Upload
others
View
7
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Redactie: Jef Jansen, Siebrand Krul, Harri'ë t Kruse, Ser Louis, Laurens Priester, Henk Slechte en Frederieke Verheijen.
Tekst: Hans van der Sloot.
Jenever Jenever of genever, zoals in het zuiden van Nederland nog wel gezegd en geschreven wordt,
was in 1688, na haring, het populairste Nederlandse exportproduct
naar Engeland. Daar sprak men het woord uit als 'ginieva' wat al
PRIMA
S(HIEDAMSCHE GENEVER
spoedig werd afgekort tot 'gin'. Toen de Hollandse stadhouder
Willem 111 in 1688 koning van Engeland werd, besloot hij de
Engelse boeren en hun producten te beschermen. Hij verbood
daarom de import van alle 'gedistilleerde wateren', dus ook
die uit Nederland. In Engeland leidde dat tot een enorme
eigen productie van gin die al in 1690 de meest
GESTOOKT ONDER CONTROLE YA N HfT GEMEf NTFBESTUUfi VAN :)CHlf~AM
ALHIER VERKRIJGBAAR ALLHN [CHl MilS YOOR!I[N UH Of WUR80RG[1IL ,f"rh "','
~UOI[[MfNINr. WAN ~(' ('["'ft N'fBf~ U,JR Uh j, ~I~ DaM
geconsumeerde sterke drank was in de ginpaleizen, de
voorlopers van de Engelse pubs. In hetzelfde jaar had de
stokerij in Schiedam een zo grote omvang bereikt dat het
stadsbestuur besloot een gilde van brandewijnstokers op te richten.
Op de omslag: Zo zag het
interieur van distilleerderij
De Korenaar van de firma
Duys & Co. aan de Nieuwe
Haven er in 1927 uit. Op
de grond liggen vaten
jenever klaar om geleverd
te worden. (NGM)
Boven: Ter bescherming
van het traditionele
product vaardigde het
gemeentestuur van
Schiedam in 1902 een
verordening uit over de
echtheid van Schiedamse
jenever. (SMS)
Rechts: Het woonhuis en.
de branderij/distilleerderij
van de firma M. Kranen
aan de Vellevest in de
nabijheid van de molen
De Drie Koornbloemen
omstreeks 1900.
(GA Schiedam/foto J. van
Diggelen)
Huisnijverheid
Branderijen en distilleerderijen zijn
beide stokerijen, omdat in allebei
'gedistilleerde wa teren' worden bereid
uit gegiste grondstoffen. De brander
stookt uit gemalen graan moutwijn,
een halfproduct met een sterkte van
ongeveer 50% alcohol. De distillateur
maakt hiervan verschillende soorten
jenever en likeur, in een apart proces,
maar met behulp van hetzelfde ketel
type, en met toevoeging van allerhande
kruiden . Een stokerij was omstreeks
1700 primitief. De simpele ketels
hadden een inhoud van slechts enkele
tientallen liters, Ook de voor de
moutwijnbranderij en latere jenever
distilleerderij karakteristieke boll e
helm ontbreekt. In plaats daa rvan sloot
men de ketel ai met een tuit of een
zwanenhals die dezelfde fun ctie had .
Deze vorm treft men nu nog aa n in de
likeurstokerij .
Het stoken was in de 16de en groten
deels ook nog in de 17de eeuw een
typische huisnijverheid. Een aanwijzing
daarvoor is dat de oudst bekende
brandewijnbranders vrouwen waren.
In 1577 bijvoorbeeld werkte i.n
33
Amsterdam 'Neel de brandewijnmaak
ster'. Stoken deed men naast het houden
van een kappers- of barbierswinkel, een
apotheek of kruiden winkel. Maar ook
predikanten, wetenschappers, boeren
en vissers hielden zich bezig met het
stoken van 'gedistilleerde wateren'.
Vooral onder apothekers waren veel
likeurstokers, onder wie Lucas Bols, een
Amsterdamse apotheker die in 1572 met
stoken begon. In de stokerijen werkten
gemiddeld drie knechts.
Brandende wijn
De oudste vermelding van een
Schiedamse branderij dateert uit 1594.
Toen verkocht Jacob Jansz. Waerde zijn
huis 'uijtgesondert al het gene sijn
brandewijn brandinghe aengaet'. Het
zou gestaan hebben op de Dam bij de
Vlaardingerpoort. Daar waren in 1594
nog maar een paar huizen.
Waarschijnlijk bevond de bakermat van
de Schiedamse jeneverstokerij zich ter
hoogte van de huidige Vlaardinger
straat. De woorden stokerij, branderij
en distilleerderij leiden gemakkelijk tot
verwarring. Het is niet erg waarschijn
lijk dat Jacob Jansz. Waerde al jenever
" .
stookte. Hij hield zich waarschijnlijk
bezig met het stoken van brandewijn of
brandende wijn, een uit wijn gestookt
mengsel van wijngeest, zoals de voor
ganger van de spiritus heette, en water.
Dat werd in de late Middeleeuwen
alleen als medicijn, maar in de 16de
eeuw ook als sterke drank gebruikt. De
meeste toen gestookte dranken zouden
nu doorgaan voor likeuren en bitters.
Het accent lag nog op hun geneeskrach
tige of opwekkende werking, niet op de
roes die zij teweeg konden brengen. In
1552 schreef Phillippus Hermanni in
zijn 'Constelijck distilleerboec' over
'geneverbessenwater' nog dat men
'De bessen van geneverhout sal [ .. l stooten (fijnstampen) ende met wijn
besprenghen (besprenkelen). Dit is een
seer goet water teghen veel sieckten die
van couden ghekomen sijn'. Een drank
dus op basis van wijn.
Omstreeks 1700 kwam het stoken van
korenbrandewijn of korenwijn (uit
koren gedistilleerde brandewijn) in
zwang. Hoe men daartoe kwam is niet
duidelijk. Misschien bevindt zich een
aanwijzing in een schimpschrift uit de
tweede helft van de 16de eeuw. Hierin
,
.. Hef Vá~ dat gby ,hIer Slet n-at "kan U Dletverm(\keJl ,1- .
Maer kom ;eens·])] èn proèf myn dr~iJ re sa] .U-heter, smaken " -.-. -
34
aBoven: In Duitsland
verscheen in 1515 het
Liber de arte distillandi
oftewel het boek over de
kunst van het distilleren.
Dit is de eerste pagina van
de handleiding.
(GA Schiedam)
Linksmidden: Sinds 1546
registreerde de stad
Schiedam de verkopingen
van onroerend goed in
'giftboeken'. ln 1594 komt
voor het eerst een branderij
voor, wanneer Jacob Jansz.
Waerde zijn huis verkoopt
met uitzondering van 'sijn
brandewijn brandinghe'.
(GA Schiedam)
Links: Het grootste vat
waarin men moutwijn ver·
voerde, heette een stuk en
bevatte 700 liter. Dat het
om de inhoud ging laat dit
uithangbord zien. Het
monogram SRB & Zn.
betekent dat het om
jenever van Simon
Rijnbende gaat. (SMS)
Boven: Een afvalproduct
van de moutwijn, de
grondstof voor de
jenever, was de spoeling.
Dit diende als veevoer. In
en om Schiedam waren
vele veehouders die
hiermee hun dieren vet·
mestten. Enkele van hun
varkens staan op deze
tekening van Jaap de
Raat. (GA Schiedam)
Spoeling voor
varkens en
mestkalveren
Onder: In 1763 verscheen
in Amsterdam deze hand·
leiding voor het distilleren.
Op de achtergrond zijn
zichtbaar enkele jenever·
flessen en een stuk, een
moutwijnvat voor 700 liter.
Rechts stookt men het
vuur op onder de ruwketel.
Op de voorgrond enkele
kleinere vaten zoals een
anker (circa 38 liter), een
aam (circa 150 liter) en
een oxhoofd (circa 220
liter). (GA Schiedam)
gaat de uitgetreden Leidse predikant en
'stoker van fijne gedistilleerde wateren'
Coolhaes tekeer tegen het afstoken van
'vuylnissewater of verlegen bierwater',
ofwel het afstoken van een alcohol
houdende graandrank. Misschien zelfs
uit gewoon bier. Kort daarna zal men
zijn begonnen jeneverbessen toe te
voegen, waardoor de jenever ontstond.
Deze werd al snel een populair roes
middel, hetgeen blijkt uit de geschriften
van de populaire toneelschrijver Pieter
Langendijk, die in het begin van de
18de eeuw schreef: 'Foei, maat, hoe zuipt
gy u gestaag zo vol jenever ' . Robert
Hennebo, de beroemdste herbergier uit
de Nederlandse geschiedenis, dichtte
in 1718 in zijn bundel met de fraaie titel
Lof der Jenever: 'Als men thee heeft
gedronken (volgt) dat Jenever wordt
geschonken' .
De beurs
wachten op de stokerijen met hun
stank, herrie en grote hoeveelheden
afval. Stokers hielden vaak varkens om
de na het afstoken overgebleven graan
pap of spoeling als voer kwijt te kunnen.
De varkensrnest verdween doorgaans
in de gracht. Amsterdam bijvoorbeeld
beval in 1689 dat 'alle branders deser
stede, hare riolen sullen hebben te
stoppen, en geen spoelingh tsij dick off
dun, alsme geen varcke dreck off pisse
int water te mogen laten loopen'.
Stokers zochten dus liever een
afgelegen plekje of een niet al te strenge
stad, vooral na 1585, toen veel Zuid
Nederlandse stokers naar het noorden
emigreerden. Zo ontstonden echte
'gedistilleerdsteden', dichtbij de
grondstoffenaanvoer, en met genoeg
De Korenbeurs was in de 19de eeuw het centrum van de jeneverindustrie. Hier werd het graan verhandeld - vandaar de naam Korenbeurs - maar werd ook de moutwijn en de spoeling aan de man gebracht.
De Korenbeurs bepaalde per dag het
prijsniveau van de moutwijn. Die prijs was exclusief de belasting. Wie dus leest dat in 1854 een hectoliter elf gulden kostte, moet bedenken dat bij de consumentenprijs nog ruim tachtig procent belasting moest
worden geteld. Spoeling was een product waaNoor altijd een 'goede beurs' was. Spoeling is de graanpap die overblijft na het afstoken.
Varkens en jenever
Het stoken was voorbehouden aan
stadsbewoners. In 1610 verordon
neerden de Staten van Holland voor
alle duidelijkheid nog maar eens 'dat
de neeringe van brandewijn branden
ten platte lande niet en sal mogen
worden geexerceert ende sulcx deselve hem ten platte landen daer mede
genererende, gehouden te sijn hem in
eenighe besloten stede te vervougen,
op poene (straffe) dat anders alle
officieren vermogen sullen deselver
ketelen op te nemen ende te behouden,
totdat se hem in eenige stede begeven
sullen hebben'. Sommige overheden
vreesden dus de belastingen te zullen
mislopen, die zij op gedistilleerde
wateren hieven. De steden zaten niet te
Weliswaar is de alcohol dan bijna verdwenen (in de praktijk bleef altijd een beelje alcohol in de spoeling achter), maar
de pap had nog voedingswaarde genoeg om als veevoer te dienen. Rond Schiedam en tot in het Westland toe bevonden zich mesterijen waarin de dieren niets anders kregen voorgezet dan spoeling. Deze
dieren liepen nauwelijks in de wei en leverden uitmuntend vlees.
ruimte om te kunnen stoken én varkens
te houden. Zulke plaatsen zijn Weesp,
het Belgische Hasselt, Delfshaven, en
zeker ook Schiedam, waar de stokerijen
extra welkom waren om het verval
door de ineenstorting van de visserij te
stoppen. Omstreeks 1600 voorzagen de twaalf Schiedamse branderijen vooral
de eigen omgeving. Als gevolg van de
oorlog met Frankrijk in 1672 kregen ze
de wind in de rug vanwege het invoer
verbod op Franse producten, waaronder
de populaire wijn, maar ook brande
wijnen en gedistilleerd. Het importver
bod duurde tot 1697, lang genoeg om
die producten van de Nederlandse
markt te kunnen verdringen.
De groei van het aantal branderijen
plaatste de stad voor problemen als de
brandveiligheid van de stookpanden,
35
het lozen van mest in de havens en de
Schie, en de klachten over de varkens.
Om dat zo goed mogelijk te regelen,
was in 1690 een 'stoockersgi lde' nodig,
waarvan alle branders lid moesten
worden.
Stokerij en varkensmesterij konden het
goed met elkaar vinden. In 1831
logeerde de Duitse dominee Theodor
Fliedner in Schiedam. Hij vertelt in zijn
reisbeschl"ijving dat 170 branderijen
hili1 spoeling over de grachtjes tussen
de huizenrijen afvoerden en als
varkensvoer verkochten. Interessant is
ook de constatering van de Franse
reisjournalist Henri Havard in 1881,
dat de branderijen genoeg spoeling
produceerden om jaa rlijks 50.000
varkens te voeden, en die van zijn
anonieme landgenoot die in 1880 in de
Guide Pratique 'La Hollande' zelfs
vertelt dat in Schiedam 25.000 mensen
en 50.000 varkens wonen. Het geluid
moet oorverdovend en har t
verscheurend zijn geweest. Wellicht
heeft een s tadswandelaar het
omstreeks 1860 beter begrepen. Hij zag
langs de Schie, tussen het station en het
centrum va n Schiedam, boerderijen
waar boeren hun vee met spoeling
vetmestten en naar slachterijen in
Londen stuurden.
Tot 1955 kon men dit beeld langs de
Schie zien. De boerderijen hadden
nauwelijks weidegrond. In plaa ts
daarvan was een houten kuip
ingegraven, waarin warme spoeling
gestort werd. Ook aan de overzijde van
de Noord- en Vellevest waren nog
binnenstedeJijke mester ijen, en in de
exam entijd van 1957 werd (voor het
laatst) de Overschiesestraat voor de
daar gevestigde Rijks-HBS afgedekt
met stro om het geratel van de
langstrekkende spoelingkarren te
dempen.
Rijkdom uit de hele wereld
De Schiedamse distilleerderijen
werkten voor de export. Volgens de
Delfshavense brander Bernardus Deret
waren in 1771 slechts twintig tot dertig
distilleerderijen nodig om in de gehele
binnenlandse behoefte te voorzien. Dit
betekende dat de overige ongeveer
negentig Schiedamse bedrijven voor de
'buytenlandsche commercie' werkten,
waaronder de snel s tijgende export
naar Afrika, Amerika en het Caraibisch
gebied.
Voor de groei van de export van
gedistilleerd naar Afrika na 1750 is een
interessante verklaring. Nederlandse
reders kochten langs de westkust
slaven. Als betaalmiddel vonden dure
gebruiksvoorwerpen, geweren, maar
ook jenever en rum gretig aitrek onder
de AfrLkaanse handelaren. Jenever zou
tot ver na de Tweede Wereldoorlog in
Afrika veel gedronken worden. In de
jaren zestig vestigde Henkes zelfs een
complete Nederlandse distilleerderij in
Ghana.
Een getal smatige vergelijking tussen
1705 en 1778 geeft een goede indruk
van de snelheid waarmee de jenever
stokerij in Schiedam tot ontwikkeling
kwam. In 1705 telde Schiedam nog
maar 40 branderijen en distilleerderijen,
in 1778 waren dat er al 113. Daarvan
hielden dertien zich uitsluitend bezig
met de distill eerderij of 'fijnstokerij',
het maken van jenever uit moutwijn.
Dat de moutwijn- en jeneverproductie
toen al de belangrijkste bedrijfstak
In Kethel kende men twee
soorten veeboeren, de
'droge' en de 'spoeling
boeren' . Droge boeren
voerden hun vee met
ingekuild gras.
's Zondags in de kerk kon
je ruiken of je naast een
spoelingboer of naast een
droge boer zat. De
spoeling vervoerde men
met spoelingschouwen
en spoeling kisten, zoals
het exemplaar boven dat
zo'n tweeduizend liter kon
bevatten. Aan de zijkant
zat een schuifje en een
pijpje, waardoor de
spoeling gedoseerd in
spoeling kuipjes in het
weiland werd verdeeld.
Linksboven een met
spoeling gemeste koe.
Onderaan een
spoelingboerderij. (GA
Schiedam)
Rechts: Ooit stonden er
aan de vesten meer dan
twintig molens waarin
men gerst en rogge
maalde voor de moutwijn.
Hier een gezicht op
Schiedam vanaf de
Overschiesestraat met de
molens aan de Noordvest
in 1883. (GA Schiedaml
tekening M. Lalanne)
Boven: Van de meer dan
twintig molens die
Schiedam ooit bezat,
bestaan er nu nog vijf,
waaronder De Vrijheid en
De Noord. (GA Schiedaml
foto Stichting de
Schiedamse Molens)
Rechts : Een molen moest
kunnen voorzien in de
meel behoefte van even
zoveel ruwketels als er
aandelen waren. Elke
brander kocht evenveel
aandelen als hij ruwketels
in zijn branderij had. Hier
het branderscontract voor
De Noord. (GA Schiedam)
<.(1
van Schiedam was, blijkt ook uit het
aantal bra nders dat in 1750 lid was van
de vroedschap (negen van de 24), het
stadsbestuur, waa rin doorgaans de
voornaamste en rijks te inwoners za ten.
Na tuurlijk vond die vroedschap dan
ook dat de ' tra fi cq van de branderijen
en stookerijen de hoofd tra ficq deser
stad en voornaamste source (bron) van
' t welsyn en bestaan van deselve' was.
In de halve eeuw daarna zou die bron
nog belangrijker worden. Een illustra tie
daarvan is de toename va n het aantal
molens dat voor de jeneverindustrie
werkte. Zij maa lden de granen
(ontkiemde en geëeste (gedroogde)
gerst, rogge en -later - maïs) waaruit
mou twijn en jenever worden gestookt.
De Schiedamse molens, er staan nog
vijf langs het wa ter van de Nieuwe
Haven, Vellevest en Noordvest,
behoorden tot de hoogste van
Nederland . Tussen 1700 en 1730 kwam
er één bij, terwijl de branders er d rie
lieten verbouwen tot moutmolens.
Daarmee kwam het totaal op negen.
Aa n het eind va n de eeuw lieten de
branders er in hoog tem po nog tien
bijbouwen om aa n de vraag naar
moutmeel te kunnen voldoen. Dat de
nood hoog was, blijkt in 1777 uit de
toelichting va n Martinus van der
Schalk bij zijn verzoek om een molen te
bouwen. Het aantal ketels was veel
sneller gestegen dan de capaciteit van
de molens. Dat leidde, aldus Va n der
Schalk, tot klachten van de branders
over de kwaliteit van het meel, omdat
'een Groot gedeelte daar van niet naa
beoore is Gebrooke tot merkelijk
naadeel van de Stookerij'.
Sporen in de stad
De bloei van Schiedam tussen 1750 en
1795 heeft in de binnenstad zichtbare
sporen achtergelaten. Alle
monumenten, met uitzondering van de
Grote of St. Janskerk en het stadhuis op
de Grote Markt, zijn in die tijd gesticht
met kapitaal dat in de jenever is
verdiend. Goede voorbeelden zijn het
weelderige 'huis met het bordes' van
Cornelis Nolet aan de Lange Haven,
waarin het Ka ntongerecht gehuisvest
is, de vele eenvoudige maar statige
brandersgevels aa n de Lange en de
Korte Haven, waarvan de meeste
tussen 1750 en circa 1795 gebouwd zijn,
CONTRACT DER
JP ART I C 'I JP 'A NT E N Van de Steene Wind - Koorn ~ Molen, genaamt
DEN OOR D.
=~~~~~~~Q~~~~~~~~
OP den 12de July 180j, Compareerden voor my Ant01~y Johannes de Mora(Jz, Openbaar Notaris) te Schiedam refideerende en voor de na te noemen getuigen. '
D~ He;ren Pietcr Post Pietersz., Adr;anus Meijer, DioniJius V(J/Z
Decltn, Jo~~nnes .. !I'!tnl1Z, Jan Yetb,)uOIör, Dirk 'VmlKatwyk,Seniör, Frans Brede, a, DlOnifiuszoon, Thmms HeuIe, voor zyn COJ'TIpagoiefchap ~~n~elen~e ten name van Heule, Yisjcr en den Beer, iec/er voor twee PortJen, Jfi'illCT?;. Drost, Ary Poort, Da'Vid Meijel', eniör, Gozewyn Jan Laneq en JI. tl/cm van l1rederode, voor zyn Compagniefchap hatldelende ten name van Jahannes Haogwegt & Camp., ieder voor één Portie en dus te zamen voor een-en-twittJa Portitn, met twee Portien toebehor:nde aan den !leer 3tmon ltjrUÏtlrldr; 1.1",- ~~ .. " .. "~,, ul ..... al." .. nclccl.io .on twintig Portie" of Aandeel ,1:: een nieuw gebouwd wordende Sreeoe W d Koo~n-Molen, genaamd De Noord, met de daarby behoorende /mizin
m •
Stalhnge en ~erdere ap- e~ de-pendentien van dien, ttaande en geleegen a.1~~; Noordvest bmnen deze Scad, wonènde alle de Comparanttn binnen deze Stad.
De\V.e~e verklaarden, zo voor Illln zelven als voor hunne Opvolgeren in d.e b~lJt[mg hunner vonrfz. Aandeelen, in de gemelde by hun nieuw op te lJgtene Molen, met den anderen ce ~yn overt:t:nge~oollen en verdraagen, dac de voorlZ. Molen zal worden gebruikt en be{èllurt J.ll manieren 11Îer navolgen de, ce weeten :
AR T. J. 37 . Dat een ieder van bun Comparanten zal gehouden zyn alle de Graanen,
dIe hy C? t de Kecel ofKecels, waar voor h aandeel heeft zal nodi 1
llut . STADLrA "" SAULAbltA ~OIHADAM
38
Links: Affiche van de
firma Van den Eelaart met
rechtsonder het gezicht
op de Korte Haven op de
plek waar deze distilleer
derij was gevestigd. Op
de kade liggen enkele
stukken voor verzending
gereed. Links een gezicht
op de Lange Haven. Het
merk van deze firma, 'De
Vrijheid', wordt gepersoni
fieerd door een vrouw met
de traditionele vrijheids
symbolen van de Franse
Revolutie, de frygische
muts (kegelvormig, met
naar voren gebogen punt)
met de kokarde (onder
scheidingsteken) op een
lans. (GA Schiedam)
Schiedams
welvaart gevoelig
voor
internationale
politiek
Onder: De firma Visser en
Co. - niet te verwarren
met Daniël Visser en Zn. -
was gevestigd aan de
Lange Haven 50-56. Deze
panden staan afgebeeld
op een kruikje vervaardigd
als reclameobject. Als
handelsmerk voerde men
de naam 'De Vink'. (SMS)
Hierboven: Deze foto uit
1863 toont de branderij
van M.G. Lagerwij, Nieuwe
Haven 107, die later deel
uitmaakte van stoom
molen De Nederland van
J.A.M. Jansen. Het pand
rechts daarnaast op nr.
109, is branderij New-Vork
van P. Melchers. Op de
achtergrond de OLV
Visitatie (Frankelandse
kerk). (GA Schiedaml foto
J. van Diggelen)
Rechtsboven: Smaak en
geur van jenever, likeur
en andere sterke drankjes
worden volgens oud en
meestal geheim recept
bepaald door de juiste
hoeveelheid granen en
kruiden. Hier een
opstelling zoals die in het
museum De Gekroonde
8randersketel te zien is:
de eigenaar van een
distilleerderij is bezig met
hel werk dat de smaak
van zijn gedistilleerde
dranken superieur moet
doen zijn. (NGM)
en bovenal de Korenbeurs op de kop
van de Korte Haven. In 1782 schreef de
Oeconomische Burger Maatschappij,
een gezelschap van 57 burgers dat zich
bezig hield met de economische
verheffing van Schiedam, een prijs
vraag uit voor een 'koopmansbeurs
alhier ter Steede' . Twee bouwmeesters
kwamen met een plan, waarvan dat
van stadsbouwmeester Rutger van
Bol' es werd beloond met een premie
van dertig gouden ducaten. Over de
plaats van de beurs en het ontwerp
ontstond ruzie in het stadsbestuur.
De beurs die in 1786 aanbesteed en in
1792 in gebruik genomen is, heeft het
uiterlijk van een gebouw van een rijke
bedrijfstak. Hij diende tot 1918 als
koopmansbeurs en had daarna
verschillende bestemmingen. In 2001
nam binnenhuisarchitect Jan des
Bouvrie er zijn intrek.
Jenever uit rijst?
De gedistilleerdnijverheid bloeide
tussen 1750 en 1795 als nooit tevoren,
vooral in de Maassteden, waar de kost
prijs van de grondstoffen laag was, en
in Schiedam in het bijzonder, waar door
het vertrek van de visserij in de 17de
en begin 18de eeuw veel panden leeg
stonden. Terwijl Nederland verarmde,
Branderij en distilleerderij
Zelfs Schiedammers halen branden en distilleren nog wel eens door elkaar. De branderij maakt moutwijn uit graan. De distilleerderij maakt jenever uit moutwijn (later uit melasse- of graanalcohol).
Afzonderlijke branderijen en distilleerderijen komen niet meer voor; wel de
combinatie branderij/distilleerderij zoals bijvoorbeeld De Tweelingh, waar de Notaris-jenever vandaan komt, en het Nederlands Gedistilleerd Museum 'De Gekroonde Brandersketel' dat ook een
originele moutwijn je never vervaardigt. In Schiedam staan nog honderden oude
distilleerderij- en branderijpanden. Om te zien of men met het ene bedrijf dan wel het
bloeide Schiedam. Tussen 1795 en 1850
volgde een terugslag, veroorzaakt door
hoge graanprijzen, de handelsoorlogen
van Napoleon tegen Engeland en het
verlies van de koloniën. In 1815 maakte
de Slag bij Waterloo een eind aan de
Franse Tijd. Het herstel ging echter
traag en bij elke misoogst werd het
gebruik van graan voor gedistilleerd verboden om brood te kunnen bakken
en een hongersnood te voorkomen. In
1830 volgde een nieuwe tegenslag toen
de Belgen rebelleerden en zich van de
eenheidsstaat met Nederland
losmaakten. De Nederlandse regering
moest zich in alle bochten wringen om
andere te maken heeft, dient men op de
gevel te letten. Distilleerderijen hebben op de begane grond links en rechts van de deur hetzelfde aantal ramen. Branderijen hebben daarentegen links van de grote deur één of
meerdere ramen extra. Aan deze zijde van de branderij was meer ruimte (en lucht) nodig vanwege de stellingen met beslag
bakken waarin de vergisting plaats vond.
de kostbare oorlog te financieren.
Daartoe werd bijvoorbeeld de export
van gedistilleerd verboden. Doordat de
belasting op binnenlandse consumptie
hoger was dan die op export, werden
hogere schatkistopbrengsten verwacht.
De branders hadden iets meer benul
van economische wetmatigheden en
vreesden productie-overschotten van
moutwijn en daardoor prijsdalingen.
Daarom besloten de branders uit
Schiedam en Delishaven in 1830 de
prijzen van hun moutwijn te handhaven, en overwogen verschillende
Schiedamse distillateurs, onder wie
Hasenkamp(f) en Legner, om export-
39
40
Moutwijn en jenever
Moutwijn en jenever zijn twee producten die worden vervaardigd uit gekiemde gerst en rogge. De gerst lag in speciale bedrijven op ruime zolders tot zich kleine kiemen hadden gevormd, waardoor zetmeel werd omgezet tot suiker. Het gekiemde graan werd gedroogd (geëest) en gemalen en het meel met warm water en roggemeel aangelengd tot een dunne pap: het beslag.
Deze pap werd met jenever- of bakkersgist
tot vergisting gebracht. Hieruit ontstond
een zurige, licht alcoholhoudende grond
stof Dit vergistte beslag, met zo'n 4%
alcohol, dus ongeveer evenveel als bier uit
dezelfde grondstoffen, werd in drie opeen
volgende processen afgestookt: ruwlopen,
enkellopen en best/open. Hiervoor
gebruikte men grote distilleerketels van
zo 'n anderhalf tot twee meter hoog. Elke
distillatie leverde een zuiverder product op
met een hoger alcoholgehalte. Het bestnat
of moutwijn had een alcoholpercentage van
50%. Dit was het product dat de distillateur
inkocht om er in een vierde distillatie
jenever van te maken.
De distillateur beschikte hiervoor over vele
recepten voor de verschillende groepen
afnemers. De meest gebruikte kruiderij die
ook de naam gaf aan de drank die bij
miljoenen liters werd gedistilleerd was de
jeneverbes. Daarnaast voegden de
distillateurs tal van andere kruiden toe,
zoals onder andere alsem, zoethout en
anijs waarmee de distillateur zijn
persoonlijke stempel aan het product gaf
Hoewel men moutwijn niet meer gebruikt
om jenever te maken, maar graanalcohol
met een percentage van 96%, is het
distillatieproces van jenever door de tijd
heen hetzelfde gebleven.
Links: Op jenever heft de
overheid een hoge accijns.
Dit maakt een regelmatige
meting van de productie
noodzakelijk. Hier peilt
een douaneambtenaar de
inhoud van het grondvat.
(Opstelling in NGM)
Hieronder: Op zowel de
ruwketel als de stookketel
wordt een helm
gemonteerd die de
alcoholhoudende damp
afvoert naar het koelvat.
In het stookproces wordt
in drie stookgangen een
vloeistof verkregen met
een alcoholgehalte van
50%, de moutwijn,
waarvan de distillateur
jenever maakt. (NGM)
Hierboven: Voor het jenever ui t rijst te gaan stoken. Dit plan
maken van het beslag is is vanwege technische problemen nooit
heel veel water nodig . Dat uitgevoerd . De situatie bleef intussen
werd opgepompt door slecht. Over he t jaar 1841 schreef d e
een branders knecht, de
'pomper', die daarvoor
urenlang heen en weer
moest lopen.
(GA Schiedam/foto M.C
Meyboom)
Meeste
brandersarbeid
was van trage
eentonigheid
Links: Branderijhoekje
van Duys die de slagzin
voerde: 'Ouwe Duys in
ieder huis'. (NGM)
Schiedam se gemeenteraad : 'H et aanta l
gegoede in gezetenen is belangrijk
verminderd; door he t ui tbreken
(opheffen) d er branderijen zijn veel
huisgezinnen in diepe armoede
geraakt, zijnde de werklieden meesta l
ongeschikt tot ander soort van arbeid'.
Branders in de politiek
De m alaise tussen 1795 en 1850 leidde
in Schied am tot veranderingen . In d e
welva rende tweede helft van de 18de
eeu w had de stad landarbeiders uit
België, Oost-Ned erland, en vooral
Westfalen aa ngetrokken. Z ij kond en
hier gemakkelijk aan de slag, want he t
werk in de branderijen en distilleer
derijen stelde weinig eisen . Deze
brandersknechts verrichtten hun taken
in een trage eentonigheid. Ze moesten
het proces op gang houd en. Dat
betekende sjouwen of pompen van
warm wa ter, overpompen van beslag
en zorgen d a t het vuur onder de ke te ls
gelijkma ti g brandde en d at die niet
overkookten . Een goede meesterknecht
kon he t bedrijf ook alleen gaande
houden . De recepten en d e fijne
Op de eestzolder verhit men de mout tot het moment van ontkiemen. Daarvoor moet het steeds
gekeerd worden. Dat gebeurt door de verschieter. (GA Schiedam)
Het interieur van Duys & Co, een 'branderij der 1 ste klasse' in 1927. (GA Schiedam/bruikleen NGM)
Koelspiralen in de beslagbak geven het beslag een lagere temperatuur.
(GA Schiedam/collectie N.V. Verenigd Fotobureau)
41
NITH(RLANDS DISTILL[RI[S LATE E. KIDERLEN
DELFT - SCHIEDAM - ROTTERDAMIHOllA 0)
42
sJ\· AAS
De verkoop van jenever
en andere sterke dranken
werd (en wordt) gestimu
leerd met kleurige
reclameplaten. Reclame
probeert een product te
associëren met welbe
vinden, bij jenever zijn dat
vaak gezelligheid en de
tradities en kwaliteit rond
het product. De omstreeks
1900 sterk opkomende
geheelonthouders
beweging veegde de
talrijke distillateurs op
één hoop waardoor
'Schiedam' ook een
negatief etiket kreeg
opgeplakt. Eén van de
distillateurs was
J.A.J. Nolet, een telg uit
het geslacht Nolet dat al
meer dan driehonderd
jaar gedistilleerde
dranken maakt en
verkoopt. (SMS)
Rechts: Van oudsher
wordt alcohol van over
heidswege met zware
accijnzen belast. Alle
alcoholhoudende eind
producten zijn daardoor
gevoelig voor belasting
ontduiking en daarmee
onderhevig aan strenge
controle. Hier zijn rijks
ambtenaren bij van Duys
& Co. druk met het
bepalen van de hoeveel
heid jenever, het waar
merken van de vaten en
het voeren van accijns
administratie. Biljetten
worden afgeschreven en
ingeboekt, terwijl de
vaten met een stuk blik
worden verzegeld. (GA
Schiedam/bruikleen NGM)
Streng toezicht
belasting
ambtenaren
Linksboven: Onder
ambtelijk toezicht worden
vaten jenever naar buiten
gerold. (GA Schiedam/
bruikleen NGM)
Rechtsboven: In een
bedrijfsbrochure maakte
Duys duidelijk dat de
firma zich keurig aan de
overheidsregels hield.
(GA Schiedam/bruikleen
NGM)
kneepjes van het vak waren het
exclusieve terrein van de patroon. Voor
de administratieve afhandeling zorgde
de baas zelf of de boekhouder, altijd
onder het wakend oog van de
ambtenaren van de douane en accijnzen.
De tweede bloeiperiode van de
Schiedamse gedistilleerdindustrie
begon in 1850 en was te danken aan de
relatieve internationale stabiliteit, de
stormachtige ontwikkeling van de
Verenigde Staten en de jonge
republieken in Zuid-Amerika, en de
verbetering, dankzij de stoomvaart,
van de transportmogelijkheden tussen
de Europese landen en hun koloniën.
Zo ontstonden nieuwe markten en
••• de 0 & C 'rs na het vertrek der Rijksambtenaren
voor de DISTILLEERDERIJ "DE KORENAAR", Opgericht 1797
van DUYS 8, CO. - SCHIEDAM Teler. 68047
bloeide de export als nooit tevoren. Aan
het hoofd van veel bedrijven stonden
inmiddels voormalige meesterknechts
en Westfaalse arbeiders die de nering
(en de recepten) van hun bazen hadden
overgenomen. Tussen de oude
Schiedamse namen bevonden zich dan
ook vele nieuwelingen. De Westfaalse
afkomst van een aantal valt direct op in
namen als Legner, Melchers, Jansen,
Hasekamp(f) en Wittkampf. De naam
Jansen klinkt oer-Nederlands. Schijn
bedriegt echter, want de Pieter Jansen
die zich in 1770 als brandersknecht in
Schiedam vestigde, was afkomstig uit
Dovere bij Keulen.
In de 19de eeuw was de invloed van de
Zie onder nummer 4 .... . .....•
branders op de lokale politiek nog
groter dan in de 18de eeuw. In Schiedam
had een aantal families niet alleen veel
invloed in de moutwijnindustrie, maar
ook in de politiek. Eén daarvan was de
familie Beukers. In de 18de eeuw begon
Gerrit Beukers als brandersknecht, en
in de tweede helft van de 19de eeuw
zaten in de gemeenteraad maar liefst
drie nazaten van hem. Andere bekende
namen in zowel de branderswereld als
de plaatselijke politiek zijn Nolet,
Dirkzwager, Rijnbende, Honnerlage
Grete, Van Gent, en Loopuyt. Jan Nolet,
Sirnon Rijnbende en Mattheüs Honner
lage Grete waren ook lange tijd
burgemeester.
43
De Weense methode
Het bedrijfstype veranderde na 1850.
Toen maakte De Hollandse branderij,
met zijn karakteris tieke ronde beslag
bakken, plaa ts voor de Weense
branderij . Die werkte met andere,
rechthoekige bakken, een ander graan
mengsel en vooral een hoger tempo.
Een nieuw nevenproduct van de
Weense methode was jenevergist, beter
bekend als bakkersgist, en al snel een
zelfs tandig product met een eigen
44
afzetgebied . 'Koningsgist' herinnert
aan de Schiedamse branderij De
Koning, eigendom va n de gelijknamige
familie, en een voo rbeeld van een
persoonsnaam die in de loop der tijd
een soorh1aam word t. Een ander
voorbeeld is 'Berenburg', de kruiden
bitter die de Amsterdamse apotheker
Hendrik Berenburg omstreeks 1860
voor op Friesland varende schippers
trok. De laa ts te brander vo lgens de
Weense methode was Frans Geerdes,
directeur van de branderij Hollandia,
een ernstig en zwart doorrookt gebouw Linksboven: Op de Noord-
dat ontworpen was door de Schiedamse vestsingel, tegenover de
architect Coen Kramers, telg uit een
geslacht van branders. In 1986 viel de
besli ssing om Holl andia te sluiten .
De opkomst va n de Weense branderij
va lt in de periode van opleving tussen
1850 en 1900. De etiketten uit deze
periode tonen duidelijk hoe inventief
de distil1 ateurs met hun nieuwe
markten omgingen. Herman Jansen
introduceerde een nieuwe producten
lijn met het merk Cardinal, een vogeltje
dat vrijwel uitsluitend voorkomt in het
zuiden van de Verenigde Staten. De
brave Graauwe Hengst van Daniël
Visser, die in Nederl and al s Zeeuwse
Noordmolen, staan zeven
karakteristieke
gebouwtjes-met-puntdak
naast elkaar: oorspronke
lijk kleine branderijen uit
de tweede helft van de
19de eeuw. In het tweede
en derde pand was de
Weener Gistfabriek 'De
Atlas' gevestigd, eigen
dom van gemeenteraads
lid voor de Liberale Partij
tot 1910, Matthijs Franken.
(GA Schiedam/foto J. van
Diggelen)
Hierboven: Aan de andere
kant van het water, vlakbij
de molen De Noord was
de branderij en
gistfabriek van A. de
Koning, een brander die
nogal wat 'nieuwigheden'
in het brandersvak
introduceerde. Bekend
werd zijn Koningsgist dat
door veel bakkers werd
gebruikt. (SMS)
Links: Tegenover de
Beurs, op Dam 2, staat het
pand dat jarenlang het
'Koffijhuis' was waar
graanhandelaars en
branders, na gedane
arbeid, een kopje koffie of
liever een borreltje, al of
niet met suiker, kwamen
drinken. De foto toont
enkelen van hen, keurig
gekleed met (hoge) hoed.
Het verschil in
maatschappelijke positie
met de man die klompen
draagt, is duidelijk. (GA
Schiedam)
Boven: In 1803 werd de
bierbrouwerij De Griffioen
gesticht, in 1854
overgenomen door Jan
Margaretus van der
Schalk. De Griffioen zou
een bekend biermerk
worden. Op de foto café
Bellevue op de hoek van
de Hoogstraat en de
Koemarkt met links op de
gevel reclame voor dit bier. (GA Schiedaml foto
P. Vink pzn)
Rechts: Een andere
bekende naam was
Melchers, onder die naam
waren maar liefst drie
bedrijven actief. Rechts
een reclameplaat voor
distilleerderij P. Melchers,
gevestigd aan de Lange
Haven, die het merk
Locomotief voerde. (SMS)
knol goede zaken deed, werd voor de
Mexicaanse markt afgebeeld als een
tomeloze mustang, terwijl hetzelfde
paard op het etiket voor de Peruaanse
markt werd ingeruild voor een lama,
die overigens toch 'De Graauwe
Hengst' bleef heten. Ook vroegere
brandmerken voor slaven werden
gebruikt als jenevermerk voor de
Afrikaanse markt. Ze waren in Afrika
bekend en bevorderden daarom de
verkoop. Het bekendste van deze
merken was Starbrand, een slaven
brandmerk dat door distillateur
Henkes van een vroegere Afrikaanse
slavenhandelaar was gekocht en als
jenevermerk op etiketten werd gedrukt.
In Afrika deden overigens ook
symbolen als een locomotief of een fiets
het goed als jenevermerk. Zij werden
door de lokale consumenten als
statussymbolen beschouwd.
Telde Schiedam in 1795 188 branderijen,
in 1851 waren er al 209 en tegen het
eind van de eeuw 364, het hoogste
aantal ooit. Tot wezenlijke vernieuwing
bleek niemand in staat, de groei kwam
uitsluitend door een verruimende
45
Jeneverdieven
Over de vindingrijke manieren, waarmee gauwdieven zich in Schiedam wederrechtelijk jenever toeëigenden, gaan prachtige verhalen. Veel daarvan is verzonnen, maar gestolen werd er.
In december 1808 stond de negentienjarige
arbeider Andries Trauborst voor de rechter.
Hij had op 26 november met zijn kompanen
Joseph Bernard en Daniël van Mill op de
voorplecht van de schuit van schipper
Willem Poort, waar open en bloot grote
vaten jenever opgestapeld stonden, twee
gaaljes geboord in zo'ny at, daar een emmer
onder gezet, die driemaal volgetapt en de
buit in het huis van Van Mill in een ander
markt. Zo waren er in 1890 in Schiedam
nog maar 63 stoonunachines in
gebruik. De productiecijfers van al die
bedrijven waren wel indrukwekkend.
Werd in 1850 nog 246.100 hectoliter
gedistilleerd geproduceerd, tussen 1880
en 1895 was dit maar liefst ongeveer
600.000 hectoliter jenever of oude klare:
een jenevermeer van honderd bij
driehonderd meter en twee meter diep.
Berookt Schiedam
'De jenever' bepaalde ook het straat
beeld en het straatlawaai. Dagelijks
wachtten overa l langs de Lange en de
Korte Haven duizenden vaten, mand
flessen en kisten met flessen - allemaal
met jenever - op transport naar
46
vaalje gegoten. Toen ze het de volgende
nacht weer probeerden, stuitten ze op de
nachtwaker die de schipper waarschuwde.
Trauborst kreeg voor deze, en andere
kleine diefstallen een zware straf. Nadat hij
in het openbaar gegeseld en gebrandmerkt
was, moest hij zestien jaar in een werk- of
tuchthuis doorbrengen. Vervolgens werd hij
daarna nog voor tien jaar uit het land
verbannen.
kroegen en slijters in het land, en naar
havens om verscheept te worden naar
alle uithoeken van de wereld. Niemand
nam de moeite om 's avonds binnen te
halen wat overdag niet was afgevoerd .
Er gingen wilde verhalen over
diefstallen en over de ingenieuze
manieren waarop jenever uit die
buitenstaande vaten kon worden
gehaald. Opvallend was ook dat het
water in de grachten nooit bevroor. Als
in Rotterdam de kinderen schaatsten,
hing boven het lauwe wa ter in de
Schiedamse grachten een damp die het
gevolg was van het warme water dat
honderden branderijen er in loosden.
En dan was er het schrikbarende
uiterlijk van de stad. Betje Wolff en
Aagje Deken lieten in 1782 in 'De
historie van Sara Burgerhart' Anna
Willis schrijven dat zij nooit een
onaangenamere plaats had gezien dan
het 'berookt Schiedam': 'een nare,
droevige rook en een nog veellelyker
fyn swart stof benemen het volstrekt
al dat aangename, dat het door zyne
ligging, plantage en fraaije gebouwen
moest ten toon spreiden.' En dominee
dichter François Haverschmidt schreef
in 1880 dat er 'een onafboenbare roet
korst' aan de gevels kleefde, een
' eeuwige steenkolennevel' over de stad
hing, en dat 'zure spoelingsdampen,
mestossenstal, en beschadigde gerst'
een ondraaglijke stank veroorzaakten,
terwijl de oevers van de Schie bezaaid
waren met 'afval en krengen, en met
kurken en dode katten'.
Leven in de branderij
In het topjaar 1874 werden vanuit
Schiedam bijna twee miljard borrels
geschonken, zo'n 450 per Nederlander.
Geen wonder dat Schiedam gezien
werd als dé jeneverstad van Nederland,
al waren er ook elders veel distilleerde
rijen. Uit een momentopname van alle
bedrijven in 1851 blijkt dat de meeste
direct of indirect tot de gedistilleerd
industrie behoorden: 209 branderijen,
distilleerderijen en mouterijen, 14
brandersmolens en 12 kuiperijen of
De in Amsterdam geboren
kunstenaar Octave
DeConinck (1894-1974)
woonde lange tijd in
Schiedam, de stad die hij
heel goed kende. Hij
tekende en schilderde er
honderden karakteristieke
plekjes waaronder de Sint
Pieterssteeg met
arbeidershuisjes (boven)
en de steeg met de mooie
naam Achter de Teerstoof
waar de jenevervaten van
distilleerderij A. Daalmeyer
op straat stonden (links).
Overigens was in dat
steegje ook de Hollandse
Wijnhandel gevestigd die
daar jarenlang de voor
malige joodse synagoge
als bedrijfsruimte in
gebruik had. De vaten trof
men door de gehele stad
aan, vooral in de buurt
van distilleerderijen,
kuiperijen, opslagplaatsen
en aan kaden waar beurt
schippers voor verder
vervoer zorgden, zoals
aan het Hoofd.
(GA SchiedamlOctave
DeConinck)
Boven: De gedistilleerd
industrie kende vele
nevenbedrijven, zoals
kurkfabrieken,
glasfabrieken, kuiperijen
en keldermakerijen. Het
vervoer van de jenever
vond oorspronkelijk
plaats in houten vaten
van verschillende
afmetingen. Deze werden
gemaakt in kuiperijen,
waarvan er in 1860 maar
liefst 27 waren die aan 132
mannen en 76 kinderen
werk verschaften. Het
kleinste vat heette een
anker, waarin 38,8 liter
kon, het grootste een stuk
dat 700 liter bevatte. Hier
komt de uitdrukking 'hij
heeft een stuk in zijn
kraag' vandaan. Op de
foto de kuiperij van Duys
& Co. aan de Nieuwe
Haven in 1927. (GA Schie
dam/bruikleen NGM)
Rechtsboven: Een door
de stad Schiedam gewaar
merkte inhoudsmaat van
een half mud of vijftig
liter. Dit was de hoeveel
heid graan die de zakken
dragers op de schouders
mochten nemen. (SMS)
Rechts : De houten kraan
van een vat. (SMS)
fustmakerijen tegenover één ijzergieterij,
één leerlooierij, één loodwitfabriek, vijf
azijnfabrieken, twee bierbrouwerijen,
drie touwslagerijen, drie scheeps
werven en twee houtzaagmolens. Van
de beroepsbevolking die omstreeks
1850 ongeveer 5.500 personen telde,
werkten 1.150 mensen of zo'n 20% in
de branderijen en distilleerderijen.
Daarnaast waren er de nevenbedrijven,
waarbij heel wat meer mensen
betrokken waren. De stokerij betekende
immers werk voor kuipers en manden
makers, koperslagers, capsulemakers
en kurkensnijders, spoelingschippers
en veerlui, timmerlui en metselaars,
wagenmakers en transportbedrijven,
en van 1854 af glasb lazers, die soms in
vast verband maar vaker als seizoen
arbeiders bij de glasfabrieken of
'glashutten' werkten. Tegenover de
1.150 brandersknechts van 1851 stonden
een paar jaar later alleen al minstens
evenveel glasblazers. De eerste
Schiedamse glasblazerijen waren Van
Deventer (1854) en De Schie (1897).
De eerste werd gevestigd aan de
Buitenhavenweg in de toenmalige
gemeente Oud- en Nieuw-Mathenesse.
Daar stond ook de tweede. De
concurrentie was hevig. In 1912
woonden in Schiedam 1.600 glasblazers
die samen per jaar 35.000.000 flessen
voor de gedistilleerdindustrie maakten.
In 1899 begon een proces van
concentratie, waarvan de oprichting
van de Verenigde Glasfabrieken in
Vlaardingen het resultaat was. Die nam
in 1923 de glasfabriek De Schie en in
1926 Van Deventer over. De productie
bestond tot ver in de 20ste eeuw
voornamelijk uit kelderflessen met hun
karakteristieke model: vierkant en taps
toelopend naar de bodem. Zo pasten ze
gemakkelijk in manchetten van stro en
konden ze goed sluitend verpakt
worden in kleine, stevige kisten of
kelders voor de export. Ook de glas-
fabrieken bepaalden het uiterlijk van
Schiedam. Van Ferdinand Bordewijk
die vanaf 1919 als advocaat in
Schiedam werkte, is het beeld van
Schiedam als een donker angst
aanjagend lichaam dat rook brakend
met vurige ogen in het landschap lag.
Met die vurige ogen bedoelde hij de
ovens van de glasfabriek.
Drink en werk
Drinken in de stokerij was de
brandersknechts binnen bepaalde
grenzen toegestaan. In het onderzoek
dat de regering in 1890 liet instellen
naar de arbeidsomstandigheden, geeft
echter niet één van de ondervraagde
knechten rechtstreeks antwoord op de
vraag waar die grens lag. Alleen de
jonge Hersbach, telg uit een familie van
bekende meesterknechts, merkt op:
'zoveel als den meesterknecht toelaat'.
Brander en distillateur Herman Jansen
was duidelijker over het consumptie
patroon binnen zijn bedrijf. Hij
verklaarde permissie te geven voor
acht glazen per werkdag, en 's avonds
het licht aan te laten, zodat zijn knechts
niet de behoefte zouden voelen ook
nog eens naar de kroeg te gaan ... In de
distilleerderij werden overigens niet de
benepen glaasjes geschonken die heden
ten dage als borrelglas gelden. Die acht
glazen van Herman Jansen kwamen
neer op een kleine halve liter die door
de patroon werd verstrekt. In 1933
kregen de knechts van De Graauwe
Hengst om half één en om half zes een
borrel. Die werd geserveerd in een
mosterdglas, want dat sneuvelde niet
zo gauw.
De werktijden in de branderij en
distilleerderij waren flexibel. De
47
arbeidsenquête van 1890 geeft aan dat
in de Hollandse branderij van ongeveer
half drie in de ochtend tot 's avonds
half negen, negen uur werd gewerkt.
Daarin waren rust- of schafttijden niet
begrepen. Dat blijkt uit de verhoren
van de brandersknechts W. Duymel,
P.G. Overdijk, G.M. Ham en
J.M. Verweerden. Kinderen brachten
het eten dat de meesterknecht
distribueerde als het werk het toeliet.
De Weense branderij werkte iets korter.
Hier begon de dag om half vier. 's
Zondags draaide de branderij op halve
kracht, wat betekende dat slechts van
half vier tot elf uur 's ochtends gewerkt
werd. De brandersknecht is door
Ferdinand Bordewijk geschetst in Pa
Baas, een hoofdfiguur in zijn roman
'Verbrande erven'.
Blauw-rode knoop
De vakbeweging en de drankbestrijding
kregen in Schiedam geen poot aan de
grond, ondanks het hoge jenever
gebruik in de stad. De Lutherse
dominee en geheelonthouder J.Pont
vond drank de hoofdvijand van de
bevolking. Hij schreef in 1892 in een
48
geheelonthoudersblad dat hij in
Schiedam, als gevolg van het veel
vuldig drankmisbruik, nog maar
weinig kinderen onbnoet had die echt
kinderen waren: 'spoedig leken het
meer oude mannetjes.' De dominee
kreeg van zes hoofden van openbare
scholen de wind van voren. Verzet
tegen het drankgebruik kwam vooral
van de Sociaal Democratische
Arbeiders Partij (SOAP) en de
vakbeweging. Hun verwijt dat drank
en kapitaal onder één hoedje speelden,
ging in Schiedam uiteraard op: bijna
alle werkgevers moesten het hebben
van de drank. Wie zich organiseerde
lag eruit. Drankbestrijders werden van
de straat gehoond en omstreeks 1900
vonden zelfs regelmatig vechtpartijen
plaats tussen socialistische activisten en
brandersknechts die door hun bazen
waren aangezet om de 'rooien' de stad
uit te jagen. Drank hoorde bij de stad en
bij de Schiedammers: toen in 1881 een
nieuwe verordening openbare
dronkenschap verbood, slingerde de
Schiedamse politie jarenlang wel
Vlaardingers en Rotterdammers op de
bon, maar liet beschonken
Schiedammers rustig gaan.
Dat het socialisme niet aansloeg had te
maken met de kleinschaligheid van de
bedrijven, waarin bazen en knechts
traditioneel dicht bij elkaar stonden.
Niet voor niets vond de eerste grote
staking in Schiedam in 1896 plaats bij
de grootsd1alige kaarsenfabriek Apollo,
en niet bij een stokerij. Die staking
slaagde dankzij de hulp van de
Rotterdamse Bootwerkersbond, want
in Sd1iedam waren alleen kleine,
losstaande werkliedenbonden.
Brandersknechts waren er in ieder
geval geen lid van. En dat bleef zo. In
1915 schreef brander Herman Jansen
snerend over de arbeidsinspectie dat
die zich bezig hield met een 'model
inrichting, waarbij de nadruk komt te
liggen op waschgelegenl1eden met
handdoeken en tandenborstels, bad
kamers en W.c.'s en niet op de
gelegenl1eid tot arbeiden en geld
verdienen. Waarom het op het eind
toch ook voor den arbeider te doen is.'
En zelfs in 1968 nam de directie van
De Graauwe Hengst het boekhouder
Linksboven: Drankbe·
strijders in vergadering
bijeen. (GA Schiedam/foto
W.D. Niestadt & Zn)
Boven: De felste drank·
bestrijders suggereerden
in1 BB1 om de stad
Schiedam maar helemaal
te vergrendelen. (IISG
Amsterdam)
Links: De Nederlandse
Vereniging tot afschaffing
van Alcoholhoudende
dranken richtte begin
20ste eeuw over het hele
land alcoholvrije Blauwe
Tenten op. Hier de Blauwe
Tent van de afdeling
Schiedam aan de
Maaskant. Nederland telt
nog één zuivere Blauwe
Tent (nabij Reduzum).
(GA Schiedam)
Linksboven: De jonge
glasblazer, een schilderij
van Herman Heijenbrock.
(R. Ogilvy, Voorburg)
Rechtsboven: De glas
fabriek van A.M.F. van
Deventer aan de Buiten
hav~nweg omstreeks
1910. (J. Soetens)
Rechtsmidden: Titus de
Meester, jarenlang de
man van de Vereenigde
Glasfabrieken in
Vlaardingen, Leerdam,
Schiedam en Delft, met
links een glasblazer die
een fles blaast in een
zogenoemde trapvorm.
Rechts een deel van een
'Owensflessenblaas
machine'. (J. Soetens)
Links: De beroemde tapse
kelderfles, waarvan de
eerste omstreeks 1770
werden geblazen.
(J. Soetens)
M.A. va n Alphen nog steeds kwalijk
dat hij lid van een vakbond was, en
werd een collega bij een ander bed rijf
opslag aangeboden, als hij voor de
bond zou bedanken. Socialisme en
vakbeweging kregen in Schiedam pas
voet aa n de grond na de komst van de
scheepswerven Gusto (1905) en Wilton
Fijenoord (1923). Piet de Brui n kwam in
1907 als eerste socialist in de
gemeenteraad . Hij publiceerde in 1909
het ra pport 'Zwart Schiedam' over de
arbeidsomstandigheden va n de
bra nders- en distillateursknechts.
Neergang
Het verval van de branderijen zette al
vóór 1900 in. De belangrijkste oorzaak
was dat de di stillateurs ontdekten da t
ze met melassealcohol een even goede
jenever konden stoken als met mou t
w ijn. Melasse is een afvalproduct va n
de suikerindustrie, waaruit een
bijzonder zuivere en neutrale alcohol
kan worden gestookt met de ideale
sterkte van 96% alcohol. En, wa t nog
belangrijker was, het publiek stapte
gemakkelijk over van de traditionele
jenever op basis va n de moutwijn op de
nieuwe jeneve r op basis van melasse
alcohol of 'spiritus', zoa ls de branders
de nieuwe grondstof misprijzend
noemden. Kor tom: de branderijen
werden overbodig, hoe hal'd ze ook
tekeer gingen. De jonge jenever was
geboren. In allerijl wendden de
distillateurs zich tot het stadsbestuur
dat in 1902 voorstelde om de
producenten van de traditionele
moutwijnjenever tegemoet te komen:
op fl essen met jenever die was gestookt
met moutwijn van 50% alcohol mocht
voortaan een genummerd en door de
burgemeester getekend etiket worden
geplakt. Alleen d ie jenever mocht zich
'Echte Schiedamsche jenever ' noemen.
De maatregel kwa m te laa t. Drie leden
49
50
van de raad hadden zich daar fel tegen
verzet: P. Loopuyt (distillateur en
liberaal), H.R.M.A. van Gent
(distillateur en katholiek) en M.C.M. de
Groot (geen distillateur en links
liberaal). Slechts zes distillateurs
vroegen het etiket aan, onder wie
B.A.J. Wittkampff. Jarenlang leidde
het etiket een slapend bestaan in de
bureaula van ambtenaar J. Dinkelaar
die zichzelf 'controleur op de echtheid
van den Schiedamsche jenever' mocht
noemen.
Toen eind 20ste eeuw weer vraag kwam
naar 'authentieke' producten, kwamen
oude methoden en verdwenen smaken
terug. Graanjenever, dubbele graan
jenever, oude jenever en korenwijn zijn
weer 'in' evenals de vierkante, buikige,
met halsstempels getooide, authentiek
gecapsuleerde of lakverzegelde flessen.
In 1967 was Jan Wittkampf de laatste
die nog jenever op basis van moutwijn
stookte. In 1989 bracht UTO (Uit
Boven: Het personeel van
de in 1897 opgerichte
glasfabriek De Schie, de
tweede Schiedamse
glasfabriek. Deze fabriek
werkte in twee ploegen
van twaalf uur, telkens
van zes tot zes uur.
(J. Soetens)
Linksmidden: In 1865
waren er in Schiedam vijf
fabrieken voor gesneden
kurken. (GA Schiedam)
Linksonder: In tegen
stelling tot de vaak kleine
werkplaatsen die direct
afhankelijk waren van de
moutwijnindustrie kende
de grote Stearinekaarsen
fabriek Apollo een veel
breder afzetgebied. (GA
Schiedam)
, I
ECHTE SCHIEnAr~SCHE JENEVER De S.cre'a~i . van Schiedam. Serie 4"~ '~e BU~~k.iedam . No. 316< .:' ·.tlfeiten iSltrarrechtelijk Yerlolgbaar.
PIN ... procede . ' . .,Cla . .. ". .~I eon tra la imitaclon de el~s rótol08.
-"'YY.Y.l' (rl,.f. (Art 8 der verordening betreffende het waarborgen van de echtheid. ' . . j
van Schiedamsche jenever en Schledamachan moutwijn .• -. Coatraraçao d elUI rotnlOl6Ipoe I perseqllçaelegl I 'illäilläilil
Geheel boven: Doorde
concurrentie van veel
goedkopere productie
processen dreigde de
traditionele jenever
industrie ten onder te
gaan. De Brandersbond
drong daarom bij het
gemeentebestuur aan op
bescherming. Resultaat
was de 'Verordening
betreffende het waar
borgen van de echtheid
van Schiedamse Jenever'
uit 1902. De flessen met
deze jenever werden
voorzien van de hand
tekeningen van de
burgemeester en de
gemeentesecretaris.
(GA Schiedam)
Hierboven: Sedert de
jaren 1950 beschermt de
Stichting Nationaal
Gedistilleerd Museum het
erfgoed van de moutwijn
industrie. Was haar
collectie oorspronkelijk
ondergebracht in het
Stedelijk Museum, in 1996
kreeg zij de beschikking
over een eigen museum
gebouw. (NGM)
Rechtsonder: Een stempel
waarmee de echtheid van
de jenever werd
gewaarborgd. (SMS)
(Gameenteblad van Schiedam 1902 no. ~) ). Inlltallon or tbll label 11 8lpORed 10 prolecollon.t.::
Tegenweer Ontstaan) het oude ambacht
terug door de productie van Notaris,
'echte Schiedam sche' op basis van
moutwijn te star ten . De distill ateurs
Carel Nolet en Rein Melchers namen
toen het initiatief om weer een
authentieke branderij te stichten
teneinde het oude ambacht in stand te
houden . In 1996 ging aan de Lan ge
Haven het Nederlands Gedistilleerd
museum 'De Gekroonde Brandersketel'
open. Hier stookt een heuse meester
knecht in een Holl andse branderij
moutwijn, waaruit vervolgens jenever
wordt gemaakt. Dankzij het initiatief
van UTO kon het garantie-etiket met de
burgemeesterlijke handtekening met
een kleine aanpassing van de
formulering in 1989 in ere worden
hersteld .
Droogleggingen
Door de geslaagde overgang naar de
jonge jenever op basis van melasse
alcohol hadden iJl 1902 nog liefst 65
distilleerderijen volop werk en zelfs na
de Tweede Wereldoorlog draaiden er in
Schiedam nog 38. Voorlopig bleef de
verkoop stijgen en nam ook de export
toe. Een veeg teken was wel dat iJl 1904
het Engelse parlement een wet aannam,
een maa tregel die de Nederlandse
exporteurs verpUchtte hun export naar
de Britse koloniën jaarlijks met tien
procent te verminderen . Daarvan
kwam in praktijk niets terecht, mede
doordat er geen alternatief was voor
jenever. De omzetten en de winsten
bleven stijgen tot in 1914, met de Eerste
Oude en Jonge
Het verschil tussen oude- en jonge jenever berust niet op het korter of langer laten rijpen van jenever op eikenhouten vaten. Het zit hem in de productiemethode. Oude jenever behoort te zijn gestookt uit moutwijn. Tegenwoordig bedoelt men met oude jenever een gedistilleerd, waaraan moutwijn is toegevoegd voor de smaak en kleur. Jonge jenever is een jenever die is gestookt met behulp van neutrale graanof melassealcohol.
In oude jenever is de smaak van
moutwijn goed herkenbaar, in jonge
jenever treedt de smaak van jenever
bessen en andere kruiden sterker naar
voren. Tussen 1890 en 1900 gingen
distillateurs massaal over op het
distilleren van deze 'nieuwe'jenever.
De term Jong' is voor het eerst gebruikt
door het merk Henkes dat hiermee in
1952 de Nederlandse markt wist open
te breken.
Wereldoorlog, een periode van
stilstand begon, waarin gebrek aan
grondstoffen de productie
verminderde, en zoals altijd de
regering de graantoevoer naar de
distilleerderijen het eerst stil legde.
Bovendien was exporteren gevaarl ijk
vanwege de duikboten.
Na afloop van de oorlog loerden
nieuwe gevaren. Frankrijk en Groot
Brittannië sloten de grenzen om eigen
producten te beschermen, de
Scandinavische landen en België deden
hetzelfde ter wille va n de volksgezond-
heid. In veel breder kringen dan
voorheen werd drank als bedreigend
gezien. Ook de belangrijke Russische
markt was, na de Revolutie van 1917,
verloren. Het radicaalst was de
'd rooglegging' van 1922 tot 1933 in de
Verenigde Staten. De export naar
Canada nam weliswaar iets toe, omdat
veel Amerikanen va nuit dat land drank
over de grens smokkelden, maar op de
totale Schiedamse productie was dat te
verwaarlozen.
51
I
"
-. . flt\iel Visser ~ :ZOO · - ,~ni~, ., di9tilleerderü ~(lljheur dl~lin 1~~
.. :Oe GrBtlUWe engst"· · edfl' ~ ~~rd~rij . sa6Uw~ l
, ----1 u. )l : .-r- .l
n. I i I .
I
Schiedamse jenever en
andere alcoholische
dranken werden op vele
tentoonstellingen en op
allerlei manieren aange
prezen. Daniël Visser van
De Graauwe Hengst toont
trots de gewonnen prijzen
(links). Een andere en
zeker niet minder
effectieve wijze van
reclame maken gaat via
affiches waarop
'vanzelfsprekende'
situaties het gebruik van
drank moeten stimuleren.
Zo hoort bij een gezellig
muziekje 'natuurlijk' een
borreltje, terwijl een kip
wel met een glaasje
advocaat geassocieerd
kan worden. 'Ouwe Duys
in ieder huis' blijft
onschuldig als je het
woord jenever maar
vermijdt en Nederland
mag best Mederland
heten. Voor ingewijden is
dat allemaal vanzelf
sprekend. Het is zelfs
mogelijk drank met sport
te associëren en anders
om. (GA Schiedam)
In de distilleerderijen gebeurde toen
nog vrijwel alles handmatig. Het vullen
van mandflessen en va ten, het spoelen
en bottelen van fl essen, het capsuleren
en etiketteren, alles deden de knechts
met de hand. De enige gemechaniseerde
werkzaamheden waren het tra nsport
van de re touremballage naar de zolder,
en de voortbeweging van de ketels voor
de fa bricage van advocaa t, toen één
van de belan grijkste producten van De
Graauwe Hengst. De argumentatie van
de bazen was eenvoudig: de lonen
waren laag, waarom dan dure
mach ines aan te schaffen? Toen in 1936
de eerste flessenspoelmachine zijn
intrede deed, kreeg inderdaad een
aantal jongens ontslag. Een laa tste
opleving kende de industrie toen de
mobilisa tie in 1939 duizenden mannen
overleverde aan grote verveling. In
het begin va n de Duitse bezetting
verdienden de dis tillateurs eerst veel
geld, maar al spoedig kwamen de
mees te distilleerderijen stil te liggen.
De grondstoffen gingen op rantsoen en
de aanwezige alcohol mocht alleen
geleverd worden aa n ziekenhuizen en
de Wehrmacht. Een fl es jenever bracht
op de zwarte markt meer dan honderd
gulden op. Daa rvoor kon een
Schjedammer eten kopen. Geen
wonder dat in de hongerwinter
inbra ken in de distilleerderijen schering
IS
53
en inslag waren. Bij De Graauwe
Hengst kreeg het personeel de hele
oorlog door één fles per maand.
M.A. van Alphen ruilde die voo r d rie
kilo tarwe of een mud aardappelen .
Zalf voor een ziek humeur
De productiemethoden bleven
ouderwets, maar de distilleerderijen
gingen in het begin van de 20ste eeuw
wel actief de markt bewerken. Ze
verzorgden hun flessen beter, lieten
mooie etiketten ontwerpen en
adverteerden in blim en- en buitenlandse
dag- en weekbladen. Aanvankelijk
vertelden ze het publiek vooral hoe
gezond jenever was. Bols kwam al snel
met 'elke dag een glaasje' en De
Kuyper liet gezonde Hollandse
mannen op de Amerikaanse markt
verklaren hoezeer de jenever bijd roeg
aan hun huiselijk geluk. Nederland
maakte dankzij de advertentiepagina's
kelmis met namen als Bols, De Kuyper,
Henkes, B1ankenheym & Nolet,
Hasekamp, Hulstkamp en Wynand
Fockink. Na het uitbreken van de
economische crisis in 1929 kreeg de
reclame een ander gezicht. Het was
afgelopen met oubollige teksten en het
ventileren van de overtuiging dat
goede jenever geen krans behoefde.
De toon werd agressiever en de
benadering van het publiek verliep
niet meer rechtstreeks, maar via het
sluikpad van beïnvloeding van smaak
en levensstijl. De d istill ateurs hadden
het tij mee doordat de hele wereld in
een diepe crisis verkeerde en de
drankbestrijding haar greep begon te
verliezen. Jongeren hadden andere
zorgen en voelden zich niet meer
aangetrokken tot de emancipatie
beweging van de arbeiders die haar
bloeitijd had tussen 1880 en 1920. In
1928 sch reef de directie va n Bols dat de
'afschaffingsbeweging' steeds meer
invloed kreeg, maar twee jaar later
heette het dat 'd roogleggingen ons nog
altijd in de wereld bedreigen, ofschoon
ook lil deze beweglilgen eene
mildering is te bespeu ren'.
Distillateur S.A. Maas va n de bekende
Simon Rynbende begreep z' n tijd goed
en opende het offensief op een geheel
andere wijze. Hij bracht vanaf 1928 een
propaganda blad uit met de vrolijke titel
ZEER OUDE GENEVER
O(OM01}~ .~ ~,
54
&flE~!:!!1 Redacteur : Herman de Man
Uitgave va n de Distilleerde rij Voorhee n SIMON RYNBENDE & ZONEN"" SCHIEDAM
,.q ANNO "" 1793
GRGRÜRûRORÜRORüRORORORûRClRDRÜRû
LIED VAN LUST EN VREDE
Laat, vrienden, uw mystieke beden, uw diep geleerde om:innigheden !
Komt tot bezinning, 't kroegje wacht u. Wascht daar in wijn uw dood verleden.
Daar rijzen in de gouden bekers de schoonst gedroomde ~onnesteden :
daar liggen open op de tafels de verste onverklaarbaarheden;
daar dringt gij in de kern van 't leven, en leert gij d' onvervalschte zeden.
Ontsteekt uw nachtlantaarn, gezeUen en zingt een lied van lust en vrede.
NO 2
lOet. 1928
'Blijmoedig Maandblad' met als
redacteur de journalist en roman
schrijver én groot-irmemer Herman
de Man. De geheelonthouders
protesteerden fel tegen het blad, doch
Herman de Man pareerde deze
aa nva llen met: 'Wordt onthouder!
Onthoudt dat Rynbende's Zeer Oude
zalf is voor het ziek humeur'. Het
Blijmoedig Maandblad bond een keur
van bekende Vlaa mse en Nederlandse
schrijvers aa n zich . Het verscheen na
de Tweede Wereldoorlog nog kort,
nu onder hoofd redactie van Simon
Carmiggelt. Hij herirmerde zich later
dat de redactievergaderingen altoos in
opgewekte stemming begOlm en, doch
steevast in de mist eindigden.
De jeneveroorlog
In 1964 kwam en de eerste goedkope
'witte' dranken. Deze werden door
verschillende distillateurs op de markt
gebracht, omdat de prijsbeschikking,
die voor alle sterke d ranken een
bodemprijs vaststelde, verviel. Da t gaf
distillateurs de mogelijkheid om met
goedkopere producten te komen. Dit
lukte het best door jenever volgens de
koude methode te maken . Daaraan
komt geen distilleerketel te pas.
HAFIS
Linksboven: Rozijnen op
brandewijn noemde men
Boerenjongens. De
likeurstokerij J. Voogd
maakte op deze wijze
hiervoor reclame. (GA
Schiedam)
Linksonder: Emaillebord
voor P. Melchers'
Locomotief jenever. (SMS)
Boven: De meeste reclame
viel in het niet bij die van
de firma Rijnbende, die
Nederlandse literatoren
aan zich wist te binden
voor de uitgave van
Rijnbendes Blijmoedig
Maandblad. Bekende
namen waren Herman de
Man, A. den Doolaard,
Anton van Duinkerken en
Albert Helman. Zij
haalden zich hiermee de
woede op de hals van de
geheelonthoudersvereni
gingen. Na de oorlog werd
het blad heropgericht met
Simon Carmiggelt als
hoofdredacteur.
(GA Schiedam)
In het laatste echte brandershuis van de
voormalige Brandersbuurt zwaait Dick
Jansen (in 2001 47 jaar en de zesde
generatie in rechte lijn) de scepter over
UTO: Uit Tegenweer Ontstaan. Een
wonderlijke naam met een boeiende
geschiedenis. Opa Herman Jansen
vond in 1907 bij een factuur voor een
partij glas, die hij voor zijn branderij
gekocht had, een factuur die voor een
collega-brander bestemd was. Die
bleek minder voor zijn glas te betalen
dan hij. Voor de boze brander-distillateur
reden zelf een glasfabriek te stichten en
die van een passende naam te voorzien.
Die fabriek is in 1922 alweer gesloten,
maar de naam bleef geregistreerd.
Dick Jansen vertelt geestig en vooral
betrokken over de geschiedenis van het
bedrijf, zijn werk als brander
distillateur, en alle soorten gedistilleerd
die al eeuwen in Schiedam gemaakt
worden. Ver voor de Tweede
Wereldoorlog introduceerde UTO het
merk Kabouter. In 1943 vroeg vader
Herman Jansen aan tekenaar en
stripschrijver Maarten Toonder voor
dat merk een nieuw rec1ameconcept te
maken. Toonder ontwierp een vrolijke,
eigentijdse versie van de kabouter die
toen al enkele decennia op de etiketten
van Jansen trots een fles omhoog hield.
Hans G. Kresse en Maarten Toonder
maakten in 1948 samen de promotie
film 'In Holland staat een huis'.
Affiches en vrachtauto's met de slogan
'drink louter kabouter ' deden de rest.
Kabouter was een begrip.
In 1972 fuseerde Jansen met Vlek uit
Delft. Er moest een nieuwe naam
komen, en omdat dat geen Jansen of
Vlek mocht worden, viel de keus op
UTO. De fusie betekende ook dat
Kabouter als hoofd merk werd
vervangen door Vlek, en voortaan nog
slechts door een select gezelschap
IK HERINNER MIJ NOG ...
Dick Jansen, branderdistillateur
In 1770 kwam de 19-jarige Pieter Jansen uit Dovere bij Keulen naar Schiedam. Zeven jaar
later was hij deelgenoot in een branderij aan de Kethelstraat. Vlak om de hoek, aan de
Zijlstraat, is het familiebedrijf sinds ongeveer 1825 gevestigd.
DRINK llllJII
Nederlandse slijters verkocht werd . In
de jaren tachtig maakte Herman Jansen
met UTO een ommezwaai naar de
ouderwetse Schiedamse moutwijn
jenever. In 1870 had een Jansen de
methode van het Weense branden
geü1troduceerd. Nu deze dreigde te
verdwijnen, paste Herman Jansen haar
aan en stichtte de moutwijnbranderij
De Tweelingh. Hij heeft het eerste
ruwnat van zijn nieuwe branderij nog
geroken, maar overleed op de dag van
het eerste enkelnat, 16 december 1986.
Het merk Notaris moutwijnjenever was
geboren.
Dick Jansen is zich zeer bewust van de
ruim tweehonderd jaar familiecultuur
in het gedistilleerd. Als kind zwierf hij
na de kerkgang door de lege fabriek,
als nieuwsgierig zevenjarig knaapje
ging hij al met de chauffeurs mee, die
hem onderweg alles over het
gedistilleerd vertelden en bedrijven
lieten zien. Thuis gingen veel
gesprekken over stoken, branden en
distilleren. Omdat hij niet als 'zoontje
van de baas' het bedrijf in wilde, heeft
hij levensmiddelentechnologie
gestudeerd. Hij heeft nooit een dag spijt
gehad. Zijn bestaan is afwisselend. Hij
leid t een schitterend bedrijf dat in het
verre Oosten en in een aantal Oost
Europese landen voet aan de grond
heeft gekregen door zijn producten aan
te passen aan de plaatselijke smaak.
UTO heeft het bottelen van zijn
producten overgebracht naar
Zoetermeer en beseft goed dat
bedrijvigheid in het centrum aan hoge
veiligheidseisen moet voldoen.
Anderzijds hecht hij sterk aan de band
tussen het gedistilleerd en Schiedam.
Linksboven: Dick Jansen
in zijn bedrijf op een foto van Ernst Posse. (GA Schiedam)
Hierboven: Een reclamekreet die kort is, aansprekend en ook nog rijmt, kan een product
grote landelijke bekendheid geven. Dat geldt zeker voor Kabouter van
Jansen die vast niet heeft bedoeld dat zijn slogan letterlijk werd opgevat. (GA Schiedam)
55
De Brandersbuurt
De 'Brandersbuurt' is geen officiële naam voor een gedeelte van de stad. Die naam is omstreeks 1965 gegeven aan het gebied tussen de Schie, de Noordvest en de Korte Haven, toen nagenoeg deze hele buurt werd gesloopt. Dat ontketende een stroom van (vergeefse) protesten.
Daarna heeft de gedachte postgevat dat dit de woonbuurt van de brandersknechts was. Dat is onjuist. Het was juist het stads
deel waar zich meer bedrijven dan woningen bevonden. Hier stonden de distilleerderijen en branderijen, de molens en de mouterijen, de kuiperswerkplaatsen
en de mandenvlechterijen, de kurken- en capsulefabrieken. Voor zover er plaats was, stonden aan het Groenweegje, Achter de Teerstoof, de Raam en de Verbrande Erven
ook nog wat woonhuizen. De meeste brandersknechts woonden in de binnenstad, in de vele holjes achter de
Lange Achterweg, de Laan, de Raam en de Nieuwe buurt. Hier stonden de volkswoninkjes, die 'keukens' werden genoemd,
Zuivere alcoho l van 96% procent wordt
in dit proces aa ngelengd met wa ter tot
een sterkte va n 35% en verder met
essences op smaak gebracht. Voor wie
het alleen om de a lcohol te doen was of
wie gewend was jenever te mixen met
frisdranken, maa kte het weinig uit dat
deze 'witte' jenever kwalitatief een stuk
minder was dan de traditionele
dranken . Het effect was alleen dat het
publiek jenever ging beschouwen als
een inferieure drank en dat de
traditionele distillateurs (Visser,
Vrijmoed, Hulstkamp, Blankenheym &
Nolet, Hoppe en Bootz) het loodje
legden. Gezien va nuit het oogpunt van
de volksgezondheid was op de witte
jenever niets aan te merken. Nieuw was
dat de distill ateurs zeli slijterij ketens
stichtten en met veel kabaal een
prijzenoorlog begonnen tegen de
gevestigde merken. Daarnaast daalde
de omzet van de 'oude' jenever al jaren
door de opkomst van buitenlands
gedistilleerd, specia le bieren, en wijn.
De distillateurs verloren de strijd om
het marktaandeel. Fusies en overnames
va n merken waren aa n de orde va n de
dag en wie zich vervoegde bij één va n
de grotere distilleerderijen zag aan de
merkenverzameling bij de deur al
56
waarvan de meeste niet méér hadden dan een enkele kamer, een benauwde zolder en soms een uitbouwtje waarin later een
keukenlje en toilet werden ondergebracht. Als men tenminste het geluk had daarvoor in zijn huisje ruimte te hebben. Op het eind van de jaren tachtig van de 20ste eeuw
verdween achter de Hoofdstraat het laatste holje dat voor een achttal huisjes nog een gemeenschappelijk toilet had, midden op het perk waarin men vroeger de was bleekte en wat bloemen en boonljes teelde.
De huisbaas - allang geen brander meer, maar een ijscoman - had er wel electrisch licht in geïnstalleerd onder het motto dat ook het holje met zijn tijd mee moest gaan.
welke bedrijven voorgoed verleden tijd
waren, en welke alleen nog voort
leefden als etiket. Modernisering mocht
niet meer baten. Distilleerderij De
Graauwe Hengst van Daniël Visser &
Zonen schafte in 1962 nog een etiketteer
machine aan en installeerde nieuwe
- zij het hand matige - afvuJapparaten
om 5.000 flessen per dag te kunnen
bottelen. In 1965 verving De Graa uwe
Hengst, in navolging van de 'witte'
distillateurs, het bewerkelijke en dus
dure statiegeldsysteem door een
goedkoper eenmalig-glassysteem. Het
was all emaal te laat. In 1968 viel het
doek. Onder toezicht van de douane
werden de ontmantelde distilleerketels
onbruikbaar gemaakt en de peil stokken
vernietigd. Boekhouder M.A. va n
Alphen, die in 1933 als jongste
bediende bij De Graauwe Hengst was
komen werken, stond er triest bij . Na
twee eeuwen productie van een bekend
merk was dit het roemloze einde.
Familiebedrijven
In 2001 telt Schiedam nog vier
distilleerderijen, alle met de naamgever
nog aan het hoofd : Di rkzwager, De
Kuyper, olet en UTO waarin sinds
1972 Herman Jansen en Vlek verenigd
zij n. Dit aantal lijkt niet veel voor wie
kijkt naar de aa ntallen branderijen en
distilleerderijen van 1890. De
productiecijfers en de omvang van
deze bed rijven maken echter duidelijk
d at er getalsmatig niet eens zo heel veel
is veranderd . De gedistilleerdindustrie
gebruikt nog altijd een flinke lap
grond, en het aantal in Schiedam
geproduceerde lite rs ged istillee rd is
nog steeds het grootste van all e
Nederlandse steden. Er branden geen
vuren meer achter de gevels aan de
Lange Haven, maar met tientallen
miljoenen liters drank per jaal' is
Schiedam nog steeds een echte
gedistill eerdstad. Alleen vindt de
producti e nu plaa ts in bedrijven die in
weinig verschillen va n andere omvang
rijke ondernemingen in de voeding- en
genotmiddelenindustrie.
Betekenis van de gebruikte afkortingen:
GA : Gemeentearchief NGM: Nationaal Gedistilleerd Museum De Gekroonde
Brandersketel SMS : Stedelijk Museum Schiedam
© 2001 Uitgeverij b.v. , Zwolle Druk: Waanders Drukkers, Zwolle www.waanders .nl
Boven: In 1975 herdacht
Schiedam het 700-jarig
bestaan. In het Passage
theater werd de revue
'Krijg de Claere' opge
voerd. Ook werd het
Proosje van Schiedam
geboren, een kabouter
mannetje met een
parmantig neusje en een
grote hoed, naar ontwerp
van de Schiedamse
kunstenaar Harr Wiegman.
De firma Nolet noemde
één van haar kruiden
bitters Proosje van
Schiedam en had daar
mee enige jaren
commercieel succes.
(GA Schiedam)
Rechts: Een medewerker
van Hollandia 11, moutwijn-,
gist- en spiritusfabriek,
meet de temperatuur van
het beslag in de
beslagbak. (GA Schiedam)
Op de omslag: Het
Nationaal Gedistilleerd
Museum De Gekroonde
Brandersketel bezit een
grote collectie miniatuur
flesjes met sterke drank
van over de gehele
wereld. (NGM)
--..,..... -~" . . .. ...: .
....