29
Anura & Lepidosauria is een werkgroepblad voor werkgroep Amfibieën ,Reptielen aangevuld met Orthoptera . Onderwerpen zoals amfibieën uitsterving,schimmelepidemieën en ontwikkelingen soortpopulaties van herpetofauna worden behandeld. Taxonomische revisies, naamgeving en soortbeschrijvingen krijgen ruime aandacht . Wetenschapsnieuws uit zoologische hoek natuurbeheer en populatiedynamiek komen aan bod. Activiteiten rond A & L binnen knnv , regionale Atlasprojecten concentreren zich rond Nederland,West-Europa en de Mediterrane regio . De West-Palearctische regio . Anura & Lepidosauria is a magazine for fieldwork on amphibians, reptiles supplemented by Orthoptera. Thematic topics such as amphibian extinction, fungal epidemics and developments kind of populations of herpetofauna are treated. Taxonomic revisions and new species descriptions get attention. Science News on Zoology and nature conservation and population dynamics are discussed. Activities around A regional Atlas projects within & L knnv, Netherlands, focused on Western Europe and the Mediterranean region. The Western Palearctic region. 2013/ 11 12 ANURA & LEPIDOSAURIA 1 amfibieen & reptielen Nieuwsbrief Knnv veldbiologie

Anura en lepidosauria

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Field herpetofauna in the Netherlands,Veluwe . Last decades we're active with surveying reptiles and amphibians of all kinds in Western Europe . Special concern is going to rare species or endangered situations . Reptiles are getting isolated. All listed species are observed and described in Western Europe, especially the Dutch and Belgian Situation .

Citation preview

Anura & Lepidosauria is een werkgroepblad voor werkgroep Amfibieën ,Reptielen aangevuld met Orthoptera .

Onderwerpen zoals amfibieën uitsterving,schimmelepidemieën en ontwikkelingen soortpopulaties van herpetofauna

worden behandeld. Taxonomische revisies, naamgeving en soortbeschrijvingen krijgen ruime aandacht .

Wetenschapsnieuws uit zoologische hoek natuurbeheer en populatiedynamiek komen aan bod. Activiteiten rond A &

L binnen knnv , regionale Atlasprojecten concentreren zich rond Nederland,West-Europa en de Mediterrane regio . De

West-Palearctische regio . Anura & Lepidosauria is a magazine for fieldwork on amphibians, reptiles supplemented by

Orthoptera. Thematic topics such as amphibian extinction, fungal epidemics and developments kind of populations of

herpetofauna are treated. Taxonomic revisions and new species descriptions get attention. Science News on Zoology

and nature conservation and population dynamics are discussed. Activities around A regional Atlas projects within & L

knnv, Netherlands, focused on Western Europe and the Mediterranean region. The Western Palearctic region.

2013/ 11 12

ANURA &

LEPIDOSAURIA

1

amfibieen & reptielen Nieuwsbrief Knnv veldbiologie

Anura &

Lepidosauria . okt.-nov.-

dec. 2013

Nieuwsbrief werkgroep amfibieën en reptielen knnv

Voor je zien jullie de eerste nieuwsbrief van de kersverse werkgroep amfibieën en reptielen (knnv)

oorspronkelijk VAR .*Vissen incl. Deze is licht aangevuld met relevante entomologische waarnemingen zoals

sprinkhanen en krekels (orthoptera). Deze worden in natuurbeheer aangeduid als biotoopgeleidende soorten,

en komen vaak in symbiose voor met reptielen. Wat een niet minder interessante soortgroep betreft die op het

beheer en biotoopeisen vaak overeenkomen .De symbiotische verhouding met biotoopgebruik en voorkomen

in relatie met populaties van bepaalde hagedissen,slangen of kikkers is meer dan interessant . In ons

kikkerlandje, is inmiddels ook klimaatverandering aan de gang en schuift de klimaatgrens al geruime tijd zo´n

4 km per jaar Noordwaarts op, hiermee krijgen we te maken met een warmer en meer aride type klimaat in de

zuidelijke regionen meer Noordwaarts zullen echter ook de winters strenger en natter worden .

KNNV VELDBIOLOGIE

Voorwoord :

Met de huidige klimaatverplaatsing reageren flora en fauna razendsnel,sommige soorten houden dit goed bij

en passen zich voldoende aan,andere soorten verdwijnen of verkrampen in populatiedynamiek ,of schuiven

mee met de huidige verschuiving,vooral sprinkhanen,krekels,mieren en bepaalde vogels zien we voor het

eerst in nieuwe contreien steeds Noordelijker dan hun vorige grensverspreiding . We zagen afgelopen jaren

uiterst zeldzame dagvlinders terugkeren in het uiterste Zuiden. De St.Pietersberg is een goed indicatiegebied

voor hervestiging ,zo komen sinds kort het kaasjeskruiddikkopje,bruin dikkopje en Iepenpage weer binnen

onze grenzen voor en is een uitbreiding van de eerder in ons land verdwenen Veldparelmoervlinder. Nog

recenter zijn erg bijzonder soorten die ons land nog niet eerder aandeden zoals de Braamparelmoervlinder nu

al 2maal gesignaleerd. De Purperstreepparelmoer eveneens en de Rode Vuurvlinder,wat een spectaculaire

soort is . Diverse nieuwe soorten krekels en sprinkhanen vinden hun Noordwestelijke grens binnen onze

arealen breiden zich verder noordwaarts uit . Een goed voorbeeld is de fraaie sikkelsprinkhaan die 7 jaar

geleden nog slechts in de zuidelijke delen van Brabant en Limburg voorkwam,maar deze door de

klimatologisch nieuwe situatie zich razendsnel op de Utrechtse heuvelrug,de Veluwe en in Salland

verspreidde . De spoorkrekel dook op in 2010,als compleet nieuw voor Nederland, zo ook de

Kiezelsprinkhaan . Herpetofauna reageert divers op veranderende omstandigheden en nog steeds is er reden

tot zorg voor onze inheemse soorten met name luidde onlangs de noodklok voor de Vuursalamander,wellicht

de meest opvallende,en bijzondere soort amfibie,in onze contreien die nog net op 2 grote en 5 kleine

populaties te vinden was in t uiterste Zuiden,maar deze zijn zeer ernstig gedecimeerd door (Ravon,2013,Gent

Uv) een nieuw soort schimmel die de dieren de das omdeed . Meer dan 95 % van de populatie is naar

schatting reeds verdwenen,we moeten dus vrezen voor de toekomst van deze soort voor ons land. Maar er is

misschien hoop,in het artikel in deze nieuwsbrief te lezen .

Reptielen en amfibieën zijn veelal afhankelijk van lokale biotooptypen met een typisch microklimaat, spec.

bodemsoort,voldoende geschikt areaal en aangesloten leefgebieden en kunnen niet snel verplaatsen mede

omdat ook de leefgebieden in West-Europa vooral in de Benelux regio flink versnipperd zijn . De Knnv,

gegevensbeheerders als ravon,Eis,Vzz,Tinea en de Vlinderstichting werken samen met bosschapen en

provinciale Landschappen grote particuliere landgoederen om een betere leefomgeving te creëren voor

kwetsbare en prioritaire soorten .Dat is niet altijd eenvoudig en is juist in Nederland en Vlaanderen,

Luxemburg en deels in Wallonië het landgebruik met diverse bestemmingen en gefragmenteerde

landschappen ,grove infrastructuur en verstedelijking een probleem . Het is een complex gebeuren om

landeigenaren,agrarische percelen van enige natuurwaarde en aangesloten terreinen aan natuurgebieden

gelegen allemaal naar rechts te richten om zo karakteristieke landschappelijke waarden en natuurlijke

biotopen te vergroten . Het aanleveren van kennis rond belangrijke soorten zoals die uit de habitatrichtlijn die

aanwezig kunnen zijn met lezingen,folders en bijeenkomsten is dan ook zeer zinvol .

Regionaal stimuleren van participatie van grondeigenaren met specifieke belangrijke biotoopstructuren

proberen te beschermen doormiddel van goede voorlichting ,presentaties voorstellen aan gemeente en of

provincie is zeer zinvol . De gemeente behartigd belangen van particulieren en perceeleigenaren , bij

ruimtelijke ingrepen van allerlei aard heeft de provincie t laatste woord en kan aanwijzingen en

aanbestedingen wijzigen of tegengaan . De habitatrichtlijn, Doelsoortenlijst en de Conventie v Bern is dan

ook verplichte kost van de EU milieu en natuurcommissie die flink aan de weg timmert met de EHS en N2000,

die in 2020 gereed moeten zijn .

Soortverlies word bestreden binnen de EU, elk land en regering die niet aan kunnen tonen dat biodiversiteit

goed op de agenda staan en soorten niet achteruit gaan maar en diversiteit stabiel blijft,kunnen extreme

maatregelen verwachten . evenals bedrijven,grondeigenaren die als zodanig handelen dat expliciet

beschermde soorten in het gedrang zijn gekomen. Of dat hun biotoop niet als zodanig word beschermd te

midden van werkzaamheden of buitenactiviteiten . Zoals op de Veluwe een groot goed zijn de vele

recreatielandjes en campings, hier is echter ondanks alle wetgeving en beschermingsprotocollen lang niet

altijd gedaan wat kon en word zelfs vaak bar weinig rekening gehouden met landschappelijke waarden en of

belangrijke biotopen en zien we soms verschillende hectare met belangrijke voedselplanten voor

rupsen,vlinders en sprinkhanen verdwijnen. Oud hout word nog teveel als rommelig ervaren en takkenbossen

en hopen hakhout worden ´opgeruimd´ Tot ergernis van de expertbureaus die goed weten wat er allemaal

huist of kan huizen onder en tussen takkenbossen,houtmateriaal,dode bomen en maaiselhopen . Talloze

ongewervelden zoals krekels,nachtvlinders,loopkevers en boktorren en mierachtigen vinden een schuilplaats

onder dergelijke structuren,zijn deze flink begroeid met mossen en grassoorten,dan volgen meer

terrasvormige ecotoopjes,waar een groeiende soortenmassa gebruik van maakt . Behalve bijna alle reptielen

en amfibieen in Europa zijn ook steeds meer insecten,vrijwel alle libellen,dagvlinders,water en loopkevers

beschermd, Steenvliegen zijn belangrijke indicatoren voor een gezond vochtig beeksysteem. Veel

ongewervelden groepen zijn goed meetbaar en vallen op als er verandering optreed zoals

verplaatsing,verkleining van populaties of complete wegvagen van regionale populaties

Boomstronk met verassing .

Als we ons beperken tot de herpetofauna en de orthoptera dan kunnen we stellen dat deze houthopen erg

belangrijk zijn voor een fors aantal soorten . Zo´n 2 jaar geleden hoorde ik ergens dat in Nunspeet in 2008

een oude boomstronk werd geruimd,omdat deze ´geen´functie meer had en hinderlijk werd bevonden deze

werd dus geruimd van het natuurterrein, tussen de wortels en gaten van de boomstronk op dit landgoed werd

uiteindelijk een aanzienlijk aantal Adders (vipera berus ) ontdekt het gros van de 12 Adders werd ernstig

verwond of erger , wat een zeer ongewenste situatie is dat in feite niet had mogen gebeuren .De AID

Groendesk kan hierin uitkomst bieden maar ook de flora en fauna inspectie, in dienst van de Provincie De

Adder is zeer streng beschermd en staat onder diverse wetgevingen op de kaart net als de zorgplicht onder

de Boswet/natuurwetgeving, in dit geval heeft de landeigenaar verzaakt om de nodige maatregelen te nemen

en zich nooit gemeld bij omgevingsmaatregelen of het terrein laten onderzoeken om ecologische

kernstructuren te laten toetsen . De Adder is gevoelig voor verandering en kan zich jarenlang verschanst

houden in een bepaald habitat,mits er voldoende beschutting ,vocht en zonplekken zijn . In dit geval kan het

bijna niet zijn dat deze dieren nooit opgevallen zijn,maar moedwillig niet gemeld is mogelijk,want anders

zouden speciale (mitigerende) maatregelen uitkomst moeten bieden door een ecologische of

landschapsorganisatie .

AIDGroendesk: toepassing Flora en faunawet inheemse herpetofauna

Meerdere ervaringen als bovenstaande leert het volgende, meld altijd een geval van nood of beschadiging of

ongewenste verstoring van beschermde soorten,expliciet reptielen en amfibieën, de gemeente boa,AID,ffboa

of milieu-inspectie visserij en wild,zien hierop toe, en hebben de hoogste staat van prioriteit om zorgvuldig

hiermee om te gaan en zonodig maatregelen te kunnen nemen. Zo is de gemeente Roermond in opspraak

gekomen door misstanden rond een braakliggend terrein met een door de Knoflookpad (Pelobates fuscus)

bewoonde poel,die niet verstoord mocht worden, waar illegale werkzaamheden zijn uitgevoerd,de gemeente

Roermond is gesanctioneerd door de AID,en heeft naast een schriftelijke represaille een boete, van meer

dan een ton gekregen . Dit soort zaken geven een goed voorbeeld, van hoe het werk van ecologisch

waarnemers,veldwerkers, en ook inventarisatie of beheersvrijwilligers zo hun ogen en oren goed kunnen

gebruiken om misstanden op faunistisch gebied een halt toe te roepen .

Knoflookpad,West-Overijssel,Vechtdal .

Persoonlijk heb ik een aantal maal ingelicht gewerkt met de AID en heb geattendeerd op een adres in

Amsterdam die meerdere gladde slangen (coronella austriaca ) een rode lijst en habitatsoort, voor verkoop

aanbood, voor royale bedragen , nu mag men deze dieren al niet vangen,verstoren of hun biotoop betreden

zonder ontheffing FF-ELI. Maar het houden en moedwillig verhandelen van deze dieren ligt nog een

categorie hoger en word gezien als een misdrijf, deze persoon is overigens aangehouden .

In Amsterdam West,waar in een parkgedeelte

(Westerpark ),een zeer groot park de

Rugstreeppad ( Bufo calamita) voorkomt in open

zandrijk gebied met poelen,broekbosjes en

strooisellagen heeft een milieu actiegroep met

succes geprotesteerd tegen het verdwijnen van

poelen,waardoor de voortplantingsplaats van de

Rugstrepen gered werd . De Rugstreeppad is

een rode lijst gecategoriseerde soort en staat als

kwetsbaar te boek,de werkzaamheden zijn na

bijkomen van een kort geding verbod geacht en de

populatie Rugstreeppadden is bij deze

veiliggesteld. Groot probleem bij gemeente

,landschappen,en boerennatuur is

veelal,onbekendheid van biodiversiteit , hoe de vele soorten (1600) te herkennen die op de Rode lijst of Ffwet

staan vermeld,daarom is ondersteuning altijd nodig van experts of veldkenners, zo heb ik zelf de gemeente

Elburg geattendeerd op het voorkomen van het gewone Spitskopje en Kustsprinkhaan 2 soorten uit de

doelsoortenlijst en Conventie v. Bern,Nederland heeft een zorgplicht voor deze vochtminnende

sabelsprinkhaan en veldsprinkhaan . Bij maaiwerkzaamheden en of verdroging door overmatig snoeien,of

rastering zal het habitat beschadigen en dus de soort ,er dient rekening te worden gehouden met de

biotoopeis en verspreiding van deze richtlijnsoort .

De foto bijgevoegd toont enkele subadulte Rugstreeppadden en een kleine watersalamander,gevonden langs

het spoor,bij t Harde,op het ASK. Zandpad richting. Wezep .

Inhoud Anura en Lepidosauria 2013 2014 1/2 :

Gelderse vallei Flevo,Veluwe,Salland en Noordoost

introductie soorten en status Veluwe en omstreken

NoordOost : Achterhoek,Twenthe en Drenthe

Bijzondere soorten en biotopen met grote dichtheden

Midden/Zuid :Utrecht,Brabant en Limburg

Nieuwe vondsten Utrecht,uitbreiding areaal Brabant en virusdrama Limburg

Amfibieen schimmelziekte en het Ranavirus : bedreiging voor Koudbloedigen.

Euroherping ; Europees nieuws en waarnemingen

Euro-Fieldtrip : De Zuid-Ardennen,Lorraine en de Vogezen

Anura en Caudata ; soortupdate en taxonomische revisies

Sauria en Ophidia ; soortupdate en taxonomische revisies

Orthoptera- corner ; waarnemingen

Herp-Quiz : welke soort is dit ?

Thema: Amfibieenschimmelziekten en Ranavirus alert !

Herpetofauna in Cultuurhistorie : De Rugstreeppad

Wetgeving, status van inheemse soorten

Knnv Vereniging voor Veldbiologie

De Knnv is de landelijke organisatie voor het beoefenen van veldbiologie en

natuurbescherming . De Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging is nu

reeds 110 jaar oud en is daarmee de oudste en meest breed geaccepteerde

kernorganisatie in de veldbiologie.

De Knnv heeft enkele duizenden publicaties gedaan afgelopen decennia ,van

oorspronkelijke en unieke entomologische en botanische tabellen,soortoverzichten

en ecologische principes en natuurbeheerstechnieken

Colofon : Redactie : Marc Abuys en Gert Prins Knnv NO Veluwe. Email;

[email protected] 0525-651767 of 06 5099 6847

copy,foto´s naar [email protected]

Leden voorlopig (winter/lente 2014) : Gert Prins,Marc Abuys,Janet Stam-de Moed ,Bart vd Meij, Lex

Plasmans, Sjoerd v Bemmel, Rene vd Broek ,Laura Marijn ,Joury v Veek ,Michael Bongers,Roy Breunis,

*** Omdat de leden nog niet allen zijn geregistreerd bij de Knnv ,maar belangstellenden bij mij als initiafnemer bekend zijn is de de

voorlopige lijst. Afspraken en excursies lopen ook via mij als vz .

Gelderse vallei Flevoland,Veluwe Salland en

Noordoostpolder

Deze regio is de meest diverse en belangrijkste regio op het gebied van reptielen en amfibieen

populaties en voorkomende

soorten .

In de Gelderse/Veluwe en

West-Overijssel komen

minstens 20 soorten van

oorsprong voor van de totale

24 soorten herpetofauna .

Reptielen

De Adder ( vipera berus) en

Gladde slang (coronella

austriaca) vinden hun hier

hun belangrijkste

kernpopulaties vooral de

voor de Gladde slang is deze regio van zeer groot belang en komen op de Veluwe de grootste en

meest aaneengesloten populaties voor . Ook de ringslang heeft een goede verspreiding in deze

regio al zit de ringslang wat meer geconcentreerd in de laagveenplas regio en de rivieruiterwaarden

ten Noorden van de Rivierenbuurt en Plas’en draszone in de Utrechtse ,Gooise veenrestanten .

Op de grens van Drenthe en West-Overijssel in het Reestdal en langs de Vechtvallei van Dalfsen-

Ommen- Marienberg in het Beerzerveengebied,Junner Koeland en het Vechtdal komen eveneens

belangrijke populaties voor van de Adder (*rode lijst) voor . Een stuk zeldzamer is de Gladde slang

oostelijk op de Sallandse heuvelrug.

De Veluwe met de

grootste regio aan droge

en vochtige

heide/schraallanden en

hoogveen ,staat hier als

belangrijkste gebied voor

de

Zandhagedis,Levendbaren

de hagedis met zeer grote

populaties ook van de

Hazelworm compleet als

hagedissengebied als

nummer 1 op de kaart

.Nergens anders in de Benelux regio komen er dergelijke populatieverspreiding nog voor van de 3

hagedissen , zelfs de Muurhagedis (*nummer 4) die zijn oorsprong hier niet vind, kunnen we

tegenkomen inmiddels op de Veluwe in de Zuidoostelijke hoek nabij Barneveld/ Lunteren langs de

spoordijken . Dit betreft zeer waarschijnlijk uitgezette of door anderszijds antroposofische

gestimuleerde verspreiding .Niet altijd juist geïnterpreteerd .

De Gladde slang,(coronella austriaca aus.) een heimelijke en weinig geziene soort blijkt uit diverse

recente rapporten en de toenemende veldwaarnemingen toch een stuk minder zeldzaam dan eerder

aangenomen , goed nieuws is dan ook te vernemen van deze Rode lijst en EU Habitatrichtlijnsoort .

Op diverse gebieden zoals de Veluwe,Overijssel zijn nieuwe vindplaatsen gemeld en zelfs onlangs

uit de Utrechtse heuvelrug wat zeer bijzonder te noemen is . In Nederland is de soort stabiel te

noemen,toch is er aandacht nodig en zijn er onder meer in Brabant grootschalige projecten

geopteerd om gebieden te verbinden om de Gladde slang ruim baan te geven ,met succes zijn er in

de Oostelijke Peelvenen dan ook behoorlijk grote aantallen dieren waargenomen en in het uiterste

Zuidwesten bij Putte en Zundert op de Nederlands-Belgische grensregio . Het exemplaar is een

nominaat uit Noordoost Frankrijk (2012) ,Elzas,nabij Epinal in het Grand/Ballon reservaat . Deze op

grofweg 550 km van Nederlandse populaties levende individuen vallen op door hun lichtere

kleurencombinatie ,met roze/achtige tinten. Kleuren van Noord-Europese dieren zijn veelal

donkerder,bruin,grijsbruin tot bijna zwart en dit is typisch een gevolg van klimatologische en

koelere omgevingsomstandigheden .

De Amfibieëntunnel

Een faunapassage voor amfibieën bestaat veelal uit een zogenaamde amfibieëntunnel. Hierbij

wordt onderscheid tussen open en dichte tunnels gemaakt. Dichte tunnels worden onder wegen

aangelegd en kunnen een rechthoekig of rond profiel hebben. Open tunnels zijn aan de

bovenkant voorzien van kleinere openingen of een metalen rooster en hebben altijd een

rechthoekig profiel. Open tunnels liggen altijd in het wegdek verzonken. Een belangrijk aspect is

de lichtinval. Naarmate er meer licht in te tunnel komt, wordt de kans dat amfibieën er gebruik

van maken groter. Om hier zorg voor te dragen is het belangrijk de diameter van de tunnel af

te stemmen op de totale tunnellengte. De geschikte lengte-diameter verhoudingen zijn te

vinden in de brochure ‘Amfibieën onderweg’ (Anonymous , 2002) en het rapport ‘Veilig naar de

overkant’ (Prudon & Creemers, 2004).

Een ander belangrijk aspect is de geleiding. Om amfibieën richting de ingang van de tunnel te

“dwingen” is het zaak de juiste geleiding te kiezen. Hierbij is het verstandig voor duurzame

producten te kiezen en er op toe te zien dat zij correct worden toegepast. Zo moeten losse

elementen precies op elkaar aansluiten en wordt de geleiding bij voorkeur in een hoek van 45°-

60° ten opzichte van de trekrichting geplaatst. Naast deze belangrijke aspecten zijn er nog tal

van zaken die het succes van een faunapassage kunnen beïnvloeden. Aangeraden wordt om

‘Amfibieën onderweg’ (Anonymous , 2002) en het rapport ‘Veilig naar de overkant’ (Prudon & Creemers, 2004) te raadplegen.

Onderhoud (zie checklist en informatiebladen)

Nadat een faunapassage is aangelegd, moet deze jaarlijks worden onderhouden. Zo moeten

zowel de tunnel als de gehele geleiding worden geïnspecteerd. Tunnels kunnen na verloop van

tijd vol komen te zitten met bladeren, zand/grond en dergelijke en moeten dan weer worden

schoongemaakt. Dit is bij open tunnels ook raadzaam deze periodiek door te spuiten om

bijvoorbeeld ingesijpelde pekel- en olieresten te verwijderen.

Ook kan het gebeuren dat geleidingsschermen beschadigd zijn door onderhoudswerkzaamheden

en omgevallen bomen. Planten die tegen de schermen aan zijn gaan groeien zijn eveneens

onwenselijk. Bij een dergelijke inspectie moeten mankementen worden verholpen. Een handig

hulpmiddel voor het onderhoud aan faunapassages is het boekje Richtlijnen voor inspectie en

onderhoud van faunavoorzieningen bij wegen (Rijkswaterstaat, 2006)

Amfibieen schimmelziekte en het Ranavirus :

bedreiging voor Koudbloedigen.

Omstreeks 1985 werden in de eilandarchipel Nieuw Zeeland en Australie opvallend hoge sterftegevallen gemeten aan de endemische amfibieën die er voorkwamen,jaren later werd het gevaarlijke Ranavirus vastgesteld dat eveneens in Midden-Amerika en delen van het Amazone-bekken huishield. Vele unieke amfibieën families zoals de fraaie Atelopus Klompvoetkikkers, zijn inmiddels gedecimeerd . Het virus breidde zich uit naar Europa doormiddel van de handel en transporten van planten en dieren, en daar blijkt het eveneens een fors probleem waar de soortpopulaties onder leiden . De zeer gevaarlijke huidziekte Chytridiomycose (Chytrid) veroorzaakte al een ware slachting in

Midden-Amerika en is rond 2010 ook in Noordwest-Europa oa in Belgie en Nederland vastgesteld. Alvorens ik in de materie duik van deze virussen,een voorafje omtrent de zeer bijzondere Maagbroeders van het geslacht Rheobatrachus,weliswaar zoologisch uniek en…verdwenen .

Unieke Maagbroeders uitgestorven . Een unicum in de dierenwereld is niet meer ,als we uitgaan van de IUCN Redlist databanken die samen met gegevens van National Park Eungella en alle betrokken zoologen van ASG ,waar het ontbreken van de Maagbroedkikkers tijdens 25 jaar onderzoek hard aankwam .

De 2 soorten kikkers uit het geslacht Rheobatrachidae kunnen uitermate uniek beschouwd worden vanwege de zeer bijzonder ontwikkeling van de larven tot volledig gemetamorfoseerde jonge kikkertjes, dat wat lijkt op de ontwikkeling van de sterk bedreigde familie van bekbroeders (Rhinodermatidae)uit Chili . De bekbroeders nemen de eitjes op in een keelzak waarin ze zich ontwikkelen. De Rheobatrachus- soorten worden omschreven als maagbroeders, ze slikten de eitjes door, om de kikkervisjes in de maag te laten ontwikkelen.Tijdens dit proces stopt de stofwisseling volledig, er word dus geen voedsel opgenomen . Alleen vrouwtjes doen dit, het aantal geboren kikkertjes bleek altijd echter lager dan het aantal bevruchte eitjes, het is echter niet duidelijk hoe dat komt, de larven leefden van hun dooier en waarschijnlijk niet van elkaar. Door het 'uitbroeden' in de maag werd het nageslacht beschermd tegen uitdroging, beschimmeling en predatie, maar bovenal waren de kikkers voor de voortplanting niet meer afhankelijk van oppervlaktewater, wat een grote voorsprong is op vrijwel alle andere soorten kikkers en padden. Helaas zijn de pas in de 70ér jaren ontdekte unieke dieren, na intensieve onderzoeken in de 80 ér jaren niet meer teruggevonden, een kweekprogramma dat werd geinitieerd door een studiegroep met een aantal individuen mocht eveneens niet baten . Sinds de eerste soort Rheobatrachus silus, (Liem,1973 ) omstreeks 1973 zijn bestaansrecht kreeg, werden in 1981 ,reeds sterke achteruitgang in de bekende populatie ontdekt,..de verassende tweede soort Rheobatrachus vitellinus,(Mahony,1984/85 Davis) werd pas in 1984 ontdekt ,tijdens het verdwijnen van Rheobatrachus Silus, waarvan het laatste in gevangenschap gehouden exemplaar in 1983 het leven liet . De Rheobatrachus vitellinus (Eungella Gastric-brooding frog) werd alleen gevonden in het Eungella National park ,enkele honderden kilometers ten noorden van de R.silus. Deze werd na menig veldonderzoek in de 90 jaren tot 1999, niet meer teruggevonden .Beide soorten zijn in 2002 als uitgestorven geregistreerd op de IUCN Redlist . De reden van verdwijnen en uiteindelijke (verm.) uitsterven van deze soorten, is niet echt duidelijk, er zijn geen directe aanwijzingen or redenen gevonden die konden lijden tot uitsterven,men verwacht hier nog uitsluitsel over te kunnen geven . Ondanks het vermoedelijke uitsterven is een beheersherstelplan opgezet dat zou moeten leiden tot herstellen van de uitgestorven populatie .

Jean-Marc Hero, Keith McDonald, Ross Alford, Michael Cunningham, Richard Retallick 2004. Rheobatrachus vitellinus. In: IUCN 2012. IUCN Red List of Threatened Species. Version 2012.2. www.iucnredlist.org Bovenstaande Zuidelijke Maagbroedkikker ,zijn treurige relaas wilde dat pas kort na zijn ontdekking in 1984 de toch al zeldzame soort verdween van het toneel . Gedacht word dat de soort reeds in 1990 uitstierf . Zoekacties en maandenlange expedities erna hebben geen positieve resultaten meer opgeleverd. Ondanks zijn conventionele uiterlijk ,is vooral de aanpassing in milieu, en de gedragingen van deze soort zeer uitzonderlijk te noemen . De Maagbroeders beschermen hun kroost wel op zeer ludieke wijze .

Het grijsbruine lichaam laat op de rug gevarieerde donkere en lichte vlekken zien,de onderzijde waren witachtig met grote crèmige randen. Een donkere streeprand loopt van t oog naar de voorpoten. De smalle iets afgeplatte kop,draagt grote uitpuilende ogen. De tenen zijn volledig bewebt . Deze superaangepaste soort had een manier gevonden om zijn kwetsbare kroost te beschermen tegen allerlei grote gevaren zoals droogte,gevaarlijke infecties en predatie. De unieke wijze waarop dit gebeurde is werkelijk zeer uniek en nog nooit eerder waargenomen in het Dierenrijk . Ondanks de bescherming van de juvenielen,hebben de volwassen dieren ook geen wateroppervlakten nodig om te overleven … Treurig genoeg konden diverse onderzoeksteams al vanaf 1985 geen levende individuen meer vinden,en werd het complete geslacht door de IUCN en ARC geregistreerd met de GE (Globally Extinct) code tot nader order .

De Zuidelijke Maagbroedkikker (Gast Brooding frog) werd voor het eerst in 1972 ontdekt in ongerepte regenwoudcomplexen bij Blackhall en Conodale ranges in Zuidoost Queensland. De populatiespreiding was toen al klein, de soort bewoonde een gebied kleiner dan 1400 km2 tussen 350 – 800 m hoogte . Deze uitzonderlijke kikker bewoonde heldere,koele en snel stromende beken in de stroomgebieden van de Mary,Stanley en Mooloolah rivieren in ongerept regenwoudgebied. De rivierarmen waren bezaaid met grote keien,boulders waar de kikkers zich tussen of onder verstopt hielden.

De kleine ovaalvormige kikkers werden gemiddeld zo´n 45-54 mm lang,(F) en de mannen varieerden van 33-41 mm .

The southern gastric brooding frog employed one of the most original life-history strategies in the animal kingdom –brooding of the young within the stomach of the mother. Females would swallow their fertilised eggs and allow the young frogs to develop into tadpoles, and subsequently froglets. During the brooding period the female’s digestive process would shut down and her stomach would become so bloated that her lungs would collapse under the pressure, forcing her to rely solely on gas exchange through her skin for respiration. It was observed that during pregnancy females remained completely active even though their buoyancy and centre of gravity were affected to the point that when resting they floated vertically, rather than horizontally, in the stream.

Following its discovery in 1972 the southern gastric brooding frog was thought to be relatively abundant across its range until 1979. A study in 1976 revealed that there were 78 individuals in a population of the species located in the headwaters of Booloumba Creek in the Conondale range. The species declined rapidly and disappeared in a relatively short period of time, and the last individual was seen in the wild in 1979. Since then concerted efforts and surveys have tried to locate the species without any success. The exact cause of the species’ decline is still not known. Because of the rapid nature of its extinction it is difficult for researchers to pin-point an exact cause. Although there was a small amount of commercial logging operations within the species’ range, the effects of which were never investigated, individuals were present in the logging catchments from 1972 through to 1979. It is now thought that the cause of the species disappearance is probably due to infection within the population of a virulent pathogen, most probably the chytrid fungus Batrachochytrium dendrobatidis which has been implicated in the declines of many amphibian species worldwide. It is now known that the southern gastric brooding frog was one of the first of a series of amphibian extinctions that occurred from the late 1970s until the early 1990s within Queensland and the Northern territories. This series of extinctions began in southeast Queensland with the declines of this species and the southern day frog, Taudactylus diurnus. It continued into the mid 1980s with the disappearance of the northern gastric brooding frog, and the severe decline in numbers of the northern day frog, Taudactylus eungellensis. Finally several species on the Big Tableland of northern Queensland became extinct in the early 1990s. This wave of population decline and species extinction occurred at a rate of about 100 km per annum and is typical of epidemics spreading within a population without immunity.

http://www.arkive.org/southern-gastric-brooding-frog/rheobatrachus-silus/

De huidziekte chytridiomycose voornamelijk geconstateerd bij Amfibieen, is in Europa vanuit Zuid-Amerika verder verspreid

De ernstige ziekte ( ook wel Chytrid.) word veroorzaakt door de schimmel Batrachochytrium

dendrobatidis,deze veroorzaakt wereldwijd massale sterfte onder amfibieën,zo ook in Europa. De toch al onder druk staande metapopulaties in West-Europa door infra en toenemende versnippering en verzuring hebben er een grote vijand bij ,vlotte signalering en melding van verdachte vondsten moeten daarom snel doorgegeven worden .Bij voldoende aanname van constatering van een dezer gevaarlijke ziektebeelden,worden direct bronnen onderzocht .Iedere veldwerker,inventarisatiemedewerker of natuurenthousiast in het buitengebied hebben dus een belangrijke extra taak om dergelijke zaken meteen te melden bij het DHWC en of RAVON.Verstandig is ook om locaal het beheer/of terreineigenaar te verwittigen over de vondst(en). In Spanje en in Frankrijk en reeds in Belgie is sterfte opgetreden die direct verband houdt met deze ziekte. Onderzoek van RAVON/Hyla groep in 2009 heeft aangetoond dat de schimmel in Nederland is. Wat de effecten zijn op onze soorten is vooralsnog onbekend. Er is geen reden om aan te nemen dat chytridiomycose schadelijk is voor mensen.

Eind 2010 is ranavirus in Nederland aangetoond. Er zijn verschillende ranavirussen. Ranavirussen kunnen

massale sterfte veroorzaken in populaties vissen, amfibieën, of reptielen, maar zijn nog nooit in verband gebracht met ziekte bij de mens. Voorbeelden van uitbraken bij wilde amfibieën in Europa zijn uitbraken door FV3-achtige virussen in bruine kikkers in Engeland sinds ca. 1985 en in bastaardkikkers in Denemarken in 2008, uitbraken door CMTV in Alpenwatersalamanders en vroedmeesterpadden in Noord Spanje. De uitbraken zijn meestal van korte duur en komen vooral voor rond de zomer. Ruim duizend groene kikkers en enkele kamsalamanders stierven in september 2010 in een vijver bij het bezoekerscentrum van Dwingelderveld. De stekelbaarsjes in het ven gingen niet dood. Het is bij beide ziektes evident dat de mens een belangrijke rol kan spelen als verspreider van de schimmel

of van het virus.

Om die reden kunnen activiteiten in het veld een potentieel risico vormen voor

amfibieën. Eenvoudige desinfectiemaatregelen die kleding en veldmaterialen reinigen, zijn zeer effectief in

het verminderen van de verspreiding van schimmels of virussen naar nu nog ‘schone’ gebieden. In dit

advies treft u eenvoudige, preventieve maatregelen aan die u kunt nemen.

Het onderstaande protocol advies richt zich alleen op de ‘standaard’ veldonderzoeksmethoden. Wanneer

herintroducties, verplaatsingen van dieren etc. uitgevoerd worden gelden strengere hygiëne-eisen.

***Hygiene Protocol veldwerk ***

-Hanteer amfibieën alleen als het echt noodzakelijk is. Er zijn geen beperkingen in het veld, zolang u voorzorgsmaatregelen neemt.

-Neem ook hygiënemaatregelen in acht als u met vissen, of macrofauna werkt (en de amfibieënongemoeid laat).

-Amfibieën moeten altijd weer op de exacte vangslocatie worden losgelaten.

-Als uw handen in contact komen met water of met amfibieën moeten wegwerphandschoenen(poederloos) worden gedragen. Neem ook handzeep mee.

-Alle materialen die tussen verschillende locaties1 gebruikt worden, moeten worden

gedesinfecteerd.

-Als u het water in bent gelopen, of contact hebt gemaakt met het water (of modder), moeten

schoenen/laarzen/waadpak worden gedesinfecteerd.

-Parkeer uw auto iets verderop op een verhard pad en niet op (zachte modderige) vegetatie.

De amfibieschimmel overleeft droogte niet, maar ranavirus kan wel 200 dagen in leven blijven op

droge oppervlakten. Het laten drogen (4 uur of langer) van je veldmaterialen tussen veldbezoeken

door is dus voldoende effectief tegen chytridiomycose, maar niet voor ranavirus.

Dode en/of zieke amfibieën zijn ‘high risk’. Hanteer ze enkel met handschoenen, rapporteer zieke

dieren en neem dode dieren mee (in dubbele plastic zak).

Neem bij het aantreffen van dode dieren contact op met het DWHC (voor contactgegevens www.dwhc.nl ), meld het aantreffen van massale sterfte bij RAVON en meld ook vondsten van ziek uitziende dieren ([email protected]).

Een locatie wordt gedefinieerd als een unieke poel of een bekensysteem die/dat niet in directe verbinding staat metander

oppervlaktewater.

Desinfecteren

- Borstel plantenresten, modderkluiten etc. af

- Spoel met water. Water uit een poel of vijver is prima

- Desinfecteer op 1 van onderstaande manieren, op ruime afstand van het oppervlaktewater en

probeer geen, of zo min mogelijk residu in het milieu te laten komen. De voorkeur heeft het om

met verschillende sets materialen te werken, zodat er geen chemicaliën gebruikt hoeven te

worden.

o

Reinig met 70% alcohol.

o

Maak een 1% Virkon® oplossing en laat materialen gedurende 1 minuut inweken.

o

Andere desinfectanten zijn bleek (3 – 5% concentratie gedurende 1 minuut) en

Nolvasan® (0.75% concentratie gedurende 1 minuut), maar chemische desinfectanten hebben

niet de voorkeur

o

Bent u niet in staat om uw materiaal op de locatie schoon te maken, neem het dan mee,

van elkaar gescheiden in plastic zakken en doe het thuis.

- Was uw handen met een desinfectant. Alle drogisten verkopen zeep waarbij geen water nodig is.

-

TIP: neem een aantal sets materialen mee

Gooi uw oplossing niet in de natuur!

Checklist benodigdheden

- borstel

- emmer

- spons

- ontsmettingsmateriaal

- plastic zakken

- handzeep

- wegwerphandschoenen

- spuitfles

Let op: Bij visseninventarisaties is ook noodzakelijk bovenstaande hygiënemaatregelen in acht te

nemen. Meer informatie, of bij vragen: Annemarieke Spitzen ([email protected])

In memoriam Piet Spaans ,

Piet Spaans,(Arnhem) is onlangs overleden ,(17-Augustus 2014)

na ziekte ontwikkelingen van ernstige aard .Piet was een groot

ziener op t gebied van Amfibieen,reptielen en vissen en heeft

diverse artikelen,nieuwe informatie,en educatieve applicaties

ontwikkeld om herpetofauna te stimuleren en was nooit te

beroerd om in het holst van de nacht nog te adviseren in

vraagstukken en problemen met determinatie of ecologische aard

. Piet Spaans heeft ook meegeschreven aan de Atlas Amfibieen en

Reptielen van Nederland,* Nederlandse Fauna, de Geldersche

Atlas van Amfibieen en Reptielen *Ravon ,2005 en was hij jarenlang het gezicht en adviseur van de

Hagepuit en de Afdeling Gelderland van de Ravon vrijwilligers groepen .

Piet Spaans in betere tijden.

Piet heeft flink wat veldwerk verricht voor de NDFF database,als admin voor Waarneming.nl en ook via Cybertracker.org onder meer vele duizenden records aangeleverd,bijgewerkt en zo een behoorlijke bijdrage geleverd aan de bescherming van

reptielen,amfibieen en vissen . Naast onze poikilotherme dieren,was hij begaan met ongewervelden zoals vlinders,libellen en kevers,en andere arthropoda . Zijn vele honderden werkelijk prachtige foto’s staan op zijn blog Piets Beestjesblogspot.nl en kan daar ook de humor of achtergrond van bepaalde soorten worden gelezen,educatief gezien een zeer boeiende bijdrage wat hopelijk nog lang honderdduizenden mensen,kinderen zal aanzetten met andere ogen naar natuur en in het bijzonder Koudbloedigen te kijken . De meest spectaculaire momenten zijn voor de eeuwigheid vastgelegd zoals Gladde slangen te ruste, close-up actie van Adders,etende Levendbarende hagedissen,de Serpeling,Witvingrondel, de Lentevuurspin in vol ornaat en een bijzondere ontmoeting met de zeldzame Hoogveenglanslibel zijn enkele hoogtepunten . Met zijn immer boeiende verhalen,grote kennis en ecologisch vernuft wist hij altijd een antwoord te geven op diverse vraagstukken ,daarnaast was hij een zeer sociaal persoon die zich ontfermde over allerlei mensen overal ter wereld en bracht hun een gevoel van waardering,respect en warmte die sommigen nog niet eerder ervaren hadden . Hij was alom geliefd bij menige veldwerkgroepen organisaties en beheerders ,naast de buitenlandse connecties vanwege natuurstudies,veldtechniek of cultuurinteresse heeft hij zich populair gemaakt onder mensen van diverse pluimage.

Blog ; Piet Spaans : PietsBeestjes.blogspot.nl

Boven : Lentevuurspin ,mannetje . (P.Spaans)

Boven : Witvingrondel , let op de enkele, aan tweezijden geplaatste bekdraden …(foto: P. Spaans)

Ontwikkeling van de Biodiversity Cybertracker begon weliswaar in Zuid-Afrika door Lieberman,maar is door

Piet hierheen gehaald en verder ontwikkeld om de Inheemse Koudbloedigen te kunnen determineren

,localiseren en op gps te pinnen voor exacte plaatsbepaling voor de natuurdatabase .

Climate change, pollution, habitat destruction and loss of biodiversity may have serious impacts on human welfare. To anticipate and prevent negative impacts we need to discover, explore and monitor all aspects of the environment on a worldwide basis.

From its origins with the Kalahari Bushmen, CyberTracker projects have been initiated to monitor gorillas in the Congo, butterflies in Switzerland, the Sumatran rhino in Borneo, jaguars in Costa Rica, birds in the Amazon, wild horses in Mongolia, dolphins in California, marine turtles in the Pacific and whales in Antarctica.

CyberTracker is being used by indigenous communities, in national parks, scientific research, citizen science, environmental education, forestry, farming, social surveys, health surveys, crime prevention and disaster relief.

CyberTracker Conservation is a non-profit organisation that enables anyone to Discover & Explore Science and Nature and to participate in a Worldwide Environmental Monitoring Network.

www.cybertracker.org voor android toepassingen voor alle wildlife tracking,monitoring en registratie

systemen.

De IUCN Rode Lijst van de amfibieën en reptielen in Vlaanderen

Rode Lijsten vormen een belangrijk instrument voor het natuurbeleid. Een Rode Lijst geeft een inschatting van de

uitsterfkans van een soort door ze te toetsen aan bedreigingscriteria. Het Instituut voor Natuur- en BosOnderzoek (INBO)

heeft sinds het recente Soortenbesluit de opdracht gekregen om de opmaak van Rode Lijsten in Vlaanderen te

coördineren. Hierbij is het aangewezen dat we de criteria die gebruikt worden voor het opstellen van de Rode Lijsten in

Vlaanderen afstemmen op de internationaal gangbare criteria die gebaseerd zijn op de richtlijnen van de International

Union for Conservation of Nature (IUCN).

De begeleidende tekst kunt u hier (.PDF, 4,80 MB) vinden. Het volledige document kunt u hier (.PDF, 1,50 MB) vinden.

Regionaal uitgestorven (1)

Geelbuikvuurpad Bombina variegata

Ernstig bedreigd (2)

Boomkikker Hyla arborea

Knoflookpad Pelobates fuscus

Bedreigd (4)

Adder Vipera berus

Gladde slang Coronella austriaca

*Ringslang Natrix natrix

Vroedmeesterpad Alytes obstetricans

Kwetsbaar (4)

Heikikker Rana arvalis

Kamsalamander Triturus cristatus

Rugstreeppad Bufo calamita

Vuursalamander Salamandra salamandra

Bijna in gevaar (1)

Poelkikker Pelophylax lessonae

Momenteel niet in gevaar (9)

Alpenwatersalamander Ichthyosaura alpestris

Bastaardkikker Pelophylax kl. esculentus

Bruine kikker Rana temporaria

Europese meerkikker Pelophylax ridibundus

Gewone pad Bufo bufo

Hazelworm Anguis fragilis

Kleine watersalamander Lissotriton vulgaris

Levendbarende hagedis Zootoca vivipara

Vinpootsalamander Lissotriton helveticus

Onvoldoende data (1)

Muurhagedis Podarcis muralis

* Enkel geïntroduceerde populaties in Geel, Jette, Ganshoren, Zellik, Hoegaarden en Wervik werden in rekening gebracht.

Auteurs:

Robert Jooris, Peter Engelen, Jeroen Speybroeck & Iwan Lewylle: Hyla, de amfibieën- en reptielenwerkgroep van

Natuurpunt

Gerald Louette, Dirk Bauwens & Dirk Maes: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Geelbuikvuurpad in Vlaanderen en Wallonië

De geelbuikvuurpad (Bombina variegata) bereikt een lichaamslengte van 3 tot 5 cm en heeft een langwerpig

lichaam met korte poten. De achterpoten en soms ook de voorpoten zijn voorzien van zwemvliezen. De snuit

is kort en afgerond. De ogen staan hoog op de kop en de pupil is driehoekig of hartvormig. De rug is grijs of

bruingrijs en veelal groen gevlekt. Op de huidwratten zijn er kleine stekels.

De keel, buik en binnenzijde van de poten zijn lichtgeel tot oranje en zwart of blauwzwart gemarmerd.

De larve van de geelbuikvuurpad wordt tot 4.5 cm groot en leeft meestal op de bodem van de waterhabitat.

Haar staart heeft een fijn netwerk van kleine vlekjes.

Top

Levenswijze

De geelbuikvuurpad is een warmteminnende soort en leeft voornamelijk in door mensen geschapen

pioniersgebieden: steengroeven, karrensporen, industrieterreinen en militaire terreinen. Als

voortplantingsplaats kiezen ze voor kleine, ondiepe, snel opwarmende en vegetatieloze waterplassen. Net

zoals de vroedmeesterpad kent ook de geelbuikvuurpad een lumbaire amplexus.

Geelbuikvuurpadden roepen doorgaans in koor vanaf de 2e helft van april tot in de zomer. De roep is een

kort, helder en melancholiek 'oeng' dat 1 tot 2 maal per seconde herhaald wordt. Het geluid is zacht waardoor

het op een afstand van 50 m nog nauwelijks te horen is. Een kwaakblaas ontbreekt en de roep wordt

geproduceerd door lucht via de mondholte in de longen te persen. Deze kleine padden roepen graag wanneer

ze met gespreide poten in het water hangen, met alleen de kop of de ogen boven water.

De geelbuikvuurpad was in Vlaanderen zeldzaam en natuurlijke populaties kwamen enkel in Voeren voor. De

laatste waarneming dateert uit 1980, namelijk uit het Gieveldbos te Teuven. Sindsdien zijn er geen meer

gesignaleerd. Ook in Wallonië is de soort verdwenen. De voornaamste oorzaak voor het verdwijnen van de

soort zou het opdrogen en dichtgroeien van geschikte waterhabitats zijn. Vorig jaar en in 2012 ben ik zelf nog

gaan wezen inventariseren in de Voerstreek nabij Lanaye en Eben-Emael, waar de Geelbuikvuurpad in

omstreeks 1984 er nog gemeld werd .

De hoge akkerlanden op de Heuvelranden in Mergell/loss ondergrond lijken behoorlijk geschikt en zijn er

diverse wateroppervlakten te vinden zoals kwelpoelen, karresporen en kleine snel opwarmende poelen in

laaggelegen kuilen en weidelandschap .

Op het moment van de bezoeken zijn geen Bombina variegata gevonden op deze locatie wel grote aantallen

eiafzet en larven van de Rugstreeppad (bufo calamita) op nagenoeg dezelfde watertypen. Het is wellicht

mogelijk dat de Geelbuik er toch nog voorkomt al kan het zijn dat deze door landbouwbestrijdingsmiddelen of

andersoortige verstoringen reeds verdwenen is in de regio .

In Vlaanderen is de soort erg zeldzaam geweest,natuurlijke populaties zijn slechts gekend uit enkele plaatsen

in de Voerstreek. Er bestaan wel oudere en ook recente meldingen uit de provincies Antwerpen (Boom, Lier,

Schoten) en Vlaams-Brabant (Oud-Heverlee), maar deze berusten op uitgezette exemplaren. Voor de periode

1974-94 beschikte INBO over slechts 3 meldingen,uit eenzelfde locatie in de Voerstreek. De laatste

waarneming dateert er uit 1981 ,recentere zoekacties hebben geen waarnemingen opgeleverd. Daarnaast

vermelden Lenders & van den Broek (1992) de eenmalige observatie in 1983 van een adult dier in een

aanpalend uurhok, bij de Belgisch-Nederlandse grens.

Op de onderstaande map van de Geelbuikvuurpad zijn een aantal UTm- uurhokken terug te zien waar deze in

Vlaanderen en Wallonie in ieder geval is vastgesteld ,vroeger kwam de soort ook algemener voor in de

gehele aanliggende regio Zuid-Limburgse heuvelland,NordRhein en Rheinland Pfalz de populaties waren vml.

Overlappend met die in de voerstreek.

Bijzonder is het voorkomen van de Geelbuik,vlak langs de Nederlands-Duits grens waar tot dicht in de

Achterhoek-Nordrhein en in Oost-Drenthe het mogelijkerwijs tot ooit Nederlands gebied genaderde individuen

zou kunnen leiden .

* (SEH)

ZOOTAXA

ISSN 1175-5326 (Print Edition) & ISSN

1175-5334 (Online Edition)

A mega-journal for zoological

taxonomists in the world

Herpetofauna in Cultuurhistorie de Rugstreeppad als voorbeeldfiguur .

Wapenveld heeft bij de herbouwacties voor molen de Vlijt een eigen jaarlijkse feestdag gekregen: de

padd’ndag.

Wapenvelders w

erden sinds jaar en dag met de scheldnaam padd’n