Upload
emma-lemmens
View
228
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Aldichter, Aldichter, bedekt graag bedekt graag de werkelijkheid met de mantel de werkelijkheid met de mantel van de poëzievan de poëzie
Laat u meevoeren Laat u meevoeren met de huid van de poëzie,met de huid van de poëzie,
die wonden die wonden van het bestaan toedekt van het bestaan toedekt en haar warmte veren haar warmte verspreispreidtdt
In mijn stad bestaan er amper verwaarloosde dichters. Zij eten en drinken goed.Zijn hebben geen natte sokkengeen gescheurde dekenof lege broodtrommels. Poëzie is dan geen abstracte godin,
·maar een toegankelijke brug tussen de haalbare en onhaalbare dromen.
In mijn stad leven er dichters die meer menselijk dan dichterlijk denken.Ze maken minder druk voor onze verwaarloosde gedichten,
·dan mijn rampzalige ineenstorting.
Zij laten me niet op straat zwerven.Zij schenken me een bed, computer, wijze tips, warmte en levensmoed.
Zij laten me echt niet in de put, ·van de vergeten gedichten vallen.
De menselijkheid heeft hier gewonnen.De Poëzie mag nu juichen, klappen, of huilen zelfs.
Want het oerwoud poëzie, net als de ruwe geschiedenis, verlangt naar een verwaarloosde, gehongerde dichter...
Dat mag dus niet in mijn stad. Poëzie en de mens mogen niet tegelijk instorten...
Rezart Palluqi
Er hangt een koordje rond
hun nekjes, voor het knopje
op hun ingevallen borst.
Zie, ze zitten daar
in hun kooitjes achter glas.
Ze wachten op een stukje brood,
een slokje lauwe thee:
het avondeten om vier uur.
Als ze drukken, ook per ongeluk,
roept even later iemand
iets het kooitje in, vol pit.
Het is acht uur, samen
één voor één naar bed.
Zie, de kooitjes donker nu,
zesendertig bij elkaar,
af en toe nog wat gepiep...
Frouke Hansum
mompelde ze, terwijl ze zich
moeizaam voortbewoog
door de eindeloze lange gang
en zich vasthield aan de
barre.
Ooit een koninklijke dame
om wie je niet heen kon en
nu, een schuifelend vergrijsd
krom streepje in een
verwassen bloemetjesjapon.
Ze stond stil toen ik haar passeerde
en staarde mij glazig aan:
- de wereld wordt een IJspaleis -
‘ Kom’, zei ik en pakte haar hand,
‘ ik breng u veilig naar de overkant.’
Rim Sartori
Je ruikt naar poep en 4711Ik vind je vies en vreemdNaast de diarree waarop ik onderuit gaLigt een geelbruine rochelEn jij trekt het laken over je gezicht.Ik raap mij opEn zucht eens diepDan moet ik huilenEn jij zegt “piep”.Zo kreeg je me te pakkenEn ik klom bij je op bedIk weet niet of je het merkteMaar ik heb drie krulspelden in je haar gezet.Je lag als een lijk zo stilWat ook zo hoort als niks meer wilMaar als je hart nog tocht doorlaatEn je huid door het laken en je haar heen praatToen ben ik dus gaan blazenin je orenonder je nagelsmet twee rietjes in de gaten van je neusEn de ballon met lang zul je levenheb ik boven de navel kunnen legen.Alles waait weg Petra VeldmanN
aar
luch
t h
ap
pen
Samen op de wipstuwt hij je steeds hogeren hoger tot jebenen bungelen bovenpeilloze diepten tot jeschreeuwt dat je eraf moet omdat je nogte veel te doen ente weinig tijd hebt Als je weer met beide benenop de grond staathef je samen het glasenwachtop de komst van zijn grote broer Niels Blomberg
Hij is het treiterbroertje van de doodlust geen beschuit met muisjesen laat zich ook niet zien bijhet eerste trekjehet eerste glaasjehet eerste meisje
Met zotskap en narrenlachwacht hij je ophalverwegeSchaterlachend duwt hijoneindig opzij
Haar spiegelbeeld kijkt haar zwart
doordringend aanhaar hart roept:
dat zij zwijgen moet
haar verdriet, stilver weg,
voorbij de horizon. heimelijke oceaantranen
deinen op de golven
Petra Luijten
Als je dan jarig bent geweesten na het zwembad nat het toilet op gaatvoel je hoe warm je jaren zijn. Als je dan 's avonds op je drieënzeventigste een bord vol erwtjes krijgtwil je op elk een zwavelstok. Frouke Hansum
Dubbelportret
Tijd is iets anders
Ik zie jou zittenop het bankjevoor het raam.Mijn koninklijke dame van weleer.Ik tover lachjesop je gezicht. Stralend streeltstrijklichtje blonde lokken.
Elke dag sta ik even stil kijk, naar jouw gegroefd gelaat,volmaakt verzonken in rust.Jij verkoos de stilte. Ik praat met jou,omademd met herinneringenverdrijf ik de eentonigheid.
Rim Sartori
Straks gaat alles doodJij gaat doodDe tijd gaat dooddoelloos meanderendzonder jou en mijEn ikga ook al een beetje dood Niels Blomberg
Vroeger was alles grootJij was grootDe tijd was grootonafzienbaar tussenoma en eeuwigheidEn ikwerd ook al een beetje groot Nu is alles oudJij bent oudDe tijd is oudsteunend op perkamenten herinneringenEn ikword ook al een beetje oud
ik was twee armen waartussen draden spanden haar bol rolde razendsnel van links naar rechts groeide hij en kromp weer bijna even snelals zij haar witte gaten haakte witte webben bedekten de bedden wit waren de ramen de tafel de leuning van de stoelzij spontegen pottenkijkers vieze vegen en een vette nek vergaanverdwenen in een mottenmaag de draden die ze maaktevergaan gegeten ook zij die acht poten had mijn dunne staken steken nog omhoogflarden hangen om mij heenresten van achtpotigheid Frouke Hansum
Fla
rden
De schommel schiet je het klaslokaal inEen cijferlijst het kantoorof de universiteit
Gewend raak je
aan het ophalen van je neushet wegbrengen van oud papieraan badmutsen en wintertenen Het nieuws duurt alsmaar korterlijkt het welHet verkruimelt nog tijdens je ontbijtWat wordt het koudIs daar de ijscoman? Je gaat naar bedFlanel op katoen Hoe zouden andere mensen dit doen Petra Veldman
Als alle papa’s nog snurken, kietel ik de mijne wakker,zodat ik kindertijdvroegmet hem kan stoeien Dan spetteren wij alles nat,zijn gezicht vaderlijkgerimpeldhet mijne nog meisjesglad Straks wil ikmet hem roeien, kijken naar de vogels luisteren naar de koeien of huppelen in het bos,gewoon rollebollen over het mos Maar vooral samen lachenen later als ik groot benwil ik ook zo’n papalachen een gekreukt gezicht Petra LuijtenD
e
De
pap
ala
ch
pap
ala
ch
Twee handen in het hardzand
Door de korrelkoelte
voelde ik je vingertoppen
nagels door het leven gehard
God en Adam alleen in de schepping
Twee jaren schampen elkaar
dragen de feestende wereld op handen
In de winterkilte zie ik de hemel
die jij voor mij verlicht
Ik vind je terug in elke vuurknal
Jij kocht ijsjes met spikkels en zand
Jouw sigaar ontstak mijn vuurpijl
Je gezicht spiegelt in de ruit
Ik voel je vingertoppen door het glas
Niels Blomberg
En ik luisterde niet naar mijn vader,toen hij zei: ‘Deze vrouw is niet voor jou!Je moeder stak het vuur samen met mij aan.Deze vrouw steekt ijverig alleen haar sigaretjesgooit niet eens haar asbak leeg.Zij weet niet wat openhart van een gezin is. Een vrouw zonder vader opgegroeid, weet niet wat mannelijke liefde en pijn betekent!Een gebroken gezin weent niet als een glas breekt’
Waarom moet mijn moeder op mijn vrouw lijken? ‘Alleen seksles heb je van je moeder niet gekregen’ fluistert hij sarcastisch in mijn oor!Ik begrijp mijn vader soms niet. Ik blijf voet bij stuk houden. Negeer hardnekkig zijn bezorgdheid. Wat weet je over de vrouwen van mijn generatie? spreek ik hem ironisch tegen.
‘Samen voor de zonsopkomst opstaan. De pap van de kinderen in de ochtend klaarmaken. Samen hout hakken en het vuur opsteken! Samen de kaarsen aan en uitblazen! Deze zijn tijdloze gezinsverplichtingen’ –zegt mijn vader berispelijk…En ik luisterde niet naar mijn vader, toen hij zei: Deze vrouw is niet voor jou! Nu, tuur ik betraand naar mijn eenzame wijnglas!
Rezart Palluqi
Breinpijn
Ik eet ranjadrink een cocosmacroontegenover me zitmijn boonhij pelt mijn nagelsen als hij vergaatroept hij Lag!Er is spinragachter ogenen een hoordopop mijn tong
Ik rook een vorkhet bed staat mooien liggen doe ikin de waser lopen tranenover het behangze hebben haast
Ga uw gang
Petra Veldman
Op zilte voeten
zoek ik naarstig
wat me ooit
zo dierbaar was
tussen de schelpen
zilvert ergens
een verloren oorbel
die eens mijn moeder
aan mij doorgaf -
een vluchtig beeld
in mijn luchtkasteel
van golven
droom met zand
in mijn ogen
en een schepje
- onbenul -
in mijn hand
op dit verdomd
verlaten strand -
Rim Sartori
Zij laat haar sporen nanaast de stoel ligt haar jashaar pumps in de badkameren op de derde tree, val ik over haar tas Op de tafel een koffiekopkoud en nog halfvolbroodkruimels op de bank,een bord met korstjes als dank Ik vloek en tier,vergat even het plezierdat zij ons geeft Sporen die laten zien, dat zij hier leeft
Petra Luijten
De sfeer van onbesprokenhangt ijskoud om me heen.
Ik voel me heel alleenmet honderdduizend spokenonzichtbaar weggedokenals lijken in het veen.De geur van onbesprokenhangt ijskoud om me heen.
Soms is het uitgebrokendwars door een muur van steen.
En dan schrikt iedereen,want niemand heeft gerokende geur van onbesproken. Niels Blomberg
Glimlachend kijktzij mij aan.Ondoorgrondelijkis haar blik. Zij laat allewoorden langszich gaan. Slap en verwaaidzit zij als fluisterbijop haar troon.
Vervreemd van thuisgaan haar kleurenrare trekken tonen. Haar beelden vanheden en verledenworden langzaam maar zeker uitgewist. Zachtjes duw ikhaar troonnaar de regenboog. Rim Sartori
op het plein,zwaar van jaren, eeuwig zwanger, samen zitten zij zij aan zij zij koesteren de sleutels, de grote tassen op hun bloemenschoot,prinsessen van het plein. Ze spuwen vuur, kwekken euro’s uit de boom, kraken boze harten, heupen springen uit de pan, ze lopen over, stromen, tot het licht wat minder wordt, magen knagen, bladeren fluisteren van een nieuwe ronde zij aan zij, als het morgen avond is. Zij eren de parken en pleinen,opdat onze dagen lang vol leven zijn.Ik droom van vuur en trotse oude vrouwen. Frouke Hansum
Levenswerk Haar hart ligt op de tongNiets is er op de leverwat zou kunnen klieren met de nieren Zij lacht de longen uit haar lijfHaar darmen verstoppen nietsHet dartelt daar benedenMet eileiders die juichenEn een baarmoeder die haar bevalt Zij werpt een levenGooit alle trossen losKloppende borstenEen navel die kirtEn een kind dat komt kijken Petra Veldman
De wind waait,
blaast mijn woorden
wereldwijd
Zinnen schreeuwen
vele woorden
Zonder
‘ik mis je’ of
‘ik hou van…’
Fladderende vleugels
fluisteren over de oceaan
zwaaien jou gedag
en ik…
Ik… laat jou
in liefde gaan Petra Luijten