32
Q 30 Korte gebruikershandleiding

30 · 2020. 11. 27. · SDFGHJKL & Country Delete UNITED KINGDOM. 21 4. Selecteer destad vanbestemming uitde lijst. 1 5

  • Upload
    others

  • View
    2

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • Q30Korte gebruikershandleiding

  • 1

    Deze gebruikershandleiding is bedoeld om u te helpen op een gemakkelijke encomfortabele manier de belangrijkste functies te vinden die u nodig hebt om uwInfiniti Q30 te kunnen gaan beleven.

    Umoet er rekeningmee houden dat deze gebruikershandleiding geen vervanging is voor het complete Instructieboekje, welke u dient te raadplegen voor volledige informatie, veiligheidsitems enwaarschuwingen.

    Overzicht bestuurdersplaats 2Dashboard 4Meters en tellers 6Portieren ontgrendelen en vergrendelen 8Intelligent Key-systeem 8Anti-diefstal alarmsysteem 8Voorstoel en hoofdsteun verstellen 9Automatische rijstandfunctie 9De voorpassagiersairbag automatisch uitschakelen 10Koplampschakelaar 10Combinatieschakelaar 11Grootlichtassistent (indien aanwezig) 11Standen van de contactschakelaar 12Helderheidsregeling dashboard 12Klokinstellingen 12Elektrisch bedienbare ramen en buitenspiegels 13De zonwering bedienen 13Automatische anti-verblindingsbinnenspiegel 13Stuurwielbedieningen (linkerzijde) 14Stuurwielbedieningen (rechterzijde) 14

    Voertuiginformatiedisplay 15Centraal multifunctioneel bedieningspaneel 16De automatische versnellingsbak bedienen 17Bandenspanningscontrolesysteem 18Audiosysteem 19Bluetooth-audiostreaming 19Uw mobiele telefoon verbinden via Bluetooth 20Hulpingangen 20Navigatiesysteem 20Klimaatregeling 21Elektronisch parkeersensorsysteem 23Achteruitrij-/Around View monitor 23Intelligente parkeerassistent 24Cruise control- en snelheidsbegrenzersystemen 24Hellingoprijhulp 26Rijhulpsystemen 26Brandstof tanken 28Motorkap openen 28

  • Overzicht bestuurdersplaats

    2

  • 3

    Elektrische parkeerremschakelaar

    Lichtschakelaar

    Cruise control-/snelheidsbegrenzerschakelaar

    Voertuiginformatie- en menubedieningsschakelaars

    Gecombineerde schakelaar richtingaanwijzers/dimlicht-grootlicht/ruitenwisser en -sproeier

    Schakelpaddles

    Audio- en telefoonbedieningsschakelaars

    Overzicht bestuurdersplaats

  • Dashboard

    4

  • 5

    Contactschakelaar

    Multifunctioneel aanraakscherm/Achteruitrijmonitor/AroundView Monitor

    Audiosysteem

    Middenconsoleschakelaars- Stoelverwarming (indien aanwezig)- Schakelaar waarschuwingsknipperlichten- Stop/Start-systeem ON/OFF-schakelaar- Elektronische parkeersensor OFF-schakelaar

    Bedieningspaneel klimaatregeling- Verwarming en airconditioning- Voorruitverwarming/Achterruitverwarming

    Rijmodusselectie

    Multifunctionele INFINITI-controller

    Dashboard

  • Meters en tellers

    6

  • 7

    Snelheidsmeter

    Brandstofmeter

    Voertuiginformatiedisplay

    Bovendisplay

    Toerenteller

    Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter

    Meters en tellers

  • 8

    Portieren ontgrendelen en vergrendelen

    U kunt de portieren en de achterklep vergrendelen en ontgrendelen doorop de vergrendelknop of de ontgrendelknop op de Intelligent Keyte drukken. Voor noodgevallen is een mechanische sleutel geïntegreerd inde Intelligent Key. Om de mechanische sleutel te ontgrendelen, schuift uhet knopje en trekt u de sleutel naar buiten.

    Intelligent Key-systeem

    Het Intelligent Key-systeem is een sleutelloos portieropeningssysteemwaarmee ude portieren en de achterklep kunt vergrendelen en ontgrendelen zonder de sleutelte hoeven gebruiken, wanneer de Intelligent Key zich binnen hetwerkingsbereikvanhet systeembevindt . Omeen portier te openen raakt u de binnenkant van deportierhandgreep aan en trekt u aan de handgreep omhet portier te openen.Omde portieren te vergrendelen raakt u de sensor aan op de portierhandgreep.

    Anti-diefstal alarmsysteemEen hoorbaar en zichtbaar alarm gaat af als een portier, de achterklep ofde motorkap wordt geopend en het systeem is ingeschakeld.

    Het systeem wordt automatischingeschakeld na het vergrendelen van hetvoertuig. Het controlelampje knippertom aan te geven dat het alarmsysteemis ingeschakeld. Het alarmsysteem isoperationeel na ongeveer 15 seconden.Het alarm wordt uitgeschakeld wanneerhet voertuig wordt ontgrendeld.

    Uw auto is mogelijk uitgerust met een wegsleepbescherming dieeveneens het alarm doet afgaan wanneer het systeem is ingeschakelden de hellingshoek van de auto verandert. Bovendien kan er eenbewegingssensor in het interieur van uw auto zijn aangebracht die hetalarm laat afgaan wanneer beweging wordt gedetecteerd in het interieur.

    De wegsleepbescherming- en debewegingssensoren in het interieurkunnen worden uitgeschakeld metbehulp van de schakelaars boven debinnenspiegel. Om de wegsleep- ofbewegingssensoren in het interieuruit te sluiten:

    1. Zet de motor af.2. Druk op de schakelaar (uitschakelen van de bewegingssensor in

    het interieur) of (uitschakelen van de wegsleepsensor).Het controlelampje gaat knipperen/branden om het uitschakelenvan de desbetreffende functie(s) te bevestigen.

    3. Vergrendel het voertuig.

  • 9

    Voorstoel en hoofdsteun verstellenVOORSTOEL HANDMATIG VERSTELLEN

    Trek aan de hendel om de stoel in horizontale richting te verstellen.

    Draai aan de knop omde hoekvan de voorkant van de stoel te verstellen

    Trek de hendel omhoog of duw omlaag om de stoelzitting hoger/lager te zetten.

    Draai aan de knop om de hoek van de rugleuning te verstellen

    Druk op de knoppen om het profiel van de rugleuning af te stellen

    VOORSTOEL ELEKTRISCH VERSTELLEN

    Beweeg de schakelaar om de stoel inhorizontale richting te verstellen

    Beweeg de schakelaar om de hoek van derugleuning te verstellen

    Beweeg de voor- of achterzijde van deschakelaar om de hoek van de stoel teverstellen of om de stoelzitting hoger/lager te zetten

    Druk op de knoppen om het profiel van derugleuning af te stellen

    HOOfDSTEuN VERSTELLENDruk op de knop en til de hoofdsteunomhoog/duw omlaag totdat de gewenstestand bereikt is. Controleer na hetverstellen of de vergrendelknop goedvastzit in een van de inkepingen.

    Automatische rijstandfunctieU kunt tot drie verschillende standen voor debestuurdersstoel en buitenspiegels opslaanmetbehulp van de automatische rijstandfunctie.

    Om een instelling op te slaan:

    1. Verstel de stoel2. Verstel de buitenspiegels3. Drukkort op de geheugenknop en houd vervolgens binnen

    drie seconden voorkeuzestand 1, 2 of 3 ingedrukt. Er klinkt eengeluidssignaal wanneer de instelling is opgeslagen in het geheugen.

    Om een opgeslagen instelling op te roepen drukt u op de gewenstevoorkeuzeknop.

    Het stuurwiel verstellen

    Druk de vergrendelhendel omlaag en verstelhet stuurwiel naar wens.

    Duw na het verstellen de vergrendelhendel stevigop zijn plaats om het stuurwiel te vergrendelen.

  • 10

    De voorpassagiersairbag automatischuitschakelenHet systeemvoor het automatisch uitschakelen van de voorpassagiersairbaganalyseert het gewicht van de persoon die op de stoel van de voorpassagier zit.Afhankelijk van deze analyse wordt de voorpassagiersairbag ingeschakeldof uitgeschakeld.Als een achterwaarts gericht kinderzitjeop de voorpassagiersstoel wordtgeïnstalleerd, moet het controlelampje na dezelfdiagnose van het systeem gaanbranden en vervolgens aan blijven.De voorpassagiersairbag wordtdan uitgeschakeld. Het systeem schakelt echter niet de zijairbag engordijnairbag van de voorpassagier uit.

    Elektrische parkeerrem

    Om de parkeerrem te activeren druktu op de hendel van de elektrischeparkeerrem , ongeacht de stand van decontactschakelaar.Om de parkeerrem vrij te geven, trektu aan de hendel van de elektrischeparkeerrem bij ingeschakeld contact.

    Bij modellen met automatische versnellingsbak zal de elektrischeparkeerrem automatisch vrijgegeven worden wanneer u op het gaspedaaltrapt om weg te rijden.

    Koplampschakelaar

    De koplampschakelaar heeft de volgende standen:

    De parkeerlichten links gaan aan.

    De parkeerlichten rechts gaan aan.

    De stadslichten, kentekenplaatverlichting en dashboardverlichtinggaan aan.

    Automatische koplampmodus: de koplampen gaan automatischaan/uit, afhankelijk van de omgevingslichtomstandigheden/of dedagrijverlichting aan of uit is.

    Dimlicht/grootlicht van de koplampen.Het is mogelijk om te kiezen tussen dimlicht en grootlicht metbehulp van de combinatischakelaar (raadpleeg pagina 11).

    Schakelaar mistachterlicht.

    Schakelaar mistvoorlampen.

  • 11

    CombinatieschakelaarDe combinatieschakelaar is te vinden boven de cruise controlschakelaaren biedt meerdere functies, zoals hieronder beschreven.

    Duwde combinatieschakelaarvan u af terwijl dekoplampschakelaar in de- of -stand staat omgrootlicht te selecteren.

    Trek de schakelaar naar u toe om met het grootlicht te signaleren.

    Duw de schakelaar omhoog of omlaag om de rechter/linkerrichtingaanwijzer te activeren.

    Grootlichtassistent (indien aanwezig)De grootlichtassistent schakelt automatischvan grootlicht naar dimlicht wanneer dekoplampschakelaar op staat, grootlichtgeselecteerd is en een tegemoetkomende autoof een voorligger wordt gesignaleerd door hetsysteem. Wanneer de auto niet langer waargenomenwordt, zal automatisch het grootlicht weer geactiveerd worden. Hetcontrolelampje voor de grootlichtassistent op het dashboard gaatbranden wanneer het systeem ingeschakeld is.

    De grootlichtassistent werkt niet bij snelheden onder ongeveer 40 km/u.

    RuITENwISSERS EN RuITENSPROEIER VOORRuIT

    Druk in om de ruitenwissers en ruitensproeier te bedienen.

    Draai aan de schakelaar om hetvolgende te selecteren:

    Automatisch wissen,lage gevoeligheid van deregensensor.

    Automatisch wissen,hoge gevoeligheid van de regensensor.

    Constant wissen, langzaam.

    Constant wissen, snel.

    RuITENwISSER EN RuITENSPROEIER ACHTERRuIT

    Draai aan de schakelaar omhet volgende te selecteren:

    Wistmetsproeiervloeistof,keert vervolgensterug naar wissenmet tussenpozen.

    Wissen mettussenpozen

    Uit

    Wist met sproeiervloeistof

  • 12

    Standen van de contactschakelaarDe contactschakelaar heeft devolgende standen:

    Off -stand. Na het openenvan het portier wordt hetstuurwiel vergrendeld.Elektrische apparatuur wordtniet van stroom voorzien.

    ACC-stand - verschillendeelektrische apparaten wordenvan stroom voorzien, zoals de ruitenwissers.

    ON -stand - alle elektrische apparatuur wordt van stroom voorzien.Voor modellen met dieselmotor: de gloeibougies beginnen demotor bij lage motortemperaturen op te warmen.

    START-stand: activeert de startmotor om de motor te starten.

    Helderheidsregeling dashboardEen lichtsensor in het instrumentenpaneel regelt automatisch dehelderheid van de dashboardverlichting. Bij daglicht wordt het dashboardniet verlicht.

    De helderheid van dedashboardverlichting kan wordenaangepast met behulp van de knopvoor helderheidsregeling van hetdashboard .

    KlokinstellingenDe klokinstellingen kunnen alsvolgt worden gewijzigd:

    1. Drukop de -knopop de INFINITI-controller

    2. Tik op [INSTELLINGEN]3. Selecteer het item dat u

    wilt aanpassen:- Schermklok aan/uit- Zomertijd- Tijdsformaat [12u/24u]- Tijdzone- Verschil aanpassen

  • 13

    Elektrisch bedienbare ramen en buitenspiegelsDE HOOfDSCHAKELAAR bEDIENENAlle elektrisch bedienbare ramen en de buitenspiegels kunnenworden bediendvia de hoofdschakelaar op het bestuurdersportier.

    OPENEN/SLUITEN vanelektrisch bedienbare ramen.

    Bediening van achterramendoor achterpassagiersuitschakelen.

    Selecteren van linker (L) /rechter (R) buitenspiegel.

    Buitenspiegels afstellen.

    Buitenspiegels inklappen/uitklappen.

    COMfORTfuNCTIE VOOR HETOPENEN/SLuITEN VAN DE ELEKTRISCH bEDIENbARE RAMEN

    De auto kan als volgt met de Intelligent Key worden vergrendeld/ontgrendeld en de elektrisch bedienbare ramen kunnen tegelijkertijdworden gesloten/geopend van buiten de auto:

    Omde auto te vergrendelenen tegelijkertijd de elektrischbedienbare ramen te sluiten, raaktu het sensoroppervlak op deportierhandgreep aan totdat dezijramen volledig gesloten zijn.

    Omde auto te ontgrendelen en de ramen tegelijkertijd te openen, houdt u de -knopop de Intelligent Key ingedrukt totdat de zijramen de gewenste stand bereikt hebben.

    De zonwering bedienenDe zonwering kan alleen bediend worden wanneer het contact op ON staat.

    Omde zonwering te openen of te sluiten, houdt u deOPENEN- of SLUITEN-zijde van de schakelaaringedrukt en laat deze vervolgens loswanneer dezonwering de gewenste stand bereikt heeft.

    Omde zonwering automatisch volledig te openen of te sluiten, drukt u kort opdeOPENEN- of SLUITEN-zijde van de schakelaar en laat deze vervolgenslos. Omde beweging van de zonwering tijdens het automatisch openen/sluitente onderbreken, drukt u op een van de zijden van de schakelaar.

    Automatischeanti-verblindingsbinnenspiegelDe binnenspiegel (ende buitenspiegel aanbestuurderszijde) schakeltautomatisch over op deanti-verblindingsmodus alshet contact is ingeschakelden licht van een achterliggerop de sensor in debinnenspiegel schijnt.

    De anti-verblindingsmodus wordt niet ingeschakeld als de auto in deachteruitversnelling staat of als de interieurverlichting aan staat.

  • 14

    Stuurwielbedieningen (linkerzijde)PijltjesknoppenLINKS/RECHTS:oproepen van ennavigeren door demenubalk op hetvoertuiginformatie-display.

    PijltjesknoppenOMHOOG/OMLAAG:navigeren in demenu's op hetvoertuiginformatie-display.

    -knop: om een keuze te bevestigen.

    TERUG-knop: om terug te gaan naar het vorige scherm.

    Stuurwielbedieningen (rechterzijde)

    Knop voorspraakopdrachten:druk in om hetspraakherkennings-systeem op testarten. Om despraakherkennings-sessie te annuleren,zeg "Afsluiten"of houd de knopgedurende 5seconden ingedrukt.

    Volumeknop omhoog(+)/omlaag (-): drukin om het volume van audio/telefoon aan te passen.

    Mute-knop: druk in om het geluid te dempen.

    Telefoonknop 'weigeren': druk in om een oproep te beëindigen ofeen inkomende oproep te weigeren.

    Telefoonknop 'beantwoorden': druk in om het telefoonmenu teselecteren/een telefoongesprek te beginnen.

  • 15

    Voertuiginformatiedisplay

    Het voertuiginformatiedisplay bevindt zich in het midden tussen detoerenteller en de snelheidsmeter en toont de volgende informatie.

    Buitentemperatuur of snelheid.

    Tijd.

    Tekst-/gegevensveld.

    Menubalk.

    Geselecteerd rijprogramma.

    Schakelstand (modellen met automatische versnellingsbak).

    Statusindicator Stop/Start-systeem.

    Drukomdemenubalk op te roepen op de pijltjesknop links of rechts op hetstuurwiel. Demenubalkverdwijnt als er een paar seconden geen handelingen plaatsvinden.

    In het tekst-/gegevensveld worden het geselecteerde menu, submenu's,berichten, systeeminstellingen en boordcomputergegevens getoond.

    Afhankelijk van de voertuigspecificaties kunnen de volgende menu'sworden geselecteerd:

    • [Reis] - Boordcomputergegevens• [Navi] - Navigatie-aanwijzingen• [Audio] - Audio-instellingen• [Tel] - Telefoondienststatus• [Assist.] - Rijhulpinstellingen• [Service] - Onderhoudsinstellingen

    Gebruik de - en -knoppen op het stuurwiel om in de menu's tenavigeren, gebruik de -knop om een keuze te bevestigen en/of eeninstelling op te slaan.

    Gebruik de TERUG-knop om naar een vorig scherm terug te gaan of omeen menu te verlaten.

  • 16

    Centraalmultifunctioneel bedieningspaneel

    Het centraal multifunctioneel bedieningspaneel in het middenconsole kanworden bediend door het scherm aan te raken/over het scherm te vegen,of door de INFINITI-controller te gebruiken.

    De volgende menu's kunnen worden geselecteerd:

    • Navigatie (indien aanwezig)• Telefoon• Apps• Informatie• Instellingen

    DE INfINITI-CONTROLLER GEbRuIKEN

    Modellenmet navigatiesysteem:Druk in omde huidigevoertuiglocatie weer te geven, druknogmaals in omdeweergavebalken verschillendeweergavente tonen. Houd ingedrukt omde laatste aanwijzing van deroutebegeleiding te herhalen.

    Modellen zondernavigatiesysteem:Druk in om het scherm voorhandsfree bellen te tonen.

    Druk op de -knop om hethoofdmenu weer te geven.

    Druk op de -knop om het snelmenu te tonen of om een keuzein te voeren. Druk op de pijltjesknoppen om door de menu-items tebladeren. Draai aan de knop om in/uit te zoomen op de kaart.

    Druk op de TERUG-knop om terug te gaan naar het vorigescherm.

    Druk op om het audioscherm weer te geven. Wanneerwordt ingedrukt als het audioscherm al wordt getoond, wordt debronnenlijst weergegeven.

    Modellen met Around View Monitor:Druk op om het Around View Monitorscherm weer te geven. Decameraweergave kan alleen worden getoond als het contact op ONstaat.Modellen zonder Around View Monitor: druk op om dehelderheid van het display aan te passen, houd ingedrukt om hetdisplay aan/uit te zetten.

  • 17

    De automatische versnellingsbak bedienenDe automatische versnellingsbak is zodanigontworpen dat het rempedaal ingetraptMOETwordenvoordat u van de P-stand (parkeren) naar een rijstandkunt schakelen terwijl het contact opON staat.

    Gebruikde parkeerstandwanneer de autogeparkeerd staat. Zorg ervoor dat de auto volledigstilstaat voordat u de P-knop (parkeren) indrukt.

    Als u het contact uitschakelt met deversnellingsbak in de D- (rijden) of R-stand(achteruit), schakelt de versnellingsbakautomatisch naar de N-stand (vrij).

    RIjPROGRAMMA SELECTERENMet de programmaselectieknop kunt u kiezen tussen drierijprogramma's met verschillende rijkenmerken:E Economy: voor comfortabel en zuinig rijden.S Sport: voor een sportieve rijstijl.M Manual: voor handmatig schakelen.

    Wanneer u op de programmaselectieknop drukt, wordt het geselecteerderijprogramma (E, S of M) op het voertuiginformatiedisplayweergegeven .

    Voor handmatig schakelen in het handmatige rijprogrammaM, kunt u om te schakelen gebruik maken van deschakelpaddles achter het stuurwiel.

    Linker paddle: terugschakelen.

    Rechter paddle: opschakelen.

    Wanneer u de schakelpaddles gebruikt terwijl het Economy (E) of Sport(S) rijprogramma is geselecteerd, zal de versnellingsbak gedurende kortetijd naar het handmatige rijprogramma schakelen en terugkeren naar het

    eerder geselecteerde rijprogramma (E of S) zodra de rijsituatie dit toelaat.Gebruik de programmaselectieknop om het handmatige rijprogrammapermanent te selecteren.

    Stop/Start-systeemvan demotorHet Stop/Start-systeem zet de motor automatisch af wanneer de autostilstaat en start de motor opnieuw wanneer u weer weg wilt rijden. Ditsysteem draagt bij aan het verbeteren van het brandstofverbruik en hetverminderen van de uitstoot van uitlaatgassen.

    Als het systeem is ingeschakeld, gaat het controlelampje in de Stop/Start-systeemON/OFF-schakelaar (zie volgende pagina) branden. Ookwordt de Stop/Start-systeemindicator onderaan op het voertuiginformatiedisplayweergegeven. Als deStop/Start-systeemindicator op het voertuiginformatiedisplay geel oplicht, geeft dit aandat het systeem tijdelijk niet beschikbaar is, omdat op datmoment niet aan bepaaldevoorwaarde voldaanwordt.Wanneer aan alle voorwaarden voor het functioneren vanhet Stop/Start-systeemwordt voldaan en het systeemdus operationeel is, zal de Stop/Start-systeemindicator op het voertuiginformatiedisplay groen oplichten.

    Het Stop/Start-systeemzet demotor af onder de volgende omstandigheden:

    • Bij modellen met handgeschakelde versnellingsbak, breng deauto volledig tot stilstand, laat de motor stationair draaien in devrijstand en laat het koppelingspedaal opkomen.

    • Bij modellen met automatische versnellingsbak, breng de autovolledig tot stilstand.

    Het Stop/Start-systeem start demotor opnieuw onder de volgende omstandigheden:

    • Bij modellenmet handgeschakelde versnellingsbak, demotor zalopnieuw startenwanneer u het koppelingspedaal intrapt om in eenversnelling (vooruit of achteruit) te schakelen en het gaspedaal indrukt.

    • Bij modellenmet automatische versnellingsbak, demotor zal opnieuwstartenwanneer u het rempedaal loslaat en het gaspedaal indrukt.

    Opmerking: het Stop/Start-systeem werkt niet onder bepaalde omstandigheden,bijvoorbeeld wanneer de motor de normale bedrijfstemperatuur nog niet heeftbereikt. Dit is normaal en duidt niet op een storing in het systeem.

  • 18

    HET STOP/START-SySTEEM uITSCHAKELENHet Stop/Start-systeem kan gedurende een helerit worden uitgeschakeld door de schakelaarvan het Stop/Start-systeem in te drukken; hetcontrolelampje in de schakelaar gaat uit ende Stop/Start-systeemindicator verdwijnt van hetvoertuiginformatiedisplay. De eerstvolgende keerdat u het contact opON zet, wordt het systeemautomatischweer ingeschakeld.

    Omhet Stop/Start-systeemhandmatig in te schakelen, drukt u nogmaals op deStop/Start-schakelaar; het controlelampje in de schakelaar gaat branden en deStop/Start-systeemindicator wordt op het voertuiginformatiedisplayweergegeven.

    bandenspanningscontrolesysteemHet bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)controleert continu de spanning van de banden envergelijkt dezemet de ingestelde doelspanningen.Als de spanning van een ofmeerdere bandenbeduidend afwijkt van de doelwaarde, geefthet bandenspanningscontrolesysteem eenwaarschuwing op het voertuiginformatiedisplay engaat het TPMS-waarschuwingslampje op hetdashboard branden.

    Als het bericht op het voertuiginformatiedisplay wordt weergegeven en hetTPMS-waarschuwingslampje gaat branden, controleer dan zo snel mogelijkde bandenspanningen en pas deze vervolgens aan.Het bandenspanningscontrolesysteem wordt pas geactiveerd wanneer deauto een snelheid van meer dan 25 km/u heeft bereikt.

    HET TPMS-SySTEEM OPNIEuw STARTENHet TPMS-systeem moet in de volgende gevallen opnieuw worden gestart:

    • Nadat de bandenspanning(en) is(zijn) aangepast• Wanneer een band of wiel is vervangen• Wanneer de positie van de banden is veranderd.

    Het TPMS-systeem kan opnieuw worden gestart via het onderhoudsmenu[Service] op het voertuiginformatiedisplay.

    Raadpleeg het Instructieboekje van uw auto voor volledige informatie overde procedure voor het opnieuw starten.

  • 19

    Audiosysteem

    In DAB-modus (Digital Audio Broadcasting) (indienaanwezig): zoekt het vorige/volgende beschikbare DAB-ensemble.In FM/AM-modus: verhoogt/verlaagt automatisch deradiofrequentie totdat de volgende zender gevonden is.In CD-modus of wanneer een extern apparaat is aangesloten: snelvooruit-/terugspoelen door nummers.

    Druk in om een CD uit te werpen.

    Druk in omnaar de radiomodus te schakelen of om te schakelentussen AM, FM enDAB (Digital Audio Broadcast, indien aanwezig).

    Druk in om het audiostatusscherm weer te geven.

    Druk in om de gewenste audiobron te selecteren(CD, iPod, USB, Bluetooth-audiostreaming of AUX).

    Druk in of houd ingedrukt omhandmatig op een zenderaf te stemmen in de AM/FM-radiomodus. Druk in omMP3/WMA/AAC-mappen te selecteren van een extern aangesloten apparaat.

    Wanneer DAB (indien aanwezig) afspeelt, zal door het indrukken vandeze knop de zender binnen het ensemble veranderen.

    Voorkeuzezenderknoppen: er kunnen zes voorkeuzezenders in devoorkeuzelijst voor elke radiofrequentieband opgeslagen worden.

    Druk in om het audiosysteem aan/uit te zetten, draai omhet volume aan te passen.

    bluetooth-audiostreamingAls u beschikt over een compatibel Bluetooth-apparaat voor audiostreaming (A2DP-profiel), kunt u een draadloze verbinding tot stand brengen tussen het Bluetooth-apparaat en het audiosysteem in de auto, zodat u via het audiosysteem in de autonaar de audiobestanden kunt luisteren die op uw apparaat opgeslagen zijn.

    Omeen draadloze verbinding tot stand te brengen tussen uw audio-apparaaten het audiosysteem in de auto:

    1. Druk op de -knop op de INFINITI-controller.2. Tik op [Instellingen] op het display.3. Tik op [Instellingen Bluetooth-apparaat] en [Apparaat koppelen].4. Tik op [Nieuw scherm].5. Wanneer een PIN-code op het scherm verschijnt, gebruik dan het

    Bluetooth-apparaat om de PIN-code in te voeren/te bevestigen.

  • 20

    uw mobiele telefoon verbinden viabluetoothMet behulp van Bluetooth-technologie kunt u uw mobiele telefoonverbinden (koppelen) met het systeem in de auto om handsfree te bellen.

    Om uw mobiele telefoon te koppelen met het systeem in de auto, volgt udezelfde procedure als beschreven onder bluetooth-audiostreaming op devorige pagina.

    HulpingangenUw auto is uitgerust met twee USB-ingangenin het middenconsole, waarop u compatibeleapparaten (mobiele telefoons, iPod's,andere compatibele audio-apparaten, USB-geheugensticks, enz.) kunt aansluiten.

    Druk na uw apparaat op een van de USB-ingangen te hebben aangesloten op de-knop op het audiosysteem om audio af te spelen van het apparaatdat is aangesloten via de USB-ingang.

    Opmerking: wanneer twee iPhone's zijn aangesloten op beide USB-ingangen, zalhet systeem slechts één van de aangesloten iPhone's herkennen. De tweede iPhonewordt alleen opgeladen.

    NavigatiesysteemUw auto is mogelijk uitgerust met een navigatiesysteem waarvan hetgebruik gedetailleerd wordt beschreven in het apart meegeleverdeInstructieboekje van het navigatiesysteem.

    Bij wijze van voorbeeld wordt de basisprocedure voor het invoeren van eenbestemming hieronder beschreven.

    EEN bESTEMMING INSTELLEN

    Gebruik voor het instellen van een bestemming voor navigatie de INFINITI-controller en/of het multifunctionele aanraakscherm.

    1. Druk op de -knop op de INFINITI-controller.2. Selecteer [Navigatie] uit het menu en vervolgens [Adres]3. Het [Adres]-scherm wordt weergegeven. Nu kunt u uw bestemming

    selecteren door de postcode of de naam van de stad in te voeren,gevolgd door het adres.

    Street Address

    -----------

    Postcode

    Change Space Last 5 Cities List

    1 2 3 4 5 6 7 8 9 0Q W E R T Y U I O PA

    Z X C V B N M ‘ _S D F G H J K L &

    Country

    Delete

    UNITED KINGDOM

  • 21

    4. Selecteer de stad van bestemming uit de lijst.5. Voer de naam van de straat in en tik op [Lijst]. Er wordt een lijst

    weergegeven. Selecteer de straat van bestemming uit de lijst.6. Voer het huisnummer in en tik op [OK]7. De geselecteerde

    bestemming wordt inhet midden van de kaartweergegeven.Tik op [OK] om de getoondelocatie als uw bestemming tebevestigen.

    8. De volledige route wordtop het scherm getoond.Tik op [Start] om deroutebegeleiding te starten.

    Calculate Route

    Start

    More Routes

    Route Info

    Add Waypoint

    Move Loc.

    KlimaatregelingHANDbEDIENDE KLIMAATREGELING

    Temperatuurregelknop

    MAX-schakelaar voorruitontwaseming

    Luchtverdeelschakelaars

    Luchtrecirculatieschakelaar

    Aanjagersnelheidsregelaar

    Airconditioning on/off-schakelaar

    Achterruitverwarmingschakelaar

    REAR A/C

    01

    3

    2

    56

    420

    1816

    2826

    24

    22

    MAX

  • 22

    AuTOMATISCHE KLIMAATREGELING THERMOTRONIC

    Temperatuurregelknop (bestuurderszijde)

    Automatische klimaatregelingschakelaar

    MAX-schakelaar voorruitontwaseming

    Aanjagersnelheidsregelaar om de luchtstroom te verhogen

    Luchtverdeelschakelaars

    Luchtrecirculatieschakelaar

    Temperatuurregelknop (passagierszijde)

    Klimaatregeling ON/OFF-schakelaar

    Restwarmtefunctieschakelaar (wordt gebruikt om het interieur nahet uitschakelen van de motor te blijven verwarmen).

    Airconditioning on/off-schakelaar

    Aanjagersnelheidsregelaar om de luchtstroom te verlagen

    Achterruitverwarmingschakelaar

    Zone-schakelaar (dubbele modus) voor het apart instellen van detemperatuur aan bestuurders- en passagierszijde.

    VOORRuIT ONTDOOIEN/ONTwASEMENVoor maximale ontdooiing/ontwaseming schakelt u de airconditioning indoor op de -schakelaar te drukken en drukt u vervolgens op de MAX-schakelaar voor de voorruitontwaseming . De controlelampjes in deschakelaars gaan branden.

    De klimaatregeling schakelt nu over op de volgende functies:

    • Hoge luchtstroom.• Hoge temperatuur.• Luchtverdeling naar voorruit en zijramen.• Luchtrecirculatiemodus is uitgeschakeld.

    Nadat de ramen ontwasemd zijn, drukt u nogmaals op de MAX-schakelaarvoor de voorruitontwaseming .Het controlelampje in de schakelaar gaat uit en de voorgaande instellingenworden hersteld. De luchtrecirculatiemodus blijft uitgeschakeld.

    U kunt ook de MAX-functie van de ontwaseming uitschakelen door aan detemperatuurregelknop te draaien.

  • 23

    Elektronisch parkeersensorsysteemHet elektronisch parkeersensorsysteem is een parkeerhulp die gebruikmaaktvan ultrasone sensoren. Het houdt het gebied rond uw auto in de gaten doormiddel van sensoren die in de voor- en achterbumper gemonteerd zijn. Hetparkeersensorsysteemgeeft doormiddel van geluidssignalen de afstand aantussen uw auto en het gedetecteerde voorwerp.

    Het elektronisch parkeersensorsysteemwordt automatisch ingeschakeldwanneer:

    • Het contact wordt aangezet.• De schakelhendel in de D- of R-stand (modellen met automatische

    versnellingsbak) wordt gezet of wanneer een vooruit- ofde achteruitversnelling wordt geselecteerd (modellen methandgeschakelde versnellingsbak).

    • De elektrische parkeerrem wordt vrijgegeven.

    Wanneer voor of achter de auto een voorwerp wordt gedetecteerd,waarschuwt het systeem u door middel van een pieptoon. Naarmate deauto het voorwerp nadert, zal de pieptoon vaker klinken.

    Om het parkeersensorsysteem tijdelijk uit teschakelen, drukt u op de OFF-schakelaar vanhet elektronisch parkeersensorsysteem aan deonderkant van het dashboard. Het controlelampjein de schakelaar gaat branden. Druk opnieuw deschakelaar in om het systeem in te schakelen. Hetcontrolelampje in de schakelaar gaat uit.

    Indien uitgeschakeld, zal het parkeersensorsysteem automatisch weerworden ingeschakeld wanneer u de motor opnieuw start.

    Achteruitrij-/Around View monitorHet achteruitrijmonitor- of AroundView Monitorsysteem helpt u bij hetmanoeuvreren van uw auto door hetweergeven van voorwerpen achteren/of rondom de auto, bijv. tijdenshet parkeren.

    Het systeem wordt automatisch geactiveerd wanneeru de achteruitversnelling selecteert. U kunt hetsysteem ook handmatig activeren door de -knop op de INFINITI-controller in te drukken. Decameraweergave zal alleen worden getoond wanneerhet contact is ingeschakeld.

    Druk herhaaldelijk op de cameraknop om deweergaven van de Around View Monitor teveranderen.

    DETECTIE bEwEGENDE VOORwERPEN (MOVING ObjECT DETECTION)De Around View Monitor is uitgerust met een detectiefunctie voorbewegende voorwerpen (Moving Object Detection (MOD)). Als er eenbewegend voorwerp wordt gedetecteerd, verschijnt er een geel kaderrondom het camerabeeld en klinkt er een pieptoon om u te waarschuwenvoor het gedetecteerde bewegende voorwerp.

  • 24

    Intelligente parkeerassistentDe intelligente parkeerassistent is slechts een hulpmiddel. Hetmag uwaandacht voor de directe omgeving niet vervangen. Het veiligmanoeuvrerenen parkeren blijft uw verantwoordelijkheid als bestuurder van de auto.

    De intelligente parkeerassistent kan beoordelen of een parkeerplaatsgroot genoeg is om er uw auto in te zetten en neemt de bediening van hetstuur over om de auto op die plaats te parkeren. Het kan u ook helpen bijhet parkeren in een parkeervak.

    De intelligente parkeerassistent wordt automatisch geactiveerd wanneer uvooruitrijdt met een snelheid tot ongeveer 35 km/u. Wanneer het systeemin werking is, lokaliseert en meet het zelfstandig parkeerplaatsen aanbeide kanten van de auto.

    Wanneer u met lage snelheidrijdt, wordt het parkeersymbool

    op het bovendisplay(modellen met automatischeversnellingsbak) of op hethoofddisplay (modellenmet handgeschakeldeversnellingsbak) weergegeven.Wanneer een parkeerplaats wordt gedetecteerd aan een kant van de weg,verschijnt een pijl links of rechts van het parkeersymbool.

    Parkeerplaatsen aan de passagierszijde worden automatisch door middelvan de pijl op het display getoond. Opdat het systeem parkeerplaatsenaan de bestuurderszijde zoekt en weergeeft, moet de richtingaanwijzeraan bestuurderszijde worden geactiveerd.

    Om een gedetecteerde parkeerplaats te bevestigen, drukt u op de -knop op het stuurwiel.

    Nadat u in de achteruitversnelling heeft geschakeld of de R-stand heeftgeselecteerd bij modellen met automatische versnellingsbak, zullenberichten op het voertuiginformatiedisplay u leiden door de geassisteerdeparkeerprocedure.

    Opmerking: wanneer u gebruik maakt van de intelligente parkeerassistent, wordthet sturen overgenomen door het systeem. U moet echter zelf gas geven en remmen!

    Raadpleeg voor volledige details over het gebruik van de intelligenteparkeerassistent het Instructieboekje van uw auto.

    Cruise control- en snelheidsbegrenzersystemen

    Cruise control en snelheidsbegrenzer bedienen

    De cruise control handhaaft voor u een constante (ingestelde) snelheidzonder dat u het gaspedaal hoeft in te drukken.De snelheidsbegrenzer beperkt uw snelheid tot een ingesteldemaximumwaarde, tenzij u het gaspedaal volledig intrapt.

    De systemen zijn pas operationeel bij snelheden boven ongeveer 30 km/u.

    Om te schakelen tussen de werking van cruise control ensnelheidsbegrenzer, drukt u snel op de knop op de cruise control-/snelheidsbegrenzerhendel. Als de snelheidsbegrenzer wordt geactiveerd,gaat het -controlelampje in de hendel branden. Als het lampje uitis, is de cruise control geselecteerd. Om het cruise controlsysteem uit teschakelen, duwt u de hendel kort naar de voorzijde van de auto.

  • 25

    fuNCTIES VAN DE CRuISE CONTROL-/SNELHEIDSbEGRENzERHENDEL

    Beweeg de hendel kort omhoog omde huidige snelheid op te slaan.Beweeg de hendel omhoog en houd vast om een hogere snelheid op te slaan.Laat de hendel loswanneer u de gewenste snelheid bereikt heeft.

    Snelheidsbegrenzer ON-controlelampje.

    De huidige snelheid opslaan of de laatst opgeslagen snelheid oproepen.

    Beweeg de hendel kort omlaag omde huidige snelheid op te slaan.Beweeg de hendel omlaag en houd vast om een lagere snelheid op te slaan.Laat de hendel loswanneer u de gewenste snelheid bereikt heeft.

    Schakelen tussen cruise control en snelheidsbegrenzer.

    Het cruise control-/snelheidsbegrenzersysteem uitschakelen.

    Om de cruise control/snelheidsbegrenzer te gaan gebruiken:

    1. Selecteer cruise control of snelheidsbegrenzer door op de knopop de hendel te drukken.

    2. Accelereer tot de gewenste snelheid.3. Druk de hendel kort omhoog of omlaag om de huidige

    snelheid op te slaan.4. In het geval dat cruise control wordt geselecteerd, kunt u nu het gaspedaal loslaten.

    INTELLIGENT CRuISE CONTROL (ICC)Het ICC-systeemmaakt gebruikvan de sensor die achter het INFINITI-logo opde voorgrille is aangebracht om eventuele voorliggers te detecteren. Als desnelheid van het gedetecteerde voertuig lager is dan de snelheid van uw eigenauto, zal het ICC-systeemautomatisch uw kruissnelheid verminderen omdedoor u geselecteerde veiligheidsafstand te kunnen handhaven.

    Houd er rekeningmee dat het ICC-systeem slechtsongeveer 50%van de totale remkracht kan toepassen.Als het ICC-systeemde geselecteerde veiligheidsafstandniet kan handhaven, klinkt er een geluidssignaal en gaatde voorliggerindicator branden omu tewaarschuwen denodigemaatregelen te nemen.

    Om de door het ICC-systeem te handhavenafstand tot de voorligger tevergroten, draait u de knoprechtsom. Om de afstand teverkleinen, draait u de knoplinksom.

    Raadpleeg voor volledige informatie over cruise control, Intelligent CruiseControl en snelheidsbegrenzer het Instructieboekje van uw auto.

  • 26

    HellingoprijhulpDe hellingoprijhulp houdt automatisch gedurende korte tijd de remmentoegepast om te voorkomen dat de auto naar achteren rolt als u weg wiltrijden op een opwaartse of neerwaartse helling.Hierdoor heeft u genoeg tijd om uw voet van het rempedaal naar hetgaspedaal te verplaatsen voordat de auto in beweging komt.

    RijhulpsystemenUw auto is mogelijk uitgerust met de volgende rijhulpsystemen:

    • Rijstrookassistent• Dodehoekassistent• Autonoom noodremsysteem• Verkeersbordenherkenning

    RIjSTROOKASSISTENT

    De rijstrookassistent (LDW)functioneert bij snelheden bovenongeveer 60 km/u (37mph). Als eenvan dewielen een rijstrookmarkeringpasseert, wordt u gewaarschuwddoormiddel van intermitterendetrillingen door het stuurwielgedurendemaximaal 1,5 seconde.

    De rijstrookassistent kanworden in- of uitgeschakeldvia het [Assist.]-menu op hetvoertuiginformatiedisplay.

    DODEHOEKASSISTENT

    De dodehoekassistent (BSW) helpt u om voertuigen in derijstrook(rijstroken) naast u te detecteren.

    Wanneer het systeem eenvoertuig detecteert in eenaangrenzende rijstrook terwijl u derichtingaanwijzer activeert, klinkener twee geluidssignalen en gaat dedodehoekindicator knipperentotdat het gedetecteerde voertuig hetdetectiegebied verlaten heeft.

    De dodehoekassistent kan worden in-of uitgeschakeld via het [Assist.]-menuop het voertuiginformatiedisplay.

  • 27

    AuTONOOM NOODREMSySTEEM

    Het autonoom noodremsysteem helpt u bij het vermijden van frontalebotsingen.

    Het systeem maakt gebruik van een radarsensor achter het INFINITI-logoop de voorgrille voor het berekenen van de afstand tussen uw auto en eeneventuele voorligger.

    Als de afstand te klein wordt, gaat devoorliggerindicator knipperen. Bij het verderafnemen van de afstand, klinkt een geluidssignaalen gaat het waarschuwingslampje voor vermijdenfrontale aanrijding knipperen. Als tenslotte de

    afstand nog kleiner wordt, worden de remmen geactiveerd om de impactvan een botsing met de voorligger te vermijden of te beperken.

    Het autonoom noodremsysteemkan worden in- of uitgeschakeldvia het [Assist.]-menu op hetvoertuiginformatiedisplay.

    wAARSCHuwING

    Het autonoom noodremsysteem is een extra hulpmiddel voor debestuurder. Het mag uw aandacht voor de verkeersomstandigheden ofuw verantwoordelijkheid om veilig te rijden niet vervangen. Het systeemkan geen ongevallen voorkomen die het gevolg zijn van onvoorzichtig ofgevaarlijk rijgedrag.

    Het autonoom noodremsysteem werkt mogelijk niet onder alle rij-,verkeers-, weers- en wegomstandigheden.

    Opmerking: raadpleeg het Instructieboekje van de auto voor volledige informatieover de werking van het autonoom noodremsysteem.

    VERKEERSbORDENHERKENNING

    Verkeersbordenherkenning(TSR) toont de gedetecteerdemaximumsnelheden enandere verkeersborden op hetvoertuiginformatiedisplay.

    Om verkeersborden te detecterenmaakt het systeem gebruik vaneen camera, die achter de voorruitgemonteerd is.

    Als het systeem detecteertdat er een voorwaardelijke

    maximumsnelheid is, worden beide snelheden en voorwaarden op hetvoertuiginformatiedisplay getoond.

    De instellingen voor verkeersbordenherkenning kunnen worden aangepastvia het [Assist.]-menu op het voertuiginformatiedisplay.

  • 28

    brandstof tankenOm de brandstofvulklep te openenontgrendelt u de auto en drukt uvoorzichtig op de achterkant van debrandstofvulklep.

    Motorkap openen

    Om de motorkap te openen trekt u aan de ontgrendelhendel van demotorkap aan de onderkant van het dashboard. Vervolgens tilt u demotorkap ietwat omhoog en duwt u de hendel opzij om de motorkap teontgrendelen.

  • Infiniti Q30Publication Number: QR15D-0H15E0E

    Printed in France