15

*8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

Het jongerenonderzoek201 3

De Limburgse resultaten in vogelvlucht

Page 2: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

002

Eindredactie en lay-out

Koen Snyers

Dataverwerking en analyse

El len Andries

Voorbereidende redactie

El len Andries, Carlo Baeten, Luc Lipkens, FrançoiseRoelandts, Kim Schutters, Koen Snyers, Marie Van-broeckhoven en Ruth Vandeweert

Een uitgave van

Steunpunt Sociale Planningprovincie LimburgUniversiteitslaan 1B-3500 Hasselt

Verantwoordelijke uitgever

Rita De Boeckadviseur Welzijn

De deputatie van de provincieraad van Limburg

Herman Reynders, gouverneur-voorzitter;Marc Vandeput, Ludwig Vandenhove, Igor Philtjens,Frank Smeets, Jean-Paul Peuskens, Inge Moors,gedeputeerden;en Renata Camps, provinciegriffier.

COLOFON

Colofon 002

Inhoud 002

01 Inleiding 003

02 Methodologie van het onderzoek 004

03 Fysieke gezondheid en leefstijl 006

04 Welbevinden 01 0

05 Verslaving 01 3

INHOUD

Page 3: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

003

INLEIDING

Vierde editie

Het jongerenonderzoek is niet aan zijn proefstuk toe.Een eerste onderzoek naar het middelengebruik en hetrisicogedrag bij jongeren uit het secundair onderwijsvond plaats in 1 995. Dat onderzoek kreeg in 2002 eenvervolg in het Euregionaal jongerenonderzoek. In 2008volgde een nieuw Limburgs jongerenonderzoek. Dezeeditie, al de vierde dus, maakt deel uit van hetjongerenonderzoek 201 3 Euregio Maas-Rijn.

Peilen naar vrijetijdsbesteding, gezondheidsbele-ving en risicogedrag

Wat doen leerl ingen uit het secundair onderwijs in hunvrije ti jd? Hoe vaak doen ze aan sport, bij welke vereni-gingen zijn ze en hoe vaak gaan ze uit? Hoe gezondvoelen ze zich? Wat is hun leefstijl? Hoe zit het met hunwelbevinden? Houden ze er gezonde voedingsgewoon-ten op na? In welke mate roken ze? Hoe zit het met hunalcoholconsumptie en druggebruik? Is er sprake vangokgedrag, onveil igheidsgevoelens, spijbelen, pesten?Hoe zit het met hun seksual iteitsbeleving?Om op deze vragen een antwoord te bieden, werden inhet najaar van 201 3 om en bij de 3 500 leerl ingen uithet derde en vijfde jaar van het gewoon secundaironderwijs in Limburg bevraagd.

In dit rapport

Wat vind je in dit rapport? Na deze inleiding (hoofd-stuk 01 ) geven we een korte toel ichting bij enkelemethodologische aspecten van het onderzoek (hoofd-stuk 02). Daarna volgt, verspreid over drie hoofdstuk-ken, een korte duiding bij ruim dertig indicatoren.Hoofdstuk 03 handelt over fysieke gezondheid en leef-stijl , hoofdstuk 04 over welbevinden en hoofdstuk 05over verslaving.Meer uitgebreide informatie vind je terug in eentabel lenbundel met de resultaten van al le vragen.

Hoofdstuk 01

Het jongerenonderzoek Limburg 201 3, intussende vierde editie van dit onderzoek, maakt deeluit van het jongerenonderzoek Euregio Maas-Rijn.Voor onze provincie peilt het onderzoek naar devrijetijdsbesteding, de gezondheidsbeleving enhet risicogedrag van leerlingen uit het gewoonsecundair onderwijs in Limburg.Dit onderzoeksrapport is een summier Lim-burgs rapport dat korte duiding geeft bij ruimdertig indicatoren.

Page 4: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

004

Hoofdstuk 02

In dit hoofdstuk kijken we naar enkele metho-dologische aspecten van het onderzoek die vanbelang zijn voor dit rapport. We hebben hetover de onderzoekspopulatie, de steekproef,het veldwerk, de respons, de andere vraagstel-ling, de weging van de resultaten en de signifi-cantietoetsen.

Onderzoekspopulatie en steekproef

Alle leerl ingen van het derde en vijfde jaar van hetgewoon secundair onderwijs in Limburg vormden deonderzoekspopulatie van het jongerenonderzoek.Uiteraard kon niet de hele onderzoekspopulatie be-vraagd worden. Daarom vond er een steekproeftrek-king van een twintigtal scholen plaats. Deze steekproefweerspiegelde de vertegenwoordiging van al le leer-l ingen uit Limburg over de onderwijsvormen ASO, TSOen BSO, over de vijfLimburgse regio's en over deonderwijsnetten.Aan de deelnemende scholen werd gevraagd om in demate van het mogel i jke al le leerl ingen uit het derde envijfde jaar deel te laten nemen aan het onderzoek.

Veldwerk en respons

De afname van de enquêtes gebeurde in de maandenoktober en november 201 3, met behulp van een ge-standaardiseerde vragenl i jst met vooral gesloten vra-gen. De vragenl i jst bevatte een honderdtal vragen. Deleerl ingen kregen een lesuur de tijd om de vragenl i jstin te vul len op een computer met internettoegang.In totaal werden 3 51 6 vragenl i jsten correct ingevuld.Als er non-respons was, was die nooit te wijten aan deindividuele keuze van de leerl ing om de vragenl i jst nietin te vul len, wel aan externe omstandigheden zoalsziekte, stage, organisatorische problemen, …

Andere vraagstelling zorgt voor beperkte vergelijk-baarheid in de tijd

De vragenl i jst werd grotendeels overgenomen uit hetEuregionaal jongerenonderzoek. Door de anderevraagstel l ing is deze editie van het onderzoek slechtsbeperkt vergel i jkbaar met het onderzoek van 2008.Vergel i jking met de Euregio is wel mogel i jk, maar dievormt niet het voorwerp van dit rapport.

Weging van de resultaten

Een analyse van de respons wees uit dat de steekproefniet vol ledig representatiefwas voor leerjaar en onder-wijsvorm. In de steekproefwas de verhouding tussen

METHODOLOGIE VAN HET

ONDERZOEK

Page 5: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

005

derde en vijfde leerjaar plus tussen ASO, TSO en BSOanders dan in de populatie. Als we op basis van desteekproefuitspraken wil len doen over de hele popula-tie, zou dit dus een vertekend beeld kunnen opleveren.Daarom herwogen we de onderzoeksresultaten naarleerjaar en onderwijsvorm, precies om zo correct mo-gel i jke schattingen voor de hele populatie te kunnenmaken. De percentages die in dit rapport besprokenworden, zijn dus steeds gewogen resultaten.

Significantietoetsen

Om na te gaan ofverschil len tussen bepaalde groepenniet louter op toeval berusten, zijn significantietoetsennodig. Daarom onderzochten we in bepaalde geval lenofer statistisch significante verschil len waren naar ge-slacht, onderwijsvorm ofleerjaar. Dat gebeurde metde gepaste statistische techniek. We spreken van eensignificant verschil als de kans dat het verschil op toe-val berust lager is dan 5 %.

Hoofdstuk 02

Page 6: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

006

Hoofdstuk 03

Een aantal indicatoren uit het jongerenonder-zoek heeft te maken met fysieke gezondheid enleefstijl. Achtereenvolgens passeren de revue:de subjectieve inschatting van de gezondheid,ongezonde voedingsgewoonten, gebrek aan be-weging en zittend gedrag, overgewicht en on-dergewicht, en risicovol seksueel gedrag.

Subjectieve inschatting van de gezondheid

Ruim één op de vijfjongeren vindt de eigen gezond-heid matig tot zeer slechtDe antwoorden op de vraag 'hoe vind je je gezondheidin het algemeen?' zijn bruikbaar voor de constructievan een globale gezondheidsindicator. We kijken naarhet percentage jongeren dat zijn gezondheid als matigtot zeer slecht ervaart. Dit is een subjectieve inschat-ting van de gezondheid.Ruim één op de vijfbevraagde jongeren (22,6 %) er-vaart zijn eigen gezondheid als matig tot zeer slecht.Bij jongeren uit het BSO (29,7 %) l igt dit percentagehoger dan bij jongeren uit het TSO (21 ,3 %). Jongerenuit het TSO ervaren hun gezondheid vaker als slechterdan jongeren uit het ASO (1 7,1 %).De ervaren gezondheid is slechter bij jongeren uit hetvijfde jaar (26,0 %) dan bij derdejaars (1 8,8 %).Ook meisjes (28,7 %) ervaren hun gezondheid alsslechter dan jongens (1 6,8 %).

Ongezonde voedingsgewoonten

Hoe zit het met de voedingsgewoonten van de be-vraagde jongeren? Ontbijten ze frequent? Consumerenze dagel i jks groenten en fruit? Hoe zit het met het etenvan tussendoortjes? We bekijken de voedingsgewoon-ten met behulp van een viertal indicatoren: minderdan vijfkeer per week ontbijten, niet elke dag fruiteten, niet elke dag groenten eten en minstens negenkeer per week een ongezond tussendoortje eten.

Drie op de tien jongeren ontbijten niet regelmatigStudies tonen aan dat jongeren die niet ontbijten meerlast hebben van concentratiestoornissen tijdens delessen en minder goed presteren op school. Een even-wichtig ontbijt is belangrijk om de dag goed te kunnenstarten. Jongeren die evenwichtig ontbijten, hebbenook een betere inname van essentiële voedingsstoffen.We analyseren hoeveel procent van de bevraagdejongeren minder dan vijfkeer per week ontbijt. Hetgaat om 30,0 %. Dat betekent dat zeven op de tien jon-geren wel minstens vijfkeer per week ontbijten.Meisjes hebben minder regelmatige ontbijtgewoontendan jongens: 33,2 % van hen neemt minder dan vijf

FYSIEKE GEZONDHEID EN

LEEFSTIJL

Page 7: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

007

Hoofdstuk 03

keer per week een ontbijt, bij de jongens is dat slechts27,0 %. Onregelmatige ontbijtgewoonten nemen toenaarmate de jongeren ouder worden: bij leerl ingenvan het derde jaar heeft 27,2 % een minder gezondontbijtpatroon, bij vijfdejaarsleerl ingen kl imt dat tot32,7 %. Naar onderwijsvorm zijn er grote verschil len:slechts 1 8,2 % van de ASO-leerl ingen ontbijt niet re-gelmatig, bij TSO-leerl ingen (29,9 %) l igt het percen-tage met onregelmatige ontbijtgewoonten hoger en bijBSO-leerl ingen (43,5 %) nog hoger.

Meer dan drie op de vier jongeren eten niet elke dagfruitDe actieve voedingsdriehoek van VIGEZ beveelt aan datjongeren drie stuks fruit per dag eten. In dit rapportleggen we de lat lager: we bekijken hoeveel jongerenniet elke dag fruit eten.Meer dan drie op de vier jongeren (76,9 %) eten nietelke dag fruit. Er zijn opval lende verschil len naar on-derwijsvorm. In het ASO (70,8 %) zijn er meer dage-l i jkse fruiteters dan in het TSO (79,2 %) en BSO(81 ,7 %). Meisjes, van wie 74,4 % niet dagel i jks fruiteet, zijn betere fruiteters dan jongens (79,3 %).

Bijna zes op de tien jongeren eten niet elke daggroentenDe actieve voedingsdriehoek van VIGEZ schrijft voordat jongeren best 300 gram groenten per dag eten.Ook hier leggen we de drempel lager: we analyserenhoeveel jongeren niet elke dag groenten eten.Bijna zes op de tien jongeren (58,3 %) zijn geen dage-l i jkse groente-eters. Het ASO (50,9 %) telt verhou-dingsgewijs minder jongeren die niet dagel i jks groen-ten eten dan het TSO (56,9 %), en het TSO minder danhet BSO (69,1 %). Meisjes, van wie 55,7 % geen dage-l i jkse groente-eter is, zi jn betere groente-eters danjongens (60,7 %).

Ruim één op de vier jongeren kiest te vaak voor eenongezond tussendoortjeGezonde tussendoortjes zijn tussentijdse bronnen vanvitaminen, mineralen en voedingsvezels. Ze kunneneen goede aanvul l ing zijn op maalti jden. Helaas etenheel wat jongeren veel ongezonde tussendoortjes zoalskoeken met chocolade, gebak, koffiekoeken en snoep.

Ruim één op de vier jongeren (26,2 %) eet meer dannegen keer per week een ongezond tussendoortje. BijASO-leerl ingen (1 8,1 %) is het frequent nuttigen vanongezonde tussendoortjes minder ingeburgerd dan bijTSO-leerl ingen (23,4 %), en bij TSO-leerl ingen minderdan bij BSO-leerl ingen (39,1 %). Jongens (28,1 %) kie-zen meer dan meisjes (24,1 %) voor frequente onge-zonde tussendoortjes. Leerl ingen uit het derde jaar(28,8 %) eten meer ongezonde tussendoortjes dan vijf-dejaarsleerl ingen (23,7 %).

Gebrek aan beweging en zittend gedrag

Zowel een gebrek aan beweging als langdurig zittenheeft een negatieve invloed op de gezondheid. Daaromkijken we hier naar wie onvoldoende beweegt en wie teveel ti jd voor het scherm doorbrengt.

Meer dan de helft van de jongeren haalt de beweeg-norm van zeven uur per week nietDe beweegnorm voor jongeren is minstens één uurbewegen per dag, van matig intensieftot intensief. Uithet onderzoek is niet afte leiden ofjongeren elke dageen uur lang actiefbewegen, wel ofze gemiddeld min-stens een uur per dag bewegen. Onder beweging ver-staan we: de verplaatsing van en naar school, de turn-lessen, sport in een club en andere beweging in de vrijeti jd. We bekijken hier hoeveel procent van de jongerende beweegnorm van minstens zeven uur per week niethaalt.Meer dan de helft van de jongeren (54,4 %) beweegtminder dan zeven uur per week. In het ASO haalt48,6 % de beweegnorm niet. Leerl ingen uit het TSO(54,1 %) bewegen minder, leerl ingen uit het BSO(60,3 %) nog minder. Jongens bewegen meer danmeisjes: bij de meisjes haalt 65,3 % de beweegnormniet, bij de jongens slechts 44,2 %. Bij leerl ingen uithet derde jaar haalt 50,6 % geen zeven uur bewegingper week. Bij hun oudere col lega's uit het vijfde jaarl igt dat percentage hoger (58,0 %).

Meer dan drie op de vier jongeren zitten meer dantwee uur per dag voor een schermMaximaal twee uur per dag beeldschermactiviteit in devrije ti jd: dat is wat VIGEZ jongeren aanraadt met zijn

Page 8: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

008

actieve voedingsdriehoek. Schermtijd bestaat uit tv ofdvd kijken en buiten het schoolwerk bezig zijn metcomputer, laptop, tablet ofspelconsole. Langdurig zit-ten heeft een negatieve invloed op de gezondheid vanjongeren, los van het feit ofze de beweegnorm halen ofniet. Daarom analyseren we hier het percentage jon-geren met meer dan twee uur schermtijd per dag.Meer dan drie op de vier bevraagde jongeren (75,7 %)zitten in hun vrije ti jd meer dan twee uur per dag vooreen scherm.ASO-leerl ingen (69,0 %) zijn minder verknocht aanschermactiviteiten dan jongeren uit het TSO (79,3 %)en BSO (80,8 %). Meer jongens (79,0 %) dan meisjes(72,2 %) brengen dagel i jks meer dan twee uur doorvoor een scherm.

Overgewicht en ondergewicht

Genetische, omgevings- en gedragsfactoren bepalenhet gewicht. Voorbeelden van gedragsfactoren kwa-men hierboven al aan bod: voeding, beweging en zit-tend gedrag. Hier kijken we naar overgewicht en on-dergewicht.

Met overgewicht kampt 1 4,6 % van de jongerenWe spreken van overgewicht als een leerl ing, volgensde groeicurve horend bij zi jn leeftijd en geslacht, op deleeftijd van 1 8 jaar de BMI-grens van 25 overschrijdt.Op basis van deze grens heeft 1 4,6 % van de jongerenovergewicht. Leerl ingen uit het BSO (21 ,4 %) hebbenmeer overgewicht dan leerl ingen uit het TSO (1 3,4 %),en zij op hun beurt meer dan ASO-leerl ingen (9,9 %).Jongens (1 5,8 %) hebben meer overgewicht dan meis-jes (1 3,4 %), maar hier kan sprake zijn van een onder-schatting van het overgewicht bij meisjes. Het percen-tage meisjes met overgewicht uit het derde jaar (1 3 %)is beduidend lager dan het percentage bij dezelfdegroep (ruim 1 9 %) op basis van objectiefgemetenwaarden uit de LARS-databank van het school jaar2009-201 0 van de Limburgse CLB's. Voor de jongensdaarentegen l iggen de percentages volgens beidebronnen in dezelfde l i jn (rond 1 6 %).

Hoofdstuk 03

Van ondergewicht is er sprake bij 1 2,3 % van dejongerenWe spreken van ondergewicht als een leerl ing, volgensde groeicurve horend bij zi jn leeftijd en geslacht, op deleeftijd van 1 8 jaar de BMI-grens van 1 8 niet over-schrijdt.Bijna één op de acht leerl ingen (1 2,3 %) heeft onder-gewicht. We stel len hier al leen een significant verschilnaar geslacht vast: er zijn meer meisjes (1 4,2 %) danjongens (1 0,5 %) met ondergewicht.

Risicovol seksueel gedrag

Vrijen zonder condoom en vrijen zonder anticonceptivazijn twee vormen van risicovol seksueel gedrag. Demate waarin beide fenomenen voorkomen bij jonge-ren, berekenen we vanzelfsprekend niet ten opzichtevan de totale groep van jongeren, wel ten opzichte vande jongeren die al seksueel contact hadden. Dat zijn er930, ofwel 26,5 % van al le bevraagde jongeren.

Bijna drie op de tien seksueel actieven vrijen zondercondoomVan wie al eens seksueel contact had, vrijt 28,5 % zon-der condoom, ofbijna drie op de tien jongeren. Bijmeisjes (35,9 %) komt vrijen zonder condoom bedui-dend meer voor dan bij jongens (21 ,7 %).

Bijna één op de veertien seksueel actieven vrijt zon-der anticonceptivaVrijen zonder anticonceptiva doet 6,7 % (ofbijna éénop de veertien) van de jongeren die al eens seksueelcontact hadden. Helemaal zonder anticonceptiva vrijenkomt dus minder voor dan zonder condoom vrijen.Jongens (8,0 %) vrijen meer zonder anticonceptiva danmeisjes (5,3 %), leerl ingen uit het derde jaar (1 3,7 %)meer dan vijfdejaarsleerl ingen (4,7 %).

Page 9: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

009

Hoofdstuk 03

Figuur 01Indicatoren over fysieke gezondheid en leefstijl( in %, ten opzichte van al le bevraagde jongeren)

ervaart de eigen gezondheid als matigtot zeer slecht

ontbijt minder dan vijfkeer per week

eet niet elke dag fruit

eet niet elke dag groenten

eet minstens negen keer per week eenongezond tussendoortje

beweegt minder dan zeven uur perweek

zit meer dan twee uur per dag vooreen beeldscherm in de vrije ti jd

heeft overgewicht

heeft ondergewicht

vrijt zonder condoom (1 )

vrijt zonder anticonceptiva (1 )

[ (1 ) in %, ten opzichte van al le jongeren die al seksueel contact hadden ]

0,0 % 1 00,0 %

22,6 %

30,0 %

76,9 %

58,3 %

26,2 %

45,6 %

75,7 %

1 4,6 %

1 2,3 %

28,5 %

6,7 %

Page 10: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

01 0

Hoofdstuk 04

Een tweede groep indicatoren uit het jongeren-onderzoek bundelen we onder de noemer wel-bevinden. We hebben het in dit hoofdstuk overde problemen die jongeren bezighouden, emo-tionele en gedragsproblemen, prosociaal ge-drag, pestgedrag, spijbelgedrag, suïcidale ge-dachten, het toekomstbeeld van jongeren en demate waarin ze praten over problemen.Bij het thema welbevinden zijn inhoudelijkvooral verschillen naar geslacht relevant. Daar-om beperken we ons bij de bespreking van deverschillen naar achtergrondkenmerken in dithoofdstuk tot geslacht.

Problemen die jongeren bezighouden

Top vijfvan problemen die jongeren erg bezighou-denDe bevraagde jongeren geven aan dat problemen rondthuis, uiterl i jk, school, toekomst en vriend(inn)en henhet meest bezighouden. Meisjes (68,6 %) geven vakeraan een probleem te hebben dat hen erg bezighoudtdan jongens (48,7 %).

Problemen rond thuis, school en vriend(inn)enhouden een hele groep jongeren bezigRuim één op de vijf jongeren (22,4 %) zegt dat proble-men rond hun thuissituatie hen erg bezighouden.Schoolproblemen houden 1 8,4 % van de jongeren ergbezig. Problemen rond vriend(inn)en houden 1 7,8 %van de jongeren bezig.Elk van deze problemen houdt meisjes veel meer bezigdan jongens: 30,5 % versus 1 4,8 % bij thuisproblemen,22,5 % versus 1 4,6 % bij schoolproblemen en 23,1 %versus 1 2,9 % bij problemen rond vriend(inn)en.

Emotionele en gedragsproblemen, plus prosociaalgedrag

Emotionele problemen komen vaker voor dan ge-dragsproblemenBijna één op de negen jongeren (1 0,8 %) scoorde ophet vlak van emotionele problemen boven de kl inischenorm voor jongeren in Vlaanderen. Dit betekent ondermeer dat zij zich meer dan gemiddeld zorgen maken,ongelukkig voelen en angst ervaren. Meisjes (1 8,8 %)worstelen veel meer met emotionele problemen danjongens (3,4 %).Gedragsproblemen komen niet zo vaak voor als emo-tionele problemen: 5,5 % van de jongeren overschrijdtde norm wat gedragsproblemen betreft. Deze proble-men komen vaker voor bij jongens (6,9 %) dan bijmeisjes (4,0 %).

Overgrote meerderheid vertoont normaal proso-ciaal gedragTegenover de gedragsproblemen staat het normaalprosociaal gedrag. De resultaten leren dat 86,7 % vande jongeren een normaal prosociaal gedrag vertoont.

WELBEVINDEN

Page 11: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

01 1

Hoofdstuk 04

Dit wil zeggen dat zij gedrag stel len dat gericht is ophet welzijn van anderen, bv. door vriendel i jk ofbe-hulpzaam te zijn. Meisjes (92,1 %) vertonen meer pro-sociaal gedrag dan jongens (81 ,6 %).

Pesten

Ruim één op de tien pesters én evenveel slachtoffersvan pestgedragZelfpesten komt voor bij 1 0,6 % van de jongeren, alswe kijken naar wie gedurende de laatste vier wekenminstens één ander pestte op school. Ongeveer eeneven grote groep (1 0,3 %) is het slachtoffer van pest-gedrag. Hier kijken we naar wie wekel i jks gepest wordtop school.Jongens en meisjes hebben evenveel kans om slachtof-fer te worden van pestgedrag, maar jongens (1 3,6 %)kruipen wel meer in de rol van pestkop dan meisjes(7,4 %).

Onveiligheidsgevoelens

Een kleine groep voelt zich weleens onveilig opschoolZich weleens onveil ig voelen op school komt voor bij4,8 % van de jongeren. Het valt op dat meisjes (6,3 %)daar meer melding van maken dan jongens (3,4 %).

Spijbelen

Recent spijbelgedrag bij 5,6 % van de jongerenHoeveel jongeren gaven aan de laatste vier wekenminstens één uur gespijbeld te hebben? Het gaat om5,6 % van de bevraagde jongeren. Spijbelgedrag komtniet significant meer voor bij jongens dan bij meisjes.

Gedachten rond en pogingen tot zelfdoding

Suïcidale gedachten bij één op de vier, een suïcidalepoging bij bijna één op de tienEén op de vier bevraagde jongeren (25,0 %) geeft aaner het voorbije jaar aan gedacht te hebben een einde temaken aan zijn ofhaar leven. Bijna één op de tien jon-geren (9,6 %) beweert ooit al een poging ondernomente hebben om zijn ofhaar leven te beëindigen. Deze

bevindingen l iggen in de l i jn van de resultaten voorVlaamse jongeren in de Europese CASE-studie (Childand Adolescent Self-harm in Europe) .We zien opval lende verschil len naar geslacht. Zo gevenmeisjes (34,3 %) veel vaker aan dan jongens (1 6,4 %)dat ze het voorbije jaar dachten aan zelfdoding. Wezien een verschil naar geslacht in dezelfde richting bijhet aandeel jongeren dat beweert ooit al een pogingtot zelfdoding ondernomen te hebben: 1 4,6 % bij meis-jes versus 4,9 % bij jongens.

Toekomstbeeld

Ruim vier op de vijfjongeren hebben een positieftoekomstbeeldWanneer we bij de bevraagde jongeren polsen naar deverwachtingen over hun leven de komende vijf jaar,antwoordt 81 ,4 % goed tot heel goed. Ruim vier op devijf jongeren hebben dus een positieftoekomstbeeld.Jongens (85,5 %) kijken hun toekomst rooskleurigertegemoet dan meisjes (77,1 %).

Praten over problemen

Bijna vier op de vijfjongeren praten over hun pro-blemenJongeren kampen weleens met problemen op verschil-lende terreinen, zo leren de onderzoeksresultaten.Toch is het positiefvast te stel len dat 79,4 % van dejongeren met iemand praat over zijn ofhaar proble-men. Als ze met iemand praten, is dat het vaakst metvriend(inn)en ofouders. Wel zien we dat meisjes(82,9 %) makkel i jker met iemand praten over hun pro-blemen dan jongens (76,0 %).

Page 12: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

01 2

Hoofdstuk 04

Figuur 02Indicatoren over welbevinden(in %, ten opzichte van al le bevraagde jongeren)

heeft problemen met school

heeft problemen thuis

heeft problemen met vriend(inn)en

heeft emotionele problemen(score boven de norm)

heeft gedragsproblemen(score boven de norm)

vertoont prosociaal gedrag(score normaal)

heeft de laatste vier weken iemandgepest op school

wordt wekel i jks gepest op school

voelt zich weleens onveil ig op school

heeft de laatste vier weken minstenséén uur gespijbeld

heeft het voorbije jaar minstens éénkeer gedacht aan zelfdoding

heeft ooit een poging tot zelfdodingondernomen

heeft een positieftoekomstbeeld

praat met iemand over problemen

0,0 % 1 00,0 %

1 8,4 %

22,4 %

1 7,8 %

1 0,8 %

5,5 %

86,7 %

1 0,6 %

1 0,3 %

4,8 %

5,6 %

25,0 %

9,6 %

81 ,4 %

79,4 %

Page 13: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

01 3

Hoofdstuk 05

Verslaving heeft verschillende facetten. We be-lichten in dit hoofdstuk de verslavingsproble-matiek aan de hand van indicatoren over roken,alcoholgebruik, druggebruik, gokken en ga-men.

Roken

Bijna één op de vijfjongeren rooktHet rookgedrag van jongeren brengen we in kaart opbasis van wie aangeeft nu te roken: het gaat om 1 8,7 %van de jongeren, dat is bijna één op de vijf.We treffen nagenoeg evenveel huidige rokers onderjongens en meisjes. Onder de vijfdejaars (24,2 %) zijner bijna dubbel zoveel rokers als onder de derdejaars(1 2,8 %). Er zijn meer rokers bij wie BSO volgt (29,5 %)dan bij TSO-leerl ingen (1 7,9 %), bij TSO-leerl ingen ophun beurt meer dan bij leerl ingen uit het ASO (9,6 %).

Drankgebruik

Bijna drie op de tien jongeren waren recent dron-ken, meer dan vier op de tien jongeren dronken re-cent vijfglazen alcoholOm een indicatie te krijgen van regelmatig alcohol-gebruik, bel ichten we twee indicatoren: wie de laatstevier weken minstens één keer dronken ofaangescho-ten was, plus wie de laatste vier weken minstens éénkeer vijfglazen alcohol dronk.Van al le bevraagde jongeren was 28,0 % de afgelopenmaand minstens één keer dronken ofaangeschoten.Dat percentage loopt op tot 41 ,1 % als we kijken naarwie de voorbije maand minstens één keer vijfglazenalcohol dronk.Op beide indicatoren voor alcoholconsumptie scorenjongens (29,8 % en 43,0 %) wat hoger dan meisjes(26,0 % en 39,1 %), BSO-leerl ingen (31 ,5 % en 47,5 %)en TSO-leerl ingen (30,5 % en 45,4 %) hoger dan ASO-leerl ingen (22,4 % en 31 ,4 %), en vijfdejaarsleerl ingen(41 ,5 % en 55,5 %) veel hoger dan derdejaars (1 3,5 %en 25,7 %).

Druggebruik

Eén op de dertien jongeren gebruikte recent canna-bisOm het druggebruik in kaart te brengen, kijken wenaar wie de verschil lende soorten drugs minstens éénkeer gebruikte gedurende de laatste vier weken.Cannabis werd de voorbije maand door 7,5 % van al lebevraagde jongeren gebruikt. Deze drug springt eruit.

VERSLAVING

Page 14: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

01 4

Bij de andere bevraagde drugs is het percentage ge-bruikers in de afgelopen maand 1 ,0 % ofminder: XTC(1 ,0%), cocaïne (1 ,0 %), amfetamines (0,6 %), paddo's(0,4 %), heroïne (0,3 %) en GHB (0,3 %).Paral lel met de bevindingen over het alcoholgebruikzien we dat het gebruik van cannabis meer voorkomtbij jongens (8,7 %) dan bij meisjes (6,2 %), meer bijBSO-leerl ingen (1 0,7 %) en TSO-leerl ingen (8,2 %) danbij ASO-leerl ingen (3,5 %), en ruim dubbel zoveel bijde vijfdejaars (1 0,5 %) als bij de derdejaars (4,3 %).

Gokken en gamen

Gokken komt in beperkte mate voor, gamen heelwat meerEen indicatie voor overmatig gokken en gamen vindenwe in de antwoorden op de vraag wat leerl ingen hetmeest doen op internet. We kijken naar de leerl ingendie gokken ofgamen aangeven als wat ze het meestdoen op internet.Uit de cijfers bl i jkt dat 2,9 % op internet het meest aangokken doet. Het percentage dat op internet het meestaan gamen doet, bedraagt 24,7 % en ligt beduidendhoger.Gokken en gamen zijn vooral een jongensaangelegen-heid (4,9 % en 40,5 %). Meisjes (0,7 % en 7,7 %) rap-porteren beide activiteiten heel weinig als meest gebe-zigde activiteit op het internet.Gokken gebeurt meer door leerl ingen uit het vijfdeleerjaar (4,0 %) dan door derdejaars (1 ,8 %). Voorgamen geldt het omgekeerde: 27,6 % bij derdejaarsversus 21 ,9 % bij vijfdejaars.Gokken komt meer voor bij BSO-leerl ingen (4,2 %) danbij hun col lega's uit het TSO (2,3 %). Gamen is danweer meer gel iefd bij leerl ingen uit het TSO (31 ,0 %)dan bij ASO-leerl ingen (22,6 %) en BSO-leerl ingen(20,7 %).

Hoofdstuk 05

Page 15: *8/43,*6*343)*6=4*0 - CAD-Limburg · d67@c

01 5

Hoofdstuk 05

Figuur 03Indicatoren over verslaving(in %, ten opzichte van al le bevraagde jongeren)

rookt nu

was de laatste vier weken minstenséén keer dronken ofaangeschoten

dronk de laatste vier weken minstenséén keer vijfglazen alcohol

gebruikte de laatste vier wekenminstens één keer cannabis

gebruikte de laatste vier wekenminstens één keer XTC

gebruikte de laatste vier wekenminstens één keer paddo's

gebruikte de laatste vier wekenminstens één keer amfetamines

gebruikte de laatste vier wekenminstens één keer cocaïne

gebruikte de laatste vier wekenminstens één keer heroïne

gebruikte de laatste vier wekenminstens één keer GHB

doet op internet het meest aangokken

doet op internet het meest aangamen

0,0 % 50,0 %

1 8,7 %

28,0 %

41 ,1 %

7,5 %

1 ,0 %

0,4 %

0,6 %

1 ,0 %

0,3 %

0,3 %

2,9 %

24,7 %