53
1 Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 Omgevingsanalyse

Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

  • Upload
    others

  • View
    3

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

1

Armoedebeleidsplan Gent

2014 - 2020

Omgevingsanalyse

Page 2: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

2

Inhoudstafel 1 Inleiding 4

1.1 Waarom deze omgevingsanalyse?.................................................................................... 4

1.2 Het ‘meten’ van armoede .................................................................................................... 4

2 Het armoederisico en de Gentse indicatoren 5

2.1 Demografische invalshoek .................................................................................................. 9

2.2 Inkomen en arbeid .............................................................................................................. 11

2.3 Moeilijk te registreren kansengroepen ............................................................................ 17

2.4 Ongelijkheid in onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting........................................ 18

2.4.1 Onderwijs ..................................................................................................................... 18

2.4.2 Gezondheid ................................................................................................................. 19

2.4.3 Huisvesting .................................................................................................................. 21

2.5 Hulp....................................................................................................................................... 22

3 Tussentijds besluit 23

4 Bevolking die niet tot het officieel bevolkingscijfer behoort 25

4.1 Asielzoekers ........................................................................................................................ 25

4.2 Woonwagenbewoners ....................................................................................................... 26

4.3 Mensen zonder wettig verblijf ........................................................................................... 27

4.4 Dak- en thuislozen .............................................................................................................. 27

5 Toegankelijkheid en onderbescherming 28

5.1 Toegankelijkheid ................................................................................................................. 28

5.2 Onderbescherming ............................................................................................................. 28

6 Scharniermomenten in het leven 29

7 Levensdomeinen 31

7.1 Inkomen................................................................................................................................ 31

7.2 Wonen .................................................................................................................................. 37

7.2.1 Betaalbaarheid ............................................................................................................ 37

7.2.2 Huurders als kwetsbare groep.................................................................................. 38

7.2.3 Bedreigingen voor de betaalbaarheid van wonen ................................................. 39

7.2.4 Woonwagenbewoners................................................................................................ 39

7.2.5 Dak- en thuislozen ...................................................................................................... 39

7.3 Werken en activeren .......................................................................................................... 40

7.4 Leren en onderwijs: meer ongelijke schoolloopbanen in stedelijke realiteit .............. 43

Gelijke kansen beleid en SES leerlingen ................................................................................ 43

Kleuterparticipatie ....................................................................................................................... 44

7.4.1 Spijbelen....................................................................................................................... 45

7.4.2 Schoolse vertraging of zittenblijven ......................................................................... 45

7.4.3 Watervaleffect ............................................................................................................. 46

7.4.4 Ongekwalificeerde uitstroom..................................................................................... 46

7.5 Sociale relaties en vrije tijd................................................................................................ 47

7.5.1 Sociale relaties ............................................................................................................ 47

7.5.2 Sociale contacten met familie, vrienden/kennissen en/of buren ......................... 47

7.6 Gezondheid ......................................................................................................................... 48

Page 3: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

3

8 Kinderarmoede 50

8.1.1 Geboortes in kansarme gezinnen ............................................................................ 50

8.1.2 Kinderen en minderjarigen bij het OCMW Gent..................................................... 51

9 Bibliografie 52

Page 4: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

4

1 Inleiding

1.1 Waarom deze omgevingsanalyse? Deze omgevingsanalyse maakt integraal deel uit van het beleidsplan armoede. Om een op datamateriaal gefundeerd beleid uit te voeren, is kennis onontbeerlijk van de omgeving waarin dit beleid zich zal afspelen. Binnen het bestek van deze omgevingsanalyse gaan we in een eerste plaats stilstaan bij het armoederisico en de indicatoren uit het Indicatorenrapport Armoede. (Stad Gent, 2009d, 2012a). Deze indicatoren geven samen een antwoord op de vraag ‘Hoe staat het met armoede in Gent?’. Daarna geven we uitleg over het begrip armoederisico en schetsen we een aantal mechanismen die armoede kunnen tegenwerken. Verder wordt in deze omgevingsanalyse ook aandacht geschonken aan toegankelijkheid en onderbescherming, om ten slotte een overzicht te brengen van de verschillende relevante levensdomeinen.

1.2 Het ‘meten’ van armoede Om armoede te meten is er overeenstemming nodig over het concept armoede. We verwijzen naar het wetenschappelijk kader van dit beleidsplan waar de definitie van Vranken is opgenomen, armoede is hierbij: ‘Een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen.’ Met andere woorden, armoede is meer dan financiële armoede, het gaat over het samengaan van een gebrek aan voldoende middelen (in termen van financieel, maar ook sociaal of cultureel kapitaal), maatschappelijk uitgesloten worden en meervoudige deprivatie (het gebrek aan middelen en de maatschappelijke uitsluiting versterken elkaar op vele vlakken: gezondheid, wonen, enz.) (Bouverne - De Bie, 2003) Binnen het bestek van deze omgevingsanalyse moeten er dus keuzes gemaakt worden. Een eerste keuze is deze tussen het meten van het totaalconcept van armoede voor Gent en het zich beperken tot het te becijferen deel van armoede. In deze omgevingsanalyse kiezen we voor het becijferbare gedeelte van armoede. Een tweede keuze is er één in het omgaan met de verschillende domeinen waarin uitsluiting kan voorkomen. Een netwerk van uitsluiting wijst expliciet op het samen voorkomen van uitsluiting en deprivatie, wat armoede meten gecompliceerder maakt. Gevolg is dat een armoede-indicator meer dan één levensdomein zou moeten omvatten, wat eigenlijk zelden mogelijk is. De keuze om binnen domeinen naar situaties van deprivatie op zoek te gaan, om dan de verschillende domeinen naast elkaar te zetten, en om bijgevolg over ‘armoederisico’ te spreken, is dan ook de enige mogelijke.

Page 5: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

5

2 Het armoederisico en de Gentse indicatoren Met het armoederisico1 wordt enkel het monetaire aspect van armoede in rekening gebracht, met dit risico wordt bedoeld het percentage personen dat zich onder de armoedegrens bevindt.2 Het armoederisico is gebaseerd op de EU-SILC enquête3, waardoor het niet representatief is op stedelijk niveau, maar enkel representatief is op het niveau van België en de gewesten. Via onder andere de federale armoedebarometer worden een aantal groepen geïdentificeerd met een zogenaamd verhoogd armoederisico, dit wil zeggen dat deze groepen meer kans hebben om te moeten leven met een inkomen onder de armoedegrens. Een aantal van deze groepen zullen we dan ook terugvinden in onze selectie van indicatoren. Er zijn 3 mogelijke mechanismen waarvan bewezen is dat ze de actieve bevolking beschermen tegen armoede. Het eerste mechanisme valt onder demografische ontwikkelingen en gezinsvorming. De indicatoren over alleenstaanden en alleenstaande ouders zijn hier voorbeelden van (zie ook verder). Gezinsvorming is van groot belang voor inkomens- en welvaartsverdeling. Ook personen zonder eigen inkomen kunnen bestaansonzekerheid mijden door samen te wonen met andere personen met voldoende inkomen. Het tweede mechanisme omvat inkomsten uit arbeid en maatschappelijke participatie via het hebben van werk, welke bestaanszekerheid en relatieve welvaart verzekert. Inkomen en de verdeling ervan zijn steevast eerste insteken als het om het meten van armoede gaat. Een derde mechanisme is dat van de sociale zekerheid in ruime zin, naast werkloosheidsuitkeringen ook sociale bijstand, leefloon en levensminimum. (Vanderleyden, Callens, & Noppe, 2009)

1 Het armoederisico wordt ontsloten door ADSEI: de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie. 2 De armoedegrens is gelijk aan 60% van het mediaan beschikbaar inkomen op individueel niveau. Dat wordt als volgt berekend: 60% van €20.008 per jaar (2011) maakt voor een alleenstaande een grens van €12.005 per jaar of afgerond €1.000 per maand. Die grens wordt voor gezinnen niet zomaar vermenigvuldigd met het aantal gezinsleden. Vanuit het principe dat gezinsleden kosten en bestedingen delen wordt een tweede volwassene in een gezin maar voor de helft meegerekend (factor 0,5) in de berekening van de armoedegrens en kinderen (<14 jr.) maar voor een factor 0,3. De armoedegrens voor een gezin bestaande uit twee volwassenen en twee kinderen wordt dus verkregen door de grens voor alleenstaanden te vermenigvuldigen met een factor 2,1 ((€12.005*2,1)/12 = €2.101 per maand). Die 2,1 is het resultaat van volgende optelsom: een ‘gewicht’ van 1 wordt toegekend aan het gezinshoofd, 0,5 aan de tweede volwassene in het gezin en uiteindelijk 0.3 aan elk kind. 3 De enquête naar inkomens en levensomstandigheden (SILC) is een belangrijk instrument om zowel op Belgisch als op Europees niveau armoede en sociale uitsluiting in kaart te brengen. SILC (Study on Income and Living Conditions) is een panel waarbij jaarlijks gepeild wordt naar inkomens en levensomstandigheden van zowel een aantal eerder bevraagde personen als een aantal nieuwe respondenten.

Page 6: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

6

Vanuit deze bedenkingen is een korf aan indicatoren samengesteld. Deze korf moet ons in staat stellen om een antwoord te bieden op de volgende vragen:

1. Welke evoluties zien we in de bevolkingsgroepen met een verhoogd armoederisico? 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent?

Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in Gent. Deze korf van 21 indicatoren ziet er als volgt uit: 1. Demografische invalshoek

1.1. Alleenstaanden 1.2. Alleenstaande ouders 1.3. Etnisch-culturele minderheden4

2. Inkomen en arbeid

2.1. Fiscale inkomens beneden armoedegrens (alleenstaanden) 2.2. Aandeel personen met overmatige schuldenlast 2.3. Werkloosheidsdruk5 laaggeschoolde werkzoekenden 2.4. Werkloosheidsdruk jongere werkzoekenden 2.5. Werkloosheidsdruk langdurige werkzoekenden 2.6. Werkloosheidsdruk EU156 2.7. Werkloosheidsdruk EU12 2.8. Werkloosheidsdruk Turkse/Marokkaanse herkomst 2.9. Aandeel rechthebbenden op het leefloon of levensminimum 2.10. Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) en Gewaarborgd Inkomen voor

Ouderen(GIB)7

4 De groep ‘etnisch-culturele minderheden’ bestaat uit: • alle niet-Belgen ingeschreven in het bevolkingsregister met uitzondering van de volgende nationaliteiten:

- alle lidstaten van de EU15 - Monaco, Andorra, Japan, Noorwegen, Hong Kong, Zwitserland, Canada, San Marino, VSA, IJsland, Australië, Liechtenstein, Nieuw-Zeeland en Malta

• alle personen van vreemde origine uit het bevolkingsregister, die de Belgische nationaliteit verkregen hebben na 01/01/1985, uitgezonderd diegenen met een vorige nationaliteit uit bovenstaande uitzonderingslijst. • alle personen ingeschreven in het wachtregister. Een belangrijke bemerking bij deze definitie is de afwezigheid van ‘de tweede generatie’. De groep die bij geboorte de Belgische nationaliteit krijgt, valt buiten deze definitie en is dus ook niet opgenomen. Hierdoor ontstaat er mettertijd een steeds groter wordende onderschatting van de ECM. 5 Bij de werkloosheidsdruk wordt het aandeel niet werkende werkzoekenden (nwwz) op beroepsactieve leeftijd (18 t.e.m. 64 jaar) afgezet ten opzichte van alle inwoners op beroepsactieve leeftijd (18 t.e.m. 64 jaar) (= nwwz op beroepsactieve leeftijd / bevolking op beroepsactieve leeftijd (met andere woorden: de potentiële beroepsbevolking)). 6 De EU15 (1995-2004) bestaat uit België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groot-Brittannië, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Zweden. In 2004 traden de lidstaten Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië toe tot de EU. In 2007 volgden Bulgarije en Roemenië. Samen vormen zij ‘de nieuwe lidstaten’ (of EU12). Anno 2007 bestaat de Europese Unie dus uit 27 lidstaten (EU27). 7 Zowel het GIB als de IGO zijn bijstandsregelingen die de overheid verstrekt aan ouderen die de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar bereikt hebben en die door omstandigheden geen of geen voldoende loopbaan hebben kunnen opbouwen. Het is een

soort leefloon dat wordt toegekend aan ouderen die over onvoldoende bestaansmiddelen beschikken.

De twee voornaamste wetsbepalingen voor het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (GIB) zijn de wet van 1 april 1969 tot instelling van

een gewaarborgd inkomen voor bejaarden en het koninklijk besluit van 29 april 1969. Op 1 juni 2001 werd het GIB (GIB) vervangen door

een nieuwe regeling, de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO), op basis van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen en het koninklijk besluit van 23 mei 2001. De twee regelingen blijven naast elkaar bestaan, in die zin dat wie reeds een GIB had met daarin voordeligere rechten dan bij de IGO, zijn oude GIB kan behouden. In de nieuwe regelgeving wordt de nadruk gelegd op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen (gelijkschakeling van de intredeleeftijd op 65 jaar), de aanpassing aan recente maatschappelijke en sociale veranderingen (gelijke behandeling van

Page 7: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

7

2.11. Aandeel rechthebbenden op een tegemoetkoming voor gehandicapten

3. Moeilijk te registreren kansengroepen 3.1. Mensen zonder wettig verblijf: personen die minimum 1 medische kaart hebben

ontvangen

4. Ongelijkheid in onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting 4.1. Schoolse achterstand 4.2. Subjectieve gezondheid 4.3. Objectieve psychische gezondheid 4.4. Kandidaat-huurders sociale woning 4.5. Uithuiszettingen

5. Hulp 5.1. Schuldhulpverlening (aantal dossiers)

De indicatoren 1,2 en 3 zijn in deze selectie opgenomen omdat dit groepen zijn met een verhoogd armoederisico. Het armoederisico voor Vlaanderen bedraagt 9,8 %. Het armoederisico voor alleenstaanden bedraagt in Vlaanderen 14,5 %, voor alleenstaande ouders 22,2 %. (ADSEI, 2011) Voor etnisch-culturele minderheden als groep is het recente armoederisico niet gekend, zoomen we echter in op bepaalde segmenten uit deze groep, dan stellen we vast dat het armoederisico van Turken in België 33 % bedraagt, van Marokkanen 54 % en van Oost-Europeanen 36%. (Dierckx, Vranken, Coene, & Van Haarlem, 2011) Dit zijn niet de enige groepen met een verhoogd armoederisico, senioren bijvoorbeeld zijn ook een groep met een verhoogd armoederisico, maar om de grootte van deze groep kansarme senioren te kennen, zijn er betere maatstaven, zoals het GIB en het IGO. De indicatoren 4 tot en met 14 hebben allen te maken met inkomen. De fiscale inkomens beneden de armoedegrens voor alleenstaanden is hier een uitzondering: deze indicator komt uit de Stadsmonitor en is niet meer geüpdatet. De indicatoren over de kansengroepen van het tewerkstellingsbeleid zijn hier ook opgenomen: de laaggeschoolde, jongere en langdurige werkzoekenden. Ook hier is vertrokken vanuit de vaststelling dat werklozen een hoger armoederisico hebben (23,2%) dan werkenden (3,1%).De personen met een arbeidshandicap, die ook tot deze kansengroepen behoort, vinden we terug in de indicator rond de tegemoetkoming voor personen met een handicap. Daarnaast is er ook gekeken naar een aantal welbepaalde groepen op basis van herkomst. Een aantal van deze groepen is kenmerkend voor de Gentse samenleving: de EU12, de Turken en de Marokkanen. Ten slotte zijn er binnen deze groep nog 2 indicatoren die precaire groepen in kaart brengt: de rechthebbenden op het leefloon/levensminimum en de senioren die recht hebben op een GIB of IGO. Het gewaarborgd inkomen voor bejaarden (GIB) en de inkomensgarantie voor ouderen (IGO) zijn beschermingsmechanismen voor de niet (meer) actieve bevolking en worden hier aangehaald vanuit de link met de demografische context: de kwetsbare senioren. gehuwden en samenwonenden - individualisering van het vermogen) en de modernisering van de wetgeving (verhoging van het inkomen - rechtvaardige aanrekening van het vermogen). Vergeleken met gewaarborgd inkomen, verdwijnt het "gezinsbedrag" en de verdeling van dit bedrag bij feitelijke scheiding en is het mogelijk dat twee alleenstaande gerechtigden die samenwonen elk het basisbedrag ontvangen. Het bedrag van de toegekende IGO is afhankelijk gesteld van het feit of de aanvrager al dan niet dezelfde hoofdverblijfplaats deelt met één of meerdere personen. De IGO is een individueel recht.

Page 8: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

8

Indicator 15 geeft ons een inzicht over de grootorde van de groep mensen zonder wettig verblijf in Gent. Het spreekt voor zich dat deze groep vaak in armoede leeft. Een ongelijke verdeling van arbeid en inkomen heeft uiteraard zijn weerslag op tal van andere (levens)domeinen. Inkomen dat te laag is om te kunnen meedoen met de rest van de samenleving is eigenlijk zowel oorzaak als gevolg van een aantal problemen: lage scholing, een zwakke gezondheid, slechte huisvesting en kleinere sociale netwerken die zich bovendien vaak beperken tot personen die zelf ook met armoede worden geconfronteerd. (Vanderleyden, et al., 2009) Vanuit deze bedenking zijn er indicatoren opgenomen over scholing, gezondheid en huisvesting, telkens met een focus op ongelijke verdeling en armoederisico. Een laatste groep van indicatoren heeft te maken met groepen die ontegensprekelijk te maken hebben met armoede: onder deze noemer vallen de indicatoren de mensen zonder wettig verblijf, de schuldhulpverlening, het leefloon en de uithuiszettingen. Hieronder worden deze indicatoren één voor één besproken.

Page 9: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

9

2.1 Demografische invalshoek Op het stedelijke niveau hebben we toegang tot het bevolkingsregister om een aantal groepen met een verhoogd armoederisico vanuit een demografische invalshoek te becijferen: alleenstaanden, alleenstaande ouders, senioren (65+) en etnisch-culturele minderheden kunnen op die manier in kaart worden gebracht. Voor de senioren die in meer precaire omstandigheden leven is het GIB / IGO een nauwkeuriger maatstaf om deze groep in kaart te brengen.

Zowel het aandeel alleenstaanden, als het aandeel éénoudergezinnen is als vrij stabiel te omschrijven. Het aandeel éénoudergezinnen schommelt rond 8%, het aandeel alleenstaanden rond 42 % van de huishoudens.

Page 10: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

10

Het aandeel ECM is het laatste jaar gestabiliseerd rond 19 %. Deze indicator vormt echter een onderschatting van de ECM en de mate van onderschatting neemt met de jaren toe. (zie voetnoot 4 voor meer uitleg)

Page 11: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

11

2.2 Inkomen en arbeid Werk hebben is uiteraard de belangrijkste manier om inkomen te verwerven, als bron van bestaanszekerheid, en niet alleen materiële zekerheid. Werken is eveneens een belangrijke vorm van sociale participatie. Geen werk hebben kan één of meerdere vormen van uitsluiting tot gevolg hebben. Naast het becijferen van de Gentse werkloosheid, omvat deze reeks van indicatoren ook de indicatoren over het leefloon, de senioren met een beperkt inkomen en de personen met een handicap.

Deze indicator – die niet meer wordt geüpdatet – toont ons dat in 2006 meer dan 22 % van de inkomens van alleenstaanden zich onder de armoedegrens (= 60% van het nationaal equivalent mediaaninkomen) bevinden.

Page 12: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

12

Deze indicator staat voor het aandeel personen van 18 jaar en ouder die bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren van de Nationale Bank geregistreerd staan omdat ze een betalingsachterstand hebben van minstens drie maanden voor een consumentenkrediet of een hypothecair krediet. Binnen het domein inkomen is gekeken naar de evolutie van deze indicator om vast te stellen dat het aandeel vrij stabiel is gebleven tussen 2006 en 2010, om te eindigen op 4,0 % van de Gentse bevolking van 18 jaar en ouder.

Page 13: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

13

De totale werkloosheidsdruk voor Gent bedraagt 8,1 % in 2012. Dit is een kleine stijging ten opzichte van 2011, waar deze druk 7,9 % bedroeg. Voor 2010 was de totale werkloosheidsdruk 8,6 %. De werkloosheidsdruk van de kansengroepen van het tewerkstellingsbeleid8 nemen af of zijn gestabiliseerd: de werkloosheidsdruk van zowel laaggeschoolde als jongere werkzoekenden zijn afgenomen voor de periode 2010-2012. Zo bedraagt de werkloosheidsdruk voor de jongere werkzoekenden 12,1 % in 2010 en 11,2 % in 2012. Voor de laaggeschoolden bedraagt de werkloosheidsdruk 4,5 % in 2010 en 4,0 % in 2012. De groep langdurig werklozen is gestabiliseerd en evolueert van 2,3 % in 2010 naar 2,2 % in 2012.

8 De kansengroepen van het tewerkstellingsbeleid zijn laaggeschoolden, jongeren en langdurig werkzoekende. Ook personen met een arbeidshandicap behoren tot de kansengroepen. Deze groep is echter niet opgenomen bij het berekenen van de werkloosheidsdruk, omdat de indicator 14. ‘Aandeel rechthebbenden op een tegemoetkoming voor gehandicapten’ ons een beter zicht geeft op de grootorde van deze groep.

Page 14: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

14

Wanneer we het criterium herkomst bekijken, dan valt het op dat zowel de werkloosheidsdruk voor mensen van Turkse herkomst als voor mensen van Marokkaanse herkomst is gedaald tussen 2009 en 2012, de werkloosheidsdruk voor beide groepen ligt in 2012 ongeveer op het niveau van 2008. De werkloosheidsdruk voor de groep met een herkomst uit de EU15 (zowel inclusief als exclusief Belgen) is licht gedaald tussen 2010 en 2012. De werkloosheidsdruk voor de EU12 is in diezelfde periode stabiel gebleven na een toename te hebben gekend in 2010. De meeste van deze werkloosheidsindicatoren volgen de conjunctuur en zijn vermoedelijk beïnvloed door de economische crisis van 2009.

Bron: OCMW Gent

Page 15: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

15

De indicator rond leefloon en equivalent leefloon (= levensminimum) evolueert van 19 per 1000 inwoners in 2008 naar 18 per 1000 inwoners in 2012.

De rechthebbenden van het GIB en de IGO zijn afgenomen tussen 2002 en 2007 en tussen 2009 en 2010 tot 63 personen per 1000 65-plussers. Het aandeel gerechtigden op het IGO en het GIB kent een knik in 2009, deze knik vind je ook terug voor Vlaanderen, maar een sluitende verklaring voor deze evolutie is niet gekend.

Page 16: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

16

Bron: Lokale Statistieken, bewerking: Data-Analyse & GIS Het aandeel personen met een recht op een tegemoetkoming voor personen met een handicap is in de periode 2007-2009 stabiel gebleven: voor 2009 bedraagt het aandeel 21,1 per 1000 inwoners.

Page 17: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

17

2.3 Moeilijk te registreren kansengroepen Sommige groepen van personen zijn moeilijk of niet te vatten in een administratieve databank, in het geval van mensen zonder wettig verblijf, is dit een evidentie: omwille van hun statuut is deze groep één van de minder zichtbare groepen bij de administratie. Via de regeling van de medische kaart voor mensen zonder wettig verblijf krijgen we echter wel een beeld van de grootorde van deze groep.

Bij de telling van de ‘mensen zonder wettig verblijf’ is een eerste evolutieperspectief gekoppeld en de cijfers wijzen op een daling tot 2187 personen in 2011. Dus ook van de hieraan gekoppelde schatting van het aantal mensen zonder wettig verblijf. Deze indicator blijft een onderschatting van het reëel aantal mensen zonder wettig verblijf: niet iedereen wordt immers ziek, en niet iedere zieke zal de stap zetten naar het OCMW.

Page 18: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

18

2.4 Ongelijkheid in onderwijs, gezondheidszorg en h uisvesting

2.4.1 Onderwijs Voor het domein onderwijs is gekeken naar de schoolse vertraging. Schoolse vertraging betekent minstens 1 jaar achterstand in de schoolloopbaan.

Bron: Departement Onderwijs en Vorming (Vlaanderen) Bij deze indicator staat op de x-as de schooljaren, dit wil zeggen dat bijvoorbeeld 2010 staat voor het schooljaar 2010/2011. Het aandeel van de leerlingen met een schoolse vertraging in het 5de leerjaar kent een licht dalende trend en bedraagt voor het schooljaar 2010 – 2011 27,3 %. Schoolse vertraging is een schoolloopbaankenmerk dat wijst op een hoger risico om de schoolcarrière niet te voltooien, en om een lagere eindkwalificatie en bijgevolg een maatschappelijk zwakkere positie als volwassene te bereiken.

Page 19: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

19

2.4.2 Gezondheid De beide indicatoren voor gezondheid komen uit het Leefbaarheidsonderzoek van de Stad Gent. Dit onderzoek heeft 3 edities: 2003, 2006 en 2010, waarvoor het veldwerk gebeurde in 2002, 2005 en 2009. Mensen in armoede kampen meer dan gemiddeld met een gezondheidsprobleem. Wegens deze vaststelling zijn er 2 indicatoren opgenomen in deze omgevingsanalyse.

Het aandeel van de bevolking dat altijd met een persoonlijk gezondheidsprobleem kampt, varieert tussen 6,9 % (2006) en 8,2 % (2003). De verschillen tussen de verschillende jaren zijn echter niet significant. Dit wil zeggen dat we niet kunnen spreken van een toename of afname.

Page 20: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

20

Het aandeel van de bevolking met een slecht psychisch welbevinden is tussen 2003 en 2006 significant afgenomen. In 2010 bedraagt het aandeel 6,4 %, maar deze stijging is niet significant. We kunnen dus stellen dat beide aandelen over de periode 2003-2010 stabiel zijn gebleven.

Page 21: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

21

2.4.3 Huisvesting Voor het domein huisvesting zijn er 2 indicatoren die ons meer inzicht biedt op het precaire wonen: namelijk het aantal kandidaat

Het aantal kandidaat-huurders (per 1000 inwoners) van sociale woningen is afgenomen in de periode 2008-2009. Het valt wel op dat de trend van deze indicator stijgend is. Voor 2009 zijn er 32 kandidaat huurders per 1000 inwoners.

Bron: OCMW Gent Het aantal (ingezette procedures voor) uithuiszettingen per 1000 inwoners vertoont een stijging tot 7,7 uithuiszettingen per 1000 huishoudens in 2010.

Page 22: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

22

2.5 Hulp

Het aantal dossiers budgethulpverlening (zonder schulden) is - na een initiële daling tussen 2007 en 2008 - stabiel gebleven vanaf 2008. Het aantal dossiers bedraagt 3,2 per 1000 inwoners in 2010. Deze indicator is stabiel gebleven tussen 2008 en 2010 Het aantal dossiers schuldhulpverlening is na de grote stijging tussen 2007 en 2008 blijven toenemen. Vanaf 2008 is de toename echter minder groot. Het aantal dossiers bedraagt 16 per 1000 inwoners in 2010. Deze indicator is toegenomen tussen 2008 (12,6 dossiers per 1000 inwoners) en 2010.

Page 23: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

23

3 Tussentijds besluit De hamvraag is: hoe staat het nu met armoede in Gent? Neemt armoede in Gent toe of af en hoe groot zijn de groepen die mogelijkerwijs blootgesteld zijn aan armoede? Nemen deze groepen toe of net af? Voor de indicatoren die peilen naar bevolkingsgroepen met een verhoogd armoederisico, kan gesteld worden dat de aandelen van de alleenstaanden en alleenstaande ouders gestabiliseerd zijn in de periode 2008-2012. Het aandeel alleenstaande ouders was al ruimere tijd gestabiliseerd, maar het aandeel alleenstaanden is pas stabiel geworden vanaf 2008. Deze beide groepen blijven echter wel groot qua omvang: samen staan ze voor maar liefst +/- 51 % van de huishoudens. De groep etnisch-culturele minderheden blijft toenemen, met 2,1 % op 2 jaar tijd (van 15,4 % in 2008 naar 17,5 % in 2010). De groei van deze groep is het laatste jaar wat minder groter geworden, anno 2012 staan de etnisch-culturele minderheden voor net geen 19 % van de Gentse bevolking. De werkloosheidsdruk van langdurige en oudere werkzoekenden zijn gestabiliseerd tussen 2011 en 2012, de jongere werkzoekenden vertonen een licht stijgende trend tussen 2011 en 2012. De werkloosheidsdruk naar herkomst vertoont voor alle groepen een stabiel of dalend verloop tussen 2011 en 2012. De groep precaire senioren, die via de indicator rond het GIB/IGO wordt in kaart gebracht, kent een daling tussen 2009 en 2010. Het aandeel personen met een recht op een tegemoetkoming voor personen met een handicap is in de periode 2007-2009 stabiel gebleven. Het aandeel van de leerlingen met een schoolse vertraging in het 5de leerjaar kent een licht dalende trend en bedraagt voor het schooljaar 2010 – 2011 iets meer dan 27 %. Het aandeel van de bevolking dat altijd met een persoonlijk gezondheidsprobleem kampt is stabiel gebleven over de periodes 2003 – 2006 – 2010. Het aandeel van de bevolking met een slecht psychisch welbevinden is tussen 2003 en 2006 significant afgenomen om in 2010 stabiel te blijven. Voor 2009 zijn er 32 kandidaat huurders sociale huisvesting per 1000 inwoners. De trend van deze indicator is stijgend. De indicatoren die bevolkingsgroepen vatten die daadwerkelijk met expliciete aspecten van armoede worden geconfronteerd, geven het volgende beeld. De indicatoren rond leefloon en equivalent leefloon (= levensminimum) evolueert van 19 per 1000 inwoners in 2008 naar 18 per 1000 inwoners in 2012.

Page 24: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

24

Het aantal (ingezette procedures voor) uithuiszettingen per 1000 inwoners vertoont een stijging tot 7,7 uithuiszettingen per 1000 huishoudens in 2010. Bij de telling van de ‘mensen zonder wettig verblijf’ is een eerste evolutieperspectief gekoppeld en de cijfers wijzen op een daling tot 2187 personen in 2011. Dus ook van de hieraan gekoppelde schatting van het aantal mensen zonder wettig verblijf.

Page 25: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

25

4 Bevolking die niet tot het officieel bevolkingscijfer behoort

Er zijn twee grote groepen die men niet terugvindt in de officiële bevolking van Gent, fit zijn de asielzoekers (die geregistreerd staan in het Wachtregister) en de (kot)studenten die nog gedomicilieerd zijn bij hun niet-Gentse ouders. Het armoederisico van studenten is niet gekend, we laten deze groep dan ook buiten beschouwing in deze tekst.9 Hierna komen de asielzoekers aan bod. Daarnaast zijn er ook mensen zonder wettig verblijf, doortrekkers en dak- en thuislozen aanwezig in de stad. Voor deze laatste groep is het veel moeilijker om een raming van hun aantal te maken. Voor meer uitleg over de dak- en thuislozen, verwijzen we graag naar het gedeelte over Wonen.

4.1 Asielzoekers Asielzoekers - personen die een asielaanvraag hebben ingediend waarover nog geen definitief besluit is genomen - vindt men niet terug in het bevolkingsregister. Ze worden opgenomen in het wachtregister, maar niet meegeteld in de officiële bevolkingscijfers. Zodra een asielzoeker als vluchteling wordt erkend, of een subsidiair beschermingsstatuut10 wordt toegewezen, verdwijnt hij uit het wachtregister en wordt hij ingeschreven in het vreemdelingenregister (als onderdeel van het bevolkingsregister). Sinds 1 januari 2011 worden ook EU-burgers, in afwachting van woonstcontrole, eerst in het wachtregister geregistreerd. Nadien worden ze naar het vreemdelingenregister overgeheveld.11 Het wachtregister geeft een idee van de evolutie van het aantal asielzoekers. Het aantal personen in het wachtregister daalde voortdurend tot 2010. In 2011 is er opnieuw een lichte stijging. 12 De eerdere daling heeft verschillende oorzaken. Tot 2007 nam het totale aantal aanvragen in België af. Bovendien werkte het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen dat de aanvragen onderzoekt, een achterstand weg. Vanaf 2007 ging de teller opnieuw de hoogte in, maar dat had geen merkbaar effect in Gent. Sinds de gewijzigde asielprocedure in 2007 blijven asielzoekers gedurende de hele periode in principe in materiële opvang in opvangcentra verspreid over het hele land. Ze komen minder in Gent terecht waar het aantal opvangplaatsen in het Stedelijk Opvanginitiatief beperkt is.

9 We weten wel dat er in 2011 gemiddeld 521 Gentse scholieren en studenten waren met een leefloon en in 2012 469. Ongeveer de helft van deze groep zijn scholieren. 10 Op 10 oktober 2006 voerde ons land een nieuw criterium in voor de bescherming van vluchtelingen. Vanaf die datum beschermt België niet alleen vluchtelingen die vervolgd worden omwille van hun ras, godsdienst, nationaliteit,… (de definitie van het Vluchtelingenverdrag van 1951), maar ook personen die op de loop zijn voor (burger)oorlogen en ernstige mensenrechtenschendingen. Deze zogenaamde “subsidiaire bescherming” is geregeld door een EU-richtlijn uit 2004 (de “Kwalificatierichtlijn”), die de lidstaten verplichtte om tegen 10 oktober 2006 een bijkomend beschermingsstatuut in te voeren. Welke personen precies onder de subsidiaire bescherming kunnen vallen, wordt gedefinieerd in artikel 15 van de richtlijn. (Vluchtelingenwerk Vlaanderen, 2008) 11 Als een aanvraag negatief wordt afgehandeld, verdwijnt deze persoon uit het wachtregister wanneer hij het Belgisch grondgebied heeft verlaten. Bij overlijden wordt de persoon eveneens uit het wachtregister verwijderd. (Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid: http://www.ksz-bcss.fgov.be/nl/bcss/services/content/websites/belgium/services/service_employer/service_01/service_05.html, 2012) 12 De stijging in 2011 is vooral te wijten aan het aantal asielaanvragen uit Afghanistan – dit is een tendens waarmee ook andere Europese lidstaten werden geconfronteerd (concreet voor België: 1 op 10 aanvragen werd ingediend door een Afghaan, dit is bijna een verdubbeling tegenover 2010). Daarnaast was er een grote toename van het aantal asielaanvragen uit Guinee (vooral België en Frankrijk krijgen uit dit land veel aanvragen) en sinds 2008 is er een stijging in het aantal aanvragen uit Irak. Voorts was een stijging merkbaar van het aantal meervoudige asielaanvragen, vooral uit Rusland en Kosovo en een toename van niet- begeleide minderjarigen (vooral uit Afghanistan).

Page 26: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

26

4.2 Woonwagenbewoners Meer informatie over woonwagenbewoners vindt u onder de hoofding ‘wonen’.

Page 27: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

27

4.3 Mensen zonder wettig verblijf De enige indicatie die we hebben voor de inschatting van de groep mensen zonder wettig verblijf, is de ‘medische kaart’ 13 die Gentse inwoners zonder wettig verblijf voor hun medische kosten bij het OCMW kunnen aanvragen. Gent telt minstens 2.000 personen zonder wettig verblijf in 2012. Maar dit aantal kan ook veel hoger zijn. Het echte aantal mensen zonder wettig verblijf zal natuurlijk hoger liggen gezien niet iedereen binnen deze groep ziek wordt. Bovendien blijkt voor sommigen het OCMW nog altijd een onoverkomelijke drempel. Daarnaast speelt het nieuwe OCMW-beleid sinds 2011 een grote rol. Eerst worden alle andere rechten uitgeput, vooraleer het OCMW een medische kaart uitreikt. Dat lijkt het aantal personen dat een medische kaart aanvraagt meteen met een vijfde te hebben gereduceerd. Cijfers vertellen echter niet het ganse verhaal: experten van het OCMW Gent vermelden dat de laatste maanden er terug een stijging te noteren valt bij het aantal medische kaarten.

Aantal personen dat minimum 1 medische kaart heeft ontvangen, OCMW Gent, 2013

4.4 Dak- en thuislozen Meer informatie over dak- en thuislozen vindt u onder de hoofding ‘wonen’.

13 De voorwaarden voor het bekomen van een medische kaart zijn: − u verblijft onwettig in België (bijvoorbeeld asielzoekers die uitgeprocedeerd zijn, clandestiene vreemdelingen); − u woont en verblijft in Gent; − u hebt onvoldoende financiële middelen; − u ondertekent bij het sociaal onderzoek een “verklaring op eer”; Met een medische kaart kan u bij de apotheek en zorgverstrekkers (logopedist, opticien, vroedvrouw...) terecht voor uw dringende medische zorgen. Het OCMW betaalt dan de kosten van de dringende medische hulp aan de zorgverstrekker.

Page 28: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

28

5 Toegankelijkheid en onderbescherming

5.1 Toegankelijkheid Op het gebied van data, meer bepaald data op Gents niveau, is er weinig voorhanden betreffende de toegankelijkheid van diensten en dienstverlening voor mensen in armoede. Wel wordt er op het internet vaak verwezen naar de ontoegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg, en meer in het algemeen de gezondheidszorg, maar ook de sectoren cultuur en vrije tijd. Hoewel de onderzoeken vaak een erg beperkt bereik hebben (bvb: is Woonzorgcentrum xxx toegankelijk voor vrouwelijke personen van buitenlandse herkomst van 65 tot 75 jaar), kan dit een spoor vormen voor toekomstig onderzoek. Bij het opstarten van dergelijk onderzoek zal bijzondere aandacht moeten geschonken worden aan de ‘wie’ (wie zijn de mensen in armoede?) en de ‘wat’ vraag (over welke gebouwen, dienstverlening, sector gaat het?).

5.2 Onderbescherming Naast toegankelijkheid is ‘onderbescherming’ eveneens een waardevol spoor om op te volgen. Binnen het thema onderbescherming worden er pogingen ondernomen om het non-take-up-gedrag14 in kaart te brengen15. De auteurs noteren in hun studie het volgende: ‘We beschouwen onze resultaten dan ook eerder als een indicatie (…) dan wel als een exacte schatting van de omvang van deze problemen.’ De resultaten van dit onderzoek, kunnen we als volgt samenvatten. Het non-take-up-gedrag in België wordt geschat op 62%. Het non-take-up-gedrag van individuen die recht hebben op (ten minste 80% van het) volledig leefloon hebben een relatief laag non-take-up-gedrag: rond 40%. Individuen die recht hebben op een gedeeltelijk leefloon hebben een veel hogere non-take-up-rate, die bovendien sterk schommelt.

14 Voor de meeste middelengetoetste uitkeringsprogramma’s, zoals het leefloon, moeten individuen zelf initiatief nemen om een vergoeding aan te vragen en moeten ze aan verschillende voorwaarden voldoen om deze uitkering te krijgen. Deze voorwaarden kunnen worden gezien als een barrière of filter tussen de (behoeftige) populatie en de instanties die over het bestaansminimum beslissen. Deze filter ligt aan de basis van drie onderling verbonden ‘fouten’ (Kleven en Kopczuk, 2008):

• onvolledige take-up (type Ia-fout): individuen die in aanmerking komen, maar geen aanvraag indienen; • verwerpingsfouten (type Ib-fout): individuen die in aanmerking komen en een sociale uitkering aanvragen, maar ten

gevolge van fouten bij de screeningprocedure worden verworpen; • toekenningsfouten (type II-fout): individuen die niet in aanmerking komen voor een sociale uitkering maar deze wel

ontvangen ten gevolge van fouten in de screeningprocedure. De combinatie van de eerste twee fouten (type Ia en type Ib) wordt omschreven als de non-take-up-rate van sociale bijstand. Met andere woorden, dit is de ratio tussen het aantal rechthebbende individuen die geen sociale uitkeringen ontvangen, en de totale groep van rechthebbende individuen. 15Hoewel dit soort berekeningen in zijn kinderschoenen staat, kan er op lange termijn naar valabele resultaten op gemeentelijk niveau worden gewerkt. Huidig onderzoek (Bouckaert & Schokkaert, 2011) maakt gebruik van de EU-SILC enquête van 2005, wat vrij gedateerd is, en heeft bovendien een aantal tekortkomingen: ten eerste geeft deze studie resultaten weer voor België, ten tweede geven de auteurs zelf een aantal beperkingen weer van de gegevens:

• de studie handelt over 95 personen, waardoor de resultaten eigenlijk zelfs niet vrij betrouwbaar zijn voor België; • de steekproef (van 95 personen) is niet representatief voor leefloonontvangers, met andere woorden de kenmerken

van de steekproef verschillen met de kenmerken van de populatie van leefloonontvangers; • ten slotte zijn er ook problemen met de beschikbaarheid en de betrouwbaarheid van specifieke informatie (zoals

specifieke inkomensinformatie, het KI van de woning, enz)

Page 29: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

29

6 Scharniermomenten in het leven We hebben hierboven gezien dat voor de actieve bevolking het interessant is om het multifactoriële van armoede in te delen in 3 domeinen en circuits. Of, armoede ontstaat als 3 beschermingsmechanismen falen. (Van den Bosch, Vandenbroucke, Cantillon, & Pacolet, 2009) Aanvullend en binnen deze drie domeinen kunnen we een aantal breek- en scharnierpunten in het leven van een persoon aanduiden. In de studie ‘Leven (z)onder leefloon’ van het HIVA worden deze breek- en scharnierpunten in het leven onderzocht en achterhaald aan de hand van interviews bij mensen in armoede. Met deze breek- en scharnierpunten worden de volgende momenten bedoeld: ‘Wanneer er een duidelijk breekpunt aangeduid wordt, dan stellen we vast dat deze gebeurtenis ofwel een proces in gang zet waardoor het inkomen uiteindelijk beneden het niveau van het leefloon zakt, ofwel op zich meteen ook de gebeurtenis is waardoor het inkomen beneden het niveau van het leefloon zakt.’ (Steensens, Degavre, Sannen, Demeyer, & Van Regenmortel, 2007) Sommige geïnterviewden slaagden er in om een duidelijk scharnierpunt aan te duiden, maar bij anderen was het niet ‘niet mogelijk is om een dergelijk punt aan te duiden. Hun vaak chaotisch verhaal over één of meerdere onduidelijke en/of moeilijk van elkaar te onderscheiden periodes van financiële onderbescherming maakt deel uit van een ruimer levensverhaal waarin zich meerdere breuken op meerdere levensdomeinen soms meerdere keren voordoen. In deze processen van onderbescherming vinden we vaak de in andere interviews genoemde breek- en scharnierpunten terug, maar de cumulatie en/of het herhaald opduiken ervan verleent aan deze processen een kenmerkende eigenheid op zich.’ (Steensens, et al., 2007) Hoewel deze breek- en scharnierpunten niet problematisch hoeven te zijn, is het toch op deze momenten dat de armoede dreigt binnen te dringen in het bestaan van een persoon of een gezin. Volgende scharnierpunten worden onderscheiden: werk:

- faillissement; - werkloos worden zonder (onmiddellijk) recht op een werkloosheidsuitkering (omwille

van ontslag om dwingende redenen, eigen ontslag of statuut van schijnzelfstandige); - niet-opname van de werkloosheidsuitkering (samenhangend met depressie, gebrek

aan administratief en bureaucratisch doorzicht of verzet vanwege conflicten met de schuldbemiddelaar);

- (de overgang naar) onregelmatig en/of deeltijds werk; sociale zekerheid:

- schorsing van de werkloosheidsuitkering (wegens langdurige werkloosheid, administratieve procedures of fraude);

- schorsing van ziekte- of invaliditeitsuitkering (wegens niet doorgeven adreswijziging);

Page 30: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

30

- vertraging uitbetaling ziekte- of invaliditeitsuitkering (wegens administratieve procedures of conflicten);

andere:

- verlaten van het ouderlijk huis omwille van zelfstandigheid; - relatiebreuk (verlaten worden, echtgenoot in gevangenis of vluchten omwille van

intra-familiaal geweld); - ambtelijke schrapping (dak- en thuisloosheid); - overlijden van de persoon waar men financieel afhankelijk van is (moeder,

echtgenoot); - achterblijven onderhouds- of alimentatiegeld; - voortschrijdende afname spaargeld (‘ontsparen’).

leefloon:

- stopzetting en/of schorsing en/of terugvordering van leefloon (omwille van onjuiste verklaringen en het niet aangeven van bestaansmiddelen, verlies van referentieadres, werkweigering, onvoldoende bewijs van werkwilligheid).

Page 31: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

31

7 Levensdomeinen

7.1 Inkomen De gemiddelde en mediane fiscale inkomens van Gent zijn over de ganse periode 2005-2010 lager dan in Vlaanderen. Zowel het mediaan inkomen als het gemiddeld inkomen van Gent volgen dezelfde trend als in Vlaanderen. Gent Vlaanderen Gemiddeld

inkomen per aangifte

Mediaan inkomen per aangifte

Gemiddeld inkomen per aangifte

Mediaan inkomen per aangifte

2005 23606 17995 25609 19561 2006 24304 18653 26187 19991 2007 24912 19182 26969 20485 2008 25973 20118 28022 21390 2009 26696 20693 28733 21980 2010 26780 20852 28902 22131 Gemiddelde en mediane inkomens per aangifte voor Gent en Vlaanderen 2005-2010 Bron: ADSEI, 2013

Gemiddelde en mediane inkomens per aangifte voor Gent en Vlaanderen 2005-2010 Bron: ADSEI, 2013 We zoomen in op het de gerechtigden op het leefloon en het levensminimum.

Page 32: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

32

Wanneer we de groep gerechtigden op het leefloon en levensminimum (per 1000 inwoners) bekijken, dan krijgen we het volgende beeld: 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Binnenstad 22 22 22 23 24 27 30 26 Bloemekenswijk 27 29 30 33 30 36 37 31 Brugse Poort - Rooigem 33 36 36 39 39 43 47 40 Dampoort 20 18 19 19 19 25 26 18 Drongen 3 3 3 2 2 2 2 2 Elisabethbegijnhof - Papegaai 26 24 23 25 28 28 33 26 Gentbrugge 5 6 6 5 5 9 9 6 Kanaaldorpen en -zone 2 3 2 3 4 3 4 4 Ledeberg 26 28 25 28 30 33 35 35 Macharius - Heirnis 23 24 24 23 22 25 31 25 Mariakerke 5 5 5 6 6 7 7 5 Moscou - Vogelhoek 10 10 11 10 10 12 11 11 Muide - Meulestede - Afrikalaan 33 37 36 38 39 47 48 39 Nieuw Gent - UZ 44 47 46 47 42 44 45 44 Oostakker 2 2 2 1 2 3 3 2 Oud Gentbrugge 9 12 12 14 15 16 15 12 Rabot - Blaisantvest 48 50 51 54 51 58 63 48 Sint Amandsberg 8 9 8 8 8 10 12 9 Sint Denijs Westrem 3 3 3 3 3 3 4 3 Sluizeken - Tolhuis - Ham 35 34 37 37 39 46 51 38 Stationsbuurt Noord 12 11 11 12 13 15 16 16 Stationsbuurt Zuid 8 9 9 9 9 11 12 15 Watersportbaan - Ekkergem 23 22 23 23 21 29 32 29 Wondelgem 5 6 6 6 6 7 7 5 Zwijnaarde 2 3 4 4 4 4 4 5 Totaal 18 19 18 19 19 22 23 20 Gerechtigden op leefloon en levensminimum per 1000 inwoners, Bron: OCMW Gent, 2012

Page 33: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

33

Bron: Stad Gent

Page 34: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

34

Gerechtigden op leefloon en levensminimum per 1000 inwoners, Bron: OCMW Gent, 2012 Het hoogste aantal gerechtigden op het leefloon en levensminimum per 1000 inwoners, vind je terug in de wijk Rabot-Blaisantvest. De laagste aantallen vind je terug in Drongen en Oostakker. In de meeste wijken valt het aantal gerechtigden per 1000 inwoners in 2011 terug, met uitzondering van de wijken Nieuw Gent –UZ, Ledeberg, Stationsbuurt Noord en Zuid, Moscou-Vogelhoek. Sommige van de sectoren waar en weinig rechthebbenden zijn, kennen ook een stabiel verloop, zoals Zwijnaarde, Drongen en de Kanaaldorpen.

Page 35: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

35

7.1.1.1 De dienstverlening van de KRAS-diensten De 13 KRAS-diensten bereiken een paar duizend gezinnen in armoede. De vrijwilligers van KRAS staan zeer dicht bij de mensen die ze begeleiden. De laatste paar jaar heeft KRAS inspanningen geleverd om een registratie op poten te zetten. Doordat kennis over de doelgroep van de KRAS-diensten van ontegensprekelijk belang is, weergeven we hieronder de eerste resultaten uit de registratie. Het gebruik van deze registratie kent zijn kinderziektes: zo gebruikt bijvoorbeeld niet iedereen op een uniforme manier dit systeem. In principe wordt een persoon geregistreerd van zodra hij contact heeft met één van de KRAS-diensten. De onderstaande cijfers moeten dus met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Voor 2012 kunnen we de werking van de KRAS-diensten16 met de volgende tabellen samenvatten: Dienst lopende dossiers totaal aantal personen volwassenen kinderen Toontje 539 1456 989 467 Sivi Vindcentje 446 1239 De Tinten 543 1704 970 734 Bloemekeswijk 356 848 578 270 Helpende Hand 19 51 30 21 Diencentrum Noord 389 1238 1010 228 Geraarke 152 319 218 101 Brugse Poort 652 3632 2349 1283 Werkgr. Vluchtel. 171 684 248 436 St. Antoniuskring 567 1474 725 749 De Sloep-Onze Thuis 103 220 134 86 TOTAAL 3937 12865 7251

excl. sivi 4375 excl. sivi

Bron: KRAS Van de 12865 personen die gebruik gemaakt hebben van de KRAS-diensten, zijn er 4375 kinderen of 34 %. Opmerkingen:

- Huize Nieuwpoort heeft een zuivere inloop- en ontmoetingsfunctie. In 2012 werden 2394 bezoeken genoteerd

- Baby Nest richt zich uitsluitend op moeders/gezinnen met jonge kinderen. In 2012 werd ondersteuning verleend aan 273 moeders/jonge gezinnen.

16 KRAS is een koepel van armoedewerkingen in Gent. Kras staat voor gestructureerde samenwerking tussen een 500-tal vrijwilligers in Gent. De samenwerking wordt ondersteund door een gemeenschappelijke visie, waarin de waardering voor de arme als persoon centraal staat. Deze samenwerking biedt een belangrijke meerwaarde: • De diensten maken afspraken over het eigen werkingsgebied. Hiervoor ontwikkelden ze de Kras-zoneringsgids die ook door de officiële welzijnswerkers wordt gehanteerd. •Kras is forum voor overleg, ervaringsuitwisseling, vorming en onderlinge toetsing. Om de zes weken komen vertegenwoordigers van alle diensten bij Kras samen. •Samenwerking maakt duidelijk hoe de diensten mekaar aanvullen, leidt tot onderlinge afstemming en dus tot efficiënter werken. Kras en de diensten bieden aan derden een toegangspoort voor het aanspreken en begeleiden van de meest kwetsbare groepen.

Page 36: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

36

Dienst lopende dossiers alleenstaanden

(al dan niet met kinderen) gezinnen

Toontje 539 215 324 SIVI Vindcentje 446 De Tinten 543 82 461 Bloemekeswijk 356 152 204 Helpende Hand 19 10 9 Diencentrum Noord 389 177 212 Geraarke 152 80 72 Brugse Poort 652 Werkgr. Vluchtel. 171 30 141 St. Antoniuskring 567 300 267 De Sloep-Onze Thuis 103 58 45 TOTAAL 3937 1104

excl. SIVI en Brugse Poort

1735 excl. SIVI en Brugse Poort

Bron: KRAS Wanneer we SIVI en de Brugse Poort buiten beschouwing laten, betreffen 39 % van de dossiers alleenstaanden en 61 % van de dossiers gezinnen.

Voedselondersteuning Dienst afgehaald

(pakketten) warme maaltijden (maaltijdbonnen + De Sloep-Onze Thuis)

Bezoeken sociale kruidenier

Toontje 6669 600 Sivi Vindcentje 2547 De Tinten 8105 Bloemekeswijk 3576 Helpende Hand 156 Diencentrum Noord 1791 Geraarke 2160 30 Brugse Poort 6691 Werkgr. Vluchtel. 924 St. Antoniuskring 10164 100 De Sloep-Onze Thuis 401 5239 TOTAAL 40637 5969 2547 Bron: KRAS In totaal werden er 49153 eenheden voedselondersteuning verleend. Een eenheid staat voor een voedselpakket dat afgehaald wordt, of een warme maaltijd of een aankoop bij de sociale kruidenier.

Page 37: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

37

7.2 Wonen

7.2.1 Betaalbaarheid Mensen in armoede zijn meestal niet in staat om een eigen woning te verwerven en komen dus terecht op de sociale of private huurmarkt. In 2011 bedroeg het armoederisico in Vlaanderen bij huurders 20,6 %, het armoederisico voor eigenaars staat op 6,8 %. Private huurders besteden gemiddeld bijna 30 % van hun inkomen aan huur. Mensen in armoede hebben niet alleen meer problemen om een betaalbare woning te vinden, ze leven ook vaker in een woning die niet over voldoende basiscomfort beschikt. Dit brengt ook problemen mee op andere levensdomeinen, onder meer op het vlak van gezondheid. 17 Iedereen lijkt het er over eens te zijn dat wonen duurder en daardoor voor velen onbetaalbaar is geworden. Hoe onbetaalbaar is wonen echt? Daarvoor moet niet alleen worden gekeken naar de prijzen, maar vooral naar de relatie tussen prijzen en inkomen. (Winters & De Decker, 2009) Het laatste decennium wordt gekenmerkt door een fikse stijging van de prijzen van woningen in heel Vlaanderen: de gemiddelde verkoopprijs voor bestaande appartementen en woningen kende tussen 2000 en 2010 een stijging van respectievelijk 110% en 127%.(Vlaamse Overheid, 2011) Voor Gent is dit respectievelijk 146% voor een appartement en 168% voor een woonhuis (berekening op basis van Tabel hieronder). Globaal genomen echter, is (on)betaalbaarheid van woningen geen typisch fenomeen voor Gent; het komt in alle centrumsteden voor. Maar Gent maakte de laatste jaren wel een inhaalbeweging in de prijzen door en daardoor wordt de problematiek van onbetaalbaar wonen er actueel scherper dan in vele andere steden aangevoeld. (Stad Gent, 2008b)

Opmerkelijk is dat de prijsstijging zich het sterkste voordoet in de lagere prijscategorieën van woningen. De prijs voor de laagste categorie van woningen steeg in Gent op 6 jaar (2004-2010)met meer dan 120%, terwijl de stijging voor de duurdere woningen ‘slechts’ 90% bedroeg.(Vlaamse Overheid, 2011) Een andere manier om een idee te krijgen van de betaalbaarheid van woningen is de woonquote. Dit is de totale uitgave van het gezin voor wonen ten opzichte van het gezinsinkomen. Als norm wordt een vaste woonquote tussen 20% en 33% vooropgesteld. Indien huishoudens meer spenderen dan deze norm wordt er van uitgegaan dat de woonuitgaven ’niet betaalbaar‘ zijn of beslag leggen op een onredelijk deel van het inkomen. In 2011 heeft 24% van de Gentse huishoudens een woonquote hoger dan 30%. Huurders hebben een beduidend hogere woonquote dan eigenaars. Hier moet je wel rekening houden

17 Bron: http://www4wvg.vlaanderen.be/wvg/armoede/armoedeinvlaanderen/Paginas/inhoud.aspx

Page 38: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

38

met het feit dat er zowel afbetalende eigenaars zijn, als eigenaars die hun lening reeds afbetaald hebben. Dit maakt dat de gemiddelde woonquote voor eigenaars lager ligt dan de gemiddelde woonquote van huurders. (Bral, Jacques, Schelfaut, Stuyck, & Vanderhasselt, 2011) Uit Vlaams onderzoek blijkt dat ondanks de erg lage inkomens van sociale huurders, voor hen de betaalbaarheid goed meevalt. Gemeten op basis van het aandeel huishoudens met een woonquote van meer dan 30%, is de situatie in de sociale huursector zelfs het meest gunstig in vergelijking met de eigendomsmarkt en de private huurmarkt. Tegenover de relatief goede situatie in de twee andere marktsegmenten (koop – sociale huur) staan toenemende betaalbaarheidsproblemen op de private huurmarkt.(Winters & De Decker, 2009) Ook het aantal uithuiszettingen kan als indicatie gezien worden in het kader van de betaalbaarheid op de private huurmarkt. Het aantal uithuiszettingen blijft van 2006 tot 2010 toenemen, in 2011 is er een daling. (OCMW Gent, 2012; Stad Gent, 2009d, 2012a) In 2006 waren er 5.8 uithuiszettingen per 1000 huishoudens, in 2010 waren dat er 7.7 en in 2011 6.6.

7.2.2 Huurders als kwetsbare groep Wie huurt in Gent? Het gaat om een doorsnede van de bevolking, maar toch meer gezinnen met een laag inkomen. Meer alleenstaanden ook, zodat de vraag naar kleinere woningen en vooral dan naar huurappartementen toeneemt. Meer dan de helft van de private huurders (56%) hoort bij de laagste 45% van de netto belastbare inkomens en ongeveer 70% van de private huurders verdient minder dan het gemiddelde Gentse inkomen. Zeker voor alleenstaande leefloners en eenverdieners met kinderen zijn de huurprijzen een probleem. (Stad Gent, 2009c) Gent kent een relatief grote huurmarkt in vergelijking met andere steden. In 2001 omvatte de huurmarkt 47% van de totale woonmarkt. (Stad Gent, 2008a) In Vlaanderen hebben huurders en eigenaars een verschillend socio-economisch profiel. Ten eerste blijkt er een sterk inkomensverschil. Het equivalent inkomen, dat het inkomen corrigeert voor de grootte van het huishouden, is gemiddeld hoger voor eigenaars dan huurders. Voor de nog afbetalende eigenaars bestaat er een duidelijke positieve samenhang tussen de bewonerstitel en het opleidingsniveau: hoe hoger de opleiding, hoe hoger het aandeel eigenaars. Dit is niet meer het geval voor de niet meer afbetalende eigenaars, omdat een groot deel van deze groep gepensioneerden zijn, die gemiddeld een lager opleidingsniveau hebben. Ook het hebben van betaald werk is een belangrijke factor voor eigen woningbezit. Het aandeel eigenaars is groter in gezinnen waarvan de referentiepersoon tewerkgesteld is (in vergelijking met de gezinnen waar de referentiepersoon werkloos is of ziek/arbeidsongeschikt is). Het aandeel eigenaars ligt bovendien opvallend hoger wanneer er twee werkenden in het huishouden zijn. (Winters & De Decker, 2009)

Page 39: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

39

7.2.3 Bedreigingen voor de betaalbaarheid van wonen Cijfers omtrent armoede, inkomen, werkloosheid, gezondheid geven mee een indicatie omtrent de betaalbaarheid van wonen in Gent. Voor mensen met inkomensonzekerheid en/of met een vervangingsinkomen staat de woonzekerheid en de betaalbaarheid van het wonen zwaar onder druk. Op de vraag of ze het afgelopen jaar problemen heeft gehad om de woonkosten te betalen heeft 9% van de Gentenaars bevestigend geantwoord. (Bral, et al., 2011) Voor jonge mensen kan dit het begin zijn van een vicieuze cirkel van problematische woonsituaties en schuldenopbouw.

7.2.4 Woonwagenbewoners Hoewel het armoederisico van woonwagenbewoners niet gekend is, maakt deze groep deel uit van het decreet voor etnisch-culturele minderheden, een aangezien deze groep meer dan gemiddeld in precaire leefomstandigheden leeft, wordt binnen deze paragraaf de grootorde meegegeven van de groep woonwagenbewoners. Er zijn residentiële en rondtrekkende woonwagenbewoners. De residentiële woonwagenbewoners verblijven op het terrein Vosmeers. Zij zijn ingeschreven in het bevolkingsregister. De rondtrekkenden kunnen terecht op het doortrekkersterrein aan de Drongensesteenweg. Zij zijn niet ingeschreven in het bevolkingsregister, maar hun verblijf wordt wel geregistreerd. In 2011 werden 262 verblijfsperiodes van gezinnen geregistreerd. In totaal gaat het om een achthonderd personen.

7.2.5 Dak- en thuislozen Er zijn geen cijfers beschikbaar over het aantal daklozen in Gent. Er is wel een nachtopvang 18 die een indicatie kan opleveren. In Gent bieden twee organisaties acute nachtopvang aan: CAW Artevelde en Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor. Over een periode van een jaar19 noteert men +/- 1.350 personen die op de nachtopvang een beroep doen. Die vangt elke dag gemiddeld een vijftigtal daklozen op. Er bestaan echter grote verschillen tussen de zomer- en de wintermaanden. In januari 2012 bijvoorbeeld lag dat gemiddelde de helft hoger. Dit zegt echter weinig omdat de overnachtingscapaciteit tijdens de winter gevoelig wordt opgetrokken.20 Ruim één op tien is jonger dan 18 jaar en ongeveer een vierde is een vrouw. De helft van de gebruikers van de nachtopvang komt alleen, de andere helft met partner, kinderen of familie. De meest voorkomende problemen zijn uithuiszetting, einde huurcontract, verslaving, schulden en migratieproblemen. Een kwart van de gebruikers van de nachtopvang kan voor onderdak aankloppen bij vrienden of familie, maar de rest slaapt in openlucht, openbare ruimtes, caravans, kraakpanden of andere tijdelijke gebouwen. De immigratiegolf uit Oost-Europa laat zich ook voelen in de daklozenpopulatie. In 2012 ontving OCMW Gent 578 aanvragen tot steunverlenging aan daklozen (in 2011: 622). Meer dan één op drie van de aanvragen betreft een opname in Crisisopvangcentrum De Schelp. Vanuit de crisisopvang keren cliënten terug naar hun recente verblijf (eigen woning, samenwoonst, partner...) of stromen zij dikwijls door naar een onthaalcentrum voor

18 Acute nachtopvang (voor daklozen) is een slaapvoorziening voor mensen die omwille van uitzonderlijke onvoorziene omstandigheden niet weten waar ze de komende nacht terecht kunnen. De opvang is enkel ’s nachts open. Er is naast een bed in een één of meerpersoonskamer of slaapzaal, meestal ook een avondmaal, een ontbijt en de mogelijkheid tot douchen. 19 Vanaf augustus 2011 zijn er gegevens beschikbaar voor het totaal aantal gebruikers van de nachtopvang over het lopende jaar. Vanaf dan en tot maart 2012, noteert men een lopend jaargemiddelde van minimaal 1293 tot maximaal 1403 gebruikers. 20 In juli en augustus is Huize Triest volledig gesloten. CAW is gesloten tijdens de Gentse Feesten.

Page 40: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

40

daklozen, waar zij voor een langere termijn kunnen verblijven in afwachting van een meer duurzame oplossing voor hun huisvestingsprobleem. (OCMW Gent, 2013) Iets minder dan de helft van de aanvragen, 260, kwam van personen die niet actief gevolgd werden binnen OCMW Gent (nieuwe aanvragen). Deze aanvragen volgden de maatschappelijk werkers van Thuislozenzorg op. Wij merken hier een daling tegenover vorig jaar (-29). Het betreft voornamelijk aanvragen vanuit één van de Gentse Onthaalcentra voor daklozen(142). Een minderheid (13) verblijft in een onthaaltehuis buiten Gent. Het aandeel van de groep daklozen die niet in een opvanginitiatief verblijft, neemt lichtjes af (135). Het gaat hier om mensen die tijdelijk onderdak vinden, in open lucht overnachten, uit noodzaak kraken, … Iets meer dan een derde van alle aanvragen kwam van cliënten die een actief dossier hebben bij Thuislozenzorg (95) of bij een maatschappelijk werker van één van de welzijnsbureaus (129). (OCMW Gent, 2013) Stedelijke kernen oefenen centrumfuncties uit ten aanzien van de omliggende rand, waarbij de verdeling van kosten en baten vragen oproept. Een moeilijke discussie, temeer een antwoord op de vraag of centrumfuncties meetbaar zijn vooralsnog negatief is. Hoewel het niet zwart op wit bewezen is, kunnen we toch veronderstellen dat Gent binnen het domein van de dak – en thuisloosheid eveneens een centrumfunctie bekleedt: door het sociaal imago van Gent en het vrij uitgebreid aanbod ten aanzien van deze doelgroep, is een reëel aanzuigeffect mogelijk.

7.3 Werken en activeren In mei 2011 telde Gent 12.713 niet-werkende werkzoekenden (NWWZ). In de periode 2001-2005 steeg het aantal niet-werkende werkzoekenden tot 15.149, om daarna op nieuw af te nemen tot 11.085 in 2008. De invloed van de economische crisis was merkbaar vanaf 2009, met opnieuw een stijging van het aantal niet-werkende werkzoekenden. De werkloosheidsgraad21 geeft het aandeel niet-werkende werkzoekenden in de beroepsbevolking weer. Bij vergelijking van verschillende centrumsteden en Vlaanderen in de periode 1999-2011, blijkt dat Antwerpen en Gent de hoogste werkloosheidsgraden kennen. Andere steden sluiten meer aan bij het Vlaamse gemiddelde. Bij de start van het nieuwe decennium kende Gent nog eenzelfde werkloosheidsgraad als Antwerpen. De evolutie tot op vandaag toont aan dat de werkloosheidsgraad van Gent tussen de (hoge) werkloosheidsgraden van Antwerpen en het Vlaamse gemiddelde komt te liggen. Dus, de werkloosheid in Gent is hoog, maar is niet onveranderlijk hoog. Het verschil met het Vlaams gemiddelde is in de loop van de voorbije tien jaar verkleind.

21 Niet werkende werkzoekenden/ (werkenden+ niet-werkende werkzoekenden). Niet werkende werkzoekenden omvatten vier categorieën: de werkzoekenden met een werkloosheidsuitkeringsaanvraag (WZUA); de werkzoekenden in wachttijd; de vrij ingeschreven niet-werkende werkzoekenden; andere verplicht ingeschreven niet-werkende werkzoekenden.

Page 41: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

41

Werkloosheidsgraden in steden

Bron: Arvastat, VDAB Een studie van 2011 (Knotter, Valsamis, Van Hoed, & Vanhoren, 2011) toont aan dat de tendensen in werkloosheid van elke gemeente, en dus in regionale werkloosheidsverschillen, zich doorzet in de periode 1999-2010. Dit wil zeggen dat binnen Vlaanderen de werkloosheidsverschillen blijven bestaan gedurende deze periode. Om de evolutie in de werkloosheidsverschillen in Vlaanderen in kaart te brengen, is de werkloosheidsgraad van Vlaamse gemeenten uitgedrukt tegenover het Vlaamse gemiddelde. De steden hebben werkloosheidsgraden die continu hoger liggen dan het Vlaams gemiddelde en trekken de gemiddelde Vlaamse werkloosheid sterk op. De vijf gemeenten met de hoogste werkloosheidsgraden (Antwerpen, Ronse, Maasmechelen, Genk en Gent) zijn over de periode 1999-2010 gekenmerkt door een werkloosheidsgraad die bijna 2 keer zo groot is als het Vlaamse gemiddelde.

Aantal werkzoekenden [aantal] Werkloosheidsgraad totaal [%]

1999 12.967 - 2000 11.997 - 2001 12.607 - 2002 13.596 - 2003 14.465 - 2004 15.345 - 2005 15.676 - 2006 14.202 - 2007 11.775 10,5

Page 42: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

42

2008 11.358 10 2009 13.386 11,6 2010 13.628 11,7 2011 12.707 - 2012 13.429 - Bron: VDAB, Arvastat en Steunpunt Werk en Sociale Economie In 2012 werd voor het eerst de volledige doelgroep van leefloon- en levensminimumgerechtigden cijfermatig in kaart gebracht op vlak van activering. Het totale aantal leefloon (LL) en levensminimum (LM) gerechtigden delen wij op in 7categorieën. Wij baseren ons op cijfermateriaal verzameld in mei 2012. 1. “Nieuwe aanvraag in oriëntering”: Voor 726 cliënten (14%) geldt dat er pas onlangs een

nieuw dossier geopend werd. De maatschappelijk werker is nog bezig met het sociaal onderzoek, met de inventarisatie van de hulpvragen op de diverse levensdomeinen, met het uitzetten van een hulpverleningsaanpak. Alle dossiers minder dan 4 maand in steun beschouwen we als nieuwe aanvragen in oriëntering.

2. Hulpverlening: 563 cliënten (11%) situeren zich in de fase hulpverlening. Zij zijn langer dan 4 maand in steun, maar nog niet geactiveerd. Deze categorie omvat ook een beperkt aantal cliënten vrijgesteld van activering. Hun situatie is vaak nog erg onstabiel of de problematiek is zo complex dat zorg (of harm reduction) meer aan de orde is dan activering.

3. Studenten: deze groep omvat 537 cliënten (10%). We beschouwen studeren ook als een specifieke vorm van activering die uiteraard vanuit de dienst Activering niet wordt opgevolgd.

4. Cliënten in een traject taalactivering: 1382 cliënten (27%) volgen Nederlandse taallessen als eerst stap in hun activeringstraject. Combineren zij het volgen van Nederlandse les met sociale- of arbeidsactivering dan worden ze in die groep meegeteld.

5. Activering via derde partner: 500 cliënten (10%) zoeken actief naar werk of een opleiding zonder ondersteuning van het OTC, hetzij zelfstandig of via begeleiding van VDAB of GTB. In deze groep tellen we ook de deeltijds werkenden of cliënten die geregeld interimwerk verrichten. Voorlopig betreft dit cijfer een inschatting.

6. Sociale activering: 258 cliënten (5%) vinden we terug in de fase sociale activering. Zij worden begeleid door de activeringsbegeleiders van de Emancipatorische Werking (EW).

7. Arbeidsactivering: Deze categorie omvat de cliënten die zich op de activeringsladder of in de fase ‘arbeidsactivering’ of ‘arbeidstoeleiding’ of ‘arbeid’ bevinden. Het gaat om 1174cliënten (23%). De arbeidsbegeleiders en tewerkstellingsbegeleiders van het Opleidings - en Tewerkstellingscentrum (OTC) staan in voor hun begeleiding. Binnen deze groep situeert zich art.60 als werkervaringsinstrument.(OCMW Gent, 2013)

Page 43: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

43

De 7 soorten activeringen binnen het OCMW, Bron: OCMW Gent, 2012

7.4 Leren en onderwijs: meer ongelijke schoolloopba nen in stedelijke realiteit

Een diploma biedt nog steeds een prima bescherming tegen armoede: gediplomeerd zijn betekent immers meer kansen op de arbeidsmarkt. Voor mensen in generatiearmoede kan het bekomen van een diploma een ontsnappingsroute zijn uit hun situatie.

Gelijke kansen beleid en SES leerlingen (Verhaeghe, 2008) Leerlingen worden beschouwd als GOK-leerlingen wanneer ze aan één van de volgende vijf criteria voldoen: (1) het gezin ontving in het schooljaar minstens één schooltoelage, (2) de moeder heeft geen diploma van het secundair onderwijs, (3) het gezin behoort tot de trekkende bevolking, (4) het kind is geplaatst op grond van een maatregel van bijzondere jeugdzorg, (5) de thuistaal is niet het Nederlands. In het basisonderwijs is niet alleen het aantal GOK-leerlingen, maar ook hun aandeel de laatste jaren gestegen: van 36 % in 2002 naar 48% in 2009. Vanaf 2009 werd het schooltoelagecriterium gehanteerd (criterium 1) waardoor er dat jaar een sterke stijging van het aantal GOK-leerlingen optrad. Nadien blijft het percentage stabiel. Vanaf september 2012 spreekt men niet meer over GOK leerlingen, maar over SES (Sociaal-Economische Status) leerlingen. Wat zijn de grootste verschillen tussen GOK en SES? Bij GOK waren er vier (en vanaf 2009: 5) criteria van belang om als school aanspraak te maken op extra middelen, bij SES wordt gekeken naar de volgende 3 criteria:

- thuistaal niet Nederlands - opleidingsniveau van de moeder - schooltoelage

Page 44: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

44

Totaal TOTAAL Bu/TOT

SES (min.1) J N J N J N J N J N NVT*

TOTAAL (aantallen) 4927 5339 7180 7287 9805 13418 455 117 22367 26161 48528 3419 51947 6,6%

TOTAAL (percentages) 48,0% 52,0% 49,6% 50,4% 42,2% 57,8% 79,5% 20,5% 46,1% 53,9%

TotaalKO LO Volt. SEC Deelt. SEC

Aantal en percentage leerlingen dat minstens op 1 van de 3 SES kenmerken scoort, schooljaar 2010-2011. Bron: Agodi Legende: J= SES leerling N= geen SES leerling * BuKO BuLO BuSO KO gewoon kleuteronderwijs BuKO buitengewoon kleuteronderwijs LO gewoon lager onderwijs BuLO buitengewoon lager onderwijs SEC gewoon secundair onderwijs Deelt. SEC deeltijds secundair onderwijs BuSO buitengewoon secundair onderwijs

In totaal zijn er voor het schooljaar 2010-2011 46,1% van de leerlingen die SES leerlingen zijn. Percentsgewijs vind je het grootste aandeel SES leerlingen in het Deeltijds Secundair Onderwijs, in aantallen vind je de meeste SES leerlingen terug in het Voltijds Secundair Onderwijs.

Kleuterparticipatie(Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2011) Sinds 2009 heeft het gewoon lager onderwijs een nieuwe toelatingsvoorwaarde: het kind dat in het Nederlandstalig lager onderwijs wil stappen, moet het voorgaande schooljaar minimum 220 halve dagen aanwezig geweest zijn in het Nederlandstalig kleuteronderwijs. Is dit niet het geval, dan moet het kind een taalproef Nederlands afleggen. In het schooljaar 2009-2010 was het overgrote merendeel van de vijfjarigen (99%) ingeschreven in het kleuteronderwijs in Vlaanderen. Ook de effectieve aanwezigheid van de kleuters lag erg hoog (97%)(Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2011). In Gent en Antwerpen ligt de effectieve aanwezigheid lager dan het Vlaamse gemiddelde. We moeten hier wel rekening houden met de intra-Europese migratie. In de cijfers zitten namelijk ook anderstaligen die in de loop van het schooljaar naar Vlaanderen gemigreerd zijn en daardoor niet aan de vereiste 220 halve dagen kunnen komen.

Vijfjarigen in kleuterschool stad voldoende halve dagen onvoldoende halve

dagen Totaal

Gent 2727 95,00% 143 5,00% 2870 Het aantal en aandeel van ingeschreven vijfjarigen dat voldoende halve dagen in de kleuterscholen van Gent heeft doorgebracht, in het schooljaar 2009-2010, om zonder

Page 45: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

45

taalproef toegelaten te worden tot het lager onderwijs. Bron: Departement Onderwijs en Vorming Vlaamse Gemeenschap

7.4.1 Spijbelen Spijbelen neemt toe in alle onderwijsniveaus. In het voltijds secundair onderwijs zien we een stijgende trend van 1,7% in het schooljaar 2006-2007 naar 2,4% in het schooljaar 2010-2011, hoewel het aantal hardnekkige spijbelaars (meer dan 30 halve dagen ongewettigd afwezig) lijkt te stabiliseren. Spijbelgedrag verschilt naar onderwijsvorm. Jongeren uit het deeltijds beroeps secundair onderwijs spijbelen het meeste, gevolgd door jongeren uit het voltijds beroeps secundair onderwijs. Ook in het basisonderwijs is er sprake van spijbelgedrag. Hier zijn het vooral de opvoedingsverantwoordelijken die de kinderen niet naar school brengen.

7.4.2 Schoolse vertraging of zittenblijven Schoolse vertraging is het aantal leerjaren achterstand dat een leerling oploopt22. In Gent heeft ruim een kwart van de leerlingen vertraging opgelopen in het vijfde jaar van het lager onderwijs. De schoolse vertraging nam in het Gents secundair onderwijs toe tot het schooljaar 2008-2009, om daarna opnieuw te dalen, maar ligt nog altijd merkelijk boven het Vlaamse gemiddelde. Schoolse vertraging - lager

2006-2007

2007-2008

2008-2009

2009-2010

2010-2011

Gent 25,3 26,6 28,6 28,5 27,3 Aandeel van kinderen in het lager onderwijs van Gent dat schoolse vertraging oploopt, evolutie van 2006/2007 tot 2010/2011. Bron: Stadsmonitor 2011

22 Het wordt berekend door een vergelijking tussen het leerjaar waarin de leerling is ingeschreven en het leerjaar waarin de leerling op grond van zijn geboortejaar bij normale studievordering ingeschreven zou moeten zijn. Het is niet noodzakelijk een gevolg van zittenblijven, maar kan ook veroorzaakt worden door bijvoorbeeld verlate instap in het lager onderwijs, ziekte, ...Schoolse vertraging geeft een beeld van de achterstand die een leerling in zijn totale schoolloopbaan heeft opgelopen.

Page 46: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

46

7.4.3 Watervaleffect Het watervaleffect is het fenomeen waarbij leerlingen in het secundair onderwijs eerst kiezen voor de moeilijkste studierichting en na (herhaald) falen gradueel ‘afdalen’ naar een makkelijker onderwijsvorm. Zo kiezen veel leerlingen eerst voor het algemeen secundair onderwijs (ASO). Als dat te zwaar blijkt, veranderen ze naar het technisch of beroepsonderwijs. Het watervaleffect is nefast voor de motivatie van scholieren (Tracé Brussel vzw, 2012).

7.4.4 Ongekwalificeerde uitstroom In Vlaanderen verliet in 2009 12% van de leerlingen het leerplichtonderwijs zonder kwalificatie. Bij de meisjes is dit 9%; bij de jongens 15% (Van Landeghem & Van Damme, 2011)23. Vooral het voltijds gewoon beroepsonderwijs telt veel schoolverlaters (Bral, et al., 2011). Op Gents niveau zijn hierover geen cijfers beschikbaar. Schoolverlaters zonder diploma secundair onderwijs hebben het in Vlaanderen moeilijk op de arbeidsmarkt. (zie de beide grafieken hieronder.) Van de laaggeschoolden die in 2007 de schoolbanken verlieten, was een vijfde een jaar later nog op zoek naar werk. Bij de schoolverlaters van 2008 was één op drie nog werkzoekend na een jaar. Op middellange termijn stabiliseert het percentage van laaggeschoolde schoolverlaters die geen job hebben op een hoog niveau.

23 Cijfers over ongekwalificeerde uitstroom op het stedelijk niveau zijn niet beschikbaar.

Page 47: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

47

7.5 Sociale relaties en vrije tijd

7.5.1 Sociale relaties In het Gentse Leefbaarheidsonderzoek (Stad Gent, 2009a) wordt er onder andere gepeild naar de sociale relaties van de Gentenaar. In wat volgt wordt nagegaan hoe frequent de sociale contacten van de ondervraagden zijn, ongeacht met wie dit nu juist is (zij het familie, vrienden/kennissen en/of buren, niet met de leden van het gezin waarmee men woont). 37% van de respondenten heeft dagelijks sociaal contact en de grote meerderheid heeft tenminste wekelijks sociaal contact (86%). 3% van de respondenten heeft hooguit enkele keren per jaar contact met familie, vrienden/kennissen en/of buren.

7.5.2 Sociale contacten met familie, vrienden/kennissen en/of buren Sociodemografisch bekeken kunnen we volgende besluiten trekken uit het Leefbaarheidsonderzoek 2010:

- geslacht, inkomen en beroep hebben geen invloed op de sociale contacten, - ouderen hebben minder vaak sociaal contact, - niet-Belgen hebben vaker hooguit enkele contacten per jaar, maar voor wekelijks

sociaal contact is er geen verschil naar nationaliteit,24 - hoe hoger het behaalde diploma, hoe minder sociaal contact, - hoe makkelijker men het heeft om maandelijks rond te komen, hoe minder vaak men

sociale contacten heeft, - sociale huurders hebben minder sociaal contact.

24 niet-Belgen zien hun familie vaker dagelijks, maar anderzijds is er ook een groot deel van die groep die de familie hooguit een keer per jaar ziet. Een verklaring daarvoor is dat de familie van een groot deel van de niet-Belgen in het buitenland woont. Dezelfde vaststelling wordt gemaakt voor respondenten van wie beide ouders niet-Belg zijn.

Page 48: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

48

Voor meer detail over de sociale relaties (nood aan meer contacten met de buren, aard van de contacten met de buren, enz) verwijzen we naar het Leefbaarheidsonderzoek. (Stad Gent, 2009b)

7.6 Gezondheid Gezondheid kan een belangrijke invloed hebben op het inkomen van mensen omdat dit de tewerkstellingsmogelijkheid kan beperken. Psychologische of psychiatrische problemen leggen vaak een druk op de woonzekerheid en kunnen leiden tot leefbaarheidsproblemen in de woonomgeving en/of uithuiszetting. Wanneer aan de Gentenaar gevraagd wordt om een inschatting te maken van zijn eigen gezondheid gaf 14,7% in het Leefbaarheidsonderzoek (Stad Gent, 2009b) aan dat ze altijd of regelmatig geconfronteerd worden met een persoonlijk gezondheidsprobleem zoals ziekte of handicap. Het leefbaarheidsonderzoek bevestigt de relatie tussen ouder worden, een lager inkomen, geen werk hebben en de aanwezigheid van gezondheidsproblemen. In 2011 gaf 3,1% van de Gentenaren aan in slechte tot zeer slechte gezondheid te zijn, maar personen uit een achtergestelde buurt waren significant vaker in slechtere gezondheid. (Willems, Hardyns, & Vyncke, 2011) Talloze factoren bepalen de gezondheid van een individu. Niet iedereen heeft vanaf de geboorte dezelfde kansen, ondervindt dezelfde risico’s, of beschikt over dezelfde kennis en vaardigheden. De gezondheidssituatie van een individu hangt samen met diens socio-economische situatie. (Studiedienst van de Vlaamse Regering, 2009) Ook de levenswijze (roken, voeding, fysieke activiteit, mondgezondheid , ...) en de toegang tot gezondheidszorg (informatie, financiële toegankelijkheid...) worden in grote mate beïnvloed door de sociaaleconomische groep waartoe men behoort. Daarnaast tonen studies aan dat de niet-Belgen in een slechtere gezondheid verkeren dan de Belgen. Dit komt door de slechtere werkomstandigheden, identiteitsproblemen en het sociaal-economisch achtergestelde milieu waartoe ze behoren. (Van Robaeys, Vranken, Perrin, & Martiniello, 2007). In Gent geeft 94,4% van de Gentenaren aan dat ze een vaste huisarts hebben (Willems, et al., 2011). Respondenten uit een achtergestelde buurt hebben vaker geen vaste huisarts (7,7 % tov 4,4 % in een niet-achtergestelde buurt). Een deel van de bevolking blijkt toch niet vertrouwd met de huisarts: van de in 2009 en 2010 opgestarte wijkgezondheidscentra Rabot en Kapellenberg bleek respectievelijk 42% (N= 418) en 29% (N=103) van de nieuwe ingeschreven patiënten vóór hun inschrijving geen huisarts te hebben gehad. Sommigen vinden moeilijker de weg naar de huisarts - er wordt vaak aangekaart door zorgverleners dat het net deze mensen zijn die zorg uitstellen of die de spoeddiensten van de ziekenhuizen frequenteren met niet-spoedeisende zorgvragen. (Stad Gent, 2012b) De huisartsenwachtposten in Gent (Baudelokaai, Martelaarslaan en Kliniekstraat) staan in voor een toegankelijk zorgverlening naast de reguliere consultatie-uren en moeten vermijden dat de (duurdere) spoedafdeling van de ziekenhuizen wordt gebruikt. De huisartsenwachtposten registreerden in 2010 19.468 patiëntencontacten. Hiervan waren 68,7 % consultaties op de wachtpost zelf en 31,3% huisbezoeken. Jonge kinderen zijn de grootste groep patiënten voor de wachtposten. De meeste patiënten komen uit Gent zelf

Page 49: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

49

(44%). De overige komen vooral uit deelgemeentes Gentbrugge (12%) en Sint- Amandsberg (8,5%). (Stad Gent, 2012b) Meer dan 25.000 inwoners of 10 % van de Gentenaren waren in 2010 ingeschreven in een wijkgezondheidscentrum. Op 1 januari 2012 waren dit er 26.940 of 10,9% van de officiële Gentse bevolking. Daarnaast waren er 1.528 niet-ingeschreven patiënten, het grootste deel hiervan zijn personen zonder ziekenfonds vb. mensen zonder papieren. De gemiddelde leeftijd van de ingeschreven patiënten is 31 jaar, hetgeen vrij jong is. Dit varieert wel per centrum. Als we dit afzetten tegenover de bevolkingsaantallen per leeftijdscategorie bij de Gentse populatie, zien we dat een relatief groot deel van de patiëntenpopulatie uit jonge gezinnen bestaat. (Stad Gent, 2012b) Voor een meer diepgravende analyse voor het domein gezondheid, verwijzen we graag naar de recente Omgevingsanalyse Gezondheid van de Stad Gent. (Stad Gent, 2012b)

Page 50: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

50

8 Kinderarmoede

8.1.1 Geboortes in kansarme gezinnen Volgens Kind en Gezin is kansarmoede 'een toestand waarbij mensen beknot worden in hun kansen om voldoende deel te hebben aan maatschappelijk hooggewaardeerde goederen, zoals onderwijs, arbeid, huisvesting. Het gaat hierbij niet om een eenmalig feit, maar om een duurzame toestand die zich voordoet op verschillende terreinen, zowel materiële als immateriële'. Uit deze definitie werden zes toetsingscriteria afgeleid. Wanneer er op 3 of meer van deze toetsingscriteria zwak wordt gescoord, dan wordt het gezin als kansarm beschouwd.

1. Beschikbaar maandinkomen: gemiddeld onregelmatig maandinkomen of het beschikbaar inkomen (min schulden) is lager dan het bedrag van het leefloon; leven van werkloosheidsuitkering en/of leefloon. Er wordt onderscheid gemaakt naar het aantal kinderen ten laste, maar geen rekening gehouden met de kinderbijslag. (Het is mogelijk dat er in de nabije toekomst hierin verandering zal komen door de screening op dit criterium te laten overeenkomen met de gegevens uit de EU-SILC-enquête.)

2. Opleiding ouders: lager onderwijs, beroepsonderwijs, buitengewoon onderwijs, niet beëindigd lager secundair onderwijs en/of analfabeet.

3. Arbeidssituatie ouders: precaire tewerkstelling (bv. tijdelijke contracten), werkloosheid van beide ouders of van de alleenstaande ouder en/of werkzaam in beschutte werkplaats.

4. Laag stimulatieniveau: laag stimulatieniveau kinderen, niet of onregelmatig volgen van kleuteronderwijs en/of moeilijkheden verzorging kinderen.

5. Huisvesting: verkrotte, ongezonde en/of onveilige woning (bv. schimmels, lekken, verzakkingen,...); te klein en/of te weinig nutsvoorzieningen (bv. bad, centrale verwarming,...).

6. Gezondheid: zwakke gezondheid van de gezinsleden, gebrek aan kennis en deelname aan de gezondheidszorg, chronische ziektes en/of handicaps in het gezin.

Aandeel kansarme geboortes in Gent, Bron: Lokale Statistieken, 2013

Page 51: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

51

Het aandeel kansarme geboortes in Gent in sinds 2004 blijven toenemen. In Gent is in 2011 bijna 1 op 5 geboortes een geboorte in een kansarm gezin.

8.1.2 Kinderen en minderjarigen bij het OCMW Gent Het aantal sociale dossiers met minderjarigen bij het OCMW Gent, geeft ons het volgende beeld. Leeftijd van de kinderen 0-5 jarigen 6-11 jarigen 12-17 jarigen totaal aantal dossiers

1 529 278 420 1227 2 612 477 481 801 3 468 451 359 438 4 208 235 211 168 5 115 116 86 68 6 47 66 62 30 7 14 14 12 6 9 5 15 16 4 10 3 3 4 1

aant

al m

inde

rjarig

en in

gez

in

13 5 4 3 1 totaal per

kolom 2006 1659 1654 Totaal aantal dossiers =

2744 Aantal sociale dossiers met minderjarigen, Bron: kubus OCMW, 21 maart 2013 Hoe lees je deze tabel? In totaal zijn er 2744 sociale dossiers met ten minste 1 minderjarig kind. Er zijn 1227 dossiers met 1 minderjarig kind en bvb 278 dossiers met 1 minderjarig kind van 6-11 jaar. Er zijn 612 dossiers met 2 minderjarige kinderen, waarvan minstens 1 kind 0-5 jaar oud is. Er werd niet gefilterd op verwantschap, dit wil zeggen dat een minderjarige een kind kan zijn, een broer, … maar ook een titularis. Door te filteren op verwantschappen stellen we vast dat er 13 sociale dossiers zijn waarbij de titularis minderjarig is.

Page 52: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

52

9 Bibliografie - ADSEI (2011). Indicatoren EU-SILC 2011. - Bouckaert, N., & Schokkaert, E. (2011). Een eerste berekening van non-take-

upgedrag bij leefloon. Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid. - Bouverne - De Bie, M. (2003). Een rechtenbenadering als referentiekader. In M.

Bouverne - De Bie, A. Claeys & A. De Cock (Eds.), Armoede en participatie. Gent: Academia Press.

- Bral, L., Jacques, A., Schelfaut, H., Stuyck, K., & Vanderhasselt, A. (2011). Stadsmonitor 2011 - Een monitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden: Agentschap voor Binnenlands Bestuur.

- Dierckx, D., Vranken, J., Coene, J., & Van Haarlem, A. (2011). Armoede en Sociale Uitsluiting: jaarboek 2011. Leuven: Acco.

- Knotter, S., Valsamis, D., Van Hoed, M., & Vanhoren, I. (2011). Regionale verschillen in arbeidsvraag en arbeidsaanbod. Brussel: Idea Consult.

- OCMW Gent (2012). Aantal uithuiszettingen. - OCMW Gent (2013). Jaarverslag 2012. - Stad Gent (2008a). Analyse van het woonaanbod in Gent - deelonderzoek voor de

woonstudie. - Stad Gent (2008b). Betaalbaarheid van het wonen in Gent - deelonderzoek voor de

woonstudie. - Stad Gent (2009a). Eindrapport (technisch rapport) Leefbaarheidsonderzoek Stad

Gent, uitgevoerd door M.A.S - Stad Gent (2009b). Eindrapport Leefbaarheidsonderzoek stad Gent a.d.h.v.

leefbaarheidsmonitor (3de editie - 2010). M.A.S. . - Stad Gent (2009c). Gent: woonstad, nieuwe woontrends. Samenvatting van de

Gentse woonstudie. Gent: Stad Gent. - Stad Gent (2009d). Het indicatorenrapport: met meer cijfers bouwen aan een beleid

tegen armoede. Gent: Stad Gent. - Stad Gent (2012a). Het indicatorenrapport: met meer cijfers bouwen aan een beleid

tegen armoede - update 2012. Gent: Stad Gent. - Stad Gent (2012b). Omgevingsanalyse Gezondheid Gent. - Steensens, K., Degavre, F., Sannen, L., Demeyer, B., & Van Regenmortel, T. (2007).

Leven (z)onder leefloon. Leuven: Hiva. - Studiedienst van de Vlaamse Regering (2009). Algemene omgevingsanalyse voor

Vlaanderen 2009. Brussel: Studiedienst Vlaamse Regering. - Studiedienst van de Vlaamse Regering (2011). Vlaamse regionale indicatoren:

VRIND 2011. Brussel: Vlaamse Overheid. - Tracé Brussel vzw (2012). van

http://www.tracebrussel.be/nl/nieuws/nieuwsbrief/traceacute-brussel-nieuws-144/de-waterval-in-het-onderwijs

- Van den Bosch, K., Vandenbroucke, P., Cantillon, B., & Pacolet, J. (2009). Inkomen, verdeling en armoede: over groei, stabiliteit en de kloof tussen werkenden en uitkeringstrekkers. In L. Vanderleyden, M. Callens & J. Noppe (Eds.), De sociale staat van Vlaanderen 2009. Brussel: Studiedienst Vlaamse Regering.

- Van Landeghem, G., & Van Damme, J. (2011). Vroege schoolverlaters uit het voltijds beroepsonderwijs. Vertrekpunt voor een gedifferentieerde aanpak.

- Van Robaeys, B., Vranken, J., Perrin, N., & Martiniello, M. (2007). Armoede bij personen van buitenlandse herkomst: rapport van een onderzoek over de relatie tussen migratie en armoede. Brussel: Koning Boudewijnstichting.

- Vanderleyden, L., Callens, M., & Noppe, J. (Eds.). (2009). De Sociale Staat van Vlaanderen 2009. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.

- Verhaeghe, J. P. (2008). LOP Gent BaO: Evolutie in GOK-cijfers 2002-2005-2008.

Page 53: Armoedebeleidsplan Gent 2014 - 2020 · 2. Stijgt of daalt de armoede in Gent? Aan de hand van de antwoorden op deze 2 vragen, kunnen we een idee krijgen van hoe groot armoede is in

53

- Vlaamse Overheid (2011). Syntheserapport Visitaties Stedenfonds 2011 - Over het Stedenfonds en het Samenspel tussen de Vlaamse Overheid en haar Centrumsteden.

- Vluchtelingenwerk Vlaanderen (2008). Eén jaar subsidiaire bescherming in België. Een evaluatie door Vluchtelingenwerk Vlaanderen.

- Willems, S., Hardyns, W., & Vyncke, V. (2011). Onderzoek sociale samenhang, veiligheid en gezondheid in Gentse buurten: data pretest 2011. Ongepubliceerde data. . Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg, UGent.

- Winters, S., & De Decker, P. (2009). Wonen in Vlaanderen: over kwaliteit, betaalbaarheid en woonzekerheid. In L. Vanderleyden, M. Callens & J. Noppe (Eds.), De Sociale Staat van Vlaanderen 2009 (pp. 199-234). Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.