Upload
roelandop
View
223
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
VISIE 17
is bijna standaard opgenomen in elk sociaal plan en de kanton-
rechter staat bij ontslagzaken vaak op het aanbieden van een
outplacementtraject.’
Tot hoe ver gaat de verantwoordelijkheid van de werkgever voor
de loopbaan van de werknemer?
‘Het is de sociale verantwoordelijkheid van de werkgever om er-
voor te zorgen dat een ontslagen werknemer ergens anders goed
terechtkomt. Natuurlijk sust de werkgever ook zijn geweten door
het aanbieden van een outplacementtraject, en is het niet meer
dan een doekje voor het bloeden.
‘Het is jammer dat er niet zoveel wordt geïnvesteerd in loopbaan-
trajecten voor mensen op het moment dat zij in dienst zijn, zodat
zij breder en flexibeler kunnen worden ingezet mocht het minder
goed gaan. Dan neem je écht je sociale verantwoordelijkheid als
werkgever.’
Wanneer is een outplacementtraject geslaagd?
‘In principe natuurlijk pas als iemand een nieuwe baan vindt.
Maar het hangt van de afspraken in het contract af. Neem een
collectief ontslag; bureau en bedrijf kunnen als doelstelling
vastleggen dat bijvoorbeeld 90 procent van de kandidaten heel
erg tevredenmoet zijn over het outplacementtraject. Uiteindelijk
is de kwaliteit van de dienstverlening het enige visitekaartje van
het bureau. Goede bureaus maken ook afsprakenmet werkgevers
over slagingspercentages; bijvoorbeeld dat 20 procent binnen 3
maanden ander werk heeft, en er bijvoorbeeld ook een groep is
van 20 tot 25 procent die er langer over mag doen dan de stan-
daard 6maanden.’
Kunt u zo’n traject beschrijven?
‘Een individueel geval is echt iets anders dan een collectief ont-
slag. Bij een individuele outplacementkandidaat gaat er vaak een
hele geschiedenis aan vooraf, bijvoorbeeld een conflict, overspan-
nenheid of mislukte overplaatsing. Dat zijn vaakmoeilijkere tra-
jecten. Als er door de huidige economische situatie honderdman
bij een bedrijf uitmoet, is dat voor de betrokkenen nog steeds een
harde klap, maar het voelt toch anders.
‘Bij elk outplacementtraject stelt het bureau een contract opmet
de werkgever, spreek je de duur van het traject af - meestal zo’n
zes maanden - en krijgt het bedrijf tussentijds een voortgangs-
rapportage. De praktijk bij een collectieve afvloeiing is dat een
deel niet eens bij een bureau terechtkomt, die heeft al elders
werk gevonden. Zo’n 20 procent komt bij de intakemet al twee
vacatures op zak. Maar de overgrote groep heeft heel veel moeite
met ontslag, somsmeer dan de werkgever zich kan indenken. Het
komt regelmatig voor dat de werkgever dénkt de regie in handen
te hebben - het hele traject is uitgestippeld, de bureaus zijn inge-
schakeld - en dat er dan opeens lange tijd niks gebeurt. Mensen
kloppen niet direct bij een bureau aan. Demeesten zijn niet
binnen twee weken na hun ontslag actief aan het solliciteren, die
hebbenmeer tijd nodig. Vaak onderschat de werkgever de impact
van een ontslag.’
‘In een goed outplacementtraject is tijd ingeruimd voor opvang.
Wordt er aandacht besteed aan het rouwproces waar iemand
die is ontslagen doorheen gaat, aan het verwerken van wat er is
gebeurd en het accepteren van de situatie, om daarna naar de
toekomstmogelijkheden te kijken. Dat is ookmijn drive, om als
loopbaanadviseur samenmet iemand te kijken waar hij staat, wat
hij kan, en waar hij naartoe wil. Als we daar goed uitkomen, ben ik
tevreden.
‘Ik zie het als een kruispunt waaropmensen even de weg kwijt lij-
ken te zijn. Maar de uitkomst is vaak veel positiever. Door alles op
een rijtje te zetten en een bewuste keuze te maken, komt iemand
soms beter uit het outplacementtraject, met eenmeer passende
functie, dan hij de afgelopen jaren gewend was. Soms ookmet
een veel beter toekomstperspectief. Geld, de ontslagvergoeding,
blijft natuurlijk belangrijk, maar uiteindelijk zijn mensen pas
gelukkig als zij een nieuwe, passende baan vinden.’
In het crisispakket van dit kabinet zit ook een forse investering
(2009: 250miljoen euro, 2010: 350miljoen) in EVC, WTV, deel-
tijd-WW, scholing en reïntegratie. Wat vindt u daarvan?
‘Het zou goed zijn als bedrijven gemakkelijker geld konden los-
maken voor scholing, en dat O&O-fondsen daarin gaanmeedoen.
Ik hoop dat de arbeidsmarkt hierdoor soepeler wordt enmensen
Roeland Doornbosch (44) is geen type dat stil zit. Naast het runnen van zijn bureauvoor loopbaanmanagement, outplacement en assessment is hij ook zelf actief als loopbaan-
consultant, en daarnaast voorzitter van de belangenvereniging Nobol (Nederlandse Organi-
satie van Bureaus voor Outplacement en Loopbaanbegeleiding).
Doornbosch is met recht een ervaringsdeskundige. Na een jaartje Pedagogische Academie
realiseerde hij zich dat hij liever Communicatiewetenschappen wilde studeren, ‘al wist ik
zelf niet goed wat ik daarmee wilde doen.’ Hij specialiseerde zich in marketing, liep stage bij
de VARA, werkte voor reclamebureaus en werd internationaal marketingmanager bij Bueno
Vista (dochterbedrijf Disney). Maar haalde ook zijn diploma cafébedrijf en runde een paar
jaar een discotheek in Arnhem en een restaurant in Amsterdam. De strandtent in Spanje is
er net niet van gekomen.
Een terugkeer in de marketing bleek geen succes. Na inschrijving bij het Arbeidsbureau
volgde een periode van vergeefs solliciteren. Uiteindelijk kwam Doornbosch via een w&s- en
detacheringsbureau - waarvoor hij een onderdeel voor communicatie- en p&o-functies op-
zette - in gesprek met BMC Loopbaanmanagement in Rotterdam. Beginnend als consultant
blies Doornbosch de vestiging in Amsterdam nieuw leven in. In 2004 nam hij - aanvankelijk
met een compagnon - de kantoren in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag over. Inmiddels is
het bureau uitgegroeid naar zes vestigingen.
WWW.INTERMEDIAIRPW.NL#7 / 14 APRIL 2009