View
321
Download
11
Category
Preview:
DESCRIPTION
Het boek is bestemd voor de opleiding MBO Verpleeg-kundige en geschikt voor alle leerwegen en/of verkorte en flexibel trajecten
Citation preview
J.P.M. van den BrandR.F.A. Schrijver
A. C. VerhoefS.M.T. Vogel
Inhoudelijke redactie:C.A. Abrahamse
M.H.A.J. Gloudemans
Eerste druk
Gehandicaptenzorgniveau 4
Boek 13799.indb 3 17-12-12 12:45
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs,
Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en
Hoger Onderwijs
Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leer-
middelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088)
800 20 16
ISBN 978 90 06 92523 4
Eerste druk, eerste oplage, 2013
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2013
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden ver-
veelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of
openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,
mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op
grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985,
Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te
voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie
(PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het
overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en
andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de
uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek,
film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrech-
tenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens
de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten
te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat
de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze
heeft plaatsgevonden.
FSC LOGO
Boek 13799.indb 4 17-12-12 12:45
ColofonAuteursJ.P.M. van den Brand
R.F.A. Schrijver
A. C. Verhoef
S.M.T. Vogel
Inhoudelijke redactieC.A. Abrahamse
M.H.A.J. Gloudemans
RedactieZendertekst
ConceptontwerpProjectteam ThiemeMeulenhoff
OntwerpOmslag: In2vorm, Barchem
Binnenwerk: Imago Mediabuilders, Amersfoort
FotografieMirador Media, Anke Gielen, Koen Bakx,
Maria van der Heyden
Karin Ligthart, Amsterdam
©iStockphoto.com/Gary Radler
©iStockphoto.com/Christopher Futcher
©iStockphoto.com/ Kim Gunkel
Shutterstock
Xander Remkes
ANP foto
Archief ‘s Heeren Loo
Hulphond Nederland
IllustratiesAd Gruter Nieuwegein
Gemm’art, Gemma Stekelenburg
www.vob-ond.be
Naturalis Biodiversity Center
10voorBiologie
It-Fits BV
Delft Prosthetics
©ottobock.nl
Pom Revalidatie Techniek
www.skil-nv.com
Onderling Sterk Arnhem
CTB-UMC Utrecht
www.fysiotherapiebergen.nl
www.integralevroeghulp.nl
www.kompagne.nl, Zingui
Boek 13799.indb 5 17-12-12 12:45
De afgelopen jaren zijn de beroepsopleidingen voor verpleging en verzorging aangepast aan de ontwik-kelingen in de beroepspraktijk. De veranderde eisen aan het beroep en de beroepsuitoefening zijn uitge-werkt in een nieuwe kwalificatiestructuur.
Als mbo-verpleegkundige ben je actief op het gebied van zorg, wonen en welzijn. Je kunt werken in verschil-lende beroepspraktijken, zoals een ziekenhuis, ver-pleeg- en verzorgingshuis en thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg of gehandicaptenzorg. Je werkt voor mensen met verschillende achtergronden en van alle leeftijden, denk aan: klinische zorgvragers, chronische zorgvragers, revaliderende zorgvragers, zorgvragers met een handicap, zorgvragers met psychiatrische problemen, kraamvrouwen, pasgeborenen, kinderen en jeugdigen met gezondheidsproblemen. Je werkt vooral met individuele zorgvragers in hun directe omgeving. Daarnaast kun je ook werken met groepen, bijvoorbeeld in een kleinschalige woon omgeving.Bron: Calibris KD’s 2012/2013
Deze structuur, uitgewerkt in kerntaken en werk-processen, vormt de basis voor de inrichting van de huidige opleidingen in de gezondheidszorg. De leer-middelen van Traject V&V zijn ontwikkeld voor, en sluiten aan bij, deze kwalificatiestructuur.
Traject V&V is een leermiddelenaanbod voor de opleidingen verzorgende IG (kwalificatieniveau 3) en verpleegkundige mbo (kwalificatieniveau 4). Traject V&V is gebaseerd op vier belangrijke uit-gangspunten:
� De leermiddelen zijn ontwikkeld vanuit de beroepuitoefening. Het beroepsonderwijs in de gezondheidszorg wordt in belangrijke mate bepaald door de aard van de zorgvragen en door de context waarin de beroepsuitoefening plaats-vindt (zorgsituaties).
� De leermiddelen zijn ontwikkeld op basis van leerstijlen en leerervaringen van studenten. Leerstijl en leerervaringen hangen samen met de kenmerken van de student en zijn of haar situatie.
� Bij de indeling van de leermiddelen is rekening gehouden met de brancheverbijzonderingen voor de verpleegkundige mbo.
� Er is rekening gehouden met het perspectief van doorstroming tussen niveau 3 en niveau 4.
Binnen het competentiegerichte opleiden worden leertrajecten afgestemd op reeds aanwezige compe-tenties bij individuele studenten. Bij het verwerven van competenties staat het zich eigen maken van kennis en beroepsvaardigheden, in combinatie met de ontwikkeling van de beroepshouding en de per-soonlijke vorming, centraal.
De leermiddelen van Traject V&V sluiten daarbij aan. De vaardigheden en praktijksituaties op de metho-desite www.trajectvenv.nl vormen een belangrijk onderdeel van het leermiddelenaanbod. In de prak-tijksituaties komen problemen en dilemma’s aan de orde waarmee beroepsbeoefenaren te maken krijgen in hun dagelijkse werk en waarbij van ze verwacht wordt dat ze met een oplossing en aanpak komen. In combinatie met de beroepspraktijkvorming wordt de student op deze manier optimaal ondersteund in zijn professionele ontwikkeling.
Traject V&V houdt rekening met de leeftijd van de studenten door het taalgebruik af te stemmen op het niveau van de doelgroep en door voorbeelden en opdrachten zo te formuleren dat de verschillende leeftijdsgroepen zich aangesproken voelen. De leermiddelen zijn zo ontwikkeld dat zowel studenten met een meer theoretische als studenten met een meer praktische inslag er gebruik van kunnen maken. Traject V&V is inzetbaar binnen elk
Ten geleide
Boek 13799.indb 6 17-12-12 12:45
didactisch model en biedt de docent de ruimte om invulling te geven aan zijn rol van ‘begeleider’ aan het leerproces van de student.
Traject V&V sluit dus aan bij actuele opvattingen over flexibiliteit en zelfstandig leren. Dat betekent onder andere dat aandacht is besteed aan verwerkingsop-drachten bij de theorie en zelftoetsing. Daarnaast komen de beroepsvaardigheden en de houdingsas-pecten van de (beginnende) beroepsbeoefenaar expli-ciet aan de orde. Deze elementen vormen immers een essentieel onderdeel van de beroepsuitoefening.
In Traject V&V, inhoudelijk gebaseerd op de kwalifi-catiedossiers, worden de werkprocessen en branche-verbijzonderingen uitgewerkt in drie onderdelen.
Theoretische onderbouwingHet onderdeel ‘theorie’, in de vorm van boeken, bevat alle basiskennis en achtergrondinformatie die hoort bij het betreffende werkproces. De boeken voor de brancheverbijzonderingen gaan verdiepend in op de zorg in de verschillende branches. Deze boeken kennen eenzelfde basisstructuur. Zo beginnen ze met een oriëntatie op de betreffende branche en ze eindigen met een thema over coördinatie van zorg, kwaliteitszorg en voorlichting in de branche en een thema over de relatie tussen de betreffende branche en de samenleving. Extra theoretische verrijking wordt de student geboden via de methodesite.
BeroepswerkelijkheidHet onderdeel ‘praktijksituaties’, aangeboden via de methodesite www.trajectvenv.nl, geeft realistische beschrijvingen van zorgsituaties uit de praktijk van de verzorgende of verpleegkundige. Deze praktijksi-tuaties bevatten voldoende problemen en dilem-ma’s om als aangrijpingspunt te dienen voor het (zelfstandig) leren.
BeroepsvaardighedenHet onderdeel ‘vaardigheden’, aangeboden via de methodesite www.trajectvenv.nl en via Verpleeg-techniek in Beeld, biedt opdrachten die zijn gericht op het stapsgewijs aanleren van instrumenteel-technische en sociaal-agogische vaardigheden.
Deze drie onderdelen zijn consequent terug te vin-den in het volledige aanbod van Traject V&V. De combinatie van deze onderdelen maakt het leren vanuit verschillende invalshoeken mogelijk en kan zowel in een schoolse situatie als in de beroepsprak-tijk plaatsvinden.
Het didactisch concept van Traject V&V gaat nadrukkelijk uit van bovenstaande uitgangspunten, waardoor het competentiegerichte leren optimaal wordt ondersteund en mogelijk wordt gemaakt.
Wij hopen dat gebruikers, zowel studenten als docenten, op een plezierige en zinvolle manier met Traject V&V kunnen werken. Heeft u vragen of suggesties, dan stellen wij het bijzonder op prijs als u contact met ons opneemt.
Amersfoort, 2013
Redactie en uitgever
Boek 13799.indb 7 17-12-12 12:45
Woord voorafDit boek beschrijft de zorg aan en ondersteuning voor mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking. In de gehandicaptenzorg wordt een onderscheid gemaakt naar diverse werkvelden. Deze verschillende werkvelden worden in deze uitgave belicht. Ook is er aandacht voor zowel de geschiede-nis van de gehandicaptenzorg als actuele ontwikke-lingen in die zorg.
In deze uitgave wordt verder aandacht besteed aan de procesmatige aspecten van de zorg, waar het plannen van de zorg deel van uitmaakt, maar waar-in ook de wetgeving rond de zorgverlening aan-dacht krijgt. Daarnaast wordt er uitgebreid geschre-ven over de diverse oorzaken die ten grondslag lig-gen aan de beperkingen en handicaps van mensen die in het boek aangeduid worden met de naam ‘zorgvrager’.
De term zorgvrager wordt gehanteerd, hoewel er in de praktijk diverse andere benamingen gebruikt zullen worden als: cliënt, bewoner of deelnemer.
In de diverse thema’s van het boek worden voorbeel-den uit de dagelijkse praktijk gebruikt om de mens met een lichamelijke of verstandelijke beperking te belichten. Het individuele aspect van de zorgvrager komt daardoor duidelijk in beeld. Er zal daarbij aan-dacht zijn voor zowel lichamelijke als psychische oorzaken, maar ook voor de sociale en maatschap-pelijke gevolgen van de beperkingen of handicaps.
Naast de praktijkvoorbeelden zijn er bij ieder thema opdrachten geschreven die gerelateerd zijn aan de huidige zorgpraktijk. De opdrachten zullen de theo-retische kennis activeren en de studie aantrekkelij-ker maken.
De auteurs van dit boek hebben hun sporen ver-diend in zowel de zorgpraktijk als het onderwijs.
Hierdoor is een mix ontstaan van relevante theoreti-sche kennis en praktische toepassing ervan voor het onderwijs. Hoewel deze combinatie voor de auteurs een goede lijkt voor de gebruikers van dit boek, staan ze te allen tijde open voor aanvullingen of opmerkingen ter verbetering van toekomstige uit-gaven.
November 2012
Arnhem, Rob SchrijverBeuningen, Sylvia VogelDen Bosch, Jeroen van den BrandVlaardingen, Annemiek Verhoef
Boek 13799.indb 8 17-12-12 12:45
IX
1 Degehandicaptenzorgalsorganisatie 1
1 Zorgvragers in de gehandicaptenzorg 21.1 Inleiding 21.2 Stoornis, beperking en handicap 2
1.2.1 Stoornis 31.2.2 Beperking 31.2.3 Handicap 41.2.4 Voorkeur voor de term ‘beperking’ 4
1.3 Verstandelijke beperking 51.3.1 Indeling in functionerings niveaus 51.3.2 Misvattingen over verstandelijke beperkingen 7
1.4 Lichamelijke beperking 81.4.1 Aangeboren of verworven? 91.4.2 Soort stoornis en beperking 121.4.3 Zichtbaarheid van een stoornis of beperking 121.4.4 Achteruitgang door stoornis of beperking 12
2 Geschiedenis van de gehandicaptenzorg en voorzieningen 132.1 Inleiding 132.2 Geschiedenis vóór de 20ste eeuw 132.3 Vanaf de 20ste eeuw 142.4 Voorzieningen 16
3 Proces van intake tot beëindiging hulpverlening 183.1 Inleiding 183.2 CIZ en toekenning 19
3.2.1 Zzp voor mensen met een beperking 193.2.2 Beëindiging van de zorgverlening 21
4 Verpleegkundig proces 224.1 Inleiding 224.2 Instrument voor kwaliteit 224.3 Opzet ondersteuningsplan 234.4 Inhoud ondersteuningsplan 244.5 Totstandkoming ondersteuningsplan 24
4.5.1 Gegevens verzamelen 254.5.2 Maken van levensverhaal en persoonsbeeld 264.5.3 Formuleren van de zorg en ondersteuningsbehoefte 274.5.4 Bepalen van de behoefte aan professionele ondersteuning 294.5.5 Acties uitzetten 30
Inhoud
Boek 13799.indb 9 17-12-12 12:45
X
4.5.6 Rapportage 324.6 Evaluatie van het ondersteuningsplan 33
5 Verwerkingsopdrachten 35
2 Zorgvragersmetaandoeningenaandehersenen 39
6 Anatomie en fysiologie van de hersenen 406.1 Inleiding 406.2 Onderdelen van de hersenen 406.3 Opbouw en functie van het zenuwstelsel 426.4 Indeling en functie van de hersenen 43
6.4.1 Indeling in vier gebieden 436.4.2 Indeling in witte en grijze stof 45
7 Hersenletsel 477.1 Inleiding 477.2 Ontstaanswijzen en vormen van hersenletsel 47
7.2.1 Aangeboren hersenletsel 487.2.2 Niet-aangeboren hersenletsel 487.2.3 Oorzaken van hersenletsel 49
7.3 Symptomen bij hersenletsel 507.3.1 Stoornissen bij zorgvragers met letsel in de hersenstam 507.3.2 Stoornissen bij zorgvragers met letsel in de kleine hersenen 517.3.3 Stoornissen bij zorgvragers met letsel in de grote hersenen 52
7.4 Diagnostische onderzoeken bij hersenletsel 55
8 Encephalopathia infantilis 638.1 Inleiding 638.2 Oorzaken EI 638.3 Verschijnselen EI 648.4 Onderzoek en behandeling 668.5 Aandachtspunten verpleging en begeleiding 66
9 Verwerkingsopdrachten 69
3 Zorgvragersmetaandoeningenaanhetruggenmerg 73
10 Anatomie en fysiologie van het perifere zenuwstelsel en het ruggenmerg 7410.1 Inleiding 7410.2 Het zenuwstelsel 74
10.2.1 Indelingen 74
Boek 13799.indb 10 17-12-12 12:45
XI
10.2.2 Werking 7410.2.3 Impulsvoortgeleiding 75
10.3 Het perifere zenuwstelsel 7710.4 Het ruggenmerg 78
11 Multiple sclerose en amyotrofische lateraal sclerose 8211.1 Inleiding 8211.2 Multiple sclerose 82
11.2.1 Vormen 8311.2.2 Oorzaken 8411.2.3 Verschijnselen 8411.2.4 Aandachtspunten verpleging en begeleiding 85
11.3 ALS (amyotrofische lateraal sclerose) 8811.3.1 Vormen 8911.3.2 Prognose 8911.3.3 Oorzaak 8911.3.4 Behandeling 8911.3.5 Verschijnselen 8911.3.6 Aandachtspunten verpleging en begeleiding 90
12 Spina bifida en dwarslaesie 9212.1 Inleiding 9212.2 Spina bifida 92
12.2.1 Vormen 9212.2.2 Oorzaken 9312.2.3 Verschijnselen 9312.2.4 Behandeling 9412.2.5 Aandachtspunten verpleging en begeleiding 95
12.3 Dwarslaesie 9712.3.1 Plaats van de dwarslaesie 9712.3.2 Volledige dwarslaesie of incomplete dwarslaesie 9812.3.3 Verschijnselen 9812.3.4 Onderzoek en behandeling 10012.3.5 Aandachtspunten verpleging en begeleiding 102
13 Verwerkingsopdrachten 105
4 Zorgvragersmetaandoeningenaandezintuigen 109
14 Slechthorendheid en doofheid 11014.1 Inleiding 110
Boek 13799.indb 11 17-12-12 12:45
XII
14.2 Anatomie van het oor 11014.2.1 Het uitwendige oor 11014.2.2 Het middenoor 11114.2.3 Het binnenoor 111
14.3 Het opvangen van informatie door de zintuigen 11214.4 Aandoeningen van het gehoor 112
14.4.1 Oorsuizen 11314.4.2 Slechthorendheid en doofheid 113
14.5 Aandoeningen van het evenwichtsorgaan 11614.6 Verpleegkundige aandachtspunten bij de zorg 117
14.6.1 Aandachtpunten bij de zorg voor dove kinderen 11714.6.2 Aandachtspunten bij een verstandelijke beperking 11814.6.3 Hoortoestellen 11814.6.4 Communicatie met slecht horende en dove zorgvragers 12114.6.5 Doofheid en verbale beper kingen 123
15 Slechtziendheid en blindheid 12415.1 Inleiding 12415.2 Het oog 124
15.2.1 Anatomie van het oog 12415.2.2 Werking van het oog 12615.2.3 Licht en kleuren 12615.2.4 Slechtziendheid en blindheid 126
15.3 Oogafwijkingen 12715.3.1 Vormen 12715.3.2 Behandeling van oog aandoeningen 13115.3.3 Gevolgen visuele handicap voor ontwikkelingsmogelijkheden 132
15.4 Omgang met een slechtziende zorgvrager 13315.5 Doofblindheid 135
16 Verwerkingsopdrachten 136
5 Zorgvragersmetaandoeningenaanhetbewegingsstelsel 139
17 Zorgvragers met spierziekten 14017.1 Inleiding 14017.2 Zorgvragers met spierdystrofie 140
17.2.1 Vormen van spierdystrofie 14017.2.2 Symptomen bij spierdystrofie 14417.2.3 Onderzoek 14517.2.4 Behandeling 14617.2.5 Aandachtspunten verpleging en begeleiding 150
Boek 13799.indb 12 17-12-12 12:45
XIII
17.3 Zorgvragers met post traumatische dystrofie 15517.3.1 Oorzaak 15517.3.2 Symptomen 15617.3.3 Diagnose 15717.3.4 Behandeling 15717.3.5 Aandachtspunten verpleging en begeleiding 158
18 Hulpmiddelen bij beperkingen 16218.1 Inleiding 16218.2 Acceptatie 16218.3 Classificatie van hulpmiddelen 16318.4 Prothesen en orthesen 164
18.4.1 Prothese 16418.4.2 Orthese 166
18.5 Hulpmiddelen bij mobiliteit 16818.5.1 Rolstoel 168
18.6 Hulpmiddelen bij c ommunicatie, informatie en signalering 17018.6.1 Communicatiemiddelen 17018.6.2 Optische hulpmiddelen 17218.6.3 Auditieve hulpmiddelen 172
18.7 Hulpmiddelen bij persoonlijke verzorging 17318.8 Hulpmiddelen met betrekking tot de omgeving 17418.9 Hulpmiddelen en tips voor in huis 176
19 Verwerkingsopdrachten 179
6 Zorgvoormensenmeteenverstandelijkebeperking 181
20 Medische zorg 18220.1 Inleiding 18220.2 Ziekte en gezondheid 18220.3 Medische zorgverlening 18420.4 Etiologische diagnostiek 185
20.4.1 Genetische factoren 18620.4.2 Neurologische factoren 18620.4.3 Psychische factoren 187
20.5 Syndromen 18720.5.1 Syndroom van Down 18820.5.2 Fragiele-X-syndroom 18920.5.3 Syndroom van Cornelia de Lange 18920.5.4 Syndroom van Prader-Willi 19020.5.5 Syndroom van Rett 190
Boek 13799.indb 13 17-12-12 12:45
XIV
20.6 Verhoogd voorkomen van andere aandoeningen 19220.7 Ziekteverschijnselen 193
20.7.1 Opsporen van ziekte verschijnselen 19320.8 Diagnostische problemen bij ouderen met een verstandelijke beperking 19420.9 Dementie 195
20.9.1 Verschijnselen van dementie 19620.10 Medische oorzaken van gedragsproblemen 198
20.10.1 Algemene oorzaken van medische aard 19920.10.2 Stofwisselingsproblemen 19920.10.3 Stoornissen in de circulatie van het hersenvocht 20020.10.4 Epilepsie 20020.10.5 Medicijnen 20020.10.6 Voedings- en genotmiddelen 20120.10.7 Psychiatrische aandoeningen 20120.10.8 Combinaties van aandoeningen 201
21 Verpleegkundige zorg 20221.1 Inleiding 20221.2 Uitgangspunten zorg aan mensen met een verstandelijke beperking 20221.3 Dagelijkse omgang met verstandelijk beperkte zorgvragers 203
21.3.1 Bejegening 20321.3.2 Grondregels voor de dagelijkse omgang 20521.3.3 Groeien naar gelijkwaardigheid en volwaardig burgerschap 20721.3.4 Levensverhaal 20821.3.5 Samenleven in groepsverband 208
22 Zorg in relatie tot leeftijdsfasen en ontwikkeling 21022.1 Inleiding 21022.2 Leeftijdsfasen 210
22.2.1 De zuigelingenfase 21022.2.2 Het jongere kind 21122.2.3 Het schoolgaande kind 21122.2.4 De volwassene 21422.2.5 De oudere 215
22.3 Zorg en begeleiding in relatie tot lichaams beleving, seksualiteit en relatievorming 21722.3.1 Uitgangspunt voor de zorg en begeleiding 21722.3.2 Omgangsvormen in relatie tot lichaamsverzorging en lichaamsbeleving 21822.3.3 Uitingsvormen van lichaams- en seksualiteitsbeleving 219
23 Verwerkingsopdrachten 222
Boek 13799.indb 14 17-12-12 12:45
XV
7 Bijzonderezorg-enbegeleidingsvragenbijeenverstandelijkebeperking 229
24 Een meervoudige beperking 23024.1 Inleiding 23024.2 Mensen met een meervoudige beperking 23024.3 Motorische stoornissen 232
24.3.1 Vormen en oorzaken 23224.3.2 Diagnostiek en behandeling 23324.3.3 Verpleegkundige begeleiding 23424.3.4 Spasticiteit 235
25 Epilepsie 23825.1 Inleiding 23825.2 Oorzaken van epilepsie 23825.3 Symptomen van epilepsie 23925.4 Behandeling van epilepsie 24125.5 Verpleegkundige zorg 242
26 Autisme en PDD 24526.1 Inleiding 24526.2 Autisme 245
26.2.1 Oorzaken van autisme 24726.2.2 Indelingen van autisme 24726.2.3 W-vragen 25026.2.4 Omgaan met fixaties en dwanghandelingen 25126.2.5 Sluizen, vullen, overgangen, zelfbescherming 25126.2.6 Begeleiding van autisten in de woon- en werksituatie 252
26.3 Pervasieve ontwikkelingsstoornissen 255
27 Complexe gedragsproblemen en agressie 25727.1 Inleiding 25727.2 Automutilatie 25727.3 Complexe gedrags problemen en agressie 259
27.3.1 Zorgvragers met gedrags problemen 26027.3.2 Agressie van zorgvragers 260
27.4 Psychische problemen die samenhangen met de persoonlijkheid 26227.5 Psychosen 263
27.5.1 Mogelijke voortekenen van een psychose 26327.5.2 Oorzaken van een psychose 264
Boek 13799.indb 15 17-12-12 12:45
XVI
27.6 Stemmingsstoornissen 26427.6.1 Het depressieve syndroom 26427.6.2 Het manische syndroom 265
28 Specifieke begeleidingsvormen 26828.1 Inleiding 26828.2 Begeleidingsvormen die aansluiten op het ontwikkelingsniveau 268
28.2.1 Basale stimulatie 26828.2.2 Zintuiglijke stimulering 270
28.3 Begeleidingsvormen op relationele basis 27228.3.1 Hechtingstheorie 27228.3.2 Tender loving care 274
28.4 Begeleidingsvormen bij gedragsproblemen 27528.4.1 Gentle teaching 27628.4.2 Zelfcontrolebenadering van Heijkoop 278
28.5 Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) 278
29 Verwerkingsopdrachten 281
8 Zorgaanbodvoormensenmeteenbeperking 285
30 Wonen, werken en dagbesteding 28630.1 Inleiding 28630.2 Woon- en zorgmogelijkheden: overheidsbeleid 28630.3 Woon(zorg)mogelijk heden verstandelijk gehandicaptenzorg 288
30.3.1 Wonen in een grote woon voorziening / zorgcentrum 28930.3.2 Woonvoorzieningen voor groepen 29030.3.3 Kindergezinsvervangende tehuizen (KGVT’s) 29030.3.4 Trainingshuizen 29130.3.5 Wooninitiatieven 29130.3.6 Ondersteund wonen / begeleid wonen 29230.3.7 Begeleid zelfstandig wonen 293
30.4 Woon(zorg)mogelijk heden lichamelijk gehandicaptenzorg 29330.5 Woonvoorzieningen voor mensen met een lichamelijke beperking 294
30.5.1 Zelfstandige woning eventueel met zorg thuis 29430.5.2 ADL-clusterwoningen / Fokuswoningen 29430.5.3 Grote woonvormen voor mensen met een lichamelijke beperking 29530.5.4 Kleine woonvormen / GVT’s 29530.5.5 Revalidatiecentra 29530.5.6 Verpleeghuizen en andere instellingen 296
Boek 13799.indb 16 17-12-12 12:45
XVII
30.6 Werken, leren en daginvulling 29630.6.1 Werken 29630.6.2 Leren 29730.6.3 Daginvulling 298
31 Zorgaanbod in relatie tot levensfase 30031.1 Inleiding 30031.2 Zorgaanbod voor baby’s en peuters 300
31.2.1 Teams integrale vroeghulp 30031.2.2 Diagnostiek en vroegtijdige onderkenning 30131.2.3 Vroeghulp 30231.2.4 Zorgaanbod voor kleuters, schoolkinderen en jongeren 30231.2.5 Intensieve pedagogische thuishulp 303
31.3 Zorgaanbod voor volwassenen en ouderen 305
32 Verwerkingsopdrachten 308
9 Participatieverstandelijkgehandicaptenzorg 311
33 Ouder, wettelijke vertegenwoordiger en participatie 31233.1 Inleiding 31233.2 Democratisering van de zorg 31233.3 Collectieve participatie 31333.4 Individuele participatie 314
33.4.1 Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) 31533.5 Ouder- en familie participatie 31633.6 Cliëntsysteem 317
33.6.1 Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) 31833.6.2 Cliëntenraad 31833.6.3 Bewonersraad 319
34 Verwerkingsopdrachten 321
10 Coördinatievanzorg 325
35 Coördineren en afstemmen 32635.1 Inleiding 32635.2 Waarom coördineren? 32635.3 Taken van de verpleegkundige 32735.4 Coördinatie van zorg en andere disciplines 329
Boek 13799.indb 17 17-12-12 12:45
XVIII
36 Kwaliteitszorg 33236.1 Inleiding 33236.2 Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg 332
36.2.1 Indicatoren voor kwaliteit 33336.2.2 Intern kwaliteitssysteem 33536.2.3 Methodieken voor kwaliteitszorg 337
37 Voorlichting, advies en instructie 33937.1 Inleiding 33937.2 Gestructureerde voorlichting 33937.3 Verenigingen en organisaties 343
37.3.1 Belangen goede voorlichting 34337.4 Seksuele voorlichting 344
38 Verwerkingsopdrachten 346
11 Gehandicaptenzorgensamenleving 349
39 Maatschappelijke ontwikkelingen 35039.1 Inleiding 35039.2 Vergrijzing 35039.3 Nieuwe media in de zorg 350
39.3.1 Integratie in de maatschappij 35239.3.2 Openbaar vervoer met beperking 353
40 Ethische vraagstukken 35540.1 Inleiding 35540.2 Ethische vraagstukken 35540.3 Zingevingsvraagstukken 359
40.3.1 Wel of geen kwaliteit van leven? 35940.3.2 Levensgeschiedenis 36240.3.3 Dilemma’s in de samenwerking 362
40.4 Assisteren bij behandeling en het dilemma 36440.4.1 Dilemma bij elektro- aversietherapie 364
41 Wetgeving en financiering 36541.1 Inleiding 36541.2 Overheidsbeleid 365
41.2.1 Veranderde visie: algemeen waar het kan, speciaal waar dat moet 36541.2.2 Het beleid op hoofdlijnen 36841.2.3 Nieuwe wetgeving: Wzc 368
Boek 13799.indb 18 17-12-12 12:45
XIX
41.3 Financiering van de zorg 37141.3.1 Financiële last van het wonen in de zorg 37141.3.2 Veranderingen in de financiering van het wonen en de zorg 372
42 Verwerkingsopdrachten 375
Bijlage 1 Individueel ondersteuningsplan (IOP) 381
Bronnen 391
Websites 393
Begrippen 394
Register 401
Boek 13799.indb 19 17-12-12 12:45
Meneer De Haan is met zijn 83 jaar de oudste bewoner van het woon-
complex Mariënberg. Deze zorgorganisatie biedt zorg en begeleiding aan
mensen met zowel een verstandelijke als een lichamelijke beperking.
Meneer De Haan kijkt, in een interview voor de plaatselijke krant, met
een verslaggever terug op zijn 60-jarige verblijf in de zorg. In het gesprek
komen met name de verschillen ter sprake die hij ervaren heeft in de
zorg, en de denkbeelden die men in de loop der jaren heeft gehad over
mensen met een beperking. Woonde hij eerst weggestopt in de bossen,
ver van zijn geboorteplaats, nu woont hij met aan de ene kant een jong
gezin met kinderen als buren en een weduwe aan de andere kant. Hij
weet nog dat hij als jonge man bestempeld werd als ‘gebrekkige’. En nu?
Nu is hij ineens meneer De Haan, de zorgvrager.
De gehandicaptenzorgals organisatie1
Boek 13799.indb 1 17-12-12 12:45
2 De gehandicaptenzorg als organisatie
1 Zorgvragers in de gehandicaptenzorg
1.1 Inleiding
Over wie hebben we het als we praten over zorgvra-gers in de gehandicaptenzorg? In dit eerste hoofd-stuk gaan we in op begrippen die gebruikt worden in de gehandicaptenzorg zoals ‘stoornis’, ‘beperking’ en ‘handicap’. We omschrijven zorgvragers met een verstandelijke beperking en met een lichamelijke beperking en de verschillen tussen beiden. Tot slot maken we onderscheid naar ernst van de beperking, de oorzaak van de beperkingen en de gevolgen ervan voor het functioneren in het dagelijks leven en de maatschappij.De termen ‘handicap’ en ‘beperking’ worden tegen-woordig vaak door elkaar gebruikt, wat verwarrend kan zijn. In deze uitgave hanteren we bij voorkeur de term ‘beperking’. In het vervolg van dit hoofdstuk zal duidelijk worden waarom.
1.2 Stoornis, beperking en handicap
In het dagelijkse leven worden de termen ‘handicap’, ‘stoornis’ en ‘beperking’ gebruikt zonder dat men er dezelfde betekenis aan geeft. Wat de een ‘stoornis’ noemt kan de ander een ‘handicap’ noemen, of een ‘beperking’. Belangrijk is dat in de beroepspraktijk duidelijk is wat er onder deze begrippen verstaan
wordt. Dit bevordert een eenduidige en duidelijke communicatie. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is een organisatie die zich richt op het verbeteren van de gezondheid van de wereldbevolking, maar zich ook bezighoudt met classificaties (indelingen). De WHO heeft een indeling in ziekten gemaakt, maar betrok hier in eerste instantie niet de ziekten bij die niet volledig genazen, maar met een resttoestand bleven. Er was dus geen indicatie van de gevolgen die een persoon met een dergelijke ziekte in het dagelijks leven ondervond.Om die reden werd door de Wereldgezondheidsorga-nisatie de noodzaak gevoeld om in 1980 een aanvul-lende classificatie te ontwikkelen. Dit is de ‘Internati-onale classificatie van stoornissen, beperkingen en handicaps’ geworden, in het Engels de ‘International Classification of Impairments, Disabilities and Han-dicaps’ (ICIDH). Deze classificatie bevat een belang-rijk ordeningsprincipe voor de gevolgtoestanden van ziekte. In de volgende paragrafen gaan we er verder op in.Inmiddels is de ICIDH vernieuwd en heet nu ‘Inter-national Classification of Functioning, Disability and Health’ (ICF). Het belangrijkste verschil met de ICIDH is dat er niet alleen naar de situatie van de zorgvra-ger gekeken wordt, dus bijvoorbeeld naar wat de zorgvrager niet kan in zijn functioneren, maar naar het totale ‘plaatje’ van een zorgvrager. De beperkin-gen van de zorgvrager worden gezien in relatie met
Boek 13799.indb 2 17-12-12 12:45
1 Zorgvragers in de gehandicaptenzorg 3
zijn omgeving, want pas dan wordt duidelijk of er zich in de omgeving wel of juist geen problemen voordoen. In de ICF gaat men meer uit van het gege-ven dat het functioneren van een zorgvrager een wisselwerking is van zijn beperkingen en de omge-ving waarin hij zich bevindt. De ICF houdt dus reke-ning met de omgevingsfactoren die het functione-ren van de zorgvrager beïnvloeden.
VoorbeeldExterne factoren kunnen het functioneren van de zorgvra-
ger positief of negatief beïnvloeden.
Zo kan Malty, die erg moeilijk loopt door een spierziekte,
overal in huis komen omdat alles gelijkvloers is en zonder
drempels. En zo kan Benny gewoon zijn werk doen, omdat
zijn werkomgeving is aangepast. Benny heeft het syn-
droom van Prader-Willi. Zijn werkgever heeft een gedegen
schema gemaakt, waardoor Benny als conciërge kan
werken bij een technisch bureau. Zijn taken zijn: kopiëren,
koffie delen en klanten voor het magazijn ontvangen.
1.2.1 Stoornis
Een stoornis wordt officieel omschreven als ‘de afwezigheid of een afwijking van een psychologi-sche, fysiologische of anatomische structuur of func-tie’. Met andere woorden: een stoornis is een defect of het ontbreken van een orgaan of een orgaanfunc-tie, rekening houdend met de leeftijd van de betrok-kene. Een stoornis is dus een afwijking op orgaanni-veau. Een stoornis is altijd objectief: het kan vastge-steld worden door een arts of psycholoog. Het heb-ben van een stoornis zal de persoon in kwestie tekorten opleveren in het uitvoeren van vaardighe-den, waardoor het functioneren verstoord wordt.Een stoornis kan optreden op het gebied van: � cognitie; � zintuigen; � taal; � organen; � ledematen.
VoorbeeldJoshua is geboren met een afwijking in zijn gehoorgang,
waardoor hij minder goed hoort dan andere mensen. Door
de jaren heen is hij diverse keren geopereerd, maar de
oorzaak is zo complex, dat zijn gehoor altijd verstoord zal
blijven. Er is duidelijk sprake van een blijvende stoornis.
Ondanks het feit dat Joshua een stoornis heeft in zijn ge-
hoor, kan hij zich goed redden, vooral dankzij de modernste
technologie. Sinds een aantal jaar beschikt Joshua over een
apparaatje dat geluid omzet in trillingen, waardoor hij toch
voldoende kan horen.
Heleen is een jonge vrouw met het ontwikkelingsniveau van
een kind van 3. Heleen heeft bij haar geboorte een korte tijd
de navelstreng om haar nek gehad, waardoor de hersenen
tijdelijk geen zuurstof hebben gekregen. Hierdoor heeft
Heleen diverse stoornissen. Ze heeft onder andere een mo-
torische stoornis: Heleen is verlamd vanaf haar middel naar
beneden. Daarnaast heeft Heleen een stoornis in de herse-
nen die epilepsie veroorzaakt: schoksgewijze aanvallen.
Robert is kort na het behalen van zijn motorrijbewijs met
zijn motor betrokken geraakt bij een ongeval. Hierdoor
is Robert ernstig gewond geraakt en heeft hij een lage
dwarslaesie. Door zijn stoornis in het bewegingsapparaat
is Robert gebonden aan een rolstoel. Gehandicapt voelt hij
zich niet, door zijn werk bij de bank en zijn sport: rolstoel-
tennis op hoog niveau.
1.2.2 Beperking
Een beperking kan het gevolg zijn van een stoornis. Beperkingen zijn de moeilijkheden die iemand heeft ten aanzien van gedrag of het uitvoeren van activi-teiten. Bijvoorbeeld: er is sprake van een mobiliteits-beperking (een beperking in het bewegen) wat zich uit in grote moeite hebben of niet in staat zijn een voorwerp van 5 kg, bijvoorbeeld een volle bood-schappentas, te dragen of niet in staat zijn te buk-ken en iets van de grond te pakken of om 400 meter aan een stuk te lopen zonder stil te staan.
Boek 13799.indb 3 17-12-12 12:45
De gehandicaptenzorg als organisatie4
Beperkingen kunnen in zekere mate gecompenseerd worden met hulpmiddelen. Voorbeelden hiervan zijn visuele/auditieve hulpmiddelen (bril, leesloep, hoorapparaat), orthesen, beugels/schoenvoorzienin-gen, aanpassingen in de woning en hulpmiddelen voor de mobiliteit, zoals looprek en rolstoel.Een beperking kan zich voordoen zijn op het gebied van: � communicatie; � verzorging; � lichaamsbeweging; � vaardigheden; � gedrag.
1.2.3 Handicap
Een handicap kan omschreven worden als de nade-lige positie die iemand met een beperking heeft in de maatschappij. Een handicap is dus een participa-tieprobleem. Als gevolg van een stoornis of een beperking is de zorgvrager niet in staat om optimaal aan de samenleving deel te nemen. Het is ook mogelijk dat iemand met een stoornis (die een beperking veroorzaakt), zichzelf niet of nau-welijks als gehandicapt ervaart omdat zijn deelna-me aan het maatschappelijk verkeer uitstekend ver-loopt. De mate van gehandicapt-zijn is dus niet zon-der meer afhankelijk van de aard en mate van de stoornis die iemand heeft. Ook kunnen mensen met een vergelijkbare beperking meer of minder gehan-dicapt zijn, doordat zijzelf of anderen in hun omge-ving er verschillend mee omgaan. Wanneer iemand zijn beperking heeft geaccepteerd, zou hij zich bij-voorbeeld minder gehandicapt kunnen voelen.Participatieproblemen kunnen zich voordoen op het gebied van: � scholing; � arbeid; � het sociale leven; � vrijetijdsbesteding.
VoorbeeldJoke is een zelfstandige vrouw van 45 jaar met een sterke
persoonlijkheid. Door een lage dwarslaesie (stoornis) kan
Joke niet lopen en moet ze gebruik maken van een rolstoel
(beperking). Haar werk is haar passie: ze maakt beeld-
houwwerken. Joke exposeert regelmatig in lokale galeries
en maakt soms ook werken op bestelling. Ondanks haar
succes ervaart Joke problemen met haar beperking in
mobiliteit. Ze vindt het maar niks, dat ze hulp nodig heeft
bij een deel van haar dagelijks leven en niet geheel kan
gaan en staan waar ze wil. Zo vindt ze het reizen per trein
vooral veel gedoe (handicap); het station in haar woon-
plaats is niet aangepast aan rolstoelgebruikers. Met het
uitvoeren van haar werk in haar eigen atelier ervaart Joke
geen handicap, ondanks haar beperking.
1.2.4 Voorkeur voor de term ‘beperking’
Een persoon met een beperking is iemand die een aangeboren, dan wel door ziekte of ongeval opgelo-pen stoornis heeft en daardoor gehinderd wordt in zijn handelingen en/of bewegingen. In een aantal gevallen kan iemand ondanks zijn beperking prima deelnemen aan het maatschappelijke leven met of zonder hulpmiddelen. Er wordt dan geen handicap ervaren. In andere gevallen kan men niet goed meer geheel of gedeeltelijk deelnemen aan de samenle-ving; dan wordt er gesproken van een ‘handicap’.
Omdat mensen met een beperking steeds vaker in staat zijn om deel te nemen aan de maatschappij en steeds minder problemen ondervinden van hun beperking(en) als het gaat om participatie, gaat onze voorkeur uit naar het woord ‘beperking’ boven ‘han-dicap’. In de dagelijkse praktijk van de zorg is het onderscheid echter vaak nog niet doorgevoerd en wordt er nog vaak gesproken van mensen met een verstandelijke beperking en mensen met een licha-melijke handicap. Ook op diverse websites worden de begrippen naast elkaar gebruikt.
Boek 13799.indb 4 17-12-12 12:45
1 Zorgvragers in de gehandicaptenzorg 5
1.3 Verstandelijke beperking
Om het begrip ‘verstandelijke beperking’ te defi nië-ren gaat men uit van het ontwikkelingsniveau van mensen met een verstandelijke beperking. Hiertoe sluit men aan bij een internationale omschrijving, die van de American Association of Intellectual and Developmental Disabilities (AAID). Deze organisatie gaat uit van onder andere het IQ (intelligentie). Het IQ wordt weergegeven in een getal waarmee het intellectueel (cognitief) functioneren wordt aange-duid. Door testen van een testpersoon te vergelijken met die van een grote (norm)groep anderen, ver-krijgt men een beeld van de intelligentie.
Om te kunnen spreken van een verstandelijke beperking dient er sprake te zijn van een aantoon-baar lager IQ (lager dan 70) in combinatie met beperkingen op het gebied van: � conceptuele vaardigheden : bijvoorbeeld vaardig-
heden op het gebied van taal, lezen en schrijven; � sociale vaardigheden : bijvoorbeeld vaardigheden
om goed met andere mensen om te kunnen gaan, om met ze samen te kunnen werken, om ze te begrijpen, om regels te kunnen volgen;
� praktische vaardigheden : het vermogen om in de praktijk te kunnen handelen en hulpmiddelen te kunnen gebruiken, zoals: ADL-vaardigheden, HDL-vaardigheden, werken, ontspannen, reizen, gezondheidsgedrag, gebruik van bijvoorbeeld computer of telefoon.
Een IQ lager dan 70 is dus wel voorwaarde, maar niet voldoende voor de diagnose ‘verstandelijke beperking’. Bij het vaststellen van de verstandelijke beperking wordt gekeken naar meerdere factoren, het IQ alleen zegt op zich ook niet zo heel veel. Er zijn zorgvragers met een verstandelijke beperking met een IQ van 65 die, dankzij een goed sociaal net-werk, heel goed in staat zijn om voor zichzelf te zor-gen, terwijl er ook zorgvragers zijn met een IQ van 105 die het absoluut niet redden. Vandaar dat het
van belang is om naast het IQ naar de bijkomende omstandigheden als de zelfredzaamheid – het ver-mogen van een individu om zelfzorgactiviteiten uit te voeren zonder de hulp van anderen – te kijken.
Defi nitie ‘verstandelijke handicap’Duidelijke beperking in zowel het intellectuele functio-
neren als het aanpassingsvermogen. Er is sprake van
een IQ dat aantoonbaar lager is van 70, gecombineerd
met beperkingen op het gebied van conceptuele, sociale
en praktische vaardigheden.
De beperking in het aanpassingsvermogen wil zeggen
dat men niet voldoet aan de normen die horen bij de
leeftijd op het vlak van sociale vaardigheden, verant-
woordelijkheden, communicatie, onafhankelijkheid en
zelfredzaamheid. De beperkingen treden op vóór de
leeftijd van achttien jaar.
1.3.1 Indeling in functionerings-niveaus
De groep mensen met een verstandelijke beperking is zeer divers. De ernst van de beperking verschilt namelijk en daardoor het niveau van functioneren. In Nederland heeft bijna de helft van de mensen met een verstandelijke beperking een lichte ver-standelijke beperking en iets meer dan de helft heeft een matig tot (zeer) ernstige verstandelijke beperking.Om het niveau van functioneren aan te geven van mensen met een verstandelijke beperking is een indeling gemaakt in vijf categorieën.
Mensen met een lichte verstandelijke beperkingBij mensen met een lichte verstandelijke beperking ligt het IQ tussen de 50 en 70. Vaak valt een lichte beperking pas in de schoolleeftijd op als de ontwik-keling van schoolse vaardigheden achterblijft. Voor die tijd valt de achterstand in de ontwikkeling in veel gevallen nauwelijks op. Een kleine achterstand
Defi nitie ‘verstandelijke handicap’Duidelijke beperking in zowel het intellectuele functio-
neren als het aanpassingsvermogen. Er is sprake van
een IQ dat aantoonbaar lager is van 70, gecombineerd
met beperkingen op het gebied van conceptuele, sociale
en praktische vaardigheden.
De beperking in het aanpassingsvermogen wil zeggen
dat men niet voldoet aan de normen die horen bij de
leeftijd op het vlak van sociale vaardigheden, verant-
woordelijkheden, communicatie, onafhankelijkheid en
zelfredzaamheid. De beperkingen treden op vóór de
leeftijd van achttien jaar.
Boek 13799.indb 5 17-12-12 12:45
De gehandicaptenzorg als organisatie6
kan namelijk ook worden verklaard vanuit individu-ele verschillen in de normale ontwikkelingsgang. Bij het opgroeien ontstaan er echter grotere verschillen in zelfredzaamheid. Terwijl de ene persoon met een lichte verstandelijke beperking een zelfstandig bestaan kan opbouwen, is de ander aangewezen op het leven in een min of meer beschermde omgeving.Over het algemeen zijn mensen met een lichte ver-standelijke beperking redelijk in staat om zich zelf-standig te redden in de maatschappij. Men kan zich redelijk uitdrukken en in veel gevallen kan men lezen en met geld omgaan.
Mensen met een matige verstandelijke beperkingBij mensen met een matige verstandelijke beperking ligt het IQ tussen 35 en 55. Hoewel bij deze mensen de motoriek zich tot een redelijk niveau ontwikkelt, blijft die vaak wel grof en houterig. De taal ontwik-kelt zich op een eenvoudig niveau. Deze mensen zijn in staat om eenvoudige problemen op te lossen.
Mensen met een matige verstandelijke beperking zijn aangewezen op het leven in een meer beschermde omgeving waarbij de nadruk ligt op voorlichting geven en begeleiden.Mensen met een matige verstandelijke beperking kunnen meestal wel aangeven wat ze willen. Ze kunnen leren zichzelf aan en uit te kleden, zelfstan-dig te eten en drinken en ze kunnen opkomen voor zichzelf. Ze kunnen vaak niet zelfstandig reizen, werken of wonen. Zij hebben meestal op alle gebie-den ondersteuning nodig.
Mensen met een ernstige verstandelijke beperkingBij mensen met een ernstige verstandelijke beperking ligt het IQ tussen 20 en 40. Op (zeer) jonge leeftijd zijn er al grote verschillen met andere baby’s. Zo ontstaat er bijvoorbeeld al vlug een grote achterstand in de ontwikkeling van de motoriek en in de wijze waarop contact wordt gelegd. Een aantal van deze mensen zal nooit kunnen lopen en sommigen blijven altijd
Figuur 1.1 Mensen met een beperking hebben veel zorg nodig
Boek 13799.indb 6 17-12-12 12:45
1 Zorgvragers in de gehandicaptenzorg 7
bedlegerig. De meeste mensen met een ernstige ver-standelijke beperking kunnen niet spreken. Het con-tact met de omgeving is beperkt en wordt geken-merkt door een zeer klein repertoire aan reacties. Mensen met deze verstandelijke beperking zijn hun hele leven aangewezen op verzorging en verpleging.Mensen met een ernstige verstandelijke beperking hebben op alle gebieden intensieve ondersteuning nodig. Ongeveer een derde van deze mensen heeft tevens ernstige problemen met zien of horen, zich verplaatsen of bewegen of heeft andere lichamelijke aandoeningen zoals epilepsie.
Mensen met een zeer ernstige verstandelijke beperkingMensen met een zeer ernstige verstandelijke beper-king hebben een IQ lager dan 20. Zij functioneren op een basaal niveau, er is nauwelijks contact met de omgeving, ze zijn vrijwel altijd bedlegerig en in veel gevallen aangewezen op sondevoeding. Ze zijn lichamelijk zeer kwetsbaar en overlijden vaak op jonge leeftijd.
Mensen met een sterk gedragsgestoorde licht verstandelijke beperkingEen doelgroep die om een meer specifieke benade-ring vraagt, zijn mensen met een sterk gedragsge-stoorde licht verstandelijk beperking. Zij vragen, naast een meer specifieke begeleiding met bijbeho-rende handvatten, om een meer behandelingsgerich-te aanpak en om goede begeleiding op hoog niveau.
1.3.2 Misvattingen over verstandelijke beperkingen
Onderling verschillen mensen met een verstandelij-ke beperking net zoveel van elkaar als dit bij andere mensen het geval is. Toch wordt er over mensen met een verstandelijke beperking vaak gesproken en geschreven alsof het een gelijksoortige groep zou zijn: ‘ze’ zijn hulpbehoevend, zielig, gek, spontaan of ze zijn altijd vrolijk. Dergelijke vooroordelen dragen er niet toe bij dat mensen met een verstandelijke
beperking serieus worden genomen en ruimte krij-gen om zich individueel te ontwikkelen in de samenleving. De huidige zorg echter ziet mensen met een verstandelijke beperking steeds meer als mensen met individuele behoeften, wensen en mogelijkheden. De zorgvrager met zijn mogelijkhe-den staat centraal en is uitgangspunt voor de zorg die jij als zorgverlener biedt.
Vaak wordt er tegen mensen met een verstandelijke beperking aangekeken of ze geen gevoelsmatige bewustwording zouden hebben. ‘Het is maar goed dat ze er zelf geen weet van hebben’, wordt er dan gezegd. Dit getuigt van weinig inzicht. Zelfs bij men-sen met een ernstige verstandelijke beperking is er namelijk sprake van lichaamsbeleving. Denk maar eens aan: hun uitingen van lust en onlust, uitingen in de vorm van lachen of huilen, het uitstoten van bepaalde geluiden, uitingen van agressie tegen zich-zelf of anderen, destructief gedrag, gedrag dat zich richt op het schade aanbrengen aan de persoon, aan andere personen of aan dingen.Maar ook komen gedragingen voor als: het niet wil-len voldoen aan bepaalde groepsregels, zich ergeren aan medebewoners, het beschermen van de eigen spullen of van de ruimte. En soms is in heel subtiel gedrag dat overeenstemt met de situatie van dat moment, een mate van gevoelsbeleving zichtbaar: als er oprecht contact is met de zorgvrager, als ware van hart tot hart, dan kun je reacties opmerken die een duidelijke relatie hebben met het gevoel van de zorgvrager en die passend zijn bij de situatie. Het kan een glimlach zijn, een sprankeling in de ogen of een stil moment van vreugde.
Een grote groep mensen met een verstandelijke beperking heeft tot op zekere hoogte wel degelijk weet van de verstandelijke beperking en de hieraan verbonden consequenties (bijvoorbeeld nooit zelf mogen beslissen, een activiteit niet zelf kunnen, naar een andere school moeten gaan).
Boek 13799.indb 7 17-12-12 12:45
De gehandicaptenzorg als organisatie8
1.4 Lichamelijke beperking
Mensen met een lichamelijke beperking hebben te maken met overwegend motorische beperkingen, waardoor men gehinderd wordt in zijn handelingen en/of bewegingen. In welke mate iemand lichame-lijk beperkt is, is individueel bepaald. Hier is geen eenduidige beschrijving van te geven, omdat ieder mens uniek is, en zijn beperking ook.
Defi nitie ‘lichamelijke beperking’Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) defi nieert een
lichamelijke handicap als volgt:
Een lichamelijke handicap is op te vatten als een fysieke
aandoening. Wanneer sprake is van beperkingen als
gevolg van stoornissen van het zenuwstelsel en het
bewegingsapparaat (bot-/spierstelsel, gewrichten en
bindweefsel) waarbij geen functionele verbetering meer
mogelijk is (er kan nog wel sprake zijn van een verslechte-
ring) en er geen sprake is van een terminale situatie, dan
is de grondslag lichamelijke handicap van toepassing.
Een onderverdeling die bij lichamelijke beperkingen veel gemaakt wordt, is die naar de oorzaak van de lichamelijke beperkingen en niet naar de ernst van de beperking: � beperkingen ten gevolge van hersenletsel, aan-
geboren of niet-aangeboren; � aangeboren beperkingen, zoals: spina bifi da
(open rug), niet-functionerende of ontbrekende lichaamsdelen;
� beperkingen door ziekte of aandoeningen, zoals: multiple sclerose, cerebraal vasculair accident of spierdystrofi e;
� beperkingen door ongevallen, zoals: dwarslaesie.
Zorgvragers met een lichamelijke beperking hebben behoefte aan verschillende vormen van zorg, onder-
steuning of begeleiding. Dat hangt samen met hun persoonlijke wensen, de problematiek waarmee ze kampen en de mate waarin zij in staat zijn de regie over hun eigen leven te voeren.De meeste mensen met een lichamelijke beperking zijn prima in staat zelfstandig hun leven te leiden en vorm te geven ondanks de beperkingen die zij heb-ben. Zij kunnen zich goed redden, al dan niet met het gebruik van hulpmiddelen. Dit vraagt soms wel om bepaalde keuzen te maken om in het maat-schappelijk leven mee te kunnen komen. Deze keu-zen kunnen inhouden dat er sommige dingen dus ook niet kunnen, en dat de zorgvrager hier vanaf moet zien en dit moet accepteren. Deze zelfredzaamheid is voor een belangrijk deel bepalend voor de omvang en de inhoud van de behoefte aan wonen, zorg, begeleiding of dagbeste-ding. De lichamelijke beperking kan immers de enige beperking zijn, maar ook combinaties met andere problemen of stoornissen kunnen voorkomen. Deze leiden tot verschillende zorgvragen, onder meer op het gebied van hulpmiddelen, ADL, verpleging, bege-leiding, huishoudelijke verzorging en behandeling.
Ondanks vele verbeteringen is het voor veel zorg-vragers nog niet altijd gemakkelijk om deel te nemen aan het maatschappelijke leven. Moeilijk toegankelijke gebouwen, niet geheel afgestemd openbaar vervoer of een gering fi nancieel budget zijn voorbeelden van dagelijks terugkerende zaken die de maatschappelijke participatie moeilijk maken. Tegenwoordig hebben veel gemeenten de deelname van alle burgers aan de samenleving op een zinvolle en positieve manier in hun beleid opgenomen. Voor de bevordering van de participatie van kwetsbare groepen willen gemeenten hun verantwoording nemen en een voorwaardenscheppende rol vervul-len. Een paar voorbeelden: � extra geld uittrekken voor het bieden van aange-
paste vervoersmogelijkheden; � extra subsidie geven waardoor arbeidsplaatsen
kunnen ontstaan voor mensen met een beperking;
Defi nitie ‘lichamelijke beperking’Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) defi nieert een
lichamelijke handicap als volgt:
Een lichamelijke handicap is op te vatten als een fysieke
aandoening. Wanneer sprake is van beperkingen als
gevolg van stoornissen van het zenuwstelsel en het
bewegingsapparaat (bot-/spierstelsel, gewrichten en
bindweefsel) waarbij geen functionele verbetering meer
mogelijk is (er kan nog wel sprake zijn van een verslechte-
ring) en er geen sprake is van een terminale situatie, dan
is de grondslag lichamelijke handicap van toepassing.
Figuur 1.2
Boek 13799.indb 8 17-12-12 12:45
1 Zorgvragers in de gehandicaptenzorg 9
� bevorderen van verdraagzaamheid in de samen-leving door het geven van intensieve voorlichting;
� ondersteunen van sportverenigingen in de vorm van geld en kennis voor aangepast sporten.
Als je als zorgverlener in contact komt met zorgvra-gers met een lichamelijke beperking, betekent dit meestal dat jij degene bent die datgene moet doen wat iemand op eigen kracht niet kan. Wat de zorg-vrager zelf zou kunnen uitvoeren, zou hij zelf doen of kunnen doen. Jouw ondersteuning is aanvullend. Je zou het zo kunnen zien: zorgvragers met een lichamelijk beperking leven hun eigen leven, waarin jij op verzoek de noodzakelijke aanvulling biedt.
VoorbeeldEen 50-jarige man die niet goed kan lopen door een
aangeboren beschadiging in de hersenen, kiest er niet
voor zijn vakantie lopend in de Ardennen door te brengen.
Een zelfstandige vakantie met de auto is wel mogelijk.
Deze zorgvrager hoeft zich dus helemaal niet lichamelijk
gehandicapt te voelen, ondanks de stoornis in zijn licha-
melijk functioneren. Volgens de definitie is hij ook niet
lichamelijk gehandicapt, als hij zelf kan voorzien in zijn
persoonlijke en maatschappelijke leven.
Wellicht dat dezelfde persoon toen hij 15 jaar oud was
wel lichamelijk gehandicapt was, omdat hij toen graag
met zijn leeftijdgenoten had meegevoetbald, wat niet mo-
gelijk was. De behoefte veroorzaakt dus ook de handicap.
1.4.1 Aangeboren of verworven?
Er is een onderscheid te maken tussen een aange-boren of vroeg verworven stoornis en een stoornis die op latere leeftijd ontstaat of zich openbaart. Dit onderscheid is van belang, omdat het ons veel informatie geeft over welke ervaringen een zorg-vrager heeft opgedaan en op welke manier en hoe hij zijn stoornis, beperkingen of participatie aan het maatschappelijk leven beleeft.
Aangeboren stoornisTot een aangeboren stoornis rekenen we die aandoe-ningen die al bij de geboorte aanwezig zijn of die zich in de eerste maand na de geboorte openbaren. Een zorgvrager met een aangeboren stoornis weet niet hoe het is om te leven zonder beperkingen. Toch ont-staat er, juist omdat de stoornis en beperkingen vanaf de geboorte bestaan of vlak erna, een gestoorde of vertraagde ontwikkeling. Een aantal ervaringen die kinderen normaal doorlopen in hun ontwikkeling, zijn bij deze zorgvragers anders of niet aan de orde.Een kind dat bij de geboorte een stoornis heeft, brengt bij de ouders dikwijls een schokeffect teweeg. Teleurstelling, verdriet, schuldgevoel, ont-kennen van de ernst van de situatie of schaamte, kan in de beginperiode overheersen. De ouders moe-ten wennen aan en leren leven met het gegeven dat ze ouders zijn van een kind met een stoornis en/of beperking. Dit wordt vaak bemoeilijkt door onzeker-heid over de opvoeding en de toekomst van het kind. Ook de omgeving weet niet altijd hoe ze moet omgaan met het kind en zijn ouders, men weet niet hoe te reageren. Daarnaast kan het zo zijn dat een kind met een (zichtbare) stoornis of beperking geen uitnodigend effect heeft op de omgeving, het wekt niet vanzelfsprekend vertedering op. Dit alles bemoeilijkt de opbouw van een vertrou-wensrelatie met het kind, wat de basis kan zijn voor latere emotionele problemen. Een bijkomend pro-bleem dat het ontwikkelen van relaties in de weg kan staan, zijn de veelvuldige en langdurige zieken-huisopnamen die soms noodzakelijk zijn. Als een kind al in zijn vroege jeugd, bijvoorbeeld tussen zijn tweede en vijfde levensjaar, in een instelling is geplaatst, heeft het zich in veel gevallen helemaal niet aan personen kunnen hechten. Een kind met een stoornis betekent voor ouders ook vaak het brengen van offers, in materiële en immateriële zin. Dit kan een kind met een schuldgevoel opzadelen en dit heeft weer gevolgen voor de emotionele ont-wikkeling.
Boek 13799.indb 9 17-12-12 12:45
De gehandicaptenzorg als organisatie10
Een kind met een aangeboren stoornis staat, net als elk ander kind, voor de opgave zich verder te ontwik-kelen. Maar voor het kind met de aangeboren stoor-nis is dit een zwaardere taak met een beperkte uitrus-ting. Wanneer er ook nog sprake is van een hersenbe-schadiging, geldt dit als het ware dubbel. De aanwe-zigheid van een hersenbeschadiging betekent vrijwel altijd dat er stoornissen in de ontwikkeling optreden. De manier van opvoeden zal moeten aansluiten bij de situatie van het kind. Dit betekent dat ouders en andere opvoeders een reëel beeld moeten hebben van de behoeften en mogelijkheden van het kind. Pas dan kunnen belemmerende factoren opgeheven worden en geven ze het kind de ruimte. Ze ruimen niet elke hindernis voor het kind uit de weg, isoleren het niet van de buitenwereld en stellen geen eisen die het kind niet kan waarmaken. Het mag voor zich spreken dat de ervaringen die de zorgvrager met al deze facetten in zijn jeugd heeft opgedaan, later een rol kunnen spelen. Hoe meer hij bijvoorbeeld in zijn jeugd gestimuleerd is tot het
gebruik van hulpmiddelen, hoe groter zijn behoefte aan onafhankelijkheid als volwassene.
Van een aangeboren stoornis is sprake als de stoor-nis is ontstaan voor, tijdens of vlak na de geboorte. Oorzaken kunnen zijn: � erfelijke / genetische oorzaken, zoals
chromosoomafwijkingen; � stofwisselingstoornissen en andere aanlegstoor-
nissen, met als gevolg misvormingen van in ieder geval het zenuwstelsel;
� stoornissen tijdens de zwangerschap als gevolg van exogene invloeden (invloeden van buitenaf), zoals: infectieziektes bij de moeder (rodehond en toxoplasmose bijvoorbeeld), medicijngebruik, straling;
� stoornissen tijdens de geboorte, bijvoorbeeld: zuurstoftekort, een hersenbloeding;
� stoornissen direct na de geboorte, bijvoorbeeld: zuurstoftekort, hersenbloedingen, direct ontsta-ne ernstige geelzucht;
Figuur 1.3 Hoe meer iemand in zijn jeugd gestimuleerd is om hulpmiddelen te gebruiken, hoe groter zijn behoefte aan
onafhankelijkheid later kan zijn
Boek 13799.indb 10 17-12-12 12:45
1 Zorgvragers in de gehandicaptenzorg 11
� stoornissen in het eerste levensjaar, bijvoor-beeld: hersen(vlies)ontsteking, zuurstoftekort, hersenbloeding, trauma.
Er wordt nog wel eens gedacht dat epilepsie de oor-zaak kan zijn van een verstandelijke beperking. Maar deskundigen nemen aan dat epilepsie vrijwel nooit de oorzaak is van een verstandelijke beper-king, maar eerder een symptoom. Het is een signaal dat er een hersenbeschadiging is opgetreden. Epi-lepsie kan ook bij mensen zonder verstandelijke beperking voorkomen.
Op latere leeftijd verworven stoornisMet een verworven stoornis bedoelen we een aan-doening die ontstaan is op latere leeftijd. Het grote verschil met een aangeboren aandoening is natuur-lijk dat de zorgvrager tot aan het moment van het ontstaan van de stoornis en beperkingen een nor-male ontwikkeling heeft doorgemaakt. Het kan zijn dat hij, door bijvoorbeeld een ongeval of een hersen-infarct, van de ene op de andere dag zijn oude leven kwijt is. Een sluipende ziekte, zoals MS, veroorzaakt in toenemende mate stoornissen en brengt veel onzekerheid met zich mee. Steeds meer blokkeren de beperkingen hem.
Mogelijke oorzaken van niet-aangeboren beperkin-gen zijn: � ziekten (bijvoorbeeld hersen(vlies)ontsteking,
kwaadaardige tumoren); � een ongeval (bijvoorbeeld verdrinking of een
verkeersongeval); � ernstige mishandeling (bijvoorbeeld het ‘shaken
baby syndroom’); � ernstige en langdurige ondervoeding; � vaatstoornissen (cerebro-vasculaire accidenten
(CVA’s)).
Het gevolg van een verworven stoornis en beperkin-gen is dat het toekomstperspectief ingrijpend veran-dert. De zorgvrager moet omschakelen naar een leven
met beperkingen. Dat dit niet eenvoudig is, spreekt voor zich. In veel situaties zien we dat de zorgvrager een proces doormaakt dat vergelijkbaar is met de fasen van het rouwproces (de ‘fasen van E. Kübler-Ross’). In het begin houdt men zich vast aan het idee of de wens dat het allemaal wel weer goed zal komen. Wanneer de consequenties van de stoornis duidelij-ker worden, zal er verzet kunnen optreden, woede en soms afgunst. De omschakeling van de rol die men eerder gewend was naar de rol van iemand met een beperking heeft verstrekkende gevolgen voor het maatschappelijk functioneren, werk, gezin, enzo-voort. De waarden en normen van de zorgvrager zijn bepalend voor de mate van verzet. Iemand die uiter-lijke schoonheid heel belangrijk vindt, zal een ver-minking van het lichaam als rampzalig ervaren. Staat onafhankelijkheid hoog in het vaandel, dan zal afhankelijkheid moeilijk te accepteren zijn.Uiteindelijk komt men meestal in een fase van aan-vaarding, maar sommigen zullen deze fase niet bereiken. Aanvaarding betekent in dit geval dat de zorgvrager zijn situatie onder ogen durft te zien en met zijn mogelijkheden een nieuwe invulling kan geven aan zijn leven. Hierbij zijn de houdingen en opvattingen van familieleden, vrienden en de werk-gever erg belangrijk. Een nieuw leven kan in de thuissituatie plaatsvinden. In een aantal situaties is dat niet meer mogelijk en zal men andere woonmogelijkheden moeten zoeken.
Indien bij zorgvragers met een verstandelijke beper-king de stoornis op latere leeftijd is ontstaan, spre-ken we van een niet-aangeboren hersenletsel. Bij zorgvragers met een matige tot ernstige beperking zal de verwerking anders kunnen zijn dan bij zorg-vragers met een lichamelijke beperking. Ook bij deze zorgvragers is de opgaande levenslijn ineens onder-broken door bijvoorbeeld ziekte of ongeval, maar de bewustwording van de restsituatie en het overzien van consequenties erna zal mogelijk in mindere mate aanwezig zijn, door stoornissen in het begrij-pen en problemen met denken.
Boek 13799.indb 11 17-12-12 12:45
De gehandicaptenzorg als organisatie12
1.4.2 Soort stoornis en beperking
Het soort stoornis is van belang voor de manier waarop de zorgvrager zichzelf en de reacties van de omgeving ervaart. Is er sprake van een motorische stoornis (verlamde benen), een orgaanstoornis (COPD) of een gehoorstoornis? Ieder soort aandoe-ning heeft andere gevolgen en deze zijn in belangrij-ke mate bepalend voor de manier waarop verwer-king en aanpassing plaatsvinden. Datzelfde geldt voor de ernst (levensbedreigend) en zwaarte (bij-voorbeeld MS) van een stoornis of beperking.
VoorbeeldWim denkt er nog elke dag aan dat zijn ouders er toenter-
tijd er niet voor hebben gekozen om hem op jonge leeftijd
te laten vaccineren tegen polio. Gevolg ervan was dat
hij ernstige lichamelijke beperkingen kreeg en sindsdien
afhankelijk is van een rolstoel en van de zorg van anderen.
1.4.3 Zichtbaarheid van een stoornis of beperking
De omgeving kan eerder rekening houden met een stoornis of beperking als die te zien of te merken is. Rekening houden met een stoornis of beperking van een ander wil zeggen dat je uitgaat van zijn moge-lijkheden. Soms gebeurt ook het tegenovergestelde. Mensen reageren met afschuw op een zichtbare stoornis. Vaak gebeurt dit uit onmacht, onbegrip of onbekendheid. In ieder geval merkt de zorgvrager deze houding van de omgeving en kan hem dat negatief beïnvloeden. Een stoornis of beperking die niet direct opvalt, kan ook uiteenlopende reacties met zich meebrengen. De zorgvrager ondervindt niet direct een belemme-ring in contacten met anderen, maar de kans is gro-ter dat er geen rekening met zijn beperkingen wordt gehouden. Dat kan leiden tot frustratie en verdriet bij de zorgvrager, of tot onbegrip vanuit de omge-ving.
VoorbeeldLiesbeth baalt er nog steeds van, hoewel ze er nu al
ruimschoots aan gewend is dat mensen haar zoon Bas
direct anders bekijken dan andere baby’s, alleen maar
omdat hij het syndroom van Down heeft. De reacties zijn
uiteenlopend, maar geen mens die Bas uit zichzelf oppakt
en knuffelt.
1.4.4 Achteruitgang door stoornis of beperking
Een aantal stoornissen of beperkingen resulteert in een resttoestand waarmee de zorgvrager zijn leven moet invullen. Er is ook een aantal aandoeningen dat een progressief verloop kent. Dat wil zeggen dat er sprake is van een voortdurende lichamelijke ach-teruitgang. De snelheid van deze progressie kan sterk verschillen. Een zorgvrager met een progres-sieve aandoening wordt steeds weer geconfronteerd met lichaamsfuncties die minder worden of uitval-len. Het verwerkingsproces wordt hierdoor ernstig bemoeilijkt. Steeds als je op een punt bent gekomen dat er enige vorm van acceptatie heeft plaatsgevon-den, word je weer geconfronteerd met een nieuwe situatie waarin je minder mogelijkheden hebt. Ook de onvoorspelbaarheid van de snelheid waarin beperkingen zich voordoen, kan extra frustrerend werken. Voor de zorgvrager en zijn omgeving geeft dat extra gevoelens van onmacht en onzekerheid.
VoorbeeldManuela weet goed te benoemen wat haar lichamelijke
achteruitgang veroorzaakt. Een kilo erbij betekent nog
meer gewrichtsklachten en een toename van de diabe-
tesproblemen. Haar eeuwige strijd tegen het overgewicht
blijft een strijd tegen haar syndroom. Ze weet dat het
syndroom van Prader Willi het zal blijven winnen, ook al is
haar vechtlust nog zo groot. Op zwakke momenten zal ze
steeds weer terugvallen in haar verkeerde eetpatroon en
zal ze de eetregels aan haar laars lappen.
Boek 13799.indb 12 17-12-12 12:45
2 Geschiedenis van de gehandicaptenzorg en voorzieningen 13
2.1 Inleiding
In de loop der jaren is er veel veranderd ten aanzien van de manier waarop mensen met een verstande-lijke of lichamelijke beperking worden benaderd. Mensen met een beperking hebben op verschillende manieren in de belangstelling gestaan, met name de mens met een verstandelijke beperking. De zorg is op alle vlakken onderhavig geweest aan vele ver-anderingen. Diverse modellen en benaderingen zijn in de loop der jaren de revue gepasseerd. In dit hoofdstuk komt de geschiedenis in grote lijnen aan bod, omdat deze bepalend is voor hoe de zorg nu is.
2.2 Geschiedenis vóór de 20ste eeuw
Mensen met een beperking waren tot halverwege de 19e eeuw vaak afhankelijk van liefdadigheid, aal-moezen en de kerk. De gerichte zorg aan mensen met een beperking begint in Frankrijk. In 1801 was er sprake van een eerste vorm van zorg aan een per-soon met een verstandelijke beperking. Het ging hierbij om een verwilderde jongen in Frankrijk die ‘behandeld’ werd door de arts Itard. Als het de dor-pelingen eindelijk lukt de jongen te vangen, wordt hij naar een doofstommeninstituut in Parijs gebracht. Itard is als arts aan dit instituut verbon-
den. Itard gelooft in het feit dat mensen met een verstandelijke beperking genezen kunnen worden.
In 1841 werd de krankzinnigenwet ingevoerd. In deze wet stond dat ‘krankzinnigen’ recht hadden op ver-pleging en genezen moesten worden. Met de naam ‘krankzinnigen’ worden dan nog alle personen met een stoornis bedoeld, er wordt geen onderscheid gemaakt in lichamelijke of verstandelijke stoornis-sen.
Rond 1900 verdwijnt het optimisme over de gene-zing van mensen met een verstandelijke beperking geheel. Men begint geleidelijk aan onderscheid te maken tussen ‘krankzinnigheid’ en ‘zwakzinnig-heid’. Voor ‘zwakzinnigen’ komen de eerste aparte inrichtingen. Voor het eerst worden zij ook onder-verdeeld. Men onderscheidt ‘idioten’, ‘imbecielen’ en ‘debielen’. Men begint in te zien dat de ontwikke-lingsmogelijkheden van een ‘zwakzinnige’ samen-hangen met de ernst van zijn beperking.
Tot de Tweede Wereldoorlog bestaan er zowel alge-mene als aparte inrichtingen voor mensen met een verstandelijke beperking. In de inrichtingen is wei-nig personeel; van zorgvragers eist men dat ze naar vermogen meewerken. De verschillende disciplines zoals we die nu hebben, bestaan nog niet. Mannen en vrouwen leven gescheiden. Iedereen die kan wer-ken, moet werken. Zorgvragers die niet kunnen wer-
2 Geschiedenis van de gehandicaptenzorg en voorzieningen
Boek 13799.indb 13 17-12-12 12:45
De gehandicaptenzorg als organisatie14
ken, worden verpleegd. Mensen met een (motori-sche) beperking worden gezien als ‘gebrekkigen’ of invaliden. Dit beeld heeft na het begin van de 20ste eeuw nog lang standgehouden.
Figuur 2.1 Aparte inrichtingen voor ‘zwakzinnigen’
2.3 Vanaf de 20ste eeuw
De zorg aan mensen met een verstandelijke beper-king heeft tot halverwege de 20ste eeuw vooral in het teken van medische zorg en medisch denken gestaan (het medisch model). Inrichtingen waren vrijwel volledig van de buitenwereld afgesloten. Zorgvragers en verplegers kwamen vrijwel nooit van het inrichtingsterrein af. Het contact met ouders was minimaal.
VoorbeeldRenée Ham vertelt: ‘Als we mijn broer Peter gingen halen
of brengen, waren we bijna een hele dag onderweg. Dat
was een uitstapje. Hij zat in Nunspeet, dat was vanuit de
kop van Noord-Holland een heel eind rijden. Als we er dan
waren, werden we ontvangen in een grote wachtzaal. We
kregen koffie en ondertussen werd Peter door een zuster
van de groep gehaald. Wij kwamen nooit op de groep
waar hij zat. Dat was niet vreemd, dat was gewoon zo.’
Na de Tweede Wereldoorlog komt veel aandacht voor onderzoek, diagnose, behandeling en preventie. Daarmee neemt de deskundigheid toe. Dit leidt
ertoe dat ook het leven van zorgvragers verandert. Orthopedagogen en psychologen komen in dienst bij inrichtingen.
Voor mensen met een lichamelijke beperking was de eerste helft van de 20ste eeuw niet veel beter. Wetten en regelingen, bestemd voor het toeganke-lijk maken van de maatschappij door werk en scho-ling werden niet nageleefd of gebruikt en mensen met een beperking werden niet beschouwd als ‘nut-tig voor de maatschappij’.Pas na 1945 kwam de zorg voor mensen met een (lichamelijke) beperking in Nederland ‘tot bloei’. In diverse Europese landen was al veel eerder aandacht voor de positie van mensen met een beperking in de maatschappij en werden mogelijkheden gezien voor arbeid en ontwikkeling.Voor mensen met een lichamelijke beperking werd er sinds de eeuwwisseling wel aandacht besteed aan de zorg, waarbij de in 1899 te Arnhem opgerich-te ‘Vereeniging tot verzorging van gebrekkige en mismaakte kinderen’, in 1926 omgedoopt in ‘Centra-le Vereeniging voor Lichamelijk Gebrekkigen’ (CVLG), een voortrekkersrol had. Ook vrijetijdsbeste-ding, scholing en werk kregen aandacht.
Hoewel er tegenstanders waren, bleef het wonen (en werken, recreëren en besteden van de dag) voor mensen met een verstandelijke beperking vele jaren achtereen beperkt tot de grote instellingen, waar zij opgeborgen werden en vooral van de maatschappij gescheiden. Slechts een enkele instelling (zoals de Dr. Mr. Willem van den Bergh-stichting, waar de onderwijzer J. Jüch voorstander was van een meer pedagogische aanpak) gaf ruimte voor meer dan alleen een medische kijk op de mens met een beper-king. De meeste grote instellingen waren geen fijne plaats om te verblijven, maar voor de toen heersende politieke stromen wel de best denkbare oplossing.
Boek 13799.indb 14 17-12-12 12:45
2 Geschiedenis van de gehandicaptenzorg en voorzieningen 15
DE ZORG
SLAAT TOE
Postbus 10 45 6801 BA A r nhem www.loesje.nl
Figuur 2.2 Ruim 60 jaar in Nederland een begrip, ook buiten
de zorg
Voor mensen met een lichamelijke beperking was er lange tijd geen speciale voorziening voor het wonen. Mensen met een lichamelijke beperking werden in eerste instantie opgenomen in instellingen die gericht waren op revalidatie. Deze waren er voor zowel kinderen als volwassen. Zodra duidelijk was dat revalidatie niet verder mogelijk was, werd de persoon met een lichamelijke beperking in een ver-pleeghuis opgenomen. Dit was voor zeer velen verre van ideaal; de verpleeghuizen waren niet ingericht op jonge mensen, maar gericht op ouderen.
In de jaren 50 van de twintigste eeuw werden initia-tieven ontplooid om verandering te brengen in het wonen van mensen met een (blijvende) lichamelijke beperking. De initiatieven hiervoor kwamen vooral uit Arnhem. Na een gerichte geldinzamelingsactie werd in 1954 het terrein van de Johanna Stichting in gebruik genomen in Arnhem-West. De bekende term ‘Loesje’ werd hiermee eveneens geïntroduceerd en
later nog diverse malen gebruikt om geld in te zame-len voor de huisvestingsmogelijkheden voor mensen met een lichamelijke beperking. In 1962 werd even-eens na een landelijke geldinzamelingsactie een dorp gesticht voor mensen met een lichamelijke beperking, waar ze zelfstandig konden wonen in een aangepaste omgeving.
Voor mensen met een verstandelijke beperking kwam de grote ommezwaai in het politieke denken en het streven naar integratie pas halverwege de jaren 70 goed op gang, na de bekende Dennendal-affaire . Dennendal was een afdeling waar mensen met een verstandelijke beperking woonden. De directeur en sommige hoofden en groepsleiders vonden dat ieder mens het recht had om op zijn eigen manier mens te zijn. Zij verzetten zich ertegen dat in de ‘zwakzinnigenzorg’ alles in groepsverband plaatsvond en waren tegen de grote mate van bescherming. Tegenstanders zagen deze vooruitstre-vende veranderingen helemaal niet zitten.
De Dennendal-affaireEr is geen bekendere affaire in de zorg in Nederland die
in de eerste helft van de jaren 70 de gemoederen zó
verhitte, als de ontruiming van het paviljoen Lorentz van
de zwakzinnigenkliniek Dennendal.
Het was de climax van een jarenlang confl ict met als
inzet de alternatieve maatschappijvisie van de jaren 60
en de maatschappelijke integratie van de inrichtingsbe-
woners. De affaire veroorzaakte bijna de val van het
kabinet Den Uyl. Tegenpolen waren drs. W. Drechsel, die
in 1969 als universiteitsbestuurder nauw betrokken was
bij de ontruiming van het Maagdenhuis, en Dennendal-
directeur Carel Muller (zie fi guur 2.3). De belangrijkste
geschillen waren gericht op het, volgens Muller, opber-
gen van de ‘pupillen’ en het gebrek aan een prikkelrijk
en eenvormig leefmilieu. Muller was van mening dat,
zeker op het moment dat er nieuwbouwplannen kwa-
men, er meer gekeken moest worden naar woonvormen
De Dennendal-affaireEr is geen bekendere affaire in de zorg in Nederland die
in de eerste helft van de jaren 70 de gemoederen zó
verhitte, als de ontruiming van het paviljoen Lorentz van
de zwakzinnigenkliniek Dennendal.
Het was de climax van een jarenlang confl ict met als
inzet de alternatieve maatschappijvisie van de jaren 60
en de maatschappelijke integratie van de inrichtingsbe-
woners. De affaire veroorzaakte bijna de val van het
kabinet Den Uyl. Tegenpolen waren drs. W. Drechsel, die
in 1969 als universiteitsbestuurder nauw betrokken was
bij de ontruiming van het Maagdenhuis, en Dennendal-
directeur Carel Muller (zie fi guur 2.3). De belangrijkste
geschillen waren gericht op het, volgens Muller, opber-
gen van de ‘pupillen’ en het gebrek aan een prikkelrijk
en eenvormig leefmilieu. Muller was van mening dat,
zeker op het moment dat er nieuwbouwplannen kwa-
men, er meer gekeken moest worden naar woonvormen
Boek 13799.indb 15 17-12-12 12:45
De gehandicaptenzorg als organisatie16
die tegemoet kwamen aan de eigenheid van mensen en
de behoefte om sociale contacten te leggen en te
onderhouden. Volgens Muller zou de mens met een
beperking meer in contact moeten (kunnen) komen met
zijn medemensen in diverse omstandigheden en in
diverse rollen. Binnen Dennendal zou daartoe de aanzet
gedaan kunnen worden door gebouwen meer open te
laten zijn.
De verdunningsfi losofi e van Dennendal en het daaruit
voortgekomen Nieuw Dennendal zou later op grote
schaal in de zorg voor mensen met een beperking wor-
den toegepast.
Figuur 2.3 De Dennendal-affaire heeft de zorg voor mensen
met een verstandelijke beperking indringend
beïnvloed
Aan het eind van de jaren 80 komt er een roep om zelfbeschikking . Er ontwikkelt zich een nieuwe visie die de nadruk legt op de persoon met een beperking als individu, zijn individuele rechten en zijn mogelijkheden. De keuzemogelijkheden van de persoon met een beperking komen centraal te staan. Dit geldt voor zowel mensen met een lichamelijke als met een verstandelijke beperking. Personen moeten kunnen participeren in de samenleving. Er komt dus een roep om integratie. Daarnaast komt de zorgvraag van de zorgvrager centraal te staan, met als gevolg dat er een omslag gemaakt moet worden van aanbodgestuurde zorg (zorgverlening wordt aangeboden aan de zorgvrager zoals men gewend is
te doen) naar vraaggestuurde zorg (de vraag van de zorgvrager is het uitgangspunt).Eind jaren 80 ontstaat de visie dat mensen met een verstandelijke en lichamelijke beperking mensen zijn met mogelijkheden. Ook wordt de rechtspositie van mensen met een beperking en hun ouders sterk verbeterd. Dit komt vooral door de invoering van diverse wetten die deze rechtspositie regelden en verbeterden. Een van die nieuwe wetten regelt het persoonsgebonden budget (1986).
2.4 Voorzieningen
Grote woonvoorzieningen werden op een gegeven moment niet langer als ideaal gezien. Overal in het land werden er daarom initiatieven ontwikkeld om mensen met een beperking in de maatschappij te laten wonen en daardoor meer en beter te laten deelnemen aan die maatschappij. Diverse grote instellingen werden verkleind door het vertrek van hun bewoners naar buiten het instellingsterrein of er werd instellingsterrein omgevormd tot woonge-bied voor mensen met en zonder beperking. Een ander initiatief op het gebied van integratie en emancipatie is het in gebruik nemen van de eerste Fokuswoning in 1979, een aangepaste woning in een gewone woonwijk waar mensen met een lichamelij-ke beperking zelfstandig – met ADL-ondersteuning – kunnen wonen.Tegenwoordig ontstaan ook steeds vaker kleinscha-lige woonprojecten voor jongeren met een beper-king. Het zijn vaak de ouders die dit opzetten. Zij kopen of huren een pand en kopen de zorg in mid-dels een pgb. Doordat de mogelijkheden van zorg-verlening aan mensen met een beperking zijn toe-genomen en er meer variaties mogelijk zijn om zorg en begeleiding te krijgen buiten de muren van zorg-organisaties, is er een ontwikkeling gaande dat zorg-vragers in principe zo lang mogelijk thuis willen en kunnen blijven wonen. Het beleid is daar tegen-woordig ook in eerste instantie op gericht. Thuis blij-
die tegemoet kwamen aan de eigenheid van mensen en
de behoefte om sociale contacten te leggen en te
onderhouden. Volgens Muller zou de mens met een
beperking meer in contact moeten (kunnen) komen met
zijn medemensen in diverse omstandigheden en in
diverse rollen. Binnen Dennendal zou daartoe de aanzet
gedaan kunnen worden door gebouwen meer open te
laten zijn.
De verdunningsfi losofi e van Dennendal en het daaruit
voortgekomen Nieuw Dennendal zou later op grote
schaal in de zorg voor mensen met een beperking wor-
den toegepast.
Boek 13799.indb 16 17-12-12 12:45
2 Geschiedenis van de gehandicaptenzorg en voorzieningen 17
ven wonen is mogelijk door ondersteuning van het eigen sociale netwerk, thuiszorg of door ambulante zorg die geboden wordt vanuit een zorgorganisatie. De zorg kan bestaan uit verzorging of begeleidende taken, zoals het omgaan met boodschappen of fi nanciën. Via de gemeente – geregeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning – kan men aanpas-singen in en om de woning en hulpmiddelen aan-vragen. Indien thuis wonen niet meer tot de moge-lijkheden behoort, kan men kiezen voor begeleid zelfstandig wonen, of kan men na indicatie in aan-merking komen voor een Fokuswoning met ADL- ondersteuning of voor een kleine of grotere woon-vorm (woonvoorziening). In toenemende mate zijn er ook appartementencomplexen waar zorgvragers met een beperking samenwonen met mensen zon-der beperking.In ieder geval wordt er zo veel mogelijk tegemoetge-komen aan zelfstandig wonen met zo veel mogelijk zeggenschap over het dagelijkse leven en privacy.Tot op heden gaat die ontwikkeling door.Vrijwel elke nieuwbouwwijk in Nederland kent inmiddels zorgvragers met een beperking, vrijwel elk dorp of elke stad heeft inmiddels diverse voorzie-ningen voor dagbesteding of werkvoorziening voor mensen met een beperking. En deze ontwikkeling zal zich de komende jaren alleen maar verder voort-zetten.Momenteel zijn er in Nederland zeer vele vormen van wonen en dagbesteding voor mensen met een (vorm van) beperking. Dat varieert van tijdelijk tot permanent wonen, van revalidatie tot blijvende ver-pleging en van arbeid tot dagbesteding. Een opsom-ming van alle vormen is nooit compleet, daarom volstaan we hier met een globale indeling.
Wonen en dagbesteding voor mensen met een (vorm van) beperkingVormen van wonen
� tijdelijke opvang (logeerhuizen, noodbedden in
woonvoorzieningen);
� permanent wonen intramuraal (de bekende grote
terreinen waar men woont en dagbesteding heeft);
� permanent wonen extramuraal (diverse woonvormen
waaronder Fokus (waarbij men zelfstandig of bege-
leid zelfstandig woont), GVT);
� specifi eke woonvormen (zoals Thomashuizen, zorg-
boerderijen met verblijf).
Vormen behandeling en verpleging
� revalidatiecentra (de specifi eke centra, niet zijnde
verpleeghuizen, bijvoorbeeld Groot Klimmendaal in
Arnhem);
� semi-murale revalidatie (bijvoorbeeld als onderdeel
van een verpleeghuis, ziekenhuis);
� zorgcentra (waar wonen en zorg gecombineerd
wordt. Voorheen ook instelling genoemd (zie ook
‘permanent wonen intramuraal’ hiervoor);
Vormen van dagbesteding, werk en scholing
� intramurale dagbesteding (gekoppeld aan het wonen
op het terrein van de zorgorganisatie);
� extramurale dagbesteding (vele vormen die we nu
zien in de steden, als werken in een atelier, winkel,
enzovoort. Maar ook werken in drukkerijen, bakke-
rijen en vele andere vormen van bedrijfsmatige
dagbesteding);
� begeleid zelfstandig werken (onder begeleiding wer-
ken bij een bedrijf, soms slechts op afstand begeleid
door een ‘jobcoach’);
� zelfstandig werken (op basis van eigen capaciteit of
met een subsidieregeling werken bij een regulier
bedrijf);
� diverse vormen van speciaal onderwijs (mytylschool,
ZMLK, MLK, enzovoort).
Wonen en dagbesteding voor mensen met een (vorm van) beperkingVormen van wonen
� tijdelijke opvang (logeerhuizen, noodbedden in
woonvoorzieningen);
� permanent wonen intramuraal (de bekende grote
terreinen waar men woont en dagbesteding heeft);
� permanent wonen extramuraal (diverse woonvormen
waaronder Fokus (waarbij men zelfstandig of bege-
leid zelfstandig woont), GVT);
� specifi eke woonvormen (zoals Thomashuizen, zorg-
boerderijen met verblijf).
Vormen behandeling en verpleging
� revalidatiecentra (de specifi eke centra, niet zijnde
verpleeghuizen, bijvoorbeeld Groot Klimmendaal in
Arnhem);
� semi-murale revalidatie (bijvoorbeeld als onderdeel
van een verpleeghuis, ziekenhuis);
� zorgcentra (waar wonen en zorg gecombineerd
wordt. Voorheen ook instelling genoemd (zie ook
‘permanent wonen intramuraal’ hiervoor);
Vormen van dagbesteding, werk en scholing
� intramurale dagbesteding (gekoppeld aan het wonen
op het terrein van de zorgorganisatie);
� extramurale dagbesteding (vele vormen die we nu
zien in de steden, als werken in een atelier, winkel,
enzovoort. Maar ook werken in drukkerijen, bakke-
rijen en vele andere vormen van bedrijfsmatige
dagbesteding);
� begeleid zelfstandig werken (onder begeleiding wer-
ken bij een bedrijf, soms slechts op afstand begeleid
door een ‘jobcoach’);
� zelfstandig werken (op basis van eigen capaciteit of
met een subsidieregeling werken bij een regulier
bedrijf);
� diverse vormen van speciaal onderwijs (mytylschool,
ZMLK, MLK, enzovoort).
Boek 13799.indb 17 17-12-12 12:45
18 De gehandicaptenzorg als organisatie
3.1 Inleiding
De zorg in Nederland is professioneel georganiseerd en wordt zorgvuldig geregeld. Iedereen heeft recht op zorg, in de vorm die het best past bij de vraag naar zorg. Om aan die zorg te kunnen voldoen is het nodig dit in wetten en regels te vatten, om zo te zorgen dat men krijgt wat men nodig heeft en dat het beschik-
bare budget voor de zorg optimaal wordt ingezet.In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar de route die men als zorgvrager met een beperking volgt om de zorg te krijgen die nodig is. Voor iedereen is dat glo-baal dezelfde route, de individuele verschillen zor-gen er echter voor dat elke route toch weer anders is. De kaders worden in dit hoofdstuk geschetst en ver-schillen worden duidelijk.
Figuur 3.1 Het CIZ doet de indicatiestelling
3 Proces van intake tot beëindiging hulpverlening
Boek 13799.indb 18 17-12-12 12:46
3 Proces van intake tot beëindiging hulpverlening 19
3.2 CIZ en toekenning
Om gebruik te kunnen (mogen) maken van de zorg is een indicatiestelling nodig. Deze indicatie is zoge-zegd het toegangsbewijs tot de zorgverlening. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ ) is verantwoor-delijk voor het toekennen van deze indicatie.Het aanvragen van een indicatie bij het CIZ wordt om twee redenen gedaan:1 Er is voor het eerst sprake van een zorgvraag.2 Er is een verandering in de situatie opgetreden,
waardoor een andere indicatie nodig is.
De aanvraag bij het CIZ wordt over het algemeen door de zorgvrager zelf gedaan. In sommige geval-len is de zorgvrager zelf niet in staat deze aanvraag te doen, dan wordt deze gedaan door naasten, een wettelijk vertegenwoordiger of eventueel, indien aan de orde, door de zorgorganisatie waar de zorg-vrager reeds verblijft. Uiteraard is dat laatste alleen het geval bij een wijziging.Het CIZ zal de aanvraag beoordelen en daaruit volgt een ‘indicatiebesluit’. In het besluit is opgenomen op welke zorg men aanspraak kan maken en hoeveel uur. Het CIZ houdt rekening met de persoonlijke situatie van de zorgvrager bij het beoordelen van de aanvraag. Er wordt bijvoorbeeld ook gekeken of de zorgvrager gezinsleden heeft die wat kunnen betekenen in de zorg, of dat hij andere mantelzorg kan ontvangen.
Met het indicatiebesluit op zak kan de zorgvrager (of diens ouders/vertegenwoordigers) op zoek gaan naar een passend aanbod van zorg. Dit kan zowel binnen een zorginstelling zijn als – desgewenst – thuis, met gebruik van een persoonsgebonden bud-get (pgb ).
Het indicatiebesluit met verblijf in een zorgorgani-satie wordt geformuleerd in een zorgzwaartepakket . Een zorgzwaartepakket (zzp ) is een vertaling van de zorg die iemand nodig heeft. Het geeft aan welke zorg en de hoeveelheid van die zorg die iemand
nodig heeft. Deze zorgzwaarte bepaalt ook de hoog-te van het budget dat een organisatie krijgt voor een zorgvrager. Voor zorgvragers die weinig zorg nodig hebben, krijgen zorgorganisaties minder geld dan voor zorgvragers met een grotere zorgvraag. De uren zorg zullen door de organisatie zo gunstig mogelijk worden ingezet. De uren worden vanzelfsprekend besteed aan de zorg voor de zorgvrager maar een deel zal ook besteed worden aan gezamenlijke acti-viteiten bijvoorbeeld een maaltijd of groepsactivitei-ten ter invulling van het dagprogramma. Ook gemeenschappelijke voorzieningen en overlegmo-menten die een medewerker voert, worden uit de uren van het zzp bekostigd.
De rijksoverheid heeft het begrip ‘zorgzwaartepak-ket’(zzp) als volgt omschreven:
ZorgzwaartepakketEen zorgzwaartepakket (zzp) is een omschrijving van
hoeveel en welk soort zorg en begeleiding iemand
nodig heeft. Zzp’s zijn een onderdeel van de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De AWBZ maakt
onderscheid tussen zorg thuis en zorg met verblijf.
Heeft u zorg met verblijf nodig, dan krijgt u een zzp.
Bron: rijksoverheid.nl
3.2.1 Zzp voor mensen met een beperking
De zorgzwaartepakketten bieden passende zorg aan mensen die (langdurige) zorg nodig hebben, thuis of in een zorgorganisatie. De zwaarte van de zorgvraag bepaalt de omvang van het zorgzwaartepakket.Als de zorgvrager met een zorgzwaartepakket (zorg en verblijf) thuis wil blijven wonen, dan kan de zorgvrager een instelling zoeken die de zorg uit de zzp thuis wil komen leveren (een organisatie is niet
ZorgzwaartepakketEen zorgzwaartepakket (zzp) is een omschrijving van
hoeveel en welk soort zorg en begeleiding iemand
nodig heeft. Zzp’s zijn een onderdeel van de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De AWBZ maakt
onderscheid tussen zorg thuis en zorg met verblijf.
Heeft u zorg met verblijf nodig, dan krijgt u een zzp.
Bron: rijksoverheid.nl
Figuur 3.2
Boek 13799.indb 19 17-12-12 12:46
De gehandicaptenzorg als organisatie20
verplicht dit te doen). De zorg wordt dan betaald vanuit de AWBZ en de huur betaalt de zorgvrager zelf. De zorgvrager kan er ook voor kiezen om een persoonsgebonden budget (pgb) aan te vragen. Dit geeft de zorgvrager de mogelijkheid om zijn eigen zorg zelf te organiseren, op maat. De zorgvrager zoekt en neemt zelf zorgverleners aan. Heeft de zorg-vrager de zorgverlening in een zorgorganisatie nodig, dan volgt er een uitkering ‘in natura’. Dat wil zeggen dat de zorgorganisatie de vergoeding vanuit de AWBZ krijgt en de zorgvrager krijgt de benodigde zorg.
VoorbeeldJitske heeft een dwarslaesie opgelopen tijdens de turn-
training. Na een mislukte trampolinesprong, waarbij ze
veel te traag draaide, is ze op haar hoofd terecht geko-
men. Sindsdien zit Jitske in een rolstoel, maar heeft
desondanks een actief leven. Ze maakt gebruik van een
aantal hulpmiddelen en daardoor redt ze het best,
zowel op haar werk als met het uitgaan met vriendin-
nen. Alleen ’s ochtends en ’s avonds heeft ze hulp nodig
bij de dagelijkse verzorging. De hulp koopt Jitske zelf in
met een persoonsgebonden budget. Jitske heeft nauw-
keurig uitgezocht welke hulp ze nodig heeft, wat die
kost en wat ze dan krijgt.
Voor mensen met een lichamelijke beperking strek-ken de zorgzwaartepakketten zich uit over zeven pakketten: 1 Wonen met enige begeleiding en enige verzor-
ging;2 Wonen met begeleiding en enige verzorging;3 Wonen met enige begeleiding en verzorging;4 Wonen met begeleiding en verzorging;5 Wonen met begeleiding en intensieve verzor-
ging;6 Wonen met intensieve begeleiding en intensieve
verzorging;7 Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer
intensieve verzorging.
Ook voor de zorg aan mensen met een verstandelij-ke beperking zijn er zorgzwaartepakketten samen-gesteld, acht in het totaal: 1 Wonen met enige begeleiding;2 Wonen met begeleiding;3 Wonen met begeleiding en verzorging;4 Wonen met begeleiding en intensieve verzor-
ging;5 Wonen met intensieve begeleiding en intensieve
verzorging;6 Wonen met intensieve begeleiding, verzorging
en gedragsregulering;7 (Besloten) wonen met zeer intensieve begelei-
ding, verzorging en gedragsregulering;8 Wonen met begeleiding en volledige verzorging
en verpleging.
Deze pakketten hebben veel overeenkomsten met de zeven pakketten hiervoor. Dit is gelegen in het feit dat beide ‘soorten beperking’ grotendeels over-eenkomstige zorgvragen opleveren.De zorg die de zorgvrager van een zorginstelling gaat krijgen, is vastgelegd in een zorgplan, leefplan of ondersteuningsplan. In de praktijk kom je diverse benamingen tegen, maar in de gehandicaptenzorg wordt veelal de naam ‘ondersteuningsplan’ of ‘indi-vidueel ondersteuningsplan’ gebruikt. In het onder-steuningsplan worden de inhoudelijke afspraken en aandachtspunten met betrekking tot de individuele zorgverlening voor de zorgvrager vastgelegd.De manier waarop de zorg verleend gaat worden is doorgaans ook vastgelegd in een overeenkomst (‘zorgovereenkomst’, ‘zorg- en dienstovereenkomst’ of een soortgelijk contract). Het is een formele over-eenkomst tussen de zorgvrager en zorgverlener. Hiermee wordt voldaan aan de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). In de overeen-komst kunnen diverse afspraken opgenomen zijn die van toepassing zijn op de randvoorwaarden van de zorgverlening, zoals: aansprakelijkheid, verant-woordelijkheden, klachtafhandeling, inspraak, beëindiging van de zorgovereenkomst, enzovoort.
Boek 13799.indb 20 17-12-12 12:46
3 Proces van intake tot beëindiging hulpverlening 21
3.2.2 Beëindiging van de zorgverlening
Het beëindigen van de zorgverlening is in vele zorg-sectoren vrijwel dagelijks aan de orde. De zorg wordt gestopt als deze niet langer meer nodig is vanuit de instelling, of niet langer nuttig is. Denk aan een zie-kenhuis, waar dagelijks mensen weer – met zorgont-slag – mogen gaan. In de zorg voor mensen met een beperking, betreft de opname in een zorginstelling vaak een levenslang verblijf. Toch kan ook hier spra-ke zijn van de beëindiging van de zorg, ook buiten het overlijden van de zorgvrager (want het spreekt voor zich dat de zorgverlening dan beëindigd wordt).In de zorg voor mensen met een lichamelijke beper-king is het mogelijk dat mensen, na revalidatie of na een zelfstandigheidstraining, de zorg niet langer nodig hebben van een instelling, maar weer in staat zijn om zelfstandig te wonen. Dan wordt de zorgver-leningsovereenkomst met de instelling verbroken. Bij mensen met een verstandelijke beperking is die kans minder groot, hoewel er voorbeelden zijn van mensen die zelfstandig door het leven gaan – en soms zelfs in het huwelijk treden – nadat ze jaren-lang binnen een instelling hebben gewoond.
VoorbeeldPeter en Annie kennen elkaar al jaren. Toen Peter 17 jaar
was, kwam hij in het gezinsvervangend tehuis wonen,
waar hij twee jaar later Annie ontmoette. Annie, toen ook
17, werd zijn buurvrouw op de bovenverdieping in het
gezinsvervangend tehuis. Door de jaren heen groeide de
hechte vriendschap uit tot een echte liefdesrelatie. Samen
hebben Peter en Annie een training gevolgd voor het
zelfstandig wonen, die ze met succes hebben afgerond. Na
acht jaar samen in het gezinsvervangend tehuis te hebben
geoefend, zijn Peter en Annie gaan samenwonen. Door
het werk van beiden en met hulp van familie zijn ze nu
volledig zelfstandig, en gelukkig in de liefde.
Boek 13799.indb 21 17-12-12 12:46
Begrippen394
Begrippen
Aaanbodgestuurde
zorgZorg die zo is ingericht dat professionele zorgverleners en de zorgorganisatie bepa-len welke zorg daadwerkelijk wordt verleend aan de zorgvrager.
abductieklos Blok (schuim), overtrokken met hetzelfde materiaal als de bekleding van de rolstoel waar het blok bij hoort. De abductieklos wordt tussen de benen aan de rolstoel bevestigd en dwingt de benen van elkaar af te blijven, ter voorkoming van druk-plekken, pijn of contracturen.
ablatio retinae Netvliesloslating met een plotseling afname van het gezichtsvermogen tot gevolg.absence Kortstondig moment van bewustzijnsverlies als gevolg van een stoornis in de her-
senen.amyotrofische late-
raal sclerose ALS: progressieve aandoening waarbij alle spieren, behalve de hartspier, gaandeweg het ziekteproces hun functie verliezen.
apraxie Onvermogen om doelbewuste handelingen uit te voeren. De bewegingen lukken afzonderlijk wel, maar men is niet in staat alle bewegingen met elkaar te combine-ren tot één gericht doel.
autismespectrum-stoornis
Verzamelterm voor gewone tot lichte vormen van autisme, waarbij betrokkene in meer of mindere mate in zichzelf gekeerd is.
automutilatie Zichzelf beschadigen en pijn doen, soms ook met hulpmiddelen.
Bbeperking Moeilijkheid of onmogelijkheid tot het uitvoeren van bepaalde normale menselijke
activiteiten.bewonersraad Inspraakorgaan op het niveau van bijvoorbeeld een bewonersgroep, waar de zorg-
vragers zitting in hebben.Bliss-communicatie-
systeemPictografisch ideografisch symbolensysteem (schrift met tekeningen / pictogram-men), dat wordt gebruikt om mensen die niet kunnen praten te ondersteunen bij hun communicatie.
Botox Verzwakte variant van Botuline-toxine. Botox blokkeert de neurotransmitters op de zenuw-spierovergang. Met Botox pas je in feite een chemische verlamming toe en zo verlam je de spastische buiger of strekker. Doordat de spasticiteit achterwege blijft kan de spier met spalken en oefening mooi op lengte komen.
Ccentraal zenuw-
stelselOrgaanstelsel in het lichaam dat bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg.
chromosoom Drager van erfelijk materiaal. Chromosomen zijn voor te stellen als lange strengen. Deze bestaan uit de stof DNA. Het DNA bevat de code waarin al onze erfelijke eigen-schappen zijn vastgelegd.
Boek 13799.indb 394 17-12-12 12:49
395Begrippen
cliëntenraad Raad van cliënten (zorgvragers) van een zorginstelling, die wettelijke bevoegdhe-den hebben om het beleid van de instelling te beïnvloeden.
cliëntsysteem Geheel van de zorgvrager, diens vertegenwoordiger en de verpleegkundige (zorgco-ordinator).
community care Situatie waarin mensen met een beperking ondersteund leven in de samenleving en daarbij zo veel mogelijk aan alle facetten van de samenleving deelnemen.
corticosteroïden Chemische variant van het lichaamseigen bijnierschorshormoon. Deze groep van stoffen onderdrukt diverse lichamelijke reacties bij ontstekingen en infecties.
Ddementiesyndroom Syndroom dat gekenmerkt wordt door een, meestal geleidelijk verlies van vaardig-
heden die men in de loop van zijn leven heeft leren beheersen, met als symptomen onder meer geheugenverlies, verlies van oriëntatie, problemen met denken en ver-andering van gedrag.
depressie Toestand van ernstige somberheid die gepaard gaat met angst, met denken over allerlei mogelijke onheilsverwachtingen en met gevoelens van uitzichtloosheid.
destructief gedrag Gedrag dat zich richt op het schade aanbrengen aan de persoon, aan andere perso-nen of aan dingen.
doofheid Niet of zeer slecht in staat zijn om te horen. Een dove wordt ook wel auditief beperkt of auditief gehandicapt genoemd.
dwarsgestreept spierweefsel
Weefsel van spieren die aan delen van het skelet vastzitten en die delen kunnen laten bewegen. Ook wel skeletspieren genoemd.
dwarslaesie Beschadiging of aandoening van het ruggenmerg, waardoor de continuïteit van het ruggenmerg wordt onderbroken, met een uitval van motoriek en een uitval van gevoel tot gevolg.
dystrofine Belangrijk eiwit, dat nodig is voor het goed functioneren van de spieren van het lichaam.
Eecholalie Dwangmatig herhalen van woorden of zinnen van een gesprekspartner of van een
andere bron (bijvoorbeeld de radio).EI Encephalopathia infantilis: niet-progressieve hersenbeschadiging die aangeboren
is of vlak na de geboorte ontstaat. De aandoening uit zich in verschillende vormen (bijvoorbeeld in de rijping van het spraakgedeelte), afhankelijk van de plaats van de beschadiging in de hersenen.
emancipatie Streven naar een volwaardige plaats in de samenleving vanuit een achtergestelde positie. Dit kan via gelijkgerechtigdheid, zelfstandigheid of de formele toekenning van gelijke rechten, gelijkstelling voor de wet.
epilepsie Syndroom van aanvalsgewijze functiestoornissen waarbij zich in de hersenen pathologische impulsen voordoen, waardoor een overmatige (elektrische) ontlading plaatsvindt van zenuwcellen. Dit leidt tot zogenaamde epileptische verschijnselen, veelal aangeduid met toeval. Een bekend verschijnsel hierbij is de ‘grand mal’, een grote aanval.
Boek 13799.indb 395 17-12-12 12:49
Begrippen396
euthanasie Opzettelijk levensbeëindigend handelen door een ander dan de betrokkene op diens verzoek.
evenwichtsorgaan Orgaan dat bestaat uit vijf holtes en die zorg draagt voor het evenwicht en de balans.
Ffragiele-X-syn-
droomErfelijke aandoening – een afwijking aan het geslachtschromosoom: het X-chromo-soom – die gepaard gaat met een verstandelijke beperking, met op autisme gelij-kend gedrag en dikwijls met bepaalde uiterlijke kenmerken.
functiestoornis Verlies van een functie van het lichaam ten gevolge van ziekte, aangeboren afwij-kingen of een trauma.
Ggeslachtsgebonden
recessieve over-erving
Overerving via het geslachtsgebonden X-chromosoom van een erfelijke verande-ring die een aandoening veroorzaakt. Een recessieve aandoening heb je pas als er twee defecte genen overgeërfd worden. De genen bevinden zich verspreid op de chromosomen en bevatten de informatie voor alle erfelijke eigenschappen.
gladgestreept spier-weefsel
Spierweefsel dat niet onder de invloed van de bewuste wil kan samentrekken.
glaucoom Verhoogde druk van vloeistof in de oogbol waardoor de oogzenuw beschadigd kan worden. Hierdoor kan de visus in het oog verloren gaan. Ook wel groene staar genoemd.
grijze staar Vertroebeling van de ooglens, waardoor men wazig ziet, dubbelziet of verblind wordt bij tegenlicht. Ook wel cataract genoemd.
Hhandicap Stoornis of beperking die maakt dat iemand in zijn normale functioneren wordt
belemmerd. hemianopsie Aandoening aan de ogen waarbij de helft van het gezichtsveld ontbreekt. Dit kan
onder andere optreden bij een CVA.hersenletsel Beschadiging van hersenweefsel door geweld van buitenaf of ziekteprocessen van
binnenuit.hersenstam Verbinding tussen de hersenen en het ruggenmerg. Het is het deel van de hersenen
dat niet tot de hersenschors behoort. De hersenstam bestuurt vitale levensfuncties als hartslag, ademhaling en bloeddruk.
Iintegratie Opname in of deelnemen aan de samenleving.invasieve beade-
mingBeademing via een ingebrachte buis (een endotracheale tube) via de keelholte in de bovenste luchtwegen of via een operatief gemaakte opening in de hals (tracheo-stoma) waarop een beademingsapparaat aangesloten wordt. Ook wel tracheo- stoma-beademing genoemd.
Boek 13799.indb 396 17-12-12 12:49
397Begrippen
IQ Intelligentiequotiënt: getal waarmee het intellectueel (cognitief) functioneren wordt aangeduid. Door testen van een testpersoon te vergelijken met die van een grote (norm)groep anderen, verkrijgt men een beeld van de intelligentie.
Kkwaliteit Overeenstemming tussen de wens waaraan iets moet voldoen en het eindresultaat.
Llichamelijke beper-
kingErnstige, blijvende dan wel langdurige, al dan niet aangeboren, lichamelijke of meervoudige (primair lichamelijke) beperking, die niet direct het gevolg is van ver-ouderingsprocessen.
liquor Hersenvocht / hersenvloeistof. De hersenvloeistof wordt geproduceerd in de hersen-holtes en stroomt door de ventrikels naar de ruimte tussen de hersenvliezen. Daar wordt de hersenvloeistof opgenomen in de bloedbaan. De vloeistof is belangrijk als voedingsbron voor het zenuwweefsel. Tevens functioneert het liquor als ‘stootkus-sen’ voor de hersenen.
Mmanisch-depressie-
ve psychosePsychiatrisch toestandsbeeld waarbij perioden van manisch gedrag en depressief gedrag elkaar afwisselen.
manisch syndroom Drukke, ontremde toestand met een ontzaglijke daden- en spreekdrang, waarbij iemand zichzelf niet meer onder controle kan houden.
motorische beper-king
Storing in of aan de ledematen, waardoor men gehinderd wordt in handelen en/of bewegen.
MS Multiple sclerose: progressieve aandoening van het centrale zenuwstelsel (ruggen-merg en hersenen), waardoor signalen worden vertraagd en uiteindelijk geblok-keerd.
Nneuron Zenuwcel.non-invasieve
beademingBeademing door een beademingsmachine, zonder een tracheostoma maar via een masker, neuskussentjes of mondstuk.
OOnderling Sterk Regionale belangenvereniging van, voor en door mensen met een verstandelijke
beperking. De vele regionale verenigingen hebben als overkoepelend orgaan de Landelijke Federatie Belangenverenigingen (LFB).
ontwikkelingsstoor-nis
Stoornis in de normale ontwikkeling ten gevolge van beperkingen op lichamelijk, psychisch of sociaal gebied.
orthese Uitwendig gedragen hulpmiddel ter correctie van standsafwijkingen of abnormale beweeglijkheid van gewrichten of van de wervelkolom.
Boek 13799.indb 397 17-12-12 12:49
Begrippen398
Pparticipatiepro-
bleemProbleem om volwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving
PD Posttraumatische dystrofie: ongewoon heftige reactie in een van de ledematen die kan optreden na een – dikwijls onbeduidend – ongeval of een operatie aan deze lichaamsdelen. Er lijkt een soort ontsteking te ontstaan, maar er is geen sprake van een infectie.
pijn Onplezierige sensorische of emotionele ervaring, veroorzaakt door feitelijke of mogelijke weefselschade, die vaak beschreven wordt in termen van een dergelijke weefselbeschadiging.
Platform VG Overkoepelende organisatie voor de collectieve belangenbehartiging van mensen met een verstandelijke beperking, hun ouders en vertegenwoordigers.
presbyopie Verziendheid – waarbij men veraf scherp ziet, maar dichtbij wazig – die optreedt vanaf ongeveer 45ste levensjaar. Het heeft te maken met het verouderen van de ooglens, die stugger wordt waardoor het vermogen om scherp te stellen afneemt. Ook wel ouderdomsverziendheid genoemd.
prothese Kunstmatige vervanging of correctie van een lichaamsdeel, een orgaan, of een onderdeel van een orgaan.
psychose Toestand van controleverlies en de grip op de werkelijkheid kwijt zijn, en de daar-mee samenhangende angst om overweldigd te worden door krachten die men niet meer in de hand heeft.
Rreflux Terugstromen van maagzuur in de slokdarm. In sommige gevallen wordt door de
zorgvrager opzettelijk maaginhoud opgerispt en weer ingeslikt (rumineren). Het kan ontstekingen tot gevolg hebben (reflux oesophagitis).
ruggenmerg Dunne streng van zenuwvezels, omsloten door het wervelkanaal van de wervelko-lom. Onderdeel van het centrale zenuwstelsel. Het ruggenmerg ontvangt en geeft informatie door van verschillende lichaamsdelen naar de hersenen.
Ssalaamkrampen Uitingsvorm van epilepsie waarbij armen, benen en hoofd tegelijk gebogen, dan
wel gestrekt worden. Deze vorm van epilepsie is een herkenbaar symptoom bij het syndroom van West.
scoliose Zijdelingse kromming van de wervelkolom.snoezelen Selectief aanbieden van zintuiglijke prikkels in een sfeervolle, ontspannen omge-
ving, zodat het gebruik van de verschillende zintuigen wordt gestimuleerd. Wordt gebruikt bij mensen met een (zeer ernstige) verstandelijke beperking.
spasme Krampachtige, niet bedwingbare bewegingen van de spieren, die veroorzaakt wor-den door een hersenstoornis.
spierdystrofie Aandoening van het spierstelsel die steeds ernstiger wordt en wordt gekenmerkt door toenemende slapte en zwakte van het spierweefsel.
Boek 13799.indb 398 17-12-12 12:49
399Begrippen
spierdystrofie van Becker
Erfelijke progressieve aandoening die de spieren aantast en verzwakt. Het eiwit dystrofine, dat nodig is voor de structuur en opbouw van spieren, wordt maar gering aangemaakt door een defect gen, met als resultaat spierafbraak: dit geeft spierdystrofie.
spierdystrofie van Duchenne
Erfelijke progressieve aandoening die de spieren aantast en verzwakt. De ziekte treft voornamelijk jongens, aangezien het een X-gebonden overerving betreft. Bij de ziekte van Duchenne ontbreekt het eiwit dystrofine (vrijwel) geheel. Hierdoor func-tioneren de spieren niet zoals het zou moeten en is er sprake van een verminderde spierkracht.
spina bifida Aangeboren afwijking waarbij de wervelkolom en/of het ruggenmerg niet volledig gevormd zijn. De rugwervelbogen zijn in mindere of meerdere mate niet gesloten, waardoor het ruggenmerg naar buiten kan puilen. Ook wel open rug genoemd.
stoornis Wanneer een orgaan of lichaamsfunctie ontbreekt, afwijkingen vertoont, of bescha-digd is, rekeninghoudend met de leeftijd van de betrokkene, spreekt men van een stoornis.
sympathisch zenuw-stelsel
Deel van het autonome zenuwstelsel dat de organen zodanig beïnvloedt, dat het lichaam arbeid kan verrichten. Het autonome zenuwstelsel werkt vooral regulerend en stimulerend op de stofwisseling (speekselklieren, maag, galblaas, darmen) en de uitscheiding (nieren en blaas).
syndroom Vaste combinatie symptomen die een aanwijzing is voor een diagnose. Een syn-droom kan een ziekte zijn, of een aantal verschijnselen dat bij een ziekte voorkomt.
syndroom van Cor-nelia de Lange
Zeldzame aangeboren genetische afwijking – men veronderstelt dat dit het gevolg is van een spontane verandering van chromosoom 5, maar tot dusver heeft men de precieze oorzaak nog niet kunnen vaststellen – die zowel de fysieke en intellectuele ontwikkeling van een kind beïnvloedt.
syndroom van Down
Aangeboren afwijking die gepaard gaat met een verstandelijke beperking, typeren-de uitwendige kenmerken en bepaalde medische problemen, veroorzaakt door een extra chromosoom (trisomie 21).
syndroom van Pra-der-Willi
Aangeboren ontwikkelingsstoornis met onder meer spierslapte, kleine geslachtsor-ganen, overgewicht en een vertraagde verstandelijke ontwikkeling tot gevolg.
syndroom van Rett Aangeboren ontwikkelingsstoornis die vrijwel alleen bij meisjes voorkomt, geken-merkt door zowel problemen in de verstandelijke ontwikkeling als fysieke beper-kingen. Kenmerken zijn onder meer een grote achterstand in de verstandelijke ont-wikkeling, een sterk verhoogde prikkelbaarheid, een sterk verhoogde spierspan-ning, ernstige fysieke beperkingen en epilepsie.
Ttonisch-clonische
aanvalGegeneraliseerde aanval van epilepsie, waarbij het gehele lichaam betrokken is. Ook wel een ‘grand mal’ (grote aanval) of ‘groot insult’ genoemd.
Boek 13799.indb 399 17-12-12 12:49
Begrippen400
Vverstandelijke
beperkingDuidelijke en aantoonbare beperking in het intellectuele (verstandelijke) functione-ren en het aanpassingsvermogen. Er is sprake van een IQ dat aantoonbaar lager is van 70, gecombineerd met beperkingen op het gebied van conceptuele, sociale en praktische vaardigheden.
verwerkingsproble-matiek
Op een rouwreactie gelijkend proces na een ernstige ziekte of verlies van functies die vaak dezelfde kenmerken heeft als een depressie (somberheid, gecombineerd met bijvoorbeeld slapeloosheid, verminderde eetlust of concentratieproblemen).
visueel gehandicapt Functieverlies van het zicht, deze kan geheel of gedeeltelijk zijn, maar de gezichts-scherpte is minstens 30% minder op het beste oog.
vraaggestuurde zorg Zorg die zó is ingericht dat de wens van de zorgvrager bepalend is voor de zorg die daadwerkelijk wordt verleend. Door een gelijkwaardige interactie tussen zorgvrager en zorgverlener en door middel van overleg en onderhandeling wordt de zorg indi-vidueel afgestemd.
VTO-Vroeghulpteam Team (met onder andere een kinderarts en een orthopedagoog) dat hulp biedt bij het vroegtijdig onderkennen (VTO) van ontwikkelingsproblematiek en/of gedrags-problematiek bij kinderen van 0 tot 7 jaar, en dat in een zo vroeg mogelijk stadium hulp verleent aan kind en ouder(s)/verzorgers.
WWHO World Health Organization: de Wereldgezondheidsorganisatie is een gespecialiseer-
de organisatie van de Verenigde Naties. De organisatie heeft als doel de wereldwij-de aspecten van de gezondheidszorg in kaart te brengen, activiteiten op het gebied van de gezondheidszorg te coördineren en de gezondheid van de wereldbevolking te bevorderen.
Zzelfbeschikking Recht op het maken van eigen keuzen en op zelfstandigheid, zowel voor het indivi-
du als voor een collectief, bijvoorbeeld een volk.zelfredzaamheid Vermogen van een individu om zelfzorgactiviteiten uit te voeren zonder de hulp
van anderen.zzp Zorgzwaartepakket: beschrijving van een hoeveelheid zorg die past bij de zorg-
zwaarte / zorgbehoefte van de zorgvrager, uitgedrukt in hoeveelheid zorgtijd in uren per week.
Boek 13799.indb 400 17-12-12 12:49
401Register
Register
aanbodgestuurde zorg 16
aangeboren hersenlet-
sel 48
aangeboren stoornis 9
aanval
complexe partiële 240
eenvoudige partiële 240
gegeneraliseerde 240
partiële epilepti-
sche 239, 240
psychomotorische 240
secundair gegene-
raliseerde 240
aanvullende opvang 290
abductieklos 66, 231, 234
ablatio retinae 130
abnormale ontstekingsreac-
tietheorie 156
absence 238
acceptatie 205
accommodatie 126
accommodatievermo-
gen 126
actief-maar-bizarre groep
autisten 248
actieve prothese 164
actieve tillift 175
acute fase bij hersenlet-
sel 50
acute glaucoom 130
acute psychose 263
ADL-clusterwoning 294
ADL-eenheid 295
adviesbevoegdheid 319
afasie 58, 196
expressieve 53
receptieve 53
afferente zenuwbaan 43
afferente zenuwbanen 78
afhankelijkheid
wederzijdse 277
afzijdige groep autis-
ten 247
agnosie 55, 197
agressie 260
AHO 119
airstacken 148
allodynie 86, 156
ALS 88
amnesie 53
posttraumatische 53
retrograde 53
amyotrofische lateraal scle-
rose 88
anaaltampon 103
anamnese 193
Anders kijken naar ... 278
angiografie 57
animale zenuwstelsel 74
ankerveen 42
anti-epileptica 200
anti-epilepticum 241, 242
anusreflex 100
apraxie 54, 196
arachnoidea mater 42
armkoker 234
Asperger
syndroom van 248
attitude 207
atypisch autisme 248
audiometrie
toon- 116
aura 240
autisme 245
atypisch 248
sociale subtypen
van 247
vroeg-infantiel 256
autismespectrumstoor-
nis 245
autisten
actief-maar-bizarre
groep 248
afzijdige groep 247
extreme variant van de
normale groep 249
hoogdravende
groep 248
passieve groep 248
autoanamnese 185
automatisme 240
automutilant 257
automutilatie 257
automutilerend
gedrag 259
autonome blaas 100
autonome sympathische
reflex 99
autonome zenuwstelsel 74
autonoom 75
AVG 182
AWBZ 371
AWBZ-zorg
Beginselenwet 371
axon 40, 76
BAHA-hoortoestel 121
basale stimulatie 268
beademing 147
invasieve 149
non-invasieve 147
tracheostoma- 149
Becker
spierdystrofie van 142
beenbeugel 167
beengeleider 121
begeleid werken 297
begeleid zelfstandig
wonen 293
Beginselenwet AWBZ-
zorg 371
behandeling
pijncontingente 159
bejegening 30, 203
bekrachtiger
concrete 253
sociale 253
Beleidstoetsingskader
gehandicapten-
zorg 365, 368
benadering
tijdcontingente 159
benigne MS 83
beperking 3
ernstige verstandelij-
ke 6
lichamelijke 8
lichte verstandelijke 5
matige verstandelijke 6
meervoudige 230
motorische 8
sterk gedragsgestoorde
licht verstandelijke 7
verstandelijke 5
zeer ernstige
verstandelijke 7
beroepscode 356
beweging
stereotiepe 233
bewegingsgevoel 270
bewindvoerder 316
bewonersraad 319
bewustwording
gevoelsmatige 7
Boek 13799.indb 401 17-12-12 12:49
Register402
BIG
Wet 338
BIG-inventarisatie 338
bijziendheid 130
binnenoor 116
blaas
autonome 100
overloop- 100
reflex- 100
spastische 86
blaasinfectie 86
blaasreflex 100
blaastrainen 100
blepharon 124
blindenhouding 132
blinde vlek 125
blindheid 126
blindisme 132
Bliss 171
Bliss-communicatiesy-
steem 234
Bliss-stem 171
Bliss-symbolenkaart 171
bloeddruk
diastolische 99
systolische 99
bloedonderzoek 145
bloedspiegel 242
BOPZ
Wet 357
borstwervellaesie 98
Botox 236
Bowlby
John 272
brace 166
Broca
centrum van 45
buigspasme 102
buisjes in de oren 114
buitenoorontsteking 114
calcium-influxblokkers 158
capaciteitgebonden vergoe-
ding 371
cardiomyopathie 144
cataract 129
CCE 279
centraal zenuwstelsel 40,
74
centrum van Broca 45
centrum van Wernicke 46
cerebellum 51
cerebrum 52
cerumen 110
Charles Bonnet
syndroom van 131
Chiari-malformatie 94
chromosoom 141
chronische psychose 263
chronisch glaucoom 130
CI 121
CIC 120
cirkel van Deming 337
CIZ 19
classificatiesysteem van
hulpmiddelen 163
classificatie van ziekten 2
cliëntenraad 316, 318, 370
cliëntgebonden vergoe-
ding 371
cliëntsysteem 317
coachen 205
cochleair implantaat 121
cognitie 3
cognitieve stoornis 52
commissuur 46
communicatieklapper 171
community care 287
complete dwarslaesie 98
complexe gedragsproble-
matiek 260
complexe partiële aan-
val 240
Complex Regionaal Pijn
Syndroom 155
concentratiestoornis 60
concrete bekrachtiger 253
condoomkatheter 103
conductieve slechthorend-
heid 115
congenitaal glaucoom 130
conjunctivitis 128
consulententeam 268, 278
consulent vrijetijdsbeste-
ding 306
contactgericht gedrag 272
contactstoornis 246
continuïteit van de zorgver-
lening 326
contractuur 145
coördinatie van zorg 326
COPD 12
Cornelia de Lange
syndroom van 189
corpus callosum 46
corpus vitreum 125
cortex cerebelli 45
cortex cerebri 45
corticosteroïden 149
counterfobisch gedrag 251
crisisopvang 290
criteria van Veldman 157
CRPS-1 155
CT 56
CTB 147
curator 316
DAC 299
dadendrang 265
dagactiviteitencen-
trum 299
dagopvang 290
dagopvangvoorziening 298
decubituspreventie 150
dementie 195
Deming
cirkel van 337
democratisering in de
zorg 312
demyelinisatie 82
dendriet 40
Dennendal-affaire 15
depressie 264
vitale 265
depressief syndroom 264
desintegratie
psychologische 263
desoriëntatie 54, 196
destructief gedrag 7
diagnose
etiologische 185
diastolische bloeddruk 99
discriminatie 273
discus nervi optici 125
DMD 141
domotica 176, 351
doofblindheid 135
doofheid 113
dopamine 50
dorsale wortel 78
douchebrancard 150
Down
syndroom van 188
DSM IV 249
Duchenne
musculaire dystrofie 141
spierdystrofie van 141
Duchenne musculaire dys-
trofie 141
dura mater 42
dwanghandeling 251
dwarsgestreept spierweef-
sel 144
dwarslaesie 97
complete 98
incomplete 98
dystonie 156, 157, 158
Boek 13799.indb 402 17-12-12 12:49
403Register
dystrofie
meervoudige post-
traumatische 155
posttraumatische 155
Sudeckse 155
sympathische
reflex- 155
dystrofine 142, 143
dystrofine-gen 143
early intervention 302
EAT 364
echo-encefalografie 57
echolalie 247
ectropion 129
EEG 56
eenvoudige partiële aan-
val 240
efferente banen 43
EI 63
ejaculatiereflex 103
elektrisch bekrachtigde pro-
these 164
elektrische prikkelgelei-
ding 40
elektro-aversiethera-
pie 364
elektromyografie 146
emancipatie 16, 204, 207
EMB 230, 268
emotionele niveau van
functioneren 271
emotionele stoornis 61
encephalopathia
verworven 63
encephalopathia infanti-
lis 63
endocriene systeem 43
entropion 129
epilepsie 3, 200, 238
psychomotore 200
epilepsiehond 175
epilepsie volgens Jack-
son 240
erectiereflex 103
ergotherapie 159
ernstige verstandelijke
beperking 6
ervaringsordening 268
ethisch vraagstuk 355
etiologie 185
etiologische diagnose 185
euthanasie 356
zorgvuldigheidseisen
bij 356
evaluatie van het onder-
steuningsplan 33
evenwichtsorgaan 112
exciterende neurotransmit-
ter 76
expressieve afasie 53
extramuralisering 287
extreme variant van de nor-
male groep autis-
ten 249
fatische stoornis 53
fixatie 251
fladderen 233, 246, 248
focus 239
Fokuswoning 16, 294
fragiele-X-syndroom 189
functiestoornis 185
FvO 313
ganglion
spinale 77
gastrocolische reflex 100
gedrag
automutilerend 259
contactgericht 272
counterfobisch 251
destructief 7
nabijheidzoekend 274
zelfbeschadigend 183
zelfverwondend 257
gedragskundige 330
gedragspatroon
stereotiep 246
gedragsproblematiek
complexe 260
gegeneraliseerde aan-
val 240
gehandicapt
visueel 126
geheugen
visueel 250
geheugenstoornis 59
gehoor 110
gehoorverlies
geleidings- 115
perceptief 115
waarnemings- 115
gehoorzenuw 111
geleidehond 175
geleidingsgehoorverlies 115
gele vlek 125
gen 186
genetisch bepaalde stoor-
nis 186
gentle teaching 276
gericht verplegen 338
geslachtsgebonden reces-
sieve overerving 141
gestoorde inprenting 54
gevoelsmatige bewustwor-
ding 7
gevoelsontwikkeling 269
gevoelsstoornissen 52
gezinshuis 305
gezinshuisouders 305
gezinsvervangende
tehuis 295
gezinswerker 303
gladgestreept spierweef-
sel 144
glandula lacrimalis 124
glasachtig lichaam 125
glaucoma simplex 130
glaucoom 129
acute 130
chronisch 130
congenitaal 130
primair 129
primair chronisch 130
secundair 130
gliacel 41
goede zorg 316, 369
Gould
Judith 247
grand mal 238
grensstreng 77
grijze staar 129
grijze stof 45, 81
groene staar 129
groepswoning 290
groepswoonvoorzie-
ning 290
grote hersenen 44
grote veen 42
GVT 290, 295
kinder- 295
handelingsbekwaam 316
handenwringen 191
handicap 4
harde vlies 42
hartspier 144
hechting 272
hechtingsgedrag 273
hechtingstheorie 272
Heijkoop, Jacques 278
heiligbeen 78
helping hand 174
hemianopsie 130
hersenbalk 46
hersendood 56
Boek 13799.indb 403 17-12-12 12:49
Register404
hersenen 40
grote 44
kleine 44
tussen- 44
hersenholte 42
hersenletsel 47
aangeboren 48
niet-aangeboren 11, 48
hersenstam 45
hersenvlies 42
hersenvocht 42
hersenzenuw 77
HKZ-model 337
hoestmachine 148
hond
epilepsie- 175
geleide- 175
hulp- 174
signaal- 175
hoogdravende groep autis-
ten 248
hoorstoestellen volledig in
het oor 120
hoortoestel 118
BAHA- 121
hoortoestel voor achter het
oor 119
hoortoestel voor in het
oor 120
huidspier 144
hulphond 174
hulpmiddel 162
hulpverlenen 205
hydrocephalus 94
hypaesthesie 52
hypalgesie 52
hyperaesthesie 52
hyperalgesie 52
hyperesthesie 158
hypertonie 52
hypotensie 99
hypotonie 52
ICF 2
ICIDH 2
IGZ 369
IHO 120
ik-besef 270
ileus
paralytische 100
implantaat 164
impulsvoortgeleiding 75
incomplete dwarslae-
sie 98
incontinentie 86
indicatiestelling 19
indicator voor kwali-
teit 333
individuele participa-
tie 314
informatie
zintuiglijke 270
inhiberende neurotransmit-
ter 76
innervatie 80
inprenting
gestoorde 54
instemmingsrecht 318, 319
insult 239
integrale vroeghulp 301
integratie 16, 204, 208, 352
intensieve pedagogische
thuishulp 303
intermitterende katheteri-
satie 86
intern kwaliteitssy-
steem 336
interpersoonlijke rela-
ties 334
invasieve beademing 149
IQ 5
Jackson
epilepsie volgens 240
jobcoach 214, 296
kaart
sociale 208
kasttoestel 120
katheter
condoom- 103
PEG- 91
verblijfs- 103
katheterisatie
intermitterende 86
kegeltje (oog) 126
KGVT 290
kikkeren 148
kinderdagverblijf
medisch 298
kindergezinsvervangend
tehuis 290
kinder-GVT 295
kinesthesie 270
klauwhand 157
kleine hersenen 44
kleine woonvorm 295
kleurenblindheid 126
klompvoeten 94
korset 150, 167
kortetermijngeheugen 196
kwaliteit 332
indicator voor 333
Kwaliteitskader Gehandi-
captenzorg 332
kwaliteitssysteem
intern 336
kwaliteit van bestaan 332
kwaliteit van leven 359
Kwz 316
labiliteit 61
laesie
lendenwervel- 98
lumbale 98
thoracale 98
langetermijngeheu-
gen 196
laserbehandeling 131
latexallergie 96
leefplan 20
lendenwervellaesie 98
letsel
niet-traumatisch 49
traumatisch 49
levensbeëindigend hande-
len niet-op-ver-
zoek 356
levensfaseproblema-
tiek 264
levensgeschiedenis 362
levensverhaal 26
levensverwachting 194
LFB 352, 361
lichaamsbekrachtigde pro-
these 164
lichaamsbeleving 7, 217
lichaamsbeweging
repeterende 250
lichaamsverzorging 218
lichamelijke beperking 8
lichamelijk welbevin-
den 333
lichte verstandelijke beper-
king 5
lichtvlekaanwijzer 170
lift
actieve til- 175
passieve 175
plafond- 175
sta- 175
til- 175
limbische systeem 44
liner 166
liquor 42, 94
liquor cerebrospinalis 42
liquorcirculatie 200
logeerhuis 304
logeeropvang 290
Boek 13799.indb 404 17-12-12 12:49
405Register
lokale neurogene ontste-
kingstheorie 156
longvolume recruterende
technieken 148
loopoor 114
lumbaalpunctie 57, 84
lumbale laesie 98
maatregelen
middelen en 357
maatschappelijke participa-
tie 8
macula lutea 125
manisch 265
manisch-depressieve psy-
chose 265
manisch syndroom 265
marasmus 274
materieel welbevin-
den 334
matige verstandelijke
beperking 6
McGee
John 276
MDK 298
MDO 327, 330
medezeggenschap 335
medisch kinderdagver-
blijf 298
medisch model 14
medulla spinalis 78
MEE 305
MEE-consulent 305
meervoudige beper-
king 230
meervoudige posttraumati-
sche dystrofie 155
membrana tympan 110
Ménière
ziekte van 117
mentale retardatie 256
mentor 316, 317
methodiek ‘Zeg het
ons’ 361
mictie 100
mictiefrequentie 86
middelen en maatrege-
len 357
middenoorontsteking 114
milde MS 83
minipsychose 263
moeder-kindrelatie 274
monodisciplinair over-
leg 327
monotherapie 241
motorische beperking 8
motorische eindplaat 76
motorische stereoty-
pie 248
motorische stoornis 52,
232
motorische zenuwcel 40
motorneuron 40
MRI 56
MRI-scan 84
MS 82
benigne 83
milde 83
primair progressieve 83
progressieve relap-
sing 83
relapsing remitting 83
secundair progressie-
ve 83
multidisciplinaire samen-
werking 329
multidisciplinair over-
leg 327
multiple sclerose 82
myeline 75
myelineschede 82
myopathie 140
mytylonderwijs 298
nabijheidzoekend
gedrag 274
nachtblindheid 126
NAH 48
naïviteit
sociale 248
Nationale beroepscode van
Verpleegkundigen en
Verzorgenden 356
nervus 77
nervus cochlearis 111
nervus vagus 80
netvlies 130
netvliesloslating 130
netwerkpleegzorg 304
neuriet 40, 76
neuro-degeneratieve aan-
doening 199
neurologische stoornis 187,
233
neurologisch onder-
zoek 84
neuron 40, 75
motor- 40
schakel- 41
sensorische 40
neurotransmitter 76
exciterende 76
inhiberende 76
NHC 372
Nielsen
Lili 270
niet-aangeboren hersenlet-
sel 11, 48
niet-traumatisch letsel 49
NIGZ 339
NIZW 361
non-invasieve beade-
ming 147
normalisatie 204
normscore 213
NVVE 357
objectieve ziekteverschijn-
selen 193
observatiekliniek 211
observatietehuis 290
obstipatiepreventie 151
ODC/KDC 298
omgevingsbesturing 176
onbegrepen ziekte-
beeld 183
onderkenning (beperking)
vroegtijdige 301
Onderling Sterk 352
ondersteuningsbehoef-
te 27
ondersteuningsplan 20,
22, 327, 333
onderwijs
mytyl- 298
tyltyl- 298
ZML- 297
onderzoek
neurologisch 84
ontremming 55
ontwikkelingsprogram-
ma 302
ontwikkelingsstoornis 185,
210
onwillekeurige zenuwstel-
sel 74
oog 124
oogafwijking 127
ooghaar 124
oogkas 124
ooglid 124
oogspier 125
oogzenuw 125
oordrain 114
oorsmeer 110
oorstukje 119
oorsuizen 113
oortip 119
oppascentrale 303
Boek 13799.indb 405 17-12-12 12:49
Register406
opvang
aanvullende 290
opvoedingsondersteu-
ner 302
orbita 124
organische stoornis 247
orthese 166
otitis externa 114
otitis media 114
otorroe 114
ouderdomsdoofheid 115
ouderdomsproblema-
tiek 194
ouderdomsslechthorend-
heid 115
ouderdomsverziend-
heid 130
oudere plaque 82
ouderinitiatief 291
ovale venster 111
overerving
geslachtsgebonden reces-
sieve 141
overleg
monodisciplinair 327
multidisciplinair 327
overloopblaas 100
overspannen zijn 263
paniekaanval 248
papil 125
paralyse 52
paralytische ileus 100
parasympathische innerva-
tie 80
parasympathische
systeem 75
parasympathische
vezel 80
parese 52
participatie 312
maatschappelijke 8
participatiemodel 314
participatieprobleem 4
partiële epileptische aan-
val 239, 240
partnerschap 274
passieve groep autis-
ten 248
passieve lift 175
passieve prothese 164
passieve tillift 150
patiëntenorganisatie 343
PD 155
PDD 255
pedagogisch begelei-
der 303
pedagogische thuishulp 303
pedagogisch proces 276
PEG-katheter 91
pelot 66
perceptief gehoorver-
lies 115
perceptiestoornis 65
perifeer zenuwstelsel 40,
74
perifere zenuw 77
perifere zenuwstelsel 77
permanente pleeg-
zorg 304
persoonlijk begeleider 26
persoonlijkheidsstoor-
nis 262
persoonsbeeld 27
persoonsgebonden bud-
get 20
pervasieve ontwikkelings-
stoornis 255
PES-formule 27
pgb 19, 20
pia mater 42
pijn 159
pijncontingente behande-
ling 159
pijnpolikliniek 159
pijnteam 159
plafondlift 175
plafondunit 150
plaque 82
oudere 82
Platform VG 313
pleeggezin 304
pleegzorg
netwerk- 304
permanente 304
professionele 305
tijdelijke 304
Pleegzorg
William Schrikker 305
pleegzorgwerkers 305
posttraumatische amne-
sie 53
posttraumatische dystro-
fie 155
Prader-Willi
syndroom van 190
prednison 146
preoccupatie 250
presbyacusis 115
presbyopie 126, 130
priapisme 100
prikkelgeleiding
elektrische 40
primair chronisch glau-
coom 130
primaire motorische
schors 45
primaire sensorische
schors 45
primair glaucoom 129
primair progressieve
MS 83
proces
pedagogisch 276
professionele pleegzorg 305
progressief verloop 12
progressieve relapsing
MS 83
prothese 164
actieve 164
elektrisch bekrachtig-
de 164
lichaamsbekrachtig-
de 164
passieve 164
sier- 164
prothesekoker 166
pseudo-hypertrofie 142
psychisch decompense-
ren 263
psychische stoornis 187
psychisch welbevin-
den 333
psychofarmaca 187
psychologische desintegra-
tie 263
psychology of interdepen-
dence 276
psychomotore epilep-
sie 200
psychomotorische aan-
val 240
psychose 263
acute 263
chronische 263
manisch-depressie-
ve 265
mini- 263
psychotisch 263
receptieve afasie 53
receptor 112
refeeding syndroom 151
reflex 81
anus- 100
autonome sympathi-
sche 99
blaas- 100
Boek 13799.indb 406 17-12-12 12:49
407Register
ejaculatie- 103
erectie- 103
gastrocolische 100
reflexblaas 100
reflexboog 78
reflux 185
reflux oesophagitis 185
refractieafwijking 130
refractieafwijkingen 130
regisseren 205
relapsing remitting MS 83
relatienetwerk 275
relaties
interpersoonlijke 334
relatievorming 217
remissie 82
repeterende lichaamsbewe-
ging 250
respons 270
resttoestand 12
retardatie
mentale 256
retentieblaas 86
retrograde amnesie 53
Rett
syndroom van 190, 255
revalidatiecentrum 295
revalidatieprogram-
ma 296
revalideren 295
Ribble
Margaret 274
robotarm 174
rodehond 116
rolstoel 168
rotsbeen 116
rouwproces 11
rubella 116
ruggenmerg 40, 78
ruggenmergzenuw 77, 78
rumineren 185
sacrale plexus 80
salaamkrampen 186
scavengers 158
schakelcel 41
schakelneuron 41
scheelzien 126
schemertoestand 240
school
tyltyl- 291
ZMLK- 291
schors
primaire motorische 45
secundaire motori-
sche 45
secundaire sensori-
sche 45
schub 82
scoliose 94, 144
scotomen 130
secundaire motorische
schors 45
secundaire sensorische
schors 45
secundair gegeneraliseerde
aanval 240
secundair glaucoom 130
secundair progressieve
MS 83
seksualiteit 217
seksueel misbruik 221
seksuele voorlichting 344
sensibiliteitsstoornis 52
sensor 43, 112
sensorcel 112
sensorische neuron 40
sensorische stoornis 52
sensorische verschijnse-
len 240
Servox 171
sfincter 86
sfincterspier 86
SGZ 214
sierprothese 164
signaalhond 172, 175
silversplint 166
skeletspier 144
slechthorendheid 113
conductieve 115
ouderdoms- 115
slechtziendheid 126
slikstoornis 85
snoezelen 268
sociale bekrachtiger 253
sociale kaart 208
sociale naïviteit 248
Sociale Redzaamheids-
schaal voor Zwakzinni-
gen 213
sociale subtypen van autis-
me 247
somatosensorische ver-
schijnselen 240
spalken 166
spasme 52, 102, 156, 235
buig- 102
strek- 102
spasticiteit 64, 235
spastische blaas 86
spastische verlamming 57
spelotheek 304
spier
hart- 144
huid- 144
skelet- 144
spierbiopsie 146
spierdystrofie 140
spierdystrofie van Bec-
ker 142
spierdystrofie van Duchen-
ne 141
spierweefsel
dwarsgestreept 144
gladgestreept 144
spina bifida 92
spina bifida aperta 93
spina bifida occulta 93
spinale ganglion 77
spinale shockfase 99
spinnenwebvlies 42
spitsvoet 145
spraakversterker 171
SRZ 213
SRZ-cirkel 213
SRZ-i 213
SRZ-profiel 213
SRZ-schaal 26
staafje (oog) 126
staar
grijze 129
groene 129
staartbeen 78
stalift 175
status epilepticus 239, 242
tonisch-clonische 242
stemmingsstoornis 264
stereotiepe beweging 233
stereotiep gedragspa-
troon 246
stereotypie
motorische 248
sterk gedragsgestoorde licht
verstandelijk beper-
king 7
steuncel 41
stimulatie
basale 268
stimulering
zintuiglijke 270
stof
grijze 45, 81
witte 81
stofwisselingspro-
bleem 199
stoma 149
stoornis 3
aangeboren 9
Boek 13799.indb 407 17-12-12 12:49
Register408
autismespectrum- 245
cognitieve 52
concentratie- 60
contact- 246
emotionele 61
fatische 53
functie- 185
geheugen- 59
genetisch bepaalde 186
gevoels 52
motorische 52, 232
neurologische 187, 233
ontwikkelings- 185, 210
perceptie- 65
persoonlijkheids- 262
pervasieve ontwikke-
lings- 255
psychische 187
sensibiliteits- 52
sensorische 52
stemmings- 264
verworven 11
waarnemings- 59
zichtbare 12
stoornis in de oriënta-
tie 196
stoornis in het korteter-
mijngeheugen 196
Storend Gedragsschaal voor
Zwakzinnigen 214
strabismus 126
strekspasme 102
stressfactor 264
structuur 254
subarachnoïdale ruim-
te 42
subjectieve ziekteverschijn-
selen 193
Sudeckse dystrofie 155
supported employ-
ment 297
Support Intensity Scale 29
sw-bedrijf 296
sympathicusactiviteit 99
sympathische grens-
streng 80
sympathische reflexdystro-
fie 155
sympathische systeem 75
sympathische vezel 80
sympathisch zenuwstel-
sel 155
synaps 81
synapsspleet 76
syndroom 183
depressief 264
fragiele-X- 189
manisch 265
refeeding 151
syndroom van Asper-
ger 248
syndroom van Charles Bon-
net 131
syndroom van Cornelia de
Lange 189
syndroom van Down 188
syndroom van Prader-Wil-
li 190
syndroom van Rett 190,
255
syndroom van Turner 143
syndroom van West 186
syringomyelie 97
systeem
endocriene 43
parasympathische 75
sympathische 75
systolische bloeddruk 99
taakverpleging 338
taalcentrum 53
Taksatieschaal 29
team integrale vroeg-
hulp 300
teamverpleging 338
technieken
longvolume recruteren-
de 148
telodendriën 40
tender loving care 274
thalamus 44
theorie
abnormale ontstekingsre-
actie- 156
lokale neurogene ontste-
kings- 156
sympathische
reflex- 155
therapeutische grens 242
Thomashuis 292
thoracale laesie 98
thuisbeademing 147
thuishulp
intensieve pedagogi-
sche 303
pedagogische 303
thuiszorg
transmurale 306
tijdcontingente benade-
ring 159
tijdelijke pleegzorg 304
tilband 150, 175
tildoek 175
tillift 175
passieve 150
tilmat 150
tinnitus 113
tonisch-clonische aan-
val 238
tonisch-clonische status
epilepticus 242
tonus 52
toonaudiometrie 116
traanbuisje 124
traanklier 124
tracheostoma 91
tracheostoma-beade-
ming 149
trainingshuis 291
transferverpleegkundi-
ge 326
transmurale thuiszorg 306
traumatisch letsel 49
tremor 52, 102
trommelvlies 110
tussenhersenen 44
tyltylonderwijs 298
tyltylschool 291
unisar 103
Uniscanner 170
uritip 103
urostoma 96
vakantieopvang 290
vasoconstrictie 81, 99
vegetatieve zenuwstel-
sel 74, 75
Veldman
criteria van 157
ventrale wortel 78
ventrikel 42
verblijfskatheter 86, 103
vergoeding
capaciteitgebonden 371
vergrijzing 350
verlamming
spastische 57
verloop
progressief 12
vermaatschappelijking van
de zorg 287
verplegen
gericht 338
verpleging
taak- 338
team- 338
Boek 13799.indb 408 17-12-12 12:49
409Register
verschijnselen
sensorische 240
somatosensorische 240
verstandelijke beperking 5
vertrouwenscommissie 319
verwerkingsproblema-
tiek 153
verworven encephalopa-
thia 63
verworven stoornis 11
verziendheid 130
ouderdoms- 130
vezel
parasympathische 80
VGN 25
Vilans 259
Vincentius Welbevinden
schaal 29
visie 204
visueel gehandicapt 126
visueel geheugen 250
vitale depressie 265
vlek
blinde 125
gele 125
vlies
harde 42
spinnenweb- 42
zachte 42
voorlichting
seksuele 344
voorlichtingspijl NIGZ 339
vorming
vrijetijdsbesteding
en 306
vraagstuk
ethisch 355
vrijetijdsbesteding 306
consulent 306
vrijetijdsbesteding en vor-
ming 306
vroeghulp 302
integrale 301
team integrale 300
Vroeghulpteam 211
vroeg-infantiel autis-
me 256
vroegtijdige onderkenning
(beperking) 301
VTO-Vroeghulpteam 211
V&VN 202
VWS 29
waarnemingsgehoorver-
lies 115
waarnemingsstoornis 59
Wajong-uitkering 373
waterhoofd 94
WBC 292
Wcz 315, 318, 369
wederzijdse afhankelijk-
heid 277
welbevinden
lichamelijk 333
materieel 334
psychisch 333
werken
begeleid 297
Wernicke
centrum van 46
wervelkanaal 78
wervelkolom 78
West
syndroom van 186
Wet BIG 316, 338
Wet BOPZ 357
Wet mentorschap 314
Wet passend onder-
wijs 297
Wet sociale werkvoorzie-
ning 296
Wet werken naar vermo-
gen 296
Wgbh/cz 365
WGBO 20, 316, 368
WHO 2
William Schrikker Pleeg-
zorg 305
wilsbekwaam 361
wilsonbekwaam 361
wimper 124
Wing
Lorna 247
witte stof 45, 81
Wmcz 314, 318, 369
WML 373
Wmm 314
Wmo 367
wonen
begeleid zelfstandig 293
woning
ADL-cluster 294
Fokus- 294
woonbegeleidingscen-
trum 292
woondienstenzone 307
woonhuisplan 209
wooninitiatief 291
woonproject 291
woonvorm
kleine 295
woonzorgzone 307
wortel
dorsale 78
ventrale 78
Wsw 296
Wtl 356
W-vragen 250
Wwnw 296
Wzc 368
zachte vlies 42
zeer ernstige verstandelijke
beperking 7
zelfbepaling 335
zelfbeschadigend
gedrag 183
zelfbescherming 252
zelfbeschikking 16
zelfdoding 356
zelfredzaamheid 5, 8
zelfreflectie 207
zelfverwondend
gedrag 257
zelfzorgvermogen 215
zenuw
hersen- 77
perifere 77
ruggenmerg 78
ruggenmerg- 77
zenuwbaan
afferente 43
zenuwbanen
afferente 78
zenuwcel 40
motorische 40
zenuwknoop 80
zenuwstelsel
animale 74
autonome 74
centraal 40, 74
onwillekeurige 74
perifeer 40, 74, 77
sympathisch 155
vegetatieve 74, 75
zichtbare stoornis 12
ziektebeeld 183
onbegrepen 183
ziekte van Ménière 117
ziekteverschijnselen
objectieve 193
subjectieve 193
zijventrikel 42
zingeving 355
zintuigcel 112
zintuigfunctie 199
zintuighiërarchie 270
Boek 13799.indb 409 17-12-12 12:49
Register410
zintuiglijke informatie 270
zintuiglijke stimule-
ring 270
ZMLK-school 212, 291
ZML-onderwijs 297
zorg
aanbodgestuurde 16
vraaggestuurde 16
zorgcentrum 289
zorgorganisatie 290
zorgplan 20
zorgvuldigheidseisen 356
zorgvuldigheidseisen bij
euthanasie 356
zorgzwaartepakket 19,
288, 371
zuurstofradicalen 156
zuurstoftekort 233
zzp 19, 288, 371
Boek 13799.indb 410 17-12-12 12:49
Gehandicaptenzorg niveau 4
Geh
andicapten
zorgniveau
4
Het boek Gehandicaptenzorg maakt deel uit van Traject V&V, een compleet aanbod voor de opleidingen Verzorgende IG en Verpleeg-kundige MBO. Het boek is bestemd voor de opleiding MBO Verpleeg-kundige en geschikt voor alle leerwegen en/of verkorte en fl exibele trajecten.
Gehandicaptenzorg bevat alle theorie die nodig is om als beginnend beroepsbeoefenaar in de branche Gehandicaptenzorg aan het werk te gaan. De theorie sluit aan bij alle kerntaken en werkprocessen die van toepassing zijn op deze uitstroomverbijzondering.
De leerinhouden zijn thematisch en overzichtelijk geordend. Bij het ontwikkelen van de leerinhouden van Traject V&V is uitgegaan van de beroepspraktijk van verzorgenden en verpleegkundigen. Daarnaast is rekening gehouden met de verschillende leerstijlen van studenten. Traject V&V bestaat uit meerdere onderdelen. Naast de theorie in de boeken is er een onderdeel praktijksituaties en een onderdeel vaardigheden. Praktijksituaties en vaardigheden worden in combinatie met ander ondersteunend materiaal aangeboden via de methodesite. Deze combinatie maakt Traject V&V tot een actueel en fl exibel aanbod in een juiste mix van blended learning componenten. Met Traject V&V wordt competentiegericht leren optimaal ondersteund.
ThiemeMeulenhoff Zorg bestaat uit Traject V&V, i-carefl ex, Basis-boeken, Verpleegtechniek in Beeld, InCasu en een reeks ondersteunende uitgaven (Anatomie & Fysiologie, Basisboek Pathologie e.d.).
Kijk voor meer informatie op www.thiememeulenhoff.nl/zorg
Auteurs: J.P.M. van den BrandR.F.A. SchrijverA. C. VerhoefS.M.T. Vogel
Inhoudelijke redactie:C.A. AbrahamseM.H.A.J. Gloudemans
06925234_omslag_GHZ_niv4.indd 1 06-12-12 16:41
Recommended