View
235
Download
3
Category
Preview:
Citation preview
jaarverslag2005
VU
med
isch cen
trum
jaarverslag 2
00
5
vormgeving DPC/huisdrukkerij George van Hecke
Jaarverslag 2005
Vereniging VU-Windesheim
De Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg (Vereniging VU-Windesheim)
is het resultaat van een fusie van de Windesheim- en de VU-vereniging. De Vereniging is de koepel boven de
Vrije Universiteit, VU medisch centrum en de Christelijke Hogeschool Windesheim.
De bijzondere identiteit van de Vereniging is geworteld in de christelijke traditie. Bijbels geïnspireerde kernwaarden
staan centraal, zoals maatschappelijke betrokkenheid, een goede (mede)mens zijn, zorg en respect voor de ander
waarbij ‘elk talent telt’, en zorg voor de kwaliteit van leven, cultuur en natuur. De Vereniging biedt een uniek
draagvlak aan de VU, VUmc en Windesheim als instellingen met een bijzondere identiteit. Ook draagt zij bij aan
hun maatschappelijke verbinding. De drie organisaties zijn ervan overtuigd dat zij samen beter dan elk afzonderlijk
kunnen inspelen op een aantal maatschappelijke tendensen.
De belangrijkste rollen van de Vereniging zijn: koepel-rechtspersoon, georganiseerd relatienetwerk en sponsor van
‘bijzondere’ projecten.
1
2
Inhoud
I. Algemene gegevens 5
• Naam en vestigingsplaats 5
• raad van toezicht per ultimo verslagjaar 5
• raad van bestuur en directeuren per ultimo verslagjaar 5
II. Verslag raad van toezicht 7
III. Verslag raad van bestuur 13
IV. Jaarrekening 97
• Balans per 31 december 2005 102
• Resultatenrekening over 2005 103
• Grondslagen voor de waardering van de balans en resultaten rekening 104
• Toelichting bij de balans per 31 december 2005 107
• Kasstroomoverzicht 2005 124
• Toelichting bij de resultatenrekening over 2005 125
• Segmentatie over 2005 137
V. Overige gegevens 139
• Accountantsverklaring 141
• Bekostigingsparameters 142
• Besteding van de Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 144
• Besteding van de Rijksbijdrage geneeskunde 146
VI. Bijlagen 149
• 1 Materiële vaste activa 151
• 2 DHAZ - middelen 156
• 3 Tabellen 157
• 4 Opbouw budget aanvaardbare kosten 2004, 2005 165
• 5 Verbonden partijen 166
• 6 Hoofden van de afdelingen en (overige) hoogleraren per 1 januari 2006 167
• 7 Overige organisatiegegevens 172
• 8 Commissies 176
• 9 Programmagroepen 179
• 10 Onderzoekinstituten 180
• 11 Oraties en promoties 181
• 12 Prestatie indicatoren 187
3
4
I. Algemene gegevens
naam en vestigingsplaats
VU medisch centrum
De Boelelaan 1117
1081 HV AMSTERDAM
uitgaande van: Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg te Amsterdam
raad van toezicht per ultimo verslagjaar
prof. drs. P. Bouw Amsterdam voorzitter
mr. drs. L.C. Brinkman Leiden vice-voorzitter
mw. drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen Hoogeveen vice-voorzitter
drs. J.M. Bleichrodt Olst lid
mw. I.E.E. van der Dussen Veenendaal lid
dr. B. Sangster Leidschendam lid
prof. dr. P.M.E. Volten Groningen lid
mr. A.A. Westerlaken Culemborg lid
dr. J. Siersma Amsterdam ambtelijk secretaris
raad van bestuur en directeuren per ultimo verslagjaar
drs. E.B. Mulder Amsterdam voorzitter
prof. dr. T.J.F. Savelkoul Vleuten lid
prof. dr. E.A. van der Veen Castricum lid, tevens decaan
mr. O.G.A. van der Beek Leiden secretaris
C.J.H. Buren MBA RC Amsterdam directeur financiën
drs. K.W. Stegenga Utrecht directeur facilitair bedrijf
mw. drs. E. Baars Naarden directeur personeel en organisatie
mw. prof. dr. J.A.A.M. van Diemen-Steenvoorde Houten directeur onderwijs
5
I. Alg
emen
e geg
evens
6
II. Verslag raad van toezicht
De raad van toezicht oefent toezicht uit op het college van bestuur van de Vrije Universiteit en de hogeschool
Windesheim en op de raad van bestuur van VU medisch centrum. Met dit verslag legt de raad, zowel intern als naar
externe partijen, verantwoording af over het door hem uitgeoefende toezicht. De raad is in 2005 zes maal bijeen
gekomen. Tussen de vaste vergaderingen van de raad is er overleg van de voorzitter en één vice-voorzitter van de
raad met de voorzitters van de besturen. In oktober vond het jaarlijkse gesprek plaats met het bestuur van de
Vereniging waarvan de drie instellingen uitgaan.
De raad van toezicht heeft de afstemming tussen de besturen van de instellingen gestimuleerd en stelt vast dat het
overleg met de besturen en tussen de besturen in open dialoog en goede verstandhouding plaatsvindt.
In zijn vergadering van 17 mei 2006 heeft de raad van toezicht de jaarrekening 2005 van VU medisch centrum (VUmc)
goedgekeurd. De jaarrekening is gecontroleerd door Ernst&Young Accountants en van een goedkeurende verklaring
voorzien. De verklaring is opgenomen in het verslag.
De raad van toezicht heeft daarbij kennis kunnen nemen van de sterk verbeterde financiële positie van VUmc,
de versterking van de kwaliteitszorg in de patiëntenzorg, de innovatie van het onderwijscurriculum geneeskunde en
de continuïteit in de goede prestaties op het terrein van wetenschappelijk onderzoek.
Gedurende het verslagjaar 2005 is tevens het jaarplan VUmc 2006-2007 goedgekeurd door de raad van toezicht,
na voorbespreking in de financiële commissie.
Voor VUmc stond 2005 in het teken van een omvangrijke bezuinigingsoperatie (Gerichte Groei).
De raad van toezicht sprak zijn steun uit voor een ingrijpende ombuigingstaakstelling van € 20 miljoen structureel.
Bespreking van de halfjaarcijfers in de raad liet zien dat implementatie van de maatregelen goed vorderde. Bij de
bespreking van de begroting 2006 bleek dat de succesvolle uitvoering van de bezuinigingsoperatie bijdroeg aan het
realiseren van de doelstellingen van financieel beleid in de volgende jaren, te weten een gezonde exploitatie en
opbouw van de vermogenspositie van VUmc.
De vorming van de alliantie met het Slotervaartziekenhuis (SLZ) vormde een belangrijke strategische uitdaging
voor VUmc. Gegeven de externe wens de capaciteitsproblematiek in Amsterdam West op te lossen heeft VUmc,
ondanks zijn slechts marginale rol in termen van adherentie in die regio, zich toch ingespannen hiervoor een oplossing
te vinden. De raad van toezicht steunde de aanpak van de raad van bestuur en formuleerde enkele voorwaarden
waaraan een voorstel voor nauwe bestuurlijke samenwerking tussen VUmc en SLZ zou moeten voldoen. Dit betrof
voorwaarden met betrekking tot de financiële uitgangspositie van SLZ; de financiële steun van zorgverzekeraars voor
de vermogensopbouw bij beide instellingen en de kosten van herstructurering; vorming van een fiscale en economische
eenheid met instemming van de belastingdienst; instemming van de Nederlandse Mededingingsautoriteit;
voldoende draagvlak in beide organisaties voor de beoogde samenwerking.
De voortgang van het alliantievormingsproces is nauwgezet door de raad van toezicht gevolgd; toetsing aan de
gestelde voorwaarden was daarbij steeds aan de orde. Aanpassingen in de governancestructuur van de VU Vereniging
inclusief VUmc en VU-Windesheim ten gevolge van de beoogde alliantie met SLZ werden voorbereid. Met het opzeggen
van de overeenkomst door het SLZ en in april 2006 is de besluitvorming daarover aangehouden.
Overige onderwerpen van beraadslaging in de raad van toezicht waren onder meer de invoering van de DBC
financieringssystematiek, herijking van het strategisch meerjarenbeleid VUmc 2005-2010 en de afstemming tussen
Vrije Universiteit en VUmc.
7
II. Verslag
raad van
toez
icht
De raad van toezicht stemde in met de benoeming van prof. dr. T.J.F. Savelkoul tot vice-voorzitter van de raad van
bestuur VUmc. De heer Savelkoul is sinds 2000 lid van de raad van bestuur.
In een evaluatiebijeenkomst met het college van bestuur en de raad van bestuur spraken beiden over het functioneren
van de raad van toezicht en de relatie van de raad met de besturen van de instellingen. De raad heeft daarbij met
name aandacht besteed aan de wijze waarop de instellingen zich intern en extern verantwoorden en de eisen die
daaraan in het maatschappelijk verkeer worden gesteld.
Naar aanleiding van deze evaluatie is o.a. besloten het aantal vergaderingen van de raad uit te breiden, regelmatig
werkbezoeken aan de instellingen te brengen en meer ruimte voor inhoudelijke bespiegelingen tijdens de vergaderingen
te creëren. De raad constateert dat veel van de verbeteringen zijn geïmplementeerd.
In maart heeft de raad een informatieprotocol vastgesteld dat de informatievoorziening van de raad door de besturen
van de instellingen regelt. Het protocol wordt voorgeschreven in het reglement van de raad. De financiële commissie
van de raad kwam in 2005 drie keer bijeen.
De voorzitter en de beide vice-voorzitters vormen de renumeratiecommissie. De renumeratiecommissie heeft in de
vergadering van de raad van toezicht van december gerapporteerd over de gevoerde functionerings-gesprekken met
de leden van het college van bestuur en raad van bestuur.
Aan het eind van het verslagjaar bestond de raad uit acht leden. Per 1 mei 2005 is de heer Terpstra als lid van de
raad teruggetreden in verband met zijn benoeming tot voorzitter van de HBO-raad.
8
II. Verslag
raad van
toez
icht
De raad van toezicht,
prof. drs. P. Bouw mr. drs. L.C. Brinkman
drs. J.M. Bleichrodt mw. I.E.E. van der Dussen,
dr. B. Sangster prof. dr. P.M.E. Volten
mr. A.A. Westerlaken mw. drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen
9
II. Verslag
raad van
toez
icht
Samenstelling raad van toezicht per 31-12-06
Voor vier jaar benoemd op 01-01-2004
Naam Functie Nevenfuncties
drs. J.M. Bleichrodt (1947)* • lid RvB Stichting de Gelderse Roos
Geestelijke Gezondheidszorg te Arnhem.
Prof. drs. P. Bouw (1941) • Econoom, • voorzitter RvC CSM N.V.
• voormalig president directeur KLM NV. • lid RvC: NUON N.V. en OCE N.V.
• voorzitter Bankraad Nederlandse Bank.
Mr. drs. L.C. Brinkman (1948)* • voorzitter Bouwend Nederland. • vice-voorzitter Dagelijks en
Algemeen Bestuur VNO/NCW
• voorzitter Bestuur
Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds
• voorzitter Centraal Fonds Volkshuisvesting
• lid VROM-raad (adviesraad Ministerie VROM)
• voorzitter Vereniging het
Nederlandse rode Kruis
• voorzitter Prins Bernhard Cultuur Fonds
• lid Bestuur De Nederlandse Opera
• lid RvT Staatsbosbeheer
• lid RvC bij DUPont Nederland N.V.
• lid RvC bij Philips Morris Holland N.V.
• lid RvC bij Fries-Groningse
Hypotheekbank N.V.
• lid RvC bij Nederlands Omroepproduktie
Bedrijf N.V.
• lid RvC bij Amstelland MDC N.V.
• voorzitter Bestuur NICTIZ
(Nationaal Instituut ICT in de Zorg)
10
II. Verslag
raad van
toez
icht
Naam Functie Nevenfuncties
Dr. B. Sangster (1947)* • Arts • Senior Vice President Safety and
Environmental Assurance Unilever
• lid Management Board European
Food Safety Authority
• lid Raad voor de Kwaliteitsbevordering
van de LOI
• lid Bestuur Toxicology Forum
• lid Bestuur Innovatienetwerk
Groene Ruimte en Agrocluster
• Penningmeester Industry Council for
Development, lid Bestuur Ecetoc.
Prof. dr. P.M.E. Volten (1946) • Hoogleraar Internationale
Betrekkingen RUG.
Mr. A.A. Westerlaken (1955) • voorzitter RvB ’s Heeren Loo Zorggroep. • lid Raad voor Volksgezondheid en Zorg
• lid RvT NIZW.
mw. I.E.E. van der Dussen (1944) • vice-voorzitter CvB ROC A12. • voorzitter Expertisecentrum
Federatie Christelijk BVE
• voorzitter Stichting Vrienden
ziekenhuis De Gelderse Vallei
• lid Unesco werkgroep Onderwijs
mw. drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen (1948)* • Voormalig lid gemeenteraad Hoogeveen • RvT ziekenhuis Bethesda Hoogeveen
• voormalig lid Provinciale Staten Drenthe. • lid RvT Stichting Zorgpalet Hoogeveen
• lid Bestuur Cooperatieve Servicevereniging
Olympusflat U.A. Rotterdam
• Rijksbestuurslid Regionaal Historisch
Centrum Drents Archief
• lid landelijke Auditcommissie van de
VVD en trainer Haya van Somerenstichting
* leden Financiële Commissie
11
II. Verslag
raad van
toez
icht
12
Voorwoord
Het werken aan kwaliteitsverbetering in de kerntaken opleiding, onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg
vraagt continue aandacht. VU medisch centrum (VUmc) heeft hieraan in 2005 nadrukkelijk aandacht besteed door
onder meer deelname in het landelijke kwaliteitsproject Sneller Beter en de introductie van een nieuw curriculum voor
de opleiding geneeskunde.
Het jaarverslag 2005 laat zien hoe VUmc op verschillende terreinen verbeteringen voor patiënten, studenten en
medewerkers heeft weten te realiseren. De indeling van het jaarverslag volgens het INK model sluit daar goed bij aan.
In de verschillende hoofdstukken vindt u de speerpunten van beleid nader toegelicht, aangevuld door interviews met
betrokkenen bij specifieke aandachtspunten.
De basis voor een goede verbetercultuur is onder meer een gezonde financiële positie. In 2005 is VUmc erin geslaagd
een omvangrijke structurele bezuinigingsoperatie door te voeren, waardoor het jaar met een lichte plus afgesloten
kon worden. De daaraan verbonden sociale gevolgen, zoals het verlies van arbeidsplaatsen, waren pijnlijk. Echter
dankzij de inspanningen van velen is het gelukt de gevolgen in omvang te beperken en op een zorgvuldige wijze
uitvoering te geven aan het sociaal flankerend beleid.
De positie van VUmc is aan het begin van 2006 duidelijk versterkt, zowel in financieel opzicht als ook op de verschillende
kerntaken. Het jaar 2006 markeert ook het eerste lustrum van VUmc; reden om met gepaste trots terug te kijken op
de geleverde prestaties maar ook aanleiding om verder te werken aan een sterkere, financieel gezonde en op kwaliteit
gerichte organisatie ten behoeve van patiënten, studenten en medewerkers.
De raad van bestuur spreekt zijn waardering uit voor de bijdrage van alle medewerkers aan het welslagen van
alle – ten dele ingrijpende – veranderingen gedurende 2005. Met het door de raad van toezicht gestelde vertrouwen
is de raad van bestuur vereerd.
13
Voorw
oord
III. Verslag Raad van Bestuur
14
Hoofdstuk 1 • Leiderschap
Leiderschap en leidinggeven worden vaak als hetzelfde gezien. Dat is maar ten dele terecht. Van een leidinggevende
mag verwacht worden dat hij een notie van leiderschap heeft en het ook toont. Van iemand die geen leiding geeft
wordt leiderschap als minder vanzelfsprekend gezien. Toch is het voor een organisatie die excellent wil presteren van
belang dat iedereen die er werkzaam is in staat is zijn talenten optimaal voor de organisatie in te zetten. Wanneer dit
gebeurt in een sfeer van zelf verantwoordelijkheid nemen en willen groeien, naast begeleiding door de leidinggevende,
dan is sprake van leiderschap op een wijze zoals dat in VU medisch centrum voor ogen wordt gestaan.
Er wordt veel geïnvesteerd in dienend leiderschap. Er is een trainingsaanbod ontwikkeld rond dit thema.
Hiervan wordt veel gebruik gemaakt en er vinden regelmatig symposia plaats. Voor het 2e besturingsniveau zijn
competentieprofielen vastgesteld. Met alle betrokkenen zijn en worden jaargesprekken gevoerd.
Missie & visie
Het ontstaan van VU medisch centrum in 2001 en organisatieontwikkelingen zoals kanteling en clustering waren in
2004 voor de raad van bestuur aanleiding om de identiteit van VUmc opnieuw te formuleren. Na een uitgebreid traject
waarin betrokkenheid en inhoudelijke inbreng van medewerkers centraal stond, werden de nieuwe missie, visie en
kernwaarden in 2005 vastgesteld. Samen vormen zij de identiteit van VUmc: de basis voor de ideeën en het handelen
van een ieder in VU medisch centrum.
Missie: VU medisch centrum staat voor onderscheidende patiëntenzorg, hoogwaardig wetenschappelijk onderwijs
en grensverleggend onderzoek. VU medisch centrum komt voort uit een christelijke traditie en koppelt
geloof in persoonlijke, integere en respectvolle behandeling van mensen aan gezonde ambitie en fundamentele
nieuwsgierigheid.
VU medisch centrum wil beter maken, maar ook beter zijn, beter worden en bijdragen aan de medische kennis
van morgen. Het samenvattende motto luidt: VU medisch centrum. Kennis maakt ons beter.
Visie: VU medisch centrum wil een wezenlijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van de gezondheidszorg en
daarmee aan het welzijn van mensen. Als universitair medisch centrum richt VU medisch centrum zich op een
vooraanstaande positie in onderwijs en opleiding, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg. VU medisch
centrum is er voor patiënten, hun naaste(n), verwijzers, studenten, op te leiden professionals en opdrachtgevers
van onderzoek. VU medisch centrum wil gezien en erkend worden als een innovatieve kwaliteitsorganisatie met een
uitstekende reputatie, een krachtig netwerk en plezier in wat we doen: een excellent centrum voor onderwijs en
onderzoek, met onderscheidende patiëntencentra en koploper in patiëntenlogistiek.
VU medisch centrum komt voort uit een christelijke traditie waarin menselijke waardigheid en respectvolle
behandeling essentieel zijn. VU medisch centrum staat voor duurzaamheid en heeft oog voor mens en omgeving.
VU medisch centrum biedt een uitdagend, professioneel en ambitieus werk- en denkklimaat waarin plezier,
respect, integriteit en dienstbaarheid voorop staan. De kernwaarden van VU medisch centrum zijn
betrokkenheid, zorgvuldigheid en ambitie.
In 2005 werd die VUmc identiteit zichtbaar gemaakt. Dit gebeurde door een communicatiecampagne waarbij de raad
van bestuur op afdelingen als ‘missionarissen’ de nieuwe missie&visie toelichten onder het credo; waar staan we
voor en waar gaan we voor, door veel aandacht in het medewerkersblad Tracer en de uitgifte van het boekje
“Sprekende verhalen”.
15
Hoofd
stuk 1
• Leid
erschap
MD programma cultuur & leiderschap
De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor cultuur- en leiderschapsvraagstukken. Daarmee is een gedrags-
verandering in gang gezet die noodzakelijk is om goed te kunnen focussen op gedrag en resultaten. Elkaar aan-
spreken is een sleutelbegrip gebleken: om tot de verbeelding sprekende resultaten te kunnen realiseren zijn in de
organisatie mensen nodig die op hun werk aanspreekbaar durven en willen zijn. Een van de instrumenten die daartoe
is gerealiseerd is dat voor alle leidinggevenden van het tweede besturingsniveau een competentieprofiel is vastgesteld.
Er zijn en worden volop 360 graden feedback en jaargesprekken gehouden. De uitkomsten daarvan vertalen zich nu
door in individuele afspraken, maar vormen tevens de ingrediënten voor het verder te ontwikkelen Management
Development (MD)-programma.
Naast de aandacht voor de gewenste cultuur is het realiseren van de geformuleerde missie en visie een belangrijk
vertrekpunt voor MD. Tezamen vormen zij het fundament van het MD-programma voor de komende jaren. De eerste
contouren daarvan zijn nu geschetst, deze worden in voortdurende samenspraak met de diverse doelgroepen verder
uitgewerkt. De ingezette organisatie-ontwikkeling (van clusters naar divisies) is een ontwikkeling die bepalend is
voor de inrichting van het MD-programma. Daarnaast is gewerkt aan het opbouwen van een contactennetwerk
zowel binnen als buiten de organisatie teneinde MD-kennis en- ervaringen met andere deskundigen op dit gebied te
bevorderen.
Assessment hoogleraren
Hoogleraren hebben een voorbeeldfunctie in meerdere opzichten binnen onze organisatie. Juist daarom hecht VUmc
groot belang aan de wijze waarop zij daaraan invulling geven. Naast de professionele kanten van het vak, die al op
diverse wijzen en momenten getoetst worden, is er steeds meer aandacht voor de managementtaak van deze positie.
Aansprekende resultaten op de kerntaken worden als vanzelfsprekend verondersteld, maar het maakt een groot
verschil hoe deze gerealiseerd worden. Het was tot enkele jaren geleden ongebruikelijk om daar uitspraken over te
doen, waardoor de verwachtingen voor de betrokkenen ook niet helder waren. Met de inrichting van een ontwikkel-
assessment is voorzien in een instrument waarmee vereiste managementkwaliteiten getoetst kunnen worden. In
2005 heeft een pilot plaatsgevonden, die succesvol is gebleken. Vanaf nu wordt in principe bij alle nieuw te benoemen
kernhoogleraren dit assessment afgenomen. De volgende stap is een goed vervolg te geven aan de inzichten die het
assessment heeft opgeleverd. Een vervolg in (elementen van) het MD-programma ligt voor de hand, er zal echter ook
maatwerk gewenst zijn.
16
Hoofd
stuk 1
• Leid
erschap
Nieuwsflits
Nieuwe fase Gerichte Groei geeft duidelijkheid over uitwerking
Nadat de raad van bestuur in december 2004 zijn standpunt ten aanzien van Gerichte groei bekend maakte,
startte begin 2005 de uitwerking in de vorm van reorganisatieplannen. Ook heeft de raad van bestuur
opdracht gegeven een aantal ziekenhuisbrede bezuinigingsmaatregelen nader te onderzoeken. Half januari
2005 moeten de reorganisatieplannen bekend zijn. Dan worden ook de exacte personele gevolgen duidelijk.
Raad van bestuur
In het verslagjaar 2005 hebben geen wijzigingen in de samenstelling van de raad van bestuur plaatsgevonden.
In 2005 heeft de raad 43 keer vergaderd. Op enkele uitzonderingen na zijn deze vergaderingen door alle leden
bijgewoond. Belangrijkste aandachtspunten voor de raad van bestuur zijn geweest: het te voeren financieel beleid,
in het bijzonder het implementeren van de bezuinigingstaakstelling ‘Gerichte Groei’, de besprekingen met het
Slotervaartziekenhuis over een te vormen alliantie tussen beide instellingen, de onderhandelingen met zorgverzekeraars
over productieafspraken, de externe netwerkontwikkeling, de invoering van de DBC systematiek en nieuwe initiatieven
in het kader van het kwaliteitsbeleid. In de volgende hoofdstukken leest u meer daarover.
Overleg raad van bestuur met medezeggenschaps- en adviesorganen
OR
Het jaar 2005 stond in het overleg tussen de raad van bestuur en de ondernemingsraad (OR) vooral in het teken
van de consequenties van Gerichte Groei, de projecten in het kader van ‘ZILVER’, de evaluatie van de organisatie-
ontwikkeling en de voorbereidingen van de alliantie met het Slotervaartziekenhuis. Aangezien het belangrijke en
ingrijpende onderwerpen betrof, heeft intensief overleg plaatsgevonden dat ook de basis heeft gelegd voor de
evaluatie van het proces van Gerichte Groei. (zie ook hoofdstuk 2 onder ‘Bezuinigingen: Gerichte Groei en ZILVER’).
In 2006 zullen de conclusies met betrekking tot deze evaluatie met de OR worden besproken.
17
Hoofd
stuk 1
• Leid
erschap
Studentenraad
De studentenraad is de officiële belangenbehartiger van alle medische studenten en voert zodanig overleg met de
decaan VUmc en de onderwijsdirecteur over onderwijs en studentenbelangen. De raad bestaat uit negen studenten.
De leden worden jaarlijks in mei gekozen via VUmc brede verkiezingen tezamen met de universiteitsbrede
verkiezingen. De belangrijkste onderwerpen in 2005 waren: de kwaliteit van het curriculum '91, het VUmc Compas
(nieuw curriculum zie ook hoofdstuk 5 processen onderwijs), internationalisering van het onderwijs.
Stafconvent en VAR
Met de oprichting van de Verpleegkundige Adviesraad (VAR) in 2005 heeft VUmc een orgaan voor de belangen-
behartiging van de verpleegkundige beroepsgroep gecreëerd. Ongeacht de algemene adviserende taakstelling ligt de
nadruk bij de VAR op de advisering over het kwaliteitsbeleid in de zorg in het algemeen en professionele kwaliteit in
het bijzonder. Daar waar mogelijk en gewenst brengen het stafconvent (vergadering van alle stafleden) en de VAR
gezamenlijk advies uit aan de raad van bestuur. In 2006 vindt een eerste evaluatie van de VAR plaats.
Met het dagelijks bestuur van het stafconvent bespreekt de raad van bestuur regelmatig de lopende zaken van VUmc.
Vergelijkbaar als met de OR hebben onderwerpen zoals het te voeren financieel beleid, het strategisch meerjaren-
beleid, Missie&visie van VUmc en het kwaliteitsbeleid in de zorg in het onderling overleg centraal gestaan.
18
Hoofd
stuk 1
• Leid
erschap
Interview
Missie & visie
Elmer Mulder, voorzitter raad van bestuur
“We hebben een helder doel voor ogen, een gezamenlijk streven. Wij zeggen in onze missie onder andere,
dat VU medisch centrum een organisatie is die een persoonlijke, integere en respectvolle behandeling van
mensen koppelt aan ambitie en nieuwsgierigheid. Daarmee zeg je nogal iets. Dat moeten wij ook waar maken.
De missie, visie en waarden vormen de basis van onze activiteiten. Het zal helpen VU medisch centrum een
herkenbaar gezicht te geven. Met de missie, visie en waarden hebben medewerkers een kort en toegankelijk
document waarin staat beschreven wie we zijn, wat we doen en waar we ons de komende jaren op richten.
Dat geeft richting en het kan helpen keuzes te maken. Want heel simpel: alles wat we doen moet passen binnen
onze missie en het moet helpen de ambities uit onze visie te realiseren.
Ik ben heel tevreden dat onze missie en visie in samenspraak met veel medewerkers tot stand is gekomen.
Dit heeft geleid tot een missie en visie, waar medewerkers van VUmc zich in zullen herkennen. Wat mijzelf betreft,
betekent het dat wat ik doe moet aansluiten op de missie en visie. Ik voel me uitgedaagd door onze ambities
en laat me inspireren door onze waardes: betrokken, zorgvuldig en ambitieus. Ik wil in – en extern uitdragen
dat VU medisch centrum een organisatie is om trots op te zijn. Door me te richten op het positieve en dat ook te
stimuleren in anderen.”
19
Hoofd
stuk 1
• Leid
erschap
20
Hoofdstuk 2 • Strategie en beleid
Alliantie Slotervaartziekenhuis – VU medisch centrum
Al jaren is er discussie over de capaciteitsproblematiek is Amsterdam-West. Eind 2004 heeft een andere standpunt-
bepaling van de Minister van Volksgezondheid, welzijn en sport (VWS) en de zorgverzekeraars tot de instelling van
de commissie Jonkman geleid. Deze commissie heeft in 2005 de problematiek geïnventariseerd en oplossingsrichtingen
in een advies neergelegd.
Mede in het licht van deze ontwikkeling heeft het Slotervaartziekenhuis (SLZ) in april 2005 aan VUmc de vraag
voorgelegd of de vorming van een strategische alliantie een positieve bijdrage zou kunnen leveren aan de oplossing
van de capaciteitsproblematiek in Amsterdam-West. VUmc heeft zich bereid verklaard deze vraag met een positieve
intentie te willen onderzoeken.
Op 26 mei 2005 hebben de voorzitters van de raden van bestuur van SLZ en VUmc een intentieverklaring ondertekend.
In deze verklaring spreken SLZ en VUmc af dat zij een onderlinge samenwerking zullen aangaan die zowel organisatorisch
als bestuurlijk vorm dient te krijgen. Doel van de samenwerking is een verhoging van de kwaliteit, doelmatigheid en
toegankelijkheid van het zorgproces, onder meer door een betere ordening van functies en een evenwichtiger aanbod
van medisch specialistische zorg in de regio Amsterdam.
Deze voorgenomen alliantie tussen beide organisaties wordt ondersteund door de zorgverzekeraars, met dien
verstande dat de uitwerking moet bijdragen aan een structurele bezuiniging van 20 miljoen euro in de regio
Amsterdam-West1 vanaf 2008. In ruil daarvoor zullen de zorgverzekeraars ruimte bieden aan de alliantie om zijn
financiële positie te verbeteren, zijnde:
• een verhoging van het Eigen Vermogen (RAK van 8%);
• een jaarlijks positief exploitatieresultaat van 2%.
Wat VUmc betreft zijn er nog diverse andere voorwaarden aan het tekenen van een definitieve samenwerkings-
overeenkomst verbonden, zoals een vergoeding van transitiekosten.
21
Hoofd
stuk 2
• Strateg
ie en b
eleid
1 Tot de regio Amsterdam-West behoren naast het SLZ en VUmc de volgende instellingen: NKI/AvL, SLAS en JvB-instituut
Hieronder een kort overzicht van het proces van alliantievorming in 2005.
Proces alliantievorming mei – december 2005
26 mei 2005 voorzitters raden van bestuur SLZ en VUmc ondertekenen een intentieverklaring en
geven daarmee het startsein voor de alliantievorming
juni 2005 stuurgroep SLZ-VUmc stelt het plan van aanpak vast, waarna verdere uitwerking in
werkgroepen volgt
september 2005 stuurgroep stelt voortgangsrapportage vast op basis van rapportages werkgroepen
en stelt een werkgroep Locatieprofielen in
oktober 2005 stuurgroep presenteert locatieprofielen in VUmc en SLZ, waarna verdere uitwerking
en precisering van de profielen volgt
8 december 2005 voorzitters raden van bestuur SLZ en VUmc ondertekenen overeenkomst, met als
hoofdpunten:
herbevestiging intenties
vaststelling uitgewerkte locatieprofielen
vaststelling verdere stappen tot eind januari 2006 (o.a. uitwerking businessplan)
vaststelling ontbindende voorwaarden
Het proces van alliantievorming heeft in 2005 met name in het teken gestaan van het benoemen en verder uitwerken
van de locatieprofielen SLZ en VUmc. Deze uitwerking gebeurt per specialisme en is de basis voor het businessplan
van de alliantie.
In het voorjaar 2006 bestonden nog veel onduidelijkheden omtrent de financiële uitgangspositie van het Slotervaart-
ziekenhuis. Tegelijkertijd startte het Slotervaartziekenhuis gesprekken met andere partijen over een ander toekomst-
traject buiten de alliantie. De combinatie van deze twee factoren leidde ertoe dat VUmc de gesprekken met het
Slotervaartziekenhuis opschortte tot er meer duidelijkheid op deze punten zou ontstaan. Kort daarna – eind april
2006 – maakte het Slotervaartziekenhuis bekend dat men gelet het gebrek aan draagvlak onder specialisten en
overige medewerkers voor de alliantie de besprekingen met VUmc beëindigd.
Bezuinigingen: Gerichte Groei en ZILVER
De financiële positie van VUmc was aanleiding om midden 2004 te starten met een bezuinigingsoperatie onder de
naam 'Gerichte Groei'. Om de centrale doelstellingen van het financiële meerjarenbeleid (sluitende exploitatie en
ruimte voor vermogensopbouw) te realiseren waren maatregelen nodig. Aan het eind van 2004 nam de raad van
bestuur een voorgenomen besluit over een bezuiniging van 18 miljoen euro die grotendeels vanaf januari 2005
moest worden gerealiseerd.
Bij de uitvoering van Gerichte Groei werd duidelijk dat gedwongen ontslagen onvermijdelijk waren. Dat was in VUmc
niet eerder voorgekomen en gedeelde ervaring hoe daar mee om te gaan ontbrak in de organisatie. Naast bezuinigingen
op middelen, zouden van de 5.000 formatieplaatsen er vanaf 2005 ongeveer 180 moeten verdwijnen. Een groot deel
van het banenverlies is echter opgevangen door natuurlijk verloop en (interne) herplaatsingen. Door alle inspanningen
is uiteindelijk voor slechts 15 van de 179 boventallige medewerkers ontslag aangevraagd. Deze 15 medewerkers
vertegenwoordigden 7,3 formatieplaatsen.
22
Hoofd
stuk 2
• Strateg
ie en b
eleid
Het verloop van het adviestraject met de OR inzake Gerichte Groei is aanleiding geweest om een werkgroep in te
stellen met de opdracht het proces te evalueren. Het doel van deze evaluatie was lering te trekken voor de toekomst
en aanbevelingen te formuleren die een goede en functionele samenwerking tussen de raad van bestuur en de
ondernemingsraad kunnen bevorderen.
Gerichte Groei heeft tot gevolg gehad dat binnen VUmc bezuinigingen en reorganisaties zijn doorgevoerd. Deze
maatregelen hebben een forse bijdrage geleverd aan de te realiseren bezuinigingen, echter zoals werd geanticipeerd
kon in 2005 het noodzakelijke bezuinigingsbedrag niet volledig in een keer worden gerealiseerd. De ontwikkeling en
invoering van een normeringsysteem waarmee in 2005 is gestart moet gezamenlijk met alle overige maatregelen
leiden tot ongeveer 5 miljoen euro aan structurele bezuiniging. Met deze normeringsystematiek kan de noodzakelijke
personele inzet van verschillende functies (verpleegkundig, administratief, medisch en wetenschappelijk) worden
bepaald.
Het programma ZILVER geeft (o.a.) verdere invulling aan deze normering en volgt Gerichte Groei op. De naam ZILVER
staat voor Zorgvuldig Implementeren en Leren van ERvaringen. Doel van ZILVER is het zorgvuldige invoeren van
ontwikkelde instrumenten om daarmee de efficiency die hieruit voortvloeit te verzilveren. De raad van bestuur heeft
een aantal pijlers benoemd waarbinnen dit bedrag behaald moet worden: pijler I Zorgproces- en zorgcapaciteits-
management, pijler II Personeel, pijler III Inkoop / logistiek en pijler IV ICT.
Het verschil met Gerichte Groei is dat die bezuinigingsmaatregelen, gezien de financiële situatie, snel genomen
moesten worden. ZILVER kan in een rustiger tempo en daardoor is er de mogelijkheid om de veranderingen, die
onvermijdelijk gaan komen, zorgvuldig te implementeren. ZILVER is een volgende stap om VUmc in financieel
opzicht en in termen van marktpositie te versterken.
Het perspectief voor de toekomst is in 2005 verbeterd. Via Gerichte Groei is een betere financiële uitgangspositie
gecreëerd. Via ZILVER zullen we deze positie in 2006 e.v. geleidelijk verder verbeteren. De gevolgen voor medewerkers
zijn nog niet te overzien, maar gedwongen collectief ontslag is op basis van de huidige inzichten voor dit vervolgtraject
niet aan de orde.
23
Hoofd
stuk 2
• Strateg
ie en b
eleid
Planning & control cyclus
Sinds een aantal jaar wordt de strategie en het beleid van VUmc steeds gestructureerder aangepakt. Voor het
beheren en besturen van de organisatie wordt de onderstaande planning&control cyclus gebruikt. Een gestructureerde
planning&control cyclus draagt bij aan de gewenste transparantie over prestaties. Net zoals in voorgaande jaren zijn
in 2005 de diverse onderdelen van de bestaande cyclus verfijnd en nog beter op elkaar afgestemd.
In 2005 zijn een nieuwe missie en visie, tezamen met een drietal kernwaarden, geformuleerd
(zie hiervoor ook het hoofdstuk 1 Leiderschap). Het meerjarenbeleid, geldend voor een periode van vijf jaar,
en de daaruit afgeleide ambities zullen elke keer getoetst worden aan de geformuleerde missie en visie.
Onderstaand overzicht geeft de planning&control cyclus weer op VUmc niveau. Daarnaast is er op decentraal niveau
ook sprake van een planning&control cyclus. Afgelopen jaar is in alle clusters het werkplekmanagement ingericht.
Deze lopen nu soms al mee in de decentrale cyclus door middel van het opstellen van afdelingsplannen en de
periodieke rapportage over de stand van zaken hieromtrent. Het komende jaar zal dit verder ingevoerd worden.
Als aanvulling op planning&control-cyclus wordt het meerjarenbeleid jaarlijks geëvalueerd en wordt aan de hand van
de interne en externe ontwikkelingen het bestaande beleid waarnodig herijkt.
Met ingang van 2006 zal er naast verdere verfijning ook een aantal wijzigingen plaatsvinden. Zo zal er sprake zijn
van een twee jarenplan in plaats van een jaarplan en zal de organisatiestructuur aangepast worden. Beiden zullen
hun invloed hebben op de bestaande planning&control cyclus.
24
Hoofd
stuk 2
• Strateg
ie en b
eleid
Planning Control
Decentrale kwartaalrapporteges
Eventueel herijking
Centrale kwartaalrapporteges
en jaarverslag
Meerjarenbeleidplan
Management contracten
Kaderbrief
Jaarplan
Interview
Samenwerken
Chris Polman,
hoogleraar neurologie en hoofd Multiple Sclerose centrum
“Intern zie je na vijf jaar VU medisch centrum dat de medische faculteit en het ziekenhuis steeds meer een geheel
vormen. Dat is bijvoorbeeld belangrijk voor de aansturing van wetenschappelijk onderzoek. Was voorheen de
Van der Boechorststraat, de straat tussen ziekenhuis en medische faculteit, letterlijk een barrière, nu zie je dat er
beter wordt overlegd waardoor het mogelijk is duidelijk beleid uit te stippelen en neer te zetten.
Ook in de patiëntenzorg zie je dat samenwerkingsverbanden steeds duidelijker worden. Medewerkers uit
verschillende vakgroepen of afdelingen zijn meer bij elkaar gaan horen. Ze maken deel uit van een
geheel en zijn ook samen verantwoordelijk. De multidisciplinaire samenwerking groeit, kijk maar naar
het aantal zorgpaden wat is ontstaan. Daarmee maken we op het gebied van kwaliteit op dit moment een aantal
grote slagen. We zijn niet voor niets koploper op het gebied van patiëntenlogistiek. We zullen ons steeds duidelijker
profileren naar de patiënt. Er is niet meer een dokter die voor de patiënt zorgt, maar een betrokken team dat samen
overlegt en een geheel vormt.
Ook in de samenwerking met instituten om ons heen is een duidelijke lijn uitgezet. Onderwijs profiteert hier
bijvoorbeeld van. Het netwerk wordt steeds beter, op vele locaties zijn nu teaching professors aan het werk.
Zij versterken de band tussen VUmc en de netwerkziekenhuizen. De voorgenomen alliantie met het Slotervaartziekenhuis
was een belangrijk item het afgelopen jaar. Het is anders afgelopen dan we zes maanden geleden inschatten, maar
dit mag geen reden zijn om nu achterover te leunen. De mogelijk nieuwe situatie, een commercieel Slotervaartziekenhuis,
biedt voor ons bijna zeker nieuwe kansen, maar ook bedreigingen waar we pro-actief op moeten inspelen.”
25
Hoofd
stuk 2
• Strateg
ie en b
eleid
26
Hoofdstuk 3 • Management van medewerkers
Human Resource Management
HRM is gericht op het in balans brengen van organisatie- en medewerkerbehoeften. Naarmate beide beter op elkaar
zijn afgestemd presteren medewerkers beter en dragen zo meer bij aan het verwezenlijken van de ambities van
VUmc. In 2004 is voor HRM een vijf-jarenplan opgesteld. In 2005 is dit plan geactualiseerd en aangescherpt.
Belangrijk doel van het HRM-meerjarenbeleid is het bijdragen aan goed leiderschap voor leidinggevenden en goed
medewerkerschap voor medewerkers. Met goed leiderschap wordt bedoeld een coachende, dienende en resultaat-
gerichte stijl van leidinggeven. Met goed medewerkerschap wordt bedoeld dat medewerkers verantwoordelijkheid
nemen voor hun werk en hun loopbaan. HRM-beleid ontsteunt leidinggevenden en medewerkers hierbij met
voorzieningen zoals loopbaanadvies, management development (MD), opleiding en coaching.
Dit alles om een optimale inzet en inzetbaarheid van medewerkers te realiseren. Om dit te bereiken gaat het
HRM-beleid uit van vier thema’s namelijk: gezondheid, motivatie, competentie en betrokkenheid. Leidinggevenden
spelen een cruciale rol om die thema’s volgens de hieronder genoemde uitgangspunten uit te dragen en uit te voeren.
Gezondheid
Werkgerelateerde gezondheidsproblemen worden zoveel mogelijk voorkomen. Medewerkers worden gestimuleerd tot
een gezonde leefstijl. Bij verminderde belastbaarheid streeft de organisatie naar optimale inzetbaarheid van de
betrokken medewerker. Datgene wat de medewerker nog wél kan is hierbij uitgangspunt.
Motivatie
Medewerkers zijn vooral intrinsiek gemotiveerd voor hun werk. Medewerkers werken zo zelfstandig mogelijk en krijgen
feedback over hun functioneren.
Competentie
Medewerkers beschikken over de juiste kennis, vaardigheden en effectief gedrag om tot de best haalbare prestaties
te komen. Deze benodigde competenties zijn helder en ondersteunen het sturen op gedrag en resultaat.
Betrokkenheid
Medewerkers identificeren zich met VU medisch centrum en haar ambities. Organisatiedoelen zijn vertaald naar
individuele doelen. VU medisch centrum heeft een herkenbaar en aansprekend gezicht in de arbeidsmarkt.
Medewerkers dragen de missie en de kernwaarden van de organisatie uit.
27
Hoofd
stuk 3
• M
anag
emen
t van m
edew
erkers
Gezondheid en betrokkenheid
Gezondheidsbeleid
In 2005 is door middel van de start van het traject ‘Deskundigheidbevordering adequate verzuimbeheersing voor
leidinggevenden’ VUmc-breed de vertaalslag gemaakt van moderne inzichten naar de dagelijkse praktijk. Het voor-
komen van verzuim door dreigend verzuim vroeg te signaleren en hierop snel en adequaat te anticiperen staat hoog
op de agenda. In dat verband zijn diverse preventieprogramma’s geïntroduceerd en is over gezondheidsbeleid via
diverse kanalen gecommuniceerd, onder meer door middel van twee Gezondheidskaterns die beide als onderdeel
van het medewerkersblad Tracer verschenen.
Als er sprake is van verzuim wegens ziekte dan geldt verantwoorde werkhervatting, eventueel in tijdelijk aangepast
werk, veelal als belangrijkste medicijn voor herstel. Met het centraal stellen van wat gedeeltelijk arbeidsgeschikte
medewerkers voor wat betreft hun eigen werk nog kunnen, is een begin gemaakt met het vormgeven van het
reïntegratiebeleid.
Conform het meerjarenbeleidplan zijn per cluster realistisch haalbare streefcijfers vastgesteld voor zowel het ziekte-
verzuim als de WIA instroom. Deze cijfers gelden als prestatie-indicatoren op het gebied van gezondheidsbeleid.
Arbeidsomstandigheden
Centraal staat een actief en preventief arbobeleid. Er is intensief gewerkt aan nieuwe producten die bedoeld zijn
om uitval van medewerkers door psychische belasting te voorkomen en waar nodig terugkeer van de medewerkers
(reïntegratie) te versnellen.
Naast deze meer algemene werkwijze zijn er twee meer specifieke programma’s voor de leidinggevenden gestart.
Dit zijn: deskundigheidsbevordering in het kader van adequate verzuimbeheersing - met aandacht voor preventie,
werkhervattingbegeleiding en reïntegratie naar passende arbeid - en klinische lessen om werkdruk, surmenage en
burn out in een vroeg stadium te leren herkennen.
Alle bestaande preventieprogramma’s op het gebied van fysieke belasting, gevaarlijke stoffen en huidbelasting
hebben opnieuw aandacht gekregen. Zo zijn er trainingen voor nieuw ingestroomde ergocoaches en herhalings-
trainingen voor de zittende ergocoaches gehouden. Het aantal ergocoaches lag eind 2005 op 56. Er zijn RSI-contact-
personen opgeleid en een aantal afdelingen heeft algemene training gehad in het terugdringen van fysieke belasting
inclusief RSI.
In 2005 is een start gemaakt met afdelingsgewijze toepassing van de verschillende preventieprogramma’s.
28
Hoofd
stuk 3
• M
anag
emen
t van m
edew
erkers
Nieuwsflits
Oordeel visitatiecommissie: EMGO blijft excellent instituut
De visitatiecommissie heeft het instituut voor extramuraal geneeskundig onderzoek (EMGO) opnieuw als
excellent beoordeeld. Het EMGO heeft een uitstekende internationale academische reputatie, zowel door de
wetenschappelijke status van de onderzoekers, het enorme aantal nationale en internationale publicaties,
als de regelmatige stroom van promoties. Bovendien is het instituut er in geslaagd de beste wetenschappers
van diverse afdelingen van VUmc in één enkele extramurale organisatie samen te brengen. Een punt van zorg is
de grote afhankelijkheid van een beperkt aantal externe fondsen, meent de visitatiecommissie. Het is de tweede
maal dat het instituut de hoogst mogelijke score behaalt. Al eerder, in 1998, stelde een commissie vast dat het
EMGO excellent was.
Bedrijfsmaatschappelijk werk
De ingezette profilering van de afdeling in de afgelopen jaren heeft er voor gezorgd dat er naast de verwijzingen
van bedrijfsartsen steeds meer leidinggevenden vroegtijdig medewerkers verwijzen. Ervaring leert dat het preventief
signaleren en verwijzen van medewerkers met stress, werkdruk en andere psychische klachten verzuim voorkomt.
Naast individuele hulpverlening aan de medewerkers wordt samen gewerkt met leidinggevenden, bedrijfsartsen en
andere adviseurs uit de organisatie. Steeds is het doel om het arbeidsplezier van medewerkers te vergroten om
verzuim te voorkomen of zoveel mogelijk te verkorten. Het betrokken houden van medewerkers bij hun werkplek
en de organisatie is hierbij belangrijk.
Naast de individuele hulpverlening zijn eveneens interventies ingezet om het afdeling- en teamfunctioneren te
verbeteren. Zo heeft het bedrijfsmaatschappelijk werk individuele medewerkers en afdelingen begeleid in het traject
Gerichte Groei.
Ook is aan verschillende afdelingen/teams opvang geboden na een traumatische gebeurtenis. Na een afdelings-
overstijgend incident waar vele afdelingen en medewerkers bij betrokken waren is traumaopvang geboden.
In 2005 zijn tevens van start gegaan de projecten ‘Collegiale opvang na ingrijpende en schokkende gebeurtenissen’,
‘Veilige zorg’, ‘Gewenste omgangsvormen’, en ‘Ret jezelf’ (RET: rationele emotieve training).
29
Hoofd
stuk 3
• M
anag
emen
t van m
edew
erkers
Competentie en motivatie
Werken met competenties
Naamsbekendheid verkrijgen is één, goede medewerkers op de goede plek in de organisatie krijgen en houden is
twee. Werken met competenties oftewel competentiemangement is daarbij een belangrijk instrument. Op diverse
afdelingen zijn in 2005 pilots gestart met werken met competenties. In enkele pilots zijn afdelingscompetenties
benoemd, in andere pilots zijn functiecompetenties van leidinggevenden benoemd. Voor het tweede besturingsniveau
zijn functiecompetenties benoemd die zijn besproken in de jaargesprekken met de raad van bestuur. De raad van
bestuur heeft nog twee VUmc-competenties gekozen die zijn gerelateerd aan het realiseren van de VUmc-ambities de
komende twee jaar. De VUmc competenties zijn Klantgerichtheid en Resultaatgerichtheid. Iedere afdeling die start
met competenties, krijgt deze twee competenties in ieder geval in het profiel.
De ervaring leert dat het proces van kiezen van competenties waardevol is, omdat uitwisseling plaatsvindt over welk
gedrag echt belangrijk is om succesvol te zijn in het werk en het realiseren van doelstellingen. Verder geeft het
bespreken van competenties in de jaargesprekken meer inzicht in hoe medewerkers functioneren en wat zij nodig
hebben om zich te ontwikkelen. Wel is het voor sommige leidinggevenden en medewerkers nog onwennig om te pra-
ten over gedrag en de ontwikkeling ervan. Daarom is er een training Coachen op competentieontwikkeling ontwikkeld
voor leidinggevenden en een training gericht op het geven van feedback. Ter ondersteuning van het meten van
competenties is een instrument ontwikkeld voor 360 graden feedback via internet.
In 2006 zullen in alle clusters pilots zijn uitgevoerd met het werken met competenties. Hierin zullen de aanpak
voor de invoering en de ontwikkelde instrumenten worden uitgetest. Het huidige HR instrumentarium zal dan worden
aangepast op het werken met competenties.
Loopbaanadviesbureau: begeleiding bij Gerichte Groei
In 2005 heeft het loopbaanadviesbureau zich met name gericht op het begeleiden van medewerkers die door
Gerichte Groei boventallig zijn verklaard. Van de in totaal 180 medewerkers met een adviesvraag voor het loopbaan-
adviesbureau behoorden 68 tot de groep van de in het kader van Gerichte Groei boventallig verklaarde medewerkers.
Het ondersteuningsaanbod bestond naast de reguliere loopbaantrajecten uit speciale begeleiding zoals groepstrainingen
en verkorte loopbaantrajecten, die zich meer richten op de specifieke situatie van deze medewerkers.
Aan het eind van 2005 kon worden vastgesteld dat ruim 85% van het aantal als boventallig aangemerkte medewerkers
middels interne of externe herplaatsing, outplacementbegeleiding succesvol is herplaatst en/of begeleid.
Door Gerichte Groei is er in het loopbaanadviesbureau een nieuw instrument, ‘matching’, in het leven geroepen.
Het doel van matching is het met voorrang plaatsen van boventallige medewerkers bij interne vacatures. Een groep
die in 2005 ook gebruik is gaan maken van deze matching methodiek zijn de reïntegratiekandidaten. De gekozen
methode zal in 2006 worden gecontinueerd. Daarnaast wordt in 2006 verder gewerkt aan uitbreiding en ontwikkeling
van de in te zetten loopbaaninstrumenten.
30
Hoofd
stuk 3
• M
anag
emen
t van m
edew
erkers
Nieuwsflits
Pacemaker via sms en internet te volgen
Cardiologen van VU medisch centrum hebben als eerste ter wereld een nieuw type pacemaker bij een patiënt
geïmplanteerd. De pacemaker is uniek omdat het een geavanceerde transmitter heeft die bij onregelmatigheden
via SMS gegevens zendt naar de mobiele telefoons van de behandelend cardioloog en een speciale post in het
ziekenhuis. De behandelend arts kan de ernst van de onregelmatigheden vervolgens via internet bekijken en
actie ondernemen. Implantatie van deze geavanceerde driekamer pacemaker zorgt voor het optimaliseren van de
pompfunctie van het hart. Het is bedoeld voor patiënten met langdurig hartfalen. Door de regelmatige controle
worden onregelmatigheden die tot verslechtering van de kwaliteit van leven zouden kunnen leiden ondervangen.
Als een pacemaker slecht functioneert en dit te laat wordt ontdekt kan dat tot ernstige klachten leiden.
Opleiden en ontwikkelen
Ook in 2005 is geïnvesteerd in het opleiden en het ontwikkelen van medewerkers. Zie hiervoor onder meer ook
hoofdstuk 1.
Het cursusaanbod van de bedrijfsopleidingen van de Amstel Academie, het opleidingsinstituut van VUmc,
is beter afgestemd met de doelstellingen van het HR beleid. De allocatie van het centrale opleidingsbudget is
daarop aangepast. Het deel van het aanbod dat rechtstreeks aansluit op het HR beleid is vernieuwd.
Initiële verpleegkundige opleidingen en verpleegkundige vervolgopleidingen zijn ook dit jaar mede gefinancierd door
subsidiegelden van de ministeries van VWS en OCW. Het totaalbedrag van deze door SoFoKles beheerde en voor
2005 toegekende gelden bedroeg 1,08 miljoen euro.
31
Hoofd
stuk 3
• M
anag
emen
t van m
edew
erkers
Nieuwsflits
Eerste DBC facturen verstuurd
Donderdag 10 maart 2005 werd een belangrijke mijlpaal gehaald. Na weken van testen, werden in het zieken-
huis informatie systeem de DBC’s ingelezen, gevalideerd en gefactureerd. DBC staat voor Diagnose Behandeling
Combinatie en omvat het gehele diagnose- en behandeltraject van een patiënt. Met ingang van 1 januari 2005
worden voor een groot deel van de behandelingen geen losse verrichtingen meer gedeclareerd, maar DBC trajec-
ten. Deze trajecten zullen steeds belangrijker worden voor de financiering van het ziekenhuis. Met de introductie
van DBC’s doet marktwerking zijn intrede in de ziekenhuiszorg.
Arbeidsvoorwaarden
Akkoord CAO UMC 2005-2007
Op dinsdag 15 november 2005 is een nieuwe CAO afgesloten voor de Academische Ziekenhuizen. De werkgever NFU
en de vier centrales voor overheidspersoneel ACOP, CMHF, AC en CCOOP hebben een nieuwe CAO-UMC met een loop-
tijd van 24 maanden (1 juni 2005 tot 1 juni 2007) afgesloten. Afgesproken werd dat alle 56.000 medewerkers van
alle UMC’s in december 2005 een verhoging van de eindejaarsuitkering zouden krijgen van 0,75%, dat per 1 april
2006 een structurele loonsverhoging wordt toegekend van 1,5% en per 1 januari 2007 van 0,7%. Ook over pensioen,
arbeidstijden, arbeidsvoorwaarden van assistenten in opleiding (aio’s), levensloop en seniorenbeleid, ziektekosten,
WIA en de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering RBWAZ zijn nadere afspraken gemaakt.
Functiewaardering
De meeste functies zijn in het kader van het nieuwe functiewaarderingssysteem FUWAVAZ in 2005 hergewaardeerd.
Dit betekent dat invoering van FUWAVAZ nagenoeg is afgerond. Tegen de waardering van 25 functies is door mede-
werkers bezwaar bij de Bezwarencommissie FUWAVAZ ingediend. De meeste hiervan zijn behandeld, waarna deze
commissie advies heeft uitgebracht. In de meeste gevallen heeft de raad van bestuur het advies overgenomen.
Kinderopvang
Door het van kracht worden van de nieuwe wet kinderopvang is een nieuw systeem ingevoerd wat betreft de bijdrage
in de kosten van de kinderopvang en wat betreft kwaliteitseisen. Voor wat betreft de kosten is als uitgangspunt
genomen dat de ouders 1/3 bijdragen, de werkgevers 1/3 (per werkgever 1/6) en de overheid 1/3. In het algemeen
ging hierdoor de werkgeversbijdrage voor ouders naar beneden. Er konden daardoor meer medewerkers instromen in
de kinderopvangregeling VUmc.
Bij het kinderdagverblijf ‘t Olifantje waren circa 130 kinderen van medewerkers geplaatst en via Kintent ongeveer
vijfhonderd kinderen van medewerkers. De wachtlijst bij Kintent liep flink terug naar 151 kinderen.
Middels de zogenoemde CAO à la carte kan, indien niet via het ‘t Olifantje dan wel via Kintent kinderopvang wordt
genoten, gebruik gemaakt worden van de fiscale regeling kinderopvang.
32
Hoofd
stuk 3
• M
anag
emen
t van m
edew
erkers
Interview
Kwaliteit
Remco de Bree,
KNO-arts en voorzitter van het Sneller Beter projectteam oncologie
“Het diagnostisch traject in het geval van hoofd-halskanker liep voorheen bepaald niet gestroomlijnd. Alle betrokkenen
- artsen, verpleegkundigen, paramedici, administratief medewerkers- moesten ad hoc afspraken plannen waardoor
het onderzoektraject niet goed doorliep. Voor medewerkers een bron van ergernis en voor onze patiënten die vanuit
alle delen van Nederland komen een crime. Er was dus wel een bodem om veranderingen in gang te zetten en
verbeteringen door te voeren. ‘Commitment’ was dan ook snel gevonden, iedereen herkende de knelpunten,
zag de voordelen en mogelijkheden van veranderen. Natuurlijk is een nieuwe werkwijze ook spannend. Wat
betekent het bijvoorbeeld voor je functie-inhoud? Maar binnen dit project was iedereen snel om. En dus is het gelukt
om de doorlooptijd van het diagnostisch traject te verbeteren en het aantal ziekenhuisbezoeken voor de patiënt tot
een minimum terug te brengen. Na verwijzing heeft de patiënt op de eerste donderdagmiddag zijn eerste reeks
onderzoeken, de volgende donderdag de tweede reeks met ook een afspraak op het verpleegkundig spreekuur. In de
week daarop doen we afrondend een scopie, waarna op basis van alle vergaarde informatie de diagnose gesteld kan
worden en het behandelplan aan het eind van die middag bekend is. Sneller Beter is een mooie gelegenheid om
veranderingen door te voeren. De cultuur is er ook rijp voor. Dat merk je als je, zoals in ons geval, in gesprek gaat
met andere afdelingen. Als je je plan met argumenten kunt onderbouwen, kost het niet heel veel moeite om mensen mee
te krijgen.”
33
Hoofd
stuk 3
• M
anag
emen
t van m
edew
erkers
34
Hoofdstuk 4 • Management van middelen
Financieel beleid
Het financiële beleid voor 2005 is gericht geweest op de VUmc ambitie ‘Financieel gezond’. Hiertoe behoren een
sluitende exploitatie en een financieel meerjarenperspectief leidend naar een verbetering van de reservepositie.
Om dit mogelijk te maken is in 2004 een majeure bezuinigingsoperatie voorbereid onder de naam Gerichte Groei.
Deze operatie is in 2005 tot uitvoering gebracht en heeft geleid tot een bezuinigingsslag van bijna 10 mln euro in 2005,
oplopend tot 18,5 mln euro in 2006 en 21 mln. euro in 2007. De invulling van de bezuinigingen voor 2005 is volledig
gelukt. De verwachting is dat ook de bezuinigingen voor 2006 en 2007 tot het gewenste resultaat zullen leiden.
Hierdoor is een gezond financieel meerjarenperspectief ontstaan.
Beoogd wordt de reservepositie te versterken tot 8% van het budget patiëntenzorg plus de rijksbijdrage
(zijnde 30 mln euro). Het resultaat over 2005 zal aan het eigen vermogen worden toegevoegd.
Afspraken met verzekeraars
Het beleid ten aanzien van de productie is gericht op een stabiele groei. Er is een groei van 4% gevraagd ten opzichte
van 2004. Deze groei is door de zorgverzekeraars geaccordeerd. Het betrof:
Reguliere productie: groei met name bij de specialismen
• orthopedie
• urologie
• longziekten
Bijzondere productie: groei met name bij de volgende activiteiten
• beenmergtransplantaties
• klinische genetica
• tele/brachytherapie
Projectfinanciering via lokale toeslag voor de volgende onderwerpen:
• obesitaspoli voor kinderen
• werken zonder wachtlijst bij de MRI (Radiologie)
• procesherinrichting KNO
• bijdrage in dure prothesen en implantaten en epilepsiechirurgie
• bijdrage in kosten dure geneesmiddelen
• verhoging budget dubieuze debiteuren
35
Hoofd
stuk 4
• M
anag
emen
t van m
iddelen
ICT
In het jaar 2005 zijn de volgende punten bereikt ten aan zien van informatievoorziening voor VUmc: Er heeft een
brede discussie plaatsgevonden onder de vlag ‘Patiëntenzorg en ICT’. Het (omvangrijke) gebied is in acht delen
gesplitst en binnen ieder deelgebied zijn projecten benoemd en geprioriteerd. Als gevolg daarvan ligt er nu een
agenda voor de ontwikkeling van zorggerelateerde informatievoorziening, en wordt financiering onderzocht.
In 2005 is de eerste versie van de elektronische leeromgeving (ELO) voor het nieuwe curriculum geneeskunde gereed
gekomen, tegelijk met de start van het nieuwe curriculum.
Er zijn een aantal strategische initiatieven ondernomen binnen het relatienetwerk:
• Regio Amsterdam: koppelingen worden voorbereid voor zorg-samenwerking, zoals binnen het Madonna
programma voor optimalisatie van de gynaecologische en obstetrische zorg;
• VUmc is actief lid van de landelijke stuurgroep IHE (=integrating the healthcare enterprise),
een initiatief ter verbetering van de interoperabiliteit van informatiesystemen in de zorg;
• VUmc heeft een leidende rol in het NFU project om te komen tot een referentiearchitectuur voor de
informatievoorziening van de UMC’s.
• Bedrijfszekerheid: een groot aantal maatregelen is genomen om de bedrijfszekerheid van IT systemen in
VUmc verder te waarborgen. Genoemd kunnen worden: netwerk, mail, VPN, beheerde werkplek.
Inkooplogistiek en Financieel systeem (LIFT)
In november 2004 is de implementatie van de Oracle modules voor financiën, projectadministratie, inkoop en logistiek
van start gegaan. De implementatie verloopt in twee delen: tijdens het 1e deel wordt het fundament gelegd voor de
ingebruikname van de modules en tijdens het 2e deel zullen deze modules verder worden uitgebouwd.
De implementatie is in 2005 gestart en feitelijke ingebruikname vond in 2006 plaats. De sterk verbeterde functionaliteit
van dit systeem draagt bij tot de verbetering van de ondersteuning van de bedrijfsprocessen.
36
Hoofd
stuk 4
• M
anag
emen
t van m
iddelen
DBC-traject
Volgens de methode die VUmc gebruikt, worden DBC’s afgeleid van reeds vastgelegde gegevens in de basisadministratie.
Enkele van de meest aansprekende eigenschappen hiervan zijn:
• minimale administratieve werklast voor artsen;
• optimale kwaliteit van facturen omdat gefactureerde DBC’s eenduidig afgeleid zijn van wat werkelijk heeft
plaatsgevonden;
• beschikbaarheid diagnosegegevens (kliniek, polikliniek, dagbehandeling) o.b.v. ICD-9 ten behoeve van onderzoek,
onderwijs, visitaties, jaarverslagen en management.
Er is dan ook een groeiende belangstelling van zowel UMC’s als perifere ziekenhuizen die deze methode eveneens
willen toepassen.
2005 heeft in het teken gestaan van de daadwerkelijke invoer van de DBC systematiek. Landelijk maar ook bij VUmc
moesten alle zeilen worden bijgezet om de toch al vooruitgeschoven planning te halen. Dankzij gemeenschappelijke
inzet en inspanning van alle betrokkenen is behoorlijk gepresteerd.
Navolgend een korte opsomming van de activiteiten waaraan is gewerkt:
• Berekenen en vaststellen van standaard verkoopprijzen voor DBC’s uit het B-segment m.b.v. beschikbaar gekomen
kostprijzen uit het kostprijzenmodel.
• Publicatie van standaard verkoopprijzen (DBC’s uit het B-segment) op het internet.
• Afronden van de DBC afleidingroutines voor (onderdelen van) specialismen, zodat DBC’s en bijbehorende zorg-
profielen beschikbaar komen.
• Testen en implementeren van de validatie- en factureringsmodule van iSOFT.
• Op gang brengen van de facturering d.w.z. t/m januari 2005 volledig o.b.v. landelijk vastgestelde DBC tarieven en
vanaf februari 2005 onderscheiden in A-segment DBC’s met landelijk vastgestelde tarieven en B-segment DBC’s
met VUmc prijzen.
• Onderhandelen met zorgverzekeraars over DBC prijzen en zorgcontracten.
• In beeld brengen van het Onder Handen Werk. De waardering van de openstaande DBC's van het B-segment is
gebaseerd op de VUmc kostprijs van de reeds uitgevoerde verrichtingen, of de lagere declaratiewaarde. Voor het
A-segment is dit gebaseerd op de declaratiewaarde per type DBC, d.w.z. de kosten - en honorariumdelen van het
CTG-tarief plus de opslag sluittarief. De typen (en aantallen) DBC's zijn bepaald naar de stand per ultimo 2005.
• Opzetten van beheer AO/IC en voorbereiden van externe verantwoording zoals de bestuursverklaring.
• Nadere uitwerking van de bedrijfseconomische aspecten van de DBC systematiek in het bijzonder de manier
waarop DBC’s deel uitmaken van de interne budgettering.
• Verdere ontwikkeling van DBC kubussen t.b.v. informatievoorziening.
37
Hoofd
stuk 4
• M
anag
emen
t van m
iddelen
Nieuwsflits
VUmc goed voorbereid op grote calamiteit
Twee bommen ontploffen op een locatie waar duizenden mensen bijeen zijn. Een groot deel van deze mensen
raakt gewond. Hoe gaat Nederland daarmee om? Deze vraag leidde tot de grootste rampoefening ooit gehouden
in Europa. De ruim een miljoen euro kostende oefening ‘Bonfire’ richtte zich op een oefening van ambulance-
verpleegkundige tot minister. Ook VUmc deed mee. De voorlopige conclusie? “Een sterke anticipatie op de aard
van de ramp, een strak en goed gereguleerd overzicht van de te verwachten patiëntenstromen en een opvallende
methode om te weten hoeveel slachtoffers inmiddels gearriveerd zijn in het ziekenhuis”, aldus waarnemer
Gijs van Aken (crisiscoördinator Isala Klinieken Zwolle).
Nieuwbouw
In het najaar van 2005 is de bouwvergunning van de lokale overheid ontvangen ten behoeve van de bouw van
Kinderstad (nieuwbouw van een 9e en 10e verdieping op de B-vleugel (voorheen Oost vleugel)). Eind 2005 is de
aanbesteding van Kinderstad opgestart. In Kinderstad kunnen zieke patiëntjes even vergeten dat ze ziek zijn.
De bouw van Kinderstad is een samenwerkingstraject tussen VUmc, Schiphol en Ronald McDonald VU Huis/Kinderstad
en wordt gefinancierd door Ronald McDonald VU Huis/Kinderstad met sponsorgelden.
Aan de Westflank van het VUmc-terrein worden voorbereidingen getroffen om te komen tot de bouw van het
Regionaal Centrum Geestelijke Gezondheidszorg (RCG) van de GGZ Buitenamstel, de Randstadkliniek van de Stichting
Epilepsie Instellingen in Nederland (SEIN) en de spoedeisende hulp (SEH). Deze initiatieven worden in samenhang ont-
wikkeld. Na een periode van het updaten van de programma’s van eisen van de instellingen is in het najaar een door-
start gemaakt met het uitwerken van het voorlopig ontwerp.
De nieuwbouw van dakopbouw A op de polikliniek is begin 2005 officieel in gebruik genomen. De nieuwbouw van dit
gebouw dient als vervangende huisvesting om verschuivingen in ruimte op te vangen als gevolg van de toekomstige
sloop van het zogenaamde D, R en W gebouw ten westen van het ziekenhuis.
In de eerste helft van 2005 is de bouwvergunning ontvangen voor de bouw van een tweede dakopbouw (dakopbouw B)
op de polikliniek. Aansluitend aan de aanbesteding is in augustus 2005 gestart met de bouw van dakopbouw B.
In dakopbouw B worden de verschuivingen in ruimte opgevangen in verband met de sloop van het zogenaamde
L gebouw (meander) ten westen van het ziekenhuis.
Ten oosten van de polikliniek zal nieuwbouw worden gerealiseerd voor de laboratoria van VU medisch centrum.
Het betreft grotendeels nieuwbouw voor vrijwel alle laboratoria van het ziekenhuis en deels een uitbreiding. In deze
nieuwbouw wordt ook pathologie opgenomen. Eind 2005 is het concept programma van eisen afgerond, ontwikkeld
in nauw overleg met de in het nieuwe gebouw geplande laboratoria.
Najaar 2005 is een start gemaakt met de voorbereidingen ten behoeve van de aanvraag verklaring voor nieuwbouw
van het Revalidatie Centrum Amsterdam op VUmc terrein.
38
Hoofd
stuk 4
• M
anag
emen
t van m
iddelen
Nieuwsflits
Eerste paal CCA het water in
Op woensdag 13 april werd om acht uur in de ochtend de eerste paal geslagen van het nieuwe researchgebouw
van het Cancer Center Amsterdam, dat naast de afrit van de A10 gebouwd gaat worden. Meestal is dit een feestelijke
moment tijdens de bouw, maar ditmaal was het toch wel een beetje een serieuze gebeurtenis. Er moest vlakbij
een grote waterleiding van een meter doorsnee geheid worden. Deze waterleiding voorziet een gedeelte van
Amsterdam van water. Voor de fundering worden 84 palen geslagen, waarvan een groot gedeelte in het water
komt te staan omdat het gebouw gedeeltelijk over het water wordt gebouwd. Het nieuwe gebouw zal honderd
meter lang worden, twintig meter breed en vier bouwlagen bevatten.
Interview
Arboconvenant
Ineke van der Jagt, hoofd zorgeenheid hematologie
“Er was al beleid op het gebied van cytostatica, maar toen de overheid met een nieuwe beleidsregel kwam hebben
we, de werkgroep cytostatica, de landelijke richtlijnen naast die van VU medisch centrum gelegd. De logische vragen
waren: hoe doen wij het, hoe moet het volgens de nieuwe richtlijn en wat moet er gebeuren om dat te realiseren?
Onze insteek was duidelijk: de veiligheid voor medewerkers die met cytostatica werken moet gewaarborgd
zijn. Na een risico-inventarisatie op alle afdelingen die met cytostatica werken hebben we een beleidsnotitie opgesteld
met aanbevelingen. Daarover zijn werkplekmanagers ingelicht, want zij zijn verantwoordelijk voor het beleid op
hun afdeling. We hebben voorlichtings- en instructie bijeenkomsten georganiseerd en alle afdelingen van relevante
schriftelijke informatie voorzien. En verder hebben we er nadrukkelijk op aangedrongen op elke afdeling iemand
verantwoordelijk te maken voor cytostatica beleid. Dat was de eerste fase. In de tweede fase hebben we alle cytostatica
afdelingen geaudit: hoe is het cytostaticabeleid uitgevoerd, wat zijn knel- en verbeterpunten? Die auditronde was
heel positief, er ging een preventieve werking van uit dus afdelingen stonden op scherp. Er zijn afdelingen waar alles
goed geregeld is, maar er zijn ook afdelingen waar maar zo weinig cytostatica wordt toegediend dat je je af moet
vragen of je daar de kwaliteit kunt waarborgen. Zo levert de audit weer verbeterpunten op en is de cirkel van meten
en verbeteren rond. Een product audit is mogelijk de volgende stap: hoe lopen de schakels en waar is verbetering
nodig. De arbeidsinspectie focust vooral op de veiligheid voor zwangeren die met cytostatica werken. Ik ben van
mening dat als iedereen werkt volgens de maatregelen uit de beleidsregel, dit extra veiligheid biedt voor alle
medewerkers, dus ook voor zwangeren.”
39
Hoofd
stuk 4
• M
anag
emen
t van m
iddelen
40
Hoofdstuk 5 • Management van processen
De belangrijkste processen binnen VU medisch centrum zijn gerelateerd aan haar kerntaken: patiëntenzorg,
onderwijs en opleiding en wetenschappelijk onderzoek.
Management van processen patiëntenzorg
Kwaliteitsbeleid VU medisch centrum
VU medisch centrum werkt sinds enige jaren met het programma Continue kwaliteit aan verbetering van de patiënten-
zorg. Binnen dit programma zijn de volgende thema’s benoemd: patiëntenlogistiek, patiëntveiligheid, tevredenheid
van patiënten en verwijzers, professionele kwaliteit, voorbereiding op NIAZ-accreditatie, Sneller Beter en ontwikkeling
van zorgpaden. In het kader van dit jaarverslag worden de laatste twee onderwerpen hierna uitvoeriger toegelicht.
Zorgpaden
Het ontwikkelen van zorgpaden is een belangrijk onderdeel van het kwaliteitsprogramma van VU medisch centrum.
Zorgpaden, elders vaak klinische paden genoemd, zijn het resultaat van overleg en afstemming tussen de vele
disciplines in het zorgproces. Het team van artsen, verpleegkundigen en eventuele andere betrokkenen bij de zorg
voor een bepaalde patiëntengroep gaat om de tafel om het proces opnieuw neer te zetten. Daarbij spelen meerdere
doelstellingen: logistieke winst boeken (bijvoorbeeld door verkorting van de doorlooptijd), verbetering van de
kwaliteit van de zorg (bijvoorbeeld door het handelen meer evidenced based en gebaseerd op protocollen te maken),
maar ook het verbeteren van de informatievoorziening aan de patiënt.
VU medisch centrum, sinds 2004 lid van het Vlaams-Nederlands Netwerk Klinische Paden, streeft ernaar om in de
komende jaren tot 40% van de patiënten onder te brengen in zorgpaden. Onder andere vanuit Sneller Beter
(procesherinrichtingsprojecten, PHI) zijn in 2005 verdere stappen in deze richting gezet. Navolgend een beeld van de
zorgpadontwikkeling in het verslagjaar.
41
Hoofd
stuk 5
• M
anag
emen
t van p
rocessen
Afgerond Gestart of Gestart of in ontwikkeling vanuit
in ontwikkeling Procesherinrichting Sneller Beter
Totale heupprothese in joint care Knie-operaties Vaten:
carotispathologie
(halsslagaderaandoeningen),
aneurysmata (slagaderverwijding),
perifeer arterieel vaatlijden
(slagaderaandoeningen)
Lage rugklachten CVA Hoofd- halsoncologie:
(beroerte) mondholte-orofarynxcarcinoom en
larynx-hypofarynxcarcinoom
(keel – en mondholtekanker)
Staaroperaties Neuro-oncologie
Systemische sclerose Multiple sclerose (electief en acuut)
(huidziekte)
Derdelijns diabeteszorg Colorectale tumoren
(dikke darmkanker)
Niertransplantaties Perinatale zorg
(zorg tijdens en na bevalling)
Ulcus cruris Pijn op de borst
(open been) (cardiologie/cardiochirurgie)
Het zorgpad totale heupprothese in joint care is ontwikkeld door een multidisciplinaire projectgroep onder voorzitter-
schap van een orthopedisch chirurg. Het project had meerdere doelen: betere afstemming van de verschillende zorg-
taken en –disciplines, optimale protocollering, nazorgtraject in kaart en geregeld voor opname, kortere wachttijden,
kortere ligduur, optimale benutting OK-capaciteit, betere bedbezetting, betere informatievoorziening aan de patiënt
en aanpassing van de chirurgische techniek (minimaal invasief).
Een bijzondere doelstelling voor dit zorgpad was de zogenaamde joint care. Bij dit principe wordt een aantal patiënten
tegelijk opgenomen (in dit geval vier). Dit heeft logistieke voordelen en voor de patiënten ontstaat een positief
groepsgevoel (er is zelfs een speciale kamer ingericht voor deze patiënten).
Onder andere door het bepalen van sleutelinterventies (de stappen in het proces die een belangrijke invloed hebben
op de doorlooptijd en kwaliteit van de behandeling) en dossieranalyse heeft de projectgroep een nieuw proces
ontworpen. Daarbij is men erin geslaagd om de opnametijd te reduceren tot vijf dagen. Per dag is precies vastgelegd
welke zorgverlener wat doet en hoe de patiënt geïnformeerd wordt over de gang van zaken. Het vooraf goed infor-
meren van de patiënt is een belangrijke doelstellingen bij het werken met zorgpaden. Ruimschoots voor de opname
worden de patiënten uitgenodigd voor een speciale informatiebijeenkomst. Mede hiervoor is een nieuwe brochure
ontwikkeld, waarin de patiënt van dag tot dag kan volgen wat er staat te gebeuren. Dit is ook vermeld op speciale
posters op de zorgeenheid.
42
Hoofd
stuk 5
• M
anag
emen
t van p
rocessen
In 2005 zijn 77 operaties voor een totale heupprothese uitgevoerd. Hierbij zijn 44 patiënten (57%) behandeld volgens
het zorgpad totale heupprothese. Deze patiënten wordt via een schriftelijke enquete standaard gevraagd naar hun
tevredenheid. In 2005 hebben 37 patiënten (84 %) de enquete ingevuld. Het resultaat was zeer positief: de gemiddelde
tevredenheidsscore bedroeg 3,8 op een vierpuntsschaal (1 = ontevreden, 2 = tamelijk ontevreden, 3 = tamelijk tevreden,
4 = tevreden).
Voorbereidende fase Dag 1 (maandag) Dag 2 (dinsdag) Dag 3 (woensdag)
• Bezoek huisarts en • Opname 7.00 u • Röntgenfoto • Ontslag-
orthopedisch chirurg • Operatie • Verwijderen infuus voorbereiding
• Voorlichting • Start fysiotherapie • Fysiotherapie • Fysiotherapie
Dag 4 (donderdag) Dag 5 (vrijdag) Dag 6 (zaterdag)
• Bezoek arts • Fysiotherapie • Telefonische
transferafdeling • Ontslag / nacontrole
• Fysiotherapie overplaatsing
Ook in 2006 zal zorgpadontwikkeling een belangrijke plaats innemen. Vanuit de programmagroep kwaliteit wordt
gewerkt aan een actieplan zorgpadontwikkeling. Uitvoering daarvan moet, conform het meerjarenbeleid, leiden tot
een aanzienlijke opschaling van het aantal zorgpaden in de komende jaren. Daarnaast gaat in het kader van Sneller
Beter in 2006 weer een groot aantal procesherinrichtingsprojecten van start.
43
Hoofd
stuk 5
• M
anag
emen
t van p
rocessen
Sneller Beter
Sinds eind 2004 is Sneller Beter de motor van het kwaliteitsbeleid in VUmc. Dit betekent dat VUmc met enthousiasme
en ambitie projecten doet die de instroom, doorstroom en uitstroom van patiënten (patiëntenlogistiek) en patiënt-
veiligheid verbeteren. Naast VUmc doen 15 andere ziekenhuizen in het land mee. VUmc is het enige universitair
medisch centrum dat participeert. Sneller Beter is een landelijk kwaliteitsprogramma dat de transparantie, doelmatigheid
en kwaliteit in de zorg wil stimuleren. Initiatiefnemers zijn het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
de Orde van Medisch Specialisten, de NVZ vereniging van ziekenhuizen en de Algemene Verenigingen Verpleegkundigen
en Verzorgenden.
Ronde 1 met projecten
Eind 2004 is VUmc gestart met de eerste ronde van 15 projecten met de volgende thema’s:
• Werken zonder wachtlijst: grip krijgen op de vraag en het aanbod van patiënten op de polikliniek.
Voorbeeld van een doelstelling is: de toegangstijden voor een polikliniekbezoek verminderen.
• OK oké: verbeteren van de productiviteit van de OK.
• Vrijwillig incidenten melden: implementeren van een veiligheidscommissie op de afdeling die meldingen van
medewerkers over (bijna)incidenten analyseert en verbeteracties in gang zet.
• Antibiotica switch: patiënten krijgen niet langer dan nodig is antibiotica via een infuus.
• Bloedtransfusie: patiënten krijgen geen onnodige bloedtransfusie.
• Decubitus: verminderen van het ontstaan en voorkomen van decubitus (doorligwonden).
• Post-operatieve wondinfecties: reduceren van dit type infecties.
• Procesherinrichting: herinrichten (verbeteren) van het gehele behandeltraject voor specifieke patiëntengroepen.
Deelname aan Sneller Beter door VUmc levert zowel de patiënt als de organisatie op vele vlakken voordeel op.
Binnen Sneller Beter en andere kwaliteitsinitiatieven zijn al vele successen geboekt in VUmc. De processen van het
ziekenhuis rond de patiëntenzorg zijn zowel in de polikliniek als in de kliniek op een aantal punten sterk verbeterd.
Zo is de toegangstijd van enkele poliklinieken drastisch teruggebracht en zijn de processen rond zorgpaden strak
in lijn gebracht, zodat de ligduur sterk verkort en de patiëntvriendelijkheid verhoogd is.
Ontwikkelingen
Naast de resultaten die projecten opleveren, heeft het eerste jaar van Sneller Beter ook verschillende ontwikkelingen/
instrumenten opgeleverd. Ten eerste de kosten-batenanalyse, die een projectteam doet om inzicht te krijgen in het
effect van een vernieuwingsproject op verschillende resultaatsgebieden. Leidraad bij die analyse is de groeibriljant.
Een kosten/batenanalyse legt het verband tussen kwaliteit en kosten. Een analyse van de financiële consequenties is
een nadere uitwerking van deze kosten-batenanalyse. De methode van kosten-batenanalyses is uitgewerkt in een
passende procedure door een proef te doen binnen Sneller Beter met een tiental kwaliteitsprojecten. Deze proef is
positief geëvalueerd. De raad van bestuur heeft besloten dat deze methode vanaf 1 januari 2006 geldt voor alle
vernieuwings- en investeringsprojecten.
Tweede ontwikkeling is de projectreviewbijeenkomst, die halverwege elk project plaats vindt. Bij deze bijeenkomst
zijn vertegenwoordigers van het team, een afvaardiging van de coördinatiegroep Sneller Beter en een lid van de raad
van bestuur aanwezig. Doelen van de projectreview zijn op een positief stimulerende manier volgen of het project op
koers ligt, geven van begeleiding, steun en waardering, het meedenken over het vervolg van het project en over dat
vervolg besluiten nemen.
Derde ontwikkeling is de borging van de projecten binnen Sneller Beter. Borging is een cruciaal onderdeel, want borging
zorgt voor het vasthouden van het resultaat door de vastgestelde indicatoren (‘kwaliteitsantennes’) blijvend te monitoren
en waar nodig bij te sturen. In 2005 is gestart met de weergave van de indicatoren in het managementinformatiesysteem
Focus, waardoor de resultaten van de indicatoren op een makkelijke manier zichtbaar zijn en gevolgd kunnen worden.
44
Hoofd
stuk 5
• M
anag
emen
t van p
rocessen
De projectoverdracht is ook in 2005 ontwikkeld. Dit document dient als eindverslag van het project, daarin staan
tevens de borgingsafspraken.
Vierde ontwikkeling is patiëntenparticipatie. Patiëntenparticipatie gaat over het benutten van de unieke ervarings-
deskundigheid van patiënten met als doel de kwaliteit van de zorg te verhogen. In 2005 zijn er in VUmc verschillende
initiatieven voor patiëntenparticipatie geweest, bijvoorbeeld: deelname van een patiënt aan het OK oké-team en een
gesprek met patiënten over hun ervaringen op de zorgeenheid cardiologie. VUmc vindt patiëntenparticipatie een
belangrijk instrument om de kwaliteit van zorg te verbeteren.
Tot slot de ICT. Ondersteuning van het zorgproces door ICT is van doorslaggevend belang voor het welslagen van
innovaties in de zorg. Innovaties in de zorg gaan hand in hand met innovaties van de ICT; het zijn twee raderen die
in elkaar grijpen en elkaar kunnen aanjagen. Daarom is er een programma in ontwikkeling voor de ICT die nodig is
voor de ontwikkelingen in de patiëntenzorg. Acht gebieden staan centraal in dit programma: presentatie beschikbare
informatie, elektronische statusvoering, planningsondersteuning, workflow ondersteuning, beslissingsondersteuning
(kennisondersteuning), elektronische correspondentie, infrastructuur, en management- en kwaliteitsinformatie.
Ronde 2 met projecten
In oktober 2005 zijn in de tweede ronde van Sneller Beter 22 nieuwe teams van start gegaan. Niet alleen het aantal
teams is gegroeid, maar ook zijn er twee thema’s die in het gehele ziekenhuis aangepakt gaan worden:
Bloedtransfusie en Post-operatieve pijn. Het laatste is een nieuw thema. Bij de aanpak van de meeste thema’s
krijgt VUmc landelijke begeleiding. Dit geldt echter niet meer voor de projecten Antibiotica switch, Bloedtransfusie,
Decubitus en voor een deel Werken zonder wachtlijst. VUmc verzorgt bij deze thema’s zelf de conferenties en de
inhoudelijke expertise. De eerste resultaten van de projecten uit de tweede ronde verwacht VUmc vanaf medio 2006.
45
Hoofd
stuk 5
• M
anag
emen
t van p
rocessen
Meldingen incidenten patiëntenzorg
In 2005 bedroeg het aantal meldingen betreffende (bijna) incidenten in de patiëntenzorg 517 tegenover 513 in 2004.
Dit aantal is dus nagenoeg gelijk gebleven.
Overzicht meldingen
Spreiding van de meldingen over de onderscheiden categorieën laat het volgende beeld zien.
N= 517 In %
Professioneel handelen 405 78
Bejegeningsaspecten 0 0
Organisatie aspecten 35 7
Gebouw en techniek 12 2
Facilitaire aspecten 13 2.5
Medische apparatuur 49 9
Financiële aspecten 0 0
Diversen 3 0.5
Van het totaal aantal gemelde (bijna)incidenten had 78% betrekking op professioneel handelen. Spreiding van deze
incidenten over de onderscheiden subcategorieën laat het volgende beeld zien.
N= 405 In %
Diagnostiek 7 2
Behandeling 19 5
Medicatie 214 53
Verzorging 30 7
Val 83 20
Communicatie 28 7
Diversen 24 6
Van het totaal aantal gemelde incidenten over 2005 had 53% betrekking op medicatie (in 2004 betrof dit percentage 42%).
Nadere bestudering van deze incidenten heeft uitgewezen dat het in 67% van de situaties een toedieningsfout betrof.
Bij dit type fout moet gedacht worden aan:
• het (nog) niet verstrekken van voorgeschreven medicatie
• het verstrekken van verkeerde medicatie
• het verstrekken van een verkeerde dosering
• het verstrekken van intraveneuze medicatie (IV) volgens een verkeerde inloopsnelheid
• het verstrekken van medicatie op het verkeerde tijdstip
• het verstrekken van medicatie volgens een onjuiste toedieningsweg
Het aantal valincidenten is gelijk gebleven in vergelijking met 2004, namelijk 83. De valincidenten hebben te
maken met fysieke kenmerken van de patiënt (ziekte, zwakte, flauwvallen, slecht ter been), psychische kenmerken
(desoriëntatie, onrust, geen ziekte-inzicht), gedragskenmerken van de patiënt (handelen op eigen initiatief) en
omgevingskenmerken (bedhekken, gladde vloer).
46
Hoofd
stuk 5
• M
anag
emen
t van p
rocessen
Van melding naar verbetering: een voorbeeld
In 2005 ontving de MIP-commissie een aantal meldingen over het zoekraken van biopten tijdens transport. Nadere
analyse heeft geleid tot een onderzoeksrapport met acht aanbevelingen. Deze hadden onder andere betrekking op
het adequaat verwerken van procedures in protocollen, het expliciet benoemen van verantwoordelijken en kleur-
afstemming van potjes en formulieren voor de pathologische anatomie. De MIP-commissie heeft deze aanbevelingen
onderschreven en de raad van bestuur geadviseerd deze te implementeren.
Decentraal behandelen van meldingen betreffende (bijna) incidenten
In 2005 is de meldingscommissie incidenten in de patiëntenzorg (MIP) gestart met de implementatie van een nieuwe
werkwijze: het decentraal behandelen van (bijna)incidenten in de patiëntenzorg. Hiervoor is aansluiting gevonden bij
het VIM-project (Veilig Incidenten Melden) van Sneller Beter.
De centrale meldingscommissie heeft een nieuw, klantvriendelijker meldingsformulier en een database ontwikkeld.
Op drie zorgeenheden (geneeskundige oncologie, inwendige en de intensive care voor volwassenen) is een pilot
gestart. Per zorgeenheid is een veiligheidscommissie geïnstalleerd. In deze decentrale commissies zijn de meldingen
van de eigen zorgeenheid multidisciplinair geanalyseerd met gebruikmaking van een analyseformat. Verder hebben
deze commissies preventieve maatregelen getroffen. De MIP bewaakt dit proces. Afdelingsoverstijgende problematiek
wordt voorgelegd aan de MIP. De drie genoemde zorgeenheden zullen de MIP met ingang van 2006 periodiek
informeren over een aantal vastgestelde items: aantal meldingen, de functie van melders, de aard van de
(bijna)incidenten, oorzaken en de ernst van de gevolgen voor de patiënt. In 2006 wordt het VIM-project verder uitgerold.
Management van processen onderzoek
Scherpe focus binnen het wetenschappelijk onderzoek
VUmc wil wetenschappelijk onderzoek verrichten met medische, verpleegkundige, paramedische en maatschappelijke
relevantie binnen de thema’s van de vijf zwaartepunten (extra- en transmuraal, vitale functies, hersenen, bewegen en
kanker). De vijf zwaartepunten zijn ondergebracht in de 5 onderzoekinstituten: EMGO, ICaR-VU, ICEN, MOVE en V-ICI.
Het onderzoekinstituut MOVE is opgericht in 2003 en lijkt levensvatbaar. MOVE wordt uitgebouwd tot een volwaardig
instituut met toonaangevend translationeel onderzoek op zowel nationaal als internationaal gebied. In 2005 hebben
de onderzoekinstituten van VUmc hun meerjarenbeleid verder geconcretiseerd gebruik makend van de uitkomsten
van de CWTS-analyse en de visitaties.
Het is van belang een goede afstemming te hebben tussen patiëntenzorg en onderzoek. De afdelingen kijken naar de
mogelijkheden om een specifieke patiëntenmix te krijgen zodat het onderzoek binnen de speerpunten van VUmc
optimaal uitgevoerd en verbeterd kan worden.
47
Hoofd
stuk 5
• M
anag
emen
t van p
rocessen
Nieuwsflits
Hoge verwachtingen van nieuwe hemodialyse-techniek
Een nieuwe hemodialyse-techniek, de zogenaamde on-line-hemodiafiltratie, moet ook de grotere afvalstoffen
uit het lichaam van patiënten verwijderen. Binnen VUmc vindt sinds 2004 jaar onderzoek plaats naar de precieze
effecten van dit systeem. Pas over een jaar of twee zal duidelijk zijn of patiënten er werkelijk baat bij hebben,
maar de verwachtingen zijn hooggespannen. Nefrologen en patiënten hebben een heilig geloof in de nieuwe
dialysetechniek, on-line hemodiafiltratie. Daarom besloot VUmc een voortrekkersrol te vervullen in het valideren
hiervan. In andere landen, onder andere Frankrijk, Duitsland en België, was men met het toepassen van deze
techniek al eerder gestart.
Organisatie en ondersteuning
Het onderzoeksbureau (voormalig BKeS) is gesplitst in het Technology Transfer Office (TTO) en ondersteuning
vanuit clusterbureau VI. Het TTO zet zich in voor zowel VUmc als de VU. Het TTO heeft in 2005 een subsidie van
€ 2.5 miljoen verkregen via het Ministerie van Economische Zaken. Hierdoor is het mogelijk om het bureau in de
loop van 2006 uit te breiden.
De ondersteuning via clusterbureau VI bestaat uit een subsidie-expert en een beleidsmedewerker onderzoek.
VUmc wil op deze manier het management van onderzoek versterken en onderzoekers beter faciliteren. Hierbij ligt
de nadruk op ondersteuning bij subsidie- en fondsenwerving, commercialisatie, patentenbeleid, juridische kwesties
en verbetering van de project administratie.
Ten aanzien van het verwerven en beheren van middelen uit projectfinanciering (tweede tot en met vijfde geldstroom)
heeft begin 2006 besluitvorming plaatsgevonden over een nieuw organisatorisch en juridisch kader. Met de
implementatie daarvan is inmiddels gestart.
VUmc streeft daarbij naar:
• het vergroten van de transparantie van verwerving, besteding en verantwoording van onderzoeksgelden;
• het verhelderen van organisatorische en juridische vormgeving;
• een eenduidig en stimulerend beleid m.b.t. de commerciële exploitatie van kennis.
Een selectie uit de belangrijkste onderzoeken van de onderzoekinstituten in 2005:
EMGO
De Hoorn studie en het nieuwe Diabetes OnderzoeksCentrum
Sinds 1989 wordt in Hoorn door het EMGO Instituut onderzoek uitgevoerd naar diabetes en diabetescomplicaties in
een grootschalig bevolkingsonderzoek: de Hoornstudie. Aan dit onderzoek hebben 2484 mannen en vrouwen, die in
1989 tussen de 50 en 75 jaar oud waren, deelgenomen. In de afgelopen 15 jaar zijn de deelnemers meerdere keren
terug geweest voor nieuwe onderzoeken en wordt het optreden van ziekte en sterfte geregistreerd. In 2005 is een
publicatie verschenen over het vóórkomen van een combinatie van abdominaal overgewicht, hoge bloeddruk, verhoogd
glucose, laag HDL cholesterol en hoge triglyceriden in het zogenaamde 'metabool syndroom' in de Hoornstudie (1).
In 1989 had bijna een kwart van de deelnemers het metabool syndroom, en dit ging gepaard met een verdubbeld
risico op hart- en vaatziekten. Het bleek echter dat de combinatie van de risicofactoren niet erger was dan de som
der delen. De conclusie is dat het metabool syndroom voor de klinische praktijk beperkte meerwaarde heeft.
Er zijn al meer dan 100 publicaties over de Hoornstudie verschenen. Daarnaast heeft de Hoornstudie ook geleid tot
veel ander onderzoek in Hoorn en coördineert het Diabetes Zorgsysteem West-Friesland, onderdeel van de zorg-
activiteiten van het EMGO, door middel van een ketenzorgmodel, de diabeteszorg voor de regio West-Friesland.
Om onderdak te bieden aan het onderzoek en aan meer dan 4000 diabetespatiënten die regelmatig worden gezien,
is door VUmc in 2005 in Hoorn nieuwe huisvesting gebouwd. Het nieuwe Diabetes Onderzoek Centrum is op
3 februari 2006 officieel geopend.
1. Dekker JM, Girman C, Rhodes T, Nijpels G, Stehouwer CDA, Bouter LM, Heine RJ. The Metabolic Syndrome and
10-year cardiovascular disease risk in the Hoorn Study. Circulation 2005; 112: 666-673.
48
Hoofd
stuk 5
• M
anag
emen
t van p
rocessen
ICaR-VU
Koppeling klinische en basale onderzoekstechnieken verbetert diagnose en behandeling bij hartfalen
Het ICaR-VU richt zich op een beter begrip, diagnostiek en behandeling van patiënten met ziekten van hart en bloed-
vaten en ziekten waarbij hart of bloedvaten een belangrijke rol spelen. Belangrijke thema’s binnen dit onderzoek zijn
diabetes, vaatfalen en chronisch hartfalen. Het ontstaan van chronisch hartfalen, veelal na een acute hartinfarct, is
een toenemend probleem. Dit probleem is alleen op te lossen door een integrale benadering vanuit de kliniek en uit
de basiswetenschappen. Onderzoekers van het ICaR-VU bestuderen daarom naast klinische aspecten van chronisch
hartfalen ook de moleculaire veranderingen in het hartweefsel en de oorzaken die hieraan ten grondslag liggen. Het
afgelopen jaar zijn belangrijke resultaten verkregen over de correlatie tussen veranderingen van eiwitsamenstelling
en contractie van de geïsoleerde hartspiercel van patiënten met en zonder hartfalen. Zo zijn de functionele eigen-
schappen van verschillende van deze contractiele eiwitten in kaart gebracht. Dit onderzoek gebeurt in directe relatie
met klinische studies. Vooral met behulp van geavanceerde beeldvormende technieken, zoals die binnen het
ICaR-VU zijn ontwikkeld, zijn steeds meer pathofysiologische veranderingen te meten in patiënten. Door middel
van MRI-studies is het niet alleen mogelijk om ventriculaire dysfunctie op spierlaag-niveau te meten, maar ook om
onderscheid te maken tussen reversibele en irreversibele schade. Daarnaast geven PET-technieken directe informatie
over contractiele-metabole relaties van de hartspieren. Op grond van dit basale onderzoek en deze beeldvormende
technieken worden nu steeds betere en meer specifieke interventies ontwikkeld en toegepast, die het ontstaan en de
progressie van chronisch hartfalen kunnen verminderen.
ICEN
Wittestofziekten bij kinderen: van magnetische resonantie (MRI) tot basaal defect
Ziekten van de witte stof van de hersenen bij kinderen vormen het onderwerp van deze onderzoekslijn.
‘Wittestofziekten’ bij kinderen zijn meestal erfelijk en progressief. Handicap en vroegtijdig overlijden zijn het gevolg.
Heel vaak blijft de oorzaak onbekend. Dat betekent dat er voor families geen informatie is, geen prenatale diagnostiek
en geen behandeling.
Sinds 10 jaar vormen wittestofziekten van onbekende origine het focus van deze onderzoekslijn. Er is een magneti-
sche resonantie beeldvorming (MRI) patroonherkenningsprogramma ontwikkeld, waarmee inmiddels meerdere ‘nieuwe’
ziekten ontdekt zijn. Dit succes heeft geleid tot een stroom van second opinions (ca. 500 MRIs per jaar van overal ter
wereld). Deze internationaal unieke positie garandeert toegang tot vele patiënten en families, nodig voor het onderzoek.
Het genetisch koppelingsonderzoek is zeer succesvol geweest en heeft voor ‘nieuwe’ ziekten de verantwoordelijke
genen gevonden. Bij zeker 20% van de kinderen, die 10 jaar geleden zonder diagnose bleven, kan nu een specifieke
diagnose worden gesteld, die met DNA onderzoek bevestigd kan worden. Aan betreffende families kan prenatale
diagnostiek geboden worden. Maar de kinderen met nu bekende wittestofziekten overlijden nog steeds.
Het streven van het programma, waar de ZonMw TOP subsidie voor is gekregen, is met name inzicht te verkrijgen in
de pathofysiologie van de ‘nieuwe’ ziekten door nieuwe technieken toe te voegen, waaronder onderzoek van hersen-
weefsel en cellen van patiënten en het gebruik van transgene muizen als diermodel. Inzicht in ziektemechanismen is
een voorwaarde voor het zoeken naar een behandeling. Want behandelen van kinderen met wittestofziekten is het doel.
49
Hoofd
stuk 5
• M
anag
emen
t van p
rocessen
Nieuwsflits
Verpleegkundige Advies Raad is een feit
De Verpleegkundige Advies Raad (VAR) is vanaf 12 mei 2005 officieel een feit. Dat de VAR op deze dag werd
geïnstalleerd, is niet toevallig: “De dag van de verpleging is een prachtige gelegenheid om de stem van de
verpleegkundigen officieel te bekrachtigen”, vindt voorzitter Hilda Ket. Ket voelt zich sterk verbonden met het
nieuwe adviesorgaan. “De VAR wil met haar adviezen een stevige positie krijgen binnen VU medisch centrum en
de stem van verpleegkundigen laten horen. Want zij verdienen een eigen geluid.”
MOVE
Stam cellen uit vetweefsel voor bot- en kraakbeen regeneratie
Mesenchymale stam cellen (MSCs) zijn een veelbelovende bron voor het kweken van bot en kraakbeen weefsel.
Deze cellen hebben de potentie om zich tot een aantal verschillende celtypes te ontwikkelen, waaronder osteoblasten
(botcellen) en chondrocyten (kraakbeencellen). Onlangs is aangetoond dat vetweefsel grote hoeveelheden MSCs
bevatten, waardoor het mogelijk zou moeten zijn om deze cellen te gaan gebruiken voor de behandeling van bot- en
kraakbeen defecten. Voor het kweken van bot- en kraakbeencellen uit van vetweefsel afkomstige MSCs is het nood-
zakelijk dat MSCs zich ontwikkelen tot osteoblasten en chondrocyten. Van zowel oplosbare factoren, zoals groeifactoren
en polyamines als van mechanische krachten wordt verondersteld dat zij de ontwikkeling van MSCs tot bot en
kraakbeenachtige cellen beïnvloeden.
Het project richt zich op de volgende onderwerpen
• Het karakteriseren van uit geiten en humaan vetweefsel verkregen stamcellen;
• Hoe beïnvloedt mechanische belasting de ontwikkeling van deze cellen tot bot en kraakbeencellen;
• Wat is the rol van polyamines in de ontwikkeling van deze cellen tot bot en kraakbeencellen;
• Welke andere factoren, zoals o.a groeifactoren beïnvloeden deze ontwikkeling;
• Welke moleculaire mechanismen en welke genen zijn betrokken bij deze ontwikkeling.
V-ICI
Een nieuwe therapie voor patiënten met acute leukemie
V-ICI profileert zich met translationeel onderzoek van laboratorium tot patiënt voor immunologische en oncologische
ziekten. Binnen het therapie programma van V-ICI wordt o.a. onderzoek verricht naar het verbeteren van de therapie
van leukemie patiënten. Voor het bereiken van langdurige genezing is het noodzakelijk dat de stamcellen van de
leukemie vernietigd worden. V-ICI onderzoekers zijn er in geslaagd om deze leukemische stamcellen te onderscheiden
van normale stamcellen m.b.v. een specifiek antilichaam gericht tegen CLL-1. Deze opzienbarende bevinding is
onlangs gepresenteerd tijdens de plenaire vergadering van het jaarlijkse congres van de American Society of
Hematology. Door het koppelen van een toxische stof aan dit antilichaam zouden specifiek leukemische stamcellen
gedood kunnen worden. De normale stamcellen zullen onder die condities gespaard blijven, zodat de normale
uitgroei van bloedcellen intact blijft. Nog niet eerder werd zo’n specifieke toepassing beschreven. Hoewel het
onderzoek momenteel nog in een experimentele fase verkeerd is de impact van deze unieke vondst groot. Elke stap
die gezet kan worden om leukemische stamcellen selectief te vernietigen is een stap voorwaarts.
Management van processen onderwijs
De start van een nieuw curriculum: VUmc-compas
VUmc opleidingsprogramma voor de basisarts is geheel vernieuwd. Het is een competentiegericht programma en
leidt artsen op die hun werk met compassie uitvoeren. Het motto van het nieuwe curriculum is daarom: competent
met compassie. De naam van het nieuwe curriculum is VUmc-compas.
VUmc-compas sluit beter aan bij de voor- en vervolgopleidingen, is gebaseerd op de nieuwste onderwijskundige
inzichten en levert artsen af die een antwoord hebben op de eisen die een dynamische samenleving aan hen stelt.
Het eerste studiejaar van VUmc-compas is op 5 september 2005 van start gegaan.
Vanaf het allereerste begin van de studie is het verhaal van de patiënt het vertrekpunt. Niet alleen om te achterhalen
wat deze mankeert maar ook hoe je als arts het beste met de patiënt kunt omgaan.
In VUmc-compas leren studenten kennis, vaardigheden en gedrag te integreren. Zo verweven ze competenties
die ze professioneel kunnen inzetten in hun werk als arts. In dat werk heeft VUmc acht rollen onderscheiden en
elke rol vraagt om specifieke competenties. De VUmc-arts is een medisch expert. Hij beschikt over de meest actuele
medische kennis en bezit de vaardigheden deze toe te passen. Hij kan gegevens verzamelen en interpreteren,
50
Hoofd
stuk 5
• M
anag
emen
t van p
rocessen
een probleemanalyse maken, de juiste klinische beslissingen nemen en uitvoeren. Hij doet dit ethisch onderbouwd,
communicatief vaardig en kosteneffectief.
Als academicus levert hij een wetenschappelijke bijdrage aan de gezondheidszorg. Hij bevordert het onderricht aan
studenten, patiënten en anderen. Hij erkent het belang van levenslange scholing en vervult daarin een rolmodel. De
communicator kan een effectieve relatie aangaan en onderhouden met patiënten, collega’s en andere zorgverleners.
Zijn vermogen om helder te communiceren is van essentieel belang om hoog gekwalificeerde zorg te kunnen bieden.
Hij kan als reflector naar zijn persoonlijke en professionele functioneren kijken en weet waar zijn mogelijkheden en
grenzen liggen. Hij is in staat zijn scholing en loopbaanontwikkeling hierop af te stemmen. De arts als samenwerker
is in staat doeltreffend samen te werken met collega’s, andere zorgverleners, met patiënten en patiëntgroepen.
Hij kan informatie overbrengen,onderhandelen, leidinggeven, consulteren en feedback geven. Elke dag neemt de arts
als organisator besluiten over het te voeren beleid. Hij kan prioriteiten stellen, deze uitvoeren en evalueren.
Als gezondheidsbevorderaar erkent en bepleit hij het belang van preventieve gezondheidszorg voor de individuele
patiënt, patiëntgroepen en de maatschappij. De beroepsbeoefenaar verleent de patiëntenzorg volgens de hoogst
geldende medische en ethische standaarden en spant zich voortdurend in om deze volledig te beheersen.
Het onderwijsinstituut heeft samen met de docenten en de opleiders met veel enthousiasme gewerkt aan het
programma voor de eerstejaars studenten die in september 2005 zijn begonnen aan VUmc-compas.
Om dit doel te bereiken is hard gewerkt aan de oplevering van handleidingen en richtlijnen voor de inrichting van
de cursussen uit het eerste jaar, de ontwikkeling van het toetsbeleid, de inrichting van de onderwijsorganisatie met
bijbehorende commissies en ondersteuning van de cursuscoördinatoren bij het invullen van de verschillende programma-
onderdelen en de toetsing. Alle tutoren voor het eerste semester zijn getraind in het begeleiden van leergroepen.
Voor alle cursussen is het onderwijsmateriaal, zoals studieopdrachten en practica, beschreven.
De eindtermen van de opleiding zijn – in samenhang met de accreditatie van de bachelor- en de masteropleiding –
vastgesteld. De eindtermen bestaan uit ‘VUmc profiel’ waarin de competenties zijn beschreven van de basisarts die
bij VUmc afstudeert.
Ontwikkeling kwaliteit
Op basis van het kwaliteitszorgplan VUmc-compas is een evaluatieplan ontwikkeld voor het eerste studiejaar van
VUmc-compas. In dit plan wordt beschreven welke onderwijsonderdelen op welke wijze worden geëvalueerd. Tevens
worden de procedures, taakverdeling, verantwoordelijkheden, besluitvorming en wijze van rapporteren beschreven.
In de evaluatie komen de zeven onderwerpen aan de orde waar bij de accreditatie op geoordeeld wordt: doelstelling
van de opleiding, programma, toetsing, inzet van personeel, voorzieningen, interne kwaliteitszorg, resultaten. Voor
ieder onderwerp zijn kwaliteitscriteria geformuleerd. Zowel het kwaliteitszorgplan als het evaluatieplan is gebaseerd
op het INK-model, waarbij de PDCA-cyclus consequent gehanteerd wordt.
Ontwikkeling jaar 2 en 3
De verdere ontwikkeling van jaar 2 en 3 is in gang gezet. In een tweewekelijks overleg tussen alle semestercoördinatoren
en profielcoördinatoren wordt de voortgang van de semesters besproken en de inhoud op elkaar afgestemd. Per
semester worden door de cursuscoördinatoren onder leiding van de semestercoördinator de cursussen verder ingevuld
en het onderwijsmateriaal ontwikkeld. Daarbij wordt het competentie-onderwijs verweven met de cursusinhoud.
Accreditatie bachelor- en masteropleiding VUmc-compas
In het najaar 2004 is een concept-accreditatierapport opgesteld. Voor het invullen van nog ontbrekende informatie
over de bachelor- en de masteropleiding zijn in januari 2005 twee conferenties georganiseerd. Het accreditatie-
rapport is afgerond en eind februari verzonden naar de beoordelende instantie, de QANU. De beoordeling van de
aanvragen en het opstellen van de rapportages door de QANU is eind 2005 nog niet afgerond. De rapportages
worden in maart 2006 verwacht.
51
Hoofd
stuk 5
• M
anag
emen
t van p
rocessen
Aanpak verbeterpunten Curriculum 1991
Gelijktijdig met het Accreditatierapport voor VUmc-compas is een plan van aanpak opgesteld voor de knelpunten van
Curriculum 1991, die zijn geconstateerd door de visitatiecommissie. Dit rapport is aangeboden aan de Nederlands
Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), die de bewakingsrol heeft overgenomen van de Inspectie van het Hoger
Onderwijs.
De NVAO heeft het rapport beoordeeld en besproken tijdens een bezoek aan VUmc. Aansluitend heeft de NVAO
geconstateerd dat VUmc adequaat is omgegaan met de aanpak van de verbeterpunten uit het visitatierapport.
Gelet op de investering in tijd en geld in VUmc-compas is voor de aanpak van de knelpunten in Curriculum 1991
gekozen voor vier speerpunten.
De resultaten zijn als volgt:
1 Bevorderen van de studievoortgang
De werkgroep ‘Studievoortgang’ heeft een plan ontwikkeld om de studievoortgang van de studenten van Curriculum
1991 te bevorderen. De werkgroep heeft zich in eerste instantie gericht op de studenten van het eerste studiejaar.
De maatregelen waren 1) vaststellen van een duidelijke overgangsregeling;, 2) verbeteren van het onderwijs- en
tentamenrooster en 3) intensiveren van de studiebegeleiding/monitoring van en voorlichting aan studenten.
Het resultaat was positief. Een relatief grote groep studenten is doorgestroomd naar het tweede studiejaar en
slechts een beperkt aantal studenten is overgeplaatst naar VUmc-compas. De uiteindelijke instroom in
VUmc-compas was daardoor 385.
De werkgroep heeft vervolgens een plan van aanpak voor de studievoortgang voor de doctoraalfase opgesteld.
Dit plan is inmiddels geimplementeerd.
2 Wetenschappelijke vorming
De kwaliteit van de wetenschappelijke stages is verbeterd door een aantal maatregelen. De belangrijkste wijzigingen
zijn: de duur van de stage is verlengd naar 12 weken, “duostages” zijn niet langer mogelijk, er is een tussentijdse
beoordeling/gesprek ingevoerd, een mondelinge presentatie van de stage is verplicht gesteld en er is een extra
beoordeling van het stagevoorstel en verslag ingevoerd. Daarnaast is een portfolio ingevoerd en de informatie-
voorziening naar de studenten is verbeterd door gebruik van Blackboard.
3 Toetsing en beoordeling van het niet-klinische deel van de opleiding
In het kader van de kwaliteitszorg is in 2004-2005 een project uitgevoerd gericht op het verbeteren van schriftelijke
toetsing in jaar 2 tot 4.
De resultaten van dit project zijn:
• de toetsorganisatie is gecentraliseerd, de toetsprocedures zijn beschreven en de
kwaliteitszorg rond de toetsing is aangepast en schriftelijk vastgelegd.
• een toetscommissie is ingesteld.
• de Handleiding tentaminering is vernieuwd.
• de onderwijscommissie, de examencommissie en de blokvoorzitters stemmen in met de nieuwe werkwijze.
4 Verbeteren van de kwaliteitsbewaking van de co-assistentschappen
Het systeem van kwaliteitsbewaking van de co-assistentschappen is verbeterd door het ontwikkelen van een nieuw
evaluatieformulier en het verbeteren van de evaluatieprocedures. Kern daarvan is een snellere terugrapportage
naar de betrokkenen en bewaken van de implementatie van de verbeterpunten. Een pilot met de nieuwe
werkwijze is gestart in 2006. Er is een start gemaakt met het opstellen van een integraal kwaliteitsplan voor de
co-assistentschappen.
52
Hoofd
stuk 5
• M
anag
emen
t van p
rocessen
Interview
Vijf jaar VU medisch centrum
Christien Dijkstra,
afdelingshoofd moleculaire celbiologie en immunologie
“De positie van VU medisch centrum in het nationale onderzoeksveld heeft door de fusie van VU en VU ziekenhuis,
nu vijf jaar geleden, een enorme boost gekregen. Het onderzoek van onze afdeling moleculaire celbiologie en
immunologie (MCB) is daar een goed voorbeeld van. De raad van bestuur heeft veel in onze afdeling geïnvesteerd.
Daardoor hebben we twee jonge hoogleraren kunnen benoemen, waardoor we fors zijn gegroeid en nieuwe geldstromen
konden aanboren. En dat betaalt zich uit, we hebben een groot aantal NWO subsidies binnengehaald en dat straalt
op alle 140 medewerkers binnen onze afdeling af. Daarnaast zijn we door cluster V, waar de afdeling nu vijf jaar in
zit, enorm geholpen om onze apparatuur op orde te krijgen.
Er is binnen VUmc een aantal heel sterke onderzoekslijnen boven komen drijven. Neem het onderzoek binnen het
Multiple Sclerose (MS) Centrum. Het MS Centrum heeft zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld tot een prominent
topinstituut met mondiale betekenis. Als afdeling participeren we in dit centrum en hebben we een rol gespeeld bij
de oprichting. Het onderzoek naar MS heeft een geweldige vlucht genomen. Dat komt deels door de che-
mie binnen het MS centrum: de juiste combinatie van een aantal gedreven mensen. Om het proces rond
MS onderzoek nog beter te stroomlijnen starten we binnenkort het ‘MS office’. Nu bestaat het MS centrum
uit een conglomeraat van onderzoekers, verspreid over vele afdelingen. In het MS office vallen deze onderzoekers
allemaal onder de paraplu van één cluster. Er worden een programma- en een office manager aangesteld en ook in
secretariële ondersteuning wordt voorzien. Samen vormen zij het regelcentrum van het MS onderzoek. Het proces
rond MS onderzoek is straks vanuit dit MS office veel beter te organiseren.
Ik ben echt trots op wat er de afgelopen vijf jaar is gebeurd. De komende vijf jaar zullen we ons als VU medisch
centrum op onze internationale omgeving moeten oriënteren. Daar ligt de volgende uitdaging.”
53
Hoofd
stuk 5
• M
anag
emen
t van p
rocessen
54
Hoofdstuk 6 • Klanten en leveranciers
VU medisch centrum kent vele stakeholders. De waardering van bijvoorbeeld patiënten en studenten is maatgevend
voor het succes van de organisatie.
Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen (CRAZ)
De belangen van de patiënten van alle universitair medisch centra (UMC’s) worden behartigd door een landelijk
georganiseerde cliëntenraad, de CRAZ (Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen). De CRAZ is daarbij voor elk
van de UMC’s tevens de eigen cliëntenraad. De CRAZ bestaat sinds 1998 en is ingesteld in het kader van de Wet
Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ). Volgens deze wet is iedere zorginstelling verplicht een
onafhankelijke cliëntenraad op te richten, om de betrokkenheid van patiënten bij de zorg te waarborgen. De kracht
van de CRAZ is dat zij zich richt op onderwerpen die overstijgend zijn en kenmerkend voor de universitair medisch
centra. Daarnaast kan de CRAZ ook oog hebben voor concrete zaken die binnen elk afzonderlijk UMC aan de orde
zijn. De CRAZ is gevestigd in Utrecht en telde in oktober 2005 jaar 47 leden, allen afkomstig uit verschillende patiënten-
verenigingen. De CRAZ wordt steeds ingesteld voor een periode van een paar jaar, die wordt afgesloten met een
evaluatie. Bij positief resultaat wordt een nieuwe CRAZ geïnstalleerd. In 2006 sluit de CRAZ de derde periode af.
De voltallige CRAZ houdt vier keer per jaar vergadering. Hierbij is van ieder UMC een lid van de raad van bestuur
aanwezig. Ook in 2005 was VUmc bij iedere vergadering vertegenwoordigd. Tijdens de vergaderingen heeft steeds
één UMC centraal gestaan, met een presentatie over een aantal voor dat UMC relevante onderwerpen. In 2006 is het
de beurt aan VUmc.
In september van dit jaar is een lid van de raad van bestuur van VUmc toegetreden tot de agendacommissie van de
CRAZ. De agendacommissie bepaalt welke onderwerpen tijdens de vergaderingen aan de orde komen.
In november 2005 heeft de kwaliteitscommissie van de CRAZ een werkbezoek gebracht aan VUmc. Hierin stond het
onderwerp patiënttevredenheid centraal, met een tweetal presentaties van VUmc. In een algemene presentatie werd
VUmc-beleid ten aanzien van patiënttevredenheid toegelicht sinds de bekendmaking in september 2004 van de
resultaten van het VAZ-patiënttevredenheidsonderzoek uit 2003. Uit de presentatie kwam naar voren dat het onderwerp
op verschillende niveaus in de organisatie serieus is opgepakt en dat er duidelijke doelstellingen zijn geformuleerd
voor verbetering. Daarnaast heeft op verzoek van de CRAZ de afdeling cardiologie een presentatie gegeven over de
eigen vervolgacties na de enquête. De afdeling heeft vele middelen ingezet om de mening van hun patiënten te
verkrijgen over de diverse aspecten van zorg.
Een evaluatie over de periode 2003-2005 onder de leden van de CRAZ en de raden van bestuur van de UMC’s heeft
geresulteerd in een overwegend positief oordeel over de vorm en de werkwijze van de CRAZ. Wel zijn er een aantal
aandachtspunten naar voren gekomen die de in 2006 nieuw geïnstalleerde CRAZ op haar beleidsagenda zal zetten.
Deze betreffen onder meer het beperkt aantal adviesaanvragen van de afzonderlijke UMC’s die ook relevant kunnen
zijn voor andere centra en de vraag in hoeverre de CRAZ een rol kan spelen bij lokale medezeggenschapsvragen.
Aan dit laatste is de laatste jaren zo goed mogelijk invulling gegeven door per UMC een zogenoemd aandachtspersoon
van de CRAZ nauw te laten samenwerken met een contactpersoon van het UMC. Deze samenwerkingsvorm heeft als
doel de CRAZ een grotere rol te geven bij lokale onderwerpen.
55
Hoofd
stuk 6
• K
lanten
en leveran
ciers
Klachtencommissie
Een klacht is in de context van de klachtencommissie een schriftelijke uiting van ongenoegen. In 2005 ontving VU
medisch centrum 239 klachten van patiënten of hun vertegenwoordigers. Van dit aantal zijn 28 klachten op verzoek
van de klager ter behandeling voorgelegd aan de klachtencommissie. De overige klachten zijn in het bemiddelings-
traject opgenomen. In 2005 werden in totaal 182 klachten afgehandeld. Hiervan heeft de klachtencommissie in
18 klachten uitspraak gedaan, 7 hiervan waren in 2004 ingediend. Het aantal ingediende klachten in 2005 is vrijwel
gelijk aan dat van 2004 (233). Ook de jaren daarvoor verschilden de aantallen niet aanzienlijk.
De aard van de klachten is onder te verdelen in verschillende categorieën. In 2005 was dit als volgt: diagnostiek
(7,5 %), behandeling ( 21,3%), medicatie (2,1%), verzorging (6,7%), communicatie (18%), bejegening (17%), organisatie
(20,9%), valincidenten (1,3%), facilitair (3,8%), financieel (0,8%). Opvallend is dat het aantal klachten over bejegening
ten opzichte van 2004 is gestegen.
In 2005 is een begin gemaakt met het periodiek zenden van zogenoemde ‘stuurinformatie’ naar de (hoofden van de)
afdelingen. Verwacht wordt dat dit de kwaliteit van de zorgverlening ten goede zal komen. De afdelingen ontvingen
in april 2005 een overzicht van de eigen klachten over de periode juli t/m december 2004, afgezet tegen het totaal
aantal klachten van VU medisch centrum in diezelfde periode. Vervolgens is in september 2005 voor de tweede maal
een overzicht verzonden over de periode januari t/m juni 2005. Deze informatie is positief ontvangen. In 2006 wordt
de bruikbaarheid van de stuurinformatie geëvalueerd.
Klachtenregistratie heeft in 2005 tot verbeteracties geleid. Enkele voorbeelden van de genomen maatregelen zijn:
• verscherping van de regels over dossiervoering en correspondentie richting huisarts bij de afdeling heelkunde
• aanpassing van het obductieformulier met de mogelijkheid tot weigering van hersenobductie
• voorgenomen reductie van de wachtlijst aneurysma-patiënten door ontwikkeling van zorgpaden in het kader van
Sneller Beter
• patiënten en familie op de afdeling neurologie worden tijdig geïnformeerd over overplaatsing
Op 16 juni 2005 is een wijziging in de Wet klachtrecht cliëntenzorgsector (WKCZ) in werking getreden, waarbij de
klachtencommissie een meldplicht heeft aan de inspectie voor de gezondheidszorg als de zorgaanbieder niet reageert
op een klacht over ernstige structurele problemen of wanneer de klachtencommissie de indruk heeft dat de
zorgaanbieder geen maatregelen heeft getroffen nadat zij een ernstige situatie aan de zorgaanbieder heeft gemeld.
Een dergelijke situatie heeft zich in VU medisch centrum in 2005 niet voorgedaan.
Kerncijfers Onderwijs en Opleiding
In 2005 is de instroom van de eerstejaars studenten geneeskunde VUmc vergelijkbaar met 2004 en 2003. Ook voor
het komende studiejaar is besloten de capaciteit niet verder uit te bereiden, de numerus fixus blijft gehandhaafd op
350 eerstejaars studenten geneeskunde. In Noorwegen is de capaciteit van de eerstejaars studenten geneeskunde de
afgelopen jaren verhoogd, wat verklaard dat instroom van Noorse studenten anders dan in voorgaande jaren tot 0 is
gereduceerd.
Post Academisch Onderwijs Geneeskunde (PAOG), de VUmc cursus- en congresorganisatie, realiseerde in 2005
57 activiteiten (t.o.v. 2004 een stijging van 67,5%) met in totaal 5218 deelnemers (t.o.v. 2004 een stijging van 38%).
Het aanbod bestond uit 41 jaarlijks terugkerende activiteiten (2004: 28), 9 eenmalige bijeenkomsten (2004: 5) en
7 internationale congressen (2004: 1).
56
Hoofd
stuk 6
• K
lanten
en leveran
ciers
Kengetallen onderwijs en opleiding Jaar Jaar Jaar Jaar
05 - 06 04 –05 03 - 04 02 - 03
Opleiding Geneeskunde
• reguliere instroom propedeuse 350 351 350 324
• instroom Noorse studenten in propedeuse - - 8 7
• instroom hogere studiejaren 8 10 10 10
(vnl. buitenlandse artsen)
• instroom tandartsen voor verkort 2 4 5 5
doctoraalprogramma
• instroom masterclass 15 19 20 12
• totaal aantal studenten 2199 2031 1853 1705
• % vrouwelijke studenten 63% 63% 62% 62%
• propedeusediploma’s nvt 339 343 290
• doctoraal diploma’s nvt 210 177 170
• afgestudeerde basisartsen nvt 173 199 225
Masteropleiding Oncology 05 - 06 04 –05 03 - 04 02 - 03
• instroom 25 16 28 18
• totaal aantal studenten 54 49 46
• aantal afgestudeerden nvt 23 13 nvt
PAOG cursus- en congresorganisatie 2005 2004 2003 2002
• aantal nationale bijeenkomsten 57 (2977) 33 (2666) 41 (3169)
(deelnemers)
• aantal internationale bijeenkomsten 7 (2241) 1 (1109) 4 (828)
(deelnemers)
57
Hoofd
stuk 6
• K
lanten
en leveran
ciers
Medische vervolgopleidingen
Ontwikkelingen in 2005
De opleidingscapaciteit van VUmc is in 2005 uitgebreid. Van de 27 vanwege het CCMS erkende medisch
specialistische opleidingen worden er 25 voor VUmc aangeboden. Het streven is er op gericht alle opleidingen aan te
bieden, al dan niet in samenwerking met de ander opleidingsinrichtingen binnen de onderwijs- en opleidingsregio
van VUmc (OZON).
Naast bovenstaande (CCMS) erkende opleidingen heeft VUmc de bevoegdheid voor 14 ander opleidingen.
De totale opleidingscapaciteit van de OOR is geleidelijk uitgebreid van 389 in 2004 naar 528 in 2005. De verwachting
voor 2006 luidt 541 aios.
Tabel De vervolgopleidingen in cijfers
2006 2005
Aantal opleidingen (erkend) 25 25
Aantal opleidingen (overig) 14 14
Instroom aios (OOR VUmc) 100 108
Totaal aantal aios (OOR VUmc) 541 528
Instroom aios VUmc 72 69
Totaal aantal aios VUmc 337 325
Uitstroom VUmc 60 51
58
Hoofd
stuk 6
• K
lanten
en leveran
ciers
Nieuwsflits
Roparunners leveren topprestatie
Maandag 16 mei om 14.53 uur passeerde het voltallige Roparunteam van VU medisch centrum de finishlijn op
de Coolsingel in Rotterdam. 38 Uur en 42 minuten eerder was Regina Knoester als eerste loper voor het VUmc
team van start gegaan in Parijs. Met deze fantastische tijd bezet het team de 26ste plaats in het klassement van
de in totaal 176 deelnemende teams. In vergelijking met de 62ste plaats in 2004 is er dus sprake van een flinke
verbetering.
Sneller Beter motor achter kwaliteitsverbeteringen
Wie de tussentijdse resultaten bekijkt van de vijftien VUmc-Sneller Beterteams, ziet dat er enorm veel werk is
verzet. Zo is het percentage mensen met doorligwonden op de zorgeenheid neurochirurgie/orthopedie nage-
noeg nul, is de toegangstijd voor de poli verloskunde verlaagd met tien dagen, is er voor carotispatiënten een
efficiënt zorgpad ontwikkeld en draaide de afdeling radiologie de afgelopen maanden overuren om de wachtlijst
weg te werken. De tussentijdse resultaten werden op 31 oktober 2005 tijdens een landelijke conferentie aan
minister Hoogervorst overhandigd. Vanaf november was er in VUmc een Sneller Betertentoonstelling te zien.
Bedoeling is dat de kennis die is opgedaan in de Sneller Beterteams zich verspreidt over de andere zorgeenheden.
Vanaf 1 oktober zijn 23 nieuwe teams gestart met projecten als decubitus, postoperatieve wondinfecties en
werken zonder wachtlijst. Nieuw binnen deze projecten is dat patiëntenparticipatie een verplicht onderdeel is.
Vanwege het Centraal College Medische Specialismen (CCMS) is per 1 januari 2005 het Kaderbesluit en een complete
set specifieke opleidingseisen in werking getreden. Hierin zijn eisen geformuleerd voor een moderne modulaire
opleidingsstructuur op basis van eindtermen, cursorisch onderwijs, toetsing van competenties en professionalisering
van opleiders.
Gelet op alle wijzigingen in de beroeps- en opleidingsstructuren is op tijd gestart met de invoering van cyclisch
aios-onderwijs, dat aan alle aios wordt aangeboden. De aangeboden modules zijn in 2005 door grote groepen aios
gevolgd. Het onderwijs is opgezet door de centrale opleidingscommissie (COC) van VUmc.
Aanvullend op het aios-onderwijs wordt een COSTA-VU (complexe situatietraining arts-assistenten VU) cursus
georganiseerd. Dit is een communicatiecursus waarin wordt geoefend met door aios zelf ingebrachte casuïstiek.
De innovatie van de medische vervolgopleidingen gaat uit van de wetenschappelijke verenigingen en wordt onder-
steund vanuit de onderwijsinstituten van de medische centra. Het onderwijsinstituut van VUmc ondersteunt de
opleiding tot kinderarts. Het gaat dan onder meer om advisering bij maken van een onderwijsplan en ontwerpen van
toetsing. Verder wordt ondersteuning geboden bij de pilots die binnen dit kader bij de verschillende verenigingen
worden uitgevoerd en de aansluitende implementatie van de onderwijsinnovatie.
Actualisatie regioplan en AIOS-volgsysteem
VUmc wil in de aanloop naar een gewijzigd systeem van financiering van medische vervolgopleidingen streven
naar een verbetering van de planning en registratie van arts-assistenten in opleiding (aios) op de afdelingen en de
bijbehorende ICT-ondersteuning realiseren. In opdracht van de raad van bestuur is de ontwikkeling en implementatie
van een AIOS volgsysteem ter hand genomen.
59
Hoofd
stuk 6
• K
lanten
en leveran
ciers
In mei 2005 is het Regioplan 2005-2008 opgeleverd. Voor 2006 wordt er wederom een regioplan (2006-2009)
opgesteld. Gezien het resultaat en de ontwikkelingen bij de totstandkoming van het voorgaande regioplan (2005-2008)
heeft het onderwijsinstituut de procedure voor het komende regioplan verder aangescherpt. Zo kan er alleen op
naam geregistreerd worden.
Professionalisering opleiders vervolgopleidingen
In 2004 en 2005 is gestart met de Teach the Teachertrainingen voor (plaatsvervangend) opleiders van de vervolg-
opleidingen in VUmc en de regio. In 2005 zijn vier cursussen verzorgd voor in totaal 48 specialisten met de
volgende verdeling: VUmc: 33, Sint Lucas Andreas Ziekenhuis: 8, Medisch Centrum Alkmaar: 4, Spaarne Ziekenhuis: 3.
In een opleidingsplan is het cursusprogramma beschreven. De aanpak is erop gericht in een periode van vijf jaar alle
(plaatsvervangend-)opleiders van VUmc en de regio de drie cursussen aan te bieden en voldoende cursusleiders op te
leiden om vanaf 2008-2009 het gehele programma op eigen kracht te kunnen verzorgen. In de jaren 2006 en 2007
wordt de inbreng vanuit Groningen geleidelijk afgebouwd.
60
Hoofd
stuk 6
• K
lanten
en leveran
ciers
Nieuwsflits
Geslaagde eerste week voor geneeskundestudenten
Op 5-9-5 startten ongeveer 380 studenten met het nieuwe onderwijsprogramma geneeskunde VUmc-compas.
Op de eerste dag verwelkomde de directeur van het onderwijsinstituut de studenten. Vervolgens werd de opbouw
van de studie verteld en presenteerden studentenorganisaties zichzelf. In de middag waren er rondleidingen,
informatierondes, etc. Uniek was de driedimensionale voorstelling die duidelijk maakte waar het in het nieuwe
curriculum om gaat: de mens én de dokter in al zijn facetten. Op basis van de film ‘M is for Mozart’ van
Peter Greenaway creëerde Saskia Boddeke ‘M is for Medicine 2’. De studenten waren na deze dag vooral
nieuwsgierig naar de eerste echte lesdag.
VU medisch centrum, dat bent u
Hoe ziet VU medisch centrum eruit? Waarvoor gáát het, en waarvoor stáát het? In 2004 werd in het project missie &
visie de identiteit van VU medisch centrum opnieuw beschreven. Medewerkers hielpen duidelijk te krijgen wat nu
typisch VU medisch centrum is. Op basis van de ‘input’ die het project missie & visie opleverde, en op basis van
onder anderen het meerjarenbeleidsplan zijn een nieuwe missie, een visie en drie waarden voor VU medisch
centrum vastgesteld. Tezamen beschrijven ze de identiteit (of: persoonlijkheid) van VU medisch centrum.
De missie is kort samengevat in een motto: VU medisch centrum. Kennis maakt ons beter.
Interview
Nieuw onderwijsprogramma
Charlotte Blokhuis, eerstejaars student geneeskunde
“Als kleuter was ik al gefascineerd door plaatjes in de medische encyclopedie, vooral zwangerschap en bevalling
trokken me. De keus voor een studie geneeskunde lag dus voor de hand, eigenlijk heb ik er nooit aan getwijfeld.
VU medisch centrum was de eerste universiteit waar ik ben gaan kijken. Het was een geslaagde open dag en dat blijft
hangen als beeld. Wat ik van deze studie moest verwachten wist ik niet precies. Wat opvalt is dat je vanaf het eerste
college meteen in de stof duikt bijna letterlijk aan de hand van de patiënt. Elk openingscollege van een nieuwe week
zien we een patiënt en horen we zijn/haar verhaal, daardoor realiseer je je hoe een patiënt zijn ziekzijn en de attitude
van artsen beleeft. Competenties is het sleutelwoord van de studie geneeskunde aan VUmc. Het onderwijsprogramma
is ingericht vanuit de competenties van de (toekomstig) arts. Er staan acht rollen centraal. Vanzelfsprekend die van
medisch expert, maar ook die van communicator, academicus, reflector, samenwerker, organisator, gezondheids-
bevorderaar en beroepsbeoefenaar. Met een aantal rollen hebben we dit collegejaar al veelvuldig kennisgemaakt.
De rol van communicator komt bijvoorbeeld terug in practica. Daar oefenen we met simulatiepatiënten.
Heel eng, maar het is een goede voorbereiding op de huisartsstage van volgend jaar. Ook de rol van
academicus passen we toe. Zo moesten we zelf gegevens verzamelen bij het thema ‘beweging en gezondheid’ en de
onderzoeksvraag vaststellen. Het is leuk om daar nu al mee bezig te zijn. Na ruim een half jaar kan ik concluderen
dat geneeskunde een goede keus is geweest. Wat het vooral leuk maakt, is dat we van meet af aan met patiënten
omgaan. Daardoor komt het gevoel ‘als ik later arts ben’ al heel snel.”
61
Hoofd
stuk 6
• K
lanten
en leveran
ciers
62
Hoofdstuk 7 • Waardering van medewerkers
Dit hoofdstuk geeft een indruk van de ontwikkelingen van het personeelsbestand van VUmc door de jaren heen.
Ontwikkelingen personeelsbestand
In- en uitstroom van medewerkers (alle geldstromen)
De effecten van de maatregelen in het kader van Gerichte Groei zijn af te lezen aan de daling van de instroom van
personeel in loondienst met 14,3% van 722 formatieplaatsen (fte) in 2004 naar 618 fte in 2005 terwijl de uitstroom in
die periode met 2,2% steeg naar 614 fte.
Hoewel het personeelsbestand van medewerkers in loondienst in 2005 ten opzichte van 2004 met 0,4% tot 6.467
medewerkers is gestegen, is het aantal fte met 0,8% naar 4.870 fte gedaald. Dat het aantal medewerkers ten opzichte
van 2004 is gestegen, heeft te maken met de toegenomen werkzaamheden van het flexbureau van VUmc. Dit bureau
heeft in 2005 namelijk 150 medewerkers met 0-uren-contracten (gelijk aan 19 fte) méér aangenomen dan in het jaar
2004. Hierdoor kwam het totaal aantal flexwerkers in 2005 uit op 213. Met name omdat deze medewerkers relatief
kleine dienstverbanden hebben, is de deeltijdfactor van VUmc als geheel gedaald van 76,2% naar 75,3%. In 2005 zijn
verder ongeveer 20% minder verpleegkundigen in opleiding aangenomen. De sterke stijging van het aantal stagiaires
is het gevolg van een hoge instroom bij de afdeling huisartsengeneeskunde.
63
Hoofd
stuk 7
• W
aarderin
g van
med
ewerkers
Ontwikkeling personeelsbestand 2002 tot en met 2005
De ontwikkeling van het personeelsbestand in fte per maand laat vanaf november 2004 een dalende trend zien.
64
Hoofd
stuk 7
• W
aarderin
g van
med
ewerkers
O n t w i k k e l i n g p e r s o n e e l s b e s t a n d 2 0 0 2 t / m 2 0 0 5
0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
7.000
2002 2003 2004 2005
Gem iddelde bezettinghoofdelijk
Gem iddelde bezettingin fte
Ontwikkeling fte alle geldstromen
Verzuim in cijfers
De dalende tendens van het ziekteverzuim heeft zich ook in 2005 voortgezet. Zowel het kort verzuim (<1 jaar) én het
lang verzuim zijn gedaald van respectievelijk 4,46% naar 4,12% en van 1,16% naar 1,00%. Vooral de verzuimdaling bij
het facilitair bedrijf heeft hieraan bijgedragen, daar daalde het verzuim van 8,89% naar 5,36%. Het totaal verzuim,
dus inclusief lang verzuim en zwangerschap daalde van 6,46% in 2004 naar 6,11% in 2005.
Ontwikkeling verzuimpercentage in VUmc korter dan 1 jaar
65
Hoofd
stuk 7
• W
aarderin
g van
med
ewerkers
Loonkostenontwikkeling
De stijging van de loonkosten in de referteperiode blijft, ondanks een lichte afname in fte’s, voornamelijk het gevolg
van: de extra kosten voor de bij CAO afgesproken eenmalige uitkering in februari 2005 in verband met het behalen
van de beoogde verzuimreductie; de verhoging van de eindejaarsuitkering van 3,5 naar 4,25%; het anciënniteitsef-
fect: door een verminderde mobiliteit schuiven zittende medewerkers langzaam verder op naar het einde van de schaal.
De kosten voor uitzendkrachten zijn in de referteperiode met 42,5% gedaald en wel van € 4,8 mln. naar € 2,7 mln.
Dit resultaat is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan het toegenomen bestand van flexwerkers die door het
flexbureau worden ingezet. Ook de kosten voor overwerk zijn met 20% tot € 0,64 mln. teruggedrongen.
Loonkosten excl. salaris x 1000
66
Hoofd
stuk 7
• W
aarderin
g van
med
ewerkers
Nieuwsflits
Gebouwenloop groot succes
Met veel enthousiasme hebben bijna 250 hardlopers de vijf en tien kilometer lange route door de VUmc gebouwen
en de tuin afgelegd. De gebouwenloop werd op zaterdag 29 oktober gehouden ter gelegenheid van het eerste
lustrum van VUmc. “Een superloop”, volgens een van de deelnemers. “De New York marathon kan hier niet tegen
op”, stelt een ander vast. “Kan ik me alvast inschrijven voor volgend jaar?”, vraagt een derde zich af. Met name
de perfecte organisatie krijgt veel complimenten van de deelnemers. Het bijzondere parcours blijkt voor velen een
echte uitdaging te zijn geweest. Ondanks de vele bochten, trappen en soms lage gangen, hoefden de EHBO-ers
geen enkele keer in actie te komen. Er wordt inmiddels onderzocht of het mogelijk is om de VUmc gebouwenloop
tot een jaarlijks terugkerend evenement uit te roepen.
Opbouw personeelsbestand
Zoals hiervoor aangegeven is het personeelbestand in fte met 0,8% afgenomen. Die afname is met name bij de
clusters I, III, IV en het facilitair bedrijf (FB) waar te nemen. Alleen bij cluster V is er sprake van een stijging in fte.
Als de toename in fte van flexwerkers bij de stafdiensten niet wordt meegenomen is ook bij de stafdiensten sprake
van een gekrompen personeelsbestand.
Ontwikkeling fte
67
Hoofd
stuk 7
• W
aarderin
g van
med
ewerkers
Nieuwsflits
Financiële situatie VUmc verbeterd
Bijna aan het eind van het jaar wordt duidelijk dat de financiële situatie van VU medisch centrum fors verbeterd
is, mede dankzij Gerichte groei. De exploitatie in 2005 is sluitend afgerond en ook de ramingen voor de komende
jaren ontwikkelen zich positief. Voorzitter van de raad van bestuur Elmer Mulder geeft alle medewerkers dan ook
een compliment omdat dit zo snel bereikt is. “Ik realiseer me goed, dat het niet gemakkelijk is geweest of nog
is, maar ingrijpen op zo'n grote schaal was nodig. We hadden geen reserves meer om financiële maatregelen op
te vangen of nieuw beleid in te zetten. Financiële tekorten maken je afhankelijk van banken en verzekeraars.
Je kunt geen beslissingen meer nemen, waardoor onzekerheid in de organisatie ontstaat. Nu ziet onze financiële
toekomst er beter uit en is de organisatie duidelijk verbeterd en meer beheersbaar geworden.”
De vergrijzing binnen het VUmc, voornamelijk het gevolg van een verminderde mobiliteit en een relatief gunstige
arbeidsmarktsituatie, gaat onverminderd door. De effecten ontstaan voornamelijk doordat minder jongere medewerkers
instromen en oudere medewerkers langer blijven werken.
Leeftijdsverdeling & vergrijzing
68
Hoofd
stuk 7
• W
aarderin
g van
med
ewerkers
Interview
Dienend leiderschap
Melanie Stallen,
hoofd zorgeenheid verloskunde en gynaecologie
“Dienend leiderschap als managementstijl past bij me als een warme jas. Voortdurend faciliteren is wat mij betreft de
essentie van deze coachende leiderschapstijl. Ik tracht mezelf overbodig te maken en mijn medewerkers inzicht te
geven: waarom zijn dingen zoals ze zijn en wat kun je eraan veranderen. Deze vragen komen steeds terug: hoe ben
je een goed verpleegkundige voor je patiënten, hoe ben je een goede werkbegeleider voor lerenden, hoe ben je een
goede coach voor je collega’s, welke ruimte neem je voor jezelf? We benadrukken de eigenheid van iedere mede-
werker. Dat wordt ook door patiënten en familie zeer gewaardeerd. Zo kwam de familie van een overleden
jonge vrouw ons bedanken. Eén verpleegkundige in het bijzonder. Zij had de wens van de patiënte om voor haar
sterven nog een keer te douchen vervuld. Het was verpleegtechnisch gezien niet gemakkelijk geweest, maar ze
had het wel gedaan. Die waardering is het grootste cadeau wat je ons als afdeling kunt geven. Als leidinggevenden
benadrukken we deze situaties en maken we medewerkers bewust van de momenten die zijn gecreëerd. In gesprek
met de desbetreffende verpleegkundige vergroten we de situatie uit: dat was jij die dat deed, wat was je drijfveer om
dit voor die patiënt te doen?
Er wordt nog wel eens gedacht dat dienend leiderschap soft is. Dat is een vergissing. In deze stijl kun je ook heel
directief sturen als dat nodig is. Dienend leiderschap geeft goed koers. Dat zie je overal in terug. Bijvoorbeeld in
bijscholingsbeleid. Wij kiezen bewust voor trainingen die we met de hele afdeling en alle disciplines kunnen doen.
Hoe je het effect van dienend leiderschap terug ziet? We hebben een stabiel team. Leerlingen voelen zich hier heel
snel op hun plek en hebben het gevoel tot hun recht te komen. En patiënten hebben onze afdeling in het patiënt-
tevredenheidsonderzoek hoog gewaardeerd.”
69
Hoofd
stuk 7
• W
aarderin
g van
med
ewerkers
70
Hoofdstuk 8 • Waardering maatschappij
Maatschappelijke verantwoordelijkheid
Ook in 2005 zijn verdere stappen gezet om het thema maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen VU medisch
centrum nader in te vullen. Ontwikkelingen die al eerder waren ingezet kregen in 2005 een vervolg.
In de visie van de raad van bestuur bieden maatschappelijke ontwikkelingen mogelijkheden voor nieuwe vormen van
zorg. Nieuwe vormen die aansluiten bij de vraag van de klant of een maatschappelijk issue. De in 2004 opgerichte
universitaire huisartsenpraktijk VUmc (UHP) is hiervan een goed voorbeeld. Eind 2005 werd de UHP uitgebreid met de
eerste satellietpraktijk. De satellietpraktijk maakt functioneel deel uit van VUmc, maar is professioneel zelfstandig.
De satellietpraktijk krijgt vanuit VUmc ondersteuning op het gebied van ICT, patiëntenzorg, personeelsmanagement
en zorgadministratie. Naast de facilitaire ondersteuning is de focus nadrukkelijk gericht op inhoudelijke samenwerking.
Onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg zullen verder ontwikkelen door deze samenwerking.
Een ander voorbeeld van zorgvernieuwing is de oprichting van het transferbureau. Dit bureau regelt de vervolgzorg
na ontslag uit VUmc. Wat het transferbureau van VUmc uniek maakt is de verregaande samenwerking met Fontis
Amsterdam, een nazorgverlenende organisatie voor senioren. Beide zijn verantwoordelijk voor het goed regelen van
de vervolgzorg. Deze samenwerking biedt vele voordelen, naast bundeling van kennis is de nazorgcapaciteit van
Fontis binnen handbereik. Het transferbureau is een nieuw onderdeel in het kader van kwaliteitsverbetering.
Uiteindelijk doel is om de doorstroom- en uitstroom van patiënten te bevorderen waardoor ligduur en wachttijd
verminderen en ‘verkeerde bedbezetting’ wordt voorkomen. Een proef op de zorgeenheid neurologie heeft laten zien
dat het werkt.
Ook de ontwikkeling rond het Cancer Center Amsterdam vond een jaar eerder zijn oorsprong. In 2005 volgden de
ontwikkelingen elkaar snel op. Het CCA geldt als voorbeeld van ondernemerschap in de wetenschap. Het CCA
verwezenlijkt zijn ambities met middelen uit zowel de publieke als ook de private sector. In 2005 werd begonnen
met de bouw van een prestigieus oncologisch onderzoekcentrum. In dit veelkeurige bouwwerk zullen zo’n
200 wetenschappers en analisten werken aan kankeronderzoek. Het laboratorium wordt uitgerust met de modernste
state-of-the-art voorzieningen, waardoor nieuwe typen onderzoek mogelijk worden.
In 2003 is de Universele bril door de afdeling fysica en medische technologie geïntroduceerd als oplossing voor
kansarme, slechtziende kinderen in derde wereld landen. Met de goedkope en in sterkte verstelbare bril zijn zij in
staat hun opleiding af te maken. In 2005 vond verdere verfijning van het ontwerp plaats en zijn de contacten om tot
productie over te gaan verder uitgebouwd. Tot zover projecten die in 2005 een vervolg kregen.
De tsunami die eind 2004 vele slachtoffers maakte in Zuidoost Azië liet ook VUmc niet onberoerd. VUmc medewerkers
kwamen in actie om noodhulp te leveren in de getroffen gebieden, maar namen ook het initiatief om structurele hulp
te organiseren: de adoptie van twee Sri Lankese ziekenhuizen. Ondersteund door een comité van aanbeveling startten
zij het project ‘VUmc voor Sri Lanka’. Door bekende en ter zaken kundige lokale contacten in te schakelen is de kans
dat geld en materieel de juiste bestemming bereikt, gewaarborgd, zo is het uitgangspunt van dit project. De stichting
Ontwikkelingssamenwerking VUmc heeft het initiatief ‘VUmc voor Sri Lanka’ geadopteerd. Deze stichting ondersteunt
samenwerkingsprojecten in de gezondheidszorg tussen VUmc en ontwikkelingslanden. Door financiële bijdragen
en uitwisseling van personeel en studenten draagt zij bij aan de verbetering van patiëntenzorg, geneeskundig
onderwijs- en onderzoek in landen in Afrika, Azie, Latijns-Amerika en Oost-Europa. Met de eerste donaties uit
‘VUmc voor Sri Lanka’ werd in Balaptiya (Sri Lanka) een shockroom ingericht op de eerste hulp afdeling.
71
Hoofd
stuk 8
• W
aarderin
g m
aatschap
pij
Om meer jongeren te interesseren voor een toekomst in de techniek organiseerde het Regionaal TechnoCentrum
Amsterdam het project ‘Future expedition’. VU medisch centrum werkte graag mee aan de expeditie ‘techniek in
gezondheidszorg’ en zo maakten 120 derdejaars VMBO-studenten in 2005 kennis met de wereld van techniek in
VUmc. De afdeling fysica en medische techniek organiseerde vier expedities variërend van virtueel opereren tot het
scannen van een fantoompop. Leerlingen konden zelf allerlei medische apparatuur hanteren.
Als onderdeel van haar maatschappelijke taak bij rampenopvang deed VUmc in 2005 mee aan de rampenoefening
Bonfire. Deze door het Ministerie van binnenlandse zaken geregisseerde oefening in de Arena richtte zich op alle
schakels ten tijde van een ramp, van ambulance verpleegkundige tot minister. Tientallen patiënten kwamen naar de
afdeling spoed eisende hulp van VUmc en werden aldaar of elders in het ziekenhuis opgevangen.
Commissie medische ethiek
De commissie medische ethiek (CME) heeft tot taak zich te buigen over algemeen medisch-ethische kwesties in
VUmc. Zij brengt hierover advies uit aan de raad van bestuur. In 2005 waren er tien vergaderingen. De onderwerpen
liepen uiteen van het beleid rond wilsverklaringen, de ICSI-behandeling bij de afdeling IVF, de nieuwe Diagnose
Behandeling Combinaties (DBC’s) en euthanasie tot de Embryowet.
Het addendum modelreglement Embryowet, opgesteld door de CME samen met de medisch ethische toetsingscommissie
(METc), werd na uitgebreide correspondentie met de afdeling verloskunde en gynaecologie, in mei 2005 aangeboden
aan de raad van bestuur. In de Embryowet van 2002 was vastgelegd dat er een reglement moest komen voor elke
instelling waar buiten het lichaam embryo’s tot stand worden gebracht. In 2003 kwam er een model voor zo’n reglement
uit (Modelreglement Embryowet), dat de afdeling verloskunde en gynaecologie van VUmc wilde gaan gebruiken in
plaats van het oude IVF-reglement. De medisch ethische toetsingscommissie moest de raad van bestuur hierover
adviseren. Zij deed dit in samenwerking met de commissie medische ethiek. De beide commissies adviseerden dat
het modelreglement voor VU medisch centrum op enkele punten aangevuld moest worden: het addendum model-
reglement Embryowet. Die aanvullingen lagen op het gebied van de verlenging van de termijn waarop embryo’s voor
zwangerschap bewaard worden, postmortale voortplanting (de moeder wordt zwanger via het embryo als de vader
al overleden is), eiceldonatie, zaadceldonatie en embryodonatie. De discussie hierover binnen de CME - en ook die
tussen de CME enerzijds en de afdeling verloskunde en gynaecologie anderzijds - was lastig. De CME besloot bijvoor-
beeld na lang beraad dat postmortale voortplanting in VUmc niet moet worden toegestaan, omdat dit niet in het
belang is van het verwekte kind, maar dat er tóch uitzonderingsgevallen denkbaar zijn. Met de afdeling verloskunde
en gynaecologie was er discussie over de te volgen procedure bij de niet-uitzonderingsgevallen. Moet men mensen
die voor een IVF-behandeling komen, meedelen dat in VUmc postmortale voortplanting niet mogelijk is, en moet
VUmc, als deze mensen toch postmortale voortplanting willen, zorgdragen voor het vervoer van embryo’s naar een
andere instelling? Uiteindelijk werd in beide gevallen besloten van wel.
Bij het aanbieden van het addendum aan de raad van bestuur hebben CME en METc nog aangetekend dat het zeer
wenselijk is om onderzoek te doen naar de lange termijneffecten voor kinderen die verwekt zijn met spermadonatie
en eiceldonatie. Verder adviseerden CME en METc de raad van bestuur een reglement of addendum te maken over
hoogtechnisch draagmoederschap (HTD) als dit in VU medisch centrum wordt toegestaan. De raad van bestuur
heeft dit advies overgenomen.
72
Hoofd
stuk 8
• W
aarderin
g m
aatschap
pij
Ter toelichting:
Hoogtechnologisch draagmoederschap is een behandeling waarbij middels in vitro fertilisatie (IVF) embryo’s worden
gecreëerd uit zowel eicellen als zaadcellen van de wensouders. Deze embryo’s worden geplaatst (één per keer) in
de baarmoeder van de draagmoeder. Het kind dat op deze manier ontstaat, is 100% genetisch verwant aan beide
wensouders. De erfelijke eigenschappen van de draagmoeder worden niet aan het kind doorgegeven.
VU medisch centrum heeft zich afgelopen periode ingespannen om deze bijzondere behandeling in Nederland te
herintroduceren. Het IVF centrum van VUmc verzorgt de indicatiestelling en counseling van de betrokken wensouders
en draagmoeder. De artsen, psychologen en overige medewerkers van VUmc hebben een belangrijke rol bij het tot
stand laten komen van een zwangerschap middels hoogtechnologisch draagmoederschap. Om deze reden voelen zij
zich verantwoordelijk voor het welzijn van met name van het kind, de draagmoeder, de betrokken ouders, en hun
familie. Daarom is hard gewerkt aan een behandelprotocol, waarin de psychologische aspecten, het IVF-traject en de
juridische aspecten uitvoerig staan beschreven.
Voor wat betreft de indicatie werkt men volgens richtlijn no. 18 van de NVOG: hoogtechnologisch draagmoederschap.
VU medisch centrum richt zich alleen op deze vorm van draagmoederschap. Paren kunnen zich slechts bij VUmc
aanmelden, indien zij door hun behandelend gynaecoloog zijn doorverwezen.
73
Hoofd
stuk 8
• W
aarderin
g m
aatschap
pij
Medisch-ethische toetsingscommissie
Evenals in 2004 heeft de Medisch-Ethische Toetsingscommissie (METc) 249 protocollen op het gebied van mensgebonden
onderzoek in behandeling genomen. 34 van de 249 ingediende protocollen werden gefinancierd vanuit de vierde
geldstroom. Door het grote aantal protocollen, dat door de commissie tijdens 43 vergaderingen behandeld werd,
was de commissie genoodzaakt de vergaderprocedure zodanig aan te passen dat aan efficiency werd gewonnen,
waarbij de kwaliteit van de bespreking van het protocol niet achteruit zou gaan. De commissie heeft dan ook
besloten ten aanzien van protocollen, die elders beoordeeld zijn en zijn goedgekeurd en bij de commissie zijn
aangeboden met het verzoek om een toetsing op lokale uitvoerbaarheid binnen VU medisch centrum, de procedure
te wijzigen. Dergelijke protocollen worden niet meer behandeld in een plenaire sessie van de commissie, maar in
een kleine commissie met specifieke kennis op het gebied van advisering over lokale uitvoerbaarheid. Deze wijziging
betekent dat een groot deel van de leden van de commissie ontlast is van de taak te toetsen op lokale uitvoerbaarheid
binnen VU medisch centrum. De wijziging in de vergaderprocedure resulteert tevens in een snelle en adequate
procedure.
De samenwerking met de lokale ethische commissies van het Sint Lucas Andreas ziekenhuis en het Spaarne ziekenhuis
heeft geleid tot beoordeling/advisering van een vijftal protocollen door de METc van VU medisch centrum.
In het verslagjaar werden 196 vanuit VU medisch centrum ingediende protocollen afgehandeld.
Daarnaast heeft de commissie over een aantal inhoudelijke zaken, die tijdens de behandeling van protocollen aan de
orde werden gesteld, gesproken. Zo heeft de commissie besloten dat in alle gevallen de huisarts van de deelnemer
aan een onderzoek, dat onder de wet mensgebonden onderzoek valt en waarbij een interventie plaats vindt,
geïnformeerd dient te worden.
Over de taal waarin de schriftelijke informatie dient te worden geschreven heeft de commissie besloten dat de
deelnemers de taal zowel dienen te kunnen spreken als te kunnen lezen. Dit heeft consequenties voor de in- en
exclusiecriteria die in de informatiebrief moeten worden vermeld.
Milieu
Milieuzorg heeft vooral na het ontstaan van VU medisch centrum in 2001 zijn vorm gekregen. De milieu-identiteit
van VU medisch centrum is in 2005 vastgelegd in het milieumeerjaren-programma 2005-2010. Als doelstelling is
hierin opgenomen dat de relatieve milieubelasting van VU medisch centrum als geheel in 2008 minimaal gelijk is of
geleidelijk is afgenomen ten opzichte van de milieubelasting in 2000. Deze doelstelling zal de komende jaren
maatgevend zijn bij de uitvoer van milieuprojecten.
Het nemen van eigen verantwoordelijkheid maakt onderdeel uit van de milieu-identiteit van VU medisch centrum.
Een flexibele milieuvergunning geeft hier de ruimte voor. In 2005 is hard gewerkt aan een ontvankelijke aanvraag
voor een flexibele milieuvergunning. Dit bracht extra werk met zich mee omdat aan de vergunning door de overheid
veel eisen worden gesteld. In dat verband moest er eind 2005 een onderzoek uitgevoerd worden naar de geluids-
belasting van VU medisch centrum op haar omgeving. Door deze extra werkzaamheden zijn enkele milieuprojecten,
zoals het invoeren van milieu-audits en het opstellen van een handboek milieu, uitgesteld naar 2006. Conform de
verwachting is in 2005 het energiebesparings-onderzoek in het kader van de Meerjaren energie-efficiency 2001-2012
afgerond. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in het Energiebesparingsplan voor de periode 2005-2008.
Een uitgebreide beschrijving van de milieubelasting door VU medisch centrum en resultaten op het gebied van
milieubeleid is te vinden in het Milieujaarverslag 2005, dat medio april 2006 beschikbaar komt.
74
Hoofd
stuk 8
• W
aarderin
g m
aatschap
pij
75
Hoofd
stuk 8
• W
aarderin
g m
aatschap
pij
Interview
Gerichte Groei
Wim Stalman,
hoofd afdeling huisartsgeneeskunde
“Bezuinigen is niet het primaire doel binnen de gezondheidszorg. Effectief en doelmatig functioneren binnen je primaire
academische opdracht, daar gaat het om. Dat is wat we ook in bezuinigingsoperatie Gerichte Groei tot uiting hebben
proberen te brengen. Geld erbij was niet reëel, we moeten onze missie volbrengen met de beperkte middelen die er
zijn. En dus hebben we als commissie Gerichte Groei kaders gesteld want de keuzes die we binnen VUmc moeten
maken, horen een volgordelijkheid te hebben. Eerste vraag was dan ook: zijn onze activiteiten relevant, vallen ze
binnen onze primaire opdracht patiëntenzorg, onderwijs, opleiding en onderzoek én vallen ze binnen de eerder
gekozen zwaartepunten van beleid. Tweede vraag was of de manier waarop we die activiteiten volbrengen effectief is
ofwel leveren ze aansprekende resultaten op, en als derde: gebruiken we de middelen die ons ter beschikking staan
op de juiste manier. Deze drie kaders relevantie, effectiviteit en doelmatigheid vormen de trechter Gerichte Groei.
Langs die meetlat zijn alle bezuinigingsvoorstellen gelegd. VU medisch centrum is een vooraanstaand
maatschappelijk kenniscentrum op het gebied van gezondheidszorg. Maar dat wil niet zeggen dat het
bestaan en functioneren ervan niet ter discussie staan. Als maatschappelijke organisatie moeten wij steeds
toetsen of we datgene doen wat we moeten doen en of we het op een efficiënte manier doen. Gerichte Groei had een
verdrietige kant. Je wilt een goede werkgever zijn voor je medewerkers en dan is het beroerd om te zeggen ‘we gaan
uit elkaar’. Maar het had ook een mooie kant. Er werd vanuit de afdelingen en clusters nagedacht over een gezonde
combinatie van kennisontwikkeling, kennisoverdracht en kennistoepassing. Dat is maatschappelijk ondernemerschap
in de meest ultieme vorm en daar hebben we als VU medisch centrum een grote stap in gezet.”
76
Hoofdstuk 9 • Bestuur en Financiers
Resultaten financieel beleid
Het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening bedraagt 4,3 miljoen euro positief. Hierdoor is het eigen vermogen
gestegen tot 14,8 miljoen euro. De reservepositie van VU medisch centrum bedraagt 4,0 % van de som van het
budget patientenzorg en de rijksbijdrage.
De totale baten zijn ten opzichte van 2004 met 19,2 miljoen euro gestegen, daartegenover zijn de bedrijfslasten met
15,9 miljoen euro gestegen. Daarnaast heeft er door de opheffing van de stichting SKGA (een samenwerking met het
AMC) een positieve vermogensmutatie van 1 miljoen euro plaatsgevonden.
Ten opzichte van 2004 is er voor de totale patiëntenzorg een verhoging te zien van gemiddeld 3,8%, dit komt
overeen met 10 miljoen euro. De overige bedrijfsopbrengsten stegen met 6 miljoen euro.
De kosten van personeel in loondienst zijn in 2005 ondanks de daling van de bezetting gestegen met 4,7 miljoen
euro ten opzichte van 2004. Deze stijging is onder te verdelen in een verlaging van 4,1 miljoen euro als gevolg van
een daling in het aantal fte’s en een stijging van 8,8 miljoen euro als gevolg van stijging van de salariskosten. De
salariskosten zijn gestegen door een verhoging van de eindejaarsuitkering met 0,75%, de werking van het jaarlijkse
anciënniteiteffect en de aanpassing als gevolg van de beoordeling van functies (Fuwafaz).
De overige bedrijfskosten zijn met 11,3 miljoen euro gestegen onder andere door 6,3 miljoen euro hogere dotaties
(met name 5 miljoen euro voorziening seniorenregeling) en 2,5 miljoen euro hogere kosten voor onderhoud en energie.
Met name de volgende onderwerpen zijn van invloed geweest op het resultaat:
• de eerste resultaten van de meerjaren bezuinigingsoperatie Gerichte Groei
• baten voorgaande jaren
• overschotten uit projecten
De bezuinigingen in het kader van de meerjaren bezuinigingsoperatie Gerichte Groei van bijna 10 miljoen euro zijn
in 2005 grotendeels gerealiseerd. De kosten van afvloeiing van personeel als gevolg van Gerichte Groei komen uit op
een totaalbedrag van 5,5 miljoen euro die volledig in het jaar 2005 genomen zijn. Dit bedrag is inclusief 0,9 miljoen
euro aan kosten die nog uitgekeerd worden in 2006.
Totaal is er 3,8 miljoen euro geboekt als bate voorgaande jaren. Uit herrekeningen 2003 en 2004 van het budget
patientenzorg zijn de volgende baten gekomen:
• verhoging vergoeding gebouw gebonden kosten 2003/2004: 0,2 mln euro
• correctie efficiencykorting 2003 0,5jr i.p.v. 1jr: 0,9 mln euro
• groei AIOS-en 2004: 1,5 mln euro
• overige kleine posten: 1,2 mln euro
Het resultaat van de in 2005 afgesloten onderzoeksprojecten 2e, 3e en 4e geldstroom is 2 miljoen euro positief.
77
Hoofd
stuk 9
• B
estuur en
Finan
ciers
Balans
In het kader van de richtlijn RJ 271 (voorzieningen sociaal beleid) heeft VU medisch centrum een voorziening opge-
nomen voor de kosten van afvloeiingskosten van senioren ter grootte van 5 miljoen euro.
Als gevolg van de invoering van het nieuwe factureringstelsel op basis van afgesloten DBC’s zijn de kortlopende
schulden ten opzichte van 2004 met 84 miljoen euro toegenomen.
Reservepositie
Het positieve resultaat van 2005 zorgt voor een versterking van de reservepositie. Het weerstands-vermogen om
financiële tegenvallers op te vangen blijft gering.
78
Hoofd
stuk 9
• B
estuur en
Finan
ciers
Interview
Kennis exploitatie
Ada Kruisbeek:
hoogleraar kennis exploitatie en manager Business Development
van het Technology Transfer Office VU&VUmc
“In Amsterdam vindt fundamenteel onderzoek van zeer hoog niveau plaats, maar er is een gat tussen de output aan
Amsterdamse onderzoeksresultaten en de exploitatie er van. Eerste stap was dan ook om de neuzen van de kennis
instellingen in Amsterdam wat betreft kennis exploitatie dezelfde kant op te krijgen. We hebben een structuur bedacht
om gezamenlijk, vanuit UVA, AMC, Sanguin, en VU plus VUmc, onderzoeksresultaten op commercialiseerbaarheid en
octrooieerbaarheid te evalueren. We kunnen daarbij ook een beroep doen op experts uit de financiële- en zakenwereld,
zoals ABNAMRO, ING, KPMG en PWC. Met name de Kamer van Koophandel en de Amsterdamse Innovatie Motor zijn
mede-aanjager geweest van het vormen van dit publiek-private consortium. Onder de paraplu van dit consortium,
heeft VUmc het voortouw genomen om voor VU en VUmc samen een subsidie aan te vragen bij het Ministerie van
Economische zaken in het kader van het TechnoPartner programma Subsidie Kennis Exploitatie. En die subsidie
hebben we gekregen: twee en een half miljoen. Daarbij hebben VU&VUmc ook nog 2,5 miljoen euro bijgedragen
zodat we werkelijk een professioneel bureau op kunnen zetten voor kennis exploitatie. Onze belangrijkste activiteiten
zijn scouting, beoordeling van onderzoeksresultaten op toepassing en octrooiering, zoeken van industriële partners,
en coaching van ondernemers uit de kennis instellingen. Voor de verschillende faculteiten van de VU liggen er heel
veel toepassingsmogelijkheden in de chemie en de IT en de geologie, en voor VUmc is het uiteindelijke doel natuurlijk
om onderzoekresultaten te vertalen naar concrete toepassingen voor de patiënt.
Bij het woord kennisexploitatie worden de wenkbrauwen nog wel eens gefronst, maar je moet je afvragen
of je wilt dat je onderzoeksresultaten voor 12 of voor 1200 patiënten belangrijk zijn. Met het testen van
een nieuw medicijn is al gauw 500 miljoen euro gemoeid. Daar heb je dus grote bedrijven voor nodig, en die zul je
moeten interesseren voor jouw onderzoeksresultaten. En natuurlijk stellen deze bedrijven hun voorwaarden: de exclu-
siviteit moet geregeld zijn en over de juistheid van de data moeten veel zekerheden bestaan. Toen ik vijf jaar geleden uit
de pure onderzoekers wereld stapte, realiseerde ik me dat fundamenteel onderzoek niet meer genoeg voor me was,
ik wilde de toepassing meemaken. Goed gestructureerde technology transfer is een essentiële schakel in dit proces,
en zo kan ik een bijdrage leveren aan het vertalen van onderzoeksresultaten naar de kliniek.”
79
Hoofd
stuk 9
• B
estuur en
Finan
ciers
80
Hoofdstuk 10 • Hoofdlijnen van beleid 2006
De raad van bestuur heeft in het najaar van 2005 in het jaarplan 2006-2007 de hoofdlijnen van beleid voor de
komende twee jaar uiteengezet. Hierna volgt een korte schets op hoofdlijnen.
Kwaliteit van patiëntenzorg
2006 en 2007 staan in het teken van het realiseren van continue verbetering op het gebied van kwaliteit in de
patiëntenzorg. De activiteiten zijn ondergebracht in vier thema’s: patiëntenlogistiek, patiëntveiligheid, patiënt- en
verwijzerstevredenheid en professionele kwaliteit. Het verbeterproject Sneller Beter wordt mede vanwege de al
behaalde successen voortgezet.
Borging van de kwaliteit door middel van extern toetsbare kwaliteitssystemen is essentieel. VUmc bereidt een
aanvraag voor accreditatie door het NIAZ (Nederlands Instituut voor Accreditatie van Ziekenhuizen) voor.
Acute zorg
VUmc vervult een leidende rol bij het organiseren van de acute zorg in zijn regio. Met het oog op deze regionale
verantwoordelijkheid zal VUmc investeren in kwaliteitsverbeteringen ten aanzien van de eigen organisatie van de
acute zorg. Visieontwikkeling, besluitvorming en monitoring van de uitvoering krijgen sterkere aandacht. De raad
van bestuur heeft begin 2006 een stuurgroep ingesteld met belangrijke bevoegdheden om op korte en middenlange
termijn de noodzakelijke verbeteringen door te voeren.
Onderwijs: nieuw curriculum
VUmc ambieert een toonaangevende positie in Nederland op het gebied van onderwijs. In 2005 is gestart met de
implementatie van het nieuwe curriculum – VU compas - voor de opleiding geneeskunde. Dat proces van onderwijs-
vernieuwing zal de komende jaren worden voortgezet en de nodige inspanningen van studenten en docenten vragen.
Naast de aandacht voor het totale medische opleidingscontinuüm streeft VUmc de komende jaren ook naar
versterking van het verpleegkundig opleidingscontinuüm.
Onderzoek: aandacht voor kennistransfer
VU en VUmc richten in 2006 gezamenlijk een Technology Transfer Office (hierna TTO) op. Hiermee geven beide
instellingen een belangrijke impuls aan het formuleren en uitvoeren van een gezamenlijk kennisvalorisatie- en kennis-
exploitatiebeleid. Het TTO zal tot taak hebben te valoriseren kennis op te sporen en om te zetten in succesvolle
exploitatietrajecten. Dit omvat het beschermen van kennis, het zoeken van commerciële samenwerkingspartners voor
de exploitatie van kennis en het ondersteunen van nieuwe ondernemingen voortkomend uit de kennisinnovatie binnen
de beide instellingen.
Financieel beleid
Voortzetting van het beleid gericht op een gezonde exploitatie en een opbouw van de vermogenspositie staat voorop.
Het bezuinigingsprogramma van 2005 heeft bijgedragen tot een structureel gezondere financiële positie. Versterking
van dit beleid door zorgvuldige implementatie van aanvullende doelmatigheidsprojecten op onder meer inkoop-,
inkooplogistiek- en ICT-terrein is beoogd voor 2006.
Netwerkontwikkeling
Reeds enkele jaren volgt VUmc de strategie van netwerkvorming met andere zorgaanbieders in de regio teneinde de
gestelde ambities te realiseren. Dit betreft zowel samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met
ziekenhuizen in Noord Holland als ook vormen van samenwerking met categorale instellingen. Een voorbeeld daarvan
is de vestiging van (klinische) voorzieningen voor het Revalidatiecentrum Amsterdam (RCA), GGZ Buitenamstel en
Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) op het terrein van VUmc en de daaraan gekoppelde intensivering van
de inhoudelijke en bestuurlijke samenwerking.
81
Hoofd
stuk 10
• H
oofd
lijnen
van b
eleid 2
006
Organisatieontwikkeling
De raad van bestuur bereidt een verdere decentralisatie van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor.
Flankerend beleid zoals verbetering van het HR instrumentarium en het aanbieden van een management development
programma zijn in voorbereiding. De verwachting is dat eind 2006 met de implementatie van een volgende stap in
de organisatieontwikkeling gestart kan worden.
Bouw
Belangrijke projecten in 2006 zijn de realisatie van de tweede dakopbouw op het gebouw van de polikliniek, realisatie
van vervangende huisvesting voor kinderdagverblijf ’t Olifantje, en bouw van de “Kinderstad” gezamenlijk met de
Stichting Ronald McDonald Kinderhuizen. De voorbereidingen voor de bouw aan de westflank van VUmc worden
voortgezet evenals ten behoeve van een nieuw onderzoeks- en diagnostiekgebouw.
Amsterdam, 9 mei 2006
drs. E.B. Mulder prof. dr. T.J.F. Savelkoul
voorzitter raad van bestuur Lid raad van bestuur
prof. dr. E.A. van der Veen mr. O.G.A. van der Beek
Lid raad van bestuur, tevens decaan secretaris van bestuur
82
Hoofd
stuk 10
• H
oofd
lijnen
van b
eleid 2
006
Bijlage HRM kengetallen tbv jaarverslag 2005 VU medisch centrum
Peildatum 8 februari 2006
Relatief
verschil
in %
2005
t.o.v.
Onderwerp Kengetal 2002 2003 2004 2005 2004
Functiebestand VUmc gemiddeld aantal medewerkers 6.722 7.165 7.238 7.230 -0,1%
(incl. personeel niet in loondienst)
• aandeel patientgebonden personeel (a) 59,5% 58,5% 60,8% 60,6% -0,3%
• aandeel personeel algemeenaandeel 26,3% 27,0% 23,8% 24,8% 4,0%
en administratieve functies (b)
• aandeel personeel hotelfuncties (c) 6,6% 6,3% 6,3% 6,2% -2,1%
• aandeel personeel niet in loondienst (d) 2,6% 2,3% 2,4% 2,4% 2,7%
• aandeel personeel terreinaandeel en 0,7% 0,6% 0,6% 0,6% -3,2%
gebouwgebonden functies (e)
• aandeel stagiares (f) 2,8% 3,4% 4,6% 8,3% 78,2%
• aandeel verpleegkundigen in opleiding (g) 1,7% 1,8% 1,4% 1,1% -20,5%
VUmc gemiddeld aantal medewerkers 5.812 6.126 6.440 6.467 0,4%
in loondienst
• aantal leidinggevenden 391 419 446 435 -2,4%
• aantal niet-leidinggevenden 5.420 5.708 5.994 6.032 0,6%
• aandeel leidinggevenden 6,7% 6,8% 6,9% 6,7% -2,9%
• aandeel niet leidingevenden 93,3% 93,2% 93,1% 93,3% 0,2%
Vumc gemiddeld aantal fte 4.538 4.713 4.909 4.870 -0,8%
(alle geldstromen)
Vumc gemiddeld aantal fte 3.998 4.162 4.342 4.290 -1,2%
1e GELDSTROOM
Vumc, personeel in loondienst 535 547 562 575 2,4%
3e GELDSTROOM
Indirect personeel in fte (b + c + e) 1.317 1.377 1.451 1.445 -0,4%
• aandeel indirect personeel % 29,0% 29,2% 29,6% 29,7% 0,4%
Totaal aantal fte verplegend en & 979 1.001 1.059 1.041 -1,7%
verzorgend personeel
• aandeel leidinggevend 8,2% 8,3% 7,1% 6,9% -4,1%
• aandeel niet-leidinggevend 91,8% 91,7% 92,9% 93,1% 0,3%
Top 5 functies met meeste fte
• verpleegkundige 436 456 331 310 -6,2%
• arts-assistenten src 218 236 269 300 11,4%
• gespecialiseerd verpleegk. 0 0 221 226 2,4%
• gespec.verpleegk.int.zorg 0 0 166 175 5,4%
• medisch administratief medew. 153 161 169 160 -5,2%
83
Bijlag
e HRM
kengetallen
Relatief
verschil
in %
2005
t.o.v.
Onderwerp Kengetal 2002 2003 2004 2005 2004
Aantal fte medici in schaalklasse: 680 716 752 762 1,3%
11A (arts-assistenten) 308 329 358 376 5,1%
MS (medisch specialist) 33 36 30 25 -16,7%
UMS (universitair medisch specialist, 281 289 304 301 -1,0%
nieuwe schaal per 1/1/2004)
HM4 (hoogleraren / medisch specialisten) 21 23 24 26 10,3%
HH5 (hoogleraren / afdelingshoofden) 37 39 38 35 -7,1%
Leeftijdsopbouw van alle
medewerkers in loondienst
• aandeel tot 30 jaar 21,5% 23,0% 22,1% 21,3% -3,7%
• aandeel 30 tot 55 jaar 70,7% 68,2% 67,8% 67,8% 0,0%
• aandeel >=55 jaar 7,8% 8,8% 10,1% 10,9% 8,1%
00 tot 20 1,3% 1,3% 1,1% 0,7% -34,7%
20 tot 25 6,5% 7,5% 6,8% 6,3% -7,1%
25 tot 30 13,8% 14,3% 14,2% 14,3% 0,4%
30 tot 35 15,2% 14,0% 14,1% 14,0% -0,5%
35 tot 40 16,5% 15,3% 14,4% 13,8% -3,7%
40 tot 45 15,8% 15,7% 15,4% 15,2% -1,2%
45 tot 50 12,5% 12,6% 12,9% 13,3% 3,0%
50 tot 55 10,7% 10,7% 11,0% 11,4% 3,6%
55 tot ... 7,8% 8,8% 10,1% 10,9% 8,1%
Gemiddelde leeftijd van medewerkers 30,5 30,0 31,9 29,7 -7,1%
die in dienst zijn gekomen
Gemiddelde leeftijd van medewerkers 33,8 33,7 33,6 35,0 4,2%
die uit dienst zijn getreden
Gemiddelde leeftijd van een medewerker 38,9 39,0 39,6 39,9 0,7%
bij het VUMC
Gemiddelde leeftijd van een 42,1 42,6 42,8 43,4 1,3%
vaste medewerker
Gemiddelde leeftijd van een medewerker 31,6 31,0 31,1 31,6 1,3%
met tijdelijk dienstverband
diensttijdverdeling van alle medewerkers
in loondienst
<= 2 jaar 54,4% 53,4% 37,1% 33,0% -11,2%
3 - 4 8,9% 10,5% 26,0% 27,4% 5,4%
5 - 6 5,2% 5,7% 6,6% 8,4% 26,8%
7 - 8 3,0% 3,4% 3,8% 4,5% 16,6%
9 - 10 5,0% 3,1% 2,4% 2,8% 14,6%
>= 10 jaar 23,5% 23,9% 24,0% 24,0% -0,1%
84
Bijlag
e HRM
kengetallen
Relatief
verschil
in %
2005
t.o.v.
Onderwerp Kengetal 2002 2003 2004 2005 2004
Percentage mannen 35,4% 35,1% 35,5% 35,6% 0,3%
Percentage vrouwen 64,6% 64,9% 64,5% 64,4% -0,2%
% tijdelijke contracten 27,9% 28,0% 28,6% 29,7% 3,8%
% vaste contracten 72,1% 72,0% 71,4% 70,3% -1,5%
Deeltijdfactor 78,1% 76,9% 76,2% 75,3% -1,2%
% deeltijdcontracten 55,7% 57,5% 58,5% 59,6% 1,8%
% voltijdcontracten 44,3% 42,5% 41,5% 40,4% -2,6%
In- en uitstroom Instroom in fte VUMC 873 746 722 618 -14,3%
Instroom op basis van 1e geldstroom 731 613 594 483 -18,8%
Instroom op basis van 3e geldstroom 140 132 126 136 7,3%
Instroom in fte VUMC 873 746 722 618 -14,3%
CL-1 139 116 110 80 -26,8%
CL-2 111 73 78 71 -9,2%
CL-3 120 127 100 83 -17,4%
CL-4 223 190 144 146 0,8%
CL-5 125 128 115 110 -3,8%
CL-6 57 62 94 59 -37,0%
Fac.bedrijf 56 27 39 9 -77,1%
Stafdiensten 42 22 42 61 44,5%
Instroomratio VUMC 19,2% 15,8% 14,7% 12,7% -13,6%
Uitstroom in fte VUMC 631 581 601 614 2,2%
Uitstroom op basis van 1e geldstroom 517 466 473 507 7,1%
Uitstroom op basis van 3e geldstroom 113 116 128 106 -16,9%
Uitstroom in fte VUMC 631 581 601 614 2,2%
CL-1 81 91 91 84 -8,0%
CL-2 89 81 76 64 -15,4%
CL-3 89 99 85 98 15,8%
CL-4 162 149 148 135 -9,1%
CL-5 89 69 96 83 -13,2%
CL-6 49 48 50 54 8,6%
Fac.bedrijf 42 34 24 47 97,0%
Stafdiensten 28 12 31 49 55,8%
Uitstroomratio VUMC 13,9% 12,3% 12,2% 12,6% 3,0%
Loonkosten- Totale loonkosten in €1.000 € 227.387 € 248.870 € 274.957 € 282.654 2,8%
ontwikkeling (incl. soc. lasten en plusplaatsen)
• niet wetenschappelijk personeel € 125.496 € 149.480 € 163.620 € 165.346 1,1%
• wetenschappelijk personeel staf € 57.526 € 73.715 € 81.861 € 86.062 5,1%
• wetenschappelijk personeel doorstroom € 8.754 € 9.746 € 10.238 € 9.680 -5,5%
85
Bijlag
e HRM
kengetallen
Relatief
verschil
in %
2005
t.o.v.
Onderwerp Kengetal 2002 2003 2004 2005 2004
Totaal looncomponenten in €1.000 € 227.387 € 248.870 € 274.957 € 282.654 2,8%
(incl. soc. lasten en plusplaatsen)
• Salaris € 192.480 € 209.062 € 242.713 € 239.436 -1,3%
• Toelage onregelmatige dienst € 7.064 € 7.429 € 8.257 € 8.032 -2,7%
• Overwerk € 795 € 928 € 802 € 641 -20,0%
• Gratificatie € 684 € 914 € 1.335 € 0 -100,0%
• Toelage € 15.676 € 19.675 € 12.468 € 26.090 109,3%
• Uitzendkrachten € 6.565 € 6.115 € 4.775 € 2.745 -42,5%
• Overig personeel niet in loondienst € 4.121 € 4.747 € 4.608 € 5.710 23,9%
Loonsomverdeling
• Salaris 84,6% 84,0% 88,3% 84,7% -4,0%
• Toelage onregelmatige dienst 3,1% 3,0% 3,0% 2,8% -5,4%
• Overwerk 0,3% 0,4% 0,3% 0,2% -22,2%
• Gratificatie 0,3% 0,4% 0,5% 0,0% -100,0%
• Toelage 6,9% 7,9% 4,5% 9,2% 103,6%
• Uitzendkrachten 2,9% 2,5% 1,7% 1,0% -44,1%
• Overig personeel niet in loondienst 1,8% 1,9% 1,7% 2,0% 20,5%
gemiddelde loonkosten in €1.000 € 50 € 53 € 56 € 58 4,6%
in referteperiode per (ingezette) fte
gemiddeld bruto salaris in € 1.000 in € 42 € 44 € 49 € 49 0,3%
referteperiode per fte
86
Bijlag
e HRM
kengetallen
Relatief
verschil
in %
2005
t.o.v.
Onderwerp Kengetal 2002 2003 2004 2005 2004
Ziekteverzuim Meldingsfrequentie 1,59 1,60 1,74 1,77 1,6%
(aantal keer ziek gemeld per periode)
Aantal afgeronde verzuimperioden 9.135 9.723 10.287 10.349 0,6%
1-2 dagen 35,3% 36,9% 32,8% 30,8% -6,0%
3-7 dagen 41,5% 40,6% 38,7% 38,5% -0,5%
2 weken 10,2% 10,2% 11,9% 13,6% 14,1%
3-4 weken 4,4% 3,7% 6,9% 6,6% -4,4%
5-6 weken 1,2% 1,1% 2,4% 2,1% -13,6%
7-26 weken 5,1% 5,4% 5,3% 5,6% 5,1%
27-53 weken 1,3% 1,1% 1,4% 1,7% 17,0%
> 1 jaar 0,9% 1,2% 0,6% 1,1% 107,5%
Aantal ziekmeldingen in periode totaal 9.053 9.598 10.515 10.305 -2,0%
Ziektepercentage (totaal) 7,7% 7,2% 6,5% 6,1% -5,4%
Ziekteverzuim(< 1 jr ziek) 5,3% 4,8% 4,5% 4,1% -7,7%
Langziek(>= 1 jr ziek) 1,6% 1,4% 1,2% 1,0% -14,4%
Gravida 0,8% 1,0% 0,8% 1,0% 18,6%
Kort verzuim (< 1 jr) VUMC 5,3% 4,8% 4,5% 4,1% -7,7%
CL-1 4,1% 3,9% 3,6% 3,5% -0,7%
CL-2 4,8% 4,2% 3,3% 3,2% -2,4%
CL-3 4,9% 4,6% 4,5% 4,3% -5,9%
CL-4 5,7% 5,5% 5,5% 4,8% -12,9%
CL-5 5,2% 4,1% 3,5% 3,8% 8,5%
CL-6 4,0% 3,5% 3,5% 3,3% -6,6%
Fac.bedrijf 10,0% 9,2% 8,9% 5,4% -39,7%
Stafdiensten 3,9% 3,7% 4,0% 6,1% 50,7%
87
Bijlag
e HRM
kengetallen
Legitimering academische component
1. Definitie academische component
De academische component bestaat uit drie blokken, te weten opleiding, topreferente zorg (TRF) en ontwikkeling en
innovatie (O&I). De definitie en de landelijke omvang van de drie onderdelen (cijfers 2005) zijn als volgt:
Opleiding: Budget van landelijk circa € 45 mln, voornamelijk bedoeld voor het opleiden van medisch specialisten;
TRF: Budget van landelijk circa € 410 mln, bedoeld voor zeer specialistische patiëntenzorg gepaard gaande met
bijzondere diagnostiek en behandeling. Het betreft een last resort functie waarbij het vaak om tertiaire verwijzing
gaat (huisarts – algemeen ziekenhuis – academisch ziekenhuis);
O&I: Budget van landelijk circa € 120 mln. bedoeld voor de R&D-functie hetgeen betekent ontwikkelingen bedenken,
uitproberen en testen. Deze ontwikkelingen hebben betrekking op de direct patiëntgebonden zorg, organisatie van
zorg, aspecten die met voeding te maken hebben of bijvoorbeeld patiëntenvoorlichting. Ook de exportfunctie van
kennis behoort tot deze taken.
2. Doel legitimering / verantwoording en voor wie
In het document ‘Legitimering academische component’ zijn afspraken vastgelegd over de wijze waarop de UMC’s
inzicht bieden in en verantwoording afleggen over de inzet van de middelen die worden ontvangen voor de academische
component. Bij de huidige ontwikkelingen naar meer transparantie in de zorg past een heldere maatschappelijke
verantwoording van de academische component.
Zo is overeengekomen is dat de NFU ieder jaar per UMC achteraf inzicht zal bieden in de aanwending van middelen,
onderscheiden naar de drie onderdelen. Voor wat betreft het blok opleidingen is afgesproken dat deze wordt betrokken
in de discussie over het landelijk opleidingskader.
De overige onderdelen TRF en O&I dienen dusdanig transparant te worden zodat sprake is van een maatschappelijke
legitimering van de aanwending van de middelen.
Behalve verantwoording over de benutting van de middelen is het van belang dat ondoelmatige aanwending en te
eenzijdige inzet van de middelen wordt voorkomen. Daarnaast dient tijdig zicht te komen op de mogelijke doorwerking
naar de reguliere zorg van de resultaten bereikt met de academische component.
Het Ministerie van VWS bepaalt de budgettaire omvang van de academische component en de ontwikkeling daarin.
Voor het Ministerie van VWS is het van belang inzicht te krijgen in wat er op hoofdlijnen met de academische
component wordt gedaan, wat is er te verwachten aan nieuwe zorg, hoe kwijten de UMC’s zich van hun academische
taken en hoe geven zij hun regierol vorm. Daarnaast is het voor VWS van belang om te bezien of er accenten moeten
worden gelegd gelet op de beleidsthema’s die VWS benadrukt zou willen zien, mede in relatie met activiteiten die
gevraagd worden van ZonMW en of andere implementatie ondersteunende organisaties.
Zorgverzekeraars maken weliswaar geen afspraken over de academische component, maar vanwege hun regierol en
de nauwe relaties met de rest van de zorg willen zij wel degelijk op de hoogte en betrokken zijn bij de wijze van
besteding van de middelen. Voor verzekeraars is het belangrijk om ten behoeve van hun inkoop van zorg in beeld te
houden of patiënten die dat nodig hebben gebruik kunnen maken van de ‘last resort’ functie. Om de betrokkenheid
van verzekeraars en VWS goed vorm te geven is een goede legitimering door de UMC’s onontbeerlijk.
88
Jaarverslag 2
005
3. Wijze van verantwoording
De academische component is als een vorm van lumpsumbekostiging vastgesteld. Dit is in lijn met het Convenant
zoals gesloten tussen VWS, NVZ, Orde, ZN en NFU over de invoering van de DBC-systematiek. Dit is niet voor niets
geweest. Bij TRF en I&O bestaat er geen eenduidig verband tussen de besteding van middelen en het resultaat.
Voor de TRF geldt dat sprake is van gecompliceerde zorgvragen, die vaak zeldzaam zijn, zich presenteren in de vorm
van meerdere problemen tegelijk en waarvan de behandeling een onvoorspelbaar verloop kent. Dit betekent dat
protocollering niet altijd mogelijk is, de inzet van personeel en materieel per patiënt sterk kan verschillen en specifieke
deskundigheid vraagt en deze inzet tevens moeilijk voorspelbaar is. Tot slot is het voor de TRF van belang dat
infrastructuur en kennis beschikbaar zijn, ook al is een 100% efficiënte inzet niet haalbaar.
Voor de O&I geldt min of meer hetzelfde. Deze functie leunt grotendeels op de aanwezige patiëntenzorg, het
fundamenteel onderzoek, de cultuur en organisatie van een innovatief bedrijf. Synergie en integratie van activiteiten
en personen is van belang bij het genereren van vraagstellingen, de ontwikkelactiviteiten zelf en het testen en toepas-
baar maken ervan in de praktijk. Sommige ontwikkelingen behelzen nieuwe vormen van zorg, in andere gevallen is
sprake van verbetering van bestaande behandelingen. Het “eindproduct” is daarmee niet altijd even afgebakend.
Door deze kenmerken is een directe toerekening naar activiteiten alleen mogelijk tegen zeer hoge kosten.
De kenmerken van zowel de TRF als de O&I functie belemmeren een parameterisering vooraf en een kostentoerekening
achteraf. Toch dient een vorm van verantwoording te worden gezocht waarbij helder is dat de middelen maatschappelijk
verantwoord zijn ingezet. In paragraaf 5 worden hiervoor indicatoren beschreven die inzicht geven in een legitieme
besteding van de middelen. Allereerst wordt in paragraaf 4 de jaarlijkse legitimeringcyclus beschreven.
4. Cyclus
Lokaal overleg landelijke setting verantwoording jaarrekening
In het kader van de landelijke setting heeft in november 2005 een werkconferentie plaatsgevonden. Hiermee is
uitwerking gegeven aan een deel van de afspraken die met ZN en VWS zijn gemaakt over het verschaffen van inzicht
in de besteding van de middelen.
Tijdens de conferentie is een boek uitgereikt met de titel ‘Zeldzaam gewoon, grensverleggende geneeskunde voor
topreferente patiënten’. In dit boekje hebben de UMC’s informatie gegeven over een bijzondere functie die zij in het
Nederlandse bestel vervullen: de zorg voor topreferente patiënten. Aan de hand van 24 patiëntverhalen, verzameld
uit acht UMC’s, wordt een beeld gegeven van wat topreferentie betekent, voor de patiënt en de zorgontwikkeling.
5. Onderwerp beschrijven
In navolgende tabel wordt per blok van de academische component de definitie en indicatoren (outputparameters)
aangegeven. Voor een deel zijn dit indicatoren die voor alle UMC’s gelijk zijn (kwantitatieve parameters). Daarnaast
zijn een aantal UMC specifieke indicatoren te noemen (kwalitatieve parameters).
89
Jaarverslag 2
005
Definitie Outputparameters
Ontwikkeling en Innovatie (O&I) Kwantitatief (totaal € 120 mln.; Kwalitatief
VUmc specifiek: € 10,9 mln.)
O&I betreft de zogenaamde R&D-functie • Goedgekeurde METC projecten: De UMC’s doen onderzoek op alle op dit
van de zorg. Dit betekent dat 196 moment belangrijke thema’s van life
ontwikkelingen worden bedacht, • Wetenschappelijke publicaties: sciences research. Zij zijn daarin
uitgeprobeerd en uitgetest. 1902 succesvol, zoals blijkt uit de analyse
Deze ontwikkelingen hebben betrekking • Vakpublicaties: 113 van het aantal en de kwaliteit van weten-
op de direct patiëntgebonden zorg, • Rapporten: 41 schappelijke publicaties. Zij kunnen de
maar ook bijvoorbeeld op de organisatie • Promoties: 82 concurrentie met de top van de medische
van de zorg. Ook de exportfunctie • Octrooiaanvragen: 11 (lopend) wetenschap volledig aan. Daarbij is niet
van kennis behoort hiertoe. iedere UMC actief op alle wetenschaps-
(cijfers: 2005) gebieden; er is sprake van keuzes zodat
een dynamisch systeem van concurrentie
en complementariteit ontstaat. Waar elk
UMC zich vooral op toelegt, kan het
beste worden afgeleid uit de publicaties.
Zwaartepunten van onderzoek komen tot
uiting in de vorm van succesvol publiceren.
Het signalement van elk UMC wordt
aangegeven als de vijf gebieden van
medische wetenschap met de hoogste
en beste output.
De meest productieve wetenschaps-
gebieden van VUmc zijn blijkens het
NFU rapport “Onderzoek onderzocht”:
• Oncology
• Endocrinology & Metabolism
• Clinical neurology
• Neurosciences
• Medicine, general
Voor voorbeelden van onderzoeksprojecten
die ten laste van de academische
component worden uitgevoerd,
zie hoofdstuk 5 Management van
processen onderzoek.
90
Jaarverslag 2
005
Definitie Outputparameters
Topreferente zorg (TRF) (totaal € 410 mln.;
VUmc specifiek: € 38,5 mln.)
Het is van groot maatschappelijk belang Procesafspraak: Voorbeelden uit conferentie legitimering
om vast te stellen of de topreferente zorg Exacte gegevens over de topreferente academische component en boekje
in Nederland enerzijds voldoende is zorg, anders dan de spreiding over de ‘zeldzaam gewoon’:
geconcentreerd en anderzijds wel UMC’s, zijn nog niet te geven. De rede
voldoende geografisch is gespreid. ligt in het nog niet beschikbaar hebben 1 Een reumapatiënt
De concentratie is van belang voor de van een uniforme definitie. In het kader Reumapatiënten met complexe
instandhouding van de kennisinfrastructuur van het opstellen van een nieuwe problemen worden steeds vaker
die nodig is voor deze vormen van zorg. positioneringsnota voor de UMC’s door poliklinisch behandeld. Nieuwe vormen
En de spreiding is van belang om deze VWS en OCW wordt gesproken over deze van zorg zoals inzet van reuma-
vormen van zorg ook bereikbaar te laten definitie. Zodra deze beschikbaar is, verpleegkundigen doen hun intrede.
zijn voor iedere Nederlander. zal in meer kwantitatieve zin zicht Recent onderzoek toonde aan dat
worden geboden op de topreferente zorg. poliklinische zorg uitgevoerd door
Om zicht te hebben en te houden op de reumatoloog en gespecialiseerde
concentratie en spreiding van topreferente verpleegkundige even effectief is en
zorg in Nederland, start de NFU met een goedkoper dan klinische zorg door
TRF-internetportal voor patiënten en een multidisciplinair team. Dergelijke
verwijzers. Via dit portal kunnen zij faciliteiten voor klinische zorg dienen wel
topreferente patiënten verwijzen naar behouden te blijven voor patiënten in
het UMC, dat in de gewenste topreferente slechte conditie en patiënten die
functie uitblinkt. Verder wil de NFU aan intensieve verpleegkundige en medische
VWS voorstellen een audit-commissie in zorg nodig hebben.
te stellen, die in elk UMC een beeld moet
vormen van de herkomst van de patiënten 2 De zorg van genderdysfore patiënten
en die een deskundig oordeel moet geven Over de etiologie van Genderidentiteits-
op de vraag of het een topreferente patiënt stoornis (GIS) is weinig bekend en de
betreft. Daarmee geeft de audit-commissie behandeling relatief nieuw. De ontwikkeling
dus zicht op de omvang van het aantal van nieuwe behandelmethoden en
topreferente patiënten per UMC. vergroting van de kennis over etiologie
En tenslotte stelt de NFU voor om onder en behandeling zijn onontbeerlijk voor
regie van de genoemde audit-commissie goede zorg. Leden van VUmc genderteam
de gegevens over topreferente zorg worden met regelmaat geconsulteerd
centraal te verzamelen. door collega’s uit binnen- en buitenland
en bouwen specifieke expertise op door
Deze initiatieven zal de NFU aan OCW en eigen onderzoek. Zonder een duidelijke
VWS presenteren in het kader van het bundeling van de zorg binnen één
opstellen van een nota, waarmee beide centrum is het niet mogelijk om dit
departementen aan de Tweede Kamer de multidisciplinaire en complexe
bijzondere positionering van de UMC’s in onderzoek te doen.
het nieuwe zorgbestel willen toelichten.
91
Jaarverslag 2
005
Definitie Outputparameters
Topreferente zorg (TRF) (totaal € 410 mln.;
VUmc specifiek: € 38,5 mln.)
3 Surmenage
Dementiediagnostiek is een multi-
disciplinair proces waarbij hoog
gekwalificeerd personeel en speciale
technologie en know how is vereist.
De zorg en diagnostiek van dementie,
met name op jonge leeftijd, vereist een
gestructureerde aanpak, waarbij de
diagnostiek het vertrekpunt van goede
zorg moet zijn. Tevens kunnen weten-
schappelijk onderzoek en patiëntenzorg
in een academische setting goed
gecombineerd worden zonder enige
belasting voor de patiënt. Het op
gestructureerde wijze verzamelen van
gegevens bij iedere patiënt maakt
optimale zorg en onderzoek mogelijk
en levert logistieke winst op.
Binnen de NFU is het idee ontstaan om
een portal te ontwikkelen voor
TRF-functies binnen de UMC’s,
bestemd voor verwijzers en patiënten.
Opleiding (totaal € 45 mln.
VUmc specifiek: € 4,2 mln.)1
Het onderdeel dat achterblijft in de Regio-opleiding Beschrijving skillslab
academische component is bedoeld voor Het Skillslab is bij uitstek een vorm van
de specifieke academische (regionale) Vervolgopleiding tot praktisch vaardigheidsonderwijs gericht
taken. • Intensive Care Verpleegkundige op het aanleren van algemene en
• Cardiac Care Verpleegkundige specialismegebonden competenties zoals
• Medium Cardiac Care Verpleegkundige vastgelegd in de besluiten van het CCMS.
• Neonatologie Verpleegkundige Een eerste landelijke inventarisatie van
• Intensive Care Neonatologie deze voorzieningen heeft o.a. gediend
Verpleegkundige als input voor het NFU-boekje ‘OOR-zaak
• Intensive Care Kinderverpleegkundige en gevolg’.
• High Care Kinderverpleegkundige Om tot een ontwerp te komen voor
• Spoedeisende Hulp Verpleegkundige afstemming van deze veelal dure
• Kinderverpleegkundige voorzieningen binnen de onderwijs- en
• Obstetrie en Gynaecologie opleidingsregio (OOR) staat het
Verpleegkundige onderwerp opnieuw hoog op de agenda.
• Oncologie Verpleegkundige Hiertoe komt dit onderwerp in alle
• Neuro Verpleegkundige gesprekken met de partnerziekenhuizen
• Dialyse Verpleegkundige aan bod en is in het VUmc een brede
• Dialyse Assistent inventarisatie gestart om de specifieke
academische rol gestalte te geven.
92
Jaarverslag 2
005
Definitie Outputparameters
Leertraject tot Beschrijven regiofunctie
• High Care Verpleegkundige De onderwijs- en opleidingsregio OZON
• Medium Care Recovery is het structurerend overleg tussen VUmc
Verpleegkundige en de partnerziekenhuizen voor de
• Medium Care Verpleegkundige planning van capaciteit en inhoudelijke
• High Care Neonatologie afstemming en samenhang. Vanwege de
Verpleegkundige verantwoordelijkheden voor zowel de
initiële opleiding als de medisch
Opleiding tot specialistische vervolgopleidingen heeft
• Operatie-assistent VUmc een coördinerende rol.
• Operatie-assistent tweede De planning van het aantal onderwijs-
deskundigheidsniveau plaatsen vormt onderdeel van de
• Anesthesie medewerker affiliatiecontracten welke VUmc met
• Radiodiagnostisch laborant haar partnerziekenhuizen afsluit. De
• Medewerker Zorgadministratie afstemming rond de vervolgopleidingen
• Ambulance Verpleegkundige vindt plaats via regulier overleg van de
• Ambulance chauffeur regiegroep OZON en bilateraal overleg
tussen de betrokken raden van bestuur,
Aios: 514 binnen OOR van VUmc waarbij voor wat betreft de opleidings-
(stand ultimo 2005) capaciteit de afspraken jaarlijks worden
vastgelegd in een regioplan.
93
Jaarverslag 2
005
94
Financieel jaarverslag 2005 95
96
IV. Jaarrekening 200597
IV. Jaarreken
ing
98
IV. Jaarreken
ing
99
IV. Jaarreken
ing
100
IV. Jaarreken
ing
101
IV. Jaarreken
ing
IV.1 Balans per 31 december 2005 (in € 1.000)
Balans per 31 december 2005 (in € 1.000)
(na resultaatverwerking) 2005 2004
ACTIVA
A Vaste activa
1 Materiële vaste activa 266.568 264.821
2 Financiële vaste activa 4.239 3.647
Totaal vaste activa 270.807 268.468
B Vlottende activa
1 Voorraden en onderhanden werk 6.373 2.889
2 Vorderingen 60.064 54.851
3 Financieringstekort 51.565 0
Totaal vlottende activa 118.002 57.740
Totaal activa 388.809 326.208
PASSIVA
C Eigen vermogen
1 Collectief gefinancierd gebonden vermogen 4.013 1.176
2 Niet collectief gefinancierd vrij vermogen 10.787 8.282
Totaal eigen vermogen 14.800 9.458
D Egalisatierekening afschrijvingen 81.284 86.433
E Voorzieningen 9.541 5.805
F Langlopende schulden 119.714 133.273
G Kortlopende schulden 163.470 79.547
H Financieringsoverschot 0 11.692
Totaal passiva 388.809 326.208
102
IV. Jaarreken
ing
IV.2 Resultatenrekening over 2005 (in € 1.000)
Resultatenrekening over 2005 (in € 1.000) 2005 2004
A Bedrijfsopbrengsten
1a Budget patiëntenzorg 278.074 267.979
DBC-B segment 882 0
1b Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 54.976 54.385
1c Rijksbijdrage faculteit geneeskunde algemeen 33.996 32.045
1d Specialistenopleiding 624 641
1e Onderwijs dienstverlening andere faculteiten 924 963
1f Dieetadvisering AWBZ 0 236
369.476 356.249
2 Overige bedrijfsopbrengsten 63.921 57.901
Som der bedrijfsopbrengsten 433.397 414.150
B Bedrijfslasten
1 Personeelskosten 292.303 286.926
2 Afschrijvingen materiële vaste activa 22.952 24.054
Onttrekking egalisatierekening afschrijvingen à fonds
perdu bijdrage in bouw, eerste inrichting en inventaris -5.231 -5.554
Subtotaal afschrijvingen 17.721 18.500
3 Overige bedrijfskosten 113.570 102.317
Som der bedrijfslasten 423.594 407.743
C Financiële baten en lasten -5.468 -5.928
Resultaat 4.335 479
Overige vermogensmutaties 1.007 562
Totaalresultaat 5.342 1.041
103
IV. Jaarreken
ing
IV.3 • Grondslagen voor de waardering van de balans en resultatenrekening
Grondslagen van waardering
Algemeen
Alle bedragen zijn in duizenden euro’s vermeld, tenzij anders is aangegeven. De activa en passiva zijn, tenzij anders
vermeld, tegen nominale waarde opgenomen.
Consolidatie
VU medisch centrum, hoewel onderdeel van de Vereniging voor Christelijk Wetenschappelijk Onderwijs, brengt een
eigen verslag uit. Dit uitgangspunt geldt eveneens voor de andere entiteiten binnen de Vereniging, te weten
de Vrije Universiteit en de Christelijke Hogeschool Windesheim. Voor deze verslagwijze is gekozen, omdat een
geconsolideerde jaarrekening met de andere entiteiten, de Vereniging en de VU, niet bijdraagt aan het door de wet
vereiste inzicht.
Consolidatie met Boelevaar Holding BV vindt niet plaats gezien de beperkte materiële omvang.
Materiële vaste activa
De materiële vaste activa (inventarissen indien groter dan € 1.000 per eenheid) worden gewaardeerd tegen
aanschaffingswaarde, verminderd met afschrijvingen op basis van de door het College Tarieven Gezondheidszorg
(CTG) gehanteerde afschrijvingspercentages. Tot en met 1987 is afgeschreven vanaf het jaar na ingebruikneming.
Vanaf 1988 worden de investeringen in bouw en eerste inrichting afgeschreven vanaf de maand van ingebruikneming.
Op de investeringen in inventarissen wordt in het jaar van aanschaf een vol jaar afgeschreven.
De à fonds perdu investeringen, alsmede gedane investeringen uit met eigen middelen getroffen voorzieningen en
apparatuur welke worden gefinancierd door bijdragen derden, worden zowel onder de materiële vaste activa als
onder de egalisatierekening afschrijvingen verantwoord. De afschrijvingen ervan worden in mindering gebracht op
zowel de actiefpost als op de passiefpost.
Financiële vaste activa
De tot de financiële vaste activa behorende deelneming is gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde.
De grondslagen voor de waardering van de deelneming zijn gelijk aan die van het medisch centrum.
Voorraden
De magazijnvoorraden zijn gewaardeerd tegen verrekenprijzen welke zijn gebaseerd op de actuele inkoopprijzen.
Met de mate van incourantheid is rekening gehouden. Zelf geproduceerde medicijnen zijn gewaardeerd tegen
materiaal- en loonkosten.
104
IV. Jaarreken
ing
Onderhanden werk DBC’s
De waardering van de openstaande DBC’s van het B-segment is gebaseerd op de kostprijs van de reeds uitgevoerde
verrichtingen, dan wel de lagere declaratiewaarde.
De waardering van de openstaande DBC's van het A-segment is gebaseerd op de declaratiewaarde per type DBC,
d.w.z. de kosten- en honorariumdelen van het CTG-tarief plus de opslag sluittarief. De typen (en aantallen) DBC's zijn
bepaald naar de stand per ultimo 2005, d.w.z. de DBC's zijn afgeleid vanuit de basisgegevens zoals die ultimo 2005
bekend waren.
Debiteuren
Voor debiteuren is een voorziening wegens verwachte oninbaarheid getroffen. De voorziening wordt procentueel
berekend over de totalen van debiteuren, gerubriceerd naar ouderdom. Indien nodig worden grote posten,
in afwijking van de regeling, individueel beoordeeld.
Egalisatierekening apparatuurbijdragen derden
Bijdragen van derden in apparatuur worden toegevoegd aan een egalisatierekening. De jaarlijkse onttrekkingen aan
deze rekening, gelijk aan de afschrijvingslasten, vallen vrij ten gunste van de resultatenrekening en neutraliseren
daarmee de afschrijvingslasten.
Egalisatierekening kleine bouwkundige projecten
Op verzoek van het Ministerie van VWS wordt de vergoeding voor afschrijving in het budget en de rijksbijdrage werk-
plaatsfunctie ten gunste van deze voorziening geboekt. De afschrijvingskosten worden hieraan ten laste gebracht.
Egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw
In de rijksbijdrage werkplaatsfunctie is een (genormeerde) vergoeding opgenomen voor rente en afschrijving grote
bouw. Dit deel wordt toegevoegd aan de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw. Tegenover deze vergoeding
staan de werkelijke kosten, welke ten laste van de egalisatierekening worden geboekt.
Egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in materiële vaste activa
Dit betreft beschikbaar gestelde à fonds perdu bijdragen van het Ministerie van OCenW en de Vereniging in terreinen,
gebouwen en inventarissen, alsmede investeringen uit met eigen middelen getroffen voorzieningen.
105
IV. Jaarreken
ing
Egalisatierekening deregulering huisvesting academische ziekenhuizen (DHAZ)
Tussen OCenW, VWS en NFU is het Convenant DHAZ gesloten inzake de decentralisatie van de planning en uitvoering
van de verschillende instandhoudingsinvesteringen. Het Convenant DHAZ is op 1 januari 2004 in werking getreden.
De oude systematiek wordt afgebouwd en de egalisatierekening DHAZ komt (op termijn) in de plaats van de egalisatie-
rekening kleine bouwkundige projecten en de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw. Op grond van dit
besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en de rijksbijdrage werkplaats-
functie wordt gegeven, onder aftrek van de werkelijke afschrijvingen, aan de egalisatierekening gedoteerd.
Saldi projecten
Gedurende de looptijd van meerjarige projecten worden de reeds gerealiseerde opbrengsten inclusief ontvangen
voorschotten onder aftrek van gerealiseerde kosten gepassiveerd onder de overige schulden.
Grondslagen van resultaatbepaling
Algemeen
Als prijsgrondslag wordt de historische uitgaafprijs gehanteerd.
Voor de vaststelling van het resultaat wordt uitgegaan van het baten- en lastenstelsel. Voor zover de materiële vaste
activa (waaronder inventarissen) à fonds perdu alsmede uit voorzieningen worden gefinancierd, worden de afschrijvingen
in de resultatenrekening als afschrijvingslast opgenomen en als bate onder de post afschrijvingen ten laste van de
egalisatierekening afschrijving.
De afschrijvingen van de overige materiële vaste activa zijn als last onder de post afschrijvingen opgenomen.
De baten zijn berekend aan de hand van de door het CTG goedgekeurde aanvaardbare kosten aangevuld met
intern berekende aanpassingen daarvan. Baten en lasten uit voorgaande jaren die in dit boekjaar zijn geconstateerd,
zijn aan dit boekjaar toegerekend.
Wachtgelden
Met de invoering in 1991 van de budgettering van de wachtgelden wordt een uitzondering gemaakt op het baten- en
lastenstelsel. In dit geval wordt de last verantwoord in het jaar van betaling in plaats van in het jaar van ontstaan.
Seniorenregeling
Op 1 maart 2004 is de nieuwe CAO Academische Ziekenhuizen in werking getreden. De kosten van de in deze CAO
opgenomen seniorenregelingen werden tot nu toe verantwoord in het jaar van uitbetalen. Met ingang van 2005 is
voor de op balansdatum bestaande verplichtingen een voorziening gevormd in het kader van ‘voorzieningen voor
sociaal beleid’ (RJ 271).
106
IV. Jaarreken
ing
Opbrengsten werk voor derden / mutaties saldi projecten
De baten en lasten van derde geldstroom projecten worden ten gunste of ten laste van de exploitatierekening
gebracht in de periode van gereedkomen van het project of een afgerond deel daarvan. Verliezen op lopende
projecten worden genomen zodra zij zich manifesteren.
Voorziening groot onderhoud
Ingevolge de invoering van de DHAZ is de noodzaak tot het houden van een voorziening anders dan voor
achterstallig onderhoud komen te vervallen.
Inventaris en apparatuur
Inventaris en apparatuur kleiner dan € 1.000 per eenheid wordt niet geactiveerd maar als last opgenomen in het jaar
van aanschaf.
Rente
De kosten van rente op bouwprojecten in uitvoering (met uitzondering van de kleine bouwprojecten) werden tot en
met 2001 geactiveerd (bouwrente). Op grond van een CTG-beleidsregel wordt vanaf 1 januari 2002 rente tijdens de
bouw niet meer geactiveerd.
De rentelasten met betrekking tot de leningen o/g zijn in de resultatenrekening opgenomen onder de post rentelasten.
IV.4 Toelichting bij de balans per 31 december 2005 (in € 1.000)
A VASTE ACTIVA
A.1. Materiële vaste activa (in € 1.000)
De specificatie van de boekwaarde van de materiële vaste activa is als volgt:
Materiële vaste activa 31-12-2005 31-12-2004
Terreinen en gebouwen 194.018 194.224
Andere vaste bedrijfsmiddelen 61.240 61.398
Bouwprojecten in uitvoering 11.310 9.199
Totaal materiële vaste activa 266.568 264.821
In deze opstelling zijn de investeringen, gefinancierd volgens de verschillende bekostigingssystematieken, onder één noemer geplaatst.
Voor een nader onderscheid wordt verwezen naar bijlage 1. In bijlage 2 is de verantwoording DHAZ-middelen 2005 opgenomen.
De per 1 januari 2001 van de Stichting Klinische Genetica Amsterdam (SKGA) overgenomen apparatuur is separaat opgenomen.
Deze apparatuur is nu pas opgenomen omdat de afwikkeling van de liquidatie van de stichting pas onlangs is afgerond.
107
IV. Jaarreken
ing
Verloop van de materiële vaste activa
Terreinen en Andere vaste Bouwprojecten Totaal
gebouwen bedrijfs- in uitvoering materiële
middelen vaste activa
Stand 1 januari
Aanschafwaarde 345.483 122.658 9.199 477.340
Cumulatieve afschrijvingen -151.259 -61.260 0 -212.519
Boekwaarde 194.224 61.398 9.199 264.821
Overgenomen SKGA apparatuur
Aanschafwaarde 0 2.211 0 2.211
Cumulatieve afschrijvingen 0 -1.024 0 -1.024
Boekwaarde 0 1.187 0 1.187
Mutaties boekjaar
Investeringen 12.378 14.778 2.110 29.266
Afschrijvingen -12.584 -15.779 0 -28.363
Totaal -206 -1.001 2.110 903
Terugname geheel afgeschreven activa
Aanschafwaarde -7.072 -9.673 0 -16.745
Afschrijvingen 7.072 9.673 0 16.745
Totaal 0 0 0 0
Desinvesteringen
Aanschafwaarde 0 -1.327 0 -1.327
Afschrijvingen 0 983 0 983
Totaal 0 -344 0 -344
Stand 31 december
Aanschafwaarde 350.789 128.646 11.310 490.745
Cumulatieve afschrijvingen -156.771 -67.406 0 -224.177
Boekwaarde 194.018 61.240 11.310 266.568
In de afschrijving ‘andere vaste bedrijfsmiddelen’ zit een correctie op voorgaande jaren van € 0,8 miljoen,
resulterend in een afschrijvingslast over 2005 van in totaal € 27,6 miljoen.
Desinvesteringen
De aanschafwaarde en de cumulatieve afschrijving van verbouwingen uit 1984 en 1994, inventarissen uit 1995 en
computerapparatuur uit 2000, welke inmiddels geheel zijn afgeschreven, zijn als desinvesteringen verwerkt. Tevens
is er een aantal reeds afgekeurde of verkochte investeringen uit de jaren 1996 tot en met 2005 als desinvestering
verwerkt.
108
IV. Jaarreken
ing
Investeringen in gebouwen
In het verslagjaar kwamen de volgende projecten gereed:
Investeringen in gebouwen
kantooropbouw poli 7.425
afvalstoffendepot 270
reconstructie 1e hulp 486
vervanging CT-scan 236
micro-array ruimte 2
verplaatsing oogheelkunde 561
inhuizing heelkunde 80
upgraden IVF 577
doka oogheelkunde 57
uitbreiding special care 146
veiligheid lachgasvoorziening 45
inrichting banqueting foyer + Waver 97
verhuizing FB/PN 51
stafruimte loopbaanontwikkeling 12
startkosten renovatie oostvleugel 399
verhuizing bureau decaan 51
prikruimte KC 11
upgraden inrit pathologisch instituut 71
Subtotaal 10.577
Daarnaast werden aan de reeds in 2004 (of eerder) als voltooid
aangemerkte projecten de navolgende uitgaven toegevoegd:
beddenhuis 1.083
veiligheid algemeen 679
uitbreiding radiotherapie (megavolt) 15
beleidsplan productie apotheek 7
asbestvrij maken van kruipruimte 10
universitaire huisartsen praktijk 7
Totaal 12.378
109
IV. Jaarreken
ing
Projecten in voorbereiding of in uitvoering
Ultimo 2005 zijn de navolgende projecten nog in voorbereiding of in uitvoering:
Omschrijving WZV-type onderhanden nominaal jaar van
t/m 2005 bedrag WZV oplevering
Regionaal GGZ centrum vergunning 14 21.025 2010
Diverse kleine bouwkundige werken melding 103 200 2006
Diverse bouwprojecten gefinancierd door derden niet WZV 557
Subtotaal PBA-middelen 674 21.225
Ontsluiting westflank DHAZ 2.349 2010
Onderzoek- en diagnostiekgebouw DHAZ 598 2011
Nieuwbouw Meander DHAZ 2.356 2006
Renovatie VH oost DHAZ 2.245 2007
Upgraden glazenwasinstallatie DHAZ 1.109
Diverse kleine bouwkundige werken DHAZ 1.979 2006 e.v.
Subtotaal DHAZ-middelen 10.636 0
Totaal projecten in uitvoering 11.310 21.225
Investeringen in inventarissen
In het verslagjaar zijn de volgende investeringen in inventarissen gedaan:
Investeringen in inventarissen
investeringen > € 1.000 en < € 12.000 2.200
installaties 17
huishoudelijke apparatuur 61
meubilair inclusief bedden 185
computerapparatuur 4.540
behandel- en verpleegapparatuur 93
infuuspompen 345
dialyse apparatuur 18
chirurgische apparatuur 826
laboratoriumapparatuur 1.816
functieonderzoek en bewaking 876
patiëntenbewakingsapparatuur 91
röntgenapparatuur 2.261
echografieapparatuur 827
beeldverwerkende apparatuur 14
overig 608
Totaal 14.778
110
IV. Jaarreken
ing
Op basis van de algemene richtlijn 'Investeringen in medische en overige inventarissen' is het investeringsplafond 2005
€ 10,0 miljoen. Voor vervangings- en uitbreidingsinvesteringen in apparatuur artikel 2 WBMV (Wet Bijzondere Medische
Voorzieningen) is het plafond 2005 gesteld op € 1,9 miljoen. Vanuit de Vrije Universiteit is € 0,7 miljoen beschikbaar
gesteld voor onderwijs en onderzoek (faculteit geneeskunde). Uit eigen middelen is € 11,4 miljoen beschikbaar
gesteld. Derden leverden een financiële bijdrage aan de investeringen van circa € 1,0 miljoen. Samen maakt dit een
investeringsruimte van € 25,0 miljoen.
In 2005 is € 10,2 miljoen minder geïnvesteerd dan op basis van de richtlijnen en de bijdragen uit eigen middelen
en van derden beschikbaar was. De overloop ultimo 2004 van de extern gefinancierde investeringsruimte was circa
€ 17,4 miljoen. Na verwerking van de investeringen in 2005 resteert een overschot ultimo 2005 van circa € 27,6 miljoen.
A.2. Financiële vaste activa (in € 1.000)
Financiële vaste activa 2005 2004
Waarborgsommen 40 42
Deelneming Boelevaar Holding BV 437 518
Kosten herfinanciering langlopende leningen 1.349 1.799
Leningen u/g:
• vorderingen op lange termijn per 1 januari 1.288 680
• vorderingen op korte termijn per 1 januari 338 343
Subtotaal 1.626 1.023
• bij: nieuw verstrekte lening 1.434 966
• af: aflossingen 2005 -540 -363
Stand per 31 december 2.520 1.626
• af: aflossingen 2006, opgenomen onder kortlopende vorderingen -107 -338
Boekwaarde per 31 december 2.413 1.288
Totaal financiële vaste activa 4.239 3.647
Waarborgsommen
De waarborgsom betreft een depotbedrag bij TPG Post gebaseerd op de gemiddelde factuurwaarde.
Deelneming Boelevaar Holding BV
In juni 1998 is door VU medisch centrum de Boelevaar Holding BV opgericht met een maatschappelijk kapitaal van
€ 91 duizend, waarvan € 18 duizend geplaatst en volgestort. Primaire doelstelling is het oprichten van, het voeren van
beheer over, het deelnemen in, het financieren van, het samenwerken met, het besturen van vennootschappen en
andere ondernemingen en het verlenen van adviezen en andere diensten in het belang van VU medisch centrum.
De vennootschap is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Amsterdam onder nummer 33304336. De directie
van de vennootschap wordt gevormd door de raad van bestuur van VU medisch centrum. Waardering geschiedt tegen
de netto vermogenswaarde. Het resultaat van de deelneming bedroeg in 2005 € 81 duizend negatief.
111
IV. Jaarreken
ing
Kosten herfinanciering langlopende leningen
In 2004 is kans gezien om een groot deel van de bestaande leningenportefeuille te herfinancieren. De kosten van de
herfinanciering, groot € 2,2 miljoen, worden over vijf kalenderjaren verdeeld.
Leningen u/g
lening afsluit- oorspr. totale restvord. resterende aflossings- restschuld restschuld rente %
jaar bedrag looptijd 31-12-05 looptijd bedrag op lange op lange
2006 termijn op termijn
31-12-05 over 5 jaar
VU 1991 3.116 15 jaar 104 1 jaar 104 0 0 5,65
Cyclotron 1997 908 11 jaar 0 0 jaar 0 0 0 6,00
SPF 1998 25 10 jaar 16 3 jaar 3 13 0 5,65
STEGA 2000 23 onbep. 0 onbep. 0 0 0
SAC 2004 2.400 onbep. 2.400 onbep. 0 2.400 2.400 4,50
Totaal 6.472 2.520 107 2.413 2.400
In 2005 is de bouw voltooid van een nieuw diabetes onderzoekscentrum te Hoorn door de Stichting Arateus van
Cappadocië (SAC). Ter gedeeltelijke financiering heeft VUmc een lening van € 2,4 miljoen beschikbaar gesteld.
De aflossing geschiedt uiterlijk bij de toekomstige verkoop van het pand. De in 1997 aan Cyclotron BV verstrekte
lening is in 2005 geheel vervroegd afgelost. De in 2000 door de faculteit der geneeskunde VU verstrekte lening
aan de STEGA (Skeletal Tissue Engineering Group Amsterdam) is in 2005 afgelost.
B VLOTTENDE ACTIVA
B.1. Voorraden en onderhanden werk (in € 1.000)
31-12-2005 31-12-2004
Voorraden:
centraal magazijn 472 511
centraal sterilisatie magazijn 161 178
apotheek 1.565 1.620
medische kunst- en hulpmiddelen 580 569
emballagemateriaal 24 11
Totaal voorraden 2.802 2.889
Onderhanden werk:
onderhanden werk DBC’s segment A 55.312 0
onderhanden werk DBC’s segment B 1.847 0
bevoorschotting -53.588 0
Totaal onderhanden werk 3.571 0
Totaal voorraden en onderhanden werk 6.373 2.889
112
IV. Jaarreken
ing
Onder de voorraden zijn die voorraden opgenomen die centraal worden beheerd en geregistreerd. Een uitzondering
betreft de voorraad pacemakers en PTCA-materialen, die als medische kunst- en hulpmiddelen staat vermeld.
De waardering van de openstaande DBC's van het B-segment is gebaseerd op de kostprijs van de reeds uitgevoerde
verrichtingen, dan wel de lagere declaratiewaarde.
De waardering van de openstaande DBC's van het A-segment is gebaseerd op de declaratie-waarde per type DBC,
d.w.z. de kosten - en honorariumdelen van het CTG-tarief plus de opslag sluittarief. De typen (en aantallen) DBC's
zijn bepaald naar de stand per ultimo 2005, d.w.z. de DBC's zijn afgeleid vanuit de basisgegevens zoals die ultimo
2005 bekend waren.
Het onderhanden werk komt voor het B-segment uit op € 1,8 mln en voor het A-segment op € 55,3 mln. Circa 93%
van dit bedrag was ultimo 2005 gedekt door voorschotten van verzekeraars.
B.2. Vorderingen (in € 1.000)
31-12-2005 31-12-2004
Rekening-courantverhouding met Stichting Specialistenrekening -42 -86
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 0 0
Vorderingen op debiteuren
debiteuren 39.155 36.692
te factureren vergoedingen 19.814 11.490
voorziening dubieuze debiteuren -3.478 -2.508
Subtotaal vorderingen op debiteuren 55.491 45.674
bevoorschotting 0 -76
Totaal vorderingen op debiteuren 55.491 45.598
Andere kortlopende vorderingen
vooruitbetaald op bestellingen 2.371 2.864
overige kortlopende vorderingen 352 1.986
Totaal andere kortlopende vorderingen 2.723 4.850
Korte-termijndeel financiële vaste activa 107 374
Transitoria debiteuren 1.785 4.115
Totaal vorderingen en overlopende activa 60.064 54.851
In het totaal van de vorderingen en overlopende activa zijn ook de van de Vrije Universiteit te vorderen posten
opgenomen ter grootte van € 3,1 miljoen.
113
IV. Jaarreken
ing
Rekening-courantverhouding met Stichting Specialistenrekening
Dit betreft nog af te dragen honoraria voor het specialisme mondziekten en kaakchirurgie.
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 2005 2004
Saldo per 1 januari 0 0
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 54.976 54.385
Totaal 54.976 54.385
Door OCenW uitgekeerd in het kalenderjaar 54.976 54.385
Saldo per 31 december 0 0
Vorderingen op debiteuren
Vorderingen op debiteuren Openstaand Openstaand
per per
01-03-2006 31-12-2005 01-03-2005 31-12-2004
ouderdom < 1/2 jaar 7.799 34.106 6.057 30.062
ouderdom 1/2 - 1 jaar 1.121 1.280 1.711 3.358
ouderdom 1 - 2 jaar 1.186 1.523 1.541 2.298
ouderdom 2 - 3 jaar 514 815 573 658
ouderdom > 3 jaar 1.398 1.431 332 316
Totaal debiteuren 12.018 39.155 10.214 36.692
Te factureren vergoedingen 19.814 11.490
Totaal 58.969 48.182
Ten gevolge van de invoering per 1 januari 2005 van de DBC systematiek is de facturering over 2005 (€ 154,0 miljoen)
sterk achtergebleven bij de facturering over 2004 (€ 312,4 miljoen). Hierdoor zijn de uitstaande bedragen over alle
perioden lager dan in 2004; door de inloop van de facturatie tegen het jaareinde is het saldo van de vorderingen
jonger dan 6 maanden per saldo € 4,0 miljoen hoger.
De krediettermijn is gestegen van 56 dagen in 2004 naar 66 dagen in 2005.
Te factureren vergoedingen
Per jaarultimo zijn vele DBC’s afgesloten welke echter in het verslagjaar nog niet tot facturatie hebben geleid.
Hierdoor is de post te factureren vergoedingen ten opzichte van 2004 gestegen met € 8,3 miljoen tot € 19,8 miljoen.
Voorziening dubieuze debiteuren 2005 2004
Saldo per 1 januari 2.508 2.548
Af: in het boekjaar ten laste van de voorziening gebracht -1.062 -1.995
Bij: in het boekjaar aan de voorziening toegevoegd ten laste van de resultatenrekening 2.032 1.955
Saldo per 31 december 3.478 2.508
114
IV. Jaarreken
ing
De algemene rekenregel voor het bepalen van de voorziening is als volgt: de vorderingen per 31 december 2005 met
een looptijd langer dan één jaar worden voor 100% als dubieus aangemerkt en de vorderingen van de kostendelen
met een looptijd van een halfjaar tot één jaar voor 50%. Indien nodig worden grote posten, in afwijking van de regeling,
individueel beoordeeld.
Transitoria debiteuren
De transitoria debiteuren bedragen in totaal € 1,8 miljoen. Deze post omvat onder andere nog te factureren omzet
(€ 1,5 miljoen).
B.3. Financieringstekort (in € 1.000)
2005 2004
Berekend wettelijk budget:
Kostendeel 214.977 211.325
Rente en afschrijvingen investeringen 21.623 19.344
Honorarium / artskosten 34.642 31.049
Klinische genetica 6.832 6.261
Totaal budget 278.074 267.979
Vergoedingen ter dekking van het wettelijk budget:
DBC-A segment 91.447
Onderhanden werk DBC-A segment en DBC-B segment januari 2005 55.311
DBC-B segment (januari 2005 en kapitaalslasten gehele jaar 2005) 176
Academische component 53.349
Verpleeggelden 0 150.297
Overige vergoedingen 18.732 124.930
Klinische genetica -79 5.606
Totaal vergoedingen 218.936 280.833
Financieringsverschil 59.138 -12.854
Het saldo nog in tarieven te verrekenen tot en met vorig boekjaar -11.692 -1.073
Nadere herberekening budget over voorgaande jaren 2.566 2.235
Overname saldo SKGA 1.553 0
Saldo te verrekenen per 31 december 51.565 -11.692
115
IV. Jaarreken
ing
De nacalculaties tot en met 2002 zijn door het CTG in de rekenstaat verwerkt.
Het financieringsverschil van € 59,1 miljoen is veroorzaakt doordat bij de invoering van de DBC’s per 1 januari 2005
de voorgeschreven declaratietarieven en het toegestane opslag(sluit)percentage te laag zijn vastgesteld.
Per ultimo 2000 heeft het Ministerie van WVC ingestemd met het intrekken van de vergunning voor het uitvoeren van
klinisch genetische patiëntenzorg door de Stichting Klinische Genetica Amsterdam onder gelijktijdige verstrekking
van een vergunning aan de participanten, het AMC en VUmc. De in de Stichting aanwezige positie ‘nog in tarieven te
verrekenen met CTG’ is in het boekjaar 2005 naar rato van de productiewaarde 2000 verdeeld over de participanten,
waarvan het aandeel van VUmc € 0,7 miljoen bedroeg. De in de Stichting aanwezige inventaris is onder de
participanten verdeeld, de afschrijvingen over 2001 t/m 2003 (€ 0,8 miljoen) zijn nacalculeerbaar en als herberekening
over voorgaande jaren toegevoegd. De afschrijvingen over 2004 t/m 2005 zijn reeds in de berekende budgetten
verwerkt.
C Eigen vermogen (in € 1.000)
Het verloop van het eigen vermogen in het boekjaar is als volgt:
31-12-2004 01-01-2005 resultaat 31-12-2005
2005
Collectief gefinancierd gebonden vermogen
reserve patiëntenzorg, onderwijs, 1.176 1.625 2.388 4.013
onderzoek en ontwikkeling
Totaal collectief gefinancierd gebonden vermogen 1.176 1.625 2.388 4.013
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen
algemene reserve 500 500 -82 418
specifieke reserve o & o 7.782 8.340 2.029 10.369
Totaal niet collectief gefinancierd vrij vermogen 8.282 8.840 1.947 10.787
Totaal eigen vermogen 9.458 10.465 4.335 14.800
Vermogensmutaties per 1 januari 2005
Per ultimo 2000 heeft het Ministerie van WVC ingestemd met het intrekken van de vergunning voor het uitvoeren van
klinisch genetische patiëntenzorg door de Stichting Klinische Genetica Amsterdam onder gelijktijdige verstrekking
van een vergunning aan de participanten, het AMC en VUmc. Het in de Stichting aanwezige vermogen is in het
boekjaar 2005 naar rato van de productiewaarde 2000 verdeeld over de participanten, waarvan het aandeel van
VUmc € 1,0 miljoen bedroeg.
Met betrekking tot een in 2002 afgesloten onderzoeksproject is in 2005 besloten om het cumulatief negatief resultaat
ad € -0.6 miljoen over te hevelen vanuit de specifieke reserve o & o naar de reserve patiëntenzorg, onderwijs,
onderzoek en ontwikkeling.
116
IV. Jaarreken
ing
C.1. Collectief gefinancierd gebonden vermogen
Reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling.
Dit betreft de algemene reserve voor de gecumuleerde resultaten uit patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en
ontwikkeling. Per 1 januari 2005 werd het aandeel in het vermogen van de Stichting Klinische Genetica Amsterdam
(€ 1,0 miljoen) toegevoegd. Het cumulatief negatief resultaat (€ -0,6 miljoen) op het onderzoeksproject ‘Intracel’
werd in 2005 gecorrigeerd ten laste van de reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling.
C.2. Niet collectief gefinancierd vrij vermogen
Algemene reserve
Dit betreft de waarderingswijziging alsmede de gecumuleerde resultaten van de deelneming Boelevaar Holding BV.
Afgeboekt is het resultaat 2005 van de deelneming.
Specifieke reserve o & o
Dit betreft gecumuleerde resultaten voor de vervanging van apparatuur, voor het ontwikkelen van innovaties en overige
bestemmingen alsmede resultaten op derde geldstroomactiviteiten en specifieke bedrijfsmatige activiteiten, specifiek
te benutten door de projectleiders. Per 1 januari 2005 werd het cumulatief negatief resultaat op het onderzoeksproject
‘Intracel’ overgeboekt ten laste van de reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling. Toegevoegd is
het resultaat 2005 dat betrekking heeft op tweede en derde geldstroom onderwijs en onderzoek.
D Egalisatierekening afschrijvingen (in € 1.000)
Het verloop van de egalisatierekeningen in het boekjaar is als volgt:
31-12-2004 dotaties onttrekkingen 31-12-2005
Egalisatierekening
apparatuurbijdragen derden 5.894 1.125 1.377 5.642
kleine bouwkundige projecten 7.370 1.395 1.768 6.997
rente en afschrijving grote bouw, correctie 2004 6.572 -109
rente en afschrijving grote bouw, 2005 2.435 2.115 6.783
à fonds perdu bijdragen in bouw, 66.608 5.231 61.377
eerste inrichting en inventaris.
deregulering huisvesting academische -11 109 8
ziekenhuizen (DHAZ), correctie 2004
deregulering huisvesting academische 647 252 485
ziekenhuizen (DHAZ), 2005
Totaal 86.433 5.602 10.751 81.284
Egalisatierekening apparatuurbijdragen derden
Vanaf 1988 worden de bijdragen van derden voor investeringen in apparatuur ten gunste van deze egalisatierekening
gebracht. De jaarlijkse vrijval ten gunste van de resultatenrekening is gelijk aan de afschrijvingslast van het met geld
van derden gefinancierde deel van de apparatuur.
117
IV. Jaarreken
ing
Egalisatierekening kleine bouwkundige projecten
Ingaande 1991 is in overleg tussen de ministeries van VWS en OCenW overeengekomen om bouw-projecten
(tussen € 0,1 miljoen en € 2,3 miljoen) per project te verantwoorden in een egalisatierekening kleine bouwkundige
projecten. Op grond van dit besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en
de rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt gegeven, ten gunste van deze egalisatierekening geboekt. Voor 2005
bedroeg deze € 1,4 miljoen. Dit bedrag is gebaseerd op een taakstellend investeringsbudget van € 1,4 miljoen voor
1991, € 1,6 miljoen voor 1992 en € 2,3 miljoen voor de jaren 1993 tot en met 2003. Vanaf 2004 is dit budget
opgenomen in de regeling DHAZ. De totale dotatie heeft plaatsgevonden via terrein- en gebouwgebonden kosten.
Daarnaast werden middelen toegevoegd voor bouwprojecten kleiner dan € 2,3 miljoen die niet uit de daarvoor
bestaande regelingen kunnen worden gefinancierd (Investeringsplan Academische Ziekenhuizen). De afschrijvings-
lasten van de voltooide projecten zijn ten laste van de egalisatierekening gebracht.
Egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw
Vanaf 1991 geldt het stelsel van genormeerde toewijzing voor rente- en afschrijvingslasten. Tegenover deze vergoeding
staan de werkelijke lasten welke voor een deel in latere jaren worden geboekt. Dit deel is in deze egalisatierekening
opgenomen volgens onderstaand overzicht.
norm- werkelijke saldo
bijdrage lasten
t/m 2001 16.042 10.895 5.147
2002 2.060 1.600 460
2003 2.077 1.554 523
2004 2.691 2.249 442
2005 2.326 2.115 211
Totaal 25.196 18.413 6.783
De dotatie in 2004 bevatte per abuis de rentecomponent van de DHAZ-regeling. Dit bedrag is alsnog overgeheveld
naar de egalisatierekening DHAZ.
Egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in bouw, eerste inrichting en inventaris
De tot 1988 door het Ministerie van OCenW beschikbaar gestelde middelen voor à fonds perdu financiering van de
vaste activa zijn enerzijds onder materiële vaste activa en anderzijds als egalisatierekening afschrijvingen verantwoord
op de balans. Hetzelfde gebeurde met het aandeel in de financiering van de vaste activa van de Vereniging voor
christelijk wetenschappelijk onderwijs en de investeringen in apparatuur uit eigen voorzieningen.
Door de Vereniging voor christelijk wetenschappelijk onderwijs werd tijdens de bouw van het ziekenhuis en het
opleidingscentrum een bedrag van € 1,3 miljoen geïnvesteerd.
De jaarlijkse afschrijvingen worden voor gelijke bedragen zowel op de vaste activa als op de egalisatierekening
afschrijving afgeboekt en beïnvloeden daardoor het resultaat niet.
118
IV. Jaarreken
ing
31-12-2005 31-12-2004
De bijdragen à fonds perdu door OCenW ten behoeve van de financiering van gebouwen, 61.279 66.499
installaties en terreinen
Aandeel van de Vereniging voor christelijk wetenschappelijk onderwijs in de financiering 98 109
van het ziekenhuis en het opleidingscentrum
Totaal egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in bouw, eerste inrichting en inventaris 61.377 66.608
Egalisatierekening deregulering huisvesting academische ziekenhuizen (DHAZ)
Tussen OCenW, VWS en NFU is het Convenant DHAZ gesloten inzake de decentralisatie van de planning en uitvoering
van de verschillende instandhoudingsinvesteringen. Het Convenant DHAZ is op 1 januari 2004 in werking getreden.
De oude systematiek wordt afgebouwd en de egalisatierekening DHAZ komt (op termijn) in de plaats van de egalisatie-
rekening kleine bouwkundige projecten en de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw. Op grond van dit
besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en de rijksbijdrage werkplaats-
functie wordt gegeven, ten gunste van deze egalisatierekening geboekt. Daarnaast wordt de rentevergoeding door
OCenW ten gunste van deze rekening geboekt. De werkelijke afschrijvings- en rentelasten komen ten laste van de
egalisatierekening.
De dotatie van de rentevergoeding is in 2004 per abuis ten gunste van de egalisatierekening rente en afschrijving
grote bouw geboekt. Dit bedrag is alsnog overgeheveld naar de egalisatierekening DHAZ. Ook de rentelast van 2004
is alsnog ten laste van deze rekening gebracht.
E Voorzieningen (in € 1.000)
31-12-2004 dotaties onttrekkingen 31-12-2005
onderhoud en aanvulling terreinen, 2.400 134 0 2.534
gebouwen en installaties
sociale- en reorganisatiekosten 1.000 500 1.000 500
ziekterisico 36 1.322 960 398
compensatieregeling IZA-AZ 2.169 0 1.160 1.009
lustrum 200 100 200 100
seniorenregelingen 0 5.000 0 5.000
Totaal 5.805 7.056 3.320 9.541
119
IV. Jaarreken
ing
Voorziening onderhoud en aanvulling terreinen, gebouwen en installaties
Door de invoering van de DHAZ is de noodzaak tot het houden van een voorziening anders dan voor achterstallig
onderhoud komen te vervallen. Het eindsaldo is in overeenstemming met de actuele stand van het uitgestelde
onderhoud.
Voorziening sociale- en reorganisatiekosten
De voorziening is gebruikt voor uitgaven die samenhangen met reorganisaties als gevolg van de meerjaren-bezuinigings-
operatie ‘Gerichte Groei’. De reguliere dotatie van € 0,5 miljoen is in de resultatenrekening verantwoord onder de
post dotaties voorzieningen.
Voorziening ziekterisico
Deze voorziening is gevormd in verband met het ziekteverzuimrisico van personeel op derde-geldstroomprojecten.
De dotatie is in de resultatenrekening verantwoord onder de post dotatie voorzieningen.
Voorziening compensatieregeling IZA-AZ
In het kader van de CAO voor Academische Ziekenhuizen is een collectieve verplichte ziektekostenverzekering voor
werknemers afgesloten bij IZA-AZ. Werknemers, die hierdoor meer premie zijn gaan betalen, worden hiervoor tijdelijk
gecompenseerd middels een overbruggingsregeling.
Deze voorziening is bestemd voor de op grond van deze regeling te verwachten uitgaven. De voorziening zal middels
jaarlijkse onttrekkingen in de periode tot en met 2007 ten gunste van het resultaat worden afgebouwd.
Voorziening lustrum
Deze voorziening is in 2005 gebruikt voor het lustrum van de Vrije Universiteit en het restant van de voorziening is
bedoeld voor het eerste lustrum van VU medisch centrum in 2006. De dotatie is in de resultatenrekening verantwoord
onder de post dotatie voorzieningen.
Seniorenregelingen
Deze voorziening is gevormd voor de per balansdatum bestaande verplichtingen in het kader van ‘voorzieningen
voor sociaal beleid’ (RJ271).
120
IV. Jaarreken
ing
121
IV. Jaarreken
ing
F Langlopende schulden (in € 1.000)
Langlopende schulden
nr. afsluit- oorspr. totale restschuld resterende aflossings- restschuld restschuld rente %
jaar bedrag looptijd 31-12-05 looptijd bedrag op lange op lange
2006 termijn op termijn
31-12-05 over 5 jaar
1 1990 2.042 20 jaar 511 5 jaar 102 408 0 5,40
2 1992 9.076 20 jaar 3.176 7 jaar 454 2.723 454 5,55
3 1993 22.008 20 jaar 11.708 8 jaar 1.464 10.244 2.927 4,26
4 1995 5.446 40 jaar 4.084 30 jaar 136 3.948 3.267 3.19
5 1995 5.445 40 jaar 4.084 30 jaar 136 3.948 3.267 2,34
6 1996 18.151 10 jaar 1.815 1 jaar 1.815 0 0 2,40
7 1996 4.538 40 jaar 3.517 31 jaar 113 3.403 2.836 2,62
8 1997 2.723 40 jaar 2.161 32 jaar 68 2.093 1.753 2,86
9 1997 13.613 10 jaar 2.383 2 jaar 1.361 1.021 0 2,58
10 1998 4.538 40 jaar 3.687 33 jaar 113 3.574 3.006 3,10
11 1998 3.630 20 jaar 2.268 13 jaar 182 2.087 1.180 3,05
12 1998 9.983 10 jaar 2.496 3 jaar 998 1.498 0 2,71
13 2000 1.271 6 1/4 jaar 182 1 jaar 182 0 0 5,65
14 2001 4.197 10 jaar 2.518 6 jaar 420 2.099 0 5,04
15 2001 18.151 10 jaar 9.983 6 jaar 1.815 8.168 0 5,45
16 2004 20.000 10 jaar 17.000 9 jaar 2.000 15.000 5.000 3,53
17 2004 23.000 20 jaar 21.275 19 jaar 1.150 20.125 14.375 3,54
18 2004 42.000 40 jaar 40.425 39 jaar 1.050 39.375 34.125 3,38
Totaal 209.812 133.273 13.559 119.714 72.190
Het in 2006 af te lossen bedrag van € 13,6 miljoen is in mindering gebracht op de restschuld van € 133,3 miljoen
en opgenomen onder ‘kortlopende schulden’. De leningen 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 10, 11, 14, 15, 17 en 18 werden aangetrokken
ter financiering van investeringen in gebouwen. De leningen 6, 9, 12 en 16 werden aangetrokken ter financiering van
inventaris en apparatuur. De lening vermeld onder 13 dient ter financiering van het aandeel van VU medisch
centrum in de bouw van de STEG-installatie. Alle leningen worden lineair afgelost. Lening 1 en 14 vallen onder de
zogenoemde rijksgarantie.
Voor wat de looptijden, en dus de aflossingsverplichtingen betreft, wordt rekening gehouden met de afschrijvings-
termijnen volgens de richtlijnen van het CTG.
Als voorwaarde voor de beschikbaarstelling van geld voor bouwprojecten is de goedkeuring van het Ministerie
van VWS vereist. Daarnaast geldt een negatieve pledge/pari passu en cross default verklaring. Dat wil zeggen
dat VU medisch centrum geen zekerheden aan anderen verschaft, tenzij onder aanbieding van deze zekerheid
(gelijk in soort en waarde) aan bovengenoemde banken.
G Kortlopende schulden (in € 1.000)
Kortlopende schulden en overlopende passiva 31-12-2005 31-12-2004
Crediteuren 17.105 11.994
Transitoria crediteuren 4.948 14.695
Schulden aan kredietinstellingen 86.216 3.623
Belastingen en premies sociale verzekeringen 13.646 11.203
Te betalen salarissen 1.522 1.660
Te betalen vakantiedagen, vakantiegeld en interim-uitkering 12.669 13.119
Aflossingsverplichtingen 13.559 13.559
Overige schulden 13.805 9.694
Totaal 163.470 79.547
De nog te betalen onregelmatigheidstoeslagen, overwerk etc. welke in 2004 waren opgenomen onder transitoria
crediteuren (€ 1,6 miljoen) zijn voor de vergelijkbaarheid overgeheveld naar de categorie te betalen salarissen.
In het totaal van de kortlopende schulden en overlopende passiva zijn aan de Vrije Universiteit te betalen posten
opgenomen voor € 2,6 miljoen.
Schulden aan kredietinstellingen 31-12-2005 31122004
ABN AMRO Bank N.V. rekening-courant 7.790 -2.626
C en E Bankiers N.V. rekening-courant 36.222 22.121
Postbank rekening-courant -7.796 -15.872
ABN AMRO Bank N.V. kasgeldlening 25.000 0
C en E Bankiers N.V. kasgeldlening 25.000 0
Totaal 86.216 3.623
In mei 2005 is met een bankconsortium onder leiding van C en E Bankiers N.V. het financierings-arrangement
aangepast. Het exploitatiekrediet is verhoogd van E 30 miljoen naar € 50 miljoen en het investeringskrediet is van
€ 12 miljoen verhoogd tot € 50 miljoen. Daarnaast is er een stand-by faciliteit afgesproken van € 30 miljoen in
verband met de invoering van DBC’s.
In de loop van het jaar is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om binnen het ter beschikking gestelde krediet
kasgeldleningen op te nemen.
122
IV. Jaarreken
ing
Belastingen en premies sociale verzekeringen
Dit betreft de nog te betalen loonheffing, omzetbelasting en premies sociale verzekeringen. De stijging van de nog te
betalen belastingen en premies sociale verzekeringen wordt voornamelijk veroorzaakt door een stijging van de nog
af te dragen loonheffing (€ 1,4 miljoen) en achterstallige betaling van premies faop (€ 0,7 miljoen, fonds arbeids-
ongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel).
Te betalen vakantiedagen en vakantiegeld
Volgens de Regeling Jaarverslaggeving Zorginstellingen zijn de nog te betalen vakantiegelden over de periode juni tot
en met december opgenomen onder de kortlopende schulden. Tevens is er, naar aanleiding van deze regeling een
verplichting opgenomen voor het saldo vakantiedagen ultimo 2005.
Aflossingsverplichtingen
De aflossingsverplichtingen voor het jaar 2006 op de langlopende schulden zijn hier als schuld op korte termijn
opgenomen.
Overige schulden 31-12-2005 31-12-2004
Saldi projecten 10.737 8.281
Verplichtingen voor inrichtingskosten kliniek 1.563 580
Overig 1.505 833
Totaal 13.805 9.694
123
IV. Jaarreken
ing
IV.5 Kasstroomoverzicht 2005 (in € 1.000)
Voor de bepaling van de kasstromen is uitgegaan van de indirecte methode.
2005 2004
Kasstroom uit operationele activiteiten
Exploitatieresultaat 4.335 479
Aanpassingen voor:
Afschrijvingen 28.707 26.794
Mutaties egalisatierekeningen -5.149 -3.359
Mutaties voorzieningen 3.736 -6.241
27.294 17.194
Veranderingen in vlottende middelen:
Voorraden -3.484 272
Vorderingen -5.213 18.898
Financieringsoverschot -63.257 10.619
Kortlopende schulden (exclusief kredietinstellingen) 1.330 2.353
-70.624 32.142
Totaal kasstroom uit operationele activiteiten -38.995 49.815
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
Investeringen in materiële vaste activa -30.453 -33.308
Mutatie leningen u/g -1.125 -608
Overige investeringen in financiële vaste activa 533 -1.830
-31.045 -35.746
Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten -31.045 -35.746
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
Nieuw opgenomen leningen 0 85.000
Aflossing langlopende schulden -13.559 -15.659
Overige mutaties eigen vermogen 1.007 562
-12.552 69.903
Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten -12.552 69.903
Mutatie geldmiddelen -82.592 83.972
Geldmiddelen per 1 januari -3.623 -87.595
Geldmiddelen per 31 december -86.215 -3.623
124
IV. Jaarreken
ing
IV.6 Toelichting bij de resultatenrekening over 2005 (in € 1.000)
A Bedrijfsopbrengsten
A.1. Wettelijk budget (in € 1.000)
2005 2004
Budget patiëntenzorg, kostendeel en artskosten / honorarium 278.074 267.979
DBC-B segment 882
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 54.976 54.385
Rijksbijdrage faculteit geneeskunde algemeen 33.996 32.045
Specialistenopleiding 624 641
Onderwijs dienstverlening andere faculteiten 924 963
Budget dieetadvisering AWBZ 0 236
Totaal budget 369.476 356.249
Het budget patiëntenzorg is als volgt opgebouwd:
2005
Budget patiëntenzorg 2004 267.979
Mutaties op grond van:
Productieafspraken 2005 5.874
Klinische genetica 571
Overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 1.455
Prijsindexatie materiële kosten 1.064
Groei normatieve kapitaalslasten 103
Beleidsmaatregelen overheid:
Artsen in opleiding tot specialist (AIOS) 2.902
Herallocatie -479
Arbeidsmarktbeleid 336
Demogroei 512
Prestatiecontract / convenantskorting -2.268
Schoning DBC-B segment -3.862
-2.859
Nacalculeerbare kapitaalslasten:
Rente 2.040
Afschrijvingen -43
1.997
Overige mutaties 1.890
Budget patiëntenzorg 2005 278.074
125
IV. Jaarreken
ing
De samenstelling van het budget patiëntenzorg is als volgt:
2005 2004
Personele en materiële lasten 221.581 217.102
Rente 8.111 6.071
Afschrijving 13.740 13.757
Artskosten / honorarium 34.642 31.049
Totaal budget patiëntenzorg 278.074 267.979
Het budget patiëntenzorg 2005 is als volgt berekend:
2005
Budget patiëntenzorg volgens CTG-rekenstaat 31 januari 2006 262.909
Nog te verwerken:
Rentenormeringsbalans 2.400
Uitbreiding Artsen in opleiding (AIOS) 3.234
Uitbreiding specialistenformatie radiotherapie 404
Correctie schoning DBC-B segment 2.730
Restant prestatiecontract / convenantskorting -1.328
Minderproductie 2005 -693
Afschrijvingslasten 296
Overig, inclusief kosten alliantievorming 1.290
Totaal nog te verwerken door CTG 8.333
Klinische genetica 6.832
Totaal budget patiëntenzorg 278.074
A.2. Overige bedrijfsopbrengsten (in € 1.000)
2005 2004
Zorgprestaties tussen instellingen (WDS) 2.548 1.857
Overige dienstverlening 57.127 48.992
Overige opbrengsten 2.966 6.048
Overige personele subsidies 1.280 1.004
Totaal 63.921 57.901
De vergelijkende cijfers voor 2004 zijn fractioneel aangepast: € 0,4 miljoen baten zijn verschoven van overige dienst-
verlening naar overige opbrengsten. De totale overige bedrijfsopbrengsten zijn ten opzichte van 2004 met € 6,0 miljoen
toegenomen, met name als gevolg van opbrengsten uit overige dienstverlening.
126
IV. Jaarreken
ing
Overige dienstverlening 2005 2004
Algemene en administratieve diensten 1.058 2.669
Doorberekende huren 139 40
Exploitatie projecten laboratoria 1.534 1.161
Maaltijdvergoedingen 1.096 1.042
Personele activiteiten ten behoeve van derden 2.817 4.988
Vergoedingen projecten 47.531 35.007
Vergoeding materiaalkosten onderwijs en onderzoek 8 32
Vergoeding opleidingen ten behoeve van derden 2.040 3.358
Universitaire huisartsenpraktijk 134 66
Overig 770 629
Totaal 57.127 48.992
De vergoedingen projecten ten bedrage van € 47,5 miljoen geven weer wat VU medisch centrum aan opbrengsten in 2005 heeft
ontvangen van projecten die door derden worden gefinancierd. Deze opbrengst heeft betrekking op nog lopende èn afgeronde projecten.
De ontvangen vergoedingen 2005 zijn € 12,5 miljoen ofwel 36% hoger dan 2004.
Overige opbrengsten 2005 2004
Overige baten (+) en lasten (-)
Andere baten en lasten 86 471
Baten en lasten voorgaande boekjaren 2.880 5.577
Totaal 2.966 6.048
De post baten en lasten voorgaande boekjaren bestaat uit incidentele posten. Deze post daalt ten opzichte van 2004
met € 2,7 miljoen. Het saldo 2005 bestaat voornamelijk uit: aanvullende toewijzing rijksbijdrage geneeskunde
€ 1,0 miljoen en herrekend budget patiëntenzorg in verband met vergroting vloeroppervlak (€ 1,5 miljoen)
127
IV. Jaarreken
ing
B Bedrijfslasten
B.1. Personeelskosten
B.1.1. Gemiddelde personeelsbezetting (in fte)
2005 2004
Personeel algemene en administratieve functies 1.082,6 1.116,5
Personeel hotelfuncties 309,7 327,0
Personeel patiëntgebonden functies:
• Management en staf 33,8 36,4
• Personeel medische elektronica en revalidatie techniek 55,9 57,8
• Personeel onderzoeksfuncties 572,2 574,8
• Personeel behandel- en ondersteunende functies 234,7 234,5
• Personeel psychosociale, behandel- en begeleidende functies 34,7 40,5
• Verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel 1.039,9 1.086,8
• Medische en sociaal-wetenschappelijke functies 1.378,7 1.351,0
Leerlingverpleegkundig personeel 71,7 88,5
Personeel terrein en gebouwgebonden functies 40,1 40,8
Totaal 4.854,0 4.954,6
In de tabel is het personeel (personeel in loondienst en uitzendkrachten) verdeeld naar de diverse functiecategorieën.
Met ingang van 2005 wordt voor ‘overig personeel niet in loondienst’ geen fte’s meer berekend. De aantallen voor
deze groep zijn met betrekking tot het jaar 2004 gecorrigeerd. De opstelling is inclusief personeel toegerekend aan
3e geldstroom projecten. De personele bezetting in 2005 is ten opzichte van de bezetting in 2004 met 100,6 fte
afgenomen voor alle functiecategorieën, dit is voornamelijk het gevolg van de maatregelen die genomen zijn op
grond van de meerjaren-bezuinigingsoperatie ‘Gerichte Groei’.
128
IV. Jaarreken
ing
B.1.2. Personele lasten (in € 1.000)
2005 2004
411 Personeel algemene en administratieve functies 38.386 37.178
412 Personeel hotelfuncties 9.008 8.784
413 Personeel patiëntgebonden functies:
Management en staf 1.218 1.247
Personeel medische elektronica en revalidatie techniek 2.048 2.079
Personeel onderzoeksfuncties 18.141 17.715
Personeel behandel- en ondersteunende functies 7.708 7.534
Personeel psychosociale, behandel- en begeleidende functies 1.075 1.512
Verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel 39.062 38.697
Medische en sociaal-wetenschappelijke functies 88.014 85.097
414 Leerlingverpleegkundig personeel 1.998 2.158
415 Personeel terrein- en gebouwgebonden functies 1.606 1.531
Totaal salarissen personeel in loondienst 208.264 203.532
416 Afdracht honorariumbudget aan Stichting Specialistenrekening 594 626
417 Stagiaires 270 208
418 Vergoedingen personeel niet in loondienst:
Uitzendkrachten 2.831 4.833
Overig 5.409 5.561
Totaal salarissen en vergoedingen 217.368 214.760
422 Sociale lasten 58.381 58.333
Uitkering na ontslag en hieraan gerelateerde kosten 7.556 2.751
65.937 61.084
423 Andere personeelskosten 8.998 11.082
Totaal 292.303 286.926
De salarissen van personeel in loondienst zijn in 2005 ondanks een daling van de bezetting gestegen met € 4,7 miljoen
ten opzichte van 2004. Deze stijging is onder te verdelen in € -4,1 miljoen als gevolg van een daling van het aantal
fte’s en € 8,8 miljoen als gevolg van stijging van de salariskosten.
De stijging is het gevolg van de verhoging van de eindejaars-uitkering met 0,75%, de werking van het jaarlijkse
anciënniteiteffect en de aanpassingen als gevolg van de beoordeling van de functies (Fuwavaz).
Bij de uitzendkrachten zijn de kosten met € 2,0 miljoen afgenomen dit is voornamelijk het gevolg van het instellen
van een interne ‘flexpool’. De presentatie van de vergelijkende cijfers over 2004 is fractioneel aangepast:
de andere personeelskosten zijn met € 0,3 miljoen verlaagd, de sociale lasten zijn verhoogd met € 0,2 miljoen en de
uitkeringen na ontslag met € 0,1 miljoen.
De stijging in sociale lasten van € 4,8 miljoen is voor € 1,3 miljoen het gevolg van een daling van de bezetting en
voor € 6,1 het gevolg van gestegen lasten. De daling van de andere personeelskosten met € 2,1 miljoen is voornamelijk
veroorzaakt door lagere functiegebonden kosten (€ 0,8 miljoen), lagere opleidingskosten (€ 0,4 miljoen) en lagere
kosten voor werving en selectie (€ 0,3 miljoen).
129
IV. Jaarreken
ing
Afdracht honorariumbudget aan Stichting Specialistenrekening
Dit betreft het honorariumbudget medisch specialistische activiteiten voor particulier verzekerden met betrekking tot
het specialisme mondziekten en kaakchirurgie.
Bezoldiging van bestuurders en toezichthouders
De bezoldiging van de bestuurders van VU medisch centrum is schematisch als volgt:
Naam Prof. Dr. Prof. Dr.
Drs. E.B. Mulder Ir. T.J. Halma T.J.F. Savelkoul E.A. van der Veen
2005 2004 2005 2004 2005 2004 2005 2004
Functie voorzitter (gewezen) lid lid lid
In dienst van 01-01 01-01 - 01-01 01-01 01-01 01-01 01-01
tot 31-12 31-12 - 30-06 31-12 31-12 31-12 31-12
Bruto-salarissen 185.483 185.034 0 87.324 169.936 169.419 167.014 157.702
Werkgeversdeel 425 3.624 0 636 349 3.582 349 1.272
sociale lasten
Pensioenen en soort- 35.064 31.218 0 14.023 31.577 28.046 31.576 25.560
gelijke vergoedingen
Leasekosten auto 19.947 20.838 0 16.679 21.669 18.843 19.536 10.139
Onkostenvergoedingen 3.300 2.723 0 1.361 3.000 2.723 3.000 3.300
Totaal 244.219 243.437 0 120.023 226.531 222.613 221.475 197.973
Cataloguswaarde
lease auto 44.600 44.600 0 34.564 43.505 43.505 47.200 47.200
130
IV. Jaarreken
ing
Nevenfuncties van bestuurders
Voorzitter (drs. E.B. Mulder)
• lid Raad van Toezicht Vereniging Nationaal Reumafonds te Amsterdam
• voorzitter Raad van Toezicht Nederlands Huisartsen Genootschap te Utrecht
• lid Raad van Commissarissen LTP advies B.V.
Lid prof.dr. T.J.F. Savelkoul
• bestuurslid Commissie van Uitvoering Medisch Specialisten Registratie Commissie (MSRC)
• hoogleraar stralingshygiëne (0-aanstelling) LUMC
• lid van de Gezondheidsraad (GR)
• lid van de Beraadsgroep Stralingshygiëne (GR)
• lid programmacommissie Kwaliteitsverbeterprogramma Rampenopvang Ziekenhuizen ZON MW
• lid Raad van Bestuur Stichting Palliatieve Zorg “KURIA”
• voorzitter bestuur Nederlandse Stichting voor het Dove en Slechthorende Kind (NSDSK)
Lid / decaan prof.dr. E.A. van der Veen
• lid stuurgroep Modernisering Opleidingen en Beroepen in de Gezondheidszorg (MOBG)
Voor de bezoldiging van de leden van de raad van toezicht en gewezen leden van de raad van toezicht kwam in 2005
een bedrag van € 43.677 ten laste van VU medisch centrum:
Naam Functie Bezoldiging Belastbaar Bezoldiging Belastbaar
loon loon
2005 2004
prof. drs. P. Bouw voorzitter van 6.429 6.429 6.429 6.429
01-01-04 tot 31-12-05
mr. drs. L.C. Brinkman vice-voorzitter van 5.672 5.672 5.672 5.672
01-01-04 tot 31-12-05
drs. J.M. Bleichrodt lid van 4.916 4.916 4.916 4.916
01-01-04 tot 31-12-05
dr. B. Sangster lid van 4.916 4.916 4.916 4.916
01-01-04 tot 31-12-05
prof. dr. P.M.E. Volten lid van 4.916 4.916 4.916 4.916
01-01-04 tot 31-12-05
mr. A.A. Westerlaken vice-voorzitter van 4.916 4.916 5.672 5.672
01-01-04 tot 31-12-04
lid van
01-01-05 tot 31-12-05
D.J. Terpstra vice-voorzitter van 1.891 1.891 4.506 4.506
01-01-04 tot 30-04-05
I.E.E. van der Dussen lid van 4.916 4.916 4.916 4.916
01-01-04 tot 31-12-05
drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen lid van 5.105 5.105 4.916 4.916
01-01-04 tot 30-09-05
vice-voorzitter van
01-10-05 tot 31-12-05
43.677 43.677 46.859 46.859
131
IV. Jaarreken
ing
B.1.3. Sociale lasten (in € 1.000)
2005 2004
Loonsom 208.264 100% 203.532 100%
Premiegevoelige sociale lasten:
vakantietoelagen 15.871 7,62% 15.826 7,78%
premie ziektekosten 7.351 3,53% 7.816 3,84%
pensioenkosten 35.229 16,92% 31.202 15,32%
premie WAO 9.586 4,60% 11.980 5,89%
pseudo-premies -5.245 -2,52% -5.197 -2,55%
Totaal premies 62.792 30,15% 61.627 30,28%
Uitkering na ontslag en hieraan gerelateerde kosten 7.556 2.751
Ontvangen ZW/WAO -3.267 -5.257
Mutatie verplichting vakantiedagen -450 644
Overig – niet premie gevoelig -694 1.319
Totaal 65.937 61.084
Het percentage premiegevoelige sociale lasten is licht gedaald voornamelijk door een daling van de premie WAO met
20%, dit als gevolg van eigen risico dragerschap. VU medisch centrum heeft gekozen voor herverzekering bij een
private verzekeraar, waardoor geen voorziening in de balans ultimo 2005 nodig is.
De stijging van de overige sociale lasten wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere uitgaven inzake uitkering na
ontslag en hieraan gerelateerde kosten, dit als gevolg van ‘Gerichte Groei’, daarnaast zijn de retour ontvangen bedragen
inzake WAO gedaald dit ook als gevolg van het eigen risico dragerschap. Daartegenover staat een daling van de
verplichting vakantiedagen en een daling van de post ‘overig - niet premie gevoelig’ door het wegvallen van de
voorziening eenmalige gratificatie inzake het terugdringen van het ziekteverzuim.
132
IV. Jaarreken
ing
B.2. Afschrijvingen materiële vaste activa (in € 1.000)
2005 2004
Afschrijvingen WZV vergunningsplichtige vaste activa (grote bouw) 10.342 10.499
Afschrijvingen WZV meldingsplichtige vaste activa (kleine bouw) 1.641 1.173
Afschrijvingen inventaris en apparatuur 14.969 14.627
Afschrijvingen niet WZV/WTG gefinancierde vaste activa (bouw) 372 450
Afschrijvingen DHAZ-middelen 229 46
27.553 26.795
Af: ten laste van egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in bouw, -5.231 -5.554
eerste investering en inventaris
ten laste van egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw -1.227 0
ten laste van egalisatierekening kleine bouwkundige projecten -1.768 -1.360
ten laste van egalisatierekening apparatuurbijdragen derden -1.377 -1.335
ten laste van egalisatierekening DHAZ -229 -46
-9.832 -8.295
Totaal 17.721 18.500
De presentatie van de afschrijving van niet-WTG gefinancierde apparatuur en de afschrijving ten laste van de egalisatierekening rente
en afschrijving grote bouw is gewijzigd ten opzichte van 2004.
Afschrijving als gevolg van vervroegd buitengebruik gestelde apparatuur is geboekt op materiële lasten voorgaande jaren.
Met betrekking tot de vergelijkende cijfers over 2004 dient nog opgemerkt te worden dat dotaties aan de egalisatierekeningen (€ 1.434)
welke in 2004 onder afschrijvingen werden vermeld, nu zijn ondergebracht onder de overige bedrijfskosten, in de categorie dotaties.
B.3. Overige bedrijfskosten (in € 1.000)
2005 2004
Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten 11.291 11.268
Algemene kosten 20.406 17.434
Patiëntgebonden kosten 50.031 50.654
Onderhoud en energiekosten 10.784 8.382
Huur en leasing 960 987
Kosten voor onderwijs en onderzoek 4.789 4.228
Mutatie saldi projecten 1.134 1.470
Dotaties 14.175 7.894
Totaal 113.570 102.317
133
IV. Jaarreken
ing
Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten 2005 2004
431 Voedingskosten 2.499 2.679
432 Keuken- en restauratieve apparatuur en benodigdheden 139 180
441 Huishouding en inrichting 4.128 4.762
442 Linnenvoorziening 2.444 2.456
443 Vervoers- en emballagekosten 1.993 1.211
445 Kosten beveiliging en bewaking 76 24
449 Andere hotelmatige voorzieningen 12 -44
Totaal 11.291 11.268
De totale kosten van voedingsmiddelen en hotelmatige kosten zijn vrijwel gelijk gebleven. In de subcategorieën is er ener-
zijds een duidelijke kostenverlaging te zien bij huishouding en inrichting (meubilair € 0,4 en schoonmaak € 0,2 miljoen).
En anderzijds bij vervoers- en emballagekosten een kostenstijging bij extern eigen vervoer € 0,8 miljoen.
Algemene kosten 2005 2004
451 Kosten van administratie en registratie 5.496 4.934
452 Communicatieve kosten 1.576 1.561
453 Kosten algemeen beheer 9.395 7.878
454 Zakelijke lasten en verzekeringen 1.968 1.825
455 Kosten audiovisuele apparatuur en benodigdheden 669 579
459 Andere algemene kosten 1.302 657
Totaal 20.406 17.434
De algemene kosten 2005 zijn ten opzichte van 2004 met € 3,0 miljoen gestegen voornamelijk door kosten van
administratie en registratie (€ 0,7 miljoen kosten diverse software licenties en computerfaciliteiten) en kosten
algemeen beheer (€ 1,3 miljoen incidentele kosten). De rest van de stijging wordt veroorzaakt door een aantal kleine
posten in de subcategorie andere algemene kosten.
Patiëntgebonden kosten 2005 2004
461 Kosten diagnostische functies 10.834 10.453
462 Kosten behandel- en ondersteunende functies 28.282 27.771
463 Kosten psychosociale, behandel- en begeleidende functies 23 15
464 Kosten verpleging en verzorging 1.013 1.061
465 Kosten niet specifiek voor onderzoek, behandeling, verpleging of verzorging 6.484 6.677
466 Instrumentarium en apparaten 3.390 4.656
467 Kosten ontspanning en recreatie patiënten 5 21
Totaal 50.031 50.654
134
IV. Jaarreken
ing
De patiëntgebonden kosten zijn ten opzichte van 2004 met € 0,6 miljoen gedaald, dit is een zeer goed resultaat
gezien de productiestijging van 3,8%.
De kosten diagnostische functies zijn met € 0,4 miljoen toegenomen voornamelijk door eigen en derden labonderzoek,
respectievelijk € 0,2 miljoen en € 0,2 miljoen. De kosten behandel- en ondersteunende functies zijn gestegen met
€ 0,5 miljoen. Noemenswaardige posten binnen deze subcategorie zijn: kosten tractus digestives (gestegen met
€ 0,3 miljoen), middelen bij maligne aandoeningen (gestegen met € 0,5 miljoen), bloed en bloedproducten
(gedaald met € 0,8 miljoen).
De kosten instrumentarium zijn ten opzichte van 2004 gedaald met € 1,3 miljoen door lagere onderhoudskosten
medische inventaris.
Onderhoud en energiekosten 2005 2004
471 Onderhoud 456 701
472 Dotatie voorziening onderhoud en kleine bouwkundige projecten 5.667 3.043
473 Energiekosten 4.661 4.638
Totaal 10.784 8.382
In 2004 was er een gedeeltelijke vrijval van de voorziening onderhoud waardoor de kosten in dat jaar eenmalig lager
waren dan gemiddeld. In 2005 waren de kosten € 2,6 miljoen hoger dan 2004 en € 0,2 miljoen hoger dan 2003.
Kosten voor onderwijs en onderzoek 2005 2004
491 Specifieke kosten onderwijs en onderzoek 2.979 2.393
492 Affiliaties 1.754 1.748
493 Octrooiaanvragen 56 87
Totaal 4.789 4.228
De stijging in de kosten voor onderwijs en onderzoek (€ 0,6 miljoen) wordt voor € 0,4 miljoen veroorzaakt door een
stijging in kosten uitbesteed werk onderzoek en ontwikkeling.
Mutatie saldi projecten 2005 2004
Vooruitontvangen opbrengsten 49.614 44.725
Vooruitbetaalde kosten -41.640 -37.885
Saldi projecten 7.974 6.840
Saldi projecten voorgaand jaar -6.840 -5.370
Mutatie saldi projecten 1.134 1.470
135
IV. Jaarreken
ing
Met betrekking tot de lopende projecten bedragen de vooruit ontvangen opbrengsten tot en met 2005 € 49,6 miljoen
en de vooruitbetaalde kosten € 41,6 miljoen. Per saldo zijn de vooruit ontvangen opbrengsten € 8,0 miljoen hoger
dan de vooruitbetaalde kosten. Ultimo 2004 waren de vooruit ontvangen opbrengsten € 6,8 miljoen hoger dan de
vooruitbetaalde kosten. Het verschil ten opzichte van het voorgaande jaar is door middel van de mutatie saldi projecten
uit de resultatenrekening gehaald en in de balans verwerkt.
Dotaties 2005 2004
Dotatie dubieuze debiteuren 2.032 1.955
Dotatie projecten t.g.v. egalisatierekening apparatuur bijdragen derden 741 1.995
Dotatie voorziening reorganisatiekosten 500 1.000
Dotatie egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw 2.435 486
Dotatie voorziening ziekterisico 1.325 924
Dotatie voorziening lustrum 100 100
Dotatie egalisatierekening DHAZ 647 35
Dotatie egalisatierekening kleine bouwkundige voorzieningen 1.395 1.399
Dotatie seniorenregeling 5.000 0
Totaal 14.175 7.894
Met betrekking tot de vergelijkende cijfers over 2004 dient nog opgemerkt te worden dat dotaties aan de egalisatie-
rekeningen (€ 1.434) welke in 2004 onder afschrijvingen werden vermeld, nu zijn ondergebracht onder de overige
bedrijfskosten, in de categorie dotaties.
De toelichtingen op de dotaties staan opgenomen bij de desbetreffende egalisatierekeningen en voorzieningen.
C Financiële baten en lasten (in € 1.000)
2005 2004
Rentelasten 6.468 6.239
Rente t.l.v. egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw -888 -43
Rente t.l.v. egalisatierekening DHAZ -23 0
Rentebaten -170 -244
Resultaat Boelevaar Holding BV 81 -24
Totaal 5.468 5.928
136
IV. Jaarreken
ing
IV.7 Segmentatie over 2005
De segmentatie geeft een indicatieve verdeling tussen enerzijds patiëntenzorg en anderzijds onderwijs en onderzoek.
Resultatenrekening (in € 1.000.000) patiënten- onderwijs en onderzoek VUmc
zorg* 1e 2e en 3e totaal
geldstroom geldstroom
Bedrijfsopbrengsten
Bedrijfsopbrengsten 333,2 36,3 0,0 369,5
Overige bedrijfsopbrengsten 16,4 0,0 47,5 63,9
Som der bedrijfsopbrengsten 349,6 36,3 47,5 433,4
Bedrijfslasten
Personeelskosten 229,0 28,4 34,9 292,3
Afschrijvingen materiële vaste activa 17,7 0,0 0,0 17,7
Overige bedrijfskosten 93,0 10,0 10,6 113,6
Som der bedrijfslasten 339,7 38,4 45,5 423,6
Financiële baten en lasten -5,5 0,0 0,0 -5,5
Resultaat 4,4 -2,1 2,0 4,3
* inclusief werkplaatsfunctie
137
IV. Jaarreken
ing
138
139
V. O
verige g
egeven
s
V. Overige gegevens
140
Accountantsverklaring
Opdracht
Wij hebben de jaarrekening 2005 van VU medisch centrum te Amsterdam gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld
onder de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van VU medisch centrum. Het is onze verantwoordelijkheid
een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken.
Werkzaamheden
Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-
opdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke
mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle
omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de
bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen
voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen
die de Raad van Bestuur van VU medisch centrum daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele
beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
Oordeel
Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen
op 31 december 2005 en van het resultaat over 2005 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde
grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de bepalingen inzake de jaarrekening zoals opgenomen in
de Regeling Jaarverslaggeving Zorginstellingen.
Tevens zijn wij nagegaan dat het jaarverslag voorzover wij dat kunnen beoordelen verenigbaar is met de jaarrekening.
Arnhem, 9 mei 2006
Ernst & Young Accountants
namens deze
drs. J.J. van Bennekom RA J.C. Luiten RA
141
V. O
verige g
egeven
s
Bekostigingsparameters
Met ingang van 1 januari 1997 is het Functiegericht Budgetteringsmodel (FB-model) voor universitair medische centra
en het nieuwe Rijksbijdrage verdeelmodel ten behoeve van de werkplaatsfunctie in universitair medische centra
ingevoerd. Met ingang van 2001 is de bijdrage van de VU aan de faculteit geneeskunde toegevoegd aan het kader
van VUmc.
Het FB-model is opgebouwd uit een verschillend aantal componenten met eigen parameters. De parameters voor de
beschikbaarheids- en capaciteitsgebonden-component zijn het aantal adherente inwoners, specialisteneenheden en
bedden. Het aantal adherente inwoners wordt jaarlijks aangepast op basis van het gemiddelde van de drie voorgaande
jaren. Het aantal specialisteneenheden en bedden is in principe bevroren op erkend aantal ultimo 1995. Na 1995 zijn
in overleg met de verzekeraars bij een aantal specialismen de specialisteneenheden verhoogd.
Over de reguliere parameters en de bijzondere voorzieningen worden afspraken gemaakt in het lokaal overleg met
zorgverzekeraars AGIS en een vertegenwoordiger van Ziektekostenverzekeraars Nederland. Voor 2005 is overeengekomen
dat zowel voor de reguliere productie als de bijzondere voorzieningen in het geval van onderproductie nagecalculeerd
wordt. Overproductie wordt aldus niet vergoed. In de tabel zijn zowel de afspraken 2005 als de realisatie 2004 en
2005 opgenomen.
Naast de FB-parameters kennen de universitair medisch centra ook een academische component. Deze component
dient ter dekking van meerkosten topreferente zorg, opleiding tot medisch specialist en kosten voor ontwikkeling en
innovatie.
Het FB budget is geschoond voor het B-segment welke per 1 februari 2005 is ingevoerd.
Het verdeelmodel voor de rijksbijdrage werkplaatsfunctie maakt onderscheid in enerzijds de infrastructuur en
anderzijds de directe ondersteuning van onderwijs en onderzoek.
Het verdeelmodel bevat drie componenten. De investeringscomponent heeft een directe relatie met de ‘Planning
Bouwvolumes Academische Ziekenhuizen’ (PBA), welke voor 75% gefinancierd worden uit het budget patiëntenzorg
en voor 25% uit de rijksbijdrage werkplaatsfunctie. De component basisvoorziening bestaat uit een vast bedrag
aangevuld met een bedrag per m2.
De onderwijs- en onderzoekscomponent is gebaseerd op de parameters eerstejaars studenten, artsdiploma’s en
promoties, waarbij is uitgegaan van het gemiddelde over de jaren 2001, 2002 en 2003.
De Vrije Universiteit maakt bij de verdeling van haar middelen over de faculteiten gebruik van het Intern Verdeelmodel
VU (IVVU). Het IVVU kent de volgende parameters: promoties, 2e geldstroom medewerkers, inschrijvingen, eerstejaars
en einddiploma’s. Voor de parameters geldt het jaar 2003 als basis. Naast de parameters kent het IVVU voor wat
betreft het onderzoeksdeel een vast bedrag per jaar, de zogenaamde strategische overwegingen component (SOC).
Naast het IVVU kent de VU ook aparte bedragen toe zoals de gelden met betrekking tot de verhoging numerus fixus
en middelen uit de centrale beleidsruimte van de VU.
142
V. O
verige g
egeven
s
Functiegerichte budgettering 2005 2005 2004
realisatie Afspraken realisatie
Adherente inwoners, klinisch 228.113
Adherente inwoners, poliklinisch 190.776
Gewogen specialisteneenheden 132,53
Erkende bedden (incl. wiegen) 733
Gewogen opnamen 21.675 21.620 21.057
Verpleegdagen 150.728 156.982 154.872
Gewogen 1e polikliniekbezoeken 110.349 111.385 110.626
Dagverpleging 16.168 16.051 16.356
Dagverpleging (zwaar) 1.183 938 1.299
Knie-operaties 35 23 40
Heup-operaties 98 38 87
Poliklinische verstrekking cytostatica 4.300 4.970 4.357
Revalidatiebehandeluren 6.568 7.000 6.446
Radiotherapie apparatuur (lineaire versnellers) 5 5 3
Open hart operaties 588 650 659
PTCA behandelingen 1.048 1.350 1.325
Cardiovasculaire stents (inclusief basisjaar) 1.388 1.650 1.684
Dialyse
• hemodialyse exclusief EPO 1.221 1.300 1.327
• hemodialyse inclusief EPO 8.047 7.800 7.729
• CAPD exclusief EPO 719 600 616
• CAPD inclusief EPO 8.966 9.600 9.598
• CCPD exclusief EPO 182 100 80
• CCPD inclusief EPO 7.755 8.000 7.753
BMT autoloog A.M.L. 1 6 8
BMT allogeen 42 45 39
IVF labfasen 2.412 2.599 2.700
HIV-opnamen 38 30 34
HIV-verpleegdagen 321 400 262
HIV-eerste polikliniekbezoeken 341 300 309
HIV-dagverplegingen 32 30 36
Teletherapie T2 equivalenten 3.804 3.250 3.024
Brachytherapie T2 equivalenten 88 137 119
Cochleaire implantaten volwassenen 17 15 20
Cochleaire implantaten kinderen 6 5 0
Neurostimulatoren 10 10 7
Opnamen neonatale IC 512 467 443
Opnamen pediatrische IC 376 372 328
Beademingsdagen intensive care 4.651 5.000 4.956
NB De waarden 2005 betreffen het DBC-A segment (2004 zowel DBC-A als -B segment).
143
V. O
verige g
egeven
s
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 2005 2004
Nuttige vierkante meters 91.629 91.629
Aantal eerste jaars instellling (gemiddeld) 266 238
Artsdiploma’s (gemiddeld) 213 211
Promoties (gemiddeld) 75 70
Rijksbijdrage geneeskunde (conform IVVU 2005) 2005 2004
Promoties 76 76
2e geldstroom medewerkers 53 45
Inschrijvingen doctoraal 1.877 1.790
Inschrijvingen master 36 5
Eerstejaars studenten doctoraal 283 249
Eerstejaars studenten master 15 4
Einddiploma’s doctoraal 224 210
Einddiploma’s master 1 0
Besteding van de Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
De Rijksbijdrage werkplaatsfunctie bedraagt in 2005 € 55,0 miljoen (2004: € 54,4 miljoen). De indicatieve besteding
van de Rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt als volgt verantwoord:
Besteding van de rijksbijdrage werkplaatsfunctie (in € 1.000.000): 2005 2004
Gebouw- en apparatuurgebonden kosten
rente en afschrijving bouw 3,5 3,4
gebouwgebonden kosten 3,6 2,8
rente en afschrijving apparatuur 2,6 2,6
kosten onderhoud apparatuur 1,2 1,6
Ter beschikking gestelde capaciteit
bijdrage ziekenhuis O&O formatie 6,1 6,0
ondersteuning WP bij O&O-taak 8,7 11,4
Vertragingskosten
meerkosten patiëntgebonden functies 19,9 18,5
Overig
compensatie salaris WP 0,2 0,2
overheadkosten 10,2 12,1
wachtgelden 2,9 2,6
Totaal 58,9 61,2
De methodiek van de verantwoording is ontleend aan het VAZ-rapport ‘Bepaald Betaalbaar’. Bij de uitwerking is
gebruik gemaakt van een leidraad die is opgesteld door de werkgroep gedragscode van de VAZ en VSNU.
144
V. O
verige g
egeven
s
Toelichting besteding van de Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
Gebouw- en apparatuurgebonden kosten
De rente- en afschrijvingskosten bouw betreffen de vergoeding die als zodanig herkenbaar is opgenomen in de
Rijksbijdrage. In deze vergoeding zijn behalve rente- en afschrijvingskosten voor goedgekeurde ‘grote’ bouwprojecten
(> € 2,3 miljoen) ook rente- en afschrijvingskosten voor de ‘kleine bouw’ (< € 2,3 miljoen) begrepen.
Onder de (overige) gebouwgebonden kosten vallen de personele en materiële kosten verbonden aan onderhoud aan
gebouwen, installaties en terreinen, kosten van heffingen, verzekeringen en belastingen verbonden met gebouwen en
energiekosten.
De afschrijvingskosten apparatuur hebben betrekking op investeringen in medische en overige inventarissen,
ongeacht de financieringsstructuur. De rentekosten apparatuur hebben betrekking op rentekosten van het geïnvesteerd
vermogen. Afschrijvings- en rentekosten over investeringen in artikel 2 WBMV apparatuur worden buiten beschouwing
gelaten, aangezien deze geheel door VWS worden vergoed.
De onderhoudskosten apparatuur hebben betrekking op personele en materiële kosten van onderhoud van medische
inventarissen.
Van de gebouw- en apparatuurgebonden kosten is 25% toegerekend aan de Rijksbijdrage.
Ter beschikking gestelde capaciteit
De ter beschikking gestelde capaciteit heeft enerzijds betrekking op de financiële bijdrage van het ziekenhuis in de
(salaris)kosten van de onderwijs- en onderzoeksformatie wetenschappelijk personeel (O&O-WP), en anderzijds op de
kosten van ondersteunend personeel ten behoeve van de O&O-WP formatie. Met betrekking tot de bijdrage van het
ziekenhuis aan de O&O formatie zijn de volgende bestedingen geraamd voor het O&O deel: 30% van de salariskosten
van de fellows en salariskosten van 30 fte WP-staf.
Het ziekenhuis geeft personele en materiële ondersteuning aan alle klinische WP-ers bij de uitvoering van hun
onderwijs- en onderzoekstaak. De directe ondersteuningskosten zijn geraamd op € 38.204 per fte O&O-formatie,
uitgaande van 0,65 fte NWP per WP stafplaats. De totale O&O-formatie (gefinancierd door faculteit en ziekenhuis)
in de klinische vakgroepen bedraagt 163 fte.
Daarnaast worden door het ziekenhuis de extra kosten gedragen van de WP formatie uit tweede en derde geldstroom
met O&O taak waarvoor de doorberekende opslagen niet voldoende zijn. De totale WP-formatie uit tweede en derde
geldstroom met O&O taak bedraagt ongeveer 132 fte. Bij de toerekening van de ondersteuningskosten is rekening
gehouden met de ontvangen subsidie voor NWP en materiële kosten.
Vertragingskosten
Hieronder worden verstaan de kosten die ontstaan in de patiëntenzorg door uitvoering van de werkplaatsfunctie i.c.
de meerkosten van de patiëntenzorg ten gevolge van onderwijs en onderzoek. Geraamd wordt dat 10% van de totale
kosten van de patiëntenzorg wordt veroorzaakt door de uitvoering van de werkplaatsfunctie. Als benadering voor de
kosten patiëntenzorg is gekozen voor de opbrengst van het FB-model voor academische ziekenhuizen.
145
V. O
verige g
egeven
s
Overige kosten
De overheadkosten zijn de kosten die niet specifiek patiëntenzorg en/of onderzoek betreffen maar die dienen als
ondersteuning van deze afdelingen. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de Rijksbijdrage wordt 10%
gehanteerd.
De post wachtgelden betreft de uitkeringen na ontslag en hieraan gerelateerde kosten.
Besteding van de Rijksbijdrage geneeskunde
De Rijksbijdrage geneeskunde bedraagt in 2005 € 36,3 miljoen. Dit bedrag is inclusief € 0,9 miljoen radionucliden-
centrum, € 0,6 miljoen projectgelden, € 0,6 miljoen medische vervolgopleidingen en € 0,9 miljoen bijdrage onder-
wijsdienstverlening aan andere faculteiten.
De indicatieve besteding van de Rijksbijdrage geneeskunde wordt als volgt verantwoord:
Indicatieve besteding in € 1.000.000 geneeskunde medische onderwijs totaal
incl. RNC vervolg- dienst-
opleiding verlening
Personele lasten
WP-staf onderwijs en onderzoek 17,1 0,6 0,9 18,6
Ondersteunend NWP 7,6 7,6
Promovendi 2,0 2,0
Andere personele kosten 1,2 1,2
Wachtgeld 0,3 0,3
Langdurig zieken 0,1 0,1
Dekking uit 3e geldstroom -1,4 -1,4
26,9 0,6 0,9 28,4
Materiële lasten
Materiële lasten preklinische afdelingen 1,8 1,8
Onderwijsbureau 3,2 3,2
Onderzoeksinstituten 0,4 0,4
Laboratoriumkosten ziekenhuis 0,5 0,5
Faculteit algemeen 1,0 1,0
Toewijzing naar klinische afdelingen 0,6 0,6
Dekking uit 3e geldstroom -1,1 -1,1
6,4 0 0 6,4
Overig
Radionuclidencentrum 0,9 0,9
Projecten USF / KNAW / vernieuwingsimpuls 0,6 0,6
Verbouwingskosten (decentrale trekkingsrechten) 0,1 0,1
Valeriuskliniek AM-deel 1,0 1,0
(medische staf patiëntenzorg psychiatrie)
Valeriuskliniek AZ-deel (kosten werkplaatsfunctie) 1,0 1,0
3,6 0 0 3,6
Totaal 36,9 0,6 0,9 38,4
146
V. O
verige g
egeven
s
Toelichting besteding van de Rijksbijdrage geneeskunde
Personele lasten
De WP-staf formatie onderwijs, onderzoek en opleiding bedraagt 39% van de totale WP-staf formatie. De ondersteunende
NWP formatie is gesteld op 0,65 fte per WP-staf formatie.
De promovendi betreffen de promovendi in loondienst bij VU medisch centrum.
De andere personele kosten, het wachtgeld en de langdurig zieken ten behoeve van onderwijs en onderzoek bedragen
9,4% van het geheel van deze lasten. Dit percentage is normatief vastgesteld op basis van de verhouding formatie
faculteit der geneeskunde VU tot de totale formatie van VU medisch centrum.
Materiële lasten
De materiële lasten zijn opgenomen conform de uitgaven welke in het boekjaar ten laste van de betreffende afdelingen
of instituten zijn geboekt.
In verband met de integratie met reeds bestaande afdelingen of diensten van het ziekenhuis geldt dat voor laboratorium-
kosten, faculteit algemeen en toewijzingen naar klinische afdelingen het budget- of toewijzingsbedrag is aangehouden.
Overig
In de verantwoording is het bedrag ten behoeve van het radionuclidencentrum gelijk gehouden aan de toewijzing
van de VU. De baten ten behoeve van projecten USF / KNAW / EMGO en de vernieuwingsimpulsgelden worden in de
exploitatierekening verantwoord onder overige dienstverlening (vergoeding projecten); in deze verantwoording zijn
de lasten gelijk aan de baten.
De decentrale trekkingsrechten betreffen de uitgaven voor kleine technische aanpassingen. De Valeriuskliniek betreft
de patiëntenzorg formatie in GGZ Buitenamstel welke aan VU medisch centrum wordt doorberekend.
147
V. O
verige g
egeven
s
148
VI. Bijlagen 149
VI. B
ijlagen
150
Bijlage 1 Materiële vaste activa
WZV vergunningsplichtige Terreinen Gebouwen Verbouwingen Onderhanden Subtotaal
vaste activa (in € 1.000) projecten vergunning
Afschrijvingspercentages 0 2-10 5 0
Stand 1 januari
Aanschafwaarde 1.498 269.911 41.201 44 312.654
Cumulatieve afschrijvingen 0 -109.442 -30.129 0 -139.570
Boekwaarde 1.498 160.469 11.072 44 173.084
Mutaties boekjaar
Investeringen 0 1.098 0 -30 1.068
Afschrijvingen 0 -8.605 -1.737 0 -10.342
Totaal 0 -7.507 -1.737 -30 -9.274
Terugname geheel
afgeschreven activa
Aanschafwaarde 0 0 -6.476 0 -6.476
Afschrijvingen 0 0 6.476 0 6.476
Totaal 0 0 0 0 0
Desinvesteringen
Aanschafwaarde 0 0 0 0 0
Afschrijvingen 0 0 0 0 0
Totaal 0 0 0 0 0
Stand 31 december
Aanschafwaarde 1.498 271.009 34.725 14 307.246
Cumulatieve afschrijvingen 0 -118.047 -25.390 0 -143.437
Boekwaarde 1.498 152.962 9.335 14 163.809
151
VI. B
ijlagen
WZV meldingsplichtige vaste activa (in € 1.000) Instand- Onderhanden Subtotaal
houding projecten melding
Afschrijvingspercentages 5-10 0
Stand 1 januari
Aanschafwaarde 25.188 8.292 33.480
Cumulatieve afschrijvingen -7.743 0 -7.743
Boekwaarde 17.445 8.292 25.737
Mutaties boekjaar
Investeringen 8.437 -8.189 249
Afschrijvingen -1.641 0 -1.641
Totaal 6.797 -8.189 -1.392
Terugname geheel afgeschreven activa
Aanschafwaarde 0 0 0
Afschrijvingen 0 0 0
Totaal 0 0 0
Desinvesteringen
Aanschafwaarde 0 0 0
Afschrijvingen 0 0 0
Totaal 0 0 0
Stand 31 december
Aanschafwaarde 33.625 103 33.728
Cumulatieve afschrijvingen -9.383 0 -9.383
Boekwaarde 24.242 103 24.345
152
VI. B
ijlagen
Inventaris en apparatuur Inventarissen Automatiserings- Subtotaal
(in € 1.000) apparatuur
Afschrijvingspercentages 10 20
Stand 1 januari
Aanschafwaarde 105.474 17.184 122.658
Cumulatieve afschrijvingen -52.474 -8.786 -61.260
Boekwaarde 53.000 8.398 61.398
Overgenomen SKGA apparatuur
Aanschafwaarde 1.974 237 2.211
Cumulatieve afschrijvingen -903 -121 -1.024
Boekwaarde 1.071 116 1.187
Mutaties boekjaar
Investeringen 9.910 4.867 14.778
Afschrijvingen -11.653 -4.126 -15.779
Totaal -1.743 741 -1.001
Terugname geheel afgeschreven activa
Aanschafwaarde -7.609 -2.064 -9.673
Afschrijvingen 7.609 2.064 9.673
Totaal 0 0 0
Desinvesteringen
Aanschafwaarde -1.310 -17 -1.327
Afschrijvingen 970 14 983
Totaal -340 -3 -344
Stand 31 december
Aanschafwaarde 108.438 20.208 128.646
Cumulatieve afschrijvingen -56.451 -10.955 -67.406
Boekwaarde 51.987 9.253 61.240
153
VI. B
ijlagen
Niet WZV/WTG gefinancierde vaste activa, Gebouwen Onderhanden Subtotaal
bouw (in € 1.000) projecten
Afschrijvingspercentages 5-10 0
Stand 1 januari
Aanschafwaarde 6.761 307 7.068
Cumulatieve afschrijvingen -3.900 0 -3.900
Boekwaarde 2.861 307 3.168
Mutaties boekjaar
Investeringen 0 250 250
Afschrijvingen -372 0 -372
Totaal -372 250 -122
Terugname geheel afgeschreven activa
Aanschafwaarde -596 0 -596
Afschrijvingen 596 0 596
Totaal 0 0 0
Desinvesteringen
Aanschafwaarde 0 0 0
Afschrijvingen 0 0 0
Totaal 0 0 0
Stand 31 december
Aanschafwaarde 6.165 557 6.722
Cumulatieve afschrijvingen -3.676 0 -3.676
Boekwaarde 2.489 557 3.046
154
VI. B
ijlagen
DHAZ gefinancierde Nieuw- Nieuw- Verbouw- Kleine Onder- Sub- Totaal
vaste activa (in € 1.000) bouw/ bouw/ ingen/ werken/ handen totaal materiële
gebouwen installaties renovaties LTO projecten vaste
activa
Afschrijvingspercentages 2 5 5 10 0
Stand 1 januari
Aanschafwaarde 0 0 0 924 557 1.481 477.340
Cumulatieve afschrijvingen 0 0 0 -46 0 -46 -212.519
Boekwaarde 0 0 0 878 557 1.435 264.821
Overgenomen SKGA apparatuur
Aanschafwaarde 0 0 0 0 0 0 2.211
Cumulatieve afschrijvingen 0 0 0 0 0 0 -1.024
Boekwaarde 0 0 0 0 0 0 1.187
Mutaties boekjaar
Investeringen 0 0 1.509 1.334 10.079 12.922 29.266
Afschrijvingen 0 0 -70 -159 0 -229 -28.363
Totaal 0 0 1.440 1.175 10.079 12.694 903
Terugname geheel
afgeschreven activa
Aanschafwaarde 0 0 0 0 0 0 -16.745
Afschrijvingen 0 0 0 0 0 0 16.745
Totaal 0 0 0 0 0 0 0
Desinvesteringen
Aanschafwaarde 0 0 0 0 0 0 -1.327
Afschrijvingen 0 0 0 0 0 0 983
Totaal 0 0 0 0 0 0 -344
Stand 31 december
Aanschafwaarde 0 0 1.509 2.258 10.636 14.403 490.745
Cumulatieve afschrijvingen 0 0 -70 -205 0 -275 -224.177
Boekwaarde 0 0 1.440 2.053 10.636 14.128 266.568
155
VI. B
ijlagen
Bijlage 2 DHAZ-middelen
Verantwoording DHAZ-middelen 2005 (in € 1.000) OCenW VWS Totaal
Toegekende middelen 2005 5.275 15.825 21.100
Saldo oude jaren 4.605 13.815 18.420
Indexering oude jaren 150 450 600
Totaal DHAZ-middelen 10.030 30.090 40.120
Bestedingen 2005
DHAZ - nieuwbouw 0 0 0
DHAZ - verbouwingen 377 1.132 1.509
DHAZ - renovaties 0 0 0
DHAZ - kleine werken 334 1.000 1.334
DHAZ - lange termijn onderhoud 0 0 0
DHAZ – onderhanden werk 2.520 7.559 10.079
Totaal DHAZ - bestedingen 3.231 9.691 12.922
Saldo DHAZ-middelen ultimo 2005 6.799 20.399 27.198
156
VI. B
ijlagen
157
VI. B
ijlagen
Bijlage 3 Tabellen
Tabel 1 Capaciteitsgegevens
2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999
Aantal bedden per 31 december 713 713 713 713 713 713 713
(incl. dagverpleging, excl. wiegen)
Wiegen per 31 december 20 20 20 20 20 20 20
Totaal aantal bedden 733 733 733 733 733 733 733
Tabel 2 Kernproductiegegevens
Aantal 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999
Opnamen 21.633 20.631 19.510 17.749 17.692 19.213 20.010
Dagopnamen 17.685 17.655 17.380 17.888 14.315 11.401 11.251
Totaal opnamen 39.318 38.286 36.890 35.637 32.007 30.614 31.261
Verpleegdagen 152.350 154.872 152.314 145.555 150.293 158.980 173.512
Poliklinische jaarkaarten 88.693 93.136
Eerste polikliniekbezoeken 116.411 115.100 110.447 109.350 109.020 108.358 116.369
Poliklinische consulten 309.089 302.414 281.516 277.547 274.637 274.837 277.895
Spoedeisende hulp patiënten 36.282 36.284 35.333 36.722 37.893 38.482 39.567
Verhoudingsgetallen
Gemiddelde verpleegduur in dagen 7,0 7,5 7,8 8,2 8,5 8,3 8,7
Aantal klinische opnamen per bed 53,6 52,2 50,3 48,6 43,7 41,8 42,6
(inclusief dagverpleging)
Tabel 3 Financiële gegevens (in € 1.000.000)
2005 2004 2003 2002 2001 2000** 1999
Personele lasten 292,3 286,9 266,4 244,5 221,9 208,8 159,6
Materiële lasten 136,8 126,7 123,3 117,7 106,4 97,1 81,5
(w.v. rente/afschr.) 23,2 24,4 23,5 23,6 21,3 22,0 20,5
Budget patiëntenzorg 279,0 268,0 252,7 237,3 209,8 188,3 179,1
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 55,0 54,4 53,5 51,5 49,9 47,9 45,5
Rijksbijdrage faculteit geneeskunde 34,0 32,0 29,3 26,7 27,0 24,7
Investeringen in apparatuur 14,8 20,4 20,5 18,2 7,1 11,8 7,4
Investeringen in bouw * 14,5 12,6 16,3 19,1 18,0 18,2 9,2
*) inclusief projecten in uitvoering
**) inclusief faculteit der geneeskunde VU
158
VI. B
ijlagen
Tabel 4: Opnamen, verpleegdagen en gemiddelde verpleegduur per specialisme
Aantal opnamen Verpleegdagen Gemiddelde verpleegduur
2005 2004 2003 2005 2004 2003 2005 2004 2003
Anesthesiologie 3 2 1 7 3 5 2,3 1,5 5,0
Cardiochirurgie 543 566 565 6.748 6.731 6.756 12,4 11,9 12,0
Cardiologie 907 858 820 7.539 7.598 7.605 8,3 8,9 9,3
Dermatologie 60 51 72 762 771 866 12,7 15,1 12,0
Heelkunde 2.606 2.637 2.384 24.915 26.111 25.671 9,6 9,9 10,8
Intensive care volwassenen 161 100 159 2.573 1.405 925 16,0 14,1 5,8
Inwendige geneeskunde 4.110 3.956 3.344 34.079 35.356 32.006 8,3 8,9 9,6
Keel-, neus- en oorheelkunde 1.531 1.514 1.517 7.508 8.596 9.377 4,9 5,7 6,2
Kinderchirurgie 412 442 414 2.546 2.415 2.720 6,2 5,5 6,6
Kindergeneeskunde 1.610 1.378 1.361 15.628 14.031 13.954 9,7 10,2 10,3
Mondziekten en kaakchirurgie 362 357 364 976 908 1.216 2,7 2,5 3,3
Neurochirurgie 868 994 930 6.872 7.897 7.484 7,9 7,9 8,0
Neurologie 1.050 1.069 1.054 7.852 8.553 9.191 7,5 8,0 8,7
Nucleaire geneeskunde 108 124 135 277 302 361 2,6 2,4 2,7
Oogheelkunde 1.173 1.146 1.155 4.390 5.067 5.615 3,7 4,4 4,9
Orthopedie 850 623 578 5.409 4.716 4.176 6,4 7,6 7,2
Plastische chirurgie 608 669 723 2.612 3.013 3.397 4,3 4,5 4,7
Radiotherapie 17 24 27 47 88 94 2,8 3,7 3,5
Reumatologie 133 161 117 1.365 1.601 1.184 10,3 9,9 10,1
Revalidatiegeneeskunde 1 0 0 3 0 0 3,0 - -
Urologie 730 442 480 3.460 2.213 2.884 4,7 5,0 6,0
Verloskunde en gynaecologie 2.710 2.496 2.315 14.752 15.268 14.773 5,4 6,1 6,4
Gezonde zuigelingen 1.080 1.022 995 2.030 2.229 2.054 1,9 2,2 2,1
Totaal 21.633 20.631 19.510 152.350 154.872 152.314 7,0 7,5 7,8
Tabel 5 Aantal eerste polikliniekbezoeken en consulten per specialisme
eerste polikliniek bezoeken consulten
Specialisme 2005 2004 2003 2005 2004 2003
Anesthesiologie 1.688 1.735 2.475 14.566 13.319 5.921
Cardiochirurgie 518 587 557 722 862 716
Cardiologie 4.759 4.711 4.232 11.585 10.767 9.576
Dermatologie 7.511 7.588 7.059 23.261 23.942 22.953
Geriatrie 0 0 0 0 0 0
Heelkunde 24.783 25.537 25.189 22.598 23.547 22.532
Inwendige geneeskunde 15.226 14.689 13.212 54.981 54.667 49.034
Keel-, neus- en oorheelkunde 8.328 8.474 8.164 24.209 24.812 24.323
Kinderchirurgie 923 936 937 4.165 4.114 4.170
Kindergeneeskunde 6.239 6.334 5.928 16.492 16.474 16.293
Klinische genetica 0 0 0 824 0 0
Mondziekten en kaakchirurgie 6.967 6.922 6.833 12.487 12.060 11.578
Neurochirurgie 1.648 1.692 1.409 3.655 3.714 3.290
Neurologie volwassenen 5.779 5.952 5.784 13.208 13.778 13.119
Oogheelkunde 8.725 8.829 8.288 25.294 24.781 23.335
Orthopedie 5.500 4.387 3.917 10.654 9.391 8.186
Plastische chirurgie 3.194 3.323 3.263 7.897 8.530 9.075
Psychiatrie 0 0 0 1.941 730 849
Radiotherapie 0 0 0 13.926 12.894 13.513
Reumatologie 1.484 1.416 1.329 5.415 4.927 4.632
Revalidatiegeneeskunde 1.546 1.612 1.531 3.952 3.947 4.086
Urologie 3.320 1.954 1.965 7.928 4.846 5.025
Verloskunde en gynaecologie 8.273 8.422 8.375 29.235 30.312 29.310
Totaal 116.411 115.100 110.447 308.995 302.414 281.516
159
VI. B
ijlagen
Tabel 6 Dagverpleging per specialisme
Dagopnamen
Specialisme 2005 2004 2003
Anesthesiologie 0 2 0
Cardiochirurgie 0 1 7
Cardiologie 3.577 4.327 3.831
Dermatologie 53 2 4
Heelkunde 2.072 2.393 1.460
Inwendige geneeskunde 5.233 4.129 4.991
Keel-, neus- en oorheelkunde 795 823 862
Kinderchirurgie 203 201 246
Kindergeneeskunde 1.238 1.361 1.757
Mondziekten en kaakchirurgie 182 149 126
Neurochirurgie 71 73 47
Neurologie 463 372 345
Nucleaire geneeskunde 0 2 1
Oogheelkunde 1.197 1.201 1.092
Orthopedie 140 148 105
Plastische chirurgie 440 431 400
Psychiatrie 0 0 0
Radiotherapie 0 1 0
Reumatologie 799 772 782
Revalidatiegeneeskunde 124 154 126
Urologie 209 173 184
Verloskunde en gynaecologie 889 940 1.014
Totaal 17.685 17.655 17.380
160
VI. B
ijlagen
161
VI. B
ijlagen
Tabel 7 Wachtlijst voor klinische opnamen per specialisme (stand per 31 december)
Dagopnamen
Specialisme 2005 2004 2003
Cardiochirurgie 47 106 67
Cardiologie 0 0 1
Dermatologie 8 9 13
Heelkunde 343 460 392
Inwendige geneeskunde 73 64 79
Keel-, neus- en oorheelkunde 246 301 267
Kinderchirurgie 12 21 17
Kindergeneeskunde 18 27 41
Mondziekten en kaakchirurgie 97 93 87
Neurochirurgie 188 249 168
Neurologie 21 19 23
Nucleaire geneeskunde 2 0 0
Oogheelkunde 303 290 252
Orthopedie 253 265 272
Plastische chirurgie 220 286 303
Radiotherapie 5 1 4
Reumatologie 3 4 6
Revalidatie 1 1 1
Urologie 160 89 89
Verloskunde en gynaecologie 181 153 128
Totaal 2.181 2.438 2.210
Tabel 8 Herkomst klinische patiënten naar regio per opnemend specialisme,
uitgedrukt in percentages (inclusief gezonde zuigelingen)
2005
Specialisme Amsterdam * Regio * Buitenregio*
Anesthesiologie 33,3 33,3 33,4
Cardiochirurgie 10,3 7,6 82,1
Cardiologie 43,8 22,7 33,5
Dermatologie 41,7 11,7 46,6
Heelkunde 40,7 15,4 43,9
Inwendige geneeskunde 29,7 11,8 58,5
Intensive care volwassenen 47,6 12,0 40,4
Keel-, neus- en oorheelkunde 22,7 7,0 70,3
Kinderchirurgie 38,0 13,4 48,6
Kindergeneeskunde 36,8 7,8 55,4
Mondziekten en kaakchirurgie 34,5 6,6 58,9
Neurochirurgie 20,3 10,8 68,9
Nucleaire geneeskunde 24,1 12,0 63,9
Neurologie 45,5 19,1 35,4
Oogheelkunde 33,4 7,9 58,7
Orthopedie 38,0 17,4 44,6
Plastische chirurgie 26,4 11,8 61,8
Radiotherapie 41,2 11,8 47,0
Reumatologie 26,7 9,6 63,7
Urologie 34,2 15,9 49,9
Verloskunde en gynaecologie 50,9 10,5 38,6
Totaal 36,2 12,1 51,7
*) Amsterdam: gemeente Amsterdam
Regio: Diemen, Ouder-Amstel, Amstelveen en Uithoorn
Buitenregio: overig
162
VI. B
ijlagen
Tabel 9 Aantal klinisch ontslagen patiënten per hoofddiagnosegroep
Ontslagdiagnose 2005 Procent 2004 Procent 2003 Procent 2002 Procent
Aandoeningen 881 4,1 929 4,5 967 4,9 929 5,2
perinatale periode
Ademhalingswegen 1.000 4,6 985 4,7 926 4,8 797 4,5
Bewegingsstelsel en 1.030 4,8 945 4,6 883 4,5 751 4,2
bindweefsel
Bloed en 105 0,5 96 0,5 97 0,5 92 0,5
bloedvormende organen
Congenitale afwijkingen 568 2,6 572 2,8 645 3,3 599 3,4
Endocriene, voedings- 311 1,4 259 1,3 311 1,6 259 1,5
en stofwisselingsziekten
Hartvaatstelsel 2.342 10,8 2.461 11,9 2.389 12,2 2.124 12,0
Huid en subcutis 152 0,7 193 0,9 195 1,0 153 0,9
Infectieziekten en 216 1,0 242 1,2 235 1,2 180 1,0
parasitaire ziekten
Nieuwvormingen 3.543 16,5 3.615 17,5 3.895 20,0 3.806 21,5
Ongevalletsels en 2.205 10,2 2.133 10,3 2.102 10,8 1.980 11,2
vergiftigingen
Psychische stoornissen 114 0,5 117 0,6 149 0,8 121 0,7
Spijsverteringsstelsel 1.172 5,4 1.184 5,7 1.091 5,6 948 5,3
Symptomen en 593 2,7 535 2,6 623 3,2 531 3,0
onvolledig omschreven
ziektebeelden
Urogenitaal systeem 863 4,0 747 3,6 736 3,8 675 3,8
Zenuwstelsel en 1.607 7,4 1.626 7,9 1.742 8,9 1.531 8,6
zintuigen
Zwangerschap, bevalling 1.846 8,5 1.582 7,6 1.433 7,4 1.374 7,7
en kraambed
Overig 3.065 14,3 2.445 11,8 1.065 5,5 882 5,0
Totaal 21.613 100,0 20.666 100,0 19.484 100,0 17.732 100,0
163
VI. B
ijlagen
Tabel 10 Aantal dagbehandelingspatiënten per hoofddiagnosegroep
Ontslagdiagnose 2005 Procent 2004 Procent 2003 Procent 2002 Procent
Aandoeningen 34 0,2 46 0,3 30 0,2 40 0,2
perinatale periode
Ademhalingswegen 475 2,5 507 2,7 505 2,9 372 2,1
Bewegingsstelsel en 1.283 6,7 1.273 6,9 1.209 7,0 976 5,5
bindweefsel
Bloed en 246 1,3 197 1,1 299 1,7 212 1,2
bloedvormende organen
Congenitale afwijkingen 343 1,8 353 1,9 339 2,0 382 2,1
Endocriene, voedings- 511 2,7 497 2,7 335 1,9 425 2,4
en stofwisselingsziekten
Hartvaatstelsel 2.601 13,4 3.174 17,1 2.935 16,9 4.003 22,4
Huid en subcutis 45 0,2 54 0,3 50 0,3 54 0,3
Infectieziekten en 74 0,4 82 0,4 98 0,6 68 0,4
parasitaire ziekten
Nieuwvormingen 4.271 22,1 3.099 16,7 4.145 23,8 4.664 26,1
Ongevalletsels en 916 4,8 1.046 5,6 783 4,5 560 3,1
vergiftigingen
Psychische stoornissen 109 0,6 139 0,7 68 0,4 137 0,8
Spijsverteringsstelsel 1.679 8,7 1.353 7,3 1.063 6,1 1.010 5,6
Symptomen en 1.585 8,2 1.872 10,1 1.431 8,2 1.268 7,1
onvolledig omschreven
ziektebeelden
Urogenitaal systeem 470 2,4 448 2,4 432 2,5 413 2,3
Zenuwstelsel en 1.905 9,9 1.841 9,9 1.651 9,5 1.415 7,9
zintuigen
Zwangerschap, 301 1,6 377 2,0 330 1,9 327 1,8
bevalling en kraambed
Overig 2.411 12,5 2.202 11,9 1.677 9,6 1.562 8,7
Totaal 19.259 100,0 18.560 100,0 17.380 100,0 17.888 100,0
Tabel 11 Instroom klinische patiënten uitgedrukt in percentages
2005 2004 2003 2002
Polikliniek en huisarts 72,9 73,9 73,1 69,7
Spoedeisende hulp 16,3 15,1 15,9 17,7
Van ander ziekenhuis 6,1 6,2 6,1 7,2
Geboren in het ziekenhuis 4,7 4,8 4,9 5,4
Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0
164
VI. B
ijlagen
Bijlage 4 Opbouw budget aanvaardbare kosten 2004, 2005 en mutatie in
het boekjaar (in € 1.000)
Budget Berekende Herrekend Budget Berekende Herrekend Mutatie
kasbasis nacalc. budget kasbasis nacalc. budget 2005
2004 2004 2004 2005 2005 2005
Loonkosten
Loonkosten functioneel budget 65.111 125 65.236 67.318 -641 66.677 1.441
Loonkosten bijzondere functies 22.729 270 22.999 24.111 -582 23.529 53
Loonkosten gebouwgebonden 3.573 0 3.573 3.639 0 3.639 66
Loonkosten medisch specialisten 30.905 144 31.049 31.191 3.451 34.642 3.593
Overige loonkosten 2.573 -240 2.333 2.779 0 2.779 446
Eerstelijn 539 128 667 685 -14 671 4
Aftrek loonkosten m.b.t. 0 0 0 -3.721 2.817 -904 -904
DBC-B segment
Totaal loonkosten 125.430 427 125.857 126.002 5.031 131.033 5.176
Materiële kosten
Materiële kosten functioneel budget 22.817 69 22.886 24.084 107 24.191 1.305
Materiële kosten bijzondere functies 22.137 68 22.205 23.080 -437 22.643 438
Materiële kosten gebouwgebonden 7.368 0 7.368 7.544 0 7.544 176
Overige materiële kosten 6.633 295 6.928 7.072 512 7.584 656
Eerstelijn 152 32 184 198 -4 194 10
Aftrek loonkosten m.b.t. 0 0 0 -889 166 -723 -723
DBC-B segment
Totaal materiële kosten 59.107 464 59.571 61.089 344 61.433 1.862
Kapitaalslasten
Afschrijvingskosten inventarissen 5.826 -3 5.823 5.854 -2 5.852 29
Afschrijvingskosten art. 2 1.815 515 2.330 1.414 457 1.871 -459
WBMV inventarissen
Afschrijvingskosten 2.100 0 2.100 2.300 0 2.300 200
dubieuze debiteuren
Afschrijvingskosten nacalculeerbaar 3.168 1.667 4.835 5.265 -163 5.102 267
Rentekosten 7.975 -1.905 6.070 5.711 2.400 8.111 2.041
Huur en leasing 55 0 55 55 0 55 0
Totaal kapitaalslasten 20.939 274 21.213 20.599 2.692 23.291 2.078
Vervolg tabel op pagina 166
165
VI. B
ijlagen
Budget Berekende Herrekend Budget Berekende Herrekend Mutatie
kasbasis nacalc. budget kasbasis nacalc. budget 2005
2004 2004 2004 2005 2005 2005
Academische component
Loonkosten academische component 34.288 0 34.288 34.624 0 34.624 336
Materiële kosten academische 18.167 0 18.167 18.430 0 18.430 263
component
Afschrijvingskosten inventarissen 547 0 547 687 0 687 140
academische component
Totaal academische component 53.002 0 53.002 53.741 0 53.741 739
Overig
Voorlopige budgetmutaties -156 273 117 -156 273 117 0
Lokale productiegebonden toeslag 1.756 -286 1.470 2.151 1.321 3.472 2.002
(incl. kosten alliantievorming)
Prestatiecontract/convenantskorting 0 0 0 -940 -1.328 -2.268 -2.268
Samenwerkingsverbanden 488 0 488 423 0 423 -65
Klinische genetica 6.261 0 6.261 6.832 0 6.832 571
Totaal overig 8.349 -13 8.336 8.310 266 8.576 240
Totaal aanvaardbare kosten boekjaar 266.827 1.152 267.979 269.741 8.333 278.074 10.095
Bijlage 5 Verbonden partijen
Verbonden partijen
Stichting Centrum voor Radio-Isotopen Research en de daarvan uitgaande BV Cyclotron Amsterdam
De onderneming produceert radionucliden en radiofarmaca welke zowel aan VU medisch centrum als aan derden
worden afgezet.
Boelevaar Holding BV
De onderneming is voor 100% eigendom van VU medisch centrum en houdt zich bezig met activiteiten o.a. met
betrekking tot het oprichten en beheren van vennootschappen, het verstrekken van zekerheden voor schulden van
gelieerde ondernemingen, al in het belang van VU medisch centrum.
166
VI. B
ijlagen
167
VI. B
ijlagen
Bijlage 6
Hoofden van de afdelingen VUmc en (overige) hoogleraren per 1 januari 2006
anatomie prof.dr. H.J. Groenewegen*
prof.dr. H.B. Uylings **
prof.dr. M.P. Witter
prof.dr. P.V.J.M. Hoogland
anesthesiologie prof.dr. J.J.L.M. Bierens
prof.dr. J.J. de Lange*
prof.dr. W.W.A. Zuurmond
apotheek drs. A.C. van Loenen*
cardiochirurgie prof.dr. L. Eijsman
drs. M.A.J.M. Huybregts*
cardiologie prof.dr. A.C. van Rossum
prof.dr. C.A. Visser*
prof.dr. F.C. Visser
dermatologie prof.dr. D.P. Bruynzeel
prof.dr. Th.M. Starink*
EMGO prof.dr. L.M. Bouter*
mw. prof.dr. D. Deeg
prof. dr. H.H.J. Deliëns
mw. prof.dr. F.E. van Leeuwen **
prof.dr. J.C. Seidell
prof.dr. M.W. van Tulder
mw.prof.dr. H.C.W. de Vet
endocrinologie prof.dr. L.J.G. Gooren
prof.dr. R.J. Heine
prof.dr. P.T.A.M. Lips
prof.dr. J.A. Maassen **
prof.dr. J.C. Netelenbos *
fysica & medische technologie prof.dr. R.M. Heethaar
fysiologie prof.dr. C.J. van Echteld**
prof.dr. V.W.M. van Hinsbergh
prof.dr. W.J. Paulus
prof.dr. G.J. Tangelder*
geneeskundige oncologie prof.dr. N.K. Aaronson **
prof.dr. D.T. Curiel **
mw.prof.dr. E. Boven
prof.dr. G. Giaccone *
prof.dr. G.J. Peters
heelkunde prof.dr. M.A. Cuesta
prof.dr. J.W. Kreis **
prof.dr. P.A.M. van Leeuwen
prof.dr. S. Meijer
prof.dr. J.A. Rauwerda*
prof.dr. W. Wisselink
hematologie prof.dr. P.C. Huijgens*
prof.dr. G.J. Ossenkoppele
huisartsgeneeskunde prof.dr. M. de Haan
prof.dr. W.A.B. Stalman*
informatica en procesondersteuning dr. M. Sprenger*
intensive care geneeskunde prof.dr. A.R.J. Girbes *
prof.dr. A.B.J. Groeneveld
inwendige geneeskunde prof. dr. S.A. Danner *
prof. dr. J.S. Yudkin **
keel-, neus- en oorheelkunde prof.dr. R.H. Brakenhoff
prof dr. A.A.M.S. van Dongen
prof.dr. ir T. Houtgast
prof.dr. C.R. Leemans *
prof.dr. H.F. Mahieu
kinderchirurgie prof.dr. H.A. Heij*
kindergeneeskunde mw. prof. dr. H.A. Delemarre-van de Waal
prof.dr. Th.A.H. Doreleijers
prof.dr. W.P.F. Fetter
prof.dr. R.J.B.J. Gemke
mw. prof. dr. M.W. van der Knaap
prof.dr. H.N. Lafeber
prof dr. J.J. Roord*
prof.dr. A.J.P. Veerman
klinische chemie prof dr. M.A. Blankenstein *
prof.dr. C.A.J.M. Jakobs
klinische epidemiologie en biostatistiek prof.dr. M. Boers*
mw.prof.dr. C.A. Uyl-de Groot**
klinische genetica en antropogenetica mw.prof.dr. D.I. Boomsma
mw.prof.dr. M.C. Cornel
prof.dr. P. Heutink* a.i.
prof.dr. H. Joenje**
prof.dr. H.P. te Riele**
prof.dr. M. Verhage
168
VI. B
ijlagen
longziekten prof. dr. P.E. Postmus*
prof.dr. E.F. Smit
maag-, darm- en leverziekten prof.dr. C.J.J. Mulder*
prof.dr. A.S. Peña
medische farmacologie prof.dr. N. Burnashev
prof.dr. A.N. Schoffelmeer
prof.dr. F.J.H. Tilders
prof.dr. Th.P.M. de Vries*
medische microbiologie en infectiepreventie mw.prof. dr. C.M.J.E. Vandenbroucke-Grauls*
medische psychologie mw.prof.dr. P.T. Cohen-Kettenis*
prof.dr. F. Snoek
metamedica prof.dr. E.S. Houwaart*
prof.dr. H. Jochemsen **
prof.dr. J.T.V.M. de Jong
prof.dr. F.J. Meijman
prof.dr. I.N. Wolffers
moleculaire celbiologie prof.dr. R.H.J. Beelen
mw.prof. dr. C.D. Dijkstra*
mw.prof. dr. Y. van Kooyk
prof dr. G. Kraal
prof.dr. P.J. Peters
prof.dr. C.L. Verweij
mondziekten en kaakchirurgie prof.dr. I. van der Waal*
nefrologie prof.dr. M.J. Nubé **
prof.dr. P.M. ter Wee *
neurochirurgie prof dr. W.P. Vandertop*
neurologie prof.dr. N.C.I. Fox**
prof.dr. J.J. Heimans *
prof.dr. C.H. Polman
prof dr. Ph. Scheltens
prof.dr. C.J. Stam
prof.dr. E.Ch. Wolters
nucleaire geneeskunde/PET-research prof.dr. O.S. Hoekstra*
prof.dr. A.A. Lammertsma*
prof.dr. G.A.M.S. van Dongen
mw.prof.dr. J.E.M.F. Leysen**
169
VI. B
ijlagen
oogheelkunde prof.dr.P.J. Ringens*
mw. prof.dr. B.C.P. Polak
prof.dr. G.H.M.B. van Rens **
orthopedie prof.dr. R.G. Pöll
prof.dr. P.I.J.M. Wuisman*
pathologie prof.dr. P.J. van den Elsen
prof.dr. C.J.L.M. Meijer*
prof.dr. G.A. Meijer
prof.dr. J.M. Middeldorp **
prof.dr. W.J. Mooi
prof.dr. J.W.M. Niessen
prof.dr. R.J. Scheper
prof.dr. P. van der Valk
plastische chirurgie prof.dr. M.P. Ritt*
psychiatrie prof.dr. A.J.L.M. van Balkom
prof.dr. A.T.F. Beekman
prof.dr. R. van Dyck
prof.dr. P. Eikelenboom
prof.dr. W.J. Hoogendijk
prof.dr. C. Jonker **
prof dr. W. van Tilburg*
prof.dr. D.J. Veltman
radiologie prof.dr. F. Barkhof
prof.dr. J. Castelijns
prof.dr. R.A. Manoliu*
radiotherapie prof.dr. B.J. Slotman*
prof.dr. S. Senan
prof.dr. M. Verheij**
reumatologie prof.dr. B.A.C. Dijkmans*
revalidatiegeneeskunde prof.dr. J. Becher
prof.dr. J. Dekker
prof.dr. G.J. Lankhorst*
sociale geneeskunde mw.prof.dr. P.M. Bongers**
prof.dr. L.H.J. Deliens**
prof.dr. J. Legemaate**
prof.dr. R.A. Hira Sing
mw.prof.dr.Th.M. Marteau
prof.dr. W. van Mechelen
prof.dr.ir. T. Smid **
prof.dr. G. van der Wal*
170
VI. B
ijlagen
urologie prof.dr. B.L.H. Bemelmans*
prof.dr. S. Horenblas **
verloskunde en gynaecologie prof.dr. H.A.M. Brölmann
prof.dr. H.P. van Geijn*
prof.dr. R. Homburg
prof.dr. P. Kenemans
prof.dr. J.M. Verheijen
prof.dr. J.M.G. van Vugt
verpleeghuisgeneeskunde prof.dr. J.A. Eefsting **
prof.dr. M.W. Ribbe*
onderwijsinstituut prof.dr. A.E.R. Arnold
prof.dr. A.B. Bijnen
mw.prof.dr. J.A.A.M. van Diemen*
prof.dr. R.W. ten Kate
prof.dr. H.J.M. van Rossum
prof.dr. F. Scheele
raad van bestuur prof.dr. T.J.F. Savelkoul
prof.dr. E.A. van der Veen
centrum voor ethiek en levensbeschouwing prof.dr. E. van Leeuwen*
* hoofd van de afdeling
** bijzonder hoogleraar
171
VI. B
ijlagen
Bijlage 7 Overige organisatiegegevens per 31-12-2005
Hoofden van diensten
accountantsdienst drs. F.J. Meursing, RA
Amstel Academie mw. M. Baardwijk, MSM a.i.
audiovisueel centrum dr. J.T. Goldschmeding
bedrijfseconomie, inkoop en zorgadministratie C.J.H. Buren MBA, RC
bestuursbureau mr. O.G.A. van der Beek
bureau medische zaken mw. mr . Y.M. Drewes, arts M&G
dienst arbo en milieu drs. M.J. van Til
dienst diëtetiek en voedingswetenschappen mw. dr. M.A.E. van Bokhorst-de van der Schueren
dienst ergotherapie mw. P. Veenvliet a.i.
dienst fysiotherapie R. van Klaveren
dienst medisch maatschappelijk werk drs. H.J. Kaufman
dienst communicatie mw. M. Bolluijt
facilitair bedrijf drs. K.W. Stegenga
pastoraat en geestelijke verzorging mw. ds. J.A. Delver
personeel en organisatie mw. drs. E. Baars
projectbureau nieuwbouw ing. G.A.P.P. Hermsen
strategie & beleid drs. J.M.H. van der Velden
Clusterbesturen
Cluster I
Clustervoorzitter prof. dr. S.A. Danner
Clustervoorzitter elect prof. dr. P.M. ter Wee
Manager bedrijfsvoering drs. A.I. Leemhuis
Zorgmanager mw. G.M.J. Berkhout, MA
algemene inwendige geneeskunde, dermatologie, endocrinologie, geneeskundige oncologie, hematologie,
longziekten, maag-, darm- en leverziekten, nefrologie, nucleaire geneeskunde en PET research, reumatologie
klinische en poliklinische zorgeenheden, dienst diëtetiek en voedingswetenschappen
Cluster II
Clustervoorzitter prof. dr. J.J. Heimans
Clustervoorzitter elect prof. dr. I. van der Waal
Manager bedrijfsvoering mw. drs. D. Bonink
Zorgmanager mw. E.M. Bijvank, MM
anatomie en neurowetenschappen, keel-, neus- en oorheelkunde, mondziekten en kaakchirurgie, neurochirurgie,
neurologie, oogheelkunde, plastische chirurgie, psychiatrie, revalidatiegeneeskunde, urologie klinische en poliklinische
zorgeenheden, dienst ergotherapie, dienst fysiotherapie
172
VI. B
ijlagen
Cluster III
Clustervoorzitter prof. dr. J.J. Roord
Clustervoorzitter elect prof. dr. H.P. van Geijn
Manager bedrijfsvoering J.C. Klarenbeek, RB
Zorgmanager L. de Haan
kinderchirurgie, kindergeneeskunde, klinische genetica en antropogenetica, medische psychologie, verloskunde en
gynaecologie klinische en poliklinische zorgeenheden, dienst medisch maatschappelijk werk
Cluster IV
Clustervoorzitter prof. dr. A.R.J. Girbes, wnd.
Clustervoorzitter elect vacant
Manager bedrijfsvoering M.F. Caljouw
Zorgmanager B.C. Nijman
anesthesiologie, cardio-thoracale chirurgie, cardiologie, fysiologie, heelkunde, intensive care volwassenen,
orthopedie, urologie klinische en poliklinische zorgeenheden, spoedeisende hulp
Cluster V
Clustervoorzitter prof. dr. C.J.L.M. Meijer
Clustervoorzitter elect prof. dr. B.J. Slotman
Manager bedrijfsvoering mw. drs. F. Barbieri
fysica en medische technologie, hematologische laboratoria, informatica en procesondersteuning, klinische chemie,
klinische farmacologie en apotheek, medische microbiologie en infectiepreventie, moleculaire celbiologie, pathologie,
radiologie, radiotherapie poliklinische zorgeenheden
Cluster VI
Clustervoorzitter prof. dr. L.M. Bouter
Clustervoorzitter elect vacant
Manager bedrijfsvoering drs. F.J.M. Tolsma
centrum voor ethiek en levensbeschouwing, EMGO, huisartsgeneeskunde, klinische epidemiologie en biostatistiek,
metamedica, sociale geneeskunde, verpleeghuisgeneeskunde Amstel Academie, audiovisueel centrum
Stafdirecteuren
directeur facilitair bedrijf drs. K.W. Stegenga
directeur financiën C.J.H. Buren MBA, RC
directeur onderwijs mw. dr. J.A.A.M. van Diemen-Steenvoorde
directeur personeel en organisatie mw. drs. E. Baars
173
VI. B
ijlagen
Dagelijks Bestuur stafconvent
prof. dr. C. H. Polman voorzitter
prof. dr. W.A.B. Stalman vice-voorzitter
mw. mr. Y.M. Drewes, arts M&G adviseur
prof. dr. L.M. Bouter
prof. dr. H.A. Heij
drs. Y.P. Henry
prof. J.A. Rauwerda
dr. M. Sprenger
prof. dr. G.J. Tangelder
prof. dr. C.J.J. Mulder
prof. dr. M.A. Blankenstein
mw. drs. C.A.M. Bezuijen ambtelijk secretaris
drs. E. Pelgrim-Korf vertegenwoordiger arts-ass. vereniging
drs. D. Franschman idem
Ondernemingsraad
mw. I. Schadee- Eestermans voorzitter
dhr. J. Leseman vice- voorzitter
mw. dr. E.H.Kostelijk
mw. I. Kooij- Bösel tot 10 mei 2005
dhr. dr. A.A. van Lambalgen tot 10 mei 2005
mw. M.A. Voet lid dagelijks bestuur
dhr. W. Knaap
mw. drs. Q. Anderegg
mw. C. van Beers
mw. W. Arjaans
mw. drs. I. Zuiderwijk
mw. dr. M.S.A. Suttorp-Schulten
dhr. dr. E.D. Schmidt
dhr. E. Bernabela
dhr. F. de Weerdt tot 10 mei 2005
dhr. A. Gonzalez Saez tot 1 juli 2005
dhr. R.A. van Andel sr. ambtelijk secretaris
dhr. N. Groos jr. ambtelijk secretaris
Onderdeelcommissie cluster I
mw. M. Plieger voorzitter
mw. A. Handgraaf
dhr. dr. K. Herscheid
Onderdeelcommissie cluster II
mw. dr. H. Beckerman voorzitter tot 20 april 2005
dhr. dr. E.D. Schmidt tot 20 april 2005
Onderdeelcommissie cluster III
mw. R. Poort-Keesom voorzitter tot 1 september 2005
mw. E.H. Kostelijk tot 1 september 2005
mw. N. Siteur
174
VI. B
ijlagen
Onderdeelcommissie cluster IV
mw. A. Broek-Schuurkamp voorzitter
dhr. A. Gonzalez Saez tot 1 juli 2005
mw. J. van Berkel tot 10 mei 2005
Onderdeelcommissie cluster V
mw. drs. D. Bosch voorzitter
dhr. E. Bernabela
dhr. A.F.A.M. de Lange
mw. S. Thonhauser
dhr. G. Hek
Onderdeelcommissie cluster VI
prof. dr. A. Pieters voorzitter
dhr. dr. M.Paardekooper
dhr. P. Roest
mw. R. Poort-Keesom
Onderdeelcommissie facilitair bedrijf
dhr. S.J. Jager voorzitter
dhr. L. Brand tot 1 oktober 2005
mw. A.J. van der Linden tot 1 juli 2005
dhr. T. Moumen
dhr. A.B.T. Smeltink tot 1 maart 2005
dhr. J. Toele
dhr. R. Warmerdam
dhr. M. Benseghir
Facultair overleg VU medisch centrum
Studentenraad
Paul de Roos voorzitter
Anne Marije Gonlag vice-voorzitter
Edmée Braakman secretaris
Muhammad Al-Dulaimy
Doenja Hertog
Robin Klaver
Salmaan Sana
Ellen Thieme
Commissie onderwijs en onderzoek
prof.dr A. Pieters voorzitter
mw. I. Schadee-Eestermans
mw. D. Bosch
mw. R. Poort
P. Roest
Zilveren legpenning
De zilveren legpenning wordt sinds 1991 uitgereikt als blijk van waardering voor medewerkers van VU medisch
centrum met een uitzonderlijke staat van dienst. Voor 2005 is de legpenning uitgereikt aan mevrouw A.M.J.J. Verweij.
175
VI. B
ijlagen
Bijlage 8 Commissies per 31-12-2005
Commissie privacybescherming
prof. dr. M. Boers voorzitter
mw. H. Kort lid
mw. G. Visser lid
mw. mr. Y.M. Drewes, arts M&G lid
mr. O.G.A. van der Beek secretaris
ir. G.A.M. Zonneveld adviseur
M.A.M. van der Haagen adviseur
mw. A.F. van Manen adviseur
vacature
Meldingscommissie incidenten patiëntenzorg
prof. dr. P.M. ter Wee voorzitter
dr. F.C. Bakker
mw. drs. E.N. Bakker
mw. E.Y. Barkema
L. de Haan
E.A.P.M. Pompe
mw. drs. N.E.A.H. Smeets ambtelijk secretaris
mw. K. Kooymans administratieve ondersteuning
Commissie medische ethiek
dagelijks bestuur
prof. dr. W.P.F. Fetter voorzitter
ds. N.M.D. Nieuwenhuijze vice-voorzitter
mw. drs. J.J. Pook secretaris
overige leden:
mw. J.M. Balcombe-Fennis
mw. C.M. Blokker
dr. C.M.F. Dirven
mw. mr. Y.M. Drewes arts M&G
drs. A.C. van Loenen
prof. dr. E. van Leeuwen
mw. J.A.B. Maas
mw. M. Smits
drs. M. Vervloet
prof. dr. E. Ch. Wolters
176
VI. B
ijlagen
Medisch-ethische toetsingscommissie
drs. A.C. van Loenen voorzitter
prof. dr. C.H. Polman vice-voorzitter
dr. ir. P.D. Bezemer
dr. R.H. Brakenhoff
mr. F.J. Faber
dr. M.J.P.A. Janssens
dr. K. Hoekman
mw. dr. E.S.M. de Lange-de Klerk
mw. mr. N.W.J Lopes Cardozo
mw. M. Mulder
mw. dr. E. Swart
prof. dr. F.J.H. Tilders
mw. F. Wegener Sleeswijk
mw. dr. M.M. Weissenbruch
mw. drs. W.E. van der Voet secretaris
dr. P. de Haan secretaris
Klachtencommissie
mr. P.J. Boukema voorzitter (extern)
mr. Th. G. Drupsteen plaatsvervangend voorzitter (extern)
mw. drs. E.H. Collette
mw. dr. A. Schadé
dr. C.J. van Groeningen
mw. prof. dr. B.C.P. Polak
mw. P. H. Veenvliet
H.W. Broekman
M.A.M. van der Haagen
M.P.J. Schapers MFM
drs. T. de Gee huisarts (extern)
mw. drs. S.U. Sijthoff huisarts (extern)
mw. drs. M.R. Franx secretaris
mw. mr. A.H. Bakker plaatsvervangend secretaris
Vaste commissie voor de wetenschapsbeoefening
mw. prof. dr. C.M.J.E. Vandenbroucke-Grauls voorzitter
prof dr. G. Kraal
dr. B. Drukarch
prof. dr. W. Fetter
dr. P. de Haan secretaris
prof. dr R. de Vet
prof. dr. P.T.A. Lips
prof. dr. C.J. Stam
dr. Y.M. Smulders
177
VI. B
ijlagen
Commissie topkader
prof. dr. L.M. Bouter voorzitter
prof.dr. G. Giaccone
prof. dr. H.A. Delemarre-van de Waal
prof. dr. R.J. Scheper
prof. dr. F.J.H. Tilders
prof.dr. C.A. Visser
prof. dr. E.A. van der Veen decaan, adviseur q.q.
mw. M. van Tinteren-Bosje ambtelijk secretaris
Bibliotheekcommissie
prof. dr. M.P. Witter voorzitter
drs T. Erich
mr. F.J. Faber
prof. dr. E.S. Houwaert
dr. C.B. Lambalk
dr. G.J. Peters
dr. N. van Rooijen
prof. dr. C.D.A. Stehouwer
dr. M.W. van Tulder
mw. dr. A.M.J.J. Verweij-van Vught
dr. P. de Haan secretaris
Dagelijks bestuur Centrale Opleidingscommissie
Prof.dr. J.J. de Lange voorzitter
Prof.dr. S.A. Danner lid
Prof.dr. H.P. van Geijn lid
Prof.dr. W.P. Vandertop plv.lid
Prof.dr. J.J. Heimans plv.lid
Prof.dr. C.H. Polman namens stafconvent
Prof.dr. T.J.F. Savelkoul lid raad van bestuur, lid
Arts-assistenten
M.F. Schreuder, opgevolgd door mw. L.E. Garmers
Mw. E.M.T. Dieleman
178
VI. B
ijlagen
Bijlage 9 Programmagroepen per 31-12-2005
Programmagroep netwerkontwikkeling
drs. E.B. Mulder
prof. dr. T.J.F. Savelkoul
prof dr. E.A. van der Veen
prof dr. S. Danner
drs. D. Bonink
prof. C. Polman
prof. J. Rauwerda
drs. J.M.H. van der Velden programmacoördinator
Programmagroep kwaliteit
drs. J.C. Baayen
mw. G.J.M. Berkhout MA
mw. E.M. Bijvank MM
mw. M. Buddingh’
prof dr. M.A. Blankenstein
mw. mr. Y.M. Drewes, arts M&G
prof dr. P.C. Huijgens voorzitter
drs. M. van der Noordaa secretaris
dr. J.C. Roos
drs. D. Piket
prof dr. T.J.F. Savelkoul
drs. K.W. Stegenga
mw. dr. B. van Triest
Programmagroep informaticabeleid
prof. dr. E.A. van der Veen, voorzitter
vertegenwoordigers clusterbesturen:
prof.dr. P.M. ter Wee, cluster I
prof.dr. C.R. Leemans, cluster II
J.C. Klarenbeek, cluster III
B.C. Nijman, cluster IV
prof.dr. B.J. Slotman, cluster V
prof.dr. L.M. Bouter, cluster VI
vertegenwoordiger stafdiensten:
C.J.H. Buren, MBA. RC
vertegenwoordiger onderwijs en transmurale ICT
prof.dr. W.A.B. Stalman
Vaste adviseurs:
mw. drs. F. Barbieri, vaste adviseur
dr. M. Sprenger, vaste adviseur
ir. G.A.M. Zonneveld, secretaris
179
VI. B
ijlagen
Bijlage 10 Onderzoekinstituten per 31-12-2005
Onderzoekinstituten
• onderzoekinstituut voor extramuraal geneeskundig onderzoek (EMGO), directeur: prof. dr. L.M. Bouter
• onderzoekinstituut voor cardiovasculaire research Vrije Universiteit (ICaRVU), directeur: prof. dr. V.W.M. van Hinsbergh
• VU medisch centrum onderzoekinstituut voor kanker en immunologie (V-ICI), directeur: prof. dr. P.C. Huijgens
• onderzoekinstituut MOVE, directeur: prof. dr. G.J. Lankhorst
• onderzoekinstituut voor klinische en experimentele neurowetenschappen (ICEN), directeur: prof. dr. M.P. Witter
180
VI. B
ijlagen
bijlage 11 Oraties en Promoties
Oraties
prof.dr. A.E.R. Arnold 14-01-2005 Geen zorg meer zonder onderzoek en onderwijs
prof.dr. A.B. Bijnen 14-01-2005 Het mes snijdt aan twee kanten
prof.dr. P.J. Ringens 21-01-2005 Ibn Sina, Donders en Snellen:
vogelaars, parlevinkers of bakens met een
storm voor ogen?
prof.dr. J.W.M. Niessen 25-02-2005 Dissonanten in dogma's
prof.dr. G.A. Meijer 25-02-2005 Pathologie en de samenzwering der ontdekkingsreizigers
prof.dr. H.P.J. te Riele 10-03-2005 On the edge of error, een dreigend misverstand
prof.dr. A.B.J. Groeneveld 11-03-2005 Per aspera ad astra
prof.dr. L.P. ten Kate 17-03-2005 De ondergrondse naar de toekomst
prof.dr. Th.M. Marteau 19-05-2005 Informed choice: rhetoric or reality
prof.dr. P. Heutink 20-05-2005 Lopend op drijfzand?
prof.dr. E. Boven 01-06-2005 Over het verval van kanker
prof.dr. W. Wisselink 07-10-2005 Meer met minder
prof.dr. J.G. Becher 26-10-2005 Kinderrevalidatiegeneeskunde uit de kinderschoenen
prof.dr. R.H. Brakenhoff 28-10-2005 VUturomics en de ziekte met de twee gezichten
prof.dr. B.L.H. Bemelmans 02-12-2005 Urologie in de Hof van Eden
181
VI. B
ijlagen
Promoties
C.E.E. van Ofwegen-Hanekamp 07-01-2005 Pathofysiology and Clinical Aspects of Coronary Stenting
T. van Kleffens 26-01-2005 Decision making in clinical oncology
A.M. Tromp 27-01-2005 The effects of mechanical loading and estrogen
on bone formation
D.G. Markhorst 28-01-2005 Towards optimal lung volume in high-frequency
oscillatory ventilation
M.R. de Boer* 04-02-2005 Quality of life of visually impaired elderly
S. Zweegman 11-02-2005 On the bone marrow microenvironment
B.W.M. Schalk 11-02-2005 Serum albumin and physical health decline in old age
E.J.J. Duschek 25-02-2005 Effects of raloxifene in aging men and women
H.H. Fidder 04-03-2005 The contribution of ethnic background to clinical
manifestations and genetic aspects of inflammatory
bowel disease in Israeli Jewish patients
M. van der Paardt 09-03-2005 Ankylosing Spondylitis
F.P.K. Wu 11-03-2005 The local and systemic angiogenic and immunological
responses to surgery
A.E. Hoetink 18-03-2005 On the origins of the Electrical Impedance Cardiogram
J.J. van Egmond 18-03-2005 Secondary Gain in Psychiatry
M.E. van Teijlingen 23-03-2005 Effects of Hemodialysis on Granulocyte Adhesion
Do they keep on rolling?
J.M. van der Waal 01-04-2005 The burden of hip and knee complaints
R.H.J. Breuer 06-04-2005 Studies on molecular pathology of lung cancer
E.M.J. Steultjens 06-04-2005 Efficacy of occupational therapy: the state of the art
F.J.M. van Leerdam 07-04-2005 Enuresis. A major problem or a simple
developmental delay?
A. Familian 15-04-2005 Studies on pentraxin mediated complement activation
H. Torrenga 15-04-2005 Sentinel node biopsy in breast cancer
182
VI. B
ijlagen
X.W. Huijsdens 19-04-2005 The role of the human microflora in inflammatory
bowel disease: towards a rapid molecular quantitative
analysis
M.C.M. Strik 20-04-2005 The (patho-)physiological role of intracellular serine
protease inhibitors
A.C.M. Wegman 22-04-2005 N-of-1 trials in general practice
F. Hoentjen 29-04-2005 Mechanisms of Bacterial-Induced Experimental Colitis
A. Moons-Pasic 29-04-2005 Preneoplastic lesions and early lung cancer:
detection, intervention and follow-up
R.J. Nijveldt 11-05-2005 New insights in the metabolism of asymmetric
dimethylarginine (ADMA)
O.A. van den Heuvel 12-05-2005 Neuroimaging in obsessive-compulsive and related
disorders: investigation of the frontal-striatal and
limbic circuits
S.D.M. Bot 13-05-2005 Course and prognosis of complaints at the arm,
neck and shoulder
A.J. van Griethuysen 24-05-2005 Pitfalls and Solutions in the Identification of
Staphylococcus aureus and Detection of
Methicillin Resistance
H. Moed 24-05-2005 Allergic Contact Dermatitis: T cells on the Move
T.J.F. Nieland 25-05-2005 A Chemical Genetic Approach To The Study Of
Cellular Transport
R. Mähr 25-05-2005 Proteolysis in the class II MHC-restricted antigen
presentation pathway
M.L.M. Hermens 01-06-2005 Antidepressant Treatment for Minor and
Mild-Major Depressive Disorders in Primary Care
B. Oe 02-06-2005 Evaluation of noninvasive clinical methods for the
determination of hydration status and lean body mass
in dialysis patients
C.C.P. Verstappen 10-06-2005 Cancer Therapy related Neurotoxicity
M. van Meeteren 17-06-2005 Oligodendrocyte maturation: Oxidative stress
and dietary compounds
183
VI. B
ijlagen
D. Oosterhoff 17-06-2005 Adenoviral gene therapy combined with (selective)
chemotherapy for the treatment of cancer
E.C.W. Breij 21-06-2005 Relevance of anti-myelin antibodies in Multiple Sclerosis
P.G. Boelens 22-06-2005 Endogenous glutamine and glutamine-enriched
nutrition in surgery
H.H. van der Hem-Stokroos 23-06-2005 The clerkship as a learning environment
S. Meeuwsen 24-06-2005 Human herpesvirus-6 and the cytokine network in
human glial cells
L. Hooft 24-06-2005 Molecular Imaging in Rare Diseases: The Case of
Thyroid Cancer and Positron Emission Tomography
H.A. de Boo 27-06-2005 Aspects of nitrogen metabolism in intrauterine growth
restriction
S.C.L. Taverna 28-06-2005 Electrophysiology of Synaptic Communication in the
Rat Ventral Striatum
M. van der Kuip 29-06-2005 Energy requirements of critically ill children
H.E.M. Daelmans 29-06-2005 In-training assessment in an undergraduate clerkship
F.G.A. Versteegh 29-06-2005 Pertussis: new insights in Diagnosis,
incidence and clinical manifestations
F. Bijma* 01-07-2005 Mathematical modelling of
magnetoencephalographic data
R.A. Schoevers* 06-07-2005 Epidemiology of late life depression
J.J. Garcia Vallejo* 07-07-2005 The Regulation of Glycosylation in Endothelial Cells
M.C.G. Bleeker* 08-07-2005 Human papillomavirus infection in sexual partners
A.W.F. Vos 07-09-2005 Dynamics in endovascular surgery
A.M.C. Plass 08-09-2005 Medical Care-Seeking and Self-Care Behaviour for
Minor Illnesses
M. Ferrer Espinosa 14-09-2005 Fanconi anaemia and cisplatin sensitivity:
implications for cancer therapy
184
VI. B
ijlagen
R. Nijmeijer 15-09-2005 Inflammatory cascades in acute myocardial infarction
with a focus on secretory phospholipase A2,
C-reactive protein and the complement system
M.L. Rurup 15-09-2005 Setting the stage for death
R.W. Meijer 16-09-2005 Acquired undescended testis
J.J.G. Geurts* 21-09-2005 Grey Matters!
M. Levitus* 21-09-2005 Genetic predisposition to cancer:
The Fanconi anemia connection
A.J. Goverde 23-09-2005 Selecting the right treatment in idiopathic and male
subfertility: the role of intrauterine insemination
and in-vitro fertilisation
M.J. Vos 28-09-2005 Evaluation of Response,
Toxicity and Outcome in Glioma Therapy
T.M. Westers 30-09-2005 Principles of dentritic cell-based immunotherapy in
myeloid leukemia
L.D. Roorda 30-09-2005 Measuring mobility
T.E. Vogelvang 04-10-2005 Selective Estrogen Receptor Modulators and
Cardiovascular Risk in Postmenopausal Women
J. van Beek 11-10-2005 EBV-bearing gastric carcinomas:
expression patterns, pathogenesis and clinical features
J.J.M. Zwanenburg 13-10-2005 Mapping asynchrony of circumferential shortening in the
human heart with high temporal resolution MRI tagging
A.C. Kuijpers 14-10-2005 Shoulder Pain
R.C. Mallant-Hent 27-10-2005 IBD, a dragon with multiple faces
I. Hubeek 10-11-2005 Cytarabine resistance in childhood acute
myeloid leukemia
J.P.J. Bakker 10-11-2005 Boys with Duchenne Muscular Dystrophy in the final
stage of ambulation
A.M. Kamperman 16-11-2005 Deconstructing ethnic differences in mental health of
Surinamese, Moroccan and Turkish migrants in the
Netherlands
185
VI. B
ijlagen
H.L.D. Horemans 21-11-2005 Pyridostigmine Treatment in Postpoliomyelitis Syndrome
M.C. Jansen-van der Weide 02-12-2005 Handling requests for euthanasia and physician-assisted
suicide
R.A.H.M. Swinkels 02-12-2005 Measurement instruments for patients with rheumatic
disorders: a clinimetric appraisal
H. Vrenken 06-12-2005 Echoes of Pathology
S.W. van der Merwe 08-12-2005 Pathogenesis of hepatic osteodystrophy:
the effects of parenchymal inflammation,
portal hypertension and portasystemic shunting
A.Ph. van Wijk 12-12-2005 Juvenile sex offenders and non-sex offenders
E.A. Struijs 14-12-2005 Diagnostic, biochemical,
and genetic studies of D-2-hydroxyglutaric aciduria:
Unravelling a neurometabolic disorder
M. van der Torn 19-12-2005 A sound-producing voice prosthesis
J. Grill 20-12-2005 Genetherapy and virotherapy of brain tumors with
recombinant adenoviruses
B. Geörger 20-12-2005 Conditionally Replicative Adenoviruses for the
Treatment of Malignant Glioma and Neuroblastoma
P.A. Borggreven 22-12-2005 Surgical Treatment with Microvascular Reconstruction
of Oral and Oropharyngeal Cancer
* = cum laude
186
VI. B
ijlagen
Inhoudsopgave VUmc
Waarom prestaties meten?
Basisset Prestatie-Indicatoren 2005
I. Ziekenhuisbrede indicatoren
I.1 Decubitus (doorliggen)
I.2 Bloedtransfusies
I.3 Medicatieveiligheid
I.4 Zorg-ICT
I.5 Postoperatieve wondinfectieregistratie
I.6 Complicatieregistratie
II. Indicatoren hoog risico afdelingen
II.1 Pijn na een operatie
II.2 Volume van risicovolle interventies
II.3 Laparoscopie
II.4 Afgezegde operaties
II.5 Ongeplande heroperaties
II.6 Intensive care (IC)
III. Aandoening specifieke indicatoren
III.1 Zwangerschap
III.2 Diabetes mellitus (suikerziekte)
III.3 Hartfalen
III.4 Acuut myocardinfart (AMI, hartinfarct)
III.5 CVA (hersenbloeding)
III.6 Heupfractuur
III.7 Mammatumor (borstkanker)
III.8 Cataract (staar)
IV. Bedrijfsmatige indicatoren en kwaliteitsborging
IV.1 Accreditatie
IV.2 Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA)
IV.3 Financiële positie
V. Facultatieve indicatoren
V.1. Klinische indicatoren (optioneel)
V.1.1 Heroperaties Hernia inguinalis (liesbreuk, optionele indicator)
V.1.2 Mortaliteit in de eerste drie maanden na opname voor een AMI (hartinfarct),
ongeacht de oorzaak van het overlijden (optioneel)
V.2. Parameters ten behoeve van verantwoording, sturing en benchmarking
V.2.1 Patiënttevredenheid
V.2.2 Organisatie & kwaliteit
V.2.3 Organisatie & randvoorwaarden
V.2.4 Onderwijs, opleiden en onderzoek
187
VI. B
ijlagen
188
VI. B
ijlagen
Waarom prestaties meten? (2005)
Ziekenhuizen en medisch specialisten willen meer inzichtelijk maken wat zij doen en met welk resultaat. Ook de
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) vraagt ziekenhuizen nadrukkelijk om geleverde prestaties meer zichtbaar
te maken. Om dit te kunnen doen, zijn prestatie-indicatoren opgesteld.
De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, de Orde van Medisch Specialisten, de Nederlandse Federatie van
UMC’s (NFU) en IGZ hebben eind 2003 de Basisset prestatie-indicatoren voor het eerst gebundeld aangeboden aan
de ziekenhuizen. Op verzoek van IGZ worden de gegevens over 2005 op 1 juni 2006 bekend gemaakt. VU medisch
centrum (VUmc) kiest ervoor om ook in het jaarverslag een samenvatting van elke prestatie-indicator op te nemen.
Binnenkort worden de resultaten van 2005 met uitgebreidere toelichting op de VUmc-website gepubliceerd. Op dit
moment staan daar alleen nog de resultaten van 2003 en 2004. De website is in 2004 door de Consumentenbond
als patiëntvriendelijk beoordeeld.
Het doel van de prestatie-indicatoren is de kwaliteit van de zorgverlening binnen de instelling te meten en bench-
marking (vergelijking tussen ziekenhuizen) mogelijk te maken. Daarnaast geven de indicatoren een verdere aanzet
tot verbeteringen. De initiatiefnemers benadrukken dat de prestatie-indicatoren vooral een eerste indruk geven,
maar vooralsnog geen werkelijke doorsnede van de kwaliteit in een individueel ziekenhuis bieden.
Ook op andere manieren wordt geprobeerd een aanzet tot verbeteringen te maken. Zo heeft de Nederlandse Patiënten
Consumenten Federatie een dertigtal afdelingen van Nederlandse ziekenhuizen geselecteerd als innovatieve voorbeelden
van goede zorgpraktijk in de curatieve zorg en deze onder de aandacht van andere gezondheidsinstellingen gebracht.
Van VUmc zijn bijvoorbeeld eerder de pijnpoli en de dagpolikliniek geheugenstoornissen in deze lijst van ‘best practices’
opgenomen. Binnenkort worden ook de resultaten bekendgemaakt van het in december 2005 afgeronde patiënt-
tevredenheidsonderzoek van de NFU.
In het jaarverslag is een groot deel van de prestatie-indicatoren opgenomen, in de volgorde van de Basisset Prestatie-
Indicatoren. IGZ onderscheidt 28 indicatorgebieden waarover 47 vragen worden gesteld. Om deze vragen te beant-
woorden zijn in VUmc in totaal 165 verzoeken bij een zestigtal afdelingen uitgezet. Uit de response bleek dat er
over 2005 vier indicatoren meer konden worden beantwoord dan over 2004. Hierna wordt per indicator een korte
omschrijving van de gevraagde indicator gegeven. Vervolgens staan de gegevens van VUmc vermeld. De toelichting
op de prestatie-indicatoren is in eerste aanzet geschreven als toelichting voor de inspectie en bevat daardoor veel
medisch terminologie.
I. Ziekenhuisbrede indicatoren
I.1 Decubitus (doorliggen)
I.1.1 Decubitusregistratie
Vraagstelling:
a) beschikt u over een systematische decubitusregistratie, dan wel een jaarlijkse puntprevalentiemeting?
b) registreert u volgens het LPOD-systeem (Landelijk Prevalentie Onderzoek Decubitus)?
c) worden a en/of b aantoonbaar gebruikt in beslissingen van het management?
In VUmc wordt jaarlijks een prevalentie-onderzoek naar decubitus gehouden. VUmc beschikt over een decubitusregistratie,
waarbij het LPZ-protocol (Landelijk Prevalentieonderzoek Zorgproblemen) wordt gevolgd. Alleen de patiënten die bij
de wond- en decubitus-verpleegkundigen zijn aangemeld worden in de registratie opgenomen. In het kader van het
landelijke kwaliteitsprogramma ‘Sneller Beter’ waaraan VUmc sinds 2004 deelneemt, zijn twee eenheden bezig met
decubitus-verbeterprojecten. Op de intensive care wordt de decubitusscore in Metavision (een elektronisch patiënten-
dossier) geregistreerd, op sommige verpleegafdelingen registreert men via een eigen systeem op papier. Op de intensive
care wordt continue geregistreerd. VUmc heeft twee decubitusconsulenten in dienst en op alle verpleegeenheden
is een decubitus-contactpersoon aangesteld. De gegevens uit het registratiesysteem zijn gekoppeld aan Focus
(een onderdeel van het ziekenhuis-informatie-systeem) en stimuleren het management en andere belanghebbenden
om te reageren met verbeterprojecten. Voor patiënten is er een informatiefolder over het voorkomen (preventie) van
decubitus beschikbaar.
Kenmerken van de systematische VUmc-decubitusregistratie: Aanwezig Afwezig
Aanwezigheid van één of meer decubitusconsulenten Ja
Het houden van regelmatige puntprevalentie-metingen bij alle Ja
opgenomen patiënten in het gehele ziekenhuis
Het bijhouden van een incidentieregistratie bij één Ja,
of meer specifieke patiëntengroepen bij Intensive care en
heupoperatiepatiënten
De aanwezigheid van een commissie of werkgroep die het Ja
decubitusbeleid op basis van deze registraties waar nodig bijstelt
I.1.2 Puntprevalentie decubitus ziekenhuisbreed
Vraagstelling:
wat is de prevalentie van decubitus (graad 2 t/m 4) bij alle in het ziekenhuis opgenomen (klinische) patiënten
gemeten op een vast tijdstip in 2005 (puntprevalentie)?
Op 5 april 2005 werden bij 26 van de 293 volgens LPZ-protocol in aanmerking komende patiënten, nieuwe graad
2 t/m 4 wonden vastgesteld. Dus de wond-puntprevalentie bedraagt 8,9%. Het totaal opgenomen aantal patiënten
bedroeg 329.
I.1.3 Decubitusincidentie bij een homogene patiëntenpopulatie
Vraagstelling:
wat is de incidentie van decubitus (graad 1 t/m 4) in het ziekenhuis ontstaan bij patiënten opgenomen voor een
totale heupvervanging van 1 januari t/m 31 december?
In 2005 werd bij 2 van de 145 patiënten met een totale heupvervanging decubitus vastgesteld. De incidentie bedraagt
derhalve 1,4%.
189
VI. B
ijlagen
I.2 Bloedtransfusies
I.2.1 Hemovigilantiebeleid
Hemovigilantie is het registreren van complicaties als gevolg van transfusies van bloedproducten.
Vraagstelling:
a) rapporteert u transfusiereacties in de TRIP-registratie (Transfusie Reacties in Patiënten)?
b) rapporteert u intern transfusiereacties (alle transfusie gerelateerde bijwerkingen moeten aan het
transfusielaboratorium worden gemeld)?
c) rapporteert u alle transfusiefouten aan de MIP-(FONA-)commissie?
VUmc kent een vastgelegd beleid voor de kwaliteitsbewaking van de bloedtransfusieketen. Dit houdt onder andere in
dat alle transfusiegerelateerde bijwerkingen aan de bloedtransfusiedienst worden gemeld en dat de hemovigilantie-
medewerker van de dienst, na analyse, de transfusiereacties rapporteert aan TRIP (voor landelijke registratie). Verder
worden alle transfusiefouten gerapporteerd in de MIP-registratie (Melding Incidenten Patiëntenzorg). Voor patiënten
en belanghebbenden is een uitgebreide informatiebrochure over transfusie en bloedproducten beschikbaar
(http://www.hematologie.nl).
I.2.2 Transfusiereacties graad 3 en 4
Vraagstelling:
wat is het percentage transfusiereacties (alleen graad 3 en 4) in het afgelopen jaar (graad 3 is direct levensbedreigend
en graad 4 betreft een dodelijke afloop)?
In 2005 zijn in totaal 22.930 eenheden getransfundeerd. Graad 3 en 4 reacties kwamen niet voor. Het percentage
transfusiereacties per getransfundeerde eenheid bedraagt derhalve 0%.
I.3 Medicatieveiligheid
I.3.1 Beschikbaarheid gegevens over voorgeschreven en verstrekte medicatie tijdens het patiëntencontact
Vraagstelling:
a) zijn gegevens over in het ziekenhuis (klinisch en poliklinisch) voorgeschreven medicatie elektronisch
beschikbaar op de polikliniek en de verpleegafdeling, in de ziekenhuisapotheek en buiten het ziekenhuis?
b) zijn gegevens over extramuraal voorgeschreven medicatie geautomatiseerd beschikbaar op de polikliniek
en verpleegafdeling en in de ziekenhuisapotheek?
a.1 klinisch voorgeschreven medicatie is elektronisch beschikbaar op alle polispreekkamers, op alle verpleegafdelingen
en in de ziekenhuisapotheek, maar niet buiten het ziekenhuis.
a.2 poliklinisch voorgeschreven medicatie is niet elektronisch beschikbaar op de polispreekkamers, op de verpleeg-
afdelingen, in de ziekenhuisapotheek of buiten het ziekenhuis. In 2004 is wel een start gemaakt met het
elektronisch beschikbaar maken van de cytostaticakuren voor hematologiepatiënten die zijn opgenomen voor
een dagbehandeling.
b. extramuraal voorgeschreven medicatie is niet elektronisch beschikbaar op de polispreekkamers of verpleeg-
afdelingen. Wel zijn de extramurale medicatiegegevens in de ziekenhuisapotheek bekend; deze komen via OZIS
binnen bij het apotheekservicepunt en vervolgens wordt een uitdraai voor de opnamestatus gemaakt. Voor de
regio Amsterdam is dit geautomatiseerd.
190
VI. B
ijlagen
Verder wordt in VUmc met een elektronisch patiëntendossier gewerkt, waarin Medicator als elektronisch voor-
schrijfsysteem wordt gebruikt. Dit wordt toegepast op de verpleegafdelingen en de dagbehandeling. Het betreft
een elektronisch overzicht van de voorgeschreven medicatie, de toediening wordt handmatig geregistreerd.
Op de Intensive Care wordt de toediening wel elektronisch vastgelegd.
I.4. Zorg-ICT
I.4.1 Beschikbaarheid van elektronische gegevens en procesondersteunende ICT
Vraagstelling:
a) hoe is de beschikbaarheid van elektronische gegevens op de spreekkamer en op de afdeling (bij voorkeur op
de patiëntenkamers) voor administratieve basisgegevens, laboratoriumgegevens, correspondentie vanuit het
ziekenhuis, radiologieverslagen, bacteriologieverslagen, medicatiegegevens, pathologieverslagen, operatieverslagen
en beelden. Het betreft hier het inzien van gegevens?
b) hoe is de beschikbaarheid van procesondersteunende ICT op de spreekkamer en op de afdeling (bij voorkeur op de
patiëntenkamers) voor elektronische registratie van medische en/of verpleegkundige intake, medische en/of ver-
pleegkundige decursus, elektronische verslaglegging voor overige zorgverleners (dit betreft steeds het
elektronisch registreren van gegevens) en ordercommunicatie (het elektronisch aanvragen van orders)?
4.a beschikbaarheid van elektronische gegevens op de spreekkamers en op de
zorgeenheid.
Beschikbaarheid van: Op polikliniek/ Op eenheid
spreekkamer VUmc 2005 VUmc 2005
Administratieve basisgegevens Ja Ja
Correspondentie vanuit VUmc Ja Ja
Radiologieverslagen Ja Ja
Bacteriologieverslagen Ja Ja
PA verslagen Ja Ja
Medicatiegegevens Gedeeltelijk Ja
(voor zover het klinische
gegevens betreft van een
opname binnen VUmc)
Operatieverslagen Ja Ja
Beelden (X-foto’s, CT, MRI, etc.) Ja Ja
Overige, nl. diagnosegegevens Ja Ja
Laboratoriumgegevens Ja Ja
Landelijke medische registratiegegevens Ja Ja
EEG-uitslagen, ECHO, EMG, EP, DOP, MEG Ja Ja
Temperatuurlijst + vochtbalans Ja Ja
Longdossier chemotherapie Gedeeltelijk Gedeeltelijk (Inw. Gen.)
Elektronisch dietetiekdossier Ja Ja
191
VI. B
ijlagen
4b) beschikbaarheid van procesondersteunende ICT op de spreekkamer en op
de afdeling (het gaat hier om het invoeren van gegevens en orders en om het
elektronisch plannen).
Beschikbaarheid van: Op polikliniek/ Op afdeling
spreek-kamer VUmc 2005 VUmc 2005
Elektronische medische intake Nee Ja
Elektronische verpleegkundige intake Nee Ja
Elektronische verpleegkundige decursus Nee Ja
Elektronische medische decursus Nee Gedeeltelijk (IC-afdeling)
Multidisciplinair patiënttraject-planning-systeem Nee Nee
Ordercommunicatie voor lab Nee Nee
Ordercommunicatie voor medicatie
• Ondersteuning bij voorschrijven Ja
• Ordercommunicatie voor klinische medicatie Ja
• Ordercommunicatie voor poliklinische medicatie Nee
Ordercommunicatie voor radiologie Nee Nee
Ordercommunicatie m.b.v. geprotocolleerde ordersets Nee Nee
Ordercommunicatie voor overige zorgdiensten Nee Nee
Elektronische bewaking van het behandeltraject Nee Gedeeltelijk (IC)
Ja = voor iedereen beschikbaar
Nee = deze functie is niet geautomatiseerd beschikbaar
Gedeeltelijk = aangegeven is op welke afdeling deze functie beschikbaar is.
I.5 Postoperatieve wondinfectieregistratie
I.5.1 Surveillance van postoperatieve wondinfecties
Vraagstelling:
worden postoperatieve wondinfecties geregistreerd, en zo ja, hoe?
In VUmc is doelbewust gekozen voor "surveillance by objective" en niet voor ziekenhuisbrede surveillance. Een dergelijke
aanpak wordt onder andere door CDC (Centers of Disease Control) uit Atlanta aanbevolen, omdat dit de meest kosten-
effectieve vorm van surveillance is. Dit betekent dat de incidentie van wondinfecties projectgewijs wordt geregistreerd
in het kader van specifieke vraagstellingen. In 2005 heeft de surveillance geen aanleiding gegeven tot interventie. In
het kader van een Sneller Beter project zijn voorbereidingen getroffen voor de verdere ontwikkeling van een post-
operatieve wondinfectieregistratie.
192
VI. B
ijlagen
I.6 Complicatieregistratie
I.6.1 Complicatieregistratie
Vraagstelling:
welke specialismen/disciplines in uw ziekenhuis werkten het afgelopen jaar met een landelijke complicatieregistratie?
Van de 35 door IGZ genoemde specialismen/disciplines hanteren er 25 (71%) een eigen (21) en/of landelijk (6)
complicatieregistratiesysteem. Deze specialismen zijn: algemene heelkunde, anesthesiologie, cardiochirurgie, cardio-
logie, gynaecologie, hematologie, intensive care, keel-, neus- en oorheelkunde, klinische chemie, klinische pathologie,
maag-, darm- en leverziekten, medische microbiologie, neonatologie, neurochirurgie, neurologie, oogheelkunde,
orthopedie, plastische chirurgie, pulmonologie, radiodiagnostiek, radiotherapie, thoraxchirurgie, urologie, vaatchirurgie
en verloskunde.
Alle 17 in VUmc aanwezige snijdende specialismen (inclusief kinderchirurgie en mondziekten en kaakchirurgie
(specialismen die niet door IGZ worden genoemd), chirurgische oncologie, gastro-intestinale chirurgie en ongeval-
schirurgie) hebben een complicatieregistratiesysteem (100%). Voor de niet-snijdende specialismen is registratie
moeilijker, omdat niet altijd duidelijk is wat als een complicatie kan worden bestempeld. Vele beroepsverenigingen
zijn bezig om complicaties te definiëren en registratiesystemen te bouwen. Vrijwel elke afdeling houdt teambesprekingen
waarbij complicaties en complexe situaties aan de orde komen.
2 Indicatoren hoog risico afdelingen
II.1 Pijn na een operatie
II.1.1 Pijnmeting bij postoperatieve patiënten
Vraagstelling:
a) heeft u de beschikking over een ziekenhuisbreed pijnprotocol?
b) heeft u de beschikking over een acute pijnservice?
doet uw ziekenhuis gestandaardiseerde pijnmetingen bij alle postoperatieve patiënten? Hierbij wordt onderscheid
gemaakt tussen de direct postoperatieve fase en de fase na overplaatsing naar een verpleegafdeling.
De postoperatieve pijnbestrijding wordt op dit moment gerealiseerd door de dienstdoend anesthesioloog en dienst-
doend arts-assistent anesthesioloog. Op dit moment is in het kader van Sneller Beter een acute pijnservice in verdere
ontwikkeling. Op de kortverblijf-afdeling vindt nu een doorbraakproject plaats, die op alle verpleegafdelingen zal
worden doorgevoerd. Hierbij is ondersteuning aanwezig door physician assistents die nu in opleiding zijn.
De ervaringen met pijnmeting opgedaan door verpleegkundigen op de afdeling oncologie zullen hierbij worden
gebruikt. Verder beschikt het ziekenhuis over diverse uitgebreide pijnprotocollen bij verschillende patiëntengroepen
(na een operatie, bij kinderen na een bevalling, bij de oudere patiënt etc.)
Het percentage gestandaardiseerde pijnmetingen bij postoperatieve patiënten is onbekend. Op de uitslaapkamer
vindt wel bij elke patiënt een pijnmeting en sedatiescore plaats, deze worden echter nog niet centraal geregistreerd.
Inmiddels zijn dus een aantal zaken betreffende de acute pijn service geregeld of in ontwikkeling.
193
VI. B
ijlagen
Kenmerken Acute Pijnservice in VUmc Ja Nee In
ontwikkeling
Multidisciplinair samenwerken van verpleegkundigen, X
specialistisch verpleegkundige, snijdend specialist en anesthesioloog
Gebruik systematische pijnscore 1e 24 uur postoperatief X X
Gebruik systematische pijnscore na 1e 24 uur postoperatief X
Gebruikte pijnscore Ja, VAS X
Sedatiescore (Ramsey) X X
Aanwezigheid gestandaardiseerde pijnbestrijdingsmethode X
Aanwezigheid pijnverpleegkundige X
Continue scholing alle betrokken disciplines op gebied X
van postoperatieve pijnbehandeling
Patiëntenvoorlichting over pijn X
24-uurs beschikbaarheiddiensten voor pijnbestrijding X
Beschikbaar van pijnbestrijding voor alle postoperatieve X
patiënten in het ziekenhuis
VAS = Visual Analog Score
De VUmc-pijnpoli is eerder door de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie geselecteerd geweest als innova-
tief voorbeeld ("best practice") van goede zorgpraktijk in de curatieve sector.
II.1.2 Percentage patiënten met een pijnscore lager dan 4 in de eerste 72 uur na een
operatie
Vraagstelling:
wat is het percentage patiënten dat in de eerste 72 uur na een operatie gemiddeld een acceptabele pijnscore
aangeeft?
Vooralsnog onbekend, zie II.1.1
II.2 Volume van risicovolle interventies
II.2.1 Volume van aneurysma van de abdominale aorta (scheur in de buikaorta)
operaties
Vraagstelling:
wat is het aantal patiënten waarbij het afgelopen jaar een aneurysma van de abdominale buikaorta (AAA) is geopereerd
in uw ziekenhuis verdeeld naar endovasculaire en open (laparotomische) ingrepen van 1 januari tot en met 31 december?
VUmc: a) aantal endovasculaire AAA-operaties: 30
b) aantal open AAA-operaties: 31
194
VI. B
ijlagen
II.2.2 Volume oesophaguscardiaresecties (slokdarm-maag-verwijdering)
Vraagstelling:
wat is het aantal patiënten waarbij het afgelopen jaar een oesophaguscardiaresectie is uitgevoerd in uw ziekenhuis?
In 2005 zijn in VUmc 10 oesophaguscardiaresecties uitgevoerd.
II.3 Laparoscopie
II.3.1 Laparoscopie (kijkoperatie) versus laparotomie (buikoperatie) bij cholecystectomie
(galblaasverwijdering)
Vraagstelling:
wat is het percentage laparoscopische (via een kijkbuis) cholecystectomieën van het totale aantal cholecystectomieën?
Alle 60 galblaasverwijderingen in 2005 werden laparoscopisch gestart (= 100%). Negen laparoscopische operaties
moesten worden voortgezet als buikoperatie.
II.3.2 Gallekkage na cholecystectomie (galblaasverwijdering)
Vraagstelling:
hoe vaak komt gallekkage na cholecystectomie voor in 2005?
Er is geen enkele maal gallekkage geconstateerd, dus het percentage is 0%.
II.4 Afgezegde operaties
II.4.1 Percentage afgezegde operaties binnen 24 uur voor een geplande electieve
(niet-acute) operatie
Vraagstelling:
wat is het percentage afgezegde operaties binnen 24 uur voor geplande operatie, verdeeld naar afgezegd ‘door het
ziekenhuis’ en afgezegd ‘door de patiënt’?
Het totaal aantal electieve (geplande, niet-acute) operaties (tijdens een opname) bedroeg 8.092. Hiervan bedraagt het
aantal ‘door het ziekenhuis’ afgezegde operaties 512 (6,3%) en ‘door de patiënt’ 66 (0,8%).
II.4.2 Gemiddeld hoe lang van tevoren worden patiënten opgeroepen voor een operatie?
Vraagstelling:
hoeveel dagen worden patiënten gemiddeld van tevoren opgeroepen voor een electieve operatie in het afgelopen jaar?
Voor VUmc in zijn totaliteit is dit onbekend. De KNO-afdeling roept patiënten voor de algemene KNO binnen twee
weken op, voor oncologische hoofd-hals-chirurgie geldt één week. Op verzoek van de patiënt van laatstgenoemde
afdeling kan ook worden getracht ruimer van tevoren te plannen. Oogheelkunde roept gemiddeld 2 tot 6 weken
van tevoren op, Mondziekten en Kaakchirurgie roepen drie weken van tevoren op wanneer een bezoek aan de
pre-assessment-polikliniek aan de operatie voorafgaat, anders wordt een kortere periode aangehouden, namelijk
zeven tot tien dagen.
195
VI. B
ijlagen
II.5 Ongeplande heroperaties
II.5.1 Ongeplande heroperaties
Vraagstelling:
a) wat is het percentage ongeplande heroperaties na een operatieve ingreep in 2005?
b) bij welke drie operatieve ingrepen komen heroperaties het meest voor?
VUmc kent de term ongeplande heroperatie niet als zodanig. Hetzelfde geldt voor de drie meest voorkomende
ingrepen bij een heroperatie. Wanneer in de elektronische bestanden geselecteerd wordt op operaties met als
diagnose complicatie en maximaal een half jaar hiervoor een operatie in VUmc bij hetzelfde specialisme dan blijkt
het aantal heroperaties 140 te bedragen. Het totaal aantal operaties was in 2005 14.648. Het gevraagde percentage
is dan 0,96%. Op dezelfde manier berekend was in 2004 het percentage 1,31%.
II.6 Intensive care prestatie-indicatoren afdeling Intensive Care (IC) Volwassenen
II.6.1 Level-indeling van de IC
Vraagstelling:
aan welk level voldoet uw IC-afdeling en is dit level bij visitatie bevestigd?
II.6.2 Totaal aantal opname en beademingsdagen op een IC afdeling
Vraagstelling:
a) wat is het totale aantal beademingsdagen verdeeld naar cardiochirurgische (a) en niet-cardiochirurgische volwassenen
(b) en kinderen (c) in verhouding tot het totale aantal opnamedagen op de IC-afdeling?
b) hoeveel FTE geregistreerde intensivist is er voor de IC beschikbaar?
De IC-volwassenen (ICV) is een gemengde IC (IC-level III) waar alle categorieën patiënten zijn opgenomen: patiënten
met interne aandoeningen en chirurgische patiënten, inclusief neurochirurgie en cardiopulmonale chirurgie. Op deze
IC is er 24 uur per dag en 7 dagen per week een intensivist beschikbaar en is overdag gedurende 7 dagen per week
in ieder geval één intensivist aanwezig. De afdeling ICV is in 2004 gevisiteerd in het kader van de opleiding tot
intensivist. Hierbij is gebleken dat de afdeling aan alle kwaliteitseisen voldoet, hetgeen resulteerde in een verlenging
van de opleidingsbevoegdheid voor de periode van 5 jaar.
In VUmc zijn in 2005 in totaal 1.381 opnames op de IC volwassenen gerealiseerd, waarvan 577 cardiochirurgische
opnames. Het totaal aantal verpleegdagen was 9.119 dagen, waarvan 2.349 dagen ten behoeve van cardiochirurgische
patiënten. Het aantal beademingsdagen is vrijwel identiek aan het aantal ligdagen, aangezien de afdeling IC volwassenen
beschikt over een medium care, waar niet beademde patiënten kunnen worden opgenomen. Patiënten die niet
beademd worden, liggen daarom slechts bij uitzondering op de intensive care. Bij deze omschrijving wordt beademings-
dag gedefinieerd als beademing op enig moment van de dag. Volgens de registratie ten behoeve van de zorgverzekeraars
bedraagt het aantal beademingsdagen 4.820 dagen. Hierbij worden beademingsdagen van patiënten verwezen door
de afdeling cardiochirurgie, postoperatieve patiënten op de eerste postoperatieve dag op de IC en intermitterend
beademde patiënten niet meegerekend.
Een berekening c.q. schatting van het aantal beademingsdagen geeft dan 7.458 beademingsdagen waarvan het 2.349
dagen cardiochirurgische patiënten betrof.
De gemiddelde ligduur van patiënten op de ICV was 5,9 dagen, met een standaard deviatie van 13,1 dagen. De mediane
ligduur was 1 dag (50% van de patiënten lag minder dan één dag, 50% meer dan één dag). Het aantal beademingsdagen
196
VI. B
ijlagen
per fte intensivist gedefinieerd als het aantal beademingsdagen dat één fte intensivist medische verantwoordelijkheid
draagt voor de beademing kan worden geschat op 1.000 tot 1.500. Deze gevraagde indicator is volgens VUmc een
minder goede parameter aangezien iedere beademde patiënt dagelijks door meerdere intensivisten wordt beoordeeld.
Het aantal fte intensivisten voor 28 beademings level III intensive care bedden én 9 medium care bedden bedraagt 10,8.
Van belang is te vermelden dat in het eerste kwartaal van 2005 de afdeling ICV te maken had met een uitbraak
van multiresistente bacterie. Dit werd veroorzaakt door een spoedopname van een patiënt bij wie later bleek dat er
een multiresistente bacterie aanwezig was. Hierdoor heeft noodgedwongen een aantal weken het electieve operatie-
programma vrijwel stil gelegen.
De mortaliteit op een IC is afhankelijk van de ernst van de ziekte van de patiënt en de aard van de ziekte. Hoe zieker
een patiënt is, hoe groter de kans dat hij overlijdt. Om mortaliteit af te zetten tegen de ernst van de ziekte is de
internationaal geaccepteerde standardized mortality rate (SMR) beschikbaar. Daarbij worden de patiënten onderverdeeld
in ernst van de ziekte, weergegeven als APACHE II score (hoe hoger de score, hoe zieker) en diagnose categorie.
Een SMR van 1,0 duidt op een mortaliteit zoals verwacht mag worden op een IC.
Een SMR groter dan 1,0 duidt op een hogere sterfte dan verwacht mag worden op grond van de literatuur, terwijl een
SMR kleiner dan 1,0 duidt op een hogere overleving op de betreffende IC.
Op de IC van VUmc is voor alle categorieën van ernst van ziekte de SMR lager dan 1,0 (zie onderstaande tabel).
Er zitten beperkingen aan het gebruik van de scores en SMR, waarover de afdeling ICV van VUmc ook uitgebreid
heeft gepubliceerd in internationale wetenschappelijke tijdschriften als The Lancet en Intensive Care Medicine. Maar
aangezien al vele jaren de SMR kleiner is dan 1,0 kan wel worden aangenomen dat de opnieuw uitstekende getallen
van dit jaar niet berusten op een toevalsbevinding.
APACHE II SMR IC SMR IC SMR IC
niet-cardiochirurgie SMR IC cardiochirurgie totaal
0-10 0,17 0,25 0,20
11-24 0,42 0,20 0,35
25-32 0,59 0,95 0,62
>32 0.79 0,65 0,75
Intensive Care Kinderen 2005
De afdeling intensive care kinderen is een multidisciplinaire intensive care afdeling (level III). Het complete pakket
patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek wordt geboden. Alleen voor de cardiopulmonale chirurgie bestaat een
samenwerkingsovereenkomst met het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), alwaar de kinderen dan ook
worden geopereerd. Op de VUmc intensive care kinderen is een erkende capaciteit van 9 bedden. De afdeling steunt
vakinhoudelijk op de afdelingen kindergeneeskunde en anesthesiologie maar is organisatorisch ondergebracht bij de
zorgeenheid kindergeneeskunde. De medische staf bestaat voor de dagelijkse zorg (9.00 - 17.00 uur) uit kinderarts-
intensivisten (3,0 fte), kinderartsen in opleiding tot kinderarts-intensivist en een kinderanesthesioloog-intensivist
(0,5 fte). Buiten kantooruren zijn 4,0 fte kinderarts-intensivist en 1,0 fte kinderanesthesioloog-intensivist oproepbaar.
De afdeling is in 2002 gevisiteerd in verband met een bij de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)
ingediende aanvraag tot erkenning van de afdeling als opleidingskliniek tot kinderarts-intensivist. In 2003 heeft
de afdeling de status gekregen van opleidingskliniek. De opleiding is tot op heden niet ondergebracht bij de GIC
(Gemeenschappelijke Intensivisten Commissie) en ook niet vanuit de GIC gevisiteerd.
Het totaal aantal opnamen en beademingsdagen op de afdeling intensive care kinderen in 2005 bedroeg respectieve-
lijk 395 en 1.630. Het totaal aantal IC-dagen voor niet-cardiochirurgische kinderen was 2.341 (omvat zowel dag van
opname als dag van ontslag).
197
VI. B
ijlagen
3 Aandoening specifieke indicatoren
III.1 Zwangerschap
III.1.1 Het percentage uitgevoerde bevallingen met een keizersnede in verhouding
tot het verwachte percentage (VOKS-percentiel)
Vraagstelling:
a) wat is de omvang van de verloskundepraktijk in jaarlijks aantal bevallingen en is er sprake van derdelijns
perinatale zorg?
b) wat is de VOKS-percentiel (Verloskundige Onderlinge KwaliteitsSpiegeling) voor keizersneden bij een voldragen
zwangerschap (37 tot 42 weken)?
In VUmc is sprake van een perinatologisch centrum en derdelijns perinatale zorg. Het totaal aantal bevallingen in
VUmc bedroeg 1.651 (waarvan 155 onder leiding van een verloskundige). De VOKS-percentiel primaire sectio’s
bedroeg 58 en de VOKS-percentiel secundaire sectio’s 77.
III.2 Diabetes mellitus (suikerziekte)
III.2.1 Geïntegreerde diabeteszorg
Vraagstelling:
is er in uw ziekenhuis sprake van geïntegreerde diabeteszorg?
VUmc beschikt over een diabetescentrum, waar geïntegreerde diabeteszorg in vergaande ontwikkeling is (www.diabe-
tescentrum.nl). Door de tragere ontwikkeling van een elektronisch patiëntendossier (EPD) gaat de ontwikkeling min-
der snel dan gehoopt.
Op dit moment wordt door het diabetescentrum geïntegreerd gewerkt door multidisciplinaire zorg te verlenen.
Er is een wekelijks multidisciplinair diabetesteam-overleg, er zijn zwangerenspreekuren (multidisciplinair spreekuur
met diabetoloog, diabetesverpleegkundige, medisch psycholoog en diëtist) en er zijn multidisciplinaire
(internist/endocrinoloog, diabetesverpleegkundige, diëtist en doktersassistente) jaarconsulten, met specifieke
aandacht voor educatie, complicatiescreening (voet- en oogonderzoek) en kwaliteit van leven. Bovendien vindt elk
kwartaal een multidisciplinair overleg plaats met de oogartsen. De diabetesverpleegkundigen zijn de case-managers
op de polikliniek. De eerstelijns-diabeteszorg wordt gecoördineerd vanuit de afdeling Huisartsgeneeskunde met als
doel de transmurale samenwerking met VUmc te versterken.
198
VI. B
ijlagen
De kenmerken zoals IGZ die voor geïntegreerde zorg aangeeft, zijn voor VUmc als volgt:
• Samenwerking tussen inwendige geneeskunde, neurologie, oogheelkunde en chirurgie: aanwezig
• Werkafspraken betrokken instellingen en hulpverleners uit de 1e en 2e lijn: beperkt aanwezig
• Casemanager/ coördinator/ diabetesverpleegkundige voor patiënt: aanwezig
• Eén regionale (transmurale) registratie: nee
• Toegang tot deze registratie voor alle betrokken hulpverleners op alle locaties: nee
• Andere kenmerken die in uw ziekenhuis van belang zijn: multidisciplinaire spreekuren voor zwangeren en veel
aandacht voor topreferente zorg
III.2.2 Gemiddelde HbA1C - waarde bij diabetes type I en II.
Vraagstelling:
wat is de gemiddelde HbA1c-waarde bij patiënten met diabetes type 1 en 2 voor de periode van 1 januari tot en met
31 december 2005?
Voor de HbA1c-waarden (een maat voor het effect van de behandeling) is VUmc uitgegaan van patiënten met DM type
1 en DM type 2, die patiënt zijn op de poli inwendige geneeskunde en poli endocrinologie. De zwangere patiënten
zijn geëxcludeerd. Bij diabetes type 1 patiënten is het gemiddelde HbA1c 8,03%, bij diabetes type 2 patiënten 7,62%
(normaalwaarde voor mensen zonder DM: 4,0 – 6,0%).
III.2.3 Tweejaarlijkse oogheelkundige controle bij diabetes
Vraagstelling:
wat is het percentage van de bij de internist bekende patiënten met diabetes die in de periode van 1 januari tot en
met 31 december een fundusscopie of fundusfotografie hebben ondergaan?
Patiënten zonder gedocumenteerde complicaties worden met de retinacamera onderzocht, alle overige patiënten
worden verwezen naar de oogarts. Dit behoeft echter niet noodzakelijkerwijs een VUmc-oogarts te zijn. Geschat
wordt dat éénderde van de patiënten door een oogarts van VUmc wordt gezien. De overige patiënten ondergaan of
een fundusfotografie op de polikliniek, waarbij de foto’s door de afdeling oogheelkunde worden beoordeeld, of de
patiënten worden gecontroleerd door een oogarts elders.
III.3 Hartfalen
III.3.1 Hartfalenpoli
Vraagstelling:
beschikt uw ziekenhuis over een hartfalenpoli?
VUmc beschikt over een eigen hartfalenpoli. Patiënten worden door VUmc cardiologen verwezen naar de hartfalenpoli.
Ook sturen verwijzers uit andere centra patiënten door voor een screening ten behoeve van biventriculaire pacemakers.
199
VI. B
ijlagen
De kenmerken van onze poli zijn: Status
A Nazorg
Medische controle binnen 1 maand na ontslag Ja
Huisbezoek door hartfalenverpleegkundige binnen 2 weken na ontslag Nee
Vaste momenten van herevaluatie met de patiënt Ja
Laagdrempelige mogelijkheid voor patiënt tot telefonisch contact met contactpersoon Ja
(=hartfalenverpleegkundige)
Verpleegkundig spreekuur Ja
B Snelle signalering van verslechtering
Waarschuwen door de patiënt zelf als toestand achteruit gaat (patiënt weet wanneer dit het geval is) Ja
Patiënt krijgt ontslagbrief mee met medische en verpleegkundige informatie Ja
Goede afspraak wie voor patiënt bereikbaar is (naam en telefoonnummer) Ja
C Welk programma gebruikt u om life style changes te registreren/monitoren?
Voorlichtingsmateriaal van de Hartstichting Ja
Eigen voorlichtingsmateriaal Ja
D Coördinatie van zorg: wie is hiervoor verantwoordelijk
Cardioloog Ja
Hartfalenverpleegkundige Ja
III.3.2 Heropname voor hartfalen
Vraagstelling:
wat is in 2005 het percentage heropnames voor hartfalen binnen 12 weken na ontslag, gescheiden voor patiënten
jonger dan 75 jaar en patiënten van 75 jaar en ouder?
Het totaal aantal opgenomen personen jonger dan 75 jaar met hoofd- of nevendiagnose hartfalen bedroeg 51.
Het aantal personen met een heropname binnen 12 weken bedroeg 3 (6%). Het aantal opgenomen patiënten ouder
dan 75 jaar bedroeg 79, en hiervan betrof het bij 4 patiënten een heropname (5%). Als heropnames zijn ook gerekend
de dagbehandelingen en overplaatsingen naar een ander ziekenhuis.
III.4 Acuut myocardinfarct (AMI, hartinfarct)
III.4.1 30-daagse mortaliteit na opname voor een AMI (bij ontbreken gegevens te
vervangen door ziekenhuissterfte)
Vraagstelling:
wat is het percentage patiënten dat in de eerste 30 dagen na opname met de diagnose AMI is overleden, ongeacht de
oorzaak van het overlijden? De vraag is uitgesplitst naar leeftijd (jonger dan 65 jaar en 65 jaar en ouder). Indien
gegevens over sterfte binnen 30 dagen niet beschikbaar zijn, kan de rapportage worden vervangen door ziekenhuissterfte.
VUmc fungeert in de zorgketen voor de acute hartinfarctpatiënt als dottercentrum voor belangrijke delen van de
regio Amsterdam, Kennemerland en Zaanstreek. VUmc maakt daarbij onderdeel uit van het zogeheten
Amsterdamproject, waarin ook het AMC en het OLVG als dotterkliniek participeren. Dit project is operationeel sinds
200
VI. B
ijlagen
begin 2004 en dient ter bekorting van de wachttijd van een acute hartinfarctpatiënt voor de dotterprocedure.
De ambulancedienst faxt direct na aankomst bij een patiënt een ECG via GSM-techniek naar onze hartbewaking en
vrijwel direct kan worden vernomen of een patiënt naar de dotterkamer kan worden vervoerd. Hiermee wordt een
aanzienlijke tijdswinst geboekt en kunnen infarctpatiënten zeer snel worden gedotterd. Dit heeft een directe en
gunstige invloed op de overleving.
Vooralsnog ontbreken de 30-daagse mortaliteitscijfers van patiënten die in ons ziekenhuis zijn opgenomen met een
acuut hartinfarct. Er wordt gewerkt aan een prospectief registratiesysteem waarin de 30- en 90-daagse mortaliteit van
alle patiënten die in VUmc worden opgenomen met een acuut myocardinfarct, zullen worden opgenomen. Hierbij zal
het gaan om registratie van álle patiënten die in de acute fase van het hartinfarct in ons ziekenhuis zijn behandeld,
dus ook van de patiënten die na de dotterbehandeling direct worden doorverwezen naar een andere kliniek.
De zogenaamde ziekenhuissterfte bedroeg in 2005 voor 65 jarigen en ouder 7,8% en voor patiënten jonger dan
65 jaar 2,4%. Patiënten die zijn gedotterd en daarna zijn overgeplaatst naar een ander ziekenhuis zijn niet meegeteld.
III.5 CVA (hersenbloeding)
III.5.1 Stroke service/ stroke unit
Vraagstelling:
beschikt uw ziekenhuis over een strokeservice en/of stroke-unit?
De strokeservice van VUmc bestaat uit:
• Een poliklinisch traject (TIA-service en -protocol, duplex-onderzoek).
Dit traject is in het kader van het proces Herinrichting binnen “Sneller Beter” geherorganiseerd. Doel is dat patiënten
binnen 24 uur na een TIA worden gezien, dat de aanvullende diagnostiek binnen 72 uur is afgerond en dat patiënten
die in aanmerking komen voor carotisendarterectomie binnen 2 weken worden geopereerd. Inmiddels is dit groten-
deels gerealiseerd.
• Een ziekenhuis-stroke-unit (ZSU): 4 CVA-bedden. De afdeling neurologie beschikt over een observatiezaal van
8 bedden, waarvan er 4 ter beschikking zijn als stroke-unit. De formatie is hierop berekend. Ook aan andere
voorwaarden als monitorbewaking is voldaan. Trombolyse wordt volgens protocol uitgevoerd en de capaciteit
wordt 7 x 24 uur per week gegarandeerd.
• Een verpleeghuis-stroke-unit (VSU): 6 bedden voor klinische revalidatie in verpleeghuis St. Jacob.
• Een revalidatie-stroke-unit in het Revalidatiecentrum Amsterdam (RCA) en Thuiszorg Amsterdam.
Elementen van de VUmc-Stroke Service zijn: er bestaan schriftelijk vastgelegde afspraken over samenwerking binnen
de keten met de huisartsen (nee), ambulance (ja), verpleeghuizen (ja), revalidatiecentra (ja), thuiszorginstellingen (ja),
patiëntenverenigingen (nee) en verzekeraars (ja). Verder bestaan er schriftelijk vastgelegde afspraken over de criteria
voor opname in vervolginstellingen (ja), maximale ligduur in het ziekenhuis (ja), beschikbaarheid bedden (ja) en
opname garanties (ja). Verder is er sprake van een opnamegarantie op de stroke-unit, een multidisciplinaire behandeling
volgens protocol, behandeldoelen voor stoornis, beperking, handicap, cognitie en communicatie. De uitvoering
geschiedt door specifiek geschoolde medewerkers. VUmc heeft verder 4 gelabelde bedden, 4 bedden met bewakings-
mogelijkheden en tenminste 1 bed voor trombolyse.
201
VI. B
ijlagen
III.5.2 Mortaliteit na opname voor een CVA (hersenbloeding)
Vraagstelling:
wat is het percentage patiënten dat in de eerste 7 dagen na opname met de diagnose CVA is overleden, ongeacht de
oorzaak van het overlijden? De vraag is uitgesplitst naar leeftijd (jonger dan 65 jaar en 65 jaar en ouder) en etiologie
(ischemisch CVA (herseninfarct) en hemorrhagisch CVA (hersenbloeding).
De sterfte na een ischemisch CVA onder patiënten jonger dan 65 jaar bedraagt 0%, onder 65 jaar en ouder 9,5%.
De sterfte na een hemorrhagisch CVA onder patiënten jonger dan 65 jaar bedraagt 16,7% en onder 65 jaar en ouder
28,6%.
III.6 Heupfractuur
III.6.1 Percentage patiënten met een heupfractuur dat binnen een kalenderdag is
geopereerd.
Vraagstelling:
wat is het percentage patiënten van 65 jaar of ouder met een heupfractuur dat in het afgelopen jaar binnen
één kalenderdag na presentatie geopereerd is, verdeeld naar ASA-klasse?
Het percentage patiënten van 65 jaar en ouder met een heupfractuur, opgenomen op de afdelingen traumatologie en
orthopedie in 2005, dat binnen één kalenderdag is geopereerd, bedraagt in VUmc 65,5% (108 van de 165).
De ASA-klasse van deze patiënten wordt hierbij niet geregistreerd.
III.7 Mammatumor (borstkanker)
III.7.1 Mammapoli
Vraagstelling:
beschikt uw ziekenhuis over een mammapoli en hoe heeft u dat vormgegeven?
Ja, VUmc beschikt over een mammapoli sinds 1 mei 2004. De poli is volgens de normen van het CBO georganiseerd
in een multidisciplinaire benadering:
1 Alle patiënten hadden een toegangstijd van maximaal 7 werkdagen.
2 Diagnostisch onderzoek gebeurde bij alle patiënten op één dag.
3 De diagnose van onderzoek werd in bijna alle gevallen binnen 5 werkdagen met de patiënt besproken. Bij twijfel
over de voorlopige diagnose vond aanvullend onderzoek plaats. De uitslag van het aanvullend onderzoek werd ook
binnen 5 werkdagen met patiënt besproken.
4 Wanneer er sprake is van een kwaadaardige tumor is er in de meeste gevallen een mammacare verpleegkundige
aanwezig.
5 Alle nieuwe patiënten zijn besproken op het multidisciplinair overleg (MDO).
6 De uitslag van onderzoek was altijd compleet op het MDO.
7 De wachtlijst voor operatie dreigde soms langer te worden dan 2 weken. Deze toegangstijd wordt voortdurend
gevolgd en zo nodig bijgesteld door de oncologisch chirurg.
8 Alle operatiepatiënten zijn besproken op het MDO.
202
VI. B
ijlagen
Onder “ zorgpatiënten met een mammatumor” wordt in VUmc verstaan:
Kunnen versnellen van tripeldiagnostiek: de tripeldiagnostiek wordt toegepast. De uitslag van de
pathologische anatomie kan na 4 dagen bekend zijn.
Mogelijkheid om de toegangstijd tot een operatie te verkorten: voor de mamma-patiënten zijn slots ingebouwd op het
OK-programma. Echter, wanneer het aanbod van
mammapatiënten groter is dan het aantal gereserveerde slots,
is het moeilijk de toegangstijd binnen 2 weken te houden.
Elke casus wordt ingebracht in een preoperatieve ja, elke patiënt wordt besproken in de
multidisciplinaire bespreking: multidisciplinaire bespreking.
Patiënt met verontrustende symptomen wordt verwezen patiënten met een mamma-afwijking worden altijd gezien
naar gespecialiseerd mammachirurg: door een oncologisch chirurg.
Alle onderzoeken tijdens één bezoek aan het ziekenhuis: ja, alle onderzoeken vinden op één dag plaats.
Bij diagnose maligniteit vindt 2e afspraak plaats met bij diagnose maligniteit is bijna altijd een
mammaverpleegkundige en specialist van het mammateam: mammacare-verpleegkundige beschikbaar voor aanvullende
informatie op dezelfde dag of op een nader te bepalen tijdstip.
Diagnose maligniteit wordt nooit telefonisch meegedeeld: de diagnose maligniteit wordt alleen tijdens een polibezoek
meegedeeld.
Gebruikelijk aantal dagen tussen eerste contact en diagnostiek: eerste polibezoek en diagnostiek is meestal op dezelfde dag.
Uitslag van diagnostiek binnen 5 werkdagen.
III.7.2 Diagnose binnen 5 dagen
Vraagstelling:
wat is het percentage dat binnen 5 werkdagen na het eerste poli consult voor een mammatumor een uitslag ‘benigne’
of ‘maligne’ heeft gekregen in het onderzoeksjaar?
In 2005 waren alle (voorlopige) diagnosen binnen 5 werkdagen bekend. Bij onzekere uitkomst van het onderzoek was
de diagnose binnen 5 werkdagen na het aanvullend onderzoek bekend. Het is niet bekend hoeveel patiënten in 2005
aanvullend onderzoek nodig hadden na de eerste diagnostiek. Omdat álle patiënten binnen 5 werkdagen op de poli
terugkwamen om te worden geïnformeerd over de (voorlopige) diagnose wordt 100% aangegeven. Het percentage dat
werkelijk na 5 werkdagen de definitieve uitslag heeft gekregen, is op dit moment niet bekend.
III.8.1 Cataract (staar) complicatieregistratie
Vraagstelling:
houdt u bij cataractoperaties een complicatieregistratie bij?
Ja, de afdeling oogheelkunde hanteert 2 systemen voor de registratie van complicaties:
het zogenaamde “Breebaart”-systeem. Dit is een in Nederland ontworpen systeem voor de complicatieregistratie, dat
uitgebreid landelijk wordt gehanteerd. Alle cataractoperaties die worden verricht in VUmc worden hierin ingevoerd.
De afdeling oogheelkunde van VUmc participeert in een internationaal registratiesysteem, dat is ingevoerd in de
Europese Unie. Dit systeem omvat de cataractoperaties in meerdere klinieken (niet alle) in meerdere Europese landen
(niet alle). Steekproef-gewijs wordt een registratie gedurende één of twee maanden per jaar gehouden. Complicatie-
registratie is daar één aspect van en het doel van dit Europees systeem is “benchmarking”.
203
VI. B
ijlagen
IV.1 Kwaliteitsborging en kwaliteitssystemen
IV.1.1 Accreditatie
Vraagstelling:
aan welke vormen van accreditatie en certificering neemt uw ziekenhuis deel?
IGZ vraagt dit voor 35 met name genoemde specialismen/disciplines. Daarnaast vindt VUmc accreditatie van
paramedische afdelingen en ondersteunende afdelingen ook van belang.
VUmc gebruikt het INK-model als instrument voor integrale kwaliteitsbevordering. Het kwaliteitsbeleid is geïntegreerd
in de planning- en controlcyclus en betreft alle kerntaken van het academisch centrum: onderzoek, opleiding en
patiëntenzorg. De, ook binnen NIAZ bekende, verbetercyclus wordt als motor gebruikt voor verbetering en vernieuwing.
Met name voor de patiëntenzorg kan de NIAZ-norm Kwaliteitssysteem, die is aangepast aan het INK-model, een
goede aanvulling zijn op ons kwaliteitsbeleid. In 2004 is een tijdspad uitgezet om op verschillende niveaus integrale
kwaliteitssystemen in te voeren en uit te bouwen. De accreditatiesystematiek van het NIAZ maakt daar onderdeel van uit.
In het verleden heeft ons ziekenhuis actief geparticipeerd in de ontwikkeling van PACE (de voorloper van NIAZ),
en vele afdelingen plukken daar nog steeds de vruchten van.
In de laatste 5 jaar zijn ten aanzien van de patiëntenzorg en medische ondersteuning de volgende afdelingen
geaccrediteerd: medische microbiologie en infectiepreventie, klinische chemie, klinische pathologie, chromosomen-
laboratorium (afd. klinische genetica en antropogenetica), ziekenhuisapotheek en het hematologisch laboratorium
(alle CCKL).
De Amstel Academie is CEDEO-erkend (Centrum voor documentatie en informatie over bedrijfsexterne opleidingen).
De afdeling oogheelkunde is geaccrediteerd door de European Board of Ophthalmology, de longfunctieafdeling door
de Nederlandse Longfunctiekring (van het NVALT), kinderchirurgie door de European Board of Pediatric Surgery,
de accountantsdienst door Koninklijk NIVRA, de dienst Arbo en Milieu door Certificatie-Arbodiensten, het onderdeel
“voeding” van het facilitair bedrijf door HACCP en de onderzoeksinstituten door internationale visitatiecommissies
volgens het Standard Evaluation Protocol. De dialyseafdeling is HKZ-gecertificeerd. De afdeling hematologie is in
voorbereiding op een JACIE-accreditatie, de afdeling IVF op een CCKL-accreditatie en de afdeling radiotherapie op een
NIAZ-accreditatie. Vele andere afdelingen maken gebruik van kwaliteitsdocumenten op basis van de NIAZ-systematiek.
Naast deze initiatieven worden vanzelfsprekend alle medisch afdelingen gevisiteerd in het kader van de
opleidingsbevoegdheid.
IV. 2 Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA)
IV.2.1 Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA)
Vraagstelling:
wat is het totaal van het aantal incidenten dat centraal gemeld is en hoeveel % hiervan heeft geleid tot maatregelen?
De meldingscommissie incidenten patiëntenzorg (MIP) registreert, analyseert en doet aanbevelingen naar aanleiding
van gemelde incidenten. Doel is het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de patiëntenzorg in het algemeen
en het verbeteren van de patiëntveiligheid in het bijzonder. De MIP houdt zich niet bezig met de vraag naar verwijt-
baarheid. De commissie richt zich op de vermijdbaarheid van incidenten en legt daarmee het accent op preventieve
maatregelen.
204
VI. B
ijlagen
In 2005 zijn in VUmc 517 incidenten in de patiëntenzorg gemeld. Maatregelen naar aanleiding van voorgekomen
incidenten worden op verschillende niveaus in de organisatie genomen. In eerste instantie worden maatregelen, waar
mogelijk, getroffen op afdelingsniveau. Dit betreft het grootste deel van de maatregelen. Hiervan vindt op centraal
niveau (nog) géén registratie plaats. Wel wordt bekeken in hoeverre deze maatregelen ook relevant zijn voor andere
afdelingen. Daar waar de gepresenteerde problematiek afdelingsoverstijgend en/of van zeer ernstige aard is, worden
maatregelen op cluster- of centrumniveau getroffen. Op centrumniveau heeft de Meldingscommissie in 2005 onder
andere adviezen uitgebracht ten aanzien van het transport van biopten, dagelijkse nachtelijke controle van de voor-
geschreven medicatie per patiënt en de beschikbaarheid van ECG-apparatuur. Belangrijk punt van aandacht waren de
activiteiten van de Centrale Sterilisatie Afdeling.
Decentraal behandelen van meldingen betreffende (bijna)incidenten
In 2005 is de meldingscommissie gestart met de implementatie van een nieuwe werkwijze namelijk het decentraal
behandelen van (bijna)incidenten in de patiëntenzorg. Hiervoor is aansluiting gevonden bij het VIM-project
(= Veilig Incidenten Melden) van Sneller Beter.
Doelstellingen van dit project zijn:
• Toename van het aantal gemelde (bijna)incidenten
• Toename van het aantal meldingen door andere dan de verpleegkundige discipline
• Toename aantal meldingen anders dan medicatie- en valincidenten
• De centrale meldingscommissie heeft in dit kader een nieuw, klantvriendelijker, meldingsformulier en een database
ontwikkeld. Op drie zorgeenheden (geneeskundige oncologie, inwendige geneeskunde en de intensive care voor
volwassenen) is een pilot gestart. Per zorgeenheid is een veiligheidscommissie geïnstalleerd. In deze decentrale
commissies zijn de meldingen van de eigen zorgeenheid multidisciplinair geanalyseerd met gebruikmaking van
een analyseformat. Verder hebben deze commissies preventieve maatregelen getroffen. De MIP bewaakt dit proces.
Afdelingsoverstijgende problematiek wordt voorgelegd aan de MIP. De drie genoemde zorgeenheden zullen de MIP
met ingang van 2006 periodiek informeren over een aantal vastgestelde items: aantal meldingen, de functie van
melders, de aard van de (bijna)incidenten, oorzaken en de ernst van de gevolgen voor de patiënt. In 2006 wordt
het VIM-project verder uitgerold.
IV.3 Financiële positie
IV.3.1 Budgetgrootte
Vraagstelling:
wat is het budget dat het ziekenhuis in totaal ter beschikking had voor 2005?
Zie elders in dit jaarverslag.
V.1 Klinische indicatoren (optioneel)
V.1.1 Heroperaties Hernia inguinalis (liesbreuk, optionele indicator)
Vraagstelling:
wat is het percentage heroperaties na een hernia inguinalis in 2005?
Dit percentage bedraagt 2,9%. De drie uitgevoerde heroperaties vonden echter plaats bij patiënten die niet in VUmc
aan de oorspronkelijke hernia waren geopereerd maar elders.
205
VI. B
ijlagen
V.1.2 Mortaliteit in de eerste drie maanden na opname voor een AMI (hartinfarct),
ongeacht de oorzaak van het overlijden (optioneel)
Vraagstelling:
wat is het percentage patiënten met de diagnose AMI die binnen 90 dagen na opname zijn overleden,
separaat voor patiënten jonger dan 65 jaar en voor 65 jaar en ouder?
Met de huidige registratievorm is deze vraag niet door VUmc te beantwoorden.
V.2 Parameters ten behoeve van verantwoording, sturing en bench-marking
V.2.1 Patiënttevredenheid
V.2.1.1 Patiënttevredenheidsmetingen
Vraagstelling:
onderzoekt u systematisch de tevredenheid van patiënten betreffende de zorgverlening:
a. continu bij alle patiënten van het ziekenhuis ja/nee
b. jaarlijks bij een cohort of steekproef van alle patiënten ja/nee
c. systematisch, maar alleen bij specifieke afdelingen ja/nee
Patiënttevredenheid is in VUmc één van de vier kwaliteitsthema’s, naast patiëntenlogistiek, patiëntveiligheid en
professionele kwaliteit. De centrumbrede coördinatiegroep patiënttevredenheid benadrukt het belang van het
patiëntenperspectief en stimuleert afdelingen hiervoor activiteiten te ondernemen.
VUmc participeert iedere twee jaar aan het landelijk patiënttevredenheidsonderzoek van de NFU (Nederlandse
Federatie van Universitair Medische centra). De eerste meting heeft plaatsgevonden in het najaar van 2003.
Eind 2005 is de tweede meting verricht. Hiervoor zijn ruim 10.000 VUmc patiënten aangeschreven. De resultaten
worden medio 2006 bekend gemaakt.
Meerdere afdelingen houden zelf patiënttevredenheidsenquêtes onder hun patiënten, waarbij afdelingsspecifieke
factoren worden onderzocht.
Een aantal afdelingen met eigen patiënttevredenheidsenquêtes zijn: het MS-centrum, afdeling nucleaire geneeskunde,
zorgeenheid neurologie, zorgeenheid neurochirurgie en orthopedie, intensive care volwassenen, zorgeenheid inwendige
geneeskunde, intensive care neonatologie, hematologie, radiologie, kindergeneeskunde, maag-, darm- en leverziekten/
nefrologie/reumatologie en dermatologie. Op sommige afdelingen gebeurt dit al jaren systematisch.
VUmc is in het kader van Sneller Beter begonnen met het invoeren van elektronische continuemetingen van patiënt-
ervaringen op vier verschillende afdelingen. Dit gebeurt onder begeleiding van het CBO. Bij succes zal dit in de toekomst
worden uitgebreid naar andere afdelingen. Onder de noemer patiëntenparticipatie zijn binnen de Sneller Beter projecten
diverse instrumenten geïntroduceerd, om het patiëntenperspectief aan bod te laten komen.
Een paar afdelingen, waaronder de afdeling cardiologie, hebben ervaring met spiegelgesprekken, waar patiënten
aan deelnemen. Genoemde afdeling is voornemens dit jaarlijks te herhalen. Het ligt in de verwachting dat meerdere
afdelingen dit voorbeeld zullen volgen.
206
VI. B
ijlagen
V.2.1.2 Klachten
Vraagstelling:
a. absoluut aantal, ingediend bij de Klachtencommissie
b. relatieve aantal: absoluut aantal per gewogen patiënteenheid
c. percentage van a. dat is gegrond verklaard
d. percentage van c. dat heeft geleid tot maatregelen
e. aantal klachten dat niet via de Klachtencommissie is binnengekomen
In 2005 heeft VUmc 239 klachten van of namens patiënten ontvangen. Met ‘klacht’ wordt hier bedoeld een veelal
schriftelijke uiting van ongenoegen. Het percentage klachten per gewogen patiënteneenheid (zie hiervoor de toelichting
bij ‘milieubelasting’) is 0,048%. Van de 239 schriftelijk ingediende klachten zijn er 211 in de bemiddelingsprocedure
opgenomen. De klachtencommissie heeft op verzoek van klagers 28 klachten in behandeling genomen (dit is 0,006%
per gewogen patiënteneenheid). Zij heeft in 2005 over 23 klachten uitspraak gedaan. Van die 23 afgehandelde
klachten zijn er 10 gegrond verklaard (43%), 8 ongegrond (34%) en 5 klachten zijn niet ontvankelijk bevonden.
Het registreren van klachten heeft in 2005 tot meerdere verbeteracties geleid. Enkele voorbeelden van de getroffen
maatregelen zijn:
verscherping van de regels over dossiervoering en correspondentie richting huisarts door een betrokken afdeling;
aanpassing van het obductieformulier met de mogelijkheid tot weigering van hersenobductie; voorgenomen reductie
van de wachtlijst van een specifieke patiëntengroep door ontwikkeling van zorgpaden in Sneller Beter pijler 3.
V.2.2 Organisatie & Kwaliteit
V.2.2.1 Wachttijden
Vraagstelling met de situatie die voor VUmc geldt:
a. publiceert u minstens eens per maand gemakkelijk Ja
toegankelijke publieksgegevens
(bijvoorbeeld op Internet) over wachttijden?
b. zo ja, welk percentage van de aandoeningen waarvoor Treeknormen
bestaan, betreft dit? 100%*
c. in welke mate participeert U in het nationale
wachttijdenoverzicht dat de NVZ onderhoudt? ** i. Poliklinisch: n.v.t.
ii. Dagbehandeling: n.v.t.
iii.klinisch: n.v.t.
* betreft in ieder geval 100% van de specialismen waarvoor Treeknormen bestaan.
** de NVZ is per januari 2005 gestopt met het nationale wachttijdenoverzicht.
207
VI. B
ijlagen
V.2.2.2 Risico-inventarisatie
Vraagstelling:
a. voert u tenminste elke 2 jaar een risico-inventarisatie uit (of wordt dit door een externe instantie uitgevoerd)?
b. wordt deze analyse, al dan niet door een externe instantie (bijvoorbeeld uw schade-verzekeraar),
in vergelijkende zin beoordeeld en leidt dit tot concrete conclusies c.q. aanbevelingen?
c. rapporteert u over dit onderwerp in uw jaarverslag of elders?
VUmc heeft in 2005 deelgenomen aan het Programma Patiëntveiligheid in Nederland (in samenwerking met het
EMGO-instituut van VUmc en NIVEL). Hierbij wordt het optreden van incidenten systematisch onderzocht. Bovendien
is er in het kader van medicatieveiligheid een risico-analyse verricht om de meest risicovolle momenten te inventariseren.
Daarnaast neemt VUmc ook in 2005 deel aan het project Sneller Beter. In dit project worden op afdelingen veilig-
heidscommissies geïnstalleerd in het kader van Veilig Incident Melden. Deze veiligheidscommissies brengen direct
advies uit aan het management van de afdeling. In het kader van Sneller Beter worden verder rond bepaalde thema’s
(bijvoorbeeld postoperatieve wondinfecties en decubitus) systematische metingen uitgevoerd, die de risico’s op
bepaalde incidenten in kaart brengen. Deze gegevens worden extern vergeleken met de andere ziekenhuizen die in
Sneller Beter participeren. Bovendien kent VUmc een nauwgezette archivering van schriftelijk gemelde klachten en
MIP-meldingen, waarover in het jaarverslag wordt gerapporteerd.
V.2.3 Organisatie & randvoorwaarden
V.2.3.1 Welbevinden medewerkers
Vraagstelling:
a. verzuimpercentage
b. verlooppercentage
c. WAO-instroom
VUmc:
het verzuimpercentage (verzuim < 1 jaar) bedraagt 4,1%, 1,0% is minimaal 1 jaar ziek en 1,0% is arbeidsongeschikt
wegens zwangerschap en bevalling; het verlooppercentage bedraagt 14,5%;
de WAO-instroom bedraagt 0%. In 2005 is namelijk de 2 jaar wachttijd ingevoerd, zodat nog geen nieuwe instroom is
ontstaan.
V.2.3.2 Milieubelasting
Vraagstelling:
a. totaal energieverbruik: in euro/gew patiënteenheden
b. totaal afvalproductie in kg/gew. patiënteenheden waarvan Specifiek Ziekenhuisafval in kg/gew. patiënteenheden
In 2005 gaf VUmc voor het energieverbruik 8,33 euro per gewogen patiënteneenheid uit. Het energieverbruik per
vloeroppervlakte bedroeg voor brandstoffen 20,90 m3 aardgas per m2 en voor elektriciteit 97,04 kWh per m2.
De totale afvalproductie bedroeg 2,68 kg per gewogen patiënteneenheid, waarvan 0,16 kg per gewogen patiënten-
eenheid specifiek ziekenhuisafval.
De term “gewogen patiënteneenheid” is een productie-eenheid die wordt gebruikt in algemene ziekenhuizen. Een
universitair medisch centrum als VUmc kent naast de patiëntenzorg ook onderwijs en onderzoek, meer dan een
algemeen ziekenhuis. Hoeveel van de gemeten afvalproductie en energiekosten het gevolg is van deze twee laatste
werkzaamheden is onbekend. Daardoor kunnen deze cijfers van VUmc afwijken van die van algemene ziekenhuizen,
maar ook van andere academische ziekenhuizen, wanneer de energiekosten en de afvalproductie daar wel kunnen
208
VI. B
ijlagen
worden toegewezen aan patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek. Verder wordt de interpretatie van de cijfers
gecompliceerd door het feit dat VUmc bestaat uit het ziekenhuis en de medische faculteit. De afvalproductie en de
energiekosten van deze laatste instelling (denk aan vakgroepen als anatomie en fysiologie), is niet meegenomen in
bovenstaande cijfers.
Aanvullend is dit jaar tevens het energieverbruik per vloeroppervlakte als prestatie-indicator opgenomen.
Dit geeft een beter inzicht in de werkelijke energie- of milieuprestatie van VUmc, dan het energieverbruik uitgedrukt
in kosten.
V.2.4 Onderwijs, opleiden en onderzoek
V.2.4.1. Onderwijs & opleidingen
Vraagstelling Situatie VUmc
a. participeert U in het klinisch onderwijs aan studenten Ja
geneeskunde (co-schappen)
Zo ja, hoeveel co-assistenten, gemiddeld over 254
52 weken/jaar, betreft dit?
b. participeert U in het klinisch onderwijs aan Ja
hogeschoolstudenten verpleegkunde (HBO-V)?
Zo ja, hoeveel studenten, gemiddeld over 43
52 weken/jaar, betreft dit?
c. participeert U in het klinisch onderwijs aan leerlingen van
het middelbaar beroepsonderwijs verpleegkunde (MBO-V)?
I duaal, n.l.: (aantal) 11 studenten, gemiddeld over 52 weken/jaar
II anderszins, n.l.: (aantal) 6 studenten/jaar
d. hoeveel plaatsen voor assistenten geneeskunde Per 31 december 2005 heeft de Onderwijs- en Opleidingsregio
in opleiding (AGIO’s) heeft u? (OOR) van VUmc 514 aios in opleiding tot medisch specialist.
Hiervan zijn 342 aios werkzaam in VUmc en 172 aios in de
partnerziekenhuizen in de regio.
e. hoeveel studenten in het kader van de verpleegkundige 200
vervolgopleidingen (LRVV) hebt u?
f. hoeveel OK-assistenten hebt u in opleiding? 31
g. hoeveel Anaesthesie-assistenten hebt u in opleiding? 13
209
VI. B
ijlagen
V.2.4.2 Onderzoek
Vraagstelling VUmc
a. Neemt u deel aan klinisch vergelijkend Ja
wetenschappelijk onderzoek?
b. Zo ja, Hoeveel clinical trials betreft dit
(aantal lopende trials op 31 december jl.)
Fase III: 11
Fase IV: 1
Het aantal van 12 lopende trials betreft vermoedelijk een
onderschatting daar volledige registratie van gegevens als
beoogde en definitieve start- en einddatum sedert januari 2003
plaatsvindt.
c. Functioneert (exclusief voor) uw ziekenhuis een METC? Ja
d. Zijn aan uw ziekenhuis (part time) hoogleraren Ja
betrokken bij geneeskundig wetenschappelijk onderzoek?
e. Publiceert U over de wetenschappelijke productie Ja
in uw Jaarverslag?
210
VI. B
ijlagen
Jaarverslag 2005
Colofon
uitgave
VU medisch centrum ©
Postbus 7057
1001 MB Amsterdam
bezoekadres
De boelenlaan 1117
Amsterdam
Telefoon (0)20 444 4444
Fax (0)20 444 4645
redactie
Projectgroep Jaarverslag
vormgeving
IMAGO Printing, Amsterdam
fotografie
AVC, VUmc
Digidaan
druk
IMAGO Printing, Amsterdam
mei 2005
211
Colo
fon
212
jaarverslag2005
VU
med
isch cen
trum
jaarverslag 2
00
5
vormgeving DPC/huisdrukkerij George van Hecke
Recommended