View
4
Download
0
Category
Preview:
Citation preview
+Lekstroom
Invoeringsstrategie
Speelveld, effecten,
scenario’s, visie en aanpak
Invoering Participatiewet
Regio Lekstroom
2 maart 2014
Versie 1.4
+
2
Samenvatting
Sociaal domein in beweging
Mensen die meedoen in de samenleving, zich inzetten voor een ander, die hun talenten ontwikkelen en
die op eigen benen kunnen staan. Dat is wat we graag zien. Het is goed voor mensen individueel en
voor de samenleving als geheel. Toch lukt dat, door uiteenlopende oorzaken, niet bij iedere inwoner.
Gelukkig is er dan ondersteuning mogelijk. Het mooiste is het als mensen in de eigen omgeving of
elders in de samenleving die ondersteuning invullen. En anders is er ondersteuning vanuit de overheid.
Die ondersteuning gaat ingrijpend veranderen in de komende jaren. Gemeenten krijgen een grotere
verantwoordelijkheid op het gebied van werk, jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning en moeten
die verantwoordelijkheid uitvoeren met minder middelen. Gemeenten moeten dat doen onder een
gesternte waarin de behoefte aan die ondersteuning eerder lijkt te groeien dan te dalen. Om hierop in
te spelen zal het sociale domein de komende jaren ingrijpend veranderen onder regie van de
gemeenten.
Effecten van de Participatiewet
Op 1 januari 2015 wordt naar verwachting de Participatiewet van kracht. De doelstelling van de wet is
om iedereen met arbeidsvermogen naar zo regulier mogelijk werk toe te leiden. Daarnaast is er in april
2013 een sociaal akkoord gesloten tussen Kabinet en de sociale partners. De belangrijkste wijzigingen:
De Wwb heet vanaf 1 januari 2015 ‘Participatiewet’. De gemeente blijft verantwoordelijk
voor de uitvoering. En ook in de systematiek van de wet veranderd weinig.
De Wajong wordt aangescherpt. Alleen wie duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is komt er
nog voor in aanmerking. Dit zorgt voor een toename van het beroep op de bijstand.
De zittende populatie in de Wajong wordt herkeurd op het nieuwe criterium. Wie niet aan het
nieuwe criterium voldoet krijgt een lagere Wajong uitkering. UWV blijft voor deze groep
verantwoordelijk.
Er is geen instroom meer in de Wsw met ingang van 1 januari 2015. Mensen die op 1 januari
2015 een dienstbetrekking hebben, houden wel rechten. De wachtlijst vervalt. De Rijksbijdrage
Wsw vervalt. De middelen gaan (met bezuinigingen) over naar het re-integratiebudget.
De gemeenten krijgen meer beleidsruimte om loonkostensubsidie (ook beschut werk) in te
zetten voor mensen met een beperking.
De Participatiewet heeft ingrijpende gevolgen voor de Lekstroom-gemeenten, zo laat het
toekomstbeeld bij ongewijzigd beleid zien:
De doelgroep neemt in totaal toe met ongeveer 22%. Daarbinnen stijgt de doelgroep van
mensen in de bijstand met 31% en daalt de doelgroep Wsw-oud met bijna 20%.
De doelgroep wordt niet alleen groter, maar ook complexer. De aanscherping van de Wajong
veroorzaakt een toename van het aantal mensen in de bijstand die (langdurig) behoefte
hebben aan ondersteuning.
Het budget wordt ontschot, maar het totale budget dat wij beschikbaar hebben om mensen te
ondersteunen bij hun deelname aan de arbeidsmarkt neemt af met bijna 17%.
+
3
In 2018 gaat zonder bijsturing ongeveer 85% van het gebundelde re-integratiebudget naar de
uitvoering van Wsw-oud.
Als gevolg daarvan is er voor re-integratie van mensen in de bijstand veel minder beschikbaar,
gemiddeld daalt het budget met bijna 50% naar een bedrag van € 630 per bijstandsuitkering.
Er is al sprake van een tekort op de uitvoering van de Wsw. Bij ongewijzigd beleid leggen de
gemeenten (met uitzondering van de gemeente Houten) al bijna € 2,2 miljoen per jaar bij uit
eigen middelen.
Zonder bijsturing zullen de gemeenten (en de uitvoerder WIL) genoodzaakt zijn om in de ondersteuning
van mensen in de bijstand vergaande prioritering door te voeren. Deze prioritering betekent een
verhoging van het risico van de gemeenten op het inkomensdeel. We kunnen aannemen dat een lagere
inzet op ondersteuning van mensen in de bijstand effect zal hebben op het aantal uitkeringen en de
uitkeringskosten van de gemeenten.
Een bijkomend sociaal effect is dat een groot deel van de bijstandsgroep inactief zal zijn en /of een
groter beroep gedaan moet worden op andere voorzieningen van de gemeenten om deze groepen te
activeren en deel te laten nemen aan de samenleving. Indirect kunnen ook andere sociale effecten
optreden, zoals isolement en overlastsituaties. Economische gevolgen kunnen zijn: een lagere
koopkracht en minder aantrekkelijk vestigingsklimaat voor winkels en bedrijven.
Onze visie: een werkplek naar vermogen voor zoveel mogelijk mensen
De Lekstroom-gemeenten maken zich sterk om iedereen naar vermogen te laten deelnemen aan de
samenleving. In de eerste plaats gaan wij daarbij uit van wat mensen zelf kunnen, van hun talenten en
mogelijkheden. In de tweede plaats van de omgeving van mensen, van kansen die er zijn om daarvan
gebruik te maken. In de derde plaats is er ondersteuning van de gemeente en andere partijen in het
sociale domein.
Wij hanteren deze uitgangspunten ook op het terrein van werk en inkomen. Iedereen heeft talenten en
capaciteiten. Dat is het centrale uitgangspunt. Talenten en capaciteiten die van grote waarde zijn voor
mensen zelf, maar ook voor de arbeidsmarkt. Wij willen dat zoveel mogelijk mensen een werkplek
hebben die past bij wat zij kunnen. Dat is het doel dat wij met de Participatiewet nastreven.
Dit doel streven wij niet alleen na voor mensen met een volledig of hoog verdienvermogen. Ook
mensen met een lager verdienvermogen willen wij naar vermogen laten deelnemen aan de
arbeidsmarkt, ook als daar langdurige ondersteuning voor nodig is, dat geldt ook voor mensen met een
(meer permanente) beperking. Die groep wordt groter in de komende jaren. We willen daar op blijven
inzetten, niet alleen voor de huidige Wsw-doelgroep, maar ook voor jonggehandicapten met
gedeeltelijk arbeidsvermogen die straks geen beroep meer kunnen doen op de Wajong en de mensen
die nu al een beroep doen op de bijstand.
Samen met werkzoekenden en werkgevers
Wij realiseren deelname aan de arbeidsmarkt uiteindelijk niet, werkzoekenden en werkgevers doen dat
zelf. Wij verwachten van iedere werkzoekende bijvoorbeeld dat hij of zij zich naar vermogen inzet om
werk te verkrijgen en werk te aanvaarden, zich naar vermogen inzet om zijn kansen en verdiencapaciteit
te vergroten en gebruik maakt van de ondersteuning die daarbij kan helpen.
+
4
Van werkgevers verwachten wij dat zij waar mogelijk gebruik maken van de talenten en capaciteiten van
de doelgroep en hun verdiencapaciteit ten behoeve van de organisatie zo goed mogelijk benutten. Ook
verwachten wij dat zij in dat kader hun werknemers begeleiden en ondersteunen bij het uitvoeren van
hun functie en dat zij investeren in de arbeidsbekwaamheid van hun werknemers.
Als gemeenten bieden wij brede ondersteuning aan werkzoekende en werkgever. Naast begeleiding en
coaching voor de werkzoekende en accountmanagement naar werkgevers organiseren wij tijdelijke
ondersteuning in de vorm van onder andere training, scholing, arrangementen, werkervaringsplaatsen,
het starten van een onderneming en tijdelijke loonkostensubsidie. Ook organiseren wij langdurige
ondersteuning in de vorm van onder andere langdurige loonkostensubsidie, detachering, jobcarving,
bepaling van verdiencapaciteit, aanpassing van de werkplek en no risk polis.
Ten behoeve van de hele doelgroep organiseren wij bovendien de wettelijke taken. Het gaat hierbij om
de wettelijke taken die samenhangen met de beoordeling, toekenning, handhaving, administratie en
uitbetaling van de bijstandsuitkering (exclusief de bijstandsuitkering zelf) en het aanbieden van
ondersteuning bij het realiseren van arbeidsdeelname (exclusief de ondersteuning zelf).
Wij nemen actief deel aan het netwerk in het sociale domein. Onderwerpen zoals de uitwisseling van
signalen met andere professionals en een gecoördineerde aanpak bij meervoudige problematiek zijn
daarbinnen belangrijke thema’s. De uitwerking hiervan zal (mede op basis van pilots en experimenten)
in de komende periode plaatsvinden in samenhang met de andere transities (Jeugdzorg, WMO).
Daarnaast zal WIL participeren in de regionale samenwerking (in Utrecht Midden) rondom de
Werkbedrijven, de garantstelling van werkgevers en andere kansen om werkplekken binnen en buiten
de gemeentegrenzen te realiseren.
Omvorming Wsw is randvoorwaarde
Onze visie ‘een werkplek naar vermogen voor zoveel mogelijk mensen’ is alleen mogelijk als de Wsw
wordt omgevormd. Dan kunnen meer mensen gebruik maken van ondersteuning, in het bijzonder
mensen met behoefte aan tijdelijke en langdurige ondersteuning. Van belang is dat we komen tot een
uitvoering van Wsw-oud die:
• maximaal bijdraagt aan het plaatsen van Wsw-ers bij reguliere werkgevers;
• daarbij de aanwezige verdiencapaciteit zo goed mogelijk benut;
• rekening houdt met de (wettelijke) rechten en plichten van Wsw-ers;
• efficiënt en samenhangend wordt uitgevoerd in relatie tot de gehele participatiewet;
• gebruik maakt van bestaande kennis en expertise (van SW bedrijven);
• leidt tot lagere kosten.
• rekening houdt met de afbouw van de uitvoering van de Wsw-oud in de komende jaren.
Verkennen toekomst uItvoering Wsw
Nu is de uitvoering van Wwb en Wsw gescheiden. En dat betekent bijvoorbeeld dat werkgevers te
maken hebben met verschillende contactpersonen en er soms concurrentie is tussen de
uitvoeringsorganisaties als het gaat om het invullen van een werkplek. Ook vanuit sturingsoogpunt lijkt
het hebben van drie uitvoeringsorganisaties (GR WIL, GR PAUW en een subsidierelatie van Houten met
UW Bedrijven) voor de uitvoering van wat straks één wet en één budget is, niet efficiënt en niet effectief.
+
5
Bovendien dienen gemeenten hun dienstverlening aan werkgevers, maar ook afspraken in regionaal
verband te organiseren in arbeidsmarktregio’s. De Lekstroomgemeenten vallen onder Utrecht Midden.
Maar de gemeenten De Ronde Venen en Stichtse Vecht vallen onder respectievelijk Groot Amsterdam
en Gooi- en Vechtstreek. Deze gemeenten vallen weliswaar niet onder de Lekstroom, maar wel onder de
GR PAUW Bedrijven.
Daarnaast is het een gegeven dat de instroom in de Wsw stopt en dat er sprake is van een sterfhuis. Het
aantal Wsw-plekken gaat met ongeveer 6% per jaar dalen. Ook op dit gegeven zal moeten worden
ingespeeld. Aan de hand van deze invoeringsstrategie zal een verkenning worden uitgevoerd naar
alternatieve opties voor de toekomstige uitvoering van de Wsw, binnen het kader van de
Participatiewet.
Voorstel
De invoering van de Participatiewet heeft effect op verschillende terreinen. Op diverse onderdelen moet
beleid nader worden uitgewerkt en vastgesteld om te komen tot een optimale implementatie. Deze
invoeringsstrategie geeft richting en is de routekaart. Deze route loopt in een aantal gevallen verder dan
1 januari 2015. Wat klaar moet zijn op deze datum is uiteraard gereed. Het jaar 2015 wordt gezien als
een overgangsjaar naar de definitieve fase. Dit kan aangezien de gevolgen in 2015 zowel inhoudelijk als
financieel van de nieuwe wet nog gering zijn.
Voor een goede implementatie van de participatiewet wordt voorgesteld om:
1. In te stemmen met de Invoeringsstrategie Participatiewet Lekstroom met als visie ‘een
werkplek naar vermogen voor zoveel mogelijk mensen met ondersteuningsmogelijkheden voor
een brede doelgroep’.
2. Een verkenning uit te laten voeren naar alternatieve mogelijkheden voor de toekomstige
uitvoering van de Wsw en een plan van aanpak op te stellen voor de vervolgstappen.
3. Vooralsnog de component Wsw-oud binnen het per 1 januari 2015 gebundelde re-
integratiebudget aan te houden voor budgettering van PAUW Bedrijven en UW Bedrijven.
4. Vooralsnog de overige componenten (niet zijnde Wsw-oud) binnen het per 1 januari 2015
gebundelde re-integratiebudget aan te houden voor budgettering van WIL.
5. WIL opdracht geven om, samen met de gemeenten en de Wsw-bedrijven, binnen het onder
punt 4 genoemde kader, de gevolgen van de Participatiewet voor haar beleid en
dienstverlening in beeld te brengen, deze te vertalen in de bestaande beleid- en
begrotingscyclus.
+
6
6. WIL opdracht geven om, samen met de Wsw-bedrijven en de gemeenten, in de
arbeidsmarktregio afspraken te maken over het verzilveren van de werkplekken voor mensen
met een beperking en mede-invulling te geven aan het arbeidsmarktplatform / werkbedrijf
voor Utrecht Midden.
De werkgroep Transitie Werk Lekstroom houdt regie op het implementatie proces van de
Participatiewet zoals beschreven in deze invoeringsstrategie. Deze werkgroep ressorteert onder het
bestuurlijk Platform Sociaal Domein Lekstroom. In deze werkgroep zijn alle Lekstroom gemeenten
vertegenwoordigd. Ten behoeve van de strategische uitwerking wordt samen gewerkt met de
ketenpartners (WIL, PAUW Bedrijven en UW Bedrijven) en gebruik gemaakt van de hierbinnen
beschikbare expertise.
Belangrijkste eerstvolgende stap is de afronding van de verkenning (beslispunt 2) en het maken van
een plan van aanpak voor het vervolgtraject. Besluitvorming daarover zou in mei 2014 gerealiseerd
moeten zijn. Wij verwachten besluitvorming over de strategische vraagstukken medio 2015 afgerond te
hebben, waarna implementatie kan starten. De Werkgroep Transitie Werk Lekstroom wordt daarnaast
door WIL betrokken bij de voorbereiding op de Participatiewet (punten 5 en 6) en de vertaling hiervan
in beleid en begroting.
+
7
Inhoud
Samenvatting ................................................................................................................................................................................. 2
Inhoud ............................................................................................................................................................................................... 7
1 Inleiding ................................................................................................................................................................................... 9
1.1 Sociaal domein in beweging .................................................................................................................................... 9
1.2 Transitie Werk en Inkomen ....................................................................................................................................... 9
1.3 Opdracht voor transformatie.................................................................................................................................. 10
1.4 Gehanteerde werkwijze ............................................................................................................................................ 10
1.5 Opbouw van dit document ..................................................................................................................................... 11
2 Het huidige speelveld ....................................................................................................................................................... 12
2.1 Wet werk en bijstand ................................................................................................................................................. 12
2.2 Wet sociale werkvoorziening .................................................................................................................................. 13
2.3 Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten ............................................................................. 14
2.4 Overige regelingen .................................................................................................................................................... 14
2.5 Samenwerking in de arbeidsmarktregio ............................................................................................................ 15
2.6 Samenwerking in het sociale domein ................................................................................................................. 15
3 Wijzigingen als gevolg van de Participatiewet ........................................................................................................ 16
3.1 Wwb wordt Participatiewet ..................................................................................................................................... 16
3.2 Wajong wordt aangescherpt .................................................................................................................................. 16
3.3 Wsw wordt afgeschaft .............................................................................................................................................. 16
3.4 Werken naar vermogen ............................................................................................................................................ 17
3.5 Samenwerking in de arbeidsmarktregio ............................................................................................................ 17
3.6 Overige ontwikkelingen ........................................................................................................................................... 18
4 Effecten van de participatiewet ..................................................................................................................................... 19
4.1 De doelgroep wordt groter ..................................................................................................................................... 19
4.2 De doelgroep wordt complexer ............................................................................................................................ 20
4.3 Het budget wordt kleiner ........................................................................................................................................ 21
4.4 Kosten per Wsw-plek stijgen .................................................................................................................................. 21
4.5 Ruimte voor re-integratie bijstand neemt verder af ...................................................................................... 22
4.6 Eigen bijdrage gemeente ......................................................................................................................................... 23
4.7 Sociale en financiële consequenties .................................................................................................................... 24
+
8
5 Alternatieve scenario’s ................................................................................................................................................... 27
5.1 Wat willen wij bereiken? ........................................................................................................................................... 27
5.2 Wat mag het kosten? ................................................................................................................................................ 27
5.3 Wat zijn de scenario’s? .......................................................................................................................................... 28
6 Wat is onze visie? ............................................................................................................................................................... 30
6.1 Een werkplek voor zoveel mogelijk mensen ..................................................................................................... 30
6.2 Brede ondersteuning mogelijk maken ................................................................................................................ 30
6.3 Budgetneutraal uitgevoerd ..................................................................................................................................... 31
6.4 Samen met werkzoekenden en werkgevers...................................................................................................... 31
6.5 Ondersteuning op maat ........................................................................................................................................... 32
6.6 Loonkostensubsidie en beschut werk ................................................................................................................. 33
6.7 Meer plaatsingsmogelijkheden creëren ............................................................................................................. 34
6.8 Actief in het sociale domein ................................................................................................................................... 34
6.9 Omvorming Wsw-oud .............................................................................................................................................. 35
6.10 Verkennen toekomst uitvoering ......................................................................................................................... 36
7 Van visie naar realisatie .................................................................................................................................................... 37
7.1 Beslispunten ................................................................................................................................................................. 37
7.2 Toelichting op de beslispunten ............................................................................................................................. 37
7.3 Planning en werkwijze .............................................................................................................................................. 39
Bijlagen ........................................................................................................................................................................................... 40
A Aantal bijstandsuitkeringen 2008-2013 (paragraaf 2.1) .................................................................................. 40
B Aantal Wsw-plekken 2008-2013 (paragraaf 2.2) ................................................................................................ 40
C Aantal Wajongers 2008-2013 (paragraaf 2.3) ..................................................................................................... 40
D Prognose bijstandsuitkeringen 2013-2018 (paragraaf 4.1) ............................................................................ 41
E Prognose Wsw-plekken 2013-2018 (paragraaf 4.1) .......................................................................................... 41
F Prognose re-integratiebudget 2013-2018 (paragraaf 4.3) .............................................................................. 41
G Prognose kosten Wsw-oud 2013-2018 (paragraaf 4.4) ................................................................................... 42
H Prognose restant re-integratiebudget bijstand 2013-2018 (paragraaf 4.5) ............................................. 43
I Prognose gemiddeld restant re-integratiebudget bijstand 2013-2018 (paragraaf 4.5) ........................ 44
J Prognose eigen bijdrage op Wsw-oud 2013-2018 (paragraaf 4.6) .............................................................. 44
+
9
1 Inleiding
1.1 Sociaal domein in beweging
Mensen die meedoen in de samenleving, zich inzetten voor een ander, die hun talenten ontwikkelen en
die op eigen benen kunnen staan. Dat is wat we graag zien. Het is goed voor mensen individueel en
voor de samenleving als geheel. Toch lukt dat, door uiteenlopende oorzaken, niet bij iedere inwoner.
Gelukkig is er dan ondersteuning mogelijk. Het mooiste is het als mensen in de eigen omgeving of
elders in de samenleving die ondersteuning invullen. En anders is er ondersteuning vanuit de overheid.
Een deel van die ondersteuning heeft betrekking op werk en inkomen. De optimale levensloop van
mensen laat een ontwikkeling zien waarin mensen eerst onderwijs volgen, daarna op de arbeidsmarkt
een eigen inkomen verdienen en uiteindelijk kunnen genieten van een pensioen. Toch verloopt het niet
altijd zo. Schoolverlaters vinden soms geen werk, mensen worden soms werkloos, worden langdurig
ziek en / of vinden soms moeilijk weer een baan. Gelukkig kennen we in Nederland een sociale
zekerheid die deze mensen opvangt en die mensen ondersteunt in de vorm van een uitkering en
ondersteuning bij het vinden van werk.
De sociale zekerheid in Nederland groeit steeds meer toe naar twee hoofdbestanddelen. De eerste
bestandsdeel heeft betrekking op de arbeidsongeschiktheid. Op dit moment kennen we nog
verschillende regelingen op dat gebied, maar zichtbaar is dat die regelingen steeds meer naar elkaar
toegroeien. De toegang tot die regelingen wordt steeds meer beperkt tot de mensen die volledig (meer
dan 80%) en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Het tweede bestandsdeel heeft betrekking op
werkloosheid. Daarin zien we nog steeds de Werkloosheidswet (WW) als belangrijke regeling, maar ook
de toegang en de duur van de WW wordt steeds verder beperkt.
1.2 Transitie Werk en Inkomen
De Wet werk en bijstand (Wwb) is het vangnet van de sociale zekerheid. De Wwb is in principe een soort
garantie dat niemand zonder inkomen en ondersteuning komt te zitten. Wie geen ander inkomen heeft
kan er een beroep op doen. Door aanscherpingen in andere regelingen binnen de sociale zekerheid
ontwikkelt Wwb zich steeds meer van een vangnet naar een brede regeling voor iedereen die (geheel of
gedeeltelijk) kan werken, maar geen werk heeft. De uitvoering van de Wwb is een verantwoordelijkheid
van de gemeenten.
Op 1 januari 2015 krijgt de Wet werk en bijstand een nieuwe naam: ‘Participatiewet’. Samen met die
naamswijziging worden nog een aantal belangrijke wijzigingen doorgevoerd in de sociale zekerheid. In
de eerste plaats wordt de Wajong aanscherpt en uitsluitend nog toegankelijk gemaakt voor mensen die
volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. In de tweede plaats wordt de Wet sociale werkvoorziening
afgeschaft. Deze wijzigingen hebben direct effect op de omvang van de bijstand.
De Lekstroom-gemeenten willen krachtig invulling blijven geven aan het bevorderen van de
arbeidsdeelname van hun inwoners, in het bijzonder inwoners die een beroep doen op de bijstand. De
gemeenten zijn daar goed toe in staat, zo hebben zij in voorgaande jaren laten zien. Het is ook niet voor
+
10
niets dat het Rijk de gemeenten een steeds grotere verantwoordelijkheid geeft binnen de sociale
zekerheid. Die grotere verantwoordelijkheid gaat echter wel gepaard met steeds minder budget en een
groeiend beroep op de bijstand. En dat stelt de gemeenten voor een grote uitdaging, die niet zonder
gevolgen kan blijven.
De Lekstroom-gemeenten willen die uitdaging zorgvuldig en weloverwogen ter hand nemen en daarbij
voor ogen houden dat zij zoveel mogelijk mensen kansen willen bieden op deelname aan de
arbeidsmarkt. In deze invoeringsstrategie zetten de Lekstroom-gemeenten uiteen wat zij zien als de
belangrijkste uitdagingen, welke visie zij hebben op de toekomst en hoe zij die willen realiseren.
1.3 Opdracht voor transformatie
De Lekstroom-gemeenten willen zich goed voorbereiden op de invoering van de Participatiewet (verder:
inclusief het sociaal akkoord). De opdracht was het ontwikkelen van een gezamenlijke
invoeringsstrategie. De invoeringsstrategie beschrijft op hoofdlijnen de gezamenlijke uitgangspunten
ten aanzien van de toekomstige uitvoering van de Participatiewet. De invoeringsstrategie is daarnaast
een procesbeschrijving voor verdere uitwerking, besluitvorming en implementatie.
1.4 Gehanteerde werkwijze
Deze opdracht valt binnen het kader van de samenwerkingsovereenkomst die de Lekstroom-gemeenten
hebben gesloten om te komen tot nauwere samenwerking in het sociale domein, ten aanzien van de
decentralisaties Werk, Jeugdzorg en Awbz. Op basis van deze overeenkomst is er een regionale
projectstructuur opgezet die moet leiden tot consistente sturing op proces en inhoud in de
afzonderlijke transities en in de samenhang daartussen.
Bestuurlijk opdrachtgever
Er is een bestuurlijk overleg ingesteld waarin de betrokken wethouders van de 3D’s zijn
vertegenwoordigd. Dit bestuurlijk overleg fungeert als bestuurlijk opdrachtgever.
Ambtelijk opdrachtgever
Er is een overleg van gemeentesecretarissen ingesteld en transitiecoördinatoren per gemeente.
Per transitie is er één gemeentesecretaris die fungeert als ambtelijk opdrachtgever.
Opdrachtgever voor deze opdracht is de gemeentesecretaris van de gemeente Lopik.
Opdrachtnemer: werkgroep
Opdrachtnemer van deze opdracht is de Werkgroep transitie Werk Lekstroom. Deze werkgroep
bestaat uit beleidsadviseurs van de gemeenten. De beleidsadviseur van de gemeente IJsselstein
is trekker van de werkgroep.
Consultatie: gemeenteraden, doelgroep, uitvoering en collega-gemeenten
De gemeenteraden en de doelgroep zijn geïnformeerd over de belangrijkste vraagstukken die
volgen uit de Participatiewet en gevraagd om mee te denken over oplossingsrichtingen. Ook is
+
11
gesproken met WIL, Pauw Bedrijven en UW Bedrijven. Tot slot zijn de gemeente Ronde Venen
en Stichtse Vecht betrokken, omdat zij deel uit maken van de GR PAUW Bedrijven.
1.5 Opbouw van dit document
Dit document is als volgt opgebouwd:
In het 2e hoofdstuk wordt ingegaan op het huidige speelveld. Het laat zien hoe het huidige
speelveld er uit ziet, wat daarbinnen de belangrijkste regelingen, budgetten en organisaties zijn
en hoe zij worden aangestuurd. Ook wordt de bestaande samenwerking in de
arbeidsmarktregio en het sociale domein benoemd.
In het 3e hoofdstuk schetsen we de belangrijkste wijzigingen als gevolg van de Participatiewet,
zoals die zijn opgenomen in het wetsvoorstel dat we nu kennen.
Het 4e hoofdstuk geeft inzicht in de effecten van de Participatiewet. Daartoe is het
toekomstbeeld geschetst van ongewijzigd beleid in 2018 aan de hand van de ontwikkeling van
de doelgroep, het budget en de kosten. Op basis daarvan zijn de sociale en financiële
consequenties van ongewijzigd beleid in beeld gebracht.
Het 5e hoofdstuk laat alternatieve scenario’s zien voor het ongewijzigde beleid. Daarbij staan
twee vragen centraal: Wat willen wij bereiken? En wat mag dat kosten?
Het 6e hoofdstuk omvat de visie van de Lekstroom-gemeenten op de toekomstige uitvoering
van de Participatiewet. Het gaat in op het doel, de doelgroepen, wat verwacht wordt van de
doelgroep, welke ondersteuning de gemeente wil bieden en hoe de uitvoering er bij voorkeur
uit ziet. Het gaat in op de omvorming van Wsw-oud.. Daarbij gaan we in op het wettelijk kader
dat daarop van toepassing is en welke kaders we willen hanteren ten behoeve van die
omvorming.
Het 7e en laatste hoofdstuk gaat in op de wijze waarop de Lekstroom-gemeenten, bij
vaststelling van deze invoeringsstrategie, willen komen tot daadwerkelijke realisatie en welke
besluiten daartoe nodig zijn.
In de bijlage zijn gedetailleerde overzichten opgenomen per gemeente ten aanzien van de realisatie en
prognoses voor de ontwikkeling van het aantal bijstandsuitkeringen, aantal Wsw-plekken, kosten van
Wsw-oud, totale
re-integratiebudget en het budget voor re-integratie van mensen in de bijstand. Deze vormen een
nadere uitwerking van hetgeen in hoofdstuk 4 is opgenomen (effecten bij ongewijzigd beleid).
+
12
2 Het huidige speelveld
2.1 Wet werk en bijstand
De Lekstroom-gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wwb. Het doel van de Wwb
is om mensen zo snel mogelijk in eigen bestaan te laten voorzien. Mensen zijn in de eerste plaats zelf
verantwoordelijk om alles te doen wat nodig en mogelijk is om dat te realiseren. Pas als zij daartoe niet
in staat zijn is er een aanspraak op ondersteuning van de overheid (in deze: de gemeente) in de vorm
van een bijstandsuitkering en ondersteuning bij arbeidsdeelname.
De Wwb is het vangnet van de sociale zekerheid. Dat wil zeggen dat iemand pas in aanmerking komt
voor de Wwb als er geen andere voorziening of regeling beschikbaar is. Als iemand bijvoorbeeld recht
heeft op WW of een verdienende partner heeft, dan is er in de meeste gevallen geen recht op een
bijstandsuitkering en ondersteuning bij arbeidsdeelname vanuit de gemeente.
Ten behoeve van de Wwb ontvangen de gemeenten twee budgetten van het Rijk:
De gebundelde uitkering inkomensvoorzieningen gemeenten (BUIG), ook wel
‘inkomensdeel’ genoemd en bedoeld om bijstandsuitkeringen uit te financieren. Een tekort
op dat budget, als gevolg van hogere uitkeringslasten, moeten gemeenten in principe uit eigen
middelen aanvullen.
Het SZW-deel binnen het Participatiebudget, ook wel ‘werkdeel’ genoemd. Dit budget is
bedoeld om mensen te ondersteunen bij het (naar vermogen) realiseren van arbeidsdeelname.
De uitvoeringskosten van de Wwb dient de gemeente te financieren uit de algemene middelen van het
gemeentefonds. Het gaat hierbij om de wettelijke taken die samenhangen met de beoordeling,
toekenning, handhaving, administratie en uitbetaling van de bijstandsuitkering (exclusief de
bijstandsuitkering zelf) en het aanbieden van ondersteuning bij het realiseren van arbeidsdeelname
(exclusief de ondersteuning zelf).
De afgelopen jaren kenden de Lekstroom-gemeenten het volgende aantal bijstandsuitkeringen1:
Lekstroom 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Groei
Bijstandsuitkeringen 1.610 1.660 1.700 1.750 1.880 2.103 31%
In totaal is het aantal bijstandsuitkeringen in de Lekstroom-gemeenten in de periode 2008-2013
toegenomen met 31%, Ter vergelijk: in dezelfde periode is het aantal bijstandsuitkeringen in de hele
regio Utrecht Midden met 42% gestegen. Landelijk was de toename 45%.
1 Het betreft hier het gemiddelde aantal bijstandsuitkeringen, inclusief Ioaw en Ioaz. Cijfers CBS Statline.
+
13
De uitvoering van de Wwb hebben de Lekstroom-gemeenten sinds 1 mei 2013 samengebracht in een
nieuwe organisatie ‘Werk en Inkomen Lekstroom’ (verder: WIL). Daarvoor werd de uitvoering van de
Wwb door de gemeenten afzonderlijk gedaan, met uitzondering van Lopik, dat de uitvoering van de
Wwb uitbesteedde aan Nieuwegein. WIL is een Gemeenschappelijke Regeling van de 5 Lekstroom-
gemeenten.
WIL is opgezet als antwoord van de Lekstroom-gemeenten op de Participatiewet. Met WIL hebben de
Lekstroom gemeenten een dienstverleningsconcept op het gebied van Werk en Inkomen neergezet dat
aansluit op de Participatiewet. Dit gaat uit van eigen verantwoordelijkheid en verdienvermogen van
mensen en heeft een sterke inzet op de werkgeversbenadering. WIL heeft in dat kader haar
dienstverlening al ingericht op basis van klantgroepen met verschillende verdiencapaciteit, een
krachtige werkgeversdienstverlening en een efficiënte backoffice. WIL is naast de Wwb ook
verantwoordelijk voor de uitvoering van schuldhulpverlening en de minimaregelingen van de
deelnemende gemeenten.
2.2 Wet sociale werkvoorziening
Gemeenten zijn ook verantwoordelijk voor de Wet sociale werkvoorziening (verder: Wsw). Doel van de
Wsw is om mensen met een arbeidsbeperking te laten deelnemen op de arbeidsmarkt. De toegang tot
de Wsw wordt middels indicatie bepaald door het UWV. De gemeenten zijn vervolgens verantwoordelijk
voor het organiseren van een
Wsw-plek. Gemeenten zijn vrij in de wijze waarop zij die Wsw-plek organiseren.
Ten behoeve van de uitvoering van de Wsw ontvangen de gemeenten een budget van het Rijk: de
Rijksbijdrage Wsw. Aan dit budget is een taakstelling gekoppeld voor het realiseren van een
minimumaantal Wsw-plekken. Als de gemeenten minder Wsw-plekken realiseren, dan wordt de
Rijksbijdrage naar beneden bijgesteld. Een hoger aantal Wsw-plekken is toegestaan, maar dat resulteert
niet in een hogere Rijksbijdrage.
In de afgelopen jaren kenden onze gemeenten het volgende aantal Wsw-plekken2:
Lekstroom 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Groei
Wsw-plekken 406 409 423 408 408 424 4,4%
Niet iedere Wsw-geïndiceerde heeft een Wsw-plek. Een deel staat op de wachtlijst. De wachtlijst voor
alle Lekstroom-gemeenten samen heeft een omvang van 67 personen (stand medio 2013). De omvang
van de Wsw is in de Lekstroom relatief klein in vergelijking met sommige andere gebieden in
Nederland. Met name buiten de Randstad heeft de Wsw een grotere omvang.
De uitvoering van de Wsw is door de gemeenten Lopik, Nieuwegein, Vianen en IJsselstein
ondergebracht binnen PAUW Bedrijven. Dit is een Gemeenschappelijke Regeling van deze gemeenten,
2 Aantal Wsw-plekken op basis van minimumtaakstelling. Realisatie kan licht afwijken. Cijfers POR Wsw.
+
14
samen met de gemeenten De Ronde Venen en Stichtse Vecht. De gemeente Houten heeft de uitvoering
van de Wsw middels een aanwijzingsbesluit en contractafspraken ondergebracht bij UW Holding.
De beide Wsw bedrijven verzorgen de begeleiding en bemiddeling van de doelgroep en organiseren
daarnaast diverse bedrijfsactiviteiten (zoals inpakken, postverwerking, catering, schoonmaak en
groenvoorziening). Een deel van de doelgroep is binnen de eigen bedrijfsactiviteiten ondergebracht.
Een ander deel wordt elders geplaatst met een loonkostensubsidie of tegen een detacheringstarief.
2.3 Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
De uitvoering van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (verder: Wajong) is een
verantwoordelijkheid van het UWV. Doel van de Wajong is om de arbeidsdeelname van mensen die op
jonge leeftijd een ziekte of handicap hebben gekregen te bevorderen. Het UWV biedt daarbij
ondersteuning in de vorm van een Wajong-uitkering en ondersteuning bij arbeidsdeelname. Ten
behoeve van de uitvoering van de Wajong ontvangt het UWV middelen van het Rijk, bedoeld voor de
financiering van Wajong-uitkeringen en de ondersteuning bij de arbeidsdeelname. In de afgelopen
jaren kenden we in de Lekstroom-gemeenten het volgende aantal Wajong-uitkeringen3:
Lekstroom 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Groei
Wajongers 1.370 1.440 1.530 1.660 1.740 1.840 34%
2.4 Overige regelingen
Naast de Wwb, de Wsw en de Wajong zijn er nog diverse andere regelingen binnen de sociale
zekerheid. De belangrijkste regelingen zijn, voor mensen die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd
hebben bereikt:
Ww Werkloosheidswet
Voor mensen die buiten eigen schuld hun baan verliezen. De hoogte van de uitkering hangt af
van het laatstverdiende salaris en heeft een duur van 3 tot 36 maanden afhankelijk van het
aantal opgebouwde arbeidsjaren. Uitvoering door het UWV.
Wia Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
Werknemers die na 2 jaar ziekte minder of niet meer kunnen werken, kunnen een
(gedeeltelijke) WIA-uitkering krijgen. De hoogte van de uitkering hangt onder andere af van
het laatstverdiende salaris, het aantal uren dat werd gewerkt en de mate waarin iemand nog
wel kan werken. Uitvoering door het UWV.
3 Aantal Wajong-uitkeringen in het 2e kwartaal van het betreffende jaar. Cijfers CBS Statline.
+
15
2.5 Samenwerking in de arbeidsmarktregio
De regio Lekstroom maakt deel uit (als 1 van de 5 subregio’s) van de arbeidsmarktregio Utrecht
Midden4. Op dat niveau is in de afgelopen jaren onder andere verder invulling gegeven aan de
dienstverlening richting werkgevers en aan het Actieplan Jeugdwerkloosheid. Ook is het UWV
tegenwoordig in arbeidsmarktregio’s georganiseerd, wat betekent dat inwoners van de
Lekstroomgemeenten voor ondersteuning van het UWV terecht kunnen op het Werkplein in Utrecht.
2.6 Samenwerking in het sociale domein
De ondersteuning van de Lekstroom-gemeenten op het gebied van werk en inkomen staat niet op
zichzelf. Mensen die een beroep doen op die ondersteuning hebben in veel gevallen niet alleen een
ondersteuningsbehoefte op het terrein van werk en inkomen, maar ook op andere terreinen, zoals
maatschappelijke ondersteuning en zorg. Soms is ondersteuning op die terreinen ook nodig om op het
gebied van werk en inkomen verder te komen en doelen te realiseren (en omgekeerd is inzet vanuit
werk en inkomen soms nodig om in maatschappelijke ondersteuning en zorg verder te komen).
In de uitvoering wordt al volop samengewerkt met andere partijen in wijk, stad en regio. Het gaat dan
om onderdelen van de gemeente zelf (zoals de afdelingen en teams die verantwoordelijk zijn voor het
voorkomen van schoolverlaten, economische ontwikkeling en maatschappelijke ondersteuning). Het
gaat ook om (al dan niet door de gemeente gesubsidieerde) instellingen op het gebied van
maatschappelijke ondersteuning en zorg.
In de komende jaren zal het speelveld in het sociale domein een vernieuwde invulling krijgen. Per 1
januari 2015 wordt niet alleen de Participatiewet ingevoerd, maar worden ook alle taken rond Jeugdhulp
en delen van de AWBZ overgeheveld naar de gemeenten. Om ervoor te zorgen dat deze taken op een
goede wijze binnen de Lekstroom-gemeenten landen werken de gemeenten samen.
4 Tot de regio Utrecht Midden behoren de Lekstroom-gemeenten en de gemeenten Zeist, De Bilt, Montfoort, Oudewater, Wijk bij Duurstede,
Utrecht, Bunnik, Stichtse Vecht, Utrechtse Heuvelrug en Woerden.
+
16
3 Wijzigingen als gevolg van de Participatiewet
3.1 Wwb wordt Participatiewet
Het Rijk is van oordeel dat het huidige stelsel van Wajong, Wsw en Wwb te complex is, onbedoelde
bijeffecten heeft en niet past bij de moderne arbeidsmarkt. Bovendien is het stelsel te duur, waardoor
ook het draagvlak ervoor dreigt te verdwijnen. Het stelsel is daarnaast niet activerend genoeg, omdat er
een te grote groep is die wel kan werken, maar niet werkt en daarvoor beperkte ondersteuning kan
krijgen. Er is een kleine groep is die wel werkt, maar die vooral in een dure voorziening werkzaam is. Dat
is oneerlijk, talenten blijven daardoor onbenut en het is niet goed voor de participatie van mensen op
de reguliere arbeidsmarkt.
Op 1 januari 2015 wordt daarom de Participatiewet van kracht. De doelstelling van de wet is om
iedereen met arbeidsvermogen naar zo regulier mogelijk werk toe te leiden. Het wetsvoorstel is gereed
en inmiddels voorgelegd aan de Tweede Kamer. Daarnaast is er in april 2013 een sociaal akkoord
gesloten tussen Kabinet en de sociale partners. In het wetsvoorstel zijn de belangrijkste elementen van
dat sociaal akkoord verwerkt.
De Wwb heet vanaf 1 januari 2015 ‘Participatiewet’. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor de
uitvoering. Ook in de systematiek van de wet veranderd feitelijk niet veel. Gemeenten ontvangen een
budget van het Rijk voor het verstrekken van bijstandsuitkeringen (BUIG / inkomensdeel). Op dat
budget lopen gemeenten risico bij hogere uitkeringslasten. En daarnaast krijgen gemeenten de
beschikking over een re-integratiebudget (werkdeel) voor bevordering van arbeidsdeelname en
terugdringing van uitkeringslasten.
3.2 Wajong wordt aangescherpt
De Wajong is in voorgaande jaren sterk in omvang gestegen. Het Rijk stuurt hier op bij. Het UWV blijft
verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wajong. De criteria voor toegang tot de Wajong worden
aangescherpt. Alleen wie volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, krijgt in het vervolg recht op een
Wajong-uitkering. Wie niet meer voor de Wajong in aanmerking komt, kan een beroep doen op de
Participatiewet. In de afgelopen jaren is de Wajong landelijk jaarlijks met gemiddeld 12.000 uitkeringen
gestegen. Als gevolg van de aangescherpte criteria in de Wajong zal een groot deel van die jaarlijkse
groei worden omgebogen naar de Participatiewet.
3.3 Wsw wordt afgeschaft
De Wsw wordt afgeschaft per 1 januari 2015. Instroom in de Wsw is vanaf die datum niet meer mogelijk.
Er worden met ingang van 1 september 2014 geen indicaties meer afgegeven door het UWV. De
mensen die al een Wsw-plek hebben, houden recht op een (door de gemeente te organiseren)
dienstbetrekking. De peildatum hiervoor is
1 januari 2015. We noemen die groep ‘Wsw-oud’.
+
17
Voor de mensen die op de peildatum geen Wsw-plek hebben vervallen de rechten. Zij kunnen niet meer
instromen. Voor ondersteuning bij arbeidsdeelname valt deze groep terug op de aangewezen instantie.
Dat kan de gemeente zijn, als er aanspraak bestaat op de Participatiewet (als bijstandsgerechtigde of als
niet-uitkeringsgerechtigde). Een deel heeft die aanspraak niet en heeft bijvoorbeeld een uitkering van
het UWV.
Met de afschaffing van de Wsw vervalt ook de Rijksbijdrage Wsw en de taakstelling voor het realiseren
van een minimumaantal Wsw-plekken. De middelen van de voormalige Rijksbijdrage worden
overgeheveld naar het
re-integratiebudget. Hierop wordt jaarlijks bezuinigd in verband met het stoppen van de instroom. Ook
wordt er in een periode van 6 jaar een ‘efficiencykorting’ doorgevoerd. Met ingang van 2015 moeten
gemeenten de kosten die samenhangen met Wsw-oud financieren uit het re-integratiebudget.
3.4 Werken naar vermogen
Gemeenten krijgen extra beleidsruimte om loonkostensubsidie te verstrekken, ter compensatie van de
lagere verdiencapaciteit van mensen met een beperking (20 tot 100 procent verdiencapaciteit). Nu kan
de gemeente ook al loonkostensubsidie verstrekken, maar eigenlijk alleen tijdelijk (behalve in de Wsw).
Dit mag straks dus ook voor een langere termijn en voor een bredere doelgroep. Voor de betrokkene
betekent loonkostensubsidie een volwaardig salaris (minimaal wettelijk minimumloon) en voor de
werkgever betekent de subsidie per saldo lagere loonkosten.
Gemeenten houden beleidsruimte om ook verdere ondersteuning op maat in te richten. Te denken valt
aan proefplaatsingen, jobcoaching, werkplekaanpassing en no-riskpolis. Ook kunnen gemeenten
instrumenten vanuit andere terreinen (zoals maatschappelijke ondersteuning) inzetten om mensen te
laten deelnemen aan de samenleving en de arbeidsmarkt. Gemeenten houden ook beleidsruimte om
zelf bedrijfsactiviteiten (een inpakbedrijf of een schoonmaakbedrijf bijvoorbeeld) te organiseren om
mensen (beschut) werk te bieden en ervaring op te doen.
Gemeenten moeten (via verordening) transparant maken wie onder welke voorwaarden in aanmerking
komt voor bepaalde instrumenten. Van belang is onder andere de bepaling van de verdiencapaciteit.
Waarschijnlijk gaat het UWV bepalen of en in welke mate iemand in aanmerking komt voor langdurige
loonkostensubsidie en/of beschut werk. De uitvoering is vervolgens aan de gemeenten.
3.5 Samenwerking in de arbeidsmarktregio
Werkgevers hebben zich (in het sociaal akkoord) garant gesteld voor de realisatie van landelijk 125.000
extra banen voor mensen met een beperking, waarvan 100.000 in de marktsector. Dit aantal wordt
opgebouwd met ingang van 2014 en volledig gerealiseerd in 2026. In 2018 zouden ongeveer 45.000
banen gerealiseerd moeten zijn. Voor de Lekstroom betekent dit ongeveer 400 extra banen voor
mensen met een beperking in 2018. Als werkgevers het afgesproken aantal extra banen niet realiseren
dan wordt de Quotumwet alsnog geactiveerd door het Rijk.
+
18
Ten aanzien van de invulling van deze ‘garantiebanen’ is tussen sociale partners en de gemeenten
afgesproken dat de herkeurde Wajongers met arbeidsvermogen (ongeveer 600) en de mensen die op
31 december 2014 op de wachtlijst Wsw staan (ongeveer 65) de komende jaren (2014-2016) prioriteit
krijgen boven andere doelgroepen. Dit betekent dat de mensen die een beroep doen op de
Participatiewet (met uitzondering van de mensen op de wachtlijst Wsw met een bijstandsuitkering)
minder kans hebben op een garantiebaan en de gemeenten dus op andere wijze kansen voor die groep
moeten organiseren. Vanaf 2017 wordt deze prioritering losgelaten.
In het sociaal akkoord is ook afgesproken dat er 35 regionale platforms komen (voorlopige titel:
‘Werkbedrijven’) die de schakel vormen tussen werkgevers, de gemeenten en de mensen met een
arbeidsbeperking. Hiermee wordt voorkomen dat werkgevers zaken moeten doen met meer dan 400
gemeenten. De gemeenten worden geacht de lead te nemen in die platforms en instrumenten en
dienstverlening richting werkgevers zoveel mogelijk regionaal te stroomlijnen, in samenwerking met de
sociale partners en UWV. Er moet 1 aanspreekpunt zijn waar werkgevers terecht kunnen voor informatie
en advies. De invulling is aan de regio, maar er komen wel landelijke eisen die worden vertaald in de
Wet SUWI .
Een belangrijk aspect is ook dat het UWV een rol gaat krijgen als het gaat om het indiceren van de
toegang tot langdurige vormen van loonkostensubsidie (waaronder ook beschut werk). Op deze wijze
tracht het Rijk te waarborgen dat er een landelijk eensluidende methodiek ontstaat voor de toegang tot
deze instrumenten, die overigens door gemeenten moeten worden uitgevoerd en betaald. Voor
gemeenten betekent dit een verlies aan beleidsruimte.
3.6 Overige ontwikkelingen
Naast de Participatiewet en het Sociaal Akkoord zijn er ook andere ontwikkelingen van betekenis:
De effecten van de economische crisis zullen in de komende jaren verder zichtbaar worden in
de omvang van de bijstand. In de eerste jaren van de crisis was er nog sprake van een buffer,
bijvoorbeeld omdat mensen eerst een beroep doen op de WW en jongeren langer onderwijs
gaan volgen. De bijstand groeit inmiddels en ook bij een oplevende economie zal die groei niet
onmiddellijk afnemen, omdat daarvan eerst andere groepen profiteren, zoals mensen in de
WW, mensen met een verdienende partner, zelfstandigen zonder personeel en starters op de
arbeidsmarkt.
Het Rijk scherpt niet alleen de Wajong aan. Ook in andere regelingen (zoals de WW en de Anw
) is sprake van aanscherpingen. De maximale WW periode wordt teruggebracht van 36 naar 24
maanden. En de maximale duur van een Anw uitkering wordt teruggebracht tot 1 jaar. Het
beroep op het vangnet van de sociale zekerheid (de bijstand) wordt hierdoor groter.
In het volgende hoofdstuk worden de effecten van de veranderingen die in dit hoofdstuk zijn benoemd
doorgerekend. Hieruit ontstaat een sociaal en financieel beeld van de situatie bij ongewijzigd beleid.
+
19
4 Effecten van de participatiewet
In voorgaande hoofdstukken is geschetst wat het huidige speelveld is en wat de belangrijkste
wijzigingen zijn als gevolg van de Participatiewet. Daarnaast zijn een aantal andere ontwikkelingen
benoemd die van invloed zijn op de uitvoering van de Participatiewet. In deze paragraaf gaan we deze
vertalen in cijfers en schetsen daarmee een sociaal en financieel toekomstbeeld bij ongewijzigd beleid.
We beantwoorden de volgende vragen:
Wat is in 2018 de omvang van de doelgroep?
Wat is in 2018 de omvang van het re-integratiebudget?
Wat zijn in 2018 de kosten van Wsw-oud?
Wat is in 2018 het restantbudget voor re-integratie van mensen in de bijstand?
Wat levert dit voor sociaal en financieel beeld op?
4.1 De doelgroep wordt groter
In de periode van nu tot en met 2018 zal het aantal bijstandsuitkeringen5 verder toenemen. De oorzaak
daarvan is gelegen in de aanscherping van de Wajong en de afschaffing van de Wsw enerzijds en in
economische omstandigheden en aanscherping van andere regelingen anderzijds. Tegelijk zal het aantal
Wsw-plekken in omvang afnemen. Voor de Lekstroom-gemeenten zal de omvang van de doelgroep van
de Participatiewet zich als volgt ontwikkelen:
Lekstroom 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Bijstandsuitkeringen
- Wajong / Wsw
- Economie en overig
2.103
2.314
0
+211
2.527
+51
+162
2.617
+65
+25
2.681
+65
-1
2.744
+65
-2
31%
Wsw-plekken 424 438 412 386 363 342 -19%
Totaal 2.527 2.752 2.939 3.003 3.044 3.086 22%
Het aantal bijstandsuitkeringen zal met ongeveer 31% toenemen in de komende jaren. Deze prognose
gaat uit van toename van het aantal bijstandsuitkeringen als gevolg van aanscherping van de Wajong in
de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018 en de afschaffing van de Wsw. Daarnaast wordt uitgegaan van
stabilisatie van de toename van het aantal bijstandsuitkeringen als gevolg van economische en overige
ontwikkelingen met ingang van 2016-2017 (conform de macro-economische verkenning van het CPB).
Hoewel aansluiting is gezocht bij door het Rijk gehanteerde cijfers, kan de prognose als optimistisch
worden beschouwd, omdat de kans dat het aantal bijstandsuitkeringen meer toeneemt vrij groot is. Er
wordt door het CPB van uitgegaan dat een aantrekkende economie ook vrij snel gunstige effecten heeft
op het aantal bijstandsuitkeringen, terwijl de ervaring leert dat eerst andere groepen profiteren, zoals
zzp-ers, ww-ers en schoolverlaters.
5 Aantal bijstandsuitkeringen, inclusief Ioaw en Ioaz.
+
20
Binnen de Participatiewet valt straks ook de doelgroep Wsw-oud. Deze doelgroep daalt in omvang
omdat de Wsw per 1 januari 2015 wordt afgeschaft en er geen instroom meer mogelijk is. Wij
verwachten dat het aantal Wsw-plekken met gemiddeld 6% per jaar daalt. Dit is een gemiddelde voor
de sector. Het werkelijke natuurlijke verloop is niet volledig te voorspellen en kan van jaar tot jaar en
van gemeente tot gemeente verschillen.
4.2 De doelgroep wordt complexer
De doelgroep van de Participatiewet stijgt niet alleen in omvang, maar wordt ook complexer. Als we
vooruit kijken naar het jaar 2018, dan verwachten wij dat de doelgroep het volgende beeld zal laten
zien:
Groep Verdiencapaciteit Ondersteuningsbehoefte Volume
bijstand
Volume
Wsw-oud
Totaal
1 > 100% Beperkt 490 490
2 < 100% Tijdelijk 720 720
3 20 – 80% Langdurig 880 342 1.222
4 < 20% Zorg, hulp, dagbesteding 654 654
Totaal 2,744 342 3.086
TNO hanteert de volgende definitie voor verdiencapaciteit: verdiencapaciteit is de verhouding tussen de
arbeidsprestatie en loonkosten van een werknemer in relatie tot die van andere werknemers met
vergelijkbaar werk in een gangbare reguliere setting. Bij het bepalen van de verdiencapaciteit wegen
verschillende aspecten mee:
Productiviteit is de output van de medewerker in een bepaalde tijdseenheid. Bijvoorbeeld
hoeveel stoelen iemand in een week in elkaar zet. Of hoeveel toiletten iemand schoonmaakt op
een dag. Het werktempo, de efficiëntie en de kwaliteit van handelen zijn bepalend voor het
uiteindelijke resultaat.
Belastbaarheid is het aantal uren dat iemand kan werken per week. Sommige mensen kunnen
bijvoorbeeld volledige productiviteit realiseren in een bepaalde tijdseenheid, maar kunnen dat
niet meer dan een bepaald aantal tijdseenheden (uren) volhouden.
Begeleidingsbehoefte is de begeleidingstijd van een medewerker. Deze wordt opnieuw
vergeleken met de begeleiding die een medewerker in dezelfde werksoort vraagt. Daarbij
wordt gekeken naar de behoefte aan het verstrekken van instructie, het borgen van de
continuïteit in het werk en het sociaal functioneren in de organisatie.
De inzetbaarheid is de mate waarin het arbeidsvermogen van de medewerker aangewend kan
worden in gangbare taken en bedrijfsprocessen. De inzetbaarheid wordt vastgesteld afhankelijk
van de mate waarin werkaanpassingen noodzakelijk zijn om gangbare arbeid of (deel)taken te
verrichten.
De arbeidsmarktwaarde is de mate waarin werkgevers bereid zijn te betalen voor de kennis,
ervaring en mogelijkheden van de medewerker. Een museum zal misschien bereid zijn om
goed te betalen voor een kunsthistoricus, maar als die functies niet voorhanden zijn, dan is een
productiebedrijf niet bereid om een hoger salaris te betalen voor dezelfde persoon.
+
21
Verdiencapaciteit is geen absoluut gegeven, maar het geeft een goede indicatie van wat van de
werkzoekende en van de werkgever verwacht mag worden en hoe groot de ondersteuning (vanuit
publieke middelen) zou moeten zijn om de betrokkene te laten deelnemen aan de arbeidsmarkt. In die
zin is de verdiencapaciteit waardevol, want het voorkomt dat de publieke ondersteuning te groot of te
klein is.
Bedacht moet worden dat de doelgroep van de bijstand zich over het geheel genomen kenmerkt door
een hoge ondersteuningsbehoefte. De bijstand is het vangnet van de sociale zekerheid en dat betekent
dat mensen het op eigen kracht of met ondersteuning van het UWV niet hebben gered om deel te
nemen aan de arbeidsmarkt en in eigen levensonderhoud te voorzien.
In de tabel hierboven is als uitgangspunt gehanteerd dat een groot deel van de toename van de
doelgroep ontstaat in groep 3 als gevolg van de aanscherping van de Wajong en het afschaffen van de
Wsw. Tot groep 3 rekenen we ook Wsw-oud. Dit sluit aan op de indicatie-eisen van de Wsw. In groep 3
heeft dus ongeveer een 28% een gesubsidieerde baan (Wsw) en heeft 72% een bijstandsuitkering.
Daarnaast houden we rekening met een groep die over zeer lage of zelfs negatieve verdiencapaciteit
beschikt (groep 4). Deze groep heeft vooral behoefte aan zorg, hulpverlening en maatschappelijke
activering (dagbesteding).
4.3 Het budget wordt kleiner
Gemeenten ontvangen van het Rijk een re-integratiebudget om de arbeidsdeelname te bevorderen en
de uitkeringslasten te beperken. Aan dat budget worden met ingang van 2015 een aantal elementen
toegevoegd (zoals de vroegere Rijksbijdrage Wsw en de re-integratiemiddelen van het UWV) en er
wordt op het budget bezuinigd. Per saldo ontstaat voor de Lekstroom-gemeenten de volgende
ontwikkeling6 (bedragen * 1.000).
Lekstroom 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Re-integratiebudget € 13.657 € 13.867 € 13.469 € 12.703 € 11.962 € 11.351 -17%
Zichtbaar is dat het totale budget van de Lekstroom-gemeenten daalt met 17%. De prognose voor
2015-2018 sluit aan op de ontwikkeling van het macrobudget voor het re-integratiebudget en het
aandeel van de Lekstroom-gemeenten in de landelijke volumes. De jaren 2013 en 2014 zijn gelijk aan de
optelsom van het door het Rijk toegekende SZW-deel van het Participatiebudget en de Rijkbijdrage
Wsw.
4.4 Kosten per Wsw-plek stijgen
De kosten voor de uitvoering van Wsw-oud bestaan in hoofdzaak uit twee bestanddelen, namelijk:
6 In de jaren 2013 en 2014 bestaat er nog een schot tussen de Rijksbijdrage Wsw en de overige middelen. In 2015 wordt de Rijkbijdrage Wsw
afgeschaft.
+
22
Directe kosten
Dit is het saldo tussen de loonkosten Wsw en de inkomsten die met de inzet van die Wsw-
ers worden gerealiseerd (voor de Wsw-er die in dienst is). Of als er sprake is van
subsidiering van een werkgever (begeleid werken) het bedrag van de
loonkostensubsidies7.
Overheadkosten
Dit zijn alle overige kosten. Het gaat hier om de kosten van de uitvoerende organisatie,
waaronder personeelskosten van de staf en de kosten van huisvesting.
De totale Wsw-kosten dalen met minder dan 13% in de periode 2013-2018. De kosten dalen deels door
de dalende omvang (minder Wsw-plekken en dus minder directe kosten), maar blijven bij ongewijzigd
beleid ook deels in stand (overheadkosten). Deze prognose is gebaseerd op de begroting 2013 van
PAUW Bedrijven en de afspraken voor 2013 van de gemeente Houten met UW Bedrijven.
De prognose voor het totaal aan kosten Wsw-oud is als volgt (bedragen * 1.000):
Lekstroom 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Directe kosten € 7.369 € 7.624 € 7.177 € 6.718 € 6.316 € 5.955 - 19%
Overheadkosten € 3.664 € 3.664 € 3.664 € 3.664 € 3.664 € 3.664 0%
Totaal Wsw-oud € 11.033 € 11.288 € 10.840 € 10.382 € 9.980 € 9.619 - 13%
Gemiddelde kosten per Wsw-plek
Er is sprake van een dalende omvang van het aantal Wsw-plekken en overheadkosten die bij
ongewijzigd beleid in stand blijven. Hierdoor stijgen de gemiddelde kosten per Wsw-plek:
Lekstroom 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Gemiddeld Wsw-
plek
€ 26.020 € 25.770 € 26.310 € 26.900 € 27.490 € 28.120 + 8%
4.5 Ruimte voor re-integratie bijstand neemt verder af
Op basis van de ontwikkeling van het re-integratiebudget en de kosten van Wsw-oud kan worden
berekend hoeveel budget er resteert voor de re-integratie van mensen in de bijstand. Voor de
Lekstroom-gemeenten ontwikkelt dat budget zich als volgt (bedragen * 1.000):
7 Voor de gemeente Houten is er feitelijk alleen sprake van directe kosten in de vorm van subsidiering, middels aanwijzingsbesluit ondergebracht
bij UW Holding. De gemeente Houten heeft de uitvoering van de Wsw opgedragen aan UW bedrijven. Er is van uit gegaan dat de gemiddelde
kosten per Wsw-plek gelijk blijven voor de gemeente Houten in de periode 2013-2018.
+
23
Lekstroom 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Re-integratie
bijstand
€ 2.624 € 2.579 € 2.629 € 2.321 € 1.982 € 1.732 - 34%
In deze berekening is ervan uitgegaan dat het budget voor re-integratie van mensen in de bijstand
gelijk is aan het totale re-integratiebudget na aftrek van de kosten voor Wsw-oud. Zichtbaar is dat het
budget voor re-integratie van mensen in de bijstand voor de Lekstroom-gemeenten in de periode 2013-
2018 met ongeveer 34% zal afnemen.
In 2010 hadden de Lekstroom-gemeenten nog een bedrag ter hoogte van € 6,3 miljoen beschikbaar
voor
re-integratie van mensen in de bijstand. In 2013 is dit dus al teruggebracht naar € 2,6 miljoen. Bij
ongewijzigd beleid neemt het verder af naar €1,7 miljoen. Het budget in 2018 heeft bij ongewijzigd
beleid nog een omvang van 27% van het budget van 2010.
Gemiddeld voor re-integratie bijstand
Betrekken we hierbij de ontwikkeling van het aantal bijstandsuitkeringen, en kijken we naar het
gemiddelde budget voor re-integratie (dus het budget gedeeld door het aantal bijstandsuitkeringen in
ieder jaar), dan ontstaat de volgende prognose:
Lekstroom 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Gemiddeld bijstand € 1.250 € 1.110 € 1.040 € 890 € 740 € 630 - 49%
Het gemiddelde budget voor re-integratie van mensen in de bijstand daalt dus nog scherper dan het
totale budget, omdat gelijk met de afname van het budget, het volume (dat met het budget moet
worden ondersteund) toeneemt met 31%. Ter vergelijk: in 2010 hadden de Lekstroom-gemeenten nog
een gemiddeld budget beschikbaar van
€3.700. In 2013 is dit al teruggebracht naar € 1.250. In 2018 is bij ongewijzigd beleid nog €630 per
bijstandsgerechtigde beschikbaar voor re-integratie. Dit is nog 17% van het gemiddelde budget in 2010.
Dit deel van het re-integratiebudget moet door de gemeenten worden ingezet op het verhogen van de
arbeidsdeelname van mensen in de bijstand (ook de nieuwe doelgroep als gevolg van de aanscherping
van de Wajong en afschaffing van de Wsw) en het beperken van de uitkeringslasten, waaronder ook
begeleiding, bemiddeling, trainingen, eventuele loonkostensubsidies, beschut werk, no risk polis,
enzovoort, al dan niet in eigen beheer uitgevoerd8.
4.6 Eigen bijdrage gemeente
Voorgaande paragrafen gaan uit van een budgetneutrale uitvoering van de Participatiewet.
Budgetneutraal wil zeggen dat de uitvoering plaats vind binnen het de door het rijk beschikbaar
8 Begeleiding en bemiddeling worden door WIL in eigen beheer uitgevoerd.
+
24
gestelde totale re-integratiebudget. Het budget voor re-integratie van mensen in de bijstand wordt
bepaald door het totale re-integratiebudget minus de kosten die samenhangen met Wsw-oud. In de
voorgaande paragrafen is niet betrokken dat er op dit moment nog geen sprake is van een
budgetneutrale uitvoering. Er is sprake van een extra bijdrage9 van de PAUW-gemeenten op de
uitvoering van de Wsw. Die extra bijdrage wordt gefinancierd met eigen middelen van de betreffende
gemeenten (bedragen * 1.000):
Lekstroom 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Extra bijdrage € 1.576 € 1.397 € 1.626 € 1.813 € 1.987 € 2.161 37,1%
Begin 2012 is door het bestuur van PAUW een koers ingezet waarbij het Wsw-bedrijf niet alleen wordt
ingezet voor de Wsw-doelgroep, maar ook voor andere doelgroepen, zoals voor mensen in de Wwb.
PAUW fungeert in dat kader als opdrachtnemer van WIL. Paragraaf 4.5 heeft laten zien dat bij
ongewijzigd beleid WIL geen budget meer heeft om deze opdrachten bij PAUW uit te zetten.
Het voortzetten van een eigen bijdrage (uit algemene middelen) kan het restant re-integratiebudget
ontlasten. De Lekstroom-gemeenten beschouwen het tekort op de uitvoering van de Wsw evenwel niet
als een structurele situatie, zo blijkt ook uit de zienswijzen die in voorgaande jaren zijn gegeven bij de
jaarstukken van PAUW Bedrijven. De gemeente Houten schat in dat het bij ongewijzigd beleid ook uit
eigen middelen moet gaan bijdragen aan de kosten van Wsw-oud.
4.7 Sociale en financiële consequenties
In 2018 heeft de totale doelgroep van de Participatiewet een omvang van 3.086. Deze bestaat voor 89%
uit personen in de bijstand en voor 11% uit personen die vallen onder Wsw-oud. Het aantal
bijstandsuitkeringen zal in 2013-2018 met 31% stijgen. Het aantal Wsw-plekken zal in dezelfde periode
met bijna 20% dalen.
Omvang doelgroep 2013 2018 Groei 2018 (%)
Aantal bijstandsuitkeringen 2.103 2.744 31% 89%
Aantal Wsw-oud 424 342 - 19% 11%
Totale doelgroep 2.527 3.086 22% 100%
In 2018 heeft het totale budget voor re-integratie een omvang van € 11,4 miljoen. Daarvan wordt 15%
ingezet op de
re-integratie van mensen in de bijstand en 85% op de kosten van Wsw-oud. Ten opzichte van 2013
wordt in 2018 ongeveer 34% minder op re-integratie van mensen in de bijstand ingezet en bijna 13%
minder op Wsw-oud.
9 Gebaseerd op de begroting 2014 van PAUW Bedrijven. Het bestuur van PAUW Bedrijven heeft in september 2013 ingestemd met maatregelen om
de eigen bijdrage van de gemeenten te beperken door kosten te besparen en omzet te verhogen. De beoogde effecten van dat plan zijn in de hier
genoemde cijfers meegenomen. PAUW Bedrijven heeft aangegeven dat zij verwacht dat de werkelijke effecten gunstiger zijn dan beoogd.
+
25
Besteding budget (*1.000) 2013 2018 Groei 2018 (%)
Re-integratie bijstand € 2.624 € 1.732 - 34% 15%
Wsw-oud € 11.033 € 9.619 - 13% 85%
Totale kosten € 13.657 € 11.351 - 17% 100%
In 2018 is het gemiddelde budget voor re-integratie van mensen in de bijstand nog € 630. Het
gemiddelde budget is in 2018 met bijna 50% gedaald ten opzichte van 2013. Aan Wsw-oud wordt in
2018 gemiddeld (per plek)
€ 28.120 besteed. Ten opzichte van 2013 een toename met ongeveer 8%.
Gemiddeld budget 2013 2018 Groei
Re-integratie bijstand € 1.250 € 630 - 49%
Wsw-oud € 26.020 € 28.120 8%
Samengevat is dit het toekomstbeeld:
De doelgroep neemt in totaal toe met ongeveer 22%. Daarbinnen stijgt de doelgroep van
mensen in de bijstand met 31% en daalt de doelgroep Wsw-oud met bijna 20%.
De doelgroep wordt niet alleen groter, maar ook complexer. De aanscherping van de Wajong
veroorzaakt een toename van het aantal mensen in de bijstand die (langdurig) behoefte
hebben aan ondersteuning bij deelname aan de arbeidsmarkt.
Het budget wordt ontschot, maar het totale budget dat wij beschikbaar hebben om mensen te
ondersteunen bij hun deelname aan de arbeidsmarkt neemt af met bijna 17%.
In 2018 gaat zonder bijsturing ongeveer 85% van het gebundelde re-integratiebudget naar de
uitvoering van Wsw-oud.
Als gevolg daarvan is er voor re-integratie van mensen in de bijstand veel minder beschikbaar,
gemiddeld daalt het budget met bijna 50% naar een bedrag van € 630 per bijstandsuitkering.
Er is al sprake van een tekort. Bij ongewijzigd beleid leggen de gemeenten (met uitzondering
van de gemeente Houten) al bijna € 2,2 miljoen per jaar bij uit eigen middelen, zo blijkt uit de
begroting 2014 van PAUW Bedrijven en de maatregelen die gepland zijn om kosten te verlagen
en omzet te verhogen.
Zonder bijsturing zullen de gemeenten (en de uitvoerder WIL) genoodzaakt zijn om in de ondersteuning
van mensen in de bijstand vergaande prioritering door te voeren. Dit zal in de praktijk betekenen dat
alleen nog basisondersteuning in de vorm van begeleiding en bemiddeling kan worden geboden.
Vooral klantgroep 1 zal dan nog naar behoefte ondersteuning ontvangen. Aan de
ondersteuningsbehoefte van de klantgroepen 2 en 3 zal niet of heel beperkt tegemoet gekomen
kunnen worden. Zij krijgen hierdoor minder kansen op deelname aan de arbeidsmarkt.
+
26
Deze prioritering betekent een verhoging van het risico van de gemeenten op het inkomensdeel. We
kunnen aannemen dat een lagere inzet op ondersteuning van mensen in de bijstand effect zal hebben
op het aantal uitkeringen en de uitkeringskosten van de gemeenten.
Een bijkomend sociaal effect is dat een groot deel van de bijstandsgroep (groep 2 en 3) inactief zal zijn
en /of een groter beroep gedaan moet worden op andere voorzieningen van de gemeenten om deze
groepen te activeren en deel te laten nemen aan de samenleving. Indirect kunnen ook andere sociale
effecten optreden, zoals isolement en overlastsituaties. Economische gevolgen kunnen zijn: een lagere
koopkracht en minder aantrekkelijk vestigingsklimaat voor winkels en bedrijven.
In het volgende hoofdstuk worden alternatieve scenario’s geschetst voor het toekomstbeeld bij
ongewijzigd beleid dat in dit hoofdstuk is neergezet.
+
27
5 Alternatieve scenario’s
In het vorige hoofdstuk is in beeld gebracht wat het toekomstbeeld is bij ongewijzigd beleid. Aan de
hand van prognoses voor de ontwikkeling van de doelgroep, het budget en de kosten is zichtbaar
gemaakt wat de sociale en financiële effecten zijn als niet wordt bijgestuurd. In dit hoofdstuk benoemen
we een aantal alternatieve scenario’s voor uitvoering van de Participatiewet.
5.1 Wat willen wij bereiken?
In het vorige hoofdstuk is zichtbaar gemaakt dat er bij ongewijzigd beleid aanzienlijk minder budget
beschikbaar is voor re-integratie van mensen in de bijstand. Zonder bijsturing zal de ondersteuning van
mensen in de bijstand zich gaan beperken tot algemene begeleiding en bemiddeling en de uitvoering
van de wettelijke taken10. In paragraaf 4.2 is geschetst hoe de doelgroep van de Participatiewet in 2018
er ongeveer uit zal zien:
Groep Verdiencapaciteit Ondersteuningsbehoefte Volume
bijstand
Volume
Wsw-oud
Totaal
1 > 100% Beperkt 490 490
2 < 100% Tijdelijk 720 720
3 20 – 80% Langdurig 880 342 1.222
4 < 20% Zorg, hulp, dagbesteding 654 654
Totaal 2,744 342 3.086
Onder tijdelijke ondersteuning wordt in dit kader verstaan de inzet van trainingen, scholing,
arrangementen met werkgevers, ondersteuning bij het starten van een onderneming en tijdelijke
loonkostensubsidies. Dit sluit aan op de ondersteuningsbehoefte van klantgroep 2. Onder langdurige
ondersteuning wordt verstaan jobcoaching, jobcarving, langdurige loonkostensubsidies, investeringen
in aanpassing van werkplek en no risk polis. Dit sluit aan op de ondersteuningsbehoefte van klantgroep
3.
5.2 Wat mag het kosten?
Er zijn drie mogelijkheden om te hanteren als financieel kader
1. De Participatiewet moet budgetneutraal
De eerste mogelijkheid is het hanteren van het re-integratiebudget als kader waarbinnen de
gekozen ambitie gerealiseerd moet worden.
2. De al begrote gemeentelijke eigen bijdrage telt mee
10 Zie voor een beschrijving van de wettelijke taken paragraaf 2.1.
+
28
Dit betekent dat het al begrote tekort (zie paragraaf 4.6) meetelt als financieel kader.
3. Er is aanvullende financiering mogelijk uit algemene middelen / andere transities
Een derde mogelijkheid is het doen van een groter beroep op de algemene middelen van de
gemeenten. Dit gaat dan ten koste van inzet op andere terreinen, al dan niet binnen het sociale
domein.
5.3 Wat zijn de scenario’s?
De Lekstroom-gemeenten staan op het standpunt dat de transities, waaronder de Participatiewet, in
principe budgetneutraal moeten worden uitgevoerd. Ook hebben Lekstroom-gemeenten, bij de
behandeling van de begroting van PAUW Bedrijven, aangegeven dat zij het huidige tekort op de
uitvoering van de Wsw (zie paragraaf 4.6) niet als een duurzame situatie beschouwen. Wel kan dat
bestaande en reeds begrote tekort worden meegenomen bij de verdere ontwikkeling. Hieruit ontstaan
de volgende scenario’s:
Scenario Ambitie Financieel kader Sociaal effect Financieel effect
A Lekstroom zet in op
algemene
ondersteuning
Budgetneutraal + Klantgroep 1
-- Klantgroep 2
-- Klantgroep 3
-- Risico
inkomensdeel
+ Budget Wsw-oud
B Lekstroom zet in op
tijdelijke
ondersteuning.
Budgetneutraal + Klantgroep 1
+ Klantgroep 2
-- Klantgroep 3
+/- Risico
inkomensdeel
- Budget Wsw-oud
C Lekstroom zet in op
tijdelijke en
langdurige
ondersteuning.
Budgetneutraal + Klantgroep 1
+ Klantgroep 2
+ Klantgroep 3
++ Risico
inkomensdeel
-- Budget Wsw-oud
Een toelichting op deze scenario’s:
A. In dit scenario voeren de Lekstroom-gemeenten (binnen WIL) nog wettelijke taken en
algemene ondersteuning (in de vorm van begeleiding en bemiddeling) uit voor alle
klantgroepen. Klantgroep 1 heeft voldoende aan deze ondersteuning. Voor aanvullende
ondersteuning van klantgroepen 2 en 3 bestaat onvoldoende financiële ruimte in dit scenario,
omdat er niet wordt bijgestuurd op de kosten van Wsw-oud. De aanvullende ondersteuning
van klantgroep 4 (zorg, hulpverlening, maatschappelijke activering) wordt niet uit het re-
integratiebudget betaald (dit is vigerend beleid).
B. In dit scenario zetten de Lekstroom-gemeenten, naast algemene ondersteuning, ook tijdelijke
ondersteuning in zoals trainingen, vraaggerichte arrangementen met werkgevers,
werkervaringsplaatsen en tijdelijke loonkostensubsidies. Dit heeft vooral een gunstig sociaal
effect op klantgroep 2. Dit gaat echter ten koste van de middelen voor Wsw-oud. Daar zullen
+
29
dus lagere kosten moeten worden gerealiseerd. Ten opzichte van scenario A zijn de effecten op
het inkomensdeel gunstiger.
C. In dit scenario zetten de Lekstroom-gemeenten, naast de ondersteuning uit scenario B, ook
langdurige ondersteuning in zoals aanpassing van werkplekken, beschut werk, jobcarving,
jobcoaching, langdurige loonkostensubsidies en no riskpolis. Dit heeft een gunstig sociaal
effect op de brede klantgroep 3. De middelen voor Wsw-oud zijn in dit scenario lager dan in
scenario B. Ten opzichte van scenario B zijn de effecten op het inkomensdeel gunstiger.
In het volgende hoofdstuk gaan we in op de visie van de Lekstroom-gemeenten. Het volgende
hoofdstuk geeft feitelijk het voorkeursscenario aan voor de invoering en uitvoering van de
Participatiewet.
+
30
6 Wat is onze visie?
6.1 Een werkplek voor zoveel mogelijk mensen
De Lekstroom-gemeenten maken zich sterk om iedereen naar vermogen te laten deelnemen aan de
samenleving. In de eerste plaats gaat de gemeente daarbij uit van wat mensen zelf kunnen, van hun
talenten en mogelijkheden. In de tweede plaats van de omgeving van mensen, van kansen die er zijn
om daarvan gebruik te maken. In de derde plaats is er ondersteuning van de gemeente en andere
partijen in het sociale domein als dat toch niet voldoende is.
De Lekstroom-gemeenten hanteren deze uitgangspunten ook op het terrein van werk en inkomen.
Iedereen heeft talenten en capaciteiten. Dat is het centrale uitgangspunt. Talenten en capaciteiten die
van grote waarde zijn voor mensen zelf, maar ook voor de arbeidsmarkt. De Lekstroom-gemeenten
willen zoveel mogelijk mensen kansen geven op deelname aan de arbeidsmarkt en de samenleving. Dat
is het doel dat wij met de Participatiewet nastreven.
Dit doel streven wij niet alleen na voor mensen met een volledig of hoog verdienvermogen. Ook
mensen met een lagere verdiencapaciteit willen wij naar vermogen laten deelnemen aan de
arbeidsmarkt, ook als daar langdurige ondersteuning voor nodig is. Dat geldt ook voor mensen met
een (meer permanente) beperking. Die groep wordt groter in de komende jaren. We willen daar op
blijven inzetten, niet alleen voor de huidige Wsw-doelgroep, maar ook voor jonggehandicapten met
gedeeltelijk arbeidsvermogen die straks geen beroep meer kunnen doen op de Wajong en de mensen
die nu al een beroep doen op de bijstand.
6.2 Brede ondersteuning mogelijk maken
Sommige mensen vinden op eigen kracht hun weg naar de arbeidsmarkt. Maar een groot deel is
aangewezen op tijdelijke of langdurige ondersteuning van de gemeente. Zonder die ondersteuning zal
deelname aan de arbeidsmarkt bij die groep niet tot stand komen. In voorgaande jaren hebben wij juist
gemerkt dat die ondersteuning goed werkt.
En dat stelt ons voor een stevig dilemma, want zonder bijsturing gaat ons dat niet meer lukken, zo
hebben de vorige hoofdstukken wel duidelijk gemaakt. Zonder bijsturing ondersteunen we nog een
kleine groep binnen de totale doelgroep, namelijk klantgroep 1 en de doelgroep Wsw-oud. De
klantgroepen 2 en 3 in de bijstand zouden we dan niet meer naar behoefte kunnen ondersteunen en
dat gaat om veel mensen. In totaal zelfs meer dan 66% van de totale doelgroep die (naar vermogen)
zou kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt. En dat past eigenlijk niet bij de ambitie die wij als
gemeente hebben als het gaat om deelname van mensen aan de samenleving, arbeidsdeelname in het
bijzonder.
Zonder ondersteuning van klantgroep 2 en 3 is de kans groot dat deze langdurig afhankelijk (worden)
van een bijstandsuitkering. En dat heeft niet alleen sociaal onwenselijke effecten, maar ook financiële. Bij
oplopende uitkeringskosten wordt de kans groter dat de Lekstroom-gemeenten een tekort ontwikkelen
op het inkomensdeel. Een tekort dat de gemeente uit algemene middelen moet dekken en dat ten
+
31
koste gaat van andere doeleinden. Dat willen we voorkomen. Daarom kiezen we voor brede
ondersteuning waarin we alle klantgroepen binnen de Participatiewet zo goed mogelijk ondersteunen,
zowel tijdelijk als langdurig.
Het spreekt voor zich dat we die brede ondersteuning verder in moeten vullen, want ook met deze visie
zullen we gegeven de beperkte middelen keuzes moeten maken. Belangrijke afwegingen zijn
bijvoorbeeld situaties waarin de kosten van een eventuele langdurige loonkostensubsidie veel hoger
zijn dan de kosten van een uitkering. Met name bij mensen met een lage verdiencapaciteit (tussen 20 en
40 procent) kan dit een rol spelen. Kansen liggen er om bij de invulling van arbeidsmatige dagbesteding
(in het kader van de WMO) deze groep juist meer prioriteit te geven.
6.3 Budgetneutraal uitgevoerd
Als wij die brede ondersteuning mogelijk willen maken, dan vraagt dat om voldoende financiële
middelen. Wij zouden daarvoor een beroep kunnen doen op de algemene middelen, maar dat gaat ten
koste van andere terreinen en we weten dat op bijna alle terreinen middelen steeds schaarser worden.
Het zou onverantwoord zijn om, zeker in deze fase, een claim te leggen op de middelen voor
bijvoorbeeld jeugdzorg of maatschappelijke ondersteuning. In principe gaan we uit van budgetneutrale
uitvoering.
We kiezen dus voor scenario C. Wij realiseren ons dat de consequentie is dat wij voor de uitdaging staan
om de kosten van Wsw-oud te verlagen, waarbij de rechten van de Wsw-werknemers op 1 januari 2015
het wettelijke kader vormen. De omvorming van de Wsw is dan ook randvoorwaarde voor het kunnen
realiseren van onze visie, ook voor de mate waarin we onze visie kunnen realiseren. In het volgende
hoofdstuk gaan we in op de omvorming van de Wsw.
6.4 Samen met werkzoekenden en werkgevers
Wij realiseren deelname aan de arbeidsmarkt uiteindelijk niet, werkzoekenden en werkgevers doen dat
zelf. Het is daarom goed om te benoemen wat wij van mensen verwachten en onder welke voorwaarden
wij ondersteuning bieden uit de beperkte middelen die wij daartoe beschikbaar hebben. Wij verwachten
van iedere werkzoekende:
Dat hij of zij zich naar vermogen inzet om werk te verkrijgen en werk te aanvaarden.
Dat hij of zij zich naar vermogen inzet om zijn kansen en verdiencapaciteit te vergroten.
Dat hij of zij naar vermogen gebruik maakt van de ondersteuning die daarbij kan helpen, ook
ondersteuning die vanuit andere terreinen en organisaties beschikbaar is.
Dat hij of zij zich naar vermogen inzet binnen maatschappelijk nuttige activiteiten.
Dat hij of zij meewerkt aan onderzoek om de juiste ondersteuning te kunnen bepalen, daartoe
juiste informatie verstrekt en dat hij of zij niet fraudeert.
+
32
Wie voldoet aan deze verwachtingen, kan rekenen op de ondersteuning die wij vanuit de Participatiewet
kunnen bieden. Het betekent ook dat het niet voldoen aan deze verwachtingen consequenties mag
hebben voor die ondersteuning, binnen de wettelijke kaders die daarvoor bestaan.
Van werkgevers verwachten wij:
Dat zij waar mogelijk gebruik maken van de talenten en capaciteiten van de doelgroep en hun
verdiencapaciteit ten behoeve van de organisatie zo goed mogelijk benutten.
Dat zij in dat kader hun werknemers begeleiden en ondersteunen bij het uitvoeren van hun
functie en dat zij investeren in de arbeidsbekwaamheid van hun werknemers.
Dat zij zich houden aan de overeengekomen garantstelling uit het sociaal akkoord en
daarnaast bereid zijn om samen met de gemeente en andere organisaties tot afspraken te
komen over werkplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Dat zij communiceren over hun wensen en behoeften, inzicht geven in behoefte aan
ondersteuning, openstaan voor een andere organisatie van taken en ondersteuning daarbij.
6.5 Ondersteuning op maat
De ondersteuning die wij als gemeenten bieden ziet er als volgt uit:
Ten behoeve van de hele doelgroep organiseren wij bemiddeling richting werkgevers. Dat
doen we vanuit een werkgeversserviceteam die de relatie met werkgevers onderhouden en de
dienstverlening naar werkgevers coördineren en afhechten. Het gaat daarbij om plaatsingen in
regulier werk, maar bijvoorbeeld ook om arrangementen van werk en scholing,
werkervaringsplaatsen, inzet van loonkostensubsidie en detachering.
Ten behoeve van de hele doelgroep organiseren wij begeleiding. Voor klantgroep 1 tot en met
3 worden deze taken uitgevoerd door een werkcoach. Vanuit de begeleiding worden afspraken
gemaakt met de klant, wordt de klant gecoacht en bijgestuurd en worden eventuele
aanvullende instrumenten (klantgroep 2 en 3) ingezet en aangestuurd. Voor klantgroep 4 zijn
er binnen de gemeenten contactpersonen die ondersteunen bij de inzet van voorzieningen op
het gebied van zorg en maatschappelijke ondersteuning.
Ten behoeve van klantgroep 2 organiseren wij tijdelijke ondersteuning in de vorm van training,
scholing, arrangementen, werkervaringsplaatsen en tijdelijke loonkostensubsidie. Ten behoeve
van klantgroep 3 organiseren wij langdurige ondersteuning in de vorm van onder andere
langdurige loonkostensubsidie, detachering, bepaling van verdiencapaciteit, aanpassing van de
werkplek en no risk polis. Deze ondersteuning wordt op maat ingezet en bij voorkeur
afgestemd op concrete plaatsingskansen (vraaggericht).
Ten behoeve van de hele doelgroep organiseren wij de wettelijke taken11. Het gaat hierbij om
de wettelijke taken die samenhangen met de beoordeling, toekenning, handhaving,
administratie en uitbetaling van de bijstandsuitkering (exclusief de bijstandsuitkering zelf) en
11 Deze worden gefinancierd uit de algemene middelen. De gemeente ontvangt hiertoe budget via het Gemeentefonds.
+
33
het aanbieden van ondersteuning bij het realiseren van arbeidsdeelname (exclusief de
ondersteuning zelf).
6.6 Loonkostensubsidie en beschut werk
Loonkostensubsidie is een effectief re-integratie-instrument, zo blijkt uit diverse publicaties12.
Loonkostensubsidie is in het wetsvoorstel voor de Participatiewet expliciet benoemd als instrument. In
principe mag dit instrument voor alle klantgroepen worden ingezet, maar in langdurige vorm alleen
voor personen met een verdiencapaciteit tussen 20% en 100% van het wettelijk minimumloon. In een
verordening dienen wij de regels omtrent toegang tot dit instrument (voor werkzoekenden en
werkgevers) vast te leggen. Ook worden wij geacht de vormgeving van het instrument af te stemmen in
de arbeidsmarktregio.
Met loonkostensubsidie kunnen wij de lagere verdiencapaciteit van mensen met een beperking
compenseren voor de werkgever. Iemand met een hoge verdiencapaciteit is dan duurder voor de
werkgever dan iemand met een lage verdiencapaciteit. Dit stimuleert de werkgever om het optimale uit
de talenten en capaciteiten van mensen te halen, want hij betaald immers de reële arbeidskosten. Het is
dus ook belangrijk dat we de hoogte van de verdiencapaciteit zo goed mogelijk bepalen. Het voorkomt
dat de compensatie te hoog of te laag is.
Onder compensatie kan in dit kader overigens ook worden verstaan het aangaan van afspraken met
werkgevers met een min of meer vergelijkbaar effect. Denk hierbij aan het detacheren van mensen
tegen een aangepaste inleenvergoeding. Hoewel loonkostensubsidie de voorkeur heeft, kan
detachering de drempel voor werkgevers verlagen, waarbij in de tariefstelling wel rekening moet
worden gehouden met het risico van leegloop.
Beschut werk is een instrument dat ook in de Participatiewet beschikbaar blijft. Het gaat om het
realiseren van werkplekken voor mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische
beperking niet terecht kunnen bij een regulier werkgever (verdiencapaciteit tussen 20 en 40%).
Gemeenten krijgen de ruimte om de voorziening beschut werk vorm en inhoud te geven. Ook voor
beschut werk wordt het instrument loonkostensubsidie ingezet. Gemeenten bepalen binnen de
wettelijke kaders wie er voor de voorziening beschut werk in aanmerking komt en leggen dit vast in een
verordening.
Financiering van loonkostensubsidie mag plaatsvinden uit het re-integratiebudget en uit het
inkomensdeel (BUIG). Bij financiering uit het inkomensdeel is wel voorzichtigheid geboden omdat op
voorhand niet zeker is dat de gemeente voldoende geld overhoud op het inkomensdeel (na aftrek van
de uitkeringskosten) om dit mogelijk te maken en niet zeker is dat iedere inzet van langdurige
loonkostensubsidie zich zal vertalen in minimaal evenveel lagere structurele uitkeringskosten. Dit
werken we verder uit.
12 O.a. Investeren in Participeren, Kennisplatform Werk en Inkomen, i.o.v. Ministerie van SZW, Divosa e.a. Den Haag, mei 2013.
+
34
6.7 Meer plaatsingsmogelijkheden creëren
Werkgevers hebben een garantstelling afgegeven ten aanzien van het aantal banen dat zij willen bieden
aan mensen met een beperking. Landelijk gaat het structureel om 125.000 banen. In 2018 zouden
daarvan 43.500 gerealiseerd moeten zijn. Als we de omvang daarvan vertalen naar de Lekstroom-
gemeente dan komen wij tot een omvang van ongeveer 400 banen in 2018. In landelijke afspraken is
echter bepaald dat de mensen in de bijstand (met uitzondering van de mensen die op de wachtlijst voor
een Wsw-plek staan) voorlopig niet in aanmerking komen voor deze garantiebanen.
Naast deze banen willen wij daarom in Lekstroom en in regionaal verband meer
plaatsingsmogelijkheden creëren. Te denken valt aan het maken van afspraken met de gemeente en
met opdrachtnemers en subsidieontvangers van de gemeenten. Indirect kan het ook gaan om partners
van de gemeenten, zoals zorginstellingen, woningcorporaties en andere werkgevers. Er zijn ook steeds
meer werkgevers die voordelen zien in het benutten van de talenten en capaciteiten van mensen met
een beperking. PostNL is daarvan een goed voorbeeld.
Ook willen wij graag ruimte geven aan ‘sociaal ondernemingen’ die zich, op eigen initiatief en voor
eigen risico, specifiek richten op het werken met mensen met een beperking. Ook daar kunnen
natuurlijk plaatsingskansen uit voortkomen. Maar wij hechten eraan dat deze sociaal ondernemingen als
zodanig zelfstandig en gezond functioneren, onafhankelijk van de gemeente. Wij moeten, in het belang
van de ontwikkeling van de klant en het beperken van de publieke kosten, relatief onafhankelijk van
bedrijfsbelangen keuzes kunnen maken. En een bedrijf moet gezond kunnen functioneren zonder
afhankelijk te worden van de inzet van publieke middelen, met uitzondering van een eventuele
compensatie van de lagere verdiencapaciteit van een individuele medewerker.
6.8 Actief in het sociale domein
Om onze ambities binnen de Participatiewet te realiseren hebben wij belang bij samenwerking met
verschillende partijen. Omgekeerd hebben andere partijen ons ook nodig om hun doelen te realiseren.
De uitvoering neemt daartoe actief deel aan het netwerk in het sociale domein en op de regionale
arbeidsmarkt. Belangrijke ‘interfaces’ in dit kader zijn:
Sociale partners, UWV en andere gemeenten in Utrecht Midden
WIL participeert in het regionale arbeidsmarktplatform van de regio Utrecht Midden. In dat
platform zullen wij afspraken maken over onder andere de dienstverlening richting werkgevers,
de garantstelling en de hoogte van en toegang tot de loonkostensubsidie (en beschut werk).
UWV
Een groot deel van de instroom in de Participatiewet is feitelijk doorstroom vanuit het UWV.
Dat geldt in ieder geval van de WW. WIL maakt afspraken met het UWV gericht op het
voorkomen van doorstroom en het realiseren van een goede en vroegtijdige overdracht.
Economische zaken
+
35
Het team van accountmanagers van WIL werkt samen met de accountmanagers van
economische zaken van de gemeenten die zich bezighouden met onder andere de begeleiding
van startende, vestigende, innoverende en uitbreidende ondernemers. Samen ondersteunen we
de werkgever, ook bij het voorzien in (toekomstige) personeelsbehoefte.
Bestrijding VSV en praktijkonderwijs
Een groot deel van de instroom in de Participatiewet heeft een historie in het voortijdig
verlaten van het onderwijs en / of het volgen van praktijkonderwijs. Ook hier gaat het om
afspraken gericht op het voorkomen van doorstroom en het realiseren van een goede en
vroegtijdige overdracht.
Arbeidsmatige dagbesteding en maatschappelijke activiteiten
Klantgroep 4 (verdiencapaciteit <20%) komt in principe niet in aanmerking voor ondersteuning
richting de arbeidsmarkt, maar mogelijk wel in aanmerking komen voor arbeidsmatige
dagbesteding en / of maatschappelijke activiteiten. Ook kan deelname aan deze activiteiten
resulteren in ontwikkeling van verdiencapaciteiten. Afspraken richten zich op goede en
vroegtijdige overdracht en prioriteit voor mensen met een bijstandsuitkering.
Maatschappelijke ondersteuning, hulpverlening en zorg
In alle doelgroepen kan inzet van maatschappelijke ondersteuning, hulpverlening of zorg nodig
zijn om arbeidsdeelname te realiseren. En ook als arbeidsdeelname niet aan de orde is, dan is
het wel belangrijk dat mensen de maatschappelijke ondersteuning, hulpverlening en zorg
krijgen die nodig is. Bij meervoudige problematiek gaan we uit van het principe van 1 gezin, 1
plan. De uitvoering neemt daartoe deel aan het netwerk en stemt haar ondersteuning af met
de ondersteuning van andere partijen.
6.9 Omvorming Wsw-oud
De omvorming van de Wsw is een randvoorwaarde voor het kunnen realiseren van onze visie. De
gemeenten zijn niet volledig vrij in het nemen van maatregelen om de kosten van Wsw-oud omlaag te
brengen en de uitvoering bij te sturen. Van belang zijn met name de rechten en plichten van de Wsw-
werknemers die op 31 december 2014 een dienstbetrekking hebben. Deze groep houdt recht op een
door de gemeente te organiseren dienstbetrekking tot aan de pensioendatum.
Dit betekent dat de gemeente er niet voor kan kiezen om aan deze groep geen dienstbetrekking meer
aan te bieden. Normaal gesproken zal een afname van het aantal dienstbetrekkingen dus alleen worden
gerealiseerd door natuurlijk verloop (pensioen, ziekte, overlijden etc.).
Tegenover dit recht staan overigens wel plichten. Net als in de Wwb kent ook de Wsw-er verplichtingen.
Zo is de Wsw-er verplicht om mee te werken aan het behoud dan wel het bevorderen van zijn
arbeidsbekwaamheid en aan het verkrijgen van arbeid onder normale omstandigheden. Het niet
voldoen aan deze verplichting kan ook consequenties hebben voor betrokkene.
+
36
Verder is van belang dat er een Cao van toepassing is op arbeidsovereenkomsten waarin de gemeente,
dan wel een door de gemeente ingesteld openbaar lichaam (de GR), werkgever is en een Wsw-
geïndiceerde de werknemer. De Cao is niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten tussen een Wsw-
geïndiceerde en andere werkgevers. Het eerder genoemde recht op een dienstbetrekking is niet een
recht op de Cao Wsw.
Van belang is dat we komen tot een uitvoering van Wsw-oud die:
maximaal bijdraagt aan het plaatsen van Wsw-ers bij reguliere werkgevers;
daarbij de aanwezige verdiencapaciteit zo goed mogelijk benut;
rekening houdt met de (wettelijke) rechten en plichten van Wsw-ers;
efficiënt en samenhangend wordt uitgevoerd in relatie tot de gehele participatiewet;
gebruik maakt van bestaande kennis en expertise (van SW bedrijven);
leidt tot lagere kosten.
rekening houdt met de afbouw van de uitvoering van de Wsw-oud in de komende jaren.
6.10 Verkennen toekomst uitvoering
Nu is de uitvoering van Wwb en Wsw gescheiden. En dat betekent bijvoorbeeld dat werkgevers te
maken hebben met verschillende contactpersonen en er soms concurrentie is tussen de
uitvoeringsorganisaties als het gaat om het invullen van een werkplek. Ook vanuit sturingsoogpunt lijkt
het hebben van drie uitvoeringsorganisaties (GR WIL, GR PAUW en een subsidierelatie van Houten met
UW Bedrijven) voor de uitvoering van wat straks één wet en één budget is, niet efficiënt en niet effectief.
Bovendien dienen gemeenten hun dienstverlening aan werkgevers, maar ook afspraken in regionaal
verband te organiseren in arbeidsmarktregio’s. De Lekstroomgemeenten vallen onder Utrecht Midden.
Maar de gemeenten De Ronde Venen en Stichtse Vecht vallen onder respectievelijk Groot Amsterdam
en Gooi- en Vechtstreek. Deze gemeenten vallen weliswaar niet onder de Lekstroom, maar wel onder de
GR PAUW Bedrijven.
Daarnaast is het een gegeven dat de instroom in de Wsw stopt en dat er sprake is van een sterfhuis. Het
aantal Wsw-plekken gaat met ongeveer 6% per jaar dalen. Ook op dit gegeven zal moeten worden
ingespeeld. Aan de hand van deze invoeringsstrategie wordt een verkenning uitgevoerd naar
alternatieve mogelijkheden voor de toekomstige uitvoering van de Wsw, binnen het kader van de
Participatiewet.
+
37
7 Van visie naar realisatie
7.1 Beslispunten
De invoering van de Participatiewet heeft effect op verschillende terreinen. Op diverse onderdelen moet
beleid nader worden uitgewerkt en vastgesteld om te komen tot een optimale implementatie. Deze
invoeringsstrategie geeft richting en is de routekaart. Deze route loopt in een aantal gevallen verder dan
1 januari 2015. Wat klaar moet zijn op deze datum is uiteraard gereed. Het jaar 2015 wordt gezien als
een overgangsjaar naar de definitieve fase. Dit kan aangezien de gevolgen in 2015 zowel inhoudelijk als
financieel van de nieuwe wet nog gering zijn.
Voor een goede implementatie van de participatiewet wordt voorgesteld om:
1. In te stemmen met de Invoeringsstrategie Participatiewet Lekstroom met als visie “een werkplek
naar vermogen voor zoveel mogelijk mensen met ondersteuningsmogelijkheden voor een brede
doelgroep’.
2. Een verkenning uit te laten voeren naar alternatieve mogelijkheden voor de toekomstige uitvoering
van de Wsw en een plan van aanpak op te stellen voor de vervolgstappen.
3. Vooralsnog de component Wsw-oud binnen het per 1 januari 2015 gebundelde re-
integratiebudget aan te houden voor budgettering van PAUW Bedrijven en UW Bedrijven.
4. Vooralsnog de overige componenten binnen het per 1 januari 2015 gebundelde re-
integratiebudget aan te houden voor budgettering van WIL.
5. WIL opdracht geven om, samen met de gemeenten en de Wsw-bedrijven, binnen het onder punt 4
genoemde kader, de gevolgen van de Participatiewet voor haar beleid en dienstverlening in beeld
te brengen, deze te vertalen in de bestaande beleid- en begrotingscyclus.
6. WIL opdracht geven om, in samenwerking met de Wsw-bedrijven en de Lekstroom-gemeenten, in
de arbeidsmarktregio afspraken te maken over het verzilveren van de werkplekken voor mensen
met een beperking en mede-invulling te geven aan het arbeidsmarktplatform / werkbedrijf voor
Utrecht Midden.
7.2 Toelichting op de beslispunten
1. In te stemmen met de Invoeringsstrategie Participatiewet Lekstroom met als visie ‘een werkplek
naar vermogen voor zoveel mogelijk mensen met ondersteuningsmogelijkheden voor een brede
doelgroep’.
De Lekstroom visie op de participatiewet is maximale arbeidsparticipatie naar vermogen van
mensen. We willen dat zo veel mogelijk mensen naar vermogen deelnemen aan de arbeidsmarkt.
+
38
De eigen verantwoordelijkheid van mensen staat hierbij centraal. Ook worden werkgevers
aangesproken op hun mogelijkheden en verantwoordelijkheden. Waar nodig worden mensen
ondersteund.
Deze ondersteuning bieden we aan een zo breed mogelijke groep, aan mensen met tijdelijke
belemmeringen maar ook aan mensen met meer permanente beperkingen. Prioriteiten stellen en
keuzes maken is hierbij noodzakelijk gelet op het budget. Maar op voorhand worden er geen
categorieën mensen uitgesloten van ondersteuning richting de arbeidsparticipatie, als zij daartoe in
staat worden geacht.
2. Een verkenning uit te laten voeren naar alternatieve mogelijkheden voor de toekomstige uitvoering
van de Wsw en een plan van aanpak op te stellen voor de vervolgstappen.
Aan de gemeentesecretarissen van de betrokken gemeenten wordt verzocht een verkenning uit te
voeren naar alternatieve mogelijkheden voor de toekomstige uitvoering van de Wsw, binnen het
kader van de Participatiewet en deze invoeringsstrategie. Op basis daarvan ook een plan van
aanpak op te stellen voor de vervolgstappen.
3. Vooralsnog de component Wsw-oud binnen het per 1 januari 2015 gebundelde re-
integratiebudget aan te houden voor budgettering van PAUW Bedrijven en UW Bedrijven.
4. Vooralsnog de overige componenten binnen het per 1 januari 2015 gebundelde re-
integratiebudget aan te houden voor budgettering van WIL.
Voor WIL en de Wsw-bedrijven is het belangrijk om te weten wat voor hen het financieel kader is
voor het begrotingsjaar 2015. Op basis daarvan kunnen zij de gevolgen voor beleid en uitvoering in
het jaar 2015 beeld brengen. De bestaande financiële en organisatorische kaders blijven daarbij in
stand, in afwachting van besluiten die volgen uit de verkenning over de toekomst van de Wsw
(beslispunt 2).
Voor PAUW Bedrijven en UW Bedrijven vormt op dit moment de Rijksbijdrage Wsw de basis voor
de budgettering die zij ontvangen van de gemeenten. Met ingang van 1 januari 2015 wordt de
Rijksbijdrage Wsw afgeschaft en gaan de middelen over naar het gebundelde re-integratiebudget.
Waarschijnlijk blijft binnen dat gebundelde re-integratiebudget wel een ‘fictieve component Wsw-
oud’ zichtbaar. Voorgesteld wordt om vooralsnog die component aan te houden voor
budgettering van PAUW Bedrijven en UW Bedrijven en de overige componenten aan te houden
voor budgettering van WIL.
5. WIL opdracht geven om, samen met gemeenten en Wsw-bedrijven, binnen het onder punt 4
genoemde kader, de gevolgen van de Participatiewet voor haar beleid en dienstverlening in beeld
te brengen, deze te vertalen in de bestaande beleid- en begrotingscyclus.
6. WIL opdracht geven om, samen met de Wsw-bedrijven en de gemeenten, in de arbeidsmarktregio
afspraken te maken over het verzilveren van de werkplekken voor mensen met een beperking en
mede-invulling te geven aan het arbeidsmarktplatform / werkbedrijf voor Utrecht Midden.
Volgend uit beslispunt 4 neemt WIL het initiatief om de gevolgen van de Participatiewet voor haar
beleid en dienstverlening in beeld te brengen. Dit doet WIL binnen de met de invoeringsstrategie
+
39
gestelde kaders. Deze gevolgen vertaalt WIL in beleidsplan, begroting, DVO’s en waar nodig in
verordeningen.
In de komende periode zal de samenwerking in de arbeidsmarktregio Utrecht Midden verder vorm
krijgen, met het oog op het versterken van de dienstverlening aan werkgevers en het verzilveren
van de garantstelling van werkgevers voor banen voor mensen met een beperking. WIL krijgt de
opdracht om dat op te pakken ten behoeve van de Lekstroom-gemeenten.
WIL implementeert de participatiewet in samenhang met de andere twee transities en het totale
sociale domein. WIL gaat verder met de reeds in gang gezette ontwikkeling van de interfaces
tussen WIL en het lokale sociale domein. In 2014 start WIL met een aantal pilots op het gebied van
de lokale toegang (sociale wijkteams en zorgloketten) en worden de sociale interfaces tussen WIL
en gemeenten verder ingevuld. Dit betreft ook het aanbod voor klantgroep 4.
7.3 Planning en werkwijze
De werkgroep Transitie Werk Lekstroom houdt regie op het implementatie proces van de
Participatiewet zoals beschreven in deze invoeringsstrategie. Deze werkgroep ressorteert onder het
bestuurlijk Platform Sociaal Domein Lekstroom. In deze werkgroep zijn alle Lekstroom gemeenten
vertegenwoordigd. Ten behoeve van de strategische uitwerking wordt samengewerkt met ketenpartners
(WIL, PAUW Bedrijven en UW Bedrijven) en gebruik gemaakt van hierbinnen beschikbare expertise.
Belangrijkste eerstvolgende stap is de afronding van de verkenning (beslispunt 2) en het maken van een
plan van aanpak voor het vervolgtraject. Besluitvorming daarover zou in mei 2014 gerealiseerd moeten
zijn. Wij verwachten besluitvorming over de strategische vraagstukken in medio 2015 afgerond te
hebben, waarna implementatie kan starten. De Werkgroep Transitie Werk Lekstroom wordt daarnaast
door WIL betrokken bij de voorbereiding op de Participatiewet (punten 5 en 6) en de vertaling hiervan
in beleid en begroting.
+
40
Bijlagen
Hieronder zijn de gebruikte cijfers per gemeente gespecificeerd:
A Aantal bijstandsuitkeringen 2008-2013 (paragraaf 2.1)
Gemeente 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Groei
Houten 300 320 330 320 320 365 22 %
IJsselstein 290 310 300 310 340 386 33 %
Lopik 60 50 60 70 80 76 27 %
Nieuwegein 780 790 830 850 930 1.035 33 %
Vianen 180 190 180 200 210 241 34 %
Totaal Lekstroom 1.610 1.660 1.700 1.750 1.880 2.103 31 %
B Aantal Wsw-plekken 2008-2013 (paragraaf 2.2)
Gemeente 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Groei
Houten 80 79 89 88 90 88 10 %
IJsselstein 102 104 99 98 98 109 7 %
Lopik 39 37 36 36 34 33 -15 %
Nieuwegein 161 165 161 160 158 165 3 %
Vianen 24 24 28 26 28 29 21 %
Totaal Lekstroom 406 409 423 408 408 424 4 %
C Aantal Wajongers 2008-2013 (paragraaf 2.3)
Gemeente 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Groei
Houten 360 380 420 470 510 530 47 %
IJsselstein 240 260 270 300 310 330 38 %
Lopik 90 100 120 110 120 120 33 %
Nieuwegein 580 590 600 650 670 710 22 %
Vianen 100 110 120 130 130 150 50 %
Totaal Lekstroom 1.370 1.440 1.530 1.660 1.740 1.840 34 %
+
41
D Prognose bijstandsuitkeringen 2013-2018 (paragraaf 4.1)
Gemeente 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Houten 365 402 445 467 486 504 38 %
IJsselstein 386 424 463 480 491 503 30 %
Lopik 76 84 93 99 103 107 41 %
Nieuwegein 1.035 1.138 1.238 1.275 1.300 1.324 28 %
Vianen 241 266 288 296 301 306 27 %
Totaal Lekstroom 2.103 2.314 2.527 2.617 2.681 2.744 31 %
E Prognose Wsw-plekken 2013-2018 (paragraaf 4.1)
Gemeente 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Houten 88 92 86 81 76 72 - 18 %
IJsselstein 109 110 103 97 91 86 - 2 %
Lopik 33 33 31 29 27 26 - 2 %
Nieuwegein 165 175 164 154 145 136 - 18 %
Vianen 29 28 27 25 24 22 - 24 %
Totaal Lekstroom 424 438 412 386 363 342 -19 %
F Prognose re-integratiebudget 2013-2018 (paragraaf 4.3)
(bedragen * 1.000)
Gemeente 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Houten € 2.659 € 2.675 € 2.598 € 2.469 € 2.344 € 2.235 - 16 %
IJsselstein € 3.316 € 3.347 € 3.240 € 3.040 € 2.846 € 2.681 - 19 %
Lopik € 934 € 930 € 899 € 846 € 795 € 749 - 20 %
Nieuwegein € 5.778 € 5.945 € 5.786 € 5.451 € 5.127 € 4.873 - 16 %
Vianen € 970 € 970 € 946 € 897 € 850 € 813 - 16 %
Totaal Lekstroom € 13.657 € 13.867 € 13.469 € 12.703 € 11.962 € 11.351 -17 %
+
42
G Prognose kosten Wsw-oud 2013-2018 (paragraaf 4.4)
1 Directe kosten (bedragen * 1.000)
Gemeente 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Houten € 2.282 € 2.386 € 2.230 € 2.100 € 1.971 € 1.867 - 18 %
IJsselstein € 1.650 € 1.665 € 1.560 € 1.469 € 1.378 € 1.302 - 21 %
Lopik € 500 € 500 € 469 € 439 € 409 € 394 - 21 %
Nieuwegein € 2.498 € 2.650 € 2.483 € 2.332 € 2.195 € 2.059 - 18 %
Vianen € 439 € 424 € 409 € 379 € 363 € 333 - 24 %
Totaal Lekstroom € 7.369 € 7.624 € 7.151 € 6.718 € 6.316 € 5.955 - 19 %
De herziene begroting 2013 van PAUW Bedrijven geeft een totaal aan loonkosten Wsw en
verstrekte subsidie aan werkgevers ter hoogte van € 13.099.000 en een totaal aan
bedrijfsinkomsten van
€ 4.605.000. Per saldo zijn de directe kosten € 8.494.000. Het bedrag in 2013 per gemeente
(m.u.v. Houten) is berekend als het aantal Wsw-plekken van de gemeente / het aantal
Wsw-plekken van alle 6 gemeenten (561) die aan PAUW deelnemen (ook Stichtse Vecht en
De Ronde Venen) * het totaal aan directe kosten. Voor de jaren 2014-2018 ontwikkelt dit
bedrag zich met het aantal Wsw-plekken.
Voor de gemeente Houten geldt dat zij middels een aanwijzingsbesluit UW Holding een
subsidie geeft per Wsw-plek per jaar. In 2013 is de subsidie per plek € 25.930, bij 88
plekken. De directe kosten worden lager conform de daling van het aantal Wsw-plekken
met 6% per jaar. Uitgangspunt is dat de kosten per plek gelijk blijven in 2013-2018. Dit is
nog in onderhandeling.
2 Overheadkosten (bedragen * 1.000)
Gemeente 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Houten € 70 € 70 € 70 € 70 € 70 € 70 0 %
IJsselstein € 1.166 € 1.166 € 1.166 € 1.166 € 1.166 € 1.166 0 %
Lopik € 353 € 353 € 353 € 353 € 353 € 353 0 %
Nieuwegein € 1.765 € 1.765 € 1.765 € 1.765 € 1.765 € 1.765 0 %
Vianen € 310 € 310 € 310 € 310 € 310 € 310 0 %
Totaal Lekstroom € 3.664 € 3.664 € 3.664 € 3.664 € 3.664 € 3.664 0 %
+
43
De herziene begroting 2013 van PAUW Bedrijven geeft een totaal aan overheadkosten ter
hoogte van
€ 6.000.000. Het bedrag in 2013 per gemeente (m.u.v. Houten) is berekend als het aantal
Wsw-plekken van de gemeente / het aantal Wsw-plekken van alle 6 gemeenten (561) die
aan PAUW deelnemen (ook Stichtse Vecht en De Ronde Venen) * het totaal aan
overheadkosten. Voor de jaren 2014-2018 blijft dit bedrag vervolgens gelijk, hoewel in de
praktijk kleine verschuivingen tussen de gemeenten kunnen ontstaan omdat de kosten op
basis van het aantal Wsw-plekken worden versleuteld.
Voor de gemeente Houten geldt dat zij middels een aanwijzingsbesluit UW Holding een
subsidie geeft per Wsw-plek per jaar. De meeste kosten zijn daardoor directe kosten. De
gemeente vergoedt daarnaast een algemeen vast bedrag ter hoogte van ongeveer €
70.000. Die vergoeding is wel als overheadkosten te beschouwen.
3 Totale kosten Wsw-oud (bedragen * 1.000)
Gemeente 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Houten € 2.352 € 2.456 € 2.300 € 2.170 € 2.041 € 1.937 - 18 %
IJsselstein € 2.816 € 2.831 € 2.725 € 2.634 € 2.544 € 2.468 - 12 %
Lopik € 853 € 853 € 822 € 792 € 762 € 747 - 12 %
Nieuwegein € 4.263 € 4.414 € 4.248 € 4.096 € 3.960 € 3.824 - 10 %
Vianen € 749 € 734 € 719 € 689 € 674 € 643 - 14 %
Totaal Lekstroom € 11.033 € 11.288 € 10.814 € 10.382 € 9.980 € 9.619 - 13 %
De totale Wsw-kosten dalen met minder dan 13% in de periode 2013-2018. De kosten dalen
deels door de dalende omvang (minder Wsw-plekken en dus minder directe kosten), maar
blijven bij ongewijzigd beleid ook deels in stand (overheadkosten).
H Prognose restant re-integratiebudget bijstand 2013-2018 (paragraaf 4.5)
(Bedragen * 1.000)
Gemeente 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Houten € 307 € 219 € 272 € 299 € 303 € 298 - 3 %
IJsselstein € 500 € 516 € 515 € 406 € 302 € 213 - 57 %
Lopik € 81 € 77 € 77 € 54 € 33 € 2 - 97 %
Nieuwegein € 1.515 € 1.531 € 1.538 € 1.355 € 1.167 € 1.049 - 31 %
Vianen € 221 € 236 € 227 € 208 € 176 € 170 - 23 %
Totaal Lekstroom € 2.624 € 2.579 € 2.629 € 2.321 € 1.982 € 1.732 - 34 %
+
44
I Prognose gemiddeld restant re-integratiebudget bijstand 2013-2018
(paragraaf 4.5)
Gemeente 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Houten € 840 € 550 € 610 € 640 € 620 € 590 - 30 %
IJsselstein € 1.300 € 1.220 € 1.110 € 840 € 620 € 420 - 67 %
Lopik € 1.070 € 920 € 820 € 550 € 320 - € 20 - 98 %
Nieuwegein € 1.460 € 1.350 € 1.240 € 1.060 € 900 € 790 - 46 %
Vianen € 920 € 890 € 790 € 700 € 590 € 550 - 39 %
Totaal Lekstroom € 1.250 € 1.110 € 1.040 € 890 € 740 € 630 - 49 %
J Prognose eigen bijdrage op Wsw-oud 2013-2018 (paragraaf 4.6)
(Bedragen * 1.000)
Extra bijdrage 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Groei
Houten € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 0 %
IJsselstein € 306 € 271 € 316 € 352 € 386 € 420 37 %
Lopik € 93 € 82 € 96 € 107 € 117 € 127 37 %
Nieuwegein € 464 € 411 € 478 € 533 € 584 € 636 37 %
Vianen € 81 € 72 € 84 € 94 € 103 € 112 37 %
Totaal € 1.576 € 1.397 € 1.626 € 1.813 € 1.987 € 2.161 37 %
Recommended