8
149 FAC Kwaliteitseisen en Adviezen 2020 155 13 VOEGEN TUSSEN SCHRIJNWERK EN BOUWCONSTRUCTIE 13.1 Inleiding Bij de voegen tussen schrijnwerkelementen en het bouw- kundig kader dienen de voegvorm, voegafmengen en het gekozen kitmateriaal goed op elkaar te worden afge- stemd. De kwaliteit van de voeg wordt mee bepaald door de werkwijze van het afdichngsbedrijf. Het is daarom van belang dat er schriſtelijke afspraken worden gemaakt tussen opdrachtgever en constructeur ten aanzien van de toelaatbare toleranes en de maxi- maal toegestane beweging van de bouwdelen. Indien hiermee in het ontwerpstadium onvoldoende rekening is gehouden, kunnen de voegafmengen zodanig afwijken dat de toegepaste kit niet meer funconeert. Voor het vullen van voegen kan gebruik worden gemaakt van een plassche, plassch-elassche en elassche kit. Kit - ten dienen te voldoen aan de eisen genoemd in de norm NBN EN ISO 11600. Ook in de STS 56.1 – Dichngskien voor gevels staat informae over kien en hun toepassing. Hybride voegkien worden zeer vaak gebruikt voor aan- sluingen rond schrijnwerk, zeker in buitentoepassingen. Kwalitaeve hybride voegkien combineren een zeer goede hechng met een hoge elasciteit. Bijkomend zijn ze ook op een licht vochge ondergrond te gebruiken en overschilderbaar met watergedragen verven. Onderstaande tabel geeſt een indicae van de duurzaam toelaatbare vervorming van een aantal kitsoorten aan. Voor de juiste waarde van de duurzaam toelaatbare ver- vorming van bepaalde kitsoorten dient contact te worden opgenomen met de toeleverancier. 13.2 Ontwerp Het ontwerp van een voeg is aankelijk van: • het soort materiaal van de voegvormende elementen en de oppervlaktebehandeling ervan; de aard en de poreusheid van de ondergrond; • de te verwachten temperatuurverschillen; • de voegbodem; • de wijze van verankering; • de voegafmengen. Benaming van de kit Groep Soort en indicae van de duurzaam toelaatbare vervorming Butyleenkit Plassch Niet terugverend 2-8 % Bytylrubberkit Plassch-elassch Beperkt terugverend 0-8 % Cretonrubber Plassch-elassch Beperkt terugverend 10-25 % Acrylaatkit (oplossing) Plassch-elassch Beperkt terugverend 2-15 % Polyurethaankit (1 component) Elassch Sterk terugverend 5-25 % Polyurethaankit (2 componenten) Elassch Sterk terugverend 5-25 % Polysulfidekit (1 component) Elassch Terugverend 10-15 % Polysulfidekit (2 componenten) Elassch Terugverend 10-25 % Siliconenkit Elassch Sterk terugverend 10-25 % Hybride kit Elassch Sterk terugverend 10-25 % Tabel 13.1: Indicae duurzaam toelaatbare vervorming bij verschillende kitsoorten. Voegen tussen schrijnwerk en bouwconstruce ONTWERP, PRODUCTIE EN MONTAGE Met betrekking tot de lucht- en waterdichtheid con- troleert de FAC-constructeur, na montage van het schrijnwerk of: • de waterafvoergaatjes en de beluchngsopeningen open en schoon zijn; • de buitenafdichngen voldoende aansluiten (m.b.t. de waterdichtheid), ook in de bovenhoeken; er dichngen aangebracht zijn (m.b.t. de luchtdichtheid) tussen het bouwkundig kader en het gevelelement; • de beglazingsrubbers goed aansluiten op het paneel of glas, ook in de hoeken.

13 VOEGEN TUSSEN SCHRIJNWERK - FAC Belgium

  • Upload
    others

  • View
    4

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: 13 VOEGEN TUSSEN SCHRIJNWERK - FAC Belgium

149

FAC Kwaliteitseisen en Adviezen 2020

155

13 VOEGEN TUSSEN SCHRIJNWERK EN BOUWCONSTRUCTIE

13.1 Inleiding

Bij de voegen tussen schrijnwerkelementen en het bouw-kundig kader dienen de voegvorm, voegafmetingen en het gekozen kitmateriaal goed op elkaar te worden afge-stemd. De kwaliteit van de voeg wordt mee bepaald door de werkwijze van het afdichtingsbedrijf.

Het is daarom van belang dat er schriftelijke afspraken worden gemaakt tussen opdrachtgever en constructeur ten aanzien van de toelaatbare toleranties en de maxi-maal toegestane beweging van de bouwdelen. Indien hiermee in het ontwerpstadium onvoldoende rekening is gehouden, kunnen de voegafmetingen zodanig afwijken dat de toegepaste kit niet meer functioneert.

Voor het vullen van voegen kan gebruik worden gemaaktvan een plastische, plastisch-elastische en elastische kit. Kit-ten dienen te voldoen aan de eisen genoemd in de norm NBN EN ISO 11600. Ook in de STS 56.1 – Dichtingskitten voor gevels staat informatie over kitten en hun toepassing.

Hybride voegkitten worden zeer vaak gebruikt voor aan-sluitingen rond schrijnwerk, zeker in buitentoepassingen.Kwalitatieve hybride voegkitten combineren een zeer goede hechting met een hoge elasticiteit. Bijkomend zijn ze ook op een licht vochtige ondergrond te gebruiken en overschilderbaar met watergedragen verven.

Onderstaande tabel geeft een indicatie van de duurzaamtoelaatbare vervorming van een aantal kitsoorten aan. Voor de juiste waarde van de duurzaam toelaatbare ver-vorming van bepaalde kitsoorten dient contact te wordenopgenomen met de toeleverancier.

Met betrekking tot de lucht- en waterdichtheid contro-leert de FAC-constructeur, na montage van het schrijn-werk of:• de waterafvoergaatjes en de beluchtingsopeningen

open en schoon zijn;• de buitenafdichtingen voldoende aansluiten (m.b.t. de waterdichtheid), ook in de bovenhoeken;• er dichtingen aangebracht zijn (m.b.t. de luchtdichtheid)

tussen het bouwkundig kader en het gevelelement;• de beglazingsrubbers goed aansluiten op het paneel of

glas, ook in de hoeken.

13.2 Ontwerp

Het ontwerp van een voeg is afhankelijk van:• het soort materiaal van de voegvormende elementen

en de oppervlaktebehandeling ervan;• de aard en de poreusheid van de ondergrond;• de te verwachten temperatuurverschillen;• de voegbodem;• de wijze van verankering;• de voegafmetingen.

Benaming van de kit GroepSoort en indicatie van de duurzaam toelaatbare vervorming

Butyleenkit Plastisch Niet terugverend 2-8 %

Bytylrubberkit Plastisch-elastisch Beperkt terugverend 0-8 %

Cretonrubber Plastisch-elastisch Beperkt terugverend 10-25 %

Acrylaatkit (oplossing) Plastisch-elastisch Beperkt terugverend 2-15 %

Polyurethaankit (1 component) Elastisch Sterk terugverend 5-25 %

Polyurethaankit (2 componenten) Elastisch Sterk terugverend 5-25 %

Polysulfidekit (1 component) Elastisch Terugverend 10-15 %

Polysulfidekit (2 componenten) Elastisch Terugverend 10-25 %

Siliconenkit Elastisch Sterk terugverend 10-25 %

Hybride kit Elastisch Sterk terugverend 10-25 %

Tabel 13.1: Indicatie duurzaam toelaatbare vervorming bij verschillende kitsoorten.

Voeg

en tu

ssen

schr

ijnw

erk

en b

ouw

cons

truc

tieO

NTW

ERP,

PRO

DU

CTIE

EN

MO

NTA

GE

Met betrekking tot de lucht- en waterdichtheid con-troleert de FAC-constructeur, na montage van het schrijnwerk of:• de waterafvoergaatjes en de beluchtingsopeningen

open en schoon zijn;• de buitenafdichtingen voldoende aansluiten (m.b.t.

de waterdichtheid), ook in de bovenhoeken;• er dichtingen aangebracht zijn (m.b.t. de luchtdichtheid)

tussen het bouwkundig kader en het gevelelement;• de beglazingsrubbers goed aansluiten op het paneel

of glas, ook in de hoeken.

Page 2: 13 VOEGEN TUSSEN SCHRIJNWERK - FAC Belgium

150

Federatie Aluminium Constructeurs

156

Figuur 13.2: Soorten voegen.

Daarnaast is de soort voeg van belang. We onderscheiden 4 soorten, zie figuur 13.2:• Stuikvoeg• Overlapvoeg• Hoekvoeg• Drievlaksvoeg Zoals uit de bovenstaande schets blijkt, is een drievlaks-hechting voor een kitvoeg sterk af te raden. De voeg verliest hierdoor aan vervormbaarheid. Scheuren in het kitmateriaal zullen op die manier makkelijk ontstaan.

De gewenste oplossing kan slechts worden gerealiseerd door er zorg voor te dragen dat de kit niet op de voeg-bodem kan hechten. Hiertoe dient op de voegbodem een rugvulling of een hechtingsbelemmerende folie te worden aangebracht. Zelfklevende folie waaraan geen kit hecht is hiervoor geschikt.

Een kitvoeg kan optimaal functioneren indien de hecht-vlakken evenwijdig ten opzichte van elkaar lopen. Een gekitte overlapvoeg met de vereiste tussenruimte kan grotere bewegingen verdragen dan een stuikvoeg. In-dien bewegingen opgenomen moeten worden, kan geen hoekvoeg worden toegepast. Weersinvloeden beïnvloe-den de levensduur van een kitvoeg.

Kitvoegen moeten dusdanig worden ontworpen en aan-gebracht, dat water niet op het bovenvlak van de voeg kan blijven staan.

Door gebruik te maken van een rugvulling kan men bij diepe voegen de voegdiepte goed reguleren. Een goed klemmende ronde rugvulling zal tegendruk geven bij het inspuiten van de kit. Hierdoor kan men een goede hech-ting op de voegwanden verwachten.

In veel gevallen is het nodig om, alvorens tot het kitten over te gaan, een primer (voorstrijkmiddel) te gebruiken.

Er dient wel opgelet te worden dat dit geen vlekken geeft. De voorschriften van de toeleverancier dienen ook hier te worden gevolgd.

Het is van belang bij het ontwerpen van een gevel een goe-de bereikbaarheid van de voegen na te streven. Alleen dan kunnen eisen gesteld worden aan de juiste wijze van voor-behandeling van de voegen en aan het correct aanbrengen van de kit. Dit is ook belangrijk voor later onderhoud.

13.3 Voegafmetingen en kitkeuze

Het functioneren van een kitvoeg is afhankelijk van de eigenschappen van het kitmateriaal in samenhang met de functie van de voeg, zoals beloopbare voegen, akoes-tische voegen, brandbeperkende voegen, gevelvoegen benevens voegen tussen gevelelementen en bouwkundig kader. De keuze van de kit dient hiermee in overeenstem-ming te zijn, bijvoorbeeld in verband met de overschilder-baarheid, de slijtvastheid en de chemische weerstand.

Figuur 13.3: Details van een voeg.

Bij het bepalen van de voegafmeting dient eerst bepaald te worden welke voegbewegingen kunnen optreden. De grootte van de te verwachten beweging is vast te stellen met behulp van de thermische lineaire uitzettingscoëffi-ciënt van de gebruikte materialen. Indien men te maken heeft met een voeg tussen gevelelement en bouwkundig kader, is het voldoende enkel rekening te houden met de beweging van het gevelelement.

Voeg

en tu

ssen

schr

ijnw

erk

en b

ouw

cons

truc

tieO

NTW

ERP,

PRO

DU

CTIE

EN

MO

NTA

GE

Page 3: 13 VOEGEN TUSSEN SCHRIJNWERK - FAC Belgium

151

FAC Kwaliteitseisen en Adviezen 2020

157

Het spreekt vanzelf dat rekening moet worden gehouden met de te verwachten beweging, als gevolg van tempera-tuurverschillen. Als de voegbewegingen zijn berekend, kan de kitsoort worden bepaald aan de hand van de eerder ge-noemde tabel met duurzaam toelaatbare vervormingen. Het is aanbevolen om in overleg met de leverancier van de kit en de opdrachtgever de definitieve keuze te maken.

Bij het toepassen van een 2-componentenkit moet een menging van beide componenten tot een homogeen meng-sel plaatsvinden volgens de instructies van de leverancier. Indien overlapvoegen in de constructie voorkomen, kan de maximaal toelaatbare beweging 1,5 x groter zijn dan bij stuikvoegen, die met hetzelfde type kit gevuld zijn.

De minimale voegbreedte voor een elastische kit be- draagt 8 mm, voor een plastisch-elastische kit 9 mm en voor een plastische kit 10 mm. Het gebruik van plasto-elastische voegkitten is af te raden voor buitengebruik. Dit gezien de grotere voegbeweging die in dit type toe-passingen kan voorkomen. De minimale breedte van een elastische voegkit is 5 mm (behalve voor vloervoegen). Afhankelijk van de beweging die dient opgevangen te worden kan deze breder voorzien worden. De aan te ra-den voegdiepte is de helft van de breedte voor dilatievoe-gen (behalve vloervoegen). Voor aansluitvoegen of over-lapvoegen is een voegdiepte gelijk aan de voegbreedte aan te raden.

De vereiste voegdiepte is:• Elastische kit: 1/2 van de breedte + 3 mm;• Plastisch-elastische kit: 1/2 van de breedte + 4,5 mm;• Plastische kit: 1/2 van de breedte + 6 mm.

In verband met de grote belastingen en de levensduur is het aanbevolen om voor het samenvoegen van profielen een plastisch-elastische of een elastische kit te gebrui-ken. Indien vanwege de te verwachten bewegingen een kitvoeg niet mogelijk is, kunnen afdekplaten of overlap-voegen worden toegepast.

13.4 Uitvoering

De temperatuur van het object alsook de omgevingstem-peratuur moet hoger zijn dan + 5˚C en lager dan + 30˚C tenzij de kitfabrikant andere informatie verschaft. De hechtvlakken dienen te verkeren in de toestand door de leverancier voorgeschreven.

Voor het realiseren van de juiste voegdiepte kan open- of gesloten cellige rugvulling gebruikt worden. Opencellig materiaal moet worden aangebracht met een overdruk

van 75 – 100% en gesloten cellen materiaal met een over-druk van ca. 50% om voldoende tegendruk te kunnen bieden tijdens het aanbrengen van de kitmassa. Gesloten cellen materiaal moet met stomp gereedschap worden aangebracht om beschadigingen en blaasvorming in de kit te voorkomen. Het bovenstaande is slechts een alge-mene instructie: de verwerkingsvoorschriften van de kit-leverancier dienen altijd te worden nageleefd.

13.5 Dichtingsprofielen of -banden

Rubberachtige dichtingsprofielen en de kunststof dich-tingsbanden worden steeds meer gebruikt. Indien dichtingsprofielen worden toegepast, zijn de aluminium raamprofielen veelal van een rubberbevestigingskamer voorzien. Dichtingsbanden in kunststof zijn er in een gro-te verscheidenheid, zoals: • met open of gesloten cellen;• niet- en zelfklevend;• geïmpregneerde schuimzwelbanden.

Het aanbrengen van de dichtingsprofielen en/of -banden dient zodanig te geschieden, dat ook na verloop van tijd geen openingen of lekkages ontstaan. Het materiaal mag bijvoorbeeld niet opgerekt en om hoeken getrokken wor-den. De toe te passen materialen dienen verouderingsbe-stendig te zijn. In verband met het goed functioneren van de voegafdichtingen dient men rekening te houden met de ruwheid van de voegwanden.

13.6 Folies (voor luchtdichting en waterdichting)

Sinds enkele jaren worden meer en meer folies toegepast om schrijnwerk water- en/of luchtdicht te maken. Dit om warmteverliezen via luchtlekken te verhinderen en om de constructie te vrijwaren van bouwschade ten gevolge van condensatievocht. Afhankelijk van de fabrikanten en leveran-ciers kan men verschillende soorten folies onderscheiden.

Elke folie heeft zijn specifieke (geteste) lijm voor verkle-ving aan de ruwbouw. Er dient op gelet te worden dat alle folies die overpleisterd moeten worden volvlaks ver-kleefd worden op de ondergrond (bv. metselwerk) . De verschillende soorten folies worden toegepast afhanke-lijk van de positie van de folie: aan de warme zijde of de koude zijde van de bouwschil.

Dampremmende of dampdichte folies worden steeds aande warme zijde van de isolatie geplaatst, dampopen foliesaan de koude zijde. Vochtvariabele aansluitfolies kunnen

Voeg

en tu

ssen

schr

ijnw

erk

en b

ouw

cons

truc

tieO

NTW

ERP,

PRO

DU

CTIE

EN

MO

NTA

GE

Page 4: 13 VOEGEN TUSSEN SCHRIJNWERK - FAC Belgium

Federatie Aluminium Constructeurs

152

zowel aan de warme als aan de koude zijde geplaatst wor-den. Ten allen tijde dient men de juiste plaatsingsvoor-schriften van de leverancier te volgen, om bouwschade of eventuele luchtlekken door onzorgvuldige of foute plaat-sing te vermijden.

13.7 Dampdiffusie, waterdichtheid en luchtdichtheid

Deze begrippen worden bepaald door het geheel van het schrijnwerk en de correct uitgevoerde bouwaansluitingen.

In de voorgaande paragrafen wordt de nadruk gelegd op de goede uitvoering van kitten en verklevingen van folies.

Schrijnwerk zelf heeft een goede luchtdichtheid. Wan-neer ook de nevenaannemingen het nodige doen om de wanden luchtdicht te maken, is het belangrijk de lucht-dichte inbouw van het schrijnwerk te verzorgen.

Hierbij wordt een verbinding gemaakt tussen het schrijn-werk en het naastliggend luchtdicht bouwelement d.m.v. een luchtdicht materiaal, meer bepaald folies en kitten voor de bevestiging.

Het is bijgevolg ook belangrijk om in te gaan op de volgen-de eigenschappen van de aansluitingen om een goed ont-werp en uitvoering mogelijk te maken, in het bijzonder:

- de diffusie weerstand van de membranen;- de waterkolom op de membranen;- de luchtdichtheid van de bouw aansluiting;Voor meer info zie de FAC Richtlijn nr. 4 - Bouwknopen en luchtdichtheid.

Materiaal μ-waarde

lucht 1

rotswol 1,3

gipspleister 10

multiplex 50

polyethyleenfolie 100.000 - 200.000

gewapend beton 130

baksteen 15

OSB 30 - 50

EPDM 50.000 - 70.000

PUR 50 - 185

Tabel 13.4: De diffusieweerstand μ van verschillende bouw-materialen.

μd = μ x d [m] - classificatie tabel

μd [m] Classificatie volgens DIN4108-3

< 0,5 dampopen

< 1500 dampremmend

> 1500 dampscherm

Dampopen materiaal laat waterdamp ongehinderd door. Dampdicht materiaal laat geen waterdamp door.Waterdamp kan, indien het dauwpunt bereikt wordt, te-gen een dampdicht materiaal condenseren.

158

Voeg

en tu

ssen

schr

ijnw

erk

en b

ouw

cons

truc

tieO

NTW

ERP,

PRO

DU

CTIE

EN

MO

NTA

GE

Probleem: oppervlaktecondensatie aan de binnenzijdeBijvoorbeeld wanneer een folie niet geïsoleerd is door gebrekkige uitvoering.

De dauwpuntstemperatuur (diagramma van Mollier) is voorgesteld in onderstaande tabel.

Tabel 13.5: Relatie tussen temperatuuren dauwpunt-temperatuur.

Relatieve vochtigheid50%

Binnentemperatuur

24 5,4 7,6 9,6 11,3 12,9 14,4 15,8 17,0 18,2 19,3 20,3 21,3 22,323 4,5 6,7 8,7 10,4 12,0 13,5 14,8 16,1 17,2 18,3 19,4 20,3 21,322 3,6 5,9 7,8 9,5 11,1 12,5 13,9 15,1 16,3 17,4 18,4 19,4 20,321 2,8 6,0 6,0 8,6 10,2 11,6 12,9 14,2 16,3 16,4 17,4 18,4 19,320 1,9 4,1 6,0 7,7 9,3 10,7 12,0 13,2 14,4 15,4 16,4 17,4 18,319 1,0 3,2 5,1 6,8 8,3 9,8 11,1 12,3 13,4 14,5 15,5 16,4 17,318 0,2 2,3 4,2 5,9 7,4 8,8 10,1 11,3 12,5 13,5 14,5 15,4 16,3

Page 5: 13 VOEGEN TUSSEN SCHRIJNWERK - FAC Belgium

153

FAC Kwaliteitseisen en Adviezen 2020

159

Bv: bij een binnentemperatuur van 20°C en 50% RV zal er condensatie optreden wanneer de oppervlakte tempera-tuur aan de folie daalt onder 9.3°C.Dit gebeurt bij een ongeïsoleerde folie reeds wanneer de buitentemperatuur tot 6°C daalt.

Het is daarom steeds aanbevolen om aan de warme zijde van het gebouw te werken met een luchtdicht en damp-dicht scherm.

Zo kan de vochtige binnenlucht niet condenseren in de isolatie.

Aan de buitenzijde wordt aangeraden om met een lucht-dicht, regeninslag-bestendig maar dampopen windscherm te werken. Eventueel aanwezig vocht in de gebouwschil kan dan probleemloos naar buiten migreren.De onderstaande tabel toont een lijst van materialen die in de praktijk het meest gebruikt worden voor het uitvoe-ren van raamaansluitingen.

Materiaal Diffusieweerstand Luchtdichtheid

rotswol dampopen luchtdoorlatend

multiplex damprem goede luchtdichtheid

polyethyleenfolie dampscherm luchtdicht

gipspleister dampopen luchtdicht

OSB damprem goede luchtdichtheid

PUR damprem - dampscherm goede luchtdichtheid

EPDM dampscherm luchtdicht

Sinds kort zijn ook membranen of folies beschikbaar met een variabele dampdiffusie weerstand. Deze laten toe om bij droge periodes occasionele vochtophoging in con-structies te reduceren.

Dergelijke folies zijn ontstaan in de houtskeletbouw waar men bij occasionele vocht opstapeling in de constructie en in het bijzonder in daken met deze folies de mogelijk-heid krijgt dat er in de zomerperiodes de vochtopstape-ling naar de droge ruimtes diffundeert.

Polyurethaan schuim is niet luchtdicht en dient correct geplaatst zoals voorgesteld in onderstaande afbeeldingen. Voor een snelle en volledige uitharding dient men vooraf de ruimte tussen het element en de constructie te bevoch-tigen.

13.7.1 Belasting door indringend water op de bouwaansluitingen

Bij de invoering van de spouwmuur in de naoorlogse periode werd de regendoor-slag in de buitenmuur van gebouwen ef-fectief opgelost.

In de TV 188 van het WTCB wordt de na-druk gelegd op een goede uitvoering van de folies boven de ramen en deuren om regeninfiltratie uit te sluiten.

Voeg

en tu

ssen

schr

ijnw

erk

en b

ouw

cons

truc

tieO

NTW

ERP,

PRO

DU

CTIE

EN

MO

NTA

GE

Membraan als scheiding tussen binnen- en buitenklimaat

Membraan als scheiding tussen binnen- en buitenklimaat

zonder voorbevochtiging

met voorbevochtiging

foutief opspuiten

Page 6: 13 VOEGEN TUSSEN SCHRIJNWERK - FAC Belgium

154

Federatie Aluminium ConstructeursFederatie Aluminium Constructeurs

160

Voeg

en tu

ssen

schr

ijnw

erk

en b

ouw

cons

truc

tieO

NTW

ERP,

PRO

DU

CTIE

EN

MO

NTA

GE

Het vocht dat door het parement dringt wordt via open stootvoegen afgevoerd.Aan weerszijden van het raam wordt een overlengte van 300 mm uitgevoerd om alle eventuele terugvoer naar de bovenzijde van het raam te vermijden.

Dit belangrijk principe is vandaag nog steeds geldig; voorbeelden hoe het niet moet toont volgende foto.

Figuur 13.7: Voorbeeld van slecht geplaatste folies.

Links in de foto is de folie reeds gescheurd voor de plaatsing van isolatie en buitenspouw-blad, rechts is de overlengte kleiner dan 300 mm.

De eis die gesteld wordt aan deze folie is dan ook de toe-laatbare waterkolom hoogte uitgedrukt in millimeter wat bij folies die dampopen of dampremmend zijn mede een belangrijke parameter wordt.Er wordt een waterkolomhoogte van 200 mm in de prak-tijk aanbevolen.

Vandaag zijn alle gedetailleerde doorsnedes opgenomen in de geactualiseerde TV 255 van het WTCB, die eveneens een duidelijk beeld geeft van de talloze mogelijke uitvoe-ringen en het risico bij uitvoering.

Figuur 13.8: Gebruik van een luchtdichtingsmembraan aan de aansluiting van het schrijnwerk op de ruwbouw. (bron: WTCB; TV 188).

Aard van het luchtscherm / de luchtschermen en type aansluitingen

n Schrijnwerkn Luchtdichtingsmembraan Droog- nataansluitingn Bepleistering

Figuur 13.6: Verzameling van het in spouwmuren geïnfiltreerde water(bron: WTCB; TV 188).

Page 7: 13 VOEGEN TUSSEN SCHRIJNWERK - FAC Belgium

155

FAC Kwaliteitseisen en Adviezen 2020

161

Aandachtspunten

• De continuïteit van de luchtdichtheid wordt verzekerd met behulp van specifieke aansluitingsstroken of even-tueel met behulp van een vloeibaar afdichtingsproduct.

• Om de goede hechting van de verschillende elemen-ten te waarborgen, strekt het tot aanbeveling om de luchtdichtheidsstrook maximaal over de helft van de neg aan te brengen l < L/2.

• De continuïteit van de thermische isolatie wordt verze-kerd door middel van een isolatiemateriaal dat aange-bracht wordt (bv. door injectie) vóór de plaatsing van het luchtscherm.

• Het buitenprofiel moet aangepast worden in functie van de situatie.

• Indien er hoge akoestische eisen gesteld worden, is het wenselijk om de ruimte rondom het schrijnwerk af te dichten met behulp van minerale wol.

• De voorgestelde oplossing moet aangepast worden in functie van de aard van het raamprofiel.

13.7.2 Correcte uitvoering in de praktijk – een 3D aanpak

Hieruit blijkt dat er heel wat combinatiemogelijkheden zijn, waarbij de toegelichte basisprincipes dienen gevolgd.Indien men aan de buitenzijde rondom rond de construc-tie een zeer dampdichte folie aanbrengt zal men onge-twijfeld de luchtdichtheid sterk verbeteren maar het risico van interne condensatie zal toenemen.

Daarom volgende aanbevelingen voor goede uitvoering:1) Folies door de hoofdaannemer aangebracht ter plaat-

se van de raam- of deuropeningen voor de plaatsing van het buitenschrijnwerk in het bijzonder boven het buitenschrijnwerk.

Deze folies dienen uitgevoerd volgens de richtlijnen in TV 255 en de constructeur kan de uitvoering ervan enkel aanvaarden indien ze correct werden uitgevoerd.

2) Folies aangebracht door de constructeurDe FAC-constructeur volgt de richtlijnen in TV 255/188 en de aanbevelingen van de folie leverancier.• de folies die rondom worden aangebracht dienen

dampopen te zijn en om bovenaan ook de eventuele waterindringing te vermijden en ook een waterkolom (WK) van 200 mm op te nemen.

• indien ze deels worden uitgevoerd (bovenaan en zij-delings) is een dampdichte folie mogelijk, onderaan is steeds een dampopen uitvoering nodig om eventuele vochtopstapeling in de constructie te vermijden, zoals voorgesteld in onderstaande figuur.

De bevestiging op de ondergrond kan mechanisch of door verlijming gebeuren. Hierbij dient rekening te wor-den gehouden met:

Voor de buitenfolies:- de blootstelling aan de weersomstandigheden (regen,

wind, UV-licht) gedurende de bouwtijd;- de hechting op de ondergrond dient aangetoond en

bewezen voor vochtige toepassing wanneer geen me-chanische bevestigingen zijn voorzien en wanneer de bouw langere tijd aan rechtstreekse regeninslag is blootgesteld.

Voor de binnenfolies:Om een vlotte overpleisterbaarheid te garanderen wor-den deze binnenfolies voorzien van een volledig zelfkle-vende zijde en een overpleisterbaar vlies.Hierbij dient de verbinding gemaakt tussen de luchtdich-te materialen: enerzijds het schrijnwerk, anderzijds de luchtdichte binnen afwerking (bv. bepleistering, damp-scherm, …).

Deze eigenschappen worden door de FAC-constructeur gecontroleerd en opgenomen in het bouwdossier. Vo

egen

tuss

en sc

hrijn

wer

k en

bou

wco

nstr

uctie

ON

TWER

P, P

ROD

UCT

IE E

N M

ON

TAG

E

Figuur 13.9:Uitvoering van foliesdoor de hoofd- aannemer.

Figuur 13.10: Uitvoering van folies door de constructeur.

Page 8: 13 VOEGEN TUSSEN SCHRIJNWERK - FAC Belgium

156

Federatie Aluminium ConstructeursFederatie Aluminium Constructeurs

162

13.8 CE-markering

Zie ook hoofdstuk 16 - CE-markering.

Sinds 1 juli 2014 is CE-markering, volgens de in april 2013 gepubliceerde geharmoniseerde norm NBN EN 15651, verplicht voor alle voegkitten. Deze is opgebouwd uit 4 delen:• Deel 1 (F): Voegkitten voor binnen- en buitenwanden

(NBN EN 15651-1)• Deel 2 (G): Voegkitten voor beglazing (NBN EN 15651-2)• Deel 3 (S): Voegkitten voor sanitaire toepassingen (NBN EN 15651-3) S• Deel 4 (PW): Voegkitten voor beloopbare verharding

(NBN EN 15651-4) PW

De CE-markering omschrijft de basisfunctionaliteit van de voegkit:

• Basisapplicaties: F - G - S - PW• Max. voegbeweging: 25 - 20 - 12,5 - 7,5• Low versus High modulus LM/HM• Interior/exterior use: EXT - INT• Cold Climate use: CC

Deze CE-markering is gekop-peld aan een Prestatiever-klaring (DoP). Voor voegen tussen gevel en schrijnwerk raden wij een voegkit aan met een hogere bewegingsklasse 20 & 25.

Voeg

en tu

ssen

schr

ijnw

erk

en b

ouw

cons

truc

tieO

NTW

ERP,

PRO

DU

CTIE

EN

MO

NTA

GE