termijnen omwille vansociale en medische redenen.Leeftijdsgrenzen en nationaliteitsbeper-kingen zijn grotendeels afgeschaft.Wat telt is de kwaliteit en de gedreven-heid van de potentiële wetenschappers.Postdoctorale Onderzoekers kunnen voort-aan de toelating krijgen om onder dezelf-
de voorwaarden als de professorenbeperkte nevenactiviteiten uit te oefenen,bijvoorbeeld met het oog op valorisatievan hun vindingen. De mobiliteitstoelagevoor verblijven in het buitenland kan nuook voor kortere periodes worden toege-kend, zodat zo’n verblijf gemakkelijker tecombineren is met het privéleven.Transparantie in de procedures en eenduidelijke gedragscode voor de expertsdie de dossiers evalueren zijn eenbelangrijke beleidsoptie van het FWO.Het Bureau en de Raad van Bestuurwensen dat commissieleden zich strikthouden aan de vastgelegde gedragslijnen de deontologie van hun opdrachtrespecteren. Verder besteden we voortaannog meer zorg aan de terugkoppelingvan evaluatieresultaten, in het bijzondernaar aanvragers die niet geselecteerdzijn voor een mandaat of project. Een belangrijk aspect met betrekking totde wetenschappelijke commissies vanhet FWO is hun samenstelling en de pro-cedure die we daarbij volgen. In hetnajaar van 2006 heeft het FWO-bestuuracties genomen om meer vrouwelijkeexperts in de commissies aan te stellenen de selectie van kandidaat-leden trans-paranter te maken. Viceminister-presidentFientje Moerman heeft ons verzocht deuitvoering van die acties te versnellen enhaar vraag kracht bijgezet in een nieuwaddendum bij de FWO-Beheersovereen-
komst 2002-2007. In het voorjaar 2007lanceren we de eerste open oproep voorkandidaat-experts voor de FWO-commis-sies. Kwaliteit, transparantie en diversiteitstaan hierbij vooraan. Het FWO is een dynamische organisatiedie gelijke tred wil houden met de ont-wikkelingen in de samenleving. Het daadwerkelijk stimuleren en onder-steunen van de wetenschapsbeoefeningis onze hoofdtaak. We spannen ons inom die opdracht efficiënt uit te voerenmet een professioneel team van leiding-gevenden en medewerkers, die zichgedragen weten door betrokken bestuur-ders en onderzoeksverantwoordelijken inde universiteiten. Tegelijk spannen weons in om het FWO verder te versterkenals organisatie die ten dienste staat vande wetenschappers, aan wie we kansengeven om hun onderzoek, dat uitnieuwsgierigheid ontstaat, in de besteomstandigheden tot volle ontwikkeling tebrengen en te laten renderen. De samen-leving kan hiermee alleen maar haarvoordeel doen.
Prof. Marc Vervennevoorzitter
zoeken hoe de werking, de indeling en desamenstelling van de wetenschappelijkecommissies optimaal kan worden georga-niseerd. Deze commissies spelen immerseen cruciale rol. Zij evalueren niet alleenalle aanvragen voor mandaten en projec-ten, maar volgen ook de uitvoering vanalle onderzoeksprojecten gesteund doorhet FWO nauwgezet op.
De aansturing van het Fonds zal verbeterdworden door het versterken van debesluitvormingsvoorbereiding en -begelei-ding. Dit is des te meer nodig nu er eengroeiende interactie is met het Vlaamsebeleidsvormingsproces inzake wetenschap,technologie en innovatie.
Een belangrijke realisatie is de invoeringvan de aanvraagprocedures online, zowelvoor mandaten, onderzoeksprojecten alsreiskredieten. Quasi de volledige commu-nicatie met de aanvragers, de referenten,promotors, diensthoofden en onthaalin-stellingen verloopt nu elektronisch endeels geautomatiseerd. Dit past in de e-government actie van de overheid enlaat de administratie toe de aangroeiendestroom aanvragen vlot te blijven verwerken.
Het FWO is meer en meer verweven methet internationale onderzoeksgebeuren.Om de Vlaamse onderzoekers meer kan-sen te geven om te participeren in inter-natio-nale samenwerkingsverbanden, zal hetFWO de internationale dimensie uitbouwenmet bijzondere aandacht voor de nieuweEuropean Research Council, de ERA-netplus actie in het zevende kaderprogrammaen uiteraard de European Science Foun-dation (ESF en COST) en de EuropeanHeads of Research Councils (EuroHORCs).
FWO in beweging
Op 20 januari 2006 kreeg het FondsWetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen(FWO) bij Koninklijk Besluit rechts-persoonlijkheid als Stichting van open-baar nut. Daarmee wordt de bestaandetoestand juridisch verankerd. Het FWO isnu officieel samen met zijn zusterorgani-satie het Fonds de la RechercheScientifique – FNRS van de FranseGemeenschap en met het beperkteFederaal Fonds voor WetenschappelijkOnderzoek (FFWO) de rechtsopvolgervan het oude Nationaal Fonds voorWetenschappelijk Onderzoek (NFWO).
De volgende stap is dat de nieuwe stich-ting FWO wordt ingebracht in de dienstenvan de Vlaamse overheid als een externprivaatrechtelijk verzelfstandigd agent-schap (EVA). Het FWO wordt hiermee eenvolwaardige partner zowel in het beleids-vormingsproces als in de beleidsuitvoe-ring. Het nieuwe EVA-statuut waarborgtdaarenboven de volledige wetenschap-pelijke onafhankelijkheid van het FWO.
Het FWO zal zijn opdracht, het onder-steunen en uitbouwen van kwalitatiefhoogstaand fundamenteel wetenschap-pelijk onderzoek op initiatief van deonderzoekers via interuniversitairewetenschappelijke competitie, ononder-broken kunnen voortzetten en optimali-seren.
Het doel van het FWO is mensen, ideeënen werkinstrumenten te ondersteunenom nieuwe vindingen en ontdekkingenmogelijk te maken. Het FWO is daarwaar een nieuwe ontdekking start.
Vanuit deze algemene doelstelling heefthet FWO zich beraden over zijn toekomstigbeleid en heeft vijf beleidsdoelstellingenvoor de FWO-organisatie geformuleerd.
• Het FWO wil de onderzoeksvriendelijkeinstelling blijven die vertrouwen heeftin de onderzoekers.
• Het verdelen van de budgetten moetblijven gebeuren op basis van excellen-tiecriteria met als essentiële elementende peer review en de wetenschappelijkekwalificaties.
• Het FWO wil kwaliteitsvol onderzoekblijven stimuleren op een internationaalniveau.
• Het FWO wil de aanwezigheid vanVlaamse onderzoekers in de internatio-nale en Europese onderzoekscène ver-sterken.
• Het FWO wil meer maatschappelijke uit-straling geven aan het Vlaams onder-zoek.
Dit houdt concreet in dat het FWO desterke punten van zijn werking wil con-solideren en de minder sterke punten opzo kort mogelijke termijn verbeteren.Aanpassingen zijn nodig door de sterkeuitbreiding van het Fonds, dat zijn mid-delen over 10 jaar zag verdubbelen, doorde grote dynamiek in het onderzoeks-landschap en de bekommernis voor eengrotere openheid en transparantie in eenkader van groeiende internationale com-petitiviteit en samenwerking.
In de eerste plaats wil het FWO onder-
6
J A A R B O E K 2 0 0 6
Voorwoord secretaris-generaal
Verder wil het FWO zijn bijdrage leverenom de beeldvorming van het fundamenteelonderzoek in de media te verbeteren.Hiervoor is een communicatiestrategieuitgewerkt om het Vlaams onderzoekmeer voor het voetlicht te brengen metde klemtoon op het hoge internationaalniveau van onze onderzoekers en op derol van het FWO in het stimuleren vanexcellent onderzoek.
De nieuwe FWO-website is een eersterealisatie en werd zeer goed onthaald,op de eerste plaats door onze onderzoe-kers. Ook dit jaarboek, het derde op rij,past in het nieuwe communicatiebeleid.Dit jaar brengt het getuigenissen vanmaatschappelijk belangrijke mensen, diein het begin van hun loopbaan een FWO-mandaat hebben gehad en die een inte-ressante loopbaan hebben uitgebouwdbuiten de onderzoekswereld.
Ook in de FWO-administratie beweegt erveel. Het personeelsbeleid wordt meerafgestemd op dit van de VlaamseGemeenschap, zoals flexibele werktijden,actief vormingsbeleid, uitbreiding staf-functie, meer afstemming ondersteunendediensten, vraaggestuurde informatica.
2006 is financieel een goed jaar geweestvoor het fundamenteel onderzoek. Het Fonds kreeg in zijn lange geschiedenisnooit meer middelen. De nieuwe stichtingFWO start onder een gunstig gesternte.Ook voor 2007 zijn de financiële vooruit-zichten zeer positief.
In 2006 werd de basistoelage van deVlaamse Gemeenschap geïndexeerd enverhoogd met 2,7 miljoen EUR om de
jaarlijkse instroom voor Aspiranten teverhogen met 20 extra mandaten tot 190nieuwe doctorandi. Tevens werd er reedsgeanticipeerd op eenzelfde verhoging in2007 om de instroom van postdocs teverhogen met 30 extra mandaten.Daarnaast zijn er extra toelagen voor hetondersteunen van projecten aan groteinternationale onderzoeksfaciliteiten tenbedrage van 750.000 EUR, in afwachtingvan een structurele financiering. Er is 12miljoen EUR per jaar, gedurende vijf jaar,toegewezen voor het Odysseusprogramma.Dit brain gain programma wil toponder-zoekers en beloftevolle PostdoctoraleOnderzoekers uit het buitenland aantrek-ken, zowel Vlamingen als niet-Vlamingen. Het programma zorgt voor een belangrijkestartfinanciering om een eigen onder-zoeksploeg uit te bouwen en zich in teschakelen in het Vlaamse onderzoeksbe-stel. In 2006 gebeurde reeds een eersteselectie. De grote groep volgt in 2007.
Het FWO wordt tevens de meta-evaluatietoevertrouwd van de selectiepanels diein de universiteiten de toponderzoekerszullen selecteren voor de Methusalem-financiering. Tenslotte wordt het FWO in2007 betrokken bij het opzetten van deHerculesfinanciering voor middelgrote engrote apparatuur.
De recuperatie van de werkgeversbijdragenvoor sociale zekerheid voor een deel vande postdoctorale mandaathouders wordtna jarenlange onzekerheid een structurelemaatregel. Daarenboven neemt de fede-rale regering in 2007 nieuwe maatregelenom de tewerkstelling in het fundamenteelonderzoek aanzienlijk te verhogen. De toelagen voor het FGWO en IIKW
7
daarentegen zijn reeds jaren gestagneerden zelfs verminderd.
Ook 2007 zal niet ongemerkt voorbijgaanaan het FWO. In de aanloop tot de nieuwebeheersovereenkomst 2008-2013 wordtonze instelling doorgelicht. De procedurestart eerstdaags. Het wordt een interes-sant leerproces. Ik kijk alvast uit naar deresultaten. Het FWO kan er alleen goedbij varen.
Elisabeth Monardsecretaris-generaal
8
Omdat hij zijn aanvraag voor een docto-
raatsbeurs bij het NFWO te laat had
ingediend, zag Dirk Carrez zich verplicht
eerst een jaartje langs het toenmalige
IWONL (nu IWT) te passeren. Financieel
lang niet zo interessant vond Carrez.
“Maar met daarna twee NFWO-mandaten
van telkens twee jaar kon ik wel mijn
doctoraat over vijf jaar spreiden.
En dat loonde de moeite. Want dat gaf
mij de kans om veel dieper op mijn
onderwerp in te gaan.”
Dirk Carrez studeerde af aan de land-
bouwfaculteit van de Universiteit Gent
en startte zijn doctoraat onder het pro-
motorschap van professor Fiers. Hij koos
als onderwerp de productie van recombi-
nante menselijke eiwitten in filamenteuze
schimmels. Op dat moment was er in
België niemand met dat soort onderzoek
bezig. “Een zeer fundamenteel onder-
zoeksdomein waar we met drie doctorandi
aan werkten. Maar de eerste twee jaren
bleven resultaten uit. Pas na twee jaar
onderzoek konden we de eerste resulta-
ten voorleggen en op basis daarvan
meedoen met enkele excellentiecentra op
dat domein. Pas na drie jaar werden echt
serieuze resultaten geboekt. Het was
namelijk bijzonder moeilijk om eiwitten
goed te secreteren. Zonder de ondersteu-
ning van het toenmalige FWO zouden we
gewoon niet verder gekund hebben.”
Na vijf jaar doctoraal onderzoek kreeg
Carrez nog twee jaar extra FWO-steun als
Postdoctoraal Onderzoeker. Die periode
werkte de groep samen verder met een
netwerk van een viertal laboratoria, waar-
onder TNO in Nederland, de universiteit
van Schotland en enkele labo’s in Spanje.
De groep slaagde er effectief in een sys-
teem te ontwikkelen voor het produceren
van recombinante eiwitten in schimmels.
Een echte doorbraak.
Toen eind de jaren 80 het postdoctoraal
onderzoek van Carrez en zijn groep ten
einde liep, werd ook het permanente
D I R K C A R R E Z Industr ia l Biotek Di rector / Landbouwwetenschappen • Molecula i re b io logie
J A A R B O E K 2 0 0 6
Dirk Carrez:“Zonder de ondersteuning van het toenmalige FWO zoudenwe gewoon niet verder gekund hebben.”
associatie voor de biotechindustrie op en
hield zich ook bezig met innovatie. “We
hadden toen ook een zitje in de VRWB”,
vertelt Carrez. “Dat was interessant
omdat ik dan de biotechindustrie kon
combineren met het innovatiebeleid. Het
was ook de periode van de omvorming
van het federale NFWO tot het FWO-
Vlaanderen. Daardoor kreeg het FWO in
Vlaanderen een stevigere poot aan de
grond. Dat kwam al snel tot uiting door
enerzijds de systematische verhoging van
de middelen en anderzijds de diversifica-
tie in fundamenteel en strategisch basis-
onderzoek. Een zeer positieve evolutie.”
Sinds een drietal jaren houdt Carrez zich
vooral bezig met de Europese associatie
van de biotechindustrie. In die context
coördineert hij het industrieel biotechno-
logieplatform dat gefinancierd wordt door
de Europese Commissie. Carrez: “Het is
een samenwerkingsverband tussen over-
heid, academici en de industrie om te
zien welk type onderzoek in de toekomst
nodig is, zowel basisonderzoek als toe-
gepast en industrieel onderzoek. Een
deel daarvan gaat uiteraard naar
Europese kaderprogramma’s, maar een
groot gedeelte van de onderzoeksprojec-
ten zal in de lidstaten worden uitgevoerd.”
Carrez is van oordeel dat het FWO daarin
een belangrijke rol kan spelen. “Zowel
het FWO als het IWT kunnen ervoor zorgen
dat de grote ontwikkelingen op Europees
niveau op het vlak van basisonderzoek
en toegepast onderzoek een plaats krij-
gen in het Vlaamse wetenschaps- en
innovatiebeleid. We staan voor grote uit-
dagingen en er valt nog een hele weg af
te leggen. De industrie is vragende partij.
We hopen ook dat het basisonderzoek
mee op de trein spingt. Uiteraard moet
dat fundamenteel blijven, maar het zou
goed zijn als er een soort van netwerk
tot stand kon komen van financierings-
organismen zoals het FWO, maar dan op
Europees vlak.”
Dirk Carrez (°1961) is Public Policy Directorvan EuropaBio, de Europese associatie van
de bio-industrie. Hij coördineert er tevens
de activiteiten van de industriële biotech-
nologie Council.
mandaat bij het FWO afgeschaft. Carrez
heeft toen geluk gehad. De Belgische
chemiereus Solvay had een aantal bedrij-
ven opgekocht en wilde verdergaan in
het domein van de enzymen. Om die
doelstelling te realiseren wilde Solvay in
zijn onderzoekscentrum in Brussel een
onderzoeksgroep starten die exact het-
zelfde zou doen als Carrez’ groep, maar
dan op industriële schaal. Carrez: “Men
vroeg mij om deze groep te starten.
Ik heb niet geaarzeld. Het was een zeer
luxueuze situatie om na zeven jaar
onderzoek aan de universiteit naadloos
te kunnen overstappen naar de industrie
en daar gewoon in het zelfde domein
verder te doen. Daar kregen we de
mogelijkheid om op industriële schaal
fermentaties uit te voeren op industriële
stammen die zodanig gewijzigd waren
dat ze eiwitten op grote hoeveelheden
konden aanmaken. Het systeem dat wij
aan de universiteit hadden ontwikkeld,
konden we daar perfect op toepassen.
Bovendien konden we het onderzoek dat
we opgestart hadden binnen ons
Europees netwerk voortzetten.”
Na het Solvay-avontuur stapte Carrez
over naar Fedichem, de federatie van de
chemische nijverheid. Daar startte hij de
b io logie
9
1 0
J A A R B O E K 2 0 0 6
Chris Van Den Wyngaert zetelt momen-
teel als hoogste Belgische magistraat in
het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag,
net onder de secretaris-generaal van de
Verenigde Naties. Het hoogste buiten-
landse juridische mandaat dat België
ooit gehad heeft sinds Charles de
Visscher van 1946 tot 1952 als enige
Belgische rechter een zetel had in het
Internationaal Gerechtshof na WO II.
Vandaag zegt ze dat deze functie het
rechtstreekse gevolg is van het intellec-
tuele emancipatietraject dat ze dankzij
het FWO heeft kunnen afleggen.
“Tijdens mijn laatste jaar rechten aan de
VUB stelde professor Bart De Schutter
mij voor om te doctoreren en daarvoor
een beurs aan te vragen bij het NFWO.
Dat was voor mij totaal nieuw. Ik kom uit
een gezin van middenstanders die het
weliswaar financieel goed hadden, maar
weinig vertrouwd waren met hogere stu-
dies. Dat ik naar de universiteit ging was
al erg uitzonderlijk. Maar het voorstel om
te doctoreren was nog een grotere reve-
latie”, vertelt Chris Van Den Wyngaert.
“Ik was erg op mijn onafhankelijkheid
gesteld en wilde mij niet politiek binden.
In die tijd was het erg moeilijk om een
juridische carrière te ambiëren zonder
politieke kleur te bekennen. Daarom was
ik bijzonder in mijn nopjes toen ik de
kans kreeg om via een doctoraat aan
onderzoek te kunnen doen op een totaal
vrije manier.”
In 1974 kandideerde Van Den Wyngaert
bij het NFWO met een onderzoeksproject
over de politieke misdrijven in het uitle-
veringsrecht, een toen erg exotisch
onderwerp dat deel uitmaakt van het
internationaal strafrecht. Een thema waar
toen nauwelijks iemand mee bezig was
en waarvan je niet zou denken dat het in
aanmerking zou komen voor een FWO-
doctoraatsbeurs. Actueel was het toen
echter wel. Wie herinnert zich niet de
aanslagen van de Rote Armee Fraktion,
de Bader-Meinhoff groep, de Rode
Brigades, de CCC ...
“Het idee om over die materie onderzoek
te doen werd door de toenmalige selec-
tiecommissie als waardevol ervaren en ik
kreeg de kans om daar op te werken. Ik
vond dat een enorm voorrecht”, zegt Van
Den Wyngaert. Ze startte in 1974 met een
FWO-mandaat van één jaar als
Navorsingsstagiair gevolgd door een
Aspirantenbeurs, van tweemaal twee jaar.
Haar juridisch onderzoek in het kader
van het internationaal strafrecht trok Van
Den Wyngaert na haar doctoraat door op
Europees vlak. Ook toen kon ze een
beroep doen op het FWO. Ze kreeg een
Postdoctoraal Onderzoeksmandaat als
Aangesteld Navorser, dat uitmondde in
een mandaat van Bevoegdverklaard
Navorser met onbepaalde duur. Over haar
postdoctoraal onderzoek getuigt Van Den
Wyngaert dat het nogal avant-gardistisch
was: “Europa had op dat moment name-
lijk nog geen bevoegdheden inzake straf-
recht. Dankzij die twee FWO-mandaten
heb ik dus aan de ontwikkeling van dat
juridisch domein kunnen meewerken.
De kennis die ik toen vergaarde heb ik
later kunnen gebruiken, toen de Europese
J A A R B O E K 2 0 0 6
C H R I S V A N D E N W Y N G A E R T
1 1
Commissie mij aanzocht om mee te werken
aan een nieuw concept voor fraudebe-
strijding. Dat werd het fameuze Corpus
Juris, gekoppeld aan een voorstel tot
oprichting van een Europees parket.
Ik vind het nog altijd geweldig dat het
FWO mij de intellectuele ademruimte heeft
gegeven om iets te doen wat in die
periode niet voor de hand lag, maar dat
pas veel later bijzonder relevant bleek te
zijn.”
In 1985 ruilde Van Den Wyngaert het
FWO-mandaat voor een opdracht als
hoogleraar aan de Universiteit
Antwerpen. Een niet zo evidente keuze
vond ze. “Ik vond het bijzonder boeiend
om in volledige vrijheid aan onderzoek
te kunnen doen en daar nog voor
betaald te worden ook. Maar ik kreeg
meer en meer de behoefte om de weten-
schap die ik vergaard had niet enkel via
publicaties te communiceren, maar ook
verbaal, didactisch door te geven.”
Intellectuele emancipatie, ademruimte,
bewegingsvrijheid, dat zijn de woorden
die Chris Van Den Wyngaert in de mond
neemt als zij het FWO wil typeren. De
aanzet om daar ten volle gebruik van te
maken kwam van haar promotor. Die had
Chris Van Den Wyngaert (°1952) is hoogleraar aan de rechtsfaculteit van de
Universiteit Antwerpen en zetelt momen-
teel met een VN-mandaat als magistraat in
het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag.
haar niet alleen aangeraden te doctoreren,
maar ook gesuggereerd om zoveel moge-
lijk naar internationale congressen te
gaan, professionele contacten te leggen
en een netwerk uit te bouwen van mensen
die haar wetenschappelijk konden bij-
staan. “Ik heb zijn raad opgevolgd”, zegt
ze nu, “en het merkwaardige is dat een
aantal mensen die ik dertig jaar geleden
ontmoet heb, vaak ook hetzelfde pad
gekozen hebben als ik en ook nu in Den
Haag rechter zijn.”
Na een onderbreking van zes jaar als
magistraat aan het Joegoslaviëtribunaal
zal Van Den Wyngaert in 2009 zeer waar-
schijnlijk naar haar universiteit terugkeren.
”Zonder het FWO had ik wellicht nooit
een doctoraat gedaan en zeker ook niet
het pad gevonden van het intellectuele
emancipatietraject dat ik heb kunnen
afleggen.”
Internat ional Cr iminal Tr ibunal for the former Yugoslav ia ICTY / Internat ionaal st ra f recht
Chris Van Den Wyngaert: “Zonder het FWO had ik wellicht nooit het pad gevondenvan het intellectuele emancipatietraject dat ik heb kunnen afleggen.”
J A A R B O E K 2 0 0 6
terecht kon.”
Dus vroeg Joris een beurs aan bij het
toenmalige NFWO en kreeg die ook.
Twee keer twee jaar. “Niet zo evident”,
zegt Joris, “want doctoreren in de antro-
pologie is in de regel een zeer traag pro-
ces. Je moet je een vreemde cultuur en
taal eigen maken. Je moet aan veldwerk
doen, de zogenoemde ‘participerende
observatie’. Pas na een aantal jaren kan
je je probleemstelling duidelijk formule-
ren. Die NFWO-beurs garandeerde vrij-
heid van onderzoek. Ik kon mij de eerste
jaren naar hartelust inwerken in een cul-
tuur en mijn onderzoeksterrein zelf afba-
kenen.”
Christ’l Joris : “Ik vind het heel belangrijk dat jonge mensen de vrijheid krijgen om aan onderzoek te doen,zonder dat daarvoor onmiddellijk de juste retour wordtaangerekend voor de gedane investeringen.”
Christ’l Joris heeft ruim haar tijd geno-
men voor haar doctoraat. Dertien jaar
deed ze erover. De weg die ze daarbij
bewandelde is op z’n zachtst gezegd
atypisch voor een doctoranda: lid van
de Raad van Bestuur van het familiebe-
drijf ETAP sinds haar 21ste, veldwerk in
Sicilië, assistentschap, met beide voeten
in de geestelijke gezondheidssector bij
de migranten in Brussel … en tussen al
die activiteiten door nog eens drie kin-
deren op de wereld zetten. Il faut le faire.
Via een omweg langs de Koning
Boudewijnstichting kwam ze terug in het
familiebedrijf terecht waar ze eigenlijk
nooit uit weggeweest is.
Joris’ belangstelling voor vreemde cultu-
ren dateert van toen haar vader op een
dag van een prospectiereis naar India
terugkwam met een prachtige film.
Na een jaar schoollopen in Zuid-Afrika in
haar laatste jaar middelbaar besloot ze
om antropologe te worden. Maar antro-
pologie kon je enkel in postgraduaat
doen. Dus ging Joris eerst psychologie
studeren aan de K.U.Leuven, met antro-
pologie als keuzevak. Het postgraduaat
volgde daarna.
Joris: “Professor Roossens, die toen het
postgraduaat leidde, was in die periode
gestart met een grootschalig onderzoeks-
project rond thuiscultuur en thuisland
van migranten. Zijn stelling was dat als
wij de ‘thuis’cultuur van de migranten
beter zouden kennen, we in België mis-
schien een aangepaster beleid voor hen
konden uitstippelen. Roossens vroeg mij
toen of ik geïnteresseerd was om over
die thematiek te doctoreren.
Ik hapte toe omdat de thematiek maat-
schappelijk relevant was en erg toepas-
singsgericht. Ik vond het belangrijk
omdat een academische carrière in de
antropologie zeer onwaarschijnlijk leek
en ik me met iets heel concreets wilde
bezighouden waarmee ik in de praktijk
J A A R B O E K 2 0 0 6
1 2
C H R I S T ’ L J O R I S Pres ident Di recteur-Generaal ETAP Socia le en cul ture le antropologie
Joris stapte in het project van professor
Roossens en kreeg Sicilië als thuisland
aangewezen waar ook Johan Leman
reeds enkele jaren onderzoekswerk had
verricht. Daarnaast werkten nog twee
mededoctorandi op het thuisland Marokko
en een op Algerije. Joris opteerde voor
onderzoek naar de constructie van het
moederbeeld in Sicilië en de rol van
emoties. De titel van haar doctoraatsthesis:
La Mamma sarà sempre la Mamma.
Een benadering van de culturele levens-
cyclus van de Siciliaanse vrouw.
Maar na vier jaar stond Joris niet ver
genoeg in haar onderzoek om resultaten
te kunnen voorleggen die een verlenging
van haar mandaat konden wettigen.
Joris: “Om aan mijn doctoraat verder te
kunnen werken mocht ik twee jaar deel-
tijds assistent worden. En om in contact
te blijven met het migrantenmilieu en
mijn netwerk verder uit te breiden ben ik
daarna gaan werken in de geestelijke
gezondheidszorg in Brussel. In die perio-
de werd ik ook moeder van drie kinde-
ren. Het liep allemaal door elkaar. Had ik
die eerste vier jaar geen financiering van
het NFWO gekregen, dan lijkt het mij nu
weinig waarschijnlijk dat ik ooit iets zou
hebben afgekregen.”
Eigenschappen die heel goed van pas
komen in de wereld van de bedrijven en
beroepsfederaties waar ik nu in zit.
Ik ben ook voorzitter van FIT, Flanders
Investment & Trade. Daar komt het inter-
nationale meer naar boven. Het respect
voor andere culturen, cultuurverschillen,
andere onderhandelingsgewoonten. Stuk
voor stuk thema’s met een grote maat-
schappelijke relevantie.”
En de rol van het FWO? ”Ik vind het heel
belangrijk”, zo besluit Joris, “dat jonge
mensen de vrijheid krijgen om aan
onderzoek te doen. Ik heb dat destijds
bijzonder geapprecieerd.
Maatschappelijke relevantie is belangrijk,
zonder dat daarvoor onmiddellijk de
juste retour wordt aangerekend voor de
gedane investeringen.”
Christ’l Joris (°1954) is voorzitter van deRaad van Bestuur van ETAP N.V. en van de
Raad van Commissarissen van de ETAP-
holding Parfibel N.V. Ze bekleedt bestuurs-
mandaten in Agoria Vlaanderen, VOKA-
VEV, het VBO, SD Worx, Flanders
Investment & Trade en het Rode Kruis
Vlaanderen. Ze is tevens voorzitter van de
Stichting Gillès en ondervoorzitter van
De Wolkammerij cvba.
Na haar doctoraat kon Joris voor vier jaar
aan de slag bij de Koning Boudewijn-
stichting. Eerste opdracht was een klein
internationaal onderzoek over kinderop-
vang dat wel veel weerklank vond. Ze
kreeg opdrachten onder haar hoede over
milieu, economie en ondernemerschap.
“Opdrachten die mij rechtstreeks in con-
tact brachten met de bedrijfswereld,
weliswaar met een zekere afstand, maar
altijd vanuit interessante invalshoeken en
thema’s”, onderstreept Joris.
Joris staat nu al twaalf jaar in het bedrijfs-
leven, niet als operationeel manager,
maar als bestuurder, belangenbehartiger,
afgevaardigde, vertegenwoordiger en
woordvoerder. Ze is ook voorzitter van
Stichting Gillès, een privé-stichting die
ontwikkelingsprojecten financiert, en
ondervoorzitter van de Wolkammerij in
Hoboken, een sociaal incubatiecentrum
voor duurzame tewerkstelling van mensen
uit risicogroepen.
Wat heeft ze overgehouden aan haar
doctoraatsjaren? Joris: “In Sicilië en bij
de migranten in Brussel heb ik leren uit
mijn doppen kijken, veel en scherp obser-
veren, zoeken naar gelijkenissen en ver-
schillen en netwerken opbouwen.
1 3
Socia le en cul ture le antropologie
1 4
Jos Peeters: “De vaardigheden die ik tijdens mijn doctoraat ontwikkelde, heb ik heel mijn carrièremeegedragen.”
“Eigenlijk”, zo vertelt Jos Peeters, “was
ik voorbestemd om ingenieur te worden
omdat ik naar de industrie wilde. Maar
op de abituriëntendag tijdens het laatste
jaar van het secundair onderwijs, kreeg
ik het virus van de wetenschap te pak-
ken. Ik vond het plots veel boeiender en
uitdagender om de grenzen van de
natuurkunde te verkennen. Ik ben dan
ook natuurkunde gaan studeren, vaste-
stoffysica aan de K.U.Leuven. Maar als
licentiaat in de natuurkunde kon je
enkel in het onderwijs terecht en dat
wilde ik niet. En ook een academische
carrière zag ik niet zitten. De industrie
was mijn droom. En de enige mogelijk-
heid om daar een job te vinden was
doctoreren.”
Die mogelijkheid kwam er toen zijn pro-
motor, professor Witters, hem voorstelde
om via het NFWO een doctoraatsbeurs
aan te vragen. Peeters bekent dat hij
toen wel wat geluk gehad heeft. “Het
was de tijd van de politieke strijd en de
studentenbetogingen rond Leuven
Vlaams. Er schortte namelijk nogal wat
aan de gelijkberechtiging tussen
Vlamingen en Walen. Zo was men tot de
vaststelling gekomen dat Vlaanderen in
het kader van de toekenning van beurzen
binnen het NFWO systematisch achterge-
steld werd. De Franstaligen kregen altijd
meer graden en betere punten. Zij kregen
dus altijd meer beurzen dan de Vlamingen.
Wijlen minister Theo Lefèvre heeft toen
een correctiemechanisme uitgewerkt.
Toen ik als licentiaat afstudeerde kwamen
er dan ook meer beurzen ter beschikking
van de Vlamingen. Ik ben dus een van
die gelukkige Vlamingen die daarvan kon
genieten.”
Peeters vroeg en kreeg een beurs voor
twee opeenvolgende jaren. Nadien werd
die omgezet in een bediendencontract.
Maar hij deed zijn tweede termijn als
NFWO-navorser nooit uit. De verleiding
was te groot. In 1974 kreeg hij een uit-
nodiging om zich bij het toenmalige Bell
Telephone in Antwerpen aan te bieden.
Het was meteen raak. Door het feit dat
hij doctorandus was, kon hij er meteen
starten als manufacturing staff engineer
advance technologies. “Als licentiaat zou
ik gewoon niet aan de bak gekomen
zijn”, weet hij zeker. Peeters heeft zijn
beslissing echter moeten bekopen met
twee jaar lang weekends en vakanties op
te offeren aan zijn doctoraat. Iets wat hij
vandaag iedere doctoraatsstudent
afraadt. Vlak voor Kerstmis 1976 was het
dan zover en kon hij zijn thesis verdedi-
gen. Met goed gevolg overigens. Het was
de start van een rijke loopbaan die hem
voerde van wetenschapper tot achtereen-
volgens technoloog, consultant en busi-
ness strateeg, succesvol financier en
ondernemer. Vandaag staat hij aan het
hoofd van Capricorn Venture Partners NV,
een Belgische risicokapitaalverstrekker
gespecialiseerd in early stage technologi-
sche groeibedrijven.
Jos Peeters onderstreept dat hij zonder
de beurs van het NFWO nooit aan een
doctoraat had kunnen beginnen: “Het
J O S P E E T E R S Managing Partner Capr icorn Venture Partners Fys ica
J A A R B O E K 2 0 0 6
NFWO was de voedingsbodem van alle
kansen die ik in mijn carrière gekregen
heb. Ik ben er bijzonder dankbaar voor.
Ik kon mijn doctoraatsonderzoek doen in
een team van vier medestudenten. Wij
waren bezig met vier verschillende expe-
rimenten. Buiten het feit dat het over de
eigenschappen van de conductie-elektronen
in aluminium ging, hadden ze alleen
gemeen dat ze nog nooit met succes uit-
gevoerd en bovendien aartsmoeilijk
waren.”
Peeters vindt zichzelf een typisch voor-
beeld van een onderwijssysteem dat
investeert in de breedte, in het uitbouwen
van competentiepolen van mensen die
later in een brede waaier van verant-
woordelijkheden en functies terechtkomen.
Hij vindt dat men vandaag soms te utili-
tair denkt als men over onderzoek praat.
“Mijn onderzoek was l’art pour l’art”,
mijmert hij. “Met de studie van conduc-
tie-elektronen in aluminium waren mis-
schien hooguit tien mensen wereldwijd
bezig. Ik was de eerste die het fenomeen
van ruimtelijke resonanties van de con-
ductie-elektronen in aluminium kon aan-
tonen. Dat was heel leuk. Maar nu, dertig
jaar later, zijn er nog steeds geen toe-
passingen van gekomen. Hoewel mijn
werk dus niet bepaald baanbrekend was,
heeft het mij enorm veel inzichten bijge-
bracht. De vaardigheden die ik toen ont-
wikkeld heb om zo’n experiment tot een
goed einde te brengen heb ik heel mijn
carrière meegedragen.”
Daarom vindt hij dat men in Vlaanderen
breed moet zaaien op het vlak van oplei-
ding en het uitbouwen van competenties.
Doctoraten enkel focussen op industriële
toepassingen die zo snel mogelijk geld
opbrengen vindt hij te beperkend.
Peeters: “Ik pleit voor voldoende investe-
ringen in fundamenteel onderzoek.
Ik heb geen probleem met toegepast
onderzoek zoals dat bijvoorbeeld aan het
IMEC en het VIB gebeurt. Daarmee heb-
ben we Vlaanderen trouwens op de
wereldkaart gezet. Maar men moet blijven
investeren in competentie- en excellen-
tiepools op het vlak van fundamenteel
onderzoek. In het verlengde daarvan
moet men natuurlijk ook zorgen voor de
doorstroming van onderzoekers naar ken-
nis- en onderzoeksinstellingen en naar
de industrie. In heel die problematiek
speelt het FWO een doorslaggevende rol.”
Fys ica • Vastestoffys ica
1 5
Jos Peeters (°1948) is stichter enManaging Partner van Capricorn Venture
Partners N.V., een risicokapitaalverschaffer
gespecialiseerd in startende hightech
groeibedrijven.
J A A R B O E K 2 0 0 6J A A R B O E K 2 0 0 6
Wat jonge onderzoekers tijdens hun doc-
toraatsstudie leren, is in team, samen
met studiegenoten, werken aan een
onderzoeksproject en de meetbare out-
put ervan publiceren in wetenschappelij-
ke tijdschriften of ten beste geven op
symposia en congressen. De vaardighe-
den die ze daarbij verwerven blijken
vaak van doorslaggevend belang voor
het succes in hun latere loopbaan. Toch
zijn er disciplines en vakgebieden waar
dat veel minder het geval is en waar
‘werken in eenzaamheid’ van doorslag-
gevend belang lijkt voor de kwaliteit van
het geleverde denkwerk. Filosofie bij-
voorbeeld.
Toen Patricia De Martelaere in 1984 pro-
moveerde tot doctor in de wijsbegeerte
op het proefschrift “Hume’s ‘gematigd
scepticisme: futiel of fataal?”, had ze de
gewoonte aangekweekt om elke dag van
8 uur tot 12 uur en van 14 uur tot 18 uur
te lezen. Ze vond het niet meer dan nor-
maal dat ze moest werken voor het loon
dat het NFWO vier jaar lang elke maand
op haar rekening stortte. Toen was ze
Aspirant. Na haar doctoraat kreeg ze vier
opeenvolgende jaren een mandaat van
Aangesteld Navorser. De ene verlenging
liep naadloos over in de andere. Het liep
allemaal van een leien dakje.
“Misschien woonde ik toen, zonder het
te beseffen, wel in een ivoren toren”,
vertelt De Martelaere. “Er zijn nu een-
maal types van mensen en dus ook
types van onderzoekers. En ik ben zeker
niet het type dat met enthousiasme in
teamverband aan een gezamenlijk project
zou werken. Als ik de kans niet had
gekregen om ‘in eenzaamheid’ te werken,
dan had ik wellicht afgehaakt. Ik begrijp
heel goed dat men zicht wil hebben op
de output van wetenschappelijk onder-
zoek. Maar anderzijds kan de druk die
daardoor ontstaat ook ten koste gaan
van de kwaliteit. Voor een aantal mens-
wetenschappen is dat zo en zeker voor
filosofie. Door in eenzaamheid te werken,
leer je je eigen intuïtie tot op het bot
door te denken. Terwijl je in groeps- of
projectverband het risico loopt afgeleid
te worden van de dingen die je zelf zo
wezenlijk vindt.”
Het NFWO heeft De Martelaere in ieder
geval de kans gegeven om ‘in eenzaam-
heid’ tot op het bot te gaan en nieuwe
pistes te verkennen. “Pure luxe”, zegt ze
nu. “Als ‘eenzame onderzoeker’ had ik
een haast onbeperkte vrijheid. Ik kon
gewoon doen wat mij echt interesseerde
en heb dat ook gedaan, filosoferen, mijn
eigen denken uitspitten en confronteren
met dat van anderen, steeds verder gaan
en onbetreden paden bewandelen.
Ik kreeg carte blanche. Het waren gouden
tijden.”
In het bewandelen van onbetreden
paden heeft Patricia De Martelaere tij-
dens haar latere loopbaan in ieder geval
haar sporen verdiend. Haar bibliografie
liegt er niet om: een waslijst van weten-
schappelijke publicaties, lezingen en
voordrachten, essays, een paar romans
en populariserend wetenschappelijk
werk. Een domein doorgronden tot het
tijd is voor de verovering van een nieuw.
De Martelaere: “Ik heb in mijn publica-
ties nogal wat verschillende domeinen en
J A A R B O E K 2 0 0 6
P A T R I C I A D E M A R T E L A E R E
1 6
1 7
genres bespeeld en dat is in mijn acade-
mische carrière tot nu toe ook zo
geweest. Na Hume heb ik gewerkt aan
een project rond fictie en filosofie.
Daarna heb ik gewerkt rond de natuur-
opvatting in het Darwinisme. En nu,
sinds een jaar of tien, ben ik gefasci-
neerd door het Taoïsme.”
Een verklaring voor deze veranderings-
drift heeft De Martelaere niet, tenzij de
evolutie in haar eigen denken en leven.
“Ik vind het bijzonder boeiend dat ik dat
tot nu toe allemaal heb kunnen doen.
Bovendien heb ik mijn onderzoek ook
kunnen vertalen naar mijn onderwijsacti-
viteit. Ik geef al heel wat jaren college
wijsgerige antropologie over het
Darwinisme, zowel in Brussel als in
Leuven. Mijn filosofisch denkwerk heeft
voor een stuk zijn weerslag gevonden in
de thema’s van mijn meer literair werk.
En sinds vorig jaar doceer ik in Leuven
het vak Taoïsme.”
Het tiental jaren dat De Martelaere nu
bezig is met de studie van het Taoïsme
doet haar nog het sterkst terug denken
aan haar vroegere periode als NFWO-
Aspirant. “Om deze filosofische strekking
te begrijpen moest ik me er helemaal in
verdiepen. Opnieuw dat ‘leren in een-
zaamheid’. Want zoiets kan je niet doen
in team- of projectverband. Dat soort van
studie vindt daar geen baat bij.”
Ook presentaties op congressen en sym-
posia zijn de laatste tijd niet meer aan
De Martelaere besteed. “Ik begrijp heel
goed dat men resultaten van weten-
schappelijk onderzoek wil bekendmaken
op symposia en congressen. Dat is echt
nuttig en nodig. Maar vanuit mijn stand-
punt vind ik de carrousel van commen-
taar op commentaar op commentaar
soms erg frustrerend. Vaak wil men impo-
neren, scoren, en vergeet men gewoon
naar mekaar te luisteren.”
“Mijn dankbaarheid om mijn carrière ‘in
eenzaamheid’ te hebben kunnen starten
is in ieder geval bijzonder groot”, zegt
De Martelaere. “Daarom pleit ik ervoor
om jongeren die dat willen, de kans te
blijven geven om ‘in eenzaamheid’ aan
hun eigen weg te timmeren, zoals ik dat
destijds heb kunnen doen.”
K.U.Brussel / Wi jsbegeerte • Taal f i losof ie
Patricia De Martelaere: “Het NFWO heeft me de kans gegeven om ‘in eenzaamheid’ tot op het bot te gaan.”
Patricia De Martelaere (°1957) is auteuren hoogleraar wijsbegeerte aan de
K.U.Leuven en de K.U.Brussel. Ze doceert
wijsgerige antropologie, hedendaagse
wijsbegeerte, taalfilosofie, het seminarie
Hume en Nietzsche en Taoïsme.
Mei ’68. De studentenrevolte in Parijs
waait over naar Vlaanderen. Aan de
Vlaamse universiteiten gonst het van
protestbewegingen en politieke activiteit.
Marc Zabeau is negentien en student
aan de Gentse universiteit. Ook hij ont-
snapt niet aan de roes en de zuigkracht
van de maatschappelijke aardschok die
Europa op zijn grondvesten doet daveren.
In 1971 studeert hij af als licentiaat in de
zoölogie. “In die jaren vond ik politiek
bijzonder boeiend en heb me er dan
ook sterk in geëngageerd”, getuigt
Zabeau nadien.
Dat die politieke activiteit zijn tol opeiste
bleek ook uit de eindresultaten van zijn
licentiaatsthesis: geen grootste onder-
scheiding. Dat was een kleine streep door
de rekening, want Zabeau wilde doctoreren
en zocht daarvoor een geschikte beurs.
Hij kandideerde bij het toenmalige
NFWO, maar ving bot. “In die tijd”, zo
zegt hij, “konden enkel primussen een
NFWO-beurs krijgen. Grootste onderschei-
ding in het laatste jaar was een minimum.
En aangezien ik niet tot de beste studen-
ten behoorde, kwam ik niet voor het
NFWO in aanmerking.”
Zabeau liet er echter geen gras over
groeien en begon met een IWONL beurs
aan zijn doctoraat. Na amper 33 maan-
den leverde hij zijn werkstuk in. In 1974
promoveerde Marc Zabeau bij professor
J. Schell tot doctor in de genetica op een
proefschrift over de genetica van de
Escherichia coli. Dat bleek in zo’n goede
aarde te vallen, dat Schell hem voorstel-
de om bij het NFWO een beurs aan te
vragen als Postdoctoraal Onderzoeker.
“Een NFWO-beurs was het beste wat je
kon krijgen”, zegt Zabeau nu. “In de eer-
ste plaats het kwaliteitslabel. Als je een
NFWO-beurs kreeg, was dat het resultaat
van een uiterst strenge selectie.
Het alternatief was een beurs van het
IWONL. Die moest je bovendien elk jaar
opnieuw aanvragen en de financiële
tegemoetkoming was niet eens de helft
van een beurs van het NFWO. Je kon er
dus echt niet veel mee doen. Een NFWO-
beurs daarentegen gold voor twee
opeenvolgende jaren en bezorgde je een
maandinkomen van rond de 22.000 à
23.000 oude Belgische frank. Daar kon je
toen royaal mee rondkomen. En de twee-
de belangrijke reden was dat je met een
NFWO-beurs naar het buitenland kon.
En daar aasde ik op, want ik was bijzonder
M A R C U S Z A B E A U Univers i te i t Gent / Bio logie • Molecula i re b io logie • Genet ic engineer ing
Marc Zabeau: “Zonder NFWO had mijn carrière er helemaalanders uitgezien.”
1 8
J A A R B O E K 2 0 0 6
gemotiveerd om een paar jaar aan een
gerenommeerde onderzoeksinstelling te
gaan werken.”
En zo gebeurde het dat Zabeau in 1976
zijn lang verwachte NFWO-beurs kreeg.
Als Fullbright Hayes postdoctoral fellow
trok hij voor twee jaar naar de Cold
Spring Harbor Laboratories, New York, VS
en werkte er met dr. Roberts op type II-
restrictie-enzymen. “Dankzij het NFWO
heb ik daar twee jaar aan toponderzoek
kunnen doen”, zo onderstreept hij.
“Zonder NFWO had mijn carrière er hele-
maal anders uitgezien.”
Zijn overstap van de Gentse universiteit
naar een wereldvermaard laboratorium
was voor Zabeau een revelatie, een
wereld van verschil in denken, visie, aan-
pak. “Het belangrijkste is de kwaliteit
van de mensen met wie je in zo’n top-
instituut kan samenwerken. Het verschil
tussen studenten die de stap gezet heb-
ben om, al was het maar één of twee
jaar, naar een goede onderzoeksinstelling
in het buitenland te gaan en zij die zo’n
stap nooit gezet hebben en aan hun
eigen universiteit zijn gebleven, is enorm.
Het zijn gewoon twee verschillende cate-
gorieën”, zo stelt Zabeau met klem.
Na twee jaar Cold Spring Harbor zou
Zabeau normaliter naar België zijn terug-
gekeerd om er een klassiek NFWO-traject
als onderzoeker te volgen. Maar het lot
besliste daar anders over. In 1978 kreeg
hij een aanbod om een onderzoeksgroep
te leiden aan het pas opgerichte
European Molecular Biology Laboratory in
Heidelberg, Duitsland. Hij bleef er tot in
1983. Dat was het begin van Zabeau’s
internationale carrière.
Tijdens zijn periode in het EMBL was hij
benoemd tot prof. Genetic Engineering
aan de VUB. In 1983 werd hij onder-
zoeksdirecteur van Plant Genetics
Systems N.V. in Gent. Voorts was hij
stichter en directeur van achtereenvolgens
Helix CV.(Gent, 1988), KeyeGene N.V.
(Wageningen, 1989), GenScope Inc. (V.S.,
1995) en Methexis (Gent, 1997). Van 1999
tot 2002 was hij wetenschappelijk direc-
teur van het departement Plant Systems
Biology van het VIB. En sedert dat jaar is
hij ook professor Genome Biology en
Functional Genomics aan de Unversiteit
Gent.
Sinds zijn postdoctoraal mandaat als
Navorser bij het NFWO vindt Zabeau dat
er veel veranderd is. “Als je vroeger de
engineer ing
1 9
kans kreeg om als beginnend onderzoeker
in het buitenland te werken en je wilde
nadien terugkeren, dan was het beste
wat je kon krijgen een assistentenjob bij
een prof. Een onderzoeker van 30 werd
verondersteld om zich uit te sloven voor
een prof, maar niet om zelf eigen projec-
ten of een onderzoeksgroep te leiden.
Dat was maar voor je weggegelegd als je
40 of 45 was. Prof. werd je pas op je
50ste. Dat is nu gelukkig veranderd. Als
jong onderzoeker met een paar jaar bui-
tenlandse ervaring heb je vandaag in
Vlaanderen mogelijkheden om mee een
onderzoeksgroep uit te bouwen. Als je
vandaag een FWO-mandaat in je cv hebt
staan, dan heb je echt een streep voor.”
Marc Zabeau (°1949) is deeltijds hoogle-raar aan de Vrije Universiteit Brussel
(Genomics + Proteomics) en aan de
Universiteit Gent (Genome Biology +
Functional Genomics) en CEO van het
biotechbedrijf Methexis N.V.
2 0
J A A R B O E K 2 0 0 6J A A R B O E K 2 0 0 6
R E N E L U Y C K X CEO Ster ia Belg ium / Scheikunde • Fys io-chemie
Om zijn doctoraatstudie te financieren
kon Luyckx het eerste jaar rekenen op
een IWONL-beurs, gevolgd door twee
opeenvolgende NFWO-mandaten. Maar
een academische carrière zat er niet in.
Luyckx: “De statuten waren in die perio-
de heel precair en bovendien zat het
academisch kader aan de VUB helemaal
vol. De oplossing moest dus uit een
andere hoek komen. Het toeval wilde dat
toen de vraag op de markt van de infor-
matica enorm toenam. Als je dan in die
schemerzone zat tussen informatica en
wetenschappen, dan lagen de mogelijk-
heden als het ware voor het rapen.”
René Luyckx: “Het FWO vervult de rol van promotor vanhet lange termijndenken in wetenschappelijk onderzoekop een uitstekende manier.”
28 mei 1970. De Vrije Universiteit Brussel
is een feit. De afsplitsing van de Université
Libre de Bruxelles is bezegeld.
Vlaanderen is een universiteit rijker.
Een universiteit die vrij onderzoek als
basisprincipe in haar missie opneemt.
Een woelige beginperiode waar een
gloednieuw corps jonge, gedreven pro-
fessoren de dienst uitmaakt. In die sfeer
studeert René Luyckx er scheikunde.
Hij promoveert in 1979 tot doctor in de
theoretische fysische scheikunde op een
proefschrift over een onderdeel van de
kwantummechanica: het ontwerp van
simulatiemodellen om te onderzoeken
hoe elektronen rond atomen draaien en
hoe elektronenwolken elkaar beïnvloeden
en aanleiding geven tot Vanderwaals-
krachten. Een combinatie van wiskunde
met informatica uitgetest op – naar
toenmalige maatstaven – enorme super-
computers.
“Henk Lekkerkerker was onze promotor”
vertelt Luyckx, “een wereldautoriteit in
het domein van de fase-overgangen en
onlangs nog bekroond met de Bakhuys
Roozeboommedaille. Hij is nu nog
steeds actief aan de universiteit van
Utrecht. Wij waren met drie doctorandi
die onder zijn leiding allemaal onder-
zoek deden in hetzelfde domein. Maar
wat een sfeer! Deze periode was beslis-
send voor mijn carrière! Je leerde werken
in een team als collega’s van hetzelfde
niveau. Er heerste wel een zekere hiërar-
chie, maar die was gebaseerd op respect
voor elkaar, samenwerking en wederzijds
vertrouwen. Je kreeg een zeer grote vrij-
heid, maar je verantwoordelijkheid om
resultaten te halen en te publiceren was
navenant. Met ons team hebben we in
totaal zo’n 17 publicaties uitgebracht in
gerenommeerde wetenschappelijke tijd-
schriften. Die manier van aanpakken
beschouw ik vandaag nog steeds als
heel erg waardevol.”
J A A R B O E K 2 0 0 6
2 0
In die periode was informatica nog een
onderdeel van de wiskunde. Informatica-
opleidingen op een gestructureerde basis
bestonden er nog niet echt. De deur naar
de informaticawereld ging voor Luyckx
open toen hij aan de VUB een cursus
programmeren gaf. Hij kwam in contact
met iemand die ook gedoctoreerd had en
naar de privé was overgestapt. “Zo ben
ik ook in de privé terechtgekomen” zegt
Luyckx. “Mijn eerste job was consultant
bij Dolmen. Ik ging naar bedrijven om
daar te analyseren hoe hun bedrijfspro-
cessen verliepen. Dat had weliswaar niet
veel met mijn doctoraat te maken. Ik
moest alles van begin af leren. Als je van
de ene omgeving in de andere stapt is
het de eerste jaren gewoon keihard wer-
ken om bij te benen.”
Een cultuurschok? Luyckx: “Ja, maar zo is
het leven in de industrie nu eenmaal. Het
belangrijkste wat je in een doctoraatsop-
leiding leert, is leren leren en leren in
team werken. Een doctoraat doe je niet
alleen. Je leert kritisch denken, zaken tot
op het bot doorgronden, samenwerken,
het werk van mekaar kritisch, maar op
een constructieve manier evalueren. Dat
zijn allemaal vaardigheden die je later in
je carrière broodnodig hebt.”
-chemie
omstandigheden een keuze kunnen
maken tussen academia en de industrie.
Maar daarvoor is misschien wel iets meer
dan nu contact nodig met de industrie.
In die context is kennisoverdracht overi-
gens hét sleutelbegrip voor de toekomst.
Zo’n carrièrepad kan nationaal zijn, maar
ook internationaal. Ik denk overigens dat
het goed is dat jonge doctorandi of doc-
tors internationaal gaan. Kwaliteit zoekt
kwaliteit. De rest komt wel.”
Luyckx komt nog even terug op één van
zijn stokpaardjes, de hiërarchie binnen
een organisatie. “Wil je vandaag succes
hebben”, zo onderstreept hij, “dan moet
je leren je medewerkers en collega’s op
een evenwaardig niveau te behandelen.
De strikt afgelijnde hiërarchische relaties
van vroeger doen het vandaag niet meer.
Ik zie vandaag meer en meer een nieuw
soort hiërarchie ontstaan die gebaseerd
is op wederzijds respect. Dat is bijzonder
waardevol.”
En de rol van het FWO? Luyckx vindt het
van enorm groot belang dat we blijven
aandacht besteden aan fundamenteel
onderzoek. “Ik heb de indruk dat men
over wetenschappelijk onderzoek nog te
vaak denkt op te korte termijn. Wil men
fundamentele dingen onderzoeken, dan
moet je spreken in termen van 10, 15
jaar. Het FWO vervult de rol van promotor
van het lange termijndenken in weten-
schappelijk onderzoek op een uitsteken-
de manier. Alleen komt het fonds daar
wat te weinig mee naar buiten.”
“Waar we ook iets aan zouden moeten
doen,” vervolgt Luyckx, “is het uitteke-
nen van een carrièrepad voor doctorale
onderzoekers, zodat ze in optimale
2 12 1
René Luyckx (°1954) is CEO van Steria
Benelux en lid van het directiecomité van
de Steria Group. Met een omzet van 1,2
miljard euro en 9.000 medewerkers
wereldwijd behoort de Steria Group tot de
tien grootste informaticadienstenbedrijven
in Europa. Luyckx is ook lid van het directie-
comité van Agoria Brussel.
Wouter De Ploey kende het FWO al van
thuis uit. Het letterwoord rolde er gere-
geld over de tafel. Zijn vader was immers
professor geografie en had een aantal
medewerkers die via het FWO onder-
zoeksbeurzen hadden bekomen voor
hun doctoraten. Vandaar. Na zijn huma-
niora ging De Ploey economie en filosofie
studeren aan de K.U.Leuven. Na zijn
licentie kreeg hij via het FWO een man-
daat van Aspirant dat hem de mogelijk-
heden gaf om aan zijn doctoraat te
beginnen. Met een beurs van de Belgian
American Educational Foundation (BAEF)
trok hij naar de universiteit van Michigan
(Ann Harbor) waar hij zijn doctoraat
afwerkte en ook een PhD in economie
haalde.
Eén van de grote troeven van het FWO
is volgens De Ploey dat je een doctoraat
in het buitenland kan afwerken onder het
promotorschap van een hoogleraar aan
een Vlaamse universiteit. “Daardoor kan
je expertise opdoen die niet altijd aan-
wezig is in eigen land”, aldus De Ploey.
De Ploey is ook sterk overtuigd van de
meerwaarde van een FWO-mandaat.
Toen hij veertien jaar geleden ging solli-
citeren bij McKinsey – hij is er nu direc-
W O U T E R D E P L O E Y Pr inc ipal McKinsey & Company Economie
2 2
J A A R B O E K 2 0 0 6
Wouter De Ploey: “Het FWO mag ook buiten de academische wereld gerust wat meer uitpakken met
zijn kwaliteitslabel.”
tor van kwaliteitsonderzoek genoegzaam
gekend en geprezen wordt in academi-
sche milieus vindt De Ploey dat het FWO
ook buiten de academische wereld wat
meer mag uitpakken met zijn kwaliteits-
label. “Het is inderdaad zo dat thema’s
van doctoraten voor het bedrijfsleven
niet altijd even relevant zijn. Maar dat is
niet de toegevoegde waarde van het
FWO. Het gaat hem veel meer om de
vaardigheid op te bouwen van probleem-
oplossend vermogen en logisch denken,
goed analyse- en synthesevermogen. Die
vaardigheden bouw je al op in de loop
van bachelor en masters. Maar ze worden
nog versterkt tijdens een doctoraat, en
zeker tijdens postdoctoraal onderzoek.
Dat je daar als maatschappij, via het
FWO, in investeert, lijkt mij een heel
belangrijke opdracht.”
teur en senior partner van het Business
Technology Office – werd het feit dat hij
FWO-Aspirant was geweest, beschouwd
als een teken van kwaliteit. “Wanneer wij
nu op zoek gaan naar een profiel van
een doctor in de wetenschappen”, zo
zegt hij, “dan nemen wij de vermelding
van een FWO-mandaat in het cv als een
heel belangrijke erkenning van de kwali-
teit van het profiel van die kandidaat.
Daarom doen we ook inspanningen om
mensen met een Aspirant FWO-mandaat
op zak aan te trekken.”
Bij zijn huidige werkgever houdt De Ploey
zich bezig met het adviseren van banken,
verzekeringsmaatschappijen en andere
dienstverleners over strategische, organi-
satorische en operationele kwesties,
vooral op het vlak van transacties en IT-
problemen. “Voor dat soort van activitei-
ten is diepgaand probleemoplossend ver-
mogen een van de cruciale vaardighe-
den”, stelt De Ploey. “Met name in
management is het belangrijk om moei-
lijke strategische en organisatorische
vraagstukken te kunnen aanpakken op
een zeer coherente en logische manier.
Daar moet je mensen voor trainen. Eén
van de manieren om dat te doen, is
mensen aan te moedigen om via een
doctoraat de uitdaging aan te gaan om
een vraagstelling, een problematiek,
diepgaand en rekeninghoudend met
hoge kwaliteitseisen aan te pakken. Het
trainen en vormen van mensen in logisch
doordenken van problemen gekoppeld
aan een zekere gedrevenheid en enthou-
siasme is een belangrijke vaardigheid,
niet alleen voor het bedrijf waar ik nu
werk, ook voor onze hele maatschappij.”
Het FWO is volgens De Ploey dan ook
het uitgelezen instrument voor afgestu-
deerden om doctoraatsjaren en eventueel
een postdoctoraal onderzoek financieel
op een comfortabele manier aan te vat-
ten en door te komen, in plaats van
onmiddellijk in het bedrijfsleven te stap-
pen. Die speciale aandacht voor het FWO
blijkt ook uit het feit dat het FWO elk
jaar een McKinsey-prijs uitreikt voor laat-
stejaars doctorandi over een onderwerp
met een grote maatschappelijke relevan-
tie. De Ploey: “De selectie van die prijs
gebeurt door het FWO en het FNRS.
Wij zitten in die selectiecommissie en
dan zie je wel de kwaliteit van de dos-
siers die er passeren. De kwaliteitsnor-
men die het FWO vandaag hanteert zijn
zeer hoog.”
Ondanks het feit dat het FWO als promo-
Economie • Internat ionale handel
2 3
Wouter De Ploey (°1965) is directeur en
senior partner van het departement
Business Technology Office van McKinsey
& Company. Hij leidt de European
Payments Working Group die gespeciali-
seerd is in financiële dienstverlening aan
banken, verzekeringsmaatschappijen en
andere dienstverleners.
J A A R B O E K 2 0 0 6J A A R B O E K 2 0 0 6J A A R B O E K 2 0 0 6
“Aan het einde van mijn licentiaatsoplei-
ding was een doctoraat voor mij zoiets
als la voie royale. En een financiering
krijgen van het FWO (het toenmalige
NFWO) werd beschouwd als de meest
aantrekkelijke manier om aan een docto-
raat te werken”, zegt Jean De Cannière
overtuigend. In 1975 kreeg hij van het
FWO een mandaat van Navorsingsstagiair
voor één jaar. De volgende stap kon een
mandaat van Aspirant zijn, maar dat was
voor De Cannière niet het geval.
Hij startte als assistent aan de K.U.Leuven
en verdeelde zijn tijd tussen werken aan
zijn doctoraat en werken voor zijn prof.
“Toen heb ik aan den lijve ondervonden
wat het betekent een doctoraat af te
werken in combinatie met een assistent-
schap. Een mandaat van het FWO is hoe
dan ook de meest interessante manier
om doctoraatswerk te doen”, onder-
streept De Cannière met klem.
In 1979 promoveerde De Cannière aan
de K.U.Leuven tot doctor in de wiskunde
op een proefschrift over operatorenalge-
bra’s. Na tien maanden obligate leger-
dienst diende hij bij het FWO zijn kandi-
datuur in als Aangesteld Navorser. Dat
werd hem toegekend en in 1981 werd hij
vervolgens Bevoegdverklaard Navorser
met een contract van onbepaalde duur.
De Cannière maakte gretig gebruik van
alle faciliteiten die een FWO-mandaat
maar kon bieden: vrijheid en mobiliteit.
In 1978 was hij al voor vijf maanden
naar de universiteit van Trondheim,
Noorwegen, getrokken. Een goed jaar
later volgde een verblijf van vijf maanden
in Odense, Denemarken. In 1981 en 1982
was hij twee jaar lang Visiting Lecturer
aan de University of California in Berkeley,
VS en vertoefde hij vervolgens vier
maanden aan de University of Minnesota
in Minneapolis.
De Cannière over die periode: “Dankzij
mijn FWO-mandaat van Bevoegdverklaard
Navorser heb ik het geluk gehad om een
aantal van de meest markante wiskundigen
van de 20ste eeuw persoonlijk te kennen.
In Berkeley liepen er zeker zo’n zes
Fieldsmedaille-winnaars rond (de Fields-
medaille is voor de wiskunde wat de
Nobelprijs is voor andere wetenschap-
pen). Ronkende namen als Shiing-Shen
Chern, Gerhard Hochschild, Stephen
Smale, de Fransman Alain Connes en
landgenoot Jean Bourgain (FWO!), het
waren contacten van het allerhoogste
niveau.”
“Ik was me al heel snel bewust van de
enorme kans die ik via het FWO had
gekregen”, zegt De Cannière nadien.
Twee kanttekeningen wil hij daar nog
maken: “Een belangrijk punt als je een
mandaat van het FWO krijgt, is dat het
langzaam tot je doordringt dat je tot een
soort van elitecorps behoort. Ik mag dat
echt wel zo zeggen. Het FWO levert elite-
onderzoekers af. Te vergelijken met de
geest van de grandes écoles in Frankrijk.
Maar eenmaal je tot dat corps behoort,
krijg je natuurlijk ook de verantwoorde-
lijkheid om resultaten op hoog niveau
neer te zetten.
Een tweede kanttekening die De Cannière
maakt, heeft betrekking op het kwaliteits-
imago van het FWO. Toen hij in 1984
beslist had om geen academische carrière
te ambiëren, maar naar het bedrijfsleven
over te stappen, ontdekte hij dat er via
het FWO heel wat deuren voor hem open
gingen. De Cannière kon beginnen bij
IBM en is er nog steeds. Sinds die over-
stap heeft De Cannière niet meer aan
onderzoek gedaan. Een breuk?
De Cannière: “Mijn onderzoek heb ik niet
meer verdergezet in het bedrijfsleven.
Maar mijn onderzoekscarrière heeft mij
bij mijn huidige werkgever wel een speci-
aal profiel gegeven. Door mijn onderzoek
J A A R B O E K 2 0 0 6
J E A N D E C A N N I E R E Strategie Outsourc ing & Integrated Technology IBM Belg ium / In format ica
2 4
2 5
ben ik er namelijk in getraind om proble-
men op een zeer gestructureerde manier
en op een hoog abstractieniveau te
behandelen. Ik ben hier ook binnen-
gekomen met een goede ervaring in
teamwerking, speciaal op internationaal
vlak. Onderzoek is enerzijds heel indivi-
dueel, maar heeft ook een sterk samen-
werkingsaspect. En, niet onbelangrijk, als
onderzoeker verwerf je een zekere onaf-
hankelijkheid van denken, een kritische
ingesteldheid. Binnen een bedrijf als IBM
betekent dat ongetwijfeld een meerwaarde
in de wisselwerking met een sterke
bedrijfscultuur”.
Waarom dan die stap? “Er was de aan-
trekkingskracht van een nieuwe uitda-
ging”, zegt De Cannière. “Ik vroeg me af
of ik niet meer aan de maatschappij kon
bijdragen in een bedrijf dan in het onder-
zoeksdomein waar ik mee bezig was.
Misschien ben ik in mijn zelfoordeel te
streng geweest. Ik heb trouwens nog
altijd een soort van heimwee naar die
pure wiskunde. Maar op een bepaald
moment zie je dat je ook capaciteiten en
competenties hebt in andere gebieden en
die wilde ik uitproberen.”
De Cannière heeft de wiskunde nooit los-
gelaten. Het is voor hem trouwens nog
altijd een hobby. Hij is lid van het
Belgisch Wiskundig Genootschap en van
de American Mathematical Society. En als
collega’s of vrienden hem om advies vra-
gen over de loopbaanperspectieven van
hun kinderen, dan onderstreept hij stee-
vast de waarde van het doctoraal onder-
zoek. De Cannière: “Als jongeren weten-
schappelijk-creatief talent hebben, dan
geef ik altijd zeer uitdrukkelijk de raad
een aantal jaren te besteden aan onder-
zoek en aan een doctoraat. En daarvoor
is het FWO een uitstekende partner.”
Outsourc ing & Integrated Technology IBM Belg ium / In format ica • Wiskunde
Jean De Cannière: “Als je een mandaat van het FWO krijgt,dringt het langzaam tot je door dat je tot een soort vanelitecorps behoort.”
Jean De Cannière (°1952) is bij IBM Global
Services Client Director voor Fortis wereld-
wijd. Hij is tevens lid van de Raad van
Bestuur van IBM Belgium en voorzitter van
de ondernemingsraad van IBM Belgium.
J A A R B O E K 2 0 0 6
Financiering en aanwending 2006
2 6
J A A R B O E K 2 0 0 6
Mandaten 40,3 %
Projecten 53,0 %
Administratief beheer 3,7 %
Reisbeurzen, internationale contacten 2,0 %
ESF, EURYI, internationale samenwerking 1 %
Financiering
Het FWO heeft verschillende financieringsbronnen om onderzoekers te steunen.
De betoelaging voor 2006 bedraagt 151,4 miljoen euro en is als volgt onderverdeeld:
• Vlaamse Gemeenschap
Toelage, inclusief Odysseusprogramma en grote onderzoeksfaciliteiten en humanitaire
acties 121 miljoen euro (79,9 %)
Toelage van de Nationale Loterij 11,7 miljoen euro (7,7 %)
• Federale Overheid
Wetenschapsbeleid 7,1 miljoen euro (4,7 %)
Sociale Zaken, Volksgezondheid 2,0 miljoen euro (1,3 %)
Economische Zaken en Energie 1,9 miljoen euro (1,3 %)
• Mecenaat
Nationale Loterij: zie Vlaamse Gemeenschap
Schenkingen van bedrijven en particulieren
• Gunstmaatregelen die deze bedragen verhogen:
Voor zijn mandatenbestand van postdoctoralen wordt het FWO voor 65 % vrijgesteld
van de bedrijfsvoorheffing, wat het FWO 5,3 miljoen euro (3,5 %) extra oplevert.
Bovendien is het FWO vrijgesteld van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid
voor Postdoctorale Onderzoekers, die extra zijn bijgekomen t.o.v. het referentie
betrokken personeelsbestand op 31 december 1995. Dit laat een extra besteding toe
door het FWO van 2,3 miljoen euro (1,5 %).
2 7
Het FWO kan van inkomstenbelastingen vrijge-stelde beurzen toekennen op grond van art.90, 2° van het Wetboek van deInkomstenbelastingen 1992, die onderworpenzijn aan het stelsel van de sociale zekerheidvolgens art. 15, 2° van het Koninklijk Besluitvan 28 november 1969.
2 8
J A A R B O E K 2 0 0 6J A A R B O E K 2 0 0 6
Aanwendingen van middelen
Financiering in k €
1991 % 1995 % 2000 % 2006 % 2007** %
Vlaamse Gemeenschap* 42.717 73 58.104 78 91.175 78 121.038 80 130.643 73
Nationale Loterij 11.924 20 11.411 15 10.470 10 11.712 8 11.712 7
Federaal 4.132 7 5.087 7 12.088 10 11.058 7 11.224 6
Fiscale en parafiscale gunstmaatregelen - - 2.504 2 7.607 5 24.754 14
Totaal 58.773 100 74.602 100 116.237 100 151.415 100 178.333 100
Index 100 127 193 258 303
* Met inbegrip van acties Levenslijn en Kom op tegen Kanker (950 k €).
* * Voor 2007 zijn dit geraamde bedragen, waarbij reeds rekening is gehouden met de federale maatregel voor jobcreatie in fundamenteel onderzoek (Fonds Maribel Onderzoek).
1992 1995 2000 2006 2007*
Mandaten 45% 47% 48% 38% 40,3%
Kredieten en Onderzoeksprojecten** 47% 46% 46% 55,5% 53,0%
Internationale samenwerking m.i.v. ESF* 3% 2% 2% 3% 3,0%
Allerlei (administratie, commissies e.d.) 5% 5% 4% 3,5% 3,7%
* o.m. EUROCORES, Scientific Programmes, EURYI, enz.** vanaf 2006: Odysseustoelage inbegrepen.
2 9
aangevraagd
toegekend
Aanvragen en toekenningen in 2006 voor 2007
Reis
beur
zen
voor
cong
ress
enen
verb
lijve
nin
het
buite
nlan
d
Proj
ecte
n&
kred
iete
nbe
drag
enin
100.
000
EUR
Post
doct
oraa
lOnd
erzo
eker
s
Aspi
rant
en
BIO
LOG
ISCH
EW
ETEN
SCH
APPE
N
Aspiranten 64 22Postdoctoraal Onderzoekers 83 35Projecten & kredieten (bedragen in 100.000 EUR) 168 42Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland 268 214
0
100
150
250
300
50
200
Reis
beur
zen
voor
cong
ress
enen
verb
lijve
nin
het
buite
nlan
d
Proj
ecte
n&
kred
iete
nbe
drag
enin
100.
000
EUR
Post
doct
oraa
lOnd
erzo
eker
s
Aspi
rant
en
CULT
UU
R-EN
TAAL
WET
ENSC
HAP
PEN
Aspiranten 123 31Postdoctoraal Onderzoekers 72 21Projecten & kredieten (bedragen in 100.000 EUR) 86 20Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland 234 152
0
100
150
250
50
200
3 0
J A A R B O E K 2 0 0 6J A A R B O E K 2 0 0 6
aangevraagd
toegekend
Reis
beur
zen
voor
cong
ress
enen
verb
lijve
nin
het
buite
nlan
d
Proj
ecte
n&
kred
iete
nbe
drag
enin
100.
000
EUR
Post
doct
oraa
lOnd
erzo
eker
s
Aspi
rant
en
EXAC
TEW
ETEN
SCH
APPE
N
Aspiranten 94 34Postdoctoraal Onderzoekers 93 33Projecten & kredieten (bedragen in 100.000 EUR) 223 60Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland 290 244
0
100
150
250
300
50
200
Reis
beur
zen
voor
cong
ress
enen
verb
lijve
nin
het
buite
nlan
d
Proj
ecte
n&
kred
iete
nbe
drag
enin
100.
000
EUR
Post
doct
oraa
lOnd
erzo
eker
s
Aspi
rant
en
GED
RAG
S-EN
MAA
TSCH
APPI
JWET
ENSC
HAP
PEN
Aspiranten 107 28Postdoctoraal Onderzoekers 80 19Projecten & kredieten (bedragen in 100.000 EUR) 121 29Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland 245 135
0
100
150
250
50
200
3 1
aangevraagd
toegekend
Reis
beur
zen
voor
cong
ress
enen
verb
lijve
nin
het
buite
nlan
d
Proj
ecte
n&
kred
iete
nbe
drag
enin
100.
000
EUR
Post
doct
oraa
lOnd
erzo
eker
s
Aspi
rant
en
MED
ISCH
EW
ETEN
SCH
APPE
N
Aspiranten 162 61Postdoctoraal Onderzoekers 89 32Projecten & kredieten (bedragen in 100.000 EUR) 271 70Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland 280 217
0
100
150
250
300
50
200
Reis
beur
zen
voor
cong
ress
enen
verb
lijve
nin
het
buite
nlan
d
Proj
ecte
n&
kred
iete
nbe
drag
enin
100.
000
EUR
Post
doct
oraa
lOnd
erzo
eker
s
Aspi
rant
en
TOEG
EPAS
TEW
ETEN
SCH
APPE
N
Aspiranten 48 15Postdoctoraal Onderzoekers 28 12Projecten & kredieten (bedragen in 100.000 EUR) 117 31Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland 107 83
0
40
60
120
20
100
80
3 2
J A A R B O E K 2 0 0 6J A A R B O E K 2 0 0 6
aangevraagd
toegekend
Reis
beur
zen
voor
cong
ress
enen
verb
lijve
nin
het
buite
nlan
d
Proj
ecte
n&
kred
iete
nbe
drag
enin
100.
000
EUR
Post
doct
oraa
lOnd
erzo
eker
s
Aspi
rant
en
TOTA
ALFW
O
Aspiranten 598 191Postdoctoraal Onderzoekers 445 152Projecten & kredieten (bedragen in 100.000 EUR) 986 252Reisbeurzen voor congressen en verblijven in het buitenland 1.424 1.045
0
300
600
900
1200
1500
3 3
In functie op 1 oktober 2006
Biologische wetenschappen 73Cultuur- en taalwetenschappen 117Exacte wetenschappen 128Gedrags- en maatschappijwetenschappen 99Medische wetenschappen 193Toegepaste wetenschappen 56
Aantal Aspiranten: per gebied
Biologische wetenschappen 114Cultuur- en taalwetenschappen 96Exacte wetenschappen 136Gedrags- en maatschappijwetenschappen 65Medische wetenschappen 134Toegepaste wetenschappen 44
Aantal Postdoctoraal Onderzoekers: per gebied
3 4
J A A R B O E K 2 0 0 6J A A R B O E K 2 0 0 6
Personeel 46.019.557 €Uitrusting 4.663.734 €Werking 22.041.555 €
Besteding aan projecten: totaal
In functie op 1 januari 2007
Biologische wetenschappen 5.246.620 €Cultuur- en taalwetenschappen 6.106.300 €Exacte wetenschappen 10.003.887 €Gedrags- en maatschappijwetenschappen 8.177.600 €Medische wetenschappen 9.294.530 €Toegepaste wetenschappen 7.190.620 €
Projecten per gebied: personeel
3 5
Biologische wetenschappen 783.400 €Cultuur- en taalwetenschappen 0 €Exacte wetenschappen 1.856.259 €Gedrags- en maatschappijwetenschappen 85.000 €Medische wetenschappen 1.395.975 €Toegepaste wetenschappen 543.100 €
Projecten per gebied: uitrusting
Biologische wetenschappen 3.816.242 €Cultuur- en taalwetenschappen 733.900 €Exacte wetenschappen 3.274.382 €Gedrags- en maatschappijwetenschappen 1.007.550 €Medische wetenschappen 11.525.598 €Toegepaste wetenschappen 1.683.883 €
Projecten per gebied: werking
3 6
J A A R B O E K 2 0 0 6
Biologische wetenschappen 65Cultuur- en taalwetenschappen 116Exacte wetenschappen 163Gedrags- en maatschappijwetenschappen 158Medische wetenschappen 79Toegepaste wetenschappen 139
Wetenschappelijke personeelsleden per wetenschapsgebied
Technische personeelsleden per wetenschapsgebied
Biologische wetenschappen 52Cultuur- en taalwetenschappen 0Exacte wetenschappen 37Gedrags- en maatschappijwetenschappen 0Medische wetenschappen 133Toegepaste wetenschappen 3
3 7
Mandaten 40,3 %Projecten 53,0 %Administratief beheer 3,7 %Reisbeurzen, internationale contacten 2,0 %ESF, EURYI, internationale samenwerking 1,0 %
3 8
J A A R B O E K 2 0 0 6
O P D R A C H T
Het doel van het Fonds Wetenschappelijk
Onderzoek – Vlaanderen (FWO) is, histo-
risch en statutair, het bevorderen van
het wetenschappelijk onderzoek in de
verschillende Gemeenschappen in België.
Het FWO heeft geen filosofische of poli-
tieke doctrine en maakt geen enkel
onderscheid tussen geleerden en vorsers
op basis van geloof, opvattingen, of de
instelling waaraan ze verbonden zijn.
De huidige beheersovereenkomst (2004-
2007), die afgesloten werd tussen de
Vlaamse Gemeenschap en het FWO,
bepaalt de missie als volgt: “De taak
van het Fonds is het stimuleren en
ondersteunen van het kennisgrensverleg-
gend fundamenteel wetenschappelijk
onderzoek in alle wetenschapsgebieden
aan de universiteiten in de Vlaamse
Gemeenschap (inclusief samenwerkings-
verbanden tussen de Vlaamse universi-
teiten en andere onderzoeksinstellingen),
op basis van wetenschappelijke interuni-
versitaire competities.”
Dit fundamenteel onderzoek wordt
gedragen door uitmuntende en hoogge-
specialiseerde onderzoekers. Het ligt aan
de basis van nieuwe kennis en know-
how en heeft een grote maatschappelij-
ke en culturele waarde. Op langere ter-
mijn zal deze kennis en het gevormde
menselijke kapitaal de basis leggen voor
het gericht, toegepast, technologisch,
strategisch, beleidsondersteunend en
-voorbereidend onderzoek. Dit onderzoek
komt dus de volledige gemeenschap en
de maatschappij ten goede door het
scheppen van welvaart en welzijn.
In tegenstelling tot andere onderzoeks-
types kan het fundamenteel onderzoek
enkel rekenen op overheidssteun omdat
het zelden op korte termijn tot economi-
sche valorisatie leidt. De mandaathouders
van het Fonds worden erg streng gese-
lecteerd en krijgen optimale kansen om
een vorming van internationaal erkend
hoog niveau te bereiken. Het mandaten-
bestand van het FWO is niet alleen een
belangrijke kweekschool van toekomstige
academici en toponderzoekers, maar ook
vaak de start naar een vruchtbare loop-
baan buiten de academische en onder-
zoekswereld.
Niet-gouvernementele ‘research councils’
zijn in Europa een traditie. Dit blijkt uit
het feit dat de European Science
Foundation (ESF) 76 dergelijke instellingen
uit 30 landen omvat. Ook het FWO is lid
van ESF en betrokken bij verschillende
Europese onderzoeksinitiatieven. ESF telt
zeer gevarieerde instellingen, maar de
constante is de ondersteuning van het
fundamenteel onderzoek met overheids-
geld via onafhankelijke instellingen.
De inbreng van de wetenschappelijke
gemeenschap als initiatiefnemer en eva-
luatieorgaan is daarbij een onmisbare
factor.
Het FWO is het centrale orgaan en
mediator tussen de overheid en de
Vlaamse wetenschappelijke gemeenschap
voor fundamenteel onderzoek op initia-
tief van de onderzoekers en via interuni-
versitaire wetenschappelijke competitie.
3 9
O N D E R Z O E K
1. Het FWO geeft financiële steun aan individuele onderzoekers
onder de vorm van:
• Mandaten voor Aspiranten 2x2 jaar
• Bijzondere Doctoraatsbeurzen 1 jaar
• Klinische Doctoraatsbeurzen 2 jaar halftijds
• Mandaten voor Postdoctorale Onderzoekers 3x3 jaar
• Fundamenteel Klinische Mandaten 2x5 jaar halftijds
• Kredieten aan Navorsers 1 jaar
• Reisbeurzen
- Bijwonen van congressen in het buitenland
- Korte en langere studieverblijven in het buitenland
• Mobiliteit van onderzoekers
- Verblijf Postdoctorale Onderzoekers FWO in het buitenland
(mobiliteitstoelagen)
- Visiting Postdoctoral Fellowships
- Bilaterale uitwisselingsprojecten
2. Het FWO betoelaagt onderzoeksteams via:
• Onderzoeksprojecten 3-4 jaar, verlengbaar (omvattend:
personeel, werking en uitrusting)
- de ondersteuning van projecten aan grote internationale
onderzoeksfaciliteiten o.a. CERN, ESRF-Grenoble met
DUBBLE, Mercator telescoop-La Palma, DESY-Hamburg, …
- Odysseusprojecten
• Middelgrote en grote uitrusting (m.i.v. corpora en databanken)
zal worden ondergebracht in het toekomstige Herculesprogramma. (De omschrijving van al deze initiatieven kan
gevonden worden op de website:
http://www.fwo.be.)
3. Het FWO stimuleert nationale en internationale samenwerking
door steun toe te kennen voor:
• Wetenschappelijke Onderzoeksgemeenschappen
• Organisatie van congressen in België
• Sabbatical leaves voor Vlaamse professoren
• Deelname aan onderzoeksinitiatieven en samenwerking in het
raam van de European Science Foundation (ESF)
- European Collaborative Research Projects (EUROCORES)
- European Young Investigator awards (EURYI-awards)
- Exploratory workshops
- European Research Conferences
- Research Networking Programmes
- Related expert groups
- Forward looks
4 0
J A A R B O E K 2 0 0 6
P R I J Z E N
Vijfjaarlijkse prijzen van het FWO
Dankzij schenkingen en legaten werden volgende prijzen ingesteld:
• 2 prijzen Dr. A. De Leeuw-Damry-Bourlart, één voor de exacte
wetenschappen en één voor de toegepaste wetenschappen
• 2 prijzen Dr. Joseph Maisin, één voor de fundamenteel bio-
medische wetenschappen en één voor de klinisch biomedische
wetenschappen
• de prijs Ernest John Solvay voor de taal-, cultuur-, maatschappij-
en gedragswetenschappen
De prijzen bedragen 100.000 EUR en worden om de vijf jaar uit-
gereikt (volgende selectie in 2010). Qua belangrijkheid kunnen
ze beschouwd worden als ‘Vlaamse Nobelprijzen’. De Raad van
Bestuur van het FWO doet voor de wetenschappelijke evaluatie
een beroep op jury’s die uitsluitend samengesteld zijn uit bui-
tenlandse experts van hoog wetenschappelijk niveau. De prijzen
worden tijdens een officiële plechtigheid door Z.M. de Koning
uitgereikt.
Prijzen via mecenaat
Het privé-mecenaat is een kans voor bedrijven e
Recommended