Upload
dangque
View
214
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
Aandacht voor multiproblematiekin opleidingen
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
Aandacht voor multiproblematiekin opleidingen
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
In opdracht van het Ministerie van SZW April 2012Projectnummer 11.705Tekst Petra Molenaar-Cox en Boukje Cuelenaere I.s.m Bob de Levita en Wietske Nijhof, Radar AdviesVormgeving DATBureau
AStri Beleidsonderzoek en -adviesStationsweg 262312 AV LeidenT 071 512 49 03F 071 512 52 [email protected]
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
1 Inleiding 6
1.1 Veranderingen in het sociale domein 6
1.2 Inventarisatie bij opleidingen 6
1.3 Leeswijzer 9
2 Soort en structuur opleidingen 10
3 Aandacht voor multiproblematiek 14
3.1 Waar vinden we dit terug in de opleiding? 14
3.2 Welke methodieken worden geleerd? 16
3.3 Aandacht voor arbeidstoeleiding? 19
3.4 Aandacht voor eigen kracht en zelfredzaamheid 21
4 Opleiden tot ‘sociaal werker van de toekomst’? 22
4.1 Kenmerken van de sociaal werker van de toekomst 23
4.2 Benodigde competenties 24
5 Succesfactoren, randvoorwaarden en lacunes 26
5.1 Succesfactoren 27
5.2 Randvoorwaarden, lacunes en knelpunten 28
5.3 Beschouwing 31
Geïnterviewde opleidingen 33
Gebruikte literatuur 34
Verantwoording 35
Gebruikte afkortingen
CMA Cultureel Maatschappelijk AgoogCMV Cultureel Maatschappelijke VormingMW Maatschappelijk Werk / Maatschappelijk werkerMWD Maatschappelijk Werk en DienstverleningSA Sociaal AgoogSJD Sociaal Juridische DienstverleningSP Sociaal PedagoogSPH Sociaal Pedagogische Hulpverlening
Inhoud
16
Veranderingen in
sociaal domein
vragen om nieuwe
sociaal werker
Aandacht voor
multiproblematiek
in hbo?
Aandacht voor
arbeidstoeleiding
in hbo?
Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
7
Inleiding
1.1 Veranderingen in het sociale domein
Het sociale domein is sterk aan het veranderen.
De decentralisaties die de afgelopen tijd al in gang zijn gezet, zijn onderdeel van een langer
lopend proces waarin gemeenten bezig zijn met het zoeken naar wegen om groepen burgers
met meervoudige problemen op meerdere leefdomeinen beter te ondersteunen. We zien de
opkomst van wijkcoaches die tijdelijk de regie overnemen bij multiprobleem gezinnen, sociale
interventieteams en de opkomst van integrale sociale teams die meervoudige problemen
bij burgers aanpakken. Gemeenten zullen het sociale domein meer als geheel gaan bezien.
Professionals in de verschillende domeinen zullen hierbinnen een andere rol krijgen. De
verwachting is dat professionals in het sociale team meer generalistisch zullen zijn, meer in de wijk
werken en meer bevoegdheden krijgen.
Ook voor de begeleiding van cliënten met multiproblematiek en hun arbeidstoeleiding betekenen
deze ontwikkelingen een andere manier van werken. Er zal meer een beroep op eigen kracht en het
eigen netwerk van mensen worden gedaan. De rol van de gemeente verandert hiermee van zorgen
voor re-integratie (bijvoorbeeld door inkoop) naar zorgen dat de cliënt gaat re-integreren. Dit zal
ook consequenties hebben voor de klantmanagers van sociale diensten en de methodieken die zij
zelf gebruiken. Het simpel hanteren van methodieken in de traditionele setting van een loket van
een sociale dienst zal niet meer werken.
In het nieuwe sociale domein willen gemeenten bereiken dat hulpverleners een klant in beweging
brengen en niet het probleem van een cliënt overnemen. We willen af van meerdere hulpverleners
die ieder een klein stukje van de oplossing hebben maar daarin niet gezamenlijk opereren. Het kan
effectiever en efficiënter. Centraal in de verbeterde werkwijze staat in onze ogen de klantmanager
van de toekomst. We noemen het hier de ‘sociale werker van de toekomst’. Dit is een generalist
die weet wat er te koop is en wat er moet gebeuren. Eigenlijk praten we over een sociaal werker
in een gemeente met kennis over eigen kracht/zelfsturingsaanpak van burgers; met kennis over
methoden om arbeidstoeleiding en problemen op andere leefgebieden integraal op te lossen; met
instrumenten om mee te werken, zoals een hoogwaardige ICT-omgeving, eenduidige registratie
en een heldere sociale kaart. De sociaal werker beschikt over de benodigde competenties en
weet wanneer verwezen moet worden naar de specialist. Bij dit alles houdt hij of zij zicht op de
randvoorwaarden om goed te kunnen werken en heeft hij/zij de focus om uiteindelijk te komen
van een situatie van niet-werken naar een situatie van werk.
Onderwijsinstellingen spelen een belangrijke rol bij het opleiden tot de ‘sociaal werker van
de toekomst’. De sociaal werker van morgen wordt immers vandaag opgeleid. En uiteindelijk
zijn ontwikkelde methodieken pas goed geborgd als deze ook onderdeel zijn van de reguliere
opleiding en van de bijscholing van professionals.
Om na te kunnen gaan in hoeverre opleidingen die nieuwe integrale werkwijze, waarbij andere
eisen gesteld worden aan de professionals, reeds aan hun studenten leren, is een inventarisatie
gedaan.
Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
8 Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
1.2 Inventarisatie bij opleidingen
Om goed aan te sluiten bij de inhoud van de bestaande opleidingen, voerden we een inventarisatie
uit bij de belangrijkste aanbieders van relevante opleidingen. In deze inventarisatie zijn we
ingegaan op de volgende vragen:
• Opwelkewijzewordtinopleidingennuaandachtbesteedaandienstverleningaancliënten
met multiproblematiek?
• Welkemethodiekenenaanpakkenwordengeleerdenwatisbekendoverdeeffectiviteitvan
deze aanpakken?
• Hoewordtaandachtbesteedaanarbeidstoeleidingbijdeondersteuningvancliëntenmet
multiproblematiek?
• Iseraandachtvoorhetversterkenvandeeigenkrachtenzelfredzaamheidvancliënten?
• Wordteraandachtbesteedaandecompetentiesdieditvanprofessionalsvraagt?
• Welkelacunesbestaanernogindeopleidingen?
Deze inventarisatie is uitgevoerd middels gesprekken met hogescholen en instituten die zich
bezig houden met na- en bijscholing van professionals in het sociale domein. Dat zijn enerzijds zes
hbo-instellingen met de opleidingen Sociaal juridische dienstverlening (SJD) en Maatschappelijk
Werk en Dienstverlening (MWD). Daarnaast zijn twee gesprekken gevoerd aanbieders van
c.q. betrokkenen bij nascholing. (Zie ook bijlage I). Aanvullend is beschikbaar lesmateriaal
geanalyseerd.
Het resultaat is neergelegd in voorliggend rapport, dat de stand van zaken weergeeft en duidelijk
maakt in hoeverre de opleidingen klaar zijn om de ‘sociaal werker van de toekomst’ op te leiden.
9Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
1.3 Leeswijzer
We beginnen in hoofdstuk 2 met een zeer beknopte beschrijving van de hogescholen en instituten
waarmee gesprekken zijn gevoerd.
Hoofdstuk 3 gaat over de mate en wijze waarop de opleidingen aandacht besteden aan cliënten
met multiproblematiek: waar in de opleiding of training besteedt men hier aandacht aan?
Welke methodieken met betrekking tot multiproblematiek worden geleerd? Is er aandacht
voor arbeidstoeleiding? Is er aandacht voor eigen kracht en zelfredzaamheid van cliënten?
In hoofdstuk 4 beantwoorden we vervolgens de vraag of studenten op dit moment worden
opgeleid tot ‘sociaal werker van de toekomst’ en aan welke competenties hierbij aandacht wordt
besteed.
Het vijfde hoofdstuk gaat in op succesfactoren, randvoorwaarden en lacunes in de opleidingen
en sluit af met een beschouwing over de vraag in hoeverre de opleidingen er klaar voor zijn om de
‘sociaal werker van de toekomst’ op te leiden.
10
2Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
Maatschappelijk
werk en sociaal
juridische
opleidingen
Slechts één
integrale opleiding
sociaal werk
11Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
We hebben de inventarisatie uitgevoerd door gesprekken te voeren met docenten, lectoren en
andere betrokkenen bij opleidingen en trainingen van verschillende aard:
• Zeshbo-instellingen;waarbijhettweemaalomeenSJD-opleidingging(dusmeteenjuridische
insteek), drie maal om sociale studies c.q. de focus op MWD, en één maal om een integrale
opleiding ‘sociaal werk’.
• Eéntrainingsbureaudatopleidingenopmaatmaaktvoorinstellingenofgemeentendiesociaal
werkers in dienst hebben.
• Divosa,deNederlandseverenigingvangemeentelijkemanagersophetterreinvanparticipatie,
werk en inkomen – die op die terreinen ondersteuning biedt.
Aanvullend hierop is de informatie die bij deze acht instellingen is verzameld (middels gesprekken
en analyse van studiemateriaal) gelegd naast informatie die ontleend is aan de website van het
Nascholingscentrum Maatschappelijk Werk1.
Tijdens de inventarisatie bleken de opleidingen grofweg uiteen te vallen in drie groepen, die in de
beschrijvingen in de hierna volgende hoofdstukken waar relevant onderscheiden worden:
• opleidingenmeteenmaatschappelijke/socialefocus(algemenesocialestudies,MWD,SPH
(en verwant) en social work);
• SJDopleidingen;
• na-enbijscholing.
Structuur van hbo-MWD
De meeste studies kennen een meer of minder brede gemeenschappelijke basis van 1 tot 1,5 jaar,
waarna de studenten de keuze maken voor een profiel MWD, SPH of CMV, afhankelijk van wat er
aangeboden wordt. De studie vervolgt met profielspecifieke vakken en biedt, meer of minder,
ruimte om eigen keuzes in de studie te maken in de vorm van minoren.
Hogeschool Zuyd is de enige opleiding die de erkenning voor een integrale opleiding
‘sociaal werk’ heeft gekregen. Maar ook daar start men met een generiek deel, waarna een
keuzeprogramma volgt, inclusief verplichte keuze voor een uitstroomprofiel: SA, SP, MW of
CMA. De studenten studeren af als Social Worker, waarbij nu op de diploma’s nog wel het
uitstroomprofiel vermeld wordt, maar daar wil men op termijn van af.
Structuur hbo-SJD
Bij de SJD-opleidingen is de insteek juridisch, met veel aandacht voor onder meer jeugdrecht,
sociale zekerheid, strafrecht, huurrecht, de nieuwe Wet werken naar vermogen, maar ook
uitstroomproblemen bij sociale diensten en re-integratie. De opleiding Sociaal Juridische
Dienstverlening richt zich op sociaal juridische vragen met betrekking tot onder andere werk,
ontslag, inkomen, schulden, sociale uitkeringen, wonen en justitiële contacten. SJD’ers kunnen
gaan werken in veel verschillende functies in de juridische adviespraktijk, het bedrijfsleven, de
centrale en decentrale overheid (justitie en gemeenten) op het gebied van jeugd, veiligheid, werk
en inkomen. Ze krijgen een brede kijk op het beroepenveld, maar omdat de nadruk ligt op het
juridische, worden ze dus niet specifiek opgeleid voor maatschappelijk werk.
Soort en structuur opleidingen
1) www.ncmw.nl
12 Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
SJD-studenten zijn in mindere mate dan bijvoorbeeld MWD-studenten idealisten; de ‘J’ trekt aan
dat is ‘de waarheid’, is ‘harder’ dan andere maatschappelijke vraagstukken. Maar dat maakt het
voor studenten ook ingewikkeld, want het gaat niet louter om regelen van juridische kwesties.
Aparte positie van Hogeschool Zuyd
Hogeschool Zuyd heeft als enige in Nederland een erkenning als integrale opleiding Social Work
gekregen (met een eigen crohonummer). De aanleiding voor de herstructurering van de opleiding
was de noodzaak om de twee SPH-opleidingen van Maastricht en Sittard samen te voegen. In
diezelfde tijd werd de bama-structuur ingevoerd en was er vanuit het verdrag van Bologna aan-
dacht voor integraal onderwijs. Toen is besloten één bacheloropleiding ‘social work’ in te richten.
Vanuit de MWD opleidingen in de rest van het land wordt soms met enige afgunst naar deze
opleiding gekeken, nu de noodzaak tot het breed opleiden groter wordt met het oog op de nieuwe
sociaal werker. De SPH opleidingen hebben een langere traditie van bredere opleiding en zijn
minder afgunstig.
De studenten zijn enthousiast over deze opleiding, er komen ook wel studenten uit andere delen
van het land specifiek voor deze opleiding.
In 2016 zal het hele cohort studenten zijn opgeleid als generiek sociaal werker.
13Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
14
3Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
Aandacht voor
multiproblematiek
in de casuïstiek
Niet één
methodiek maar
een wijze van
benaderen leren
Weinig
aandacht voor
arbeidstoeleiding
Eerst
vertrouwensrelatie
opbouwen
Verschillende
methodieken op
het juiste moment
kunnen inzetten
Versterken van
eigen kracht van
cliënten
15Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
3.1 Waar vinden we dit terug in de opleiding?
In dit hoofdstuk bekijken we op welke wijze op dit moment in opleidingen aandacht wordt besteed
aan dienstverlening aan cliënten met multiproblematiek. Vormen zij bijvoorbeeld een specifieke
aandachts- of doelgroep en in welke fase van de opleiding komt dit aan de orde? Is dienstverlening
aan cliënten met multiproblematiek een specialisme of basiskennis?
Over het algemeen leren hbo-studenten in de eerste (twee) jaar van hun opleiding de basis,
met in de ‘sociale studies’ onderdelen als sociologie, gesprekstechnieken, communicatie,
ontwikkelingspsychologie, basis wetskennis en actuele ontwikkelingen en programma’s, en in
meer juridische studies is er met name aandacht voor onderdelen als jeugdrecht, sociale zekerheid,
strafrecht, huurrecht, de nieuwe Wet werken naar vermogen, etc.
Later in de opleiding (in minoren of keuzevakken) komt multiproblematiek aan de orde; de
complexiteit van de casussen neemt daarbij in de loop van de opleiding toe. Dienstverlening aan
cliënten met multiproblematiek is daardoor eerder te beschouwen als een specialisme dan als
basiskennis – met uitzondering van de opleiding Social Work aan de Hogeschool Zuyd.
De opleiding Social Work van de Hogeschool Zuyd wijkt af op dit punt: alleen hier start aandacht
voor Multiproblematiek al in het eerste studiejaar. De opleiding streeft ernaar aansluiting te
hebben bij de problematiek in de regio: vergrijzing en krimp. Door de slechte sociaal-economische
situatie ontstaat er ook meer multiproblematiek.
In nascholing kunnen cliënten (of gezinnen) met multiproblematiek een specifieke doelgroep
vormen waar de scholing zich op richt – de richting van de nascholing is vaak afhankelijk van de
vraag uit het werkveld.
In de opleidingen met een maatschappelijke/sociale focus blijkt met name in het MWD-profiel
aandacht te worden besteed aan multiproblematiek. Dat wil niet zeggen dat de aandacht
hiervoor in andere profielen helemaal ontbreekt, maar daar lijkt het meer sporadisch en minder
systematisch aan de orde te komen. Anderzijds is het ook weer niet zo dat elke MWD-opleiding
een keuzevak of minor ‘Multiproblematiek’ kent – ook daarin bestaan verschillen. Vaak wordt in
alle vakken van de opleiding wel enige aandacht besteed aan multiproblematiek. (Toenemende)
Aandacht voor multiproblematiek bestaat op alle hogescholen wel. Elke hogeschool heeft daarbij
een eigen invulling en specialisatie.
De SJD-opleidingen gaan ook verschillend om met aandacht voor multiproblematiek. Bij de
één vormen de eerste twee jaar de basis (voor iedereen gelijk), daarna volgt specialisatie:
arbeidsrecht, conflict management en international law of multiproblem. Hier is aandacht voor
multiproblematiek dus echt een specialisatie binnen de SJD-opleiding.
In de andere SJD-opleiding komt multiproblematiek impliciet in bijna alle vakken wel aan de orde,
en in enkele vakken meer expliciet. Hier wordt bijna vanaf het begin van de studie aangesneden
dat problemen meerdere dimensies (kunnen) hebben. Dit beklijft niet meteen, dit moet men veel
herhalen. Multiproblematiek is in feite een gegeven: studenten wordt geleerd er alert op te zijn dat
Aandacht voor multiproblematiek
16 Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
ze kijken naar meerdere dimensies; “Wat is de vraag achter de vraag?”. De ambitie of het ideaal
van de opleiding is dat studenten leren kijken naar alle domeinen.
Ook in de SJD-opleidingen loopt de complexiteit van de casuïstiek in de loop van de studie op, net
zoals we dat zagen bij de MWD-opleidingen.
Verder kan van alle opleidingen gezegd worden dat ze multidisciplinair en integraal zijn, in die zin
dat er (in meer of mindere mate) aandacht wordt besteed aan verschillende domeinen (werk en
inkomen, volkshuisvesting en wijkaanpak, zorg en welzijn, onderwijs, veiligheid en justitie).
3.2 Welke methodieken worden geleerd?
Hoewel de hbo-opleidingen studenten uiteraard wel methodieken aanleren, benadrukken
ze daarbij dat er – zeker als het om de doelgroep cliënten met multiproblematiek gaat – niet
één methodiek is die ‘heilig’ is en dat het nooit meteen duidelijk is welke methode men moet
gebruiken. Men staat de eclectische benadering voor, om het risico te vermijden dat sociaal
werkers in hokjes gaan denken waar de cliënt dan in moet passen. Men ziet teveel oogkleppen
van de werkers in het veld en wil er zorg voor dragen dat studenten zich niet blind staren op één
methodiek en één theorie.
Het is allereerst van belang dat de sociaal werker geïnteresseerd is in waarom een klant in een
bepaalde situatie zit. Daarvoor is echt luisteren en contact maken een voorwaarde. Zo kan een
vertrouwensrelatie worden opgebouwd. De rode draad in de aanpak kan dus omschreven worden
als ‘breed kijken’ en een flexibele opstelling. Het gaat meer om het aanleren van een attitude en
reflectie, dan om het aanleren van een basismethodiek. Eén van de opleiders illustreert dit met het
verhaal van een ervaringsdeskundige die bij de opleiding betrokken is en die de studenten vertelt
over hoe zij zelf te maken had met 25 verschillende hulpverleners, en uiteindelijk geholpen werd
door een hulpverlener die de methodieken aan de kant zette.
Daarbij komt nog dat de organisaties in het werkveld met verschillende methodieken werken en
dat sociaal werkers in het werkveld verschillend worden ingezet. Opleidingen ervaren het daarom
niet als zinvol om de studenten één methode aan te leren. Belangrijk is dat studenten leren om met
verschillende methodieken te werken en de juiste methodiek op het juiste moment in te zetten.
Ze moeten kritisch leren denken. Men zet over het algemeen in op een onderzoekende, kritische
professional. Men wil de studenten geen trucje leren. Ze leren:
• belangenzienvanuitverschillendeorganisaties(datismoeilijk);
• regienemen/organisatiesaanspreken(datislastig);
• hetcompletebeeldkrijgen,wantiederheefteenstukje(datvergttijd);
• watbelangrijkecompetentieszijnvoorderegievoerder(Watbetekentregievanuitéén
organisatie? Hoe kun je gebruik maken van de eigen kracht van de cliënt? Dat werkt heel
anders dan vanuit een organisatie. Wie mag welke informatie opvragen?)
Maar uiteraard leren de hbo-opleidingen (evenals de instituten voor nascholing) de studenten
wel methodieken aan. Deze kunnen taakgericht, oplossingsgericht, ervaringsgericht en/of
systeemgericht zijn en draaien om bijvoorbeeld gezinsbehandeling of materiële hulpverlening.
17Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
De volgende methodieken worden expliciet genoemd2:
• DemethodevandeIntegraleTrajectBemiddeling/IndividueleVraaggerichteBenadering
(ITB-/IVB); deze methodiek bestaat uit een combinatie van begeleiding en bemiddeling. De
begeleiding is erop gericht om de regie die mensen over hun eigen leven voeren te versterken.
Door aan te sluiten op hun perspectieven en mogelijkheden worden concrete stappen gezet
om te komen tot een duurzame vorm van maatschappelijke participatie.
• Basismethodiekenvoorpsychosocialehulpverleningenmethodiekendiedaarvanzijnafgeleid:
– De methode “Monoloog” bij bemiddeling, die lijkt op de “Complete boodschap” van
Walter Kempler. Kern hiervan is dat je als hulpverlener de cliënt op een persoonlijke manier
moet aanspreken en zo de cliënt zelf het voordeel van veranderen laat inzien, waardoor de
cliënt in beweging komt.
– “Basismethodiek Psychosociale Hulpverlening” van Sjef de Vries. De kern hiervan is dat een
vertrouwensrelatie met de klant belangrijker is dan een methodiek. Ofwel: het zijn niet de
(wetenschappelijk bewezen) methoden, maar vooral de cliënt zelf. De bijdragen van de
hulpverlening liggen in de werkrelatie; de persoon en houding van de hulpverlener en het
voortdurend checken bij de cliënt of de hulp hem helpt. Kortom elke methode is zo goed
als de personen die hem uitvoeren. Daarom legt men een grote nadruk op het aangaan
en onderhouden van een persoonlijke werkrelatie en op het openlijk bespreken met de
cliënten of de hulp hen verder helpt en wat er eventueel beter kan.
• Demethode“Outreachendwerken”volgenshetboekvanLiavanDoorn;nietwachtentotde
burger naar de gemeente toe komt, maar zelf op bezoek gaan bij de hulpbehoevende burger
(achter de voordeur, in de privésfeer).
• DemethodieklijnvolgenshetboekvanLeoWitte(“Methodischwerkenindemateriëlehulp-
en dienstverlening”). In plaats van de ‘helpers’ zijn de professionals degenen die burgers
faciliteren om, waar mogelijk, zelfwerkzaam en zelfredzaam te worden. Een vraaggerichte
werkwijze waarin de vragen en behoeften van de cliënt leidend zijn, vervangt het
aanbodgerichte werken.
• DeKortdurendeOplossingsgerichteTherapie(KOT)iseenmethodediedehulpverlener
handvatten geeft om de cliënt te helpen op eigen kracht te varen. Hij onderzoekt met de
cliënten wat er al goed gaat in het gezin. Hij helpt de cliënten hun eigen doelen in concreet,
alledaags gedrag te formuleren en laat hen ontdekken welke stappen zij al gedaan hebben en
welke verdere stappen zij willen nemen en wat daarvoor nodig is.
• Verdergebruiktmenveelaldeinzichtenuit“DerotondevanHamed”omdateenstudent
hiermee alles wat hij leert kan plaatsen in de samenleving. In feite laat de Rotonde van Hamed
de organisaties de organisaties zijn en moeten de professionals elkaar vinden in de uitvoering.
• Methodendieduidelijkhunweghebbengevondenbinnendeopleidingzijn‘Eropaf’3 en
‘Achter de voordeur’.
• ‘Wraparoundcare’4, met als belangrijkste principes die studenten leren om echt radicaal toe te
2) Zie bijlage 2 voor een lijst van literatuur die hierbij gebruikt wordt in opleidingen.3) J. van der Lans; Eropaf. De nieuwe start van het sociaal werk 2010.4) De naam zegt het al: er omheen gaan staan of inwikkelen met zorg. Informele zorg en formele zorg wordt gecombineerd
met één centrale persoon, die expert is van het gewone leven. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de krachten van de samenleving: er wordt specialistische hulp ingeschakeld waar nodig, er wordt gebruik gemaakt van natuurlijke (sociale)steunbronnen, het team werkt samen vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het gehele plan en er wordt community-based gewerkt. In ieder individueel geval wordt een plan van aanpak met concrete doelen en wegen daar naartoe opgesteld.
18 Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
passen: vraaggericht werken, regie bij de cliënt, één centrale professional.
• CriticalTimeIntervention(CTI).DezemethodiekisafkomstiguitdeVSenwordtnuin
Nederland op effectiviteit getest.
• PresentiebenaderingvanAndriesBaart.Depresentiebenaderingisontwikkeldvanuithet
pastoraal werk. Bij de presentiebenadering gaat het om een praktijk waarbij de zorggever zich
aandachtig en toegewijd op de ander betrekt, zo leert zien wat er bij die ander op het spel
staat – van verlangens tot angst – en die in aansluiting dáárbij gaat begrijpen wat er in de des -
betreffende situatie gedaan zou kunnen worden en wie hij/zij daarbij voor de ander kan zijn.
• instrument‘INVRA’:INVRA-Wonen,INVRA-AmbulantenINVRA-Arbeid.INVRAhelptbijhet
inzicht krijgen in eigen mogelijkheden en stimuleert dat mensen op grond van zelfinzicht eigen
keuzen maken.
• meeralgemenemethodiekenvoormotiverendegesprekstechniekenencasemanagement.
Aan empowerment van de hulpverlener lijkt met name in nascholing aandacht te worden besteed,
bijvoorbeeld middels Ervaringsgerichte Psychosociale Therapie (EPT). Elke hulpverlener dient
de leiding te hebben in het hulpverleningsproces. EPT is een methodiek die de hulpverlener
aanspreekt op zijn eigen kracht en mogelijkheden om zo op een persoonlijke manier professioneel
leiding te geven5. Door open en persoonlijk de eigen ervaringen van en reacties op de cliënten in
te brengen, schept de hulpverlener een werkrelatie die gebaseerd is op direct menselijk contact
en gelijkwaardigheid. Het gaat daarbij om het methodisch hanteren van professionele nabijheid.
Een dergelijke persoonlijke werkrelatie blijkt een krachtige voorspeller van een effectieve
hulpverlening en vormt dus de basis van elke goede hulpverlening.
Een ander initiatief dat ook op deze lijn ligt, is de intervisie-methodiek die Fontys Actief heeft
ontwikkeld voor de brede professional in de bemiddeling van werklozen met meervoudige
problematiek. (Zie de publicatie “Een afslag voor Hamed”.) Wanneer een traject vastloopt,
gebeurt dat vaak in het hoofd van de sociaal werker; deze ziet dan geen perspectief en geen
aanknopingspunten meer. Elke werker laat als het ware een ‘vingerafdruk’ na, werkt (onbewust)
volgens terugkerende patronen. In intervisie-bijeenkomsten wordt een casus diepgaand
doorgesproken, om er zo achter te komen welke problemen de sociaal werker heeft (intuïtief
toegepaste patronen van werken omzetten in bewuste patroonherkenning). In een casus gaat
het niet alleen om de klant, maar om de klant en diens netwerk en om de sociaal werker en diens
netwerk. Men is een jaar of zes geleden begonnen met deze intervisie-bijeenkomsten en men
heeft hiermee actief geëxperimenteerd (en inmiddels zo’n 50 casussen besproken).
Integrale aanpak
Alles samen genomen kunnen we stellen dat de aanpak die studenten geleerd wordt een integrale
aanpak is. Studenten leren om vanuit alle domeinen en alle niveaus te kijken.
Altijd maatwerk
De vraag of de aanpak die studenten leren standaard is, of dat er maatwerk mogelijk is, is bijna
een overbodige. Cliënten met multiproblematiek zijn nooit standaard, dus er moet àltijd sprake
zijn van maatwerk. Dat betekent dat benadrukt wordt dat er eerst een vertrouwensrelatie
met de cliënt moet worden opgebouwd, om goed zicht te kunnen krijgen op de problemen.
5) J. de Vries; Basismethodiek Psychosociale Hulpverlening 2009.
19Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
Zodra dit zicht er is, kan de sociaal werker beginnen over perspectieven, om richting te geven
aan de hulpverlening. Vroeger was de instructie: wacht op de hulpvraag. Maar cliënten met
multiproblematiek hebben vaak geen hulpvraag, dus dat werkt niet bij deze groep. Maatwerk is
dus noodzakelijk.
Dit sluit aan bij de ontwikkeling die gaande is, dat er steeds meer ruimte komt voor de professional
om niet louter protocollen te volgen, maar om dichter bij de klant te kunnen staan en om te
onderzoeken hoe de regie weer bij het gezin c.q. de cliënt gelegd kan worden.
Aandacht voor preventie
Aandacht voor preventie c.q het voorkomen van terugval is niet in alle opleidingen en metho-
dieken een expliciet onderdeel. Wel komt preventie, meer impliciet, aan de orde door vragen zoals:
hoe voorkom je dat iets escaleert en hoe ga je om met emoties?
In sommige opleidingen wordt wèl expliciet aandacht besteed aan preventie. Zo benoemt de SJD-
opleiding aan de Hanzehogeschool in de specialisatie ‘Multiproblem’ preventief werken expliciet
als competentie: “Door onderzoek en onderwijs binnen een praktijkcontext vroegtijdig signaleren
van problemen die kunnen leiden naar grotere problemen. Praktijkgerichte voorstellen doen.”
Een belangrijke notie in het kader van preventie is: zorg voor betrokkenheid van het sociale
netwerk van de cliënt. In de periode van hulpverlening is er veel aandacht, regie, controle en
sturing, maar dat moet doorgaan nadat de hulpverlening beëindigd wordt. Dus daarmee moeten
werkers al tijdens de hulpverlening rekening houden, door er voor te zorgen dat het netwerk er
bij betrokken wordt. Ook zijn er bepaalde momenten in het leven waarvan je vooraf al weet dat ze
lastig kunnen zijn (bijvoorbeeld overgang van kinderen van basisschool naar middelbare school),
dus aan dat soort zaken besteed je preventief aandacht als hulpverlener. Vervolgens is er eens in de
zoveel tijd contact met de klant in het kader van nazorg. Dus: “nazorg = preventie”.
Het denken over preventie is in ontwikkeling. Men wil voor elkaar krijgen dat studenten als
onderzoekende professionals het veld ingaan en ‘over de casus heen kunnen kijken’ en in staat zijn
te komen tot creatieve oplossingen.
Doorverwijzen naar en samenwerken met andere partijen
Studenten wordt er op gewezen dat een casemanager niet alleen werk moet maken van gebieden
waarop hij als hulpverlener zelf iets kan doen, maar dat een casemanager cliënten er ook op moet
wijzen dat ze hulp kunnen zoeken op andere gebieden (doorverwijzen en leren van anderen).
3.3 Aandacht voor arbeidstoeleiding
Het heeft binnen de opleidingen over het algemeen geen prioriteit om aandacht te besteden aan
arbeidstoeleiding (en participatie) bij de ondersteuning van cliënten met multiproblematiek.
20 Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
Fontys vormt een uitzondering en loopt voorop in Nederland als het gaat om de relatie met re-
integratie / participatie en de werkgeversbenadering. Dit komt door de samenwerking met Fontys
Actief . Dit komt tot uiting in de minor ‘Activeren en bemiddelen’.
Ook één van de SJD-opleidingen lijkt iets meer dan gemiddelde aandacht te besteden aan
arbeidstoeleiding, middels het voor alle studenten verplichte studieblok ‘Re-integratie’. Het blok
heeft twee domeinen: re-integratie en schuldhulpverlening. De studenten krijgen een klant die
vanuit de Wwb gere-integreerd moet worden. Ze kruipen in de huid van een schuldhulpverlener
en proberen de cliënt te re-integreren door onderzoek te doen naar re-integratietrajecten en
een werkgelegenheidsanalyse te doen. Ze voeren een gesprek met een acteur en maken dan een
re-integratieplan en een schuldhulpverleningsplan op cliëntniveau, en ook een beleidsplan voor
de gemeente. Wat men wil uitstralen naar de studenten is: werk is een goed medicijn voor veel
problemen.
De meeste opleidingen besteden wel aandacht aan het domein inkomen en werk c.q. werkloos-
heid, maar dus niet of nauwelijks aan arbeidstoeleiding. Enkelen noemen het streven om dit
onderwerp meer in de casuïstiek te verwerken.
Soms zijn er wel projecten gericht op activering die in de opleiding betrokken worden
(bijvoorbeeld de pilot ‘activering en zorg’ bij de dienst Sociale zaken en Werkgelegenheid in
Rotterdam, waarbij het uitgangspunt was dat zorg en werk gelijk op moeten gaan).
Bij meer ‘traditionele’ hbo-opleidingen zien we duidelijk dat de aanpak erop gebaseerd is om het
sociale functioneren eerst op de rails te krijgen en dus niet op ‘work first’ .
In nascholing zien we dat de mate waarin aandacht wordt besteed aan arbeidstoeleiding
afhankelijk is van wat de vraag is van de cliënt. Daar wordt benadrukt dat het heel belangrijk is om
vast te stellen waar de eerste behoefte ligt, en vaak is de werkbehoefte niet de belangrijkste. Voor
een succesvolle aanpak is essentieel dat de cliënt gemotiveerd is om aan een probleem te werken.
Dat betekent dat de aanpak vaak dus niet ‘work first’ zal zijn. Eerst moet ‘het hoofd van de klant
worden leeg gemaakt’, moeten andere problemen worden opgelost, pas dan is er ruimte voor
werk. Dit lijkt een traditionele benadering.
Divosa plaatst daarbij ook een kanttekening: op dit moment blijft het onderdeel ‘werk’ in de
hulpverlening bijna altijd onderbelicht. Het uitgangspunt zou altijd moeten zijn: werken als
hoofddoel. Werk maakt namelijk dat mensen zelfstandig kunnen zijn. Dat past ook in het idee van
de integrale benadering; het idee van stapje-voor-stapje is nu – in het denken, de theorie – wel van
tafel. In de praktijk is het dus echter nog niet zo ver; dat vormt een punt van aandacht.
6) Fontys Actief is een kenniscentrum verbonden met Fontys hogescholen, op het gebied van re-integratie en maatschappe-lijke participatie, met accent op de onderkant van de arbeidsmarkt. Dit kenniscentrum is sterk verbonden met de beroeps-praktijk en heeft een lange traditie van samenwerking met gemeentelijke sociale diensten, re-integratiebedrijven (o.a. SW) en zorg/welzijn-organisaties (activering naar werkervaring/arbeid, sociale activering, terugkeer naar school/BBL).
21Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
3.4 Aandacht voor eigen kracht en zelfredzaamheid
In de opleidingen is men het wel over eens dat de werkwijze waarbij de sociaal werker of
klantmanager de regie volledig op zich neemt achterhaald is, en dat er in de hulpverlening naar
gestreefd moet worden dat de cliënt zoveel mogelijk zelf de regie voert (volgens de aanpak ‘één
gezin - één plan - één regisseur’). De traditionele gedachte ‘we gaan eerst een plan opstellen voor
de klant’ heeft als effect dat de klant denkt ‘dan wacht ik wel’ (en dus achterover gaat leunen).
Daarom promoot men de eigen kracht, zelfregie en empowerment (‘mens centraal’).
Daarbij maakt men de studenten er van bewust dat het van belang is om niet te optimistisch te
zijn over de eigen kracht van de cliënt en de mogelijkheden van het sociaal netwerk van de cliënt
hierbij. Dit sluit aan bij de methode van zelfsturing, waarbij de klant zelf verantwoordelijk is, maar
wel met ondersteuning van de sociaal werker. Daarbij is van belang dat een hulpverlener niet te
snel, maar ook niet te laat de regie neemt. Vaak neemt de hulpverlener in eerste instantie de regie
en moet dat goed afwegen. Dat is per geval verschillend. Sommige zaken zijn zo acuut, dat een
hulpverlener direct moet ingrijpen. Maar daarbij is het risico dan weer dat de cliënt achterover
gaat leunen. Een goed voorbeeld is als er formulieren ingevuld moeten worden: een hulpverlener
zou dat heel snel voor een cliënt kunnen doen, maar het is over het algemeen verstandiger om
daarvoor het netwerk in te laten schakelen. Belangrijk is steeds om een goede afweging te maken
en er ook voor te zorgen dat de cliënt zich gehoord voelt.
Professionals moeten in belang van organisaties èn cliënten kunnen denken, moeten alles wat
ze doen in een breder perspectief plaatsen. Er is niet altijd een kant en klare of overduidelijke
oplossing. Veel is afhankelijk van de persoon van de professional. Enerzijds wil die de klant terwille
zijn, anderzijds heeft die te maken met organisaties die daarvoor geen tijd en middelen hebben.
Het is lastig om een pro-actieve professional te zijn in zo’n organisatie.
Het doel van de opleidingen is om professionals af te leveren met veerkracht, die kunnen
meebewegen en meedenken, de belangen van een ander goed voor ogen kunnen houden en
incasseringsvermogen hebben. Empowerment van de professional komt dus ook zeker aan de orde
in opleidingen.
22
4Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
Aansluiten
bij de klant
Leren creatief
denken en anders
durven werken
Sociaal werker
moet kritisch naar
zichzelf kunnen
kijken
Opleidingen
leveren
generalisten
af
23Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
4.1 Kenmerken van de sociaal werker van de toekomst
Worden studenten op dit moment opgeleid tot ‘sociaal werker van de toekomst’? Dus leren zij
een integrale aanpak, worden zij opgeleid tot een generalist die weet wat er te koop is en wat
moet gebeuren, die een beeld heeft van de totale situatie, de regie zo veel mogelijk bij cliënt legt,
voldoende kennis heeft om problemen zelf op te lossen c.q. weet wanneer er doorverwezen moet
worden en die nauw samenwerkt met andere disciplines?
Onze indruk is dat dit voor een groot deel wel het geval is of dat men in elk geval die ambitie heeft.
De meeste kenmerken van ‘de sociaal werker van de toekomst’ komen in de opleidingen aan de
orde of zijn er in verwerkt, waardoor de opleidingen breed inzetbare algemeen werkers afleveren.
Daar staat tegenover dat bijna geen enkele studie expliciet gericht is op het opleiden van brede
professionals. Met uitzondering van Hogeschool Zuyd uiteraard, die als enige in Nederland een
erkenning als integrale opleiding Social Work heeft gekregen. Bij Fontys gaat men waarschijnlijk
binnen enkele jaren ook een ‘brede’ opleiding aanbieden.
De belangrijkste lacune in de opleiding tot de ‘sociaal werker van de toekomst’ is de beperkte
aandacht voor en belangstelling van studenten voor het domein werk en inkomen.
Van oorsprong was het onderwijs categoraal, dat wil zeggen naar doelgroep georganiseerd:
verstandelijk gehandicapten, mensen met een justitieel verleden, verslaafden etc. Het vraagt
om een omslag binnen de opleidingsinstituten om dit los te laten; ‘ontschotting’ is daarvoor
noodzakelijk. Hoewel er verschillen bestaan, is er in de opleidingen de afgelopen jaren al veel
veranderd. Studenten leren meer vanuit de cliënt te denken en aan te sluiten bij de wensen en
mogelijkheden van de cliënt, zonder daarbij het confronteren uit het oog te verliezen.
Bij Fontys is men 2 à 3 jaar geleden begonnen om binnen het profiel MWD te gaan opleiden
richting ‘sociaal werker van de toekomst’. Dat doen ze door de nadruk te leggen op
multiproblematiek-cauïstiek en – indien studenten kiezen voor de minor ‘activeren en bemiddelen’
– meer basis, intervisie en ondersteuning te bieden dan in het standaardprogramma. Maar dan
nog is het vrij basaal; wie afgestudeerd is, heeft voldoende skills en bagage, maar is nog niet klaar.
Echt leren doen sociaal werkers pas in de praktijk.
Ook de MWD-opleiding van Inholland levert wel breed inzetbare algemeen werkers af. Inhoudelijk
betekent dit dat er ruim aandacht is voor:
• oplossingsgerichtwerken;
• motiverendegespreksvoering;
• deindividueleverantwoordelijkheidvanhetindividuversusdecliëntalsslachtoffer:
benadering van klanten waarbij de klant de klus moet klaren, niet meer de houding van ‘er
komt een klant bij de werker’;
• aandachtvoordesocialenetwerkmethodiek;
• filosofieenberoepsethiek:studentenwordenaangezettothetnadenkenoverhunverhouding
tot de cliënt, over hun eigen normen en waarden en die van de cliënten.
Outreachend werken is belangrijke bagage voor de sociaal werker van de toekomst die met de
doelgroep cliënten met multiproblematiek gaat werken.
Verder is in dit verband de scheiding tussen SJD- en MWD-opleidingen van belang. Een generieke
werker zou in principe onderdelen uit beide opleidingen in zijn bagage moeten hebben.
Opleiden tot ‘sociaal werker van de toekomst’?
24 Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
In nascholing lijkt men zoveel mogelijk aan te sluiten bij principes uit ‘populaire’ programma’s
als ‘Achter de voordeur’ en de methode ‘Erop af’, die (groten)deels overeenkomen met de ideale
kenmerken van de ‘sociaal werker van de toekomst’.
4.2 Benodigde competenties volgens de opleidingen
Om te kunnen functioneren als ‘sociaal werker van de toekomst’ zijn bepaalde competenties
onontbeerlijk. De opleidingen zeggen daarover het volgende:
• Eensociaalwerkermoethetvermogenhebbenomperspectieftezienbijeencliënt:waarzit
zijn of haar kracht? En moet kunnen onderzoeken om te achterhalen wat de vraag is achter de
vraag.
• Eengoedehulpverlenerisbereidomkritischnaarzichzelftekijkenenweetdathijkanleren
van de klant en is daartoe bereid. Zodra je als hulpverlener erkent dat je zelf ook leert, is de
cliënt niet zwak meer en komen hulpverlener en cliënt op een gelijkwaardig niveau. De basis
is dat je samen met de cliënt een team vormt. Middels een integrale aanpak aan perspectief
werken. Je lost het probleem van de cliënt niet op (dat moet hij zelf doen), maar je bent ook
geen traditionele hulpverlener. Het zelfsturend vermogen van de cliënt moet opgebouwd
worden. Indien nodig moet je het probleem van de cliënt vergroten (dat kan dankzij de
vertrouwensrelatie). Het is geen vrijblijvende aangelegenheid en je moet de klant serieus
nemen. Alleen kan de hulpverlener niets doen; als de klant niet in beweging komt, gebeurt er
niets.
• Eengoedesociaalwerkermoetzichoverdeangstomfoutentemakenkunnenheenzetten.
Pas als studenten erkennen dat het nodig is om eerst fouten te maken, kunnen ze gaan leren.
Het is belangrijk dat docenten vanaf dag één in de lessen de boodschap verwerken dat je van
fouten kunt leren, dat fouten maken menselijk is en dat je ook naar cliënten toe fouten moet
erkennen.
• Eenhulpverlenermoetlerenwaarhijinwelkerolmoetzitten.Erzijnerdrie:deadviserende,de
coachende en de expertrol. Vanuit die laatste kan de hulpverlener een paar dingen overnemen
van de cliënt. De hulpverlener moet ook accepteren dat de cliënt niet alles kan: die dingen
moeten dus samen gedaan worden. Als bemiddelaar moet je dus twee kanten op werken:
richting cliënt en richting hulpverlening. Je moet cliënten nieuwe perspectieven bieden (cliënt
moet krediet opbouwen) en hulpverleners buiten kaders laten denken.
• Eenhulpverlenerdwingentotoutreachendwerkenkanniet.Nietallehulpverlenerskunnendit
werk doen, dus beperk het tot de mensen die het echt willen.
• Eigenlijkvraagthetwerkenmetdemultiproblem-doelgroepvolgensdewrap-aroundcare
methodiek ervaringsdeskundigheid op alle terreinen van het leven. Daar zijn de studenten
veelal nog te onervaren en te jong voor. De werkers met deze doelgroep moeten stevig in hun
schoenen staan en bijvoorbeeld ook overeind blijven in overleg met de specialisten uit de 2e
lijn, zoals psychiaters.
• Belangrijkecompetentieszijnbetrokkenheidencreativiteit.Betrokkenheidiseenenorme
drive. Creativiteit is niet rechtlijnig denken, protocollen los durven laten, niet blijven hameren
op regels en wetten, buiten de lijnen denken. Hierop worden de studenten ook getriggerd: van
tevoren is niet duidelijk wat precies het antwoord moet zijn op de opdrachten die ze krijgen.
25Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
Buiten bestaande conventies oplossingen zoeken, ‘out of the box’ denken, is belangrijk.
• Hetvermogentotreflectie:Studentendieaandeopleidingbeginnenhebbenovervanalleseen
mening. In de loop van de opleiding gaan ze meer meedenken en ontwikkelen ze vermogen
tot veranderen en reflectie. Dit gebeurt met name tijdens de stageperiode. Door ze aan het
denken te zetten met complexe casuïstiek: ze moeten problematiseren, is dat wat je op het
eerste gezicht denkt wel aan de hand? Studenten die niet leren reflecteren, studeren meestal
niet af.
• Jemoetalshulpverleneraansluitenbijhettempovandeklant,maaranderzijdsookjeeigen
agenda volgen. Een goede coach/manager weet het juiste tempo aan te houden, “mee te
bewegen met de cliënt”. Dit moet deels wel in je zitten, maar deels is het ook te leren door
ervaring op te doen en dingen uit te proberen.
• Studentenmoetenlerenhoezezichtotallerandvoorwaardenmoetenverhouden,moeten
ze begrijpen. Ze moeten hun discretionaire ruimte in kaart kunnen brengen, weten wat ze
daarmee moeten en hoe die te benutten.
Beide SJD-opleidingen omschrijven hun leeruitkomsten in termen van competenties.
De Hanzehogeschool onderscheidt daarbij ‘diagnosticeren’, ‘beslissen’, ‘adviseren’, ‘belangen-
behartiging’, ‘juridisch dossier’ en ‘preventief werken’.
De Hogeschool van Amsterdam onderscheidt zeven competenties, die zijn ondergebracht in drie
taakgebieden.
1 werken met, voor of namens een cliënt of groep cliënten .
competenties: methodisch en strategisch handelen, wetten en regels toepassen benutten en
uitvoeren, communiceren.
2 organisatorische, bedrijfsmatige en coördinerende taken.
competenties: werken in en vanuit de eigen organisatie, werken in externe
samenwerkingsverbanden.
3 onderzoeks- en professionaliseringstaken.
competenties: praktijkgericht onderzoek uitvoeren en beleid ontwikkelen, professioneel
handelen en zichzelf ontwikkelen in het beroep.
526 Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
Studenten
terughoudend
in keuze voor
multiproblematiek
Weinig ruimte
voor integrale
aanpak in
praktijk
Opleiding actief
contact met
werkveld nodig
Terrein werk en
inkomen niet
populair bij
studenten
27Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
5.1 Succesfactoren
Samenvattend zijn volgens opleiders de werkzame bestanddelen van de aanpak die zij uitdragen
met name:
• Datdebasisis:eriseenkliktussendehulpverlenerendecliënt.Datbetekentdatde
hulpverlener zichzelf èn de cliënt de vraag moet durven te stellen of die klik er is, en dat dus
bespreekbaar moet maken. En dat er vervolgens reële verwachtingen worden gewekt en
doelen gesteld.
• Datdenadrukwordtgelegdophetbelangvanechtmenselijkcontact:‘vancontactnaar
contract’: teamvorming, afspraken maken, wederzijdse acceptatie, een gemeenschappelijk
plan maken met een doel waar naartoe wordt gewerkt, waarin iedereen vertrouwen heeft en
waar de omgeving bij betrokken wordt.
Daarnaast zijn enkele essentiële factoren genoemd die ten grondslag liggen aan het succes van de
opleiding:
• Actievebetrokkenheidvanhetwerkveld.Datgebeurtopverschillendemanieren:
– Door studenten bij een organisatie aan de slag te laten gaan met een casus uit het werkveld
(een dossier of een crisismelding of een daadwerkelijke cliënt), waardoor het werkveld echt
intensief geborgd is in de opleiding. Het werkveld participeert actief, omdat ze daar baat bij
(hopen te) hebben. Er verandert in Nederland immers veel wat wet- en regelgeving betreft
(vooral voor cliënten met multiproblematiek) en studenten hebben actuele kennis op dat
terrein. En de organisaties wordt maatwerk geboden. Men probeert organisaties kennis aan
te bieden; aangeven waar nog ruimte is voor verbetering. Ook de studenten hebben hier
baat bij, want zij zijn hierdoor veel beter voorbereid op de praktijk.
– Door studieprogramma’s te ontwikkelen vanuit de praktijk is de inhoudelijke invulling
goed afgestemd op het werkveld. Van het werkveld is afhankelijk of bepaalde thema’s
interessant zijn voor de opleiding. Men volgt alle ontwikkelingen, bijvoorbeeld ook wat
het betekent als er gesneden wordt bij UWV, gemeentelijke diensten sociale zaken en
werkgelegenheid etc.
• Decombinatievanactuelemodules(dedocentenzijntheoretischhelemaaluptodate)en
deze op een goede manier in het werkveld herkennen en terug vinden. Er wordt veel overlegd
met het werkveld, docenten volgen de ontwikkelingen in vakbladen en via seminars en het
studieprogramma wordt daarop steeds aangepast. Dit betekent dat opleidingen constant
veranderen, dat er sprake is van dynamiek, curriculumwijzigingen.
Praktijk biedt weinig ruimte om het geleerde te gebruiken
Voor zover bekend is de indruk dat afgestudeerden wel tevreden zijn over hun opleiding, maar dat
zij in de praktijk vaak minder ruimte krijgen om hun werk te doen dan ze zouden willen c.q. dan
nodig is.
In de praktijk krijgen de afgestudeerden te maken met de regels en de bevoegdheden van de
specifieke organisatie waar zij gaan werken. Deze bieden de professionals niet of nauwelijks ruimte
voor flexibiliteit en voor de integrale aanpak die nodig is bij de begeleiding van cliënten met
multiproblematiek. Daardoor ontbreekt zowel bij cliënten als bij de leiding van de organisaties
het vertrouwen dat nodig is om hulpverleners de nodige ruimte te geven. Organisaties richten
zich op bestuurbaarheid, wat resulteert in kramp, stress en minder lef. Dit heeft te maken met de
Succesfactoren, randvoorwaarden en lacunes
28 Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
beschikbare middelen. Andersom is geld alleen niet de oplossing, zolang verantwoordelijkheden
niet goed worden benoemd. Het probleem zit ook in samenwerking en onderling vertrouwen.
De hoop van de opleidingen is dat studenten in organisaties op een niveau terecht komen waarop
ze invloed kunnen uitoefenen op het beleid. Zolang ze ‘in de basis’ werkzaam zijn is de hoop dat
de afgestudeerden blijven signaleren, zich blijven verbazen (Het is toch niet gewoon om maar 10
minuten te hebben voor een gesprek? En dat er geen faciliteiten zijn om op huisbezoek te gaan?).
Dat is het ideaal, dat wil men de studenten meegeven: hoe daarmee om te gaan, flexibel en kritisch
te zijn?
De opleidingen doen hun best om flexibele en kritische professionals af te leveren, die al een
grote stap hebben gezet richting ‘de sociaal werker van de toekomst’, maar het werkveld is hier
veelal niet klaar voor. In de praktijk hebben de afgestudeerden met schotten te maken tussen
de instellingen en kunnen zij de werkwijzen die meer op ontschotting geënt zijn minder goed
gebruiken.
5.2 Randvoorwaarden, lacunes en knelpunten
Om succesvol te kunnen zijn, moet er bij elke methodiek aan een aantal randvoorwaarden
worden voldaan. Die kunnen liggen op het financiële vlak, of te maken hebben met bijvoorbeeld
competenties, bevoegdheden, samenwerking.
De opleiders zeggen daarover het volgende:
• Decompetentiesvandeklantzijnallesbepalend.
• Maarookdenoodzakelijkecompetentiesvandehulpverlenerzijneenbelangrijkerand-
voorwaarde voor effectieve hulpverlening (buiten de kaders kunnen denken, onderzoeken
om te achterhalen wat de vraag is achter de vraag, protocollen los durven laten, wil van de
hulpverlener om outreachend te werken, etc.).
• Noodzaakvanhuisbezoek:hetisessentieelomechtcontacttemakenmetdecliënt.Daarvoor,
en om outreachend te kunnen werken, is het bij cliënten met multiproblematiek noodzakelijk
om op huisbezoek te gaan. Een case-manager màg dat vaak niet; die gaat pas op huisbezoek
als er iemand mee kan gaan (bijv. van de sociale recherche).
• Debevoegdhedenvandehulpverlenerzijnessentieel:eenhulpverlenermoetderegiekunnen
nemen.
• Eenbehapbarecaseload.Tijdomface-to-facemetdecliëntcontacttehebbenisnoodzakelijk.
Dat is onmogelijk met een te zware caseload.
• Belangrijkissamenwerkingbinnengemeentenenmetpartnersindestad.Datisniet
gemakkelijk. Er spelen ook politieke belangen. Divosa stelt dat de verschillende belangen
wellicht als gegeven aanvaard moeten worden, maar dat werkers elkaar in de uitvoering
moeten vinden.
Met name de SJD-opleidingen noemen randvoorwaarden voor de opleiding: intensieve samen-
werking met het veld is van groot belang, maar het is ingewikkeld om opdrachten zó af te ronden
dat het werkveld de meerwaarde ziet, echt iets nieuws hoort. Organisaties vinden het ook
29Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
voor zichzelf wel leerzaam om te vertellen aan studenten, maar er zijn nog geen baanbrekende
adviezen van studenten aan organisaties gedaan. En het kost gemeenten veel tijd om studenten te
begeleiden en feedback te geven op het studiemateriaal. Kenniscirculatie zou ideaal zijn. Ook zou
het mooi zijn als het werkveld zèlf met vragen kwam. Dat kunnen ze doen in de vorm van externe
opdrachten (maar die moeten dan wel passen binnen de systematiek van het onderwijs).
Lacunes
Hoewel opleidingen op weg zijn om professionals af te leveren die klaar zijn voor hun rol als ‘sociaal
werker van de toekomst’, is ook nog een aantal punten aan te wijzen waar nog aandacht aan
besteed kan of moet worden
Een eerste knelpunt, dat bij meerdere (MWD-) opleidingen is gesignaleerd, is dat studenten niet
of nauwelijks voor ‘moeilijke cliënten’ (dus de doelgroep met multiproblematiek) kiezen. Vaak
houden studenten zo lang mogelijk zoveel mogelijk opties open en kiezen ze hun vakken zo breed
mogelijk, waardoor specifieke minoren (gericht op multiproblematiek, outreachend werken en/
of activeren en bemiddelen) weinig studenten trekken. De animo onder studenten om voor deze
doelgroep te werken is erg beperkt. De meeste (vrouwelijke) studenten met kinderen willen
werken en zorgen. De zwaardere doelgroep trekt een kleinere groep studenten.
Alleen de opleiding Social Work van de Hogeschool Zuyd lijkt dit probleem niet te hebben: Er
is duidelijk belangstelling bij studenten voor cliënten met meervoudige problematiek. Ook de
doelgroep licht verstandelijk beperkten (LVB) staat in de belangstelling van studenten en daar
komt meervoudige problematiek ook vaak aan de orde.
Lacunes waar de opleidingen verder mee te maken hebben zijn:
• Menkannietallesaanbiedenindeopleiding;vooreendeellerendestudentenpasinde
praktijk.
• Insommigeopleidingeniseigenlijkweinigaandachtvoorpreventieenhetvoorkomenvan
terugval. Dit heeft er deels mee te maken dat hiervoor in het werkveld (in het beleid en in de
stad) ook geen geld is.
• Deaandachtvoormaterielehulpverleningisnogbeperkt.
• Detheoretischebasisindeopleidingzounogversterktkunnenworden;ditisnodigvooreen
beter inzicht van studenten in waarom bepaalde werkwijzen en methodieken effectiever zijn
en als algemene bagage (bijvoorbeeld inzichten uit de ontwikkelingspsychologie).
• Ontschottingvandeopleidingen,waarbijhetonderscheidtussenMW,SPHenCMVverdwijnt,
is nodig om onderwijs in begeleiding aan de doelgroep te verbeteren (en dus betere en bredere
werkers voor deze doelgroep op te leiden).
• Erzoudoordeopleidingenmeerlandelijkgedachtmoetenworden.Menweetnietof
nauwelijks van elkaar wat voor initiatieven er zijn, wat men precies doet en waar (in welke
studierichting) men ‘Multiproblematiek’ onderbrengt.
• Nascholing:Demethodiekisnietaltijdvastomlijnd,gaatuitvandekernvraag:watheeft
de klant nodig? Dat is op zich geen probleem, maar staat soms wel in tegenstelling tot de
trainingsopdracht die men krijgt. In de praktijk wil men korte processen, een grote caseload,
snelle productie. Daarbij bestaat het gevaar dat de hulpverlener de regie (te) snel overneemt.
Dit is dus een lacune en een probleem in de aanwezige randvoorwaarden, de aansturing en het
beleid.
30 Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
Als knelpunten signaleren de opleidingen:
• Hetweinigaantrekkelijkearbeidsmarktperspectiefvoorwerkersdiemetcliëntenmet
multiproblematiek willen werken: de maatschappelijk opvang (waar de doelgroep met
multiproblematiek voor een deel mee te maken heeft) is een sector met magere arbeids-
voorwaarden en weinig loopbaanperspectief. Het ervaren gebrek aan waardering voor de
werkers die met cliënten met multiproblematiek werken hangt hiermee samen.
Verder hangen de loopbaanperspectieven af van het dienstverleningsmodel dat een gemeente
heeft, ook bijvoorbeeld van hoe het Centrum voor jeugd en gezin is ingericht.
• Delagestatusvandedoelgroepmetmultiproblematiek:hetgaatvaakomzorgmijdersen
eigenlijk worden deze zorgmijders zelf ook weer gemeden door de (zorg)instellingen, aan deze
cliënten is geen eer te behalen, zo lijkt het. Ook internationaal onderzoek liet zien dat dit een
probleem is. Gevoel van urgentie ontbreekt dat deze doelgroep voorop zou moeten staan.
Moet er een opleiding tot klantmanager komen? Na een hbo-opleiding SJD of MWD is er een
andere insteek nodig. Waarschijnlijk gaat Divosa daarover praten met scholingsinstituten.
Er is een brede, landelijke basis nodig, die is er nu niet. Opleidingen weten van elkaar niet wat
ze doen c.q. houden wat ze doen heel erg bij zichzelf (concurreren misschien zelfs?).
Ze zouden moeten samenwerken.
Nascholing is nu heel specifiek inhoudelijk gericht, er is weinig aanbod om te specialiseren.
Er is niet iets wat (na hbo) beter voorbereidt op het werkveld.
De praktijk baart meer zorgen dan de opleiding. Er zijn zorgen om de toenemende belangen
van gemeenten op dit terrein. Hierbij draait het om de middelen (geen prioriteit voor cliënten
met multiproblematiek; er zijn vijf gesprekken mogelijk, dan is het budget ‘op’) en de actuele
problemen van gemeenten met de sociale werkvoorziening. Een probleem van organisaties in het
werkveld is dat ze te veel zijn gericht op output, op korte termijn cijfers. De praktijk ondersteunt
dus niet wat studenten leren. In de praktijk zitten bij gemeenten alleen senior medewerkers (want
de jongeren zijn weg bezuinigd) die de stap naar outreachend werken niet kunnen maken. Sociale
dienstverlening is vaak toch in eerste instantie regels handhaven.
In dit kader ontwikkelde Divosa (Evelien Tonkens) de film ‘Sta me bij’7. Dit heeft geleid tot het
besef dat klantmanagers in de dagelijkse praktijk vaak op hun eigen kompas moeten varen
en richtlijnen en collegiaal overleg missen. En daardoor niet kunnen werken aan hun eigen
vakmanschap. Het werk van klantmanager heeft een hoge moeilijkheidsgraad, zonder dat er een
specifieke opleiding voor is en waarbij onrealistische targets worden gesteld. En in die organisaties
moeten studenten leren…
Ook zijn er de problemen van versnippering, dat iedere organisatie anders werkt, dat er steeds
andere managers komen (die nooit het beleid van hun voorganger voortzetten), dat er steeds
wisseling van klantmanagers is. Hoe kan men dan professionaliseren? Hoe kan men met
methodieken werken? De klantmanagers, en dan met name de goede, ervaren deze problemen
ook. Het grootste probleem is dus de weerbarstige praktijk!
7) http://www.divosa.nl/werkboek_sta_me_bij
31Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
Ook andere opleidingen maken zich zorgen over de bezuinigingen, juist in de instellingen voor
maatschappelijke opvang. Eén van de gevolgen daarvan is dat instellingen kritischer gaan kijken
of al het werk wel door hbo-ers gedaan moet worden en dat je nu al ziet dat er taken afgesplitst
worden en dat daar mbo-functies van gemaakt worden.
5.3 Beschouwing
De sociaal werker van morgen wordt vandaag opgeleid. In hoeverre leren de opleidingen de
nieuwe integrale werkwijze, waarbij andere eisen gesteld worden aan de professionals, aan hun
studenten? In hoeverre zijn opleidingen gericht op het afleveren van ‘sociaal werkers van de
toekomst’? Uiteindelijk zijn ontwikkelde methodieken pas goed geborgd als deze ook onderdeel
zijn van de reguliere opleiding en van de bijscholing van professionals.
Over het algemeen is opleiding en nascholing gebaseerd op methodieken die bewezen hebben te
werken in de hulpverlening. De aanpak is outreachend, vraaggericht en systeemgericht, met als
doel empowerment van de cliënten en hun netwerk.
Wat de hbo-opleidingen (MWD) hun studenten op dit moment leren komt in grote mate overeen
met wat nascholingsinstituten bieden.
Studenten (met name op hbo-opleidingen ) maken kennis met verschillende (bewezen effectieve)
methodieken. Maar omdat in het werkveld veel verschillende methodieken worden gebruikt en
omdat nooit op voorhand duidelijk is welke methodiek past bij welke cliënt, is er geen enkele
methode (met uitzondering van gesprekstechnieken etc.) die ‘dwingend’ wordt aangeleerd. De
kern is eigenlijk altijd: contact maken, vertrouwen winnen, uitvinden wat de vraag en behoefte van
de cliënt is, de cliënt perspectief laten zien zodat die zelf in beweging komt, bij voorkeur gesteund
door het sociaal netwerk van de cliënt.
Onze indruk is dat studenten al voor een groot deel opgeleid worden tot ‘de sociaal werker van
de toekomst’, of dat de opleidingen in elk geval die ambitie hebben. De meeste kenmerken van
‘de sociaal werker van de toekomst’ komen in de opleidingen aan de orde of zijn er in verwerkt,
waardoor ze breed inzetbare algemeen werkers afleveren. Daar staat tegenover dat bijna geen
enkele studie expliciet gericht is op het opleiden van brede professionals.
Feit is ook dat niet elke professional het in zich heeft om ‘sociaal werker van de toekomst’ te zijn of
worden; dat vraagt om competenties (denk aan ‘outreachend werken’) die niet allemaal zijn aan te
leren.
De juiste competenties en een goede toolbox werken beter dan een protocol
We zien dat opleidingen studenten leren om niet vanuit één aanpak te werken, maar juist de
vaardigheid te ontwikkelen meerdere methodieken op het juiste moment tot hun beschikking te
hebben. Hierbij zou het goed zijn studenten ook expliciet te wijzen op de schijnbare tegenstelling
die deze ontwikkeling in zich herbergt. Enerzijds is er een sterke noodzaak alleen bewezen
effecteve methodieken te gebruiken, ook vanuit het oogpunt van effectiviteit en efficiëntie,
anderzijds voldoet het werken volgens een vast protocol hier dus niet aan.
32 Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
Onderdeel van een bewezen werkwijze kan juist zijn het op het juiste moment kunnen kiezen uit
verschillende bewezen aanpakken en het goed kunnen gebruiken van de gereedschapskist die de
opleiding mee geeft.
Kloof tussen hulpverlening en arbeidstoeleiding
Er bestaat een kloof binnen de opleidingen (maar ook in de praktijk) tussen de ‘hulpverlenings-
disciplines’ enerzijds en zij die zich bezighouden met werk en inkomen anderzijds. Hierdoor
is aandacht voor arbeidstoeleiding in de meeste opleidingen minimaal en zijn de studenten
niet erg genegen deze onderdelen van de studie te kiezen. De omslag van care first naar work
first of tenminste work en care tegelijkertijd, zoals die uit de theorie al bekend is, zal ook op de
opleidingen gemaakt moeten worden als het gaat om de aanpak van multiproblematiek.
Weinig ruimte voor integrale aanpak in de praktijk
Er zijn zorgen over de aansluiting van het geleerde bij de praktijk. Deze hebben zowel te maken
met de beperkte beschikbare middelen voor cliënten met multiproblematiek als met de nog
steeds bestaande schotten tussen de instellingen. In theorie is bekend hoe dienstverlening aan
multiproblematiek-cliënten idealiter uitgevoerd moet worden, maar in de praktijk is dat veelal niet
mogelijk.
De opleidingen leveren zodoende wel sociaal werkers af die zijn voorbereid op de toekomst, maar
omdat er in de praktijk nauwelijks sprake is van ontschotting kunnen deze nieuwe professionals de
integrale aanpak die zij geleerd hebben niet toepassen in de praktijk.
33Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers
In het kader van dit onderzoek zijn bij onderstaande hogescholen en organisaties die zich bezig
houden met (na-)scholing van professionals in het sociale domein gesprekken gevoerd met
docenten, lectoren en andere betrokkenen.
Opleiding / organisatie Gesproken met Functie
Divosa Gina Jongma Procesmanager
Alexandra Bartelds Procesmanager / projectleider WWNV
Fontys Hogeschool / Evie Heinrichs Docent MWD – Sociale Studies
Sociale Studies en
Fontys Actief Wim van Gerwen Fontys Actief
Johny Vanschoren Lector Sociale Studies
Hanzehogeschool Petrick Glasbergen Docent Sociaal Juridische Dienst-
Groningen verlening
Hogeschool Utrecht Lia van Doorn Lector innovatie maatschappelijke
dienstverlening kenniscentrum
Sociale innovatie
Leo Admiraal Docent / onderzoeker kenniscentrum
Sociale innovatie
Raymond Kloppenburg Onderzoeker bij lectoraat innovatie
maatschappelijke dienstverlening
Hogeschool van Liesbeth Verkuyl Docent Sociaal Juridische Dienst-
Amsterdam verlening
Hogeschool Zuyd Willy Nijhoff Senior docent en voorzitter curriculum
commissie Social Work
InHolland Rotterdam Josien Hofs Stuurt het onderwijsprogramma MWD
aan
RadarVertige Chaim Wannet Trainer-opleidingsadviseur
Geïnterviewde opleidingen
34 Aandacht voor multiproblematiek in opleidingen
Onderstaand een (niet volledige) opsomming van de belangrijkste relevante literatuur die door
hogescholen gebruikt wordt in de opleiding van professionals in het sociale domein.
• Bosselaar,H.,E.Maurits,P.Molenaar-Cox&R.Prins(2010).Multiproblematiek bij cliënten.
Verslag van een verkenning in relatie tot (arbeids)participatie. Utrecht/ Leiden: Meccano/AStri.
• DorrepaalI.enM.Weima-Oberink(2010).De wereld van arbeidsbemiddeling. Uitgeverij
Coutinho.
• E-boek(2011).Achter de voordeur. Den Haag: Ministeries van BZK en VWS.
• Aandachtenkracht,verbindenvanactiveringenzorg.
• GildeRe-integratie(2011).Belemmerende overtuigingen.
• Haster,D.(2005).Integrale schuldhulpverlening. Uitgeverij Coutinho.
• Jong,J.de,A.Zuurmond,J.vandenSteenhovene.a.(2009).Kafka in de polder. Handboek voor
het opsporen en oplossen van overbodige bureaucratie. SDU UItgevers.
• Kersten,R.,W.vanGerwen,M.vanLuijtelaarenD.G.Veth(2010).Een afslag voor Hamed.
FontysActief&Garant-Uitgeversn.v.
• Kruyter,A.J.de,J.deJong,J.vanNiel,C.Hijzen(2008).De rotonde van Hamed, maatwerk voor
mensen met meervoudige problemen. Den Haag: Nicis Institute.
• Doorn,L.van,Y.vanEttenenM.Gademan(2008).Outreachend werken. Uitgeverij Coutinho.
• Lans,J.vander(2010),Eropaf. De nieuwe start van het sociaal werk.
• PartnersenPröpper(2010).Achter de voordeur bij de G31, inventaristaie van praktijkvoorbeelden.
Den Haag: ministerie van VROM / Wonen, Wijken en Integratie
• Polstra,L.(2011).Laveren tussen belangen. Kenniscentrum Arbeid Hanzehogeschool Groningen.
• Pool,M.(2010).Alle dagen schuld. Amsterdam: Uitgeverij Augustus.
• Spies,H.enJ.Vanschoren(2005).Maatschappelijke participatie. Handboek voor trajectbegeleiders
sociale activering, arbeidsintegratie en activerende hulpverlening. STAB, Fontys Actief en Stichting
Onbenutte Kwaliteiten Rotterdam.
• Uittenbogaard,B.P.(2010).Werken met multiprobleemhuishoudens. Uitgeverij
ThiemeMeulenhoff.
• Vries,S.A.de(2009).Basismethodiek Psychosociale Hulpverlening.
• Walraven,G.,Y.vanHeerwaardenenJ.Hofs(2010).Aandacht en kracht. Verbinden van activering
en zorg. Garant-Uitgevers n.v.
• Weijden,R.vander,L.Witte(2008).Zo werkt het! Begeleidingsmethoden voor jongeren van
school naar werk. Coutinho BV, Bussum.
• Witte,L.(2008).Methodisch werken in de materiële hulp- en dienstverlening. Uitgeverij Bohn
Stafleu van Loghum.
Gebruikte literatuur
Bij burgers met meervoudige problemen is de weg naar werk soms ver uit het zicht geraakt. Dat
leidt tot langdurige uitkeringsafhankelijkheid en daarmee tot hoge kosten voor gemeenten. Het
vinden van de weg naar werk, ook bij mensen met veel problemen op meerdere leefgebieden, is
dus cruciaal voor gemeenten.
DeministeriesvanSZW,VWS,OCW,BZKenV&Jwillendegemeentenondersteuningbieden
om te zorgen dat de dienstverlening aan deze klanten zo goed mogelijk wordt afgestemd op
het doorbreken van de vicieuze cirkel van problemen. Dit om ervoor te zorgen dat mensen met
meervoudige problemen afhankelijk blijven van hulp en onvoldoende perspectief hebben om
weer zelfredzaam te worden of dat hun situatie verergert. Voor het ministerie van SZW heeft
arbeidstoeleiding, met als uiteindelijk doel dat zoveel mogelijk mensen economisch zelfstandig
worden, een centrale rol.
Om deze ondersteuning te ontwikkelen is het onderhavige project gestart met de volgende
centrale vraag:
Welke aanpak is bruikbaar voor het oplossen van meervoudige problemen bij mensen, waarbij expliciet
ook gewerkt wordt aan arbeidstoeleiding en daarbij resultaten worden bereikt in termen van deelname
aan de samenleving, bij voorkeur (gedeeltelijke) uitstroom uit een uitkering naar werk?
Hierbij zijn de volgende deelvragen geformuleerd:
1 Welke bruikbare werkwijzen, methodieken en samenwerkingsvormen, of onderdelen daarvan,
uit verschillenden sectoren en domeinen zijn beschikbaar voor het ondersteunen van mensen
met meervoudige problemen en die mede tot arbeidstoeleiding leiden?
2 Welke lacunes zijn er?
3 Hoe kunnen deze bruikbare onderdelen uit verschillende domeinen op een handzame wijze
toegankelijk gemaakt worden voor zowel professionals als voor opleiders en betrokken
beleidsmedewerkers?
Dit project levert de volgende drie producten op:
• Eenoverzichtsrapportagevanwerkzameaanpakken,methodiekenenbestanddelen:de
bevindingen zijn neergelegd in het kennisdocument
• Eenoverzichtsrapportageoverdestandvanzakenbijdeopleidingenophetterrein
van de inhoud van de opleidingen en de training van sociaal werkers met betrekking tot
multiproblematiek (het voorliggende document)
• Eenhandreikingvoorprofessionalsdiewerkenaanhetinrichtenofherijkenvaneenintegraal
team.
Verantwoording
35Stand van zaken bij hoger beroepsopleidingen voor sociaal werkers