Upload
nederlands-auschwitz-comite
View
257
Download
5
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Â
Citation preview
65 jaar na
de bevrijding
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:03 Pagina 1
Educatie is het thema
Om de vijf jaar heeft de Auschwitz Herdenking een speciaal
karakter. 2010 is weer een lustrumjaar. Dan wordt 65 jaar bevrij-
ding van Auschwitz herdacht. Naast de gebruikelijke onderdelen
wordt dit gevierd met een bijzonder cultureel programma dat
volgt op de lunchbijeenkomst in de RAI. Dit Auschwitz Bulletin
opent met het uitgebreide programma van de dag.
Educatie van de shoah is het thema van het Herdenkingsnummer
2010. De uiteenlopende bijdragen rond dit thema vindt men in
de eerste rubriek Opinie. Theo van Praag is als speciale redacteur
opgetreden en heeft de algemene inleiding verzorgd. Educatie is
in principe tweeledig en heeft altijd betrekking op het geven èn
het ontvangen van onderwijs. Van beide richtingen treft men
boeiende voorbeelden aan. Zo zijn er interviews met oud-gevan-
genen die op scholen vertellen over hun ervaringen, steeds ver-
bonden met hun boodschap: dit nooit weer. Daarnaast worden
onderwijsprojecten gepresenteerd die de leerlingen activeren om
over de gevaren van een ontsporende maatschappij, zoals dat in
de oorlog het geval was, goed na te denken. Er is aandacht voor
individuele activiteiten, zowel gericht op persoonlijke ontwikke-
ling, als op uitingen van de eigen maatschappelijke betrokken-
heid.
Het thema educatie werkt in de erop volgende rubrieken ook
nog enigszins door. Zo is de Column deze keer gewijd aan shoah-
onderwijs in Israel. En de rubriek Herdenken bevat een bijdrage
over activiteiten bij het onderwijs, die samenhangen met de
Holocaust Memorial Day. Het laatste deels ook – en hier apart
gepresenteerd – als een uitvloeisel van een speciaal daarop
gericht bezoek van schoolleiders aan Auschwitz.
In de rubriek Herdenken ook twee impressies van de Polenreis
van dit jaar 2009. Met hun uiteenlopende karakter bieden zij een
weerspiegeling van de gevarieerde samenstelling die de deel -
nemersgroep altijd heeft. De rubriek wordt afgesloten met een
ontroerende afscheidsbrief die in zichzelf een heel andere, zeer
persoonlijke herdenking betekent.
De bijdrage over een conferentie die gehouden werd over
Holocaust-onderzoek bij verschillende universiteiten en instellin-
gen vormt de opening van de rubriek Actueel. Daarin ook een
beschouwing over de al of niet strafbaarstelling van de holocaust
ontkenning, naar aanleiding van de discussie die daarover de
laatste tijd gevoerd wordt. Actueel kan ook de impressie ge -
noemd worden van de eerste week ‘proces Demjanjuk’, die wij
van een van de Nebenkläger uit Nederland ontvingen.
Bijna traditiegetrouw is in de rubriek Cultuur een verhaal uit een
jeugdboek van Ida Vos opgenomen. Het wordt gevolgd door de
recensie van een indrukwekkend boek over de geschiedenis van
het getto van Warschau, dat onlangs uitkwam. De presentatie
van drie recent verschenen werken sluit deze rubriek en daarmee
ook het Herdenkingsnummer zelf af. – H.S.
2 Inhoud Auschwitz Bulletin 54ste jaargang, nr. 1, januari 2010. Verschijnt 4x per jaar
3
5
6
8
11
12
14
16
18
20
21
22
23
25
26
27
28
30
32
34
10
36
38
24
24
13
19
Herdenkingsnummer
Herdenking 2010
Opinie
Shoah en onderwijs in Nederland / Theo van Praag
Lesgeven over de Holocaust - interview Ernst Verduin /
Emilie Kuijt
Wat zou jij doen? Een onderwijsproject en een toneelstuk /
Kees Visschedijk
Lessenproject ‘Tweede Wereldoorlog in Perspectief’ gaat
landelijk / Emilie Kuijt
Buren, een herinneringsproject / Theo van Praag
Educatie in vrijwilligerswerk / Sun Jenzen en Karen Polak
Altijd een verhaaltje klaar: Selma van de Perre-Velleman /
Carry van Lakerveld
De plaats van onderwijs bij Sinti en Roma / Zoni Weisz
De begrippen Holocaust en Genocide in het Wetenschappelijk
Onderwijs / Wichert ten Have
Column
De geschiedenisles / Simon Soesan
Herdenken
Holocaust Memorial Day, steeds meer activiteiten /
Maria van Haperen
Schoolleiders bezoeken Auschwitz / Sandra Verbruggen en
Frans van der Knaap
Je reist niet alleen - Polenreis 2009 / Barbara Soesan
Geen tijd om afscheid te nemen - Polenreis 2009 / Gina Siegel
Afscheidsbrief / Zoni Weisz
Actueel
Tegen het vergeten, herinnering aan de Shoah / Hans Ester
Vrije mening, graag, maar geen discriminatie / Anet Bleich
Bij het proces Demjanjuk / Rob Fransman
Cultureel
Onderduiken (verhaal) / Ida Vos
Groepsreis Auschwitz (gedicht) / Ruud Bloemendal
Cultureel / Boekbespreking
We hebben de wereld gewaarschuwd / Bertje Leuw
Recent verschenen / Marjon de Klijn
Berichten
Reis-2010 naar concentratiekampen in Polen
Reis naar Polen in beelden en teksten
Kampoverlevenden van Auschwitz gezocht voor filmopnamen
Auschwitz nu. Drie generaties verder
Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen
de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toe -
gestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:03 Pagina 2
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
3
Op zondag 31 januari organiseert het Nederlands Auschwitz
Comité de jaarlijkse Holocaust Memorial Day / Auschwitz-
herdenking bij het Auschwitz Monument (Spiegelmonument van
Jan Wolkers) in het Wertheim¬park in Amsterdam. Aansluitend
vindt een lunchbijeenkomst plaats in de Park Lounge en een cul-
tureel programma in de Forum zaal van de RAI.
Verzamelpunt is het Stadhuis. Vanaf 10.00 uur is de Boek man zaal
van het Stadhuis open en bereikbaar via de hoofdingang aan de
Amstelzijde. In de Boekmanzaal wordt koffie en thee geschonken.
Om 11.00 uur vertrekt de Stille Tocht naar het Wertheimpark.
De herdenking begint om 11.30 uur met een toespraak van burge-
meester Job Cohen van Amsterdam, gevolgd door het Kaddisj en
Jizkor door rabbijn Menno ten Brink en muziek door Sinti en Roma.
Vervolgens kunnen particulieren en organisaties hun kransen en
bloemen bij het monument leggen.
Kransen en bloemen kunnen eventueel op zaterdag 30 januari,
tussen 10 en 14 uur, worden afgeleverd bij de Portiersloge van
het Stad huis, ingang Waterlooplein.
U kunt het Stadhuis het beste bereiken met het openbaar ver-
voer: metro en sneltram 51 (halte Waterlooplein) of tramlijnen 9
en 14 (zelfde halte). Na de herdenking staan tegenover de uit-
gang van het Wertheimpark bussen klaar voor de mensen die
kaarten aangevraagd hebben voor de lunchbijeenkomst in de
RAI. Van Stadhuis naar de RAI kunt u ook met sneltram 51 en
verder is de RAI te bereiken met tramlijn 4 en bus 15.
Mocht u met de auto komen, dan kunt u parkeren in de parkeer-
garage onder het Stadhuis/Muziektheater, de parkeergarage op
de hoek van de Jodenbreestraat (onder Albert Heijn) of de par-
keergarage onder het wooncomplex Valkenburgerstraat-ingang
Anne Frankstraat. Deze parkeerplaatsen zijn niet gratis. Zij die in
het bezit zijn van een invalidenparkeervergunning kunnen par-
keren bij de hoofdingang van het Stadhuis/Muziektheater, maar
alleen op vertoon van de vergunning! Rondom de RAI zijn vol-
doende parkeerplaatsen en u kunt ook parkeren in de RAI-par-
keergarage.
LunchbijeenkomstDe Forum Lounge van de RAI gaat om 12.30 uur open. De lunch -
bijeenkomst begint om 13.00 uur. Voor de lunchbijeenkomst
dient u in het bezit te zijn van toegangskaarten.
In de Forum Lounge staat weer een boekentafel. Een deel van de
op brengst van de boekenverkoop komt ten goede aan het Ausch -
witz Comité.
Cultureel programmaHet culturele programma wordt om 15.15 uur gepresenteerd in de
Forumzaal van de RAI. Prof. Dr. A. de Swaan zal een rede houden,
gevolgd door optredens van Ernst Daniël Smid, Liesbeth List,
Margriet Eshuis, Maarten Peters, Carmel Quintet en Betje Weiss
en haar combo. Het programma zal worden gepresenteerd door
Diewertje Blok.
Voor het cultureel programma dient u in het bezit te zijn van
toegangskaarten.
Het programma samengevat:
10.00 uur: verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekmanzaal
van het Stadhuis te Amsterdam, hoofdingang aan
de Amstelzijde
11.00 uur: begin Stille Tocht naar het Wertheimpark
11.30 uur: Herdenking bij het Auschwitz Monument
12.15 uur: vertrek van bussen naar de RAI
12.30 uur: Forumlounge van de RAI open
13.00 uur: begin lunchbijeenkomst
14.45 uur: Forumzaal van de RAI open
15.00 uur: einde lunchbijeenkomst
15.15 uur: begin cultureel programma
17.15 uur: einde programma
Tot ziens op 31 januari!
Nederlands Auschwitz Comité
Holocaust Memorial Day /Auschwitz Herdenking 2010Zondag 31 januari 2010
Foto Dirk P.H. Spits ©
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:03 Pagina 3
Het werk van het Nederlands Auschwitz Comité
wordt mede mogelijk gemaakt door:
A. BOEKEN - STOFFEN & FOURNITUREN WINKEL
BERDY
DR. SHOE - EEN ECHTE SCHOENMAKER
DIAMOND POINT B.V.
MARINUS VAN DIJK - DIEMEN
LA ROTONDE DU MONDE – WEBDESIGN
HET PAROOL
DRUKKERIJ PETERS
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 4
De oorlog dichtbij huis is een format dat door het Herinnerings -
centrum Kamp Westerbork vaker gebruikt is. Het bijzondere aan
het Alphense project voor het voortgezet onderwijs in dit num-
mer is, dat verklaringen van niet-Joodse getuigen ook een be -
langrijke rol spelen. Men maakte daarbij gebruik van plaatselijke
bronnen en archieven en van de archieven van het Her inne -
ringscentrum zelf. Beginnend bij de opkomst van het nazisme,
de anti-Joodse wetten en het antisemitisme in nazi Duitsland,
gaat men naar de bezetting van Nederland, de maatregelen om
de vrijheid van de Joodse bevolking steeds meer in te perken, de
onteigeningsprocedures en tenslotte de fysieke ‘verwijdering’:
de moord.
Ernst Verduin, die als overlevende naar scholen gaat, legt in een
interview zijn drijfveer uit: ‘Ik vind het van belang dat deze ge -
beurtenissen doorverteld worden, opdat niet vergeten wordt. Ik
zie de situatie in Soedan en denk dan bij mezelf hoe essentieel
het is dat men blijft leren van de geschiedenis. Uit de Holocaust
moet lering getrokken worden, maar we zijn er nog lang niet
helaas.’
In de afgelopen vijf jaar heeft Diversion in een project Tweede
Wereldoorlog in Perspectief aandacht gegeven aan de oorlog
toen en nu. In dit project geven peer-educators, studenten van
Joodse en van Islamitische achtergrond een aantal lessen aan
leerlingen over enerzijds de Tweede Wereldoorlog en anderzijds
het Midden-Oostenconflict. Hoe moeilijk dat is blijkt wel uit de
terughoudendheid van veel docenten om over dit soort ‘moeilijke’
onderwerpen in etnisch gevarieerde klassen te praten. Diversion
heeft nu met veel succes de peer-educators in 100 VMBO-klas-
sen in grote steden met deze onderwerpen laten werken.
Tenslotte in het op onderwijs gerichte deel van dit herdenkings-
nummer aandacht voor het Twin project dat is ontwikkeld voor
jongeren in Nederland die behoren tot de Roma en Sinti-groep.
Een probleem was dat deze jongeren niet lang op dezelfde plek
bleven, en ook geen traditie kenden waarin studeren en scholing
door regulier onderwijs een belangrijke sol spelen. Alle praktische
kennis van Sinti werd op een natuurlijke manier doorgegeven
door ouderen aan jongeren. Het grootste obstakel iets te leren
was het terechte wantrouwen ten opzichte van de omringende
samenleving. Een ‘Twin-intermediair’ bestaande uit één Sinti of
Roma met één burger samen helpen Sinti en Roma in het gebrui-
ken van bestaande voorzieningen en het oplossen van hiermee
gepaard gaande problemen.
Dit project is speciaal bedoeld voor Roma en Sinti-jongeren, maar
van de positieve ervaringen zou men heel goed ook bij andere
jongeren met een weinig Nederlandse achtergrond, bijvoorbeeld
kinderen van nieuwe migranten, gebruik kunnen maken.
Niet alleen is onderwijs over de Tweede Wereldoorlog verbon-
den met hedendaagse ontwikkelingen belangrijk om ‘de boel bij
elkaar te houden’ maar het kan ook een voorwaarde zijn tot het
bijdragen aan een humane samenleving waarin men verdraag-
zaam is ten opzichte van anderen.•
5
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Thema van het Herdenkingsnummer In ons onderwijs wordt vaak de vraag gesteld hoe men zoveel
jaren na de Tweede Wereldoorlog nog aandacht kan besteden
aan die oorlog. Zijn er lessen uit te trekken? Het bespreken van
de moord op zoveel Joodse Nederlanders wordt nu soms over-
schaduwd door het Midden-Oostenconflict waar Joodse Israëliërs
tegenover Palestijnen en Arabische landen staan. Heeft het een
wat met het ander te maken? Kun je 1933-1945 in Nederland
vergelijken met het Midden-Oostenconflict of zijn dit totaal los
van elkaar staande ontwikkelingen? Voor allochtone leerlingen in
de grote steden is het verschil geen vanzelfsprekende zaak en
ook hun docenten weten er soms geen raad mee.
Sinds 2005 staan de tien tijdvakken van de commissie De Rooy
model voor het vak geschiedenis in het basis- en voortgezet
onderwijs. Daarin zijn in het curriculum bij behandeling van de
Tweede Wereldoorlog de Duitse bezetting, de Jodenvervolging
en de Holocaust opgenomen. De leerlingen in het basisonderwijs
leren inzien dat racisme en discriminatie toen leidden tot genocide,
in het bijzonder op de Joden. In de basisvorming wordt ook aan-
dacht gegeven aan het racistische en totalitaire karakter van het
nationaal-socialisme. Daarnaast heeft de minister van onderwijs
zes jaar geleden het pleidooi uit het veld voor een sterkere ver-
ankering van WOII in de kerndoelen voor de onderbouw van het
voortgezet onderwijs overgenomen. In kerndoel 37 staat nu dat
de leerling ’… leert in elk geval de relatie te leggen tussen de ge -
beurtenissen en ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de
Wereldoorlogen en de Holocaust), en hedendaagse ontwikke -
lingen’.
Vijf voorbeeldenEr zijn tal van mogelijkheden om lessen uit de Shoah te trekken
en in breder verband te laten zien wat het betekent als een land
in oorlog is. De redactie heeft daarom in dit Herdenkingsnummer
dit thema gekozen en schetst een aantal voorbeelden die het
onderwijs kan gebruiken.
Het foto- en poëzieproject Buren in Amsterdam geeft in twaalf
‘stappen’ aan hoe een docent met zijn leerlingen op een wille-
keurige basisschool of in het voortgezet onderwijs in Nederland
een vergelijkbaar project kan opzetten. Aan elke ‘stap’ is in de
hand leiding één hoofdstuk gewijd.
Opinie
Shoah enonderwijs inNederlandTheo van Praag
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 5
6 Opinie
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Want hoe lang kan ik het nog? En hoeveel zijn er met mij, die het
nog kunnen? Daarom doe ik het zoveel mogelijk. Juist ook nu
blijft het belangrijk, mede om discriminatie in te perken. Ik doel
op discriminatie in de ruimste zin, want juist nu worden bijvoor-
beeld Moslims veel gediscrimineerd. Daarom breng ik, als ik op
scholen lesgeef, mijn verhaal ook veel in verband met discrimina-
tie en pesten, zoals dat nu bestaat. ‘Brillenjood’, zoals ze vroeger
naar mij riepen, dat hoor je immers tegenwoordig nauwelijks
meer, maar andere woorden des te meer’.
Persoonlijk verhaalDe lessen die Ernst Verduin geeft zijn geen geschiedenis van de
oorlog in ruime zin, maar juist een persoonlijk verhaal van zijn
ervaringen. Verduin verklaart: ‘Ik vertel specifiek mijn (familie-)
geschiedenis, aangepast in toon natuurlijk aan de plaats en de klas
of groep waaraan ik lesgeef, maar altijd het persoonlijke verhaal.
De toon van het verhaal is erg belangrijk.Ik probeer het ontspan-
nen te doen, met niet al te veel gruwelijkheden. Mijn verhaal is
op zich zelf al erg genoeg. Maar juist diegenen die het niet meer
na kunnen vertellen, die hebben de gruwelijkheden ondergaan die
aan de kinderen duidelijk gemaakt moeten worden.’
Verduin betrekt ook afbeeldingen in zijn lessen, om de verhalen
iets concreter te maken: ‘Ik laat foto’s zien via een laptop en
beamer; moderne techniek maakt het wat makkelijker! Één van
deze foto’s is in Buchenwald vlak na de bevrijding, en daar staat
een platte open wagen op vol met lijken. Kinderen schrikken daar
vaak van, en vroeger dekte ik dat stukje van de foto dan ook af,
maar tegenwoordig zijn ze toch iets meer gewend. Die foto toont
wel de betrekkelijkheid; ik vond Buchenwald in vergelijking met
wat ik verder had meegemaakt niet zo erg, maar ik zie hun reac-
ties en weet dan: zo erg was het dus wel. Om deze reden eindig
ik mijn lessen dan ook altijd positief, het moet niet somber zijn.
Ik vertel hoe ik bij terugkomst het lyceum heb afgemaakt, eco-
nomie heb gestudeerd en hoe ik nu heerlijk kan genieten met
Ernst Verduin (1927) geeft inmiddels al ongeveer vijftien jaar
les op scholen en andere locaties in Nederland, België en
Duitsland over zijn ervaringen tijdens de Holocaust. Verduin was
in januari 1943 15 jaar oud toen hij met het hele gezin opgehaald
en in Kamp Vught gevangen gezet werd. Via Westerbork werd
hij in september 1943 op transport gesteld naar Auschwitz/
Birkenau waar hij, door over te lopen van de groep die geselec-
teerd was voor de gaskamer naar de groep die geselecteerd was
voor een werkkamp, terechtkwam in Monowitz, ook bekend als
Auschwitz III, waar zij als slavenarbeiders ‘mochten’ gaan wer-
ken. Tot januari 1945 bleef Verduin in Monowitz, waarna hij met
een van de beruchte dodenmarsen mee moest. Het is hem gelukt
in Gleiwitz, Auschwitz IV, op een kolentrein te klimmen die naar
Buchenwald ging. Hier is hij op 11 april 1945 bevrijd door de
Amerikanen.
Gastlessen‘Begin jaren ’90 werd ik gevraagd om bij de Rotary in Tiel te vertel -
len over mijn ervaringen’, vertelt Verduin over het ontstaan van
het lesgeven. ‘Kort daarna zag ik een oproep van Herinnerings -
centrum Kamp Westerbork voor gastdocenten, heb contact
opgenomen en ben meteen aan de slag gegaan. Inmiddels geef
ik ongeveer 50 gastlessen per jaar, meestal georganiseerd door
Westerbork, maar ook het Centrum voor Holocaust en Genocide
Studies in het kader van de Holocaust Memorial Day, of bij andere
organisaties zoals Duitse oorlogsbegraafplaatsen en Rotary groe-
pen die mij benaderen. Ik sprak altijd al makkelijk over mijn erva-
ringen in het kamp, dus lesgeven sluit daar goed op aan. Er is me
wel eens gevraagd of ik vertellen als een bevrijding van mijn eigen
gedachten zie, en wellicht is dat ook wel zo en verwerk ik deels
door erover te vertellen’.
Verduin legt zijn drijfveer verder uit: ‘Ik vind het van belang dat
deze gebeurtenissen doorverteld worden, opdat het niet vergeten
wordt. Ik zie de situatie in Soedan en denk dan bij mezelf hoe
essentieel het is dat men blijft leren van de geschiedenis. Uit de
Holocaust moet lering getrokken worden, maar we zijn er nog
lang niet, helaas. Ik voel het zelfs een beetje als mijn plicht en ik
moet dit werk van mezelf doen, zo lang ik het nog goed kan.
Lesgeven over
de Holocaust
Emilie Kuijt
Interview met Ernst Verduin
Ernst Verduin (foto Emilie Kuijt)
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 6
7
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
mijn familie en vooral van mijn kleinkinderen. Ook dit positieve
deel moet verteld worden’.
Op de vraag hoe hij het ervaart om specifiek als overlevende
voor de klas te staan verklaart Verduin: ‘Ik wil dat de kinderen er
echt iets bij voelen, als ik vertel. Kinderen voelen ook de open-
heid die ik betracht, en reageren daarop. Als ik op scholen in mijn
omgeving lesgeef, kom ik ze later in de buurt wel eens tegen, en
dan vragen ze hoe het met me gaat. Die betrokkenheid vind ik
mooi. Het is bovendien zo, dat interesse en respect juist vaak uit
hoeken komen waar je het niet verwacht. Slechts één maal heb
ik tijdens een gastles op een VMBO school een probleem gehad.
Een jongetje riep toen midden in mijn verhaal ‘Joden vermoor-
den Palestijnen’. Ik heb tegen hem gezegd dat zo’n opmerking
over een heel ander onderwerp gaat, waar ik nu niet over aan
het spreken ben’. Hij stelt dan dat hij vooral teleurgesteld was,
dat de docente in dat geval niet durfde in te grijpen: ‘Dat was
echt een negatieve gebeurtenis, maar daar is een taak voor de
school weggelegd volgens mij. Over het algemeen zijn mijn erva-
ringen met lesgeven positief. Ik merk het bijvoorbeeld aan de
totale stilte die er in de klassen heerst. Van tevoren ben ik soms
door een docent gewaarschuwd voor ’n paar druktemakers,
maar daar merk ik niks van, juist die jongelui zijn muisstil. De
sfeer tijdens een les is altijd goed, de leerlingen hangen aan mijn
lippen en willen elk woord horen. Na afloop stellen ze vragen, en
soms moeten ze een werkstuk maken over de oorlog. Dat vind
ik altijd een goede ontwikkeling, als leerlingen er zelf mee aan de
slag moeten gaan’.
Opnames van het lesgevenVerduin ziet de toekomst van het lesgeven over de oorlog posi-
tief in: ‘Het is heel belangrijk dat er opnames van mensen wor-
den gemaakt tijdens het lesgeven. Een beetje zoals het bekende
‘Spielberg-project’ waarbij overlevenden hun verhaal vertelden,
maar dan specifiek opnames van mensen die voor de klas staan.
Dit soort opnames kunnen later getoond worden en de verhalen
voort laten bestaan! Misschien zouden juist ook vragen van leer-
lingen gefilmd moeten worden. Dan blijkt immers wat de leerlin-
gen bezighoudt en scholen kunnen daaruit lering trekken. Tijdens
een aantal van mijn lessen is er ook gefilmd, dat vind ik heel posi-
tief, want scholen krijgen op die manier een kans om via film de
verhalen te vertellen als de vertellers het niet meer kunnen’. •
Ernst Verduin is gelukkig niet de enige die het belang inziet van
lesgeven door overlevenden. Recentelijk is hij namelijk voor al
zijn inspanningen gelauwerd tot Ridder in de Orde van Oranje-
Nas sau. Verrast met deze onderscheiding was hij zeker, en hij er -
vaart het als een stimulans: ‘Voorlopig hou ik er nog niet mee op!’
Ernst Verduin bij een van zijn gastlessen (foto © ASAP photography)
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 7
8 Opinie
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Herinnering‘Toen kwam woensdag 30 september. Ik was 12 jaar. Ik kan me
herinneren dat er om een uur of half tien ’s morgens een lid van
de Feldgendarmerie onze straat kwam binnenlopen en aanbelde
op nummer 31. Mevrouw Cassier en Rika moesten meekomen.
Rika droeg twee koffers en haar moeder een handtas toen ze met
de Duitser richting IJsbaanterrein gingen. Veel tijd om daar aan-
dacht aan te besteden had ik niet want mijn moeder riep, dat ik
zo snel mogelijk mevrouw en mijnheer Van Dien moest waar-
schuwen dat de Duitsers eraan kwamen.’ – Ros van Leeuwen
herinnert zich de dag dat de Joodse Alphenaren werden wegge-
voerd.
Op 30 september 2007 was het 65 jaar geleden dat de deporta-
ties startten in Alphen aan den Rijn. Om stil te staan bij deze
zwarte dag organiseerde de Stichting Herdenking Joodse
Vervolgingsslachtoffers Alphen aan den Rijn een waardige bij-
eenkomst rond het Joods monument. De Stichting vond het
belangrijk dat ook in het onderwijs aandacht zou worden besteed
aan dit deel van de plaatselijke Joodse geschiedenis. Vanuit ver-
halen van getuigen van die laatste woensdag in september 1942
ontstond het toneelstuk Nadien, dat onderdeel uitmaakt van het
project.
Met als thema Wat zou jij doen? heeft de educatieve afdeling
van Herinneringscentrum Kamp Westerbork een indrukwekkend
project en een belangwekkend document voor Alphen aan den
Rijn samengesteld. Daarbij maakte men gebruik van een door
hen al eerder gebruikt format. Onder de titel De oorlog dichtbij
huis had het Herinneringscentrum al eerder onderwijsprojecten
geschreven voor Zutphen en Assen, waarin de lokale Joodse
geschiedenis centraal stond. Men maakte daarbij gebruik van
plaatselijke bronnen en archieven en van de archieven van het
Herinneringscentrum zelf. Voor het project in Alphen aan den
Rijn volgde men nu hetzelfde patroon. Beginnend bij de opkomst
van het nazisme, de anti-Joodse wetten en het antisemitisme in
nazi Duitsland, gaat men naar de bezetting van Nederland, de
maatregelen om de vrijheid van de Joodse bevolking steeds meer
in te perken en de onteigeningsprocedures. Uiteindelijk komt het
project dan uit bij de plaatselijke geschiedenis.
Stil op straat‘Het gerucht ging al gauw dat er een razzia plaatsvond en dat
iedereen moest binnenblijven. Maar het kan ook zo geweest zijn
dat mijn moeder me verboden had om naar buiten te gaan. Het
was in ieder geval erg stil op straat. Ik ben toen naar boven naar
mijn kamer op de tweede verdieping gerend en heb alles van
daaruit kunnen zien. De Joden werden thuis opgehaald en uit-
geladen bij het IJsclubterrein. Daar waren twee toegangshekken.
Eerst zag ik iedereen het lage, groene gebouw van de ijsclub bin-
nengaan. Kort daarna kwam men weer naar buiten en werden
mannen, vrouwen en kinderen voor het gebouw opgesteld.’ – Piet
Kruit, die als jongen tegenover het IJsclubterrein woonde, zag
wat er op woensdag 30 september 1942 gebeurde vanuit zijn
zolderkamer.
Toegespitst op de Alphense situatie wordt het lesmateriaal ver-
deeld in thema’s. In De Joodse gemeenschap van Alphen aan
den Rijn wordt in grote lijnen de geschiedenis van Joods Alphen
van voor 1940 geschetst. Vlucht naar Alphen aan den Rijn ver-
telt het verhaal van de Joodse vluchtelingen die tussen 1933 en
1941 vanuit Duitsland naar Nederland en naar Alphen aan den
Rijn gevlucht zijn. De zondebok vraagt de leerlingen stil te staan
bij hun eigen situatie om daarin het verschijnsel van ‘de zonde-
bok’ te herkennen. De razzia van 30 september 1942 beschrijft
de wegvoering op klaarlichte dag van de Joodse inwoners van
Alphen aan den Rijn. In het project zijn verklaringen opgenomen
van oude Alphenaren die toen getuige zijn geweest van deze
grote razzia. In De andere kant opkijken krijgen de leerlingen een
aantal situaties gepresenteerd waarin hun gevraagd wordt wat
zij zouden doen, als zij toeschouwer zouden zijn in een situatie
die om ingrijpen vraagt. De herinneringen van de ooggetuigen
geven een beeld van wat bekend was bij de niet-Joodse inwo-
ners van Alphen aan den Rijn van de Jodenvervolging. Verzet in
Alphen aan den Rijn wijst er op dat, hoewel de meerderheid van
de bevolking lijdzaam toekeek niet iedereen zich neerlegde bij
wat de Duitsers aanrichtten. Docenten die het project uitvoeren
kunnen een spreker uitnodigen voor een gastles. Dat kan een
getuige zijn uit Alphen of iemand die de Jodenvervolging aan
den lijve onderging. Westerborkportretten richt zich op archie-
ven, documenten en op de enkele foto’s die er nog zijn, waar
namen en gegevens van de Joodse Alphenaren die zijn wegge-
voerd voorkomen. Door de verklaringen van de Alphenaren die
getuige waren van de razzia op 30 september worden hier talrij-
ke persoonlijke details aan toegevoegd. In dit hoofdstuk gaan
leerlingen op onderzoek uit en stellen een biografie samen van
enkele van hun weggevoerde plaatsgenoten. Het laatste hoofd-
stuk Sporen van Joods leven voert de leerlingen langs de plekken
die een rol gespeeld in de geschiedenis van Joods Alphen.
Wat zou jij doen?
Een onderwijsproject en een
toneelstuk
Kees Visschedijk
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 8
9
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Zware tassen‘Mevrouw Hijmans droeg die dag twee zware tassen. Maurits
liep uitgelaten om haar heen te springen. Hij had een groene
feestmuts op met zo een zilveren sliert in het midden. Het leek
wel of hij met zijn moeder op weg was naar een kinderfeestje.
Het beeld van die kleine Maurits en zijn moeder zal ik mijn leven
lang niet meer vergeten.’ – Arie Vis zag hoe mevrouw Hijmans
en haar zoontje op woensdag 30 september door een politie-
agent naar het IJsclubterrein werden gebracht.
Aan het begin van de oorlog woonden er ongeveer 90 Joden in
Alphen. Een derde van hen was in de dertiger jaren hierheen
gevlucht om aan de vervolging door de nazi’s te ontkomen.
Aanvankelijk bleef alles ogenschijnlijk rustig en de veelal admini-
stratieve maatregelen die de Duitsers namen leken in eerste
instantie nog tamelijk onschuldig. Dat de Joden vanaf half juli
1940 niet langer in de luchtbeschermingsdienst mochten wer-
ken, leek niemand te deren. Ook de registratie van wie Joods was
en wie niet, het administreren van Joodse bezittingen, vond
iedereen een maatregel die je kon verwachten van de Duitse
bezetters die in eigen land al veel eerder begonnen waren de
Joden te treiteren met hun racistische politiek. Maar toen de
Duitsers in ons land eenmaal wisten wie de Joden waren, waar
ze woonden en wat ze bezaten, brak de vervolging meedogen-
loos los. Het ene verbod volgde op het andere en de meeste
ambtenaren en burgemeesters voerden loyaal uit wat de Duitse
bezetters bedacht hadden. Ook in Alphen aan den Rijn. De lokale
overheid riep de Joden op zich te melden en zich te laten regi-
streren. De plaatselijke politie zag erop toe dat er geen Joden
kwamen op de plaatsen die voor hen verboden waren. Bij over-
treding van deze verordeningen echter werd de strafmaat
bepaald door de Duitsers. En iedereen wist dat je voor de gering-
ste overtreding naar Mauthausen gestuurd kon worden. En
iedereen was zich er inmiddels heel goed van bewust dat een
verblijf in dit Oostenrijkse concentratiekamp gelijkstond aan de
doodstraf.
In mei 1942 werd het dragen van de Jodenster verplicht; een
maand later vielen in Amsterdam de eerste oproepen in de bus
om zich te melden voor ‘eventuele deelname aan een, onder
politietoezicht staande, werkverruiming in Duitschland voor per-
soneelsonderzoek en geneeskundige keuring naar het door-
gangskamp Westerbork, station Hooghalen’. Op 15 juli vertrok
de eerste trein van Westerbork naar Auschwitz.
In Alphen aan den Rijn kreeg een aantal Joden begin augustus
de oproep om op 12 augustus naar het station te gaan om van
daaruit door te reizen naar Westerbork. Op die dag zag het zwart
van de mensen, want ook de Joden uit de omliggende plaatsen
rond Alphen aan den Rijn moesten zich melden.
Op 30 september kregen 43 Joodse inwoners een oproep om
zich op het terrein van de ijsbaan te melden. Aan het eind van de
middag werden ze onder begeleiding van Duitse politie naar het
station gebracht. Ze reisden naar Amsterdam, maar gingen de
volgende dag al door naar Westerbork. Het kamp daar was over-
vol, omdat in die maanden tientallen transporten uit alle Neder -
land se provincies het kamp binnenkwamen. In Westerbork moch-
ten ze slechts één nacht blijven. Om het kamp te ontlasten wer-
den ze al op 2 oktober naar Auschwitz doorgestuurd. Hier werd
bijna het hele transport meteen na aankomst op 5 oktober in de
gaskamers vermoord.
Het begin van de lijst met Joodse Alphenaren
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 9
10 Opinie
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Door het hele project De oorlog dichtbij huis lopen als rode dra-
den de verhalen van de Alphenaren die getuige waren van de
deportatie. Nu zijn het mannen die in de zeventig zijn; toen
waren het jongens van zes, zeven jaar. Ze zwierven op straat,
omdat het Duitse leger hun scholen in beslag had genomen.
Sommige getuigen hadden contact met Joodse families; anderen
zagen wat er gebeurde en beseften pas jaren later welke ramp
zich onder hun ogen had voltrokken.
Het project De oorlog dichtbij huis is in februari 2009 gepresen-
teerd en na de zomervakantie aan geschiedenissecties van de vier
scholen voor voortgezet onderwijs in Alphen aan den Rijn aan-
geboden. Het is geschreven voor leerlingen in het derde en vierde
leerjaar.
Nadien, een toneelstuk ‘Maakt u zich toch niet ongerust, mijnheer Rozenboom. De Duit -
sers hebben vorig jaar toch beloofd dat ze ons met rust zouden
laten? Dit is Nederland, mijnheer Rozenboom. Het zal heus zo
een vaart niet lopen. U weet toch hoe de Duitsers zijn? Het blij-
ven bureaucraten. Ook in oorlogstijd. Ze willen alles vastleggen
en registreren. Pünktlich und gründlich!’ - Scène uit Nadien
waar in ambtenaar De Jong Nathan Rozenboom geruststelt als hij
begin 1941 zichzelf en zijn gezin moet aanmelden, omdat ze
Joods zijn.
Op basis van de getuigenverklaringen en het historische materi-
aal dat in het project gebruikt is hebben de journaliste Nancy
Ubert en de auteur van dit artikel een toneelstuk, geschreven,
dat in mei 2010 in het Parktheater in Alphen in première zal
gaan. Dit stuk, Nadien - een stuk van nu over toen voor straks,
gaat over een Joods gezin in Alphen. De personages zijn ge -
baseerd op mensen die echt hebben bestaan. Alle verhalen
en gebeurtenissen die bekend zijn komen in dit gezin samen. In
elf scènes zien we hoe de Duitsers het net rond de Joden steeds
strakker trekken en hoe zij uiteindelijk geen kant meer op kun-
nen.
Nathan en Mira Rozenboom hebben twee kinderen, Levi en Lies.
Nathan heeft met zijn vader Bram een manufacturenzaak in het
centrum. In de openingsscène van Nadien houdt de burgemees-
ter van Alphen eind 1940 een kersttoespraak voor zijn ambtena-
ren. In de laatste scène pakt het gezin de koffers in om zich naar
het terrein van de ijsbaan te begeven. Ook in Nadien is de vraag
‘Wat zou jij doen?’ belangrijk. De spelers zullen tijdens het spel
het publiek proberen uit te dagen om stelling te nemen in situa-
ties waarin mensen, toen en nu, al of niet gedwongen, voor bijna
onmogelijke keuzes komen te staan. Nadien wordt gespeeld
door Productiehuis Alphen. •
Kees Visschedijk is docent Engels aan het Ashram College in
Alphen aan den Rijn. Hij heeft ook als taak scholen voor voort-
gezet onderwijs in de regio Rijnstreek te ondersteunen bij het
aanbieden van cultuur, kunst en erfgoed. In dat verband is dit
project tot stand gekomen.
Groepsreis Auschwitz
Hoe is het je vergaan, m'n lief?
Nadat ons reisgezelschap ruw uiteen is getrokken
jij niet langer zelf je koffer hoefde dragen
je je eigen kleren achterliet daar
zelfs betrof dit al je lichaamshaar.
Hoe heb je het ondergaan, m'n lief?
Een "kamer" delen met zo vele
onbekenden je gemeenschappelijk wassen
als groepsuitjes een bezoek aan 't toilet
zelfs slapen deed je er in één groot bed.
Hoe heb je het gedaan, m'n lief?
In die felle dorstige zomerhitte
tijdens die even heftig bittere winterkou
heb je weten te overleven door hard te werken?
Je hoorde altijd wel bij de sterken.
Wat hebben ze je aangedaan, m'n lief?
Nadat we die trein moesten verlaten
en jij nog voor even haast tastbaar
er toch niet langer meer was voor mij
ons gezamenlijke leven ging voorgoed voorbij.
Wat hebben ze met je gedaan, m'n lief
die laatste dagen van je leven
jij, zo onbeschermd weerloos tegelijkertijd sterk.
Ik kan er alleen maar angstig van dromen
had de dood niet wat eerder bij ons kunnen komen?
Waarheen ben je verwaaid, m'n lief
over het verdoemde land van dit kamp
of belandden ook jouw resten in het water?
Het was hoe dan ook inbegrepen bij de prijs
van deze onomkeerbaar verzorgde groepsreis.
Ruud Bloemendal
Vervolg pag. 9
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 10
11
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
In september 2006 verscheen in dit Bulletin een stuk over het
lessenproject ‘Tweede Wereldoorlog in Perspectief’, ontwik-
keld door Diversion, bureau voor maatschappelijke innovatie. Dit
afgelopen schooljaar heeft Diversion zijn initiatieven voortgezet
en is een landelijke pilot gestart, waaraan 100 VMBO klassen in
acht verschillende gemeenten hebben deelgenomen. Een lessen-
cyclus bestaat uit drie lessen over de Tweede Wereldoorlog,
gevolgd door drie lessen over het Midden-Oostenconflict. Door
middel van dit project werden gedurende het jaar bijna 2500
leerlingen bereikt, in lessen die worden verzorgd door twee peer-
educators: studenten van Joodse en islamitische afkomst. Na een
start in 2004 met slechts 10 klassen in Amsterdam is dit een enor-
me sprong voorwaarts. Tijd voor een evaluatiegesprek.
Grootsteedse problematiekLinda Hendrix, Senior Projectleider bij Diversion, legt de behoef-
te aan de landelijke pilot uit, en bespreekt de effectiviteit van een
grootschalige aanpak: ‘Het is een grootsteedse problematiek die
veel jongeren en scholen bezighoudt, waardoor docenten aan-
gaven behoefte te hebben aan dit project. Het effect zat dan ook
vooral in de hoeveelheid klassen per school waarop wij lesgaven.
Door ons concept kan een hele school tegelijkertijd aangepakt
worden, aangezien de lessen in alle klassen gelijktijdig kunnen
plaatsvinden, en de sfeer op een school wezenlijk kan verande-
ren. Het blijft uiteraard wel de bedoeling dat we dit project voort-
zetten, aangezien een school ieder jaar natuurlijk nieuwe scho-
lieren erbij krijgt’.
Hendrix vertelt dat er de afgelopen jaren ook hard gewerkt is om
het project tot een succes te maken: ‘We zijn professioneler ge -
worden, met name in onze voorbereiding van peer-educators, en
hun training. Ook spelen actualiteiten een rol: naar aanleiding
van de Libanon-oorlog is er een hoofdstuk in ons boek gewijzigd.
Het concept peer-education is ook gegroeid en succesvol geble-
ken, waardoor het op meerdere projecten inzetbaar is. Het middel
is dus goed gelukt om moeilijke onderwerpen bespreekbaar te
maken. Bij dit soort onderwerpen helpt het vaak als er studenten
voor de klas staan: een peer-educator snapt beter hoe jongeren
denken en wat ze willen. Les krijgen van iemand die je begrijpt
heeft meer effect, en de boodschap wordt daardoor beter ver-
werkt’. Hendrix geeft aan dat ook peer-educators natuurlijk voor
problemen kunnen komen te staan: ‘Wat lastig kan zijn, is dat de
peer-educators niet altijd weten waar scholieren hun informatie
vandaan halen, wat de bronnen zijn waar zij hun meningen op
baseren. Met name in geval van actualiteiten in het Midden-
Oosten kan dit een rol spelen tijdens de lessen’.
Historisch besefHendrix voegt toe: ‘We zijn blij dat zoveel scholen dit project wil-
den hebben, hoewel er in het begin soms angst bestond.
Docenten waren bang voor de reacties van de scholieren, en
vreesden dat er wellicht beveiliging nodig zou zijn. We hebben
echter zelf geen inhoudelijke of structurele problemen gemerkt
met deze landelijke pilot. Natuurlijk, incidenten vinden af en toe
plaats, maar het viel achteraf mee. Toch blijft een project als
‘Tweede Wereldoorlog in Perspectief’ nodig: voor sommige
docenten blijft het moeilijk om onderwerpen als de Tweede
Wereldoorlog en het Midden-Oostenconflict bespreekbaar te
maken. Ze gaan het daarom liever uit de weg’.
Diversion heeft de resultaten van de landelijke pilot zelf ook
onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat het project duidelijk bij-
draagt aan het vergroten van de algemene kennis van scholieren
en hun historisch besef bevordert. Ook blijken scholieren in staat
genuanceerder over de onderwerpen te denken en hun menin-
gen wat beter te onderbouwen. Peer-educators gaven aan dat het
belangrijkste resultaat van het project in hun ogen het vermin-
deren van vooroordelen ten opzichte van Joden en het Midden-
Oostenconflict is. Diversion hoopt dat deze resultaten inderdaad
tot een voortzetting zal leiden van de landelijke pilot. •
Opinie
Lessenproject‘Tweede Wereld -oorlog inPerspectief’ gaatlandelijkEmilie Kuijt
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 11
12
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Opinie
In alle dorpen en steden in Nederland wonen en woonden
mensen. Door de eeuwen heen waren dat Nederlanders van
alle gezindten. Tot 1940. Toen werd ineens onderscheid gemaakt
tussen Joodse Nederlanders en anderen. Joden woonden op vele
plaatsen in wisselende aantallen, soms enkelen of tientallen,
soms honderden of zelfs duizenden zoals in de grote steden. Van
de 135.000 Nederlandse Joden zijn er 107.000 gedeporteerd van
wie er maar zo’n 5000 terugkeerden. Op internet is voor de ver-
moorde Nederlandse Joden een Digitaal Monument opgezet om
de herinnering levend te houden aan alle mannen, vrouwen en
kinderen die tijdens de Duitse bezetting als Joden zijn vervolgd
en die de Shoah niet hebben overleefd. Het Digitale Monument
is een soort digitale Joodse begraafplaats. Bijna alle namen op
het Monument zijn van personen zonder een echt graf. De his-
toricus Isaac Lipschits heeft dit monument opgezet, geïnspireerd
door de zinsnede uit de Tora (Bijbel) ‘… opdat diens naam uit
Israel niet uitgewist worde’ (Deuteronomium 25:6).
Lipschits zei daarover in een kranteninterview (NRC Handelsblad,
28 januari 2000): ‘Als een gehuwde man zonder kinderen kwam
te overlijden dan moest zijn weduwe met een zwager trouwen
en kinderen krijgen, opdat de naam van die man niet uitgewist
werd. Zo staat het in Deuteronomium. Die naam, die niet verlo-
ren mag gaan, is belangrijk in het Joodse geloof. In de Tweede
Wereldoorlog zijn hele familietakken gewist. Al die namen wil ik
terugbrengen in de herinnering. Dat is mijn drijfveer. Daarom wil
ik voor elke persoon afzonderlijk de levensomstandigheden uit
het begin van de oorlog reconstrueren: naam, adres, leeftijd, be -
roep, maar ook de samenstelling van het gezin waar iemand toe
behoorde, hoe dat gezin woonde, het aantal kamers en de meu-
bilering, of er boeken in huis waren, schilderijen, muziekinstru-
menten. Welke sieraden iemand bezat. Aan elke naam worden
dus zoveel mogelijk gegevens gekoppeld die iets zeggen over de
familiebanden, de welstand, de culturele belangstelling of lief-
hebberijen. We kunnen ons dan een beeld vormen hoe deze
mensen hebben geleefd.’
Proefproject In aansluiting daarop is in een Amsterdamse buurt een foto- en
poëzieproject BUREN opgezet voor basisscholen over de vervol-
ging van de Joden in Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Een
proefproject werd opgezet op de Dongeschool, een openbare
basisschool in de Rivierenbuurt, gesticht in de jaren dertig van de
vorige eeuw door de gemeente Amsterdam. In die buurt woon-
den aan het begin van de Tweede Wereldoorlog 17.000 Joden.
Meer dan 13.000 van hen zijn vermoord. Om de school woon-
den in 1941 op 62 adressen 187 Joden; 45 hebben de oorlog
overleefd. Leerlingen van de bovenbouw hebben onder leiding
van hun docenten Frieda IJsebaert en Ilja Culp – en fotografe
Jenny Wesly en dichter Jos van Hest – de adressen gefotogra-
feerd en gedichten geschreven. Er werd een expositie gemaakt
met als naam Rondom het schoolplein. Ido Abram bedacht het
educatief concept en coördineerde het proefproject.
Van te voren was de buurt – de bewoners van de huizen om het
schoolplein – door middel van een brief van het project op de
hoogte gesteld. De leerlingen konden daarna ongestoord de
adressen fotograferen. Ook kregen de buurtbewoners een uit-
nodiging voor de expositie.
Buren, een
herinnerings -
projectTheo van Praag
Het Digitaal Monument Joodse Gemeenschap Nederland is te raadplegen op http://www.joodsmonument.nl/article-
550153-nl.html. Over de Holocaust in Nederland bestaan talloze geschikte inleidingen, ook voor het basisonderwijs.
Zie bijvoorbeeld de onderwijsapplicatie 2000 woorden en 200 beelden (Ver volging en deportatie van de Joden in Nederland
1940-1945) op de website van het Nederlands Auschwitz Comité: http://www.auschwitz.nl/nac/actueel/onderwijs-instrument.
Het Algemeen traject foto- en poëzieproject BUREN geeft in twaalf stappen aan hoe een docent met zijn leerlingen op een
willekeurige basisschool in Nederland een vergelijkbaar project kan opzetten. Aan elke stap is in de handleiding één hoofdstuk
gewijd. 1. Docent kiest de omgeving van de school, 2. Docent voert in Digitaal Monument Joodse Gemeenschap Nederland de
straten/ pleinen uit de omgeving in, 3. Docent verdeelt de adressen over de leerlingen, 4. Docent geeft een inleiding op de
Holo caust en de rol van ‘buren’, 5. Leerlingen maken een uitdraai van de relevante informatie op het Digitaal Monument,
6. Leerlingen maken foto’s, 7. Leerlingen maken gedichten, 8. Leerlingen schrijven op kiezelsteentjes de namen van de omge-
brachte Joden (het is een klassiek Joods gebruik om een steentje te leggen op een graf), 9. Elke leerling maakt zijn / haar eigen
paneel, 10. Docenten en leerlingen maken een expositie van de panelen, 11. Openings ritueel van de expositie, 12. Leerlingen
leiden ouders en andere bezoekers op de expositie rond.
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 12
13
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Op de website van het Digitaal Monument staan de handleiding
en het draaiboek van het project (zie apart kader), waarmee
docenten en ouders en vrijwilligers op diverse plaatsen dit initia-
tief kunnen navolgen. In geen stad van Nederland woonden zo
veel Joden als in Amsterdam, maar ook buiten Amsterdam woon-
den (veel) Joden in dorpen en steden. Het project is uitgetest op
een basisschool, het is echter ook geschikt voor het VMBO.
ExpositieEen oud-buurtbewoner schrijft op de website van de Rivieren -
buurt: ‘Op 15 mei heb ik een bezoek gebracht aan de Donge -
school omdat ik natuurlijk geïnteresseerd ben in de geschiedenis
van de Rivierenbuurt maar het meeste nog was ik benieuwd naar
wat de kinderen er van gemaakt hadden en hun ervaringen daar-
bij. Ik stalde m’n motor in de Dintelstraat en liep het immense
schoolplein van de Dongeschool over en kreeg gelijk weer het
‘lagere schoolgevoel’. De schooldeur was uitnodigend geopend
en een vriendelijk ontvangstcomité bood mij meteen eten en
drinken aan. In een ruim lokaal stonden de expositiedecors over-
zichtelijk opgesteld. Aanvankelijk werd ik begeleid door Jim en
Nick die mij de nodige tekst en uitleg gaven. Al snel werden zij
afgelost door Nikki en Fetija en ik heb helaas de beide jongens
niet meer gezien voor de fotosessie. Fetija had Dongestraat 15,
het huis van Hanne Jalowitz en het gezin Tichauer, bezocht. Niki
beschreef het huis, één etage hoger, van het gezin Nico Prins
bestaande uit vader, moeder en dochter. Dit gezin is op 22 okto-
ber 1944 in Auschwitz om het leven gebracht. Al met al een inte-
ressante ervaring om te zien hoe de kinderen toch stil hebben
gestaan bij het immense leed dat vele buurtbewoners jaren gele-
den is overkomen. Het is goed dat de kinderen weten wat er is
gebeurd in de Rivierenbuurt. Ons, naoorlogse kinderen, is nooit
iets verteld over deze geschiedenis.’ •
(zie www.zuidelijkewandelweg.nl/tijdtijn/dongeschool.htm).
Herinnerings-kiezelsteentjes met de namen van omgebrachte Joden (stap 8 uit het project) (foto Jenny Wesly)
Leerlingen fotograferen een woning met een Joodse geschiedenis (stap 6 uit het project) (foto Jenny Wesly)
Het aantal overlevenden, dat uit eigen herinnering over de
kampen kan vertellen, neemt af. Er zijn nog maar weinig
Nederlandse overlevenden van Auschwitz bekend. Daarom is het
van bijzonder belang de herinneringen van overlevenden aan de
plek van hun vervolging vast te leggen. In het verleden is dat op ver -
schillende manieren gebeurd: in boeken, artikelen, films.
Stichting Stepstone – een initiatief van televisiemakers Hella van
der Wijst en Kolijn van Beurden – heeft nu het plan overleven-
den op de historische locatie zelf te volgen en hun herinneringen
vast te leggen in de vorm van een audiotour. Het Herinnerings -
centrum Kamp Westerbork is benaderd voor de inhoudelijke
begeleiding en het Ministerie van VWS (OHW) voor de financiële
ondersteuning.
Een audiotour houdt in dat op de plek zelf persoonlijke herinne-
ringen van gevangenen in beeld en geluid vastgelegd worden.
Mensen die een bezoek willen brengen aan een voormalig con-
centratie- of vernietigingskamp kunnen deze audiotours via
inter net downloaden. De routes worden in de vorm van een
audio-/beeldtour beschikbaar gesteld via de website van het
Herinneringscentrum Kamp Westerbork en kunnen worden
overgezet op de geluidsdrager van de bezoeker.
Inmiddels hebben opnames plaatsgevonden met overlevenden van
de kampen Ravensbrück, Bergen-Belsen, Theresienstadt en Sobibor.
Dankzij bemiddeling van het Nederlands Auschwitz Comité is
inmiddels een overlevende bereid gevonden over de eigen ervarin-
gen in Birkenau te vertellen. Men is nu nog op zoek naar een over-
levende die in het Stammlager van Auschwitz gevangen heeft geze-
ten en in beginsel bereid is hierover in gesprek te gaan.
Het is niet noodzakelijk dat de geïnterviewde in Nederland
woont. Ook belangstellenden die in Israël, de Verenigde Staten
of elders ter wereld wonen, worden verzocht contact te zoeken.
Contactpersonen zijn Christel Tijenk of Erik Guns van het Her -
inneringscentrum Kamp Westerbork, bereikbaar via telefoon-
nummer +31(0)593-592600 of [email protected]
Jacques Grishaver, Nederlands Auschwitz Comité
Kampoverlevenden van Auschwitz gezocht voor filmopnamen
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 13
14
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Aktion Sühnezeichen Friedensdienste (ASF) stuurde vijftig jaar
geleden de eerste Duitse vrijwilligers naar Nederland. Inmiddels
zijn ruim zevenhonderd jongeren hier als vrijwilliger aan de slag
gegaan. Bij projecten in de daklozenzorg, de opvang van asiel-
zoekers of drugsverslaafden, maar ook in oorlogs- en herinne-
ringscentra.
Zes Duitse vrijwilligers vertellen over de betekenis van zo’n jaar
in Nederland en het belang van ontmoetingen. Bij de vraag wat
hun het meest is bij gebleven van de ervaringen in Nederland
spreken ze allemaal over de herinnering aan gesprekken met ver -
zetsmensen.
VerzetsstrijdersAlmuth Heck was in 1997 vrijwilliger bij de Anne Frank Stichting
in Amsterdam. Zij is nu lerares Engels, geschiedenis en maat-
schappijleer op een middelbare school in Berlijn.
‘Ik was negentien en het was vooral bijzonder hoe veel ik mocht
proberen. Ik werkte bij de educatieve dienst. Mensen vonden het
leuk dat ik er was en ik kreeg de ruimte. Zo kwam ik er achter wat
ik kon en wat ik niet kon. Het is geweldig dat je in twee uur een
groep leerlingen veel kunt vertellen over Anne Frank en de tijd
waarin zij leefde, maar ook een goed gesprek met hen kan hebben.
Ik heb vooral door het contact met verzetsstrijders een andere
visie op het leven gekregen en daar praat ik ook vaak over. Dick
Neijssel, Truus Menger en Mirjam Ohringer waren zo positief en
motiverend. De ervaringen van dat jaar hebben me gebracht
waar ik nu ben: enthousiast aan het werk met jongeren.’
Vanessa Kienzle was vier jaar geleden de eerste ASF vrijwilliger in
Nationaal Monument Kamp Vught. Zij komt uit Winnenden, bij
Stuttgart, waar zij sociale wetenschappen studeert. Ze is nu voor
een jaar uitwisselingsstudent in Toronto, Canada.
‘Scholieren in Duitsland horen vaak dat de misdaden van de
Nazi’s niet hun schuld zijn en dat ze er alleen verantwoordelijk
voor zijn dat het nooit meer gebeurt. Maar toch, er is ergens in
hun achterhoofd de vraag: wat heeft mijn familie in die tijd
gedaan? Geert van Rijckevorsel-van Kessel (1923-2008) was ook
vrijwilliger in Vught en tijdens de Tweede Wereldoorlog een Nacht-
und-Nebel-gevangene die in talloze gevangenissen en een con cen -
tratiekamp, Hinzert bij Trier, had gezeten. Van hem heb ik geleerd,
dat als je haat in je hart blijft dragen, er nooit vrede zal komen.
Vorig jaar was ik in maart in Vught voor een studiedag en hoorde
daar ter plekke dat in mijn eigen stad, Winnenden, net een bloed -
bad was aangericht op een school, 500 meter van mijn huis. Een
oud-leerling had zeventien jongeren gedood. Ik stond bij het kin-
dermonument in Vught en keek naar al die namen en de leef -
tijden, net zo oud als de kinderen op de school in Winnenden;
een hele rare gewaarwording.
In juli organiseerde ik, weer thuis, een gesprek met de jongeren
van Asarja e.V., een oecumenische jongerengroep, om te praten
over wat hen bezig hield; hun vragen en hun haat. Ik vertelde ze
dat als je doorgaat met haat er nooit vrede komt en ik had de
indruk, ook van gesprekken met hun ouders later, dat het ze wel
aan het denken had gezet. Je kunt ook zeggen dat hoe ik nu met
geschiedenis om ga door mijn vrijwilligersjaar in Vught anders is
geworden.’
AntidiscriminatieMalte Otremba was het afgelopen jaar (2008-2009) vrijwilliger
in Vught. Inmiddels studeert hij internationale betrekkingen in
St. Gallen, Zwitserland.
‘De ervaringen in Vught hebben voor een deel mijn karakter
gevormd. De interesse voor andere landen en culturen en een
open en tolerante omgang met mensen is er door ontwikkeld. Ik
heb een seminar mogen organiseren voor jongeren uit Rusland,
Duitsland, Oekraïne, Polen en Wit-Rusland, die allemaal naar
Vught kwamen. De deelnemers hadden presentaties over monu-
menten en de herinneringscultuur in hun eigen land voorbereid.
Dit leidde tot interessante discussies over de verschillen tussen
West-Europa en de voormalige communistische landen.
Dit vond ik zo verrijkend dat ik nu vanuit de universiteit in St.
Gallen een programma met de universiteit van Tel Aviv help
organiseren. Door met een groep studenten één week in elk land
door te brengen willen we meer kennis over en begrip voor
elkaar te weeg brengen.’
Eugen Weiss werkt vanaf september 2009 bij Art. 1 in Rotter -
dam. Art. 1 is de nieuwe naam van wat vroeger Aric heette en
daarna LBR. Het is de landelijke vereniging ter voorkoming en
bestrijding van discriminatie en verenigt de antidiscriminatie -
bureaus in zich.
‘Ik heb in mijn eerste jaren in Kazachstan genoeg geweren gezien
en had alleen al daarom geen zin om in militaire dienst te gaan.
Vanaf mijn tiende woon ik in Hamburg. Omdat ik vroeg van
school ging om te werken werd ik opgeroepen voor militaire
dienst. Ik ging op zoek naar vervangende dienstplicht en kwam
zo in het buitenland.
Educatie invrijwilligers-werkASF vrijwilligers in Nederland
Sun Jenzen en Karen Polak
Opinie
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 14
vrijwilligersjaar journalistiek studeren in Utrecht. Ze is nu in Berlijn
correspondente voor de WDR televisie.
‘Toen ik in Nederland was, was dat als Duitser nog lastig. Bij de
herdenking van de Februaristaking wist ik niet zeker of ik als
Duitse daar wel bij mocht zijn. Ik ben er toch een keer naar toe
gegaan, maar het voelde vreemd. Nu zou ik er heel vanzelfspre-
kend aan deelnemen, want Nederland is veranderd. De betrek-
kingen met Duitsland zijn verbeterd en daardoor kan ook
Sühnezeichen anders gaan werken. Het gaat nu erom om samen
met andere landen iets te doen. Het gaat niet meer alleen van
Duitsers uit.
Je krijgt door de vrijwilligerstijd bij ASF een bepaald bewustzijn
voor geschiedenis en politiek. Ik heb er verzetsstrijders ontmoet
en mensen die in een concentratiekamp hebben gezeten. Dat is
een heel intensieve ervaring die mensen nu bijna niet meer mee-
maken.
Wanneer je je met nationaal-socialisme bezighoudt, ervaar je dat
een vrije pers een van de belangrijkste voorwaarden voor demo-
cratie is. Dus in die zin heb ik door mijn tijd bij ASF het besef
gekregen, dat ik door mijn beroep als journaliste een duidelijke rol
in de maatschappij speel. Dat is wat je bij ASF leert: verantwoor-
ding nemen voor je eigen leven en voor de maatschappij.’ •
Sun Jenzen studeert geschiedenis. Zij was in 2003 ASF vrijwilligers bijde Anne Frank Stichting en werkt op kantoor bij ASF in Amsterdam.Karen Polak is voorzitter van de Stichting Vrienden ASF Nederland. Nederlandse jongeren die deel willen nemen aan een zomerkamp ofinteresse hebben in een vrijwilligersjaar in Duitsland, kunnen contactopnemen met Barbara Schöpping bij ASF ([email protected]). Ter gelegen-heid van het jubileum is een brochure verschenen over 50 jaar vrijwilli-gerswerk in Nederland. Belangstellenden krijgen deze kosteloos toege-stuurd. Op te vragen via [email protected] of telefoon 020 6842723.
15
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Met ASF ben ik nu vijf dagen op de Margriet Winter Fair in de
Jaarbeurs Utrecht geweest. We hebben 500 mensen gevraagd
naar Artikel 1 van de grondwet; er waren er maar twee die wis-
ten wat dat inhield. Ik sprak voornamelijk Engels met de jongere
bezoekers. De taal leren is nog de grootste uitdaging. In het
voorjaar, rond de Meidagen, zal ik het bezoek van de ASF-vrij-
willigers aan scholen organiseren. Dan gaan we met leerlingen in
gesprek over het thema verzet, maar ook over ASF, over voor-
oordelen en discriminatie. Zelf heb ik ervaren hoe het is om als
‘lastige Rus’ beschouwd te worden, ook door de overheid. Ik heb
de typische Russische rrr in mijn uitspraak, dus daaraan merken
mensen dat ik niet Duits ben van oorsprong, ook al zijn mijn
voorouders Wolga-Duitsers.’
Verantwoording nemenOok Tine Tilde is dit jaar in Nederland aangekomen. Zij woont
en werkt met vluchtelingen in een leefgemeenschap in de Bijl -
mer meer. Geïnspireerd door de Amerikaanse christelijke bewe-
ging The Catholic Workers biedt het huis een onderkomen voor
vluchtelingen, die soms wel en soms niet uitzicht hebben op een
verblijfsvergunning. Solidariteit en samen delen staan voorop.
‘Ik heb gekozen voor ASF omdat de ideeën van deze organisatie
overeenkomen met mijn eigen ideeën. Ik wil graag mensen hel-
pen die in een moeilijk situatie zijn én ik wil er ook aan bijdragen
dat er een beter beeld van Duitsers ontstaat. Dat Duitsers vaak
als Nazi’s bestempeld worden is erg, want wij hadden natuurlijk
geen invloed op wat onze overgrootouders hebben gedaan. De
vluchtelingen met wie ik werk geven mij de kans om te laten zien
dat Duitsers aardig kunnen zijn.’
Anke Plättner werkte in 1982 als ASF vrijwilligster bij Wise (World
Information Service on Energy) in Amsterdam en ging na haar
Vanessa Kienzle in Nationaal Monument Kamp Vught geeft uitleg bij de maquette van het kamp (foto: imagedejacques.nl <http://www.imagedejacques.nl/>)
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 15
16 Opinie
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
leger produceerde waardoor de Joodse werknemers (voorlopig)
een vrijstelling kregen.
Selma's vader had gehoord dat vrouwen en kinderen een vrijstel-
ling kregen als hun mannen in een werkkamp gingen werken. Hij
meldde zich en werd te werkgesteld in een kamp in Drenthe. Een
dag later, in de nacht van 2 op 3 september 1942, niet toevallig
op Rosh Hashana (Joods nieuwjaar), werden de werkkampen
ontruimd en de mannen naar Westerbork gestuurd. De vrouwen
en kinderen werden eveneens opgehaald. Zij werden allen in de
maanden daarna naar Auschwitz gedeporteerd. Selma's vader is
op 7 december 1942 in Auschwitz vermoord.
‘De volgende dag zei ik tegen m’n moeder: We moeten nu on -
der duiken want één van deze avonden komen ze ons ook halen’.
Een begrafenisondernemer, die zij kenden, zorgde – voor veel
geld – voor een onderduikadres in Eindhoven voor haar moeder
en zusje. In 1943 werden ze verraden. Hij was gepakt en gaf in ruil
voor de vrijheid de Duitse autoriteiten een lijst met alle namen
en adressen van mensen die hij had laten onderduiken. Selma' s
zusje Clara en haar moeder Femmetje Velleman-Spier werden op
2 juli 1943 in Sobibor vermoord.
KoeriersterSelma dook onder op verschillende adressen in Amsterdam en
kwam via haar vriendin Dientje Jesse, die in het verzet zat, ten-
slotte in Leiden terecht. Daar kwam ze in contact met een groep
verzetsmensen rond een arts van het Leidse Ziekenhuis, Wim
Storm en zijn vrouw An de Lange. Ze ging ook samenwerken met
de groep van Joop Westerweel en zijn vrouw Wil en reisde door
heel Nederland met illegale bladen.
‘Een keer moest ik naar het Zuiden, dan ging ik met An. Zij zette
de koffer in het bagagenet. Ik ging een eindje verderop zitten en
nam hem dan later mee. Ik kom bij Den Haag, Rotterdam, daar
‘We waren arm en rijk’Selma Velleman werd in1922 geboren in Amsterdam in een libe-
raal Joods gezin. Zij was een nakomertje, haar twee broers, Louis
en David, zijn 13 en 11 jaar ouder dan zij. In 1928 kreeg ze nog
een zusje Clara. Haar vader, Barend, wilde aan het toneel, zeer
tegen de zin van zijn gelovige grootvader, die hem had opgevoed
en liever had gezien dat hij rabbijn was geworden. Barend Velle -
man zong, schreef soms zijn eigen teksten en was conferencier.
Hij verfranste zijn naam tot Ben Velmon, dat klonk artistieker.
Louis ging naar de Zeevaartschool en ging daarna varen bij de
Hollandsche Stoomboot Maatschappij. Gedurende de oorlog
was hij bij de HSM in dienst, uiteindelijk als eerste officier.
In 1928 verhuisde het gezin van Zandvoort naar Amsterdam
omdat Selma's vader hoopte daar werk te kunnen vinden. Hij
ging lunaparken en tentoonstellingen inrichten, introduceerde
de eerste poffertjeskraam in Amsterdam en ging propaganda
maken voor de liberale partij. ‘We waren arm en rijk. Als er geld
was, dan zei m'n vader tegen m'n moeder: Neem de meisjes mee,
kleed ze volkomen aan en vergeet niet ondergoed te kopen.
Maar we zijn ook wel heel, heel arm geweest.’
‘Louis kwam op 10 mei thuis, heel vroeg, om een uur of vijf, en
zei: Het is oorlog, 't is oorlog! Ik zei: Joh, laat me slapen. Maar
mijn ouders stonden op en ik dus ook. Hij moest om zes uur terug
zijn op zijn boot. Mijn jongere broer was ingekwartierd in Zee -
land en is met zijn legerafdeling via België en Frankrijk naar Enge -
land overgestoken. We wisten verder niets van ze en het was dus
een hele nerveuze tijd bij ons thuis’.
Oproep en onderduikIn juni 1942 kreeg Selma haar oproep voor werk 'in het Oosten'.
Ze werd vrijgesteld toen ze via een vroegere werkgever een baan
in een bontfabriek kreeg, die onder meer wanten voor het Duitse
Altijd een verhaaltje klaar:Selma van dePerre-VellemanCarry van Lakerveld Bij een excursie van Pabostudenten naar Ravensbrück vertelt Selma van
de Perre-Velleman over haar kampervaringen
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 16
17
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
tussenin ongeveer, en ik ga naar het toilet. Toen ik terugkwam,
dacht ik dat ik in de verkeerde wagon was, verkeerde coupé,
geen koffer. Het was zo'n oude, bruine koffer, zoals iedereen
had, en ik kijken, maar geen koffer. Daar zat een dikke vrouw in
die coupé en die zei: Zoek je iets. Dus zei ik maar nee, nee. We
komen in Rotterdam, en die vrouw roept uit het raam naar de
conducteur: Dat meisje hier is d'r koffer kwijt. Ik schrok me dood
en er kwam een Duitser aan en die zei: Raus, raus! Dus ik d'r uit.
Die Duitser vroeg wat er in die koffer zat. Dus ik zei ondergoed.
Toen begon de trein te rijden en ik sprong er in en ik weg. In
Dordrecht moesten we overstappen. Daar kwam de conducteur
en die zei: Ik heb gehoord dat u uw koffer kwijt bent. Ja, zei ik.
Wat zat erin? Ik zeg: Ondergoed. Nou ik heb een koffer hier. Oh
fijn, zei ik, en ik dacht: Oh god, ik hoop niet dat het de mijne is.
Hij maakte hem open en wat zat er in? Ondergoed’.
‘Op een keer stond ik op de bus te wachten naar Zeist, om naar
m'n nichtje te gaan. Het begon te gieten. Ik zette m'n kapuchon
op en daar kwam alleen nog een blond lokje onderuit. Ik had m'n
haar geblondeerd om er nog minder Joods uit te zien. Ik ging in
een portiek staan en toen de bus naar Zeist kwam, dook er een
Duitse officier op die me met z'n paraplu naar de bus bracht. Een
tijdje daarna kwam ik hem weer tegen en hij vroeg me of ik een
kopje koffie met hem wilde drinken. Ik zei: Nee, nee, ik heb geen
tijd. Morgen dan mischien? Ik kwam er niet onderuit, dus zei ik
maar ja, morgen kan het wel. Ik vertelde het aan de man van
Dientje. Maar die wilde dat ik bevriend met die Duitser werd om
zijn papieren te kunnen stelen. Die zouden we misschien kunnen
gebruiken. Dus ging ik naar zijn huis en hij zette grammofoon-
platen op. We gingen dansen en we eindigden in bed. Niet dat
er iets gebeurde – ik was nog een meisje en hij was eigenlijk heel
lief. Toen hij even naar de badkamer moest, heb ik z'n papieren
gepikt. Toen hij terugkwam had ik natuurlijk haast. Dus zei ik dat
ik naar de universiteit moest en ik weg. Doodsbang was ik.’
Naar RavensbrückIn 1944 moest Selma, inmiddels voorzien van een goed per-
soonsbewijs op naam van Marga van der Kuyt, in Utrecht gaan
wonen omdat het centraler lag. In juli ging ze op bezoek bij een
van haar verzetsvrienden. In dat huis woonde een ander lid van
de verzetsgroep en die kwam opeens binnen geflankeerd door
de Grüne Polizei. In zijn kast vonden ze een pistool, dat was dus
meteen mis. Selma werd in Utrecht in het Huis van Bewaring
opgesloten en de volgende dag naar Amsterdam gebracht, naar
de Gestapo in de Euterpestraat. Bij haar verhoor liet ze niets
anders los dan dat ze een vriendin was die even langs kwam. Ze
hield – glimlachend – stijf en strak vol dat ze met de verzetsgroep
niets te maken had. Weliswaar werd haar (valse) persoonsbewijs
in orde bevonden, maar vervolgens werd ze naar de gevangenis
op de Amstelveenseweg gebracht. ‘Ik ben nog een aantal keren
verhoord en op een gegeven moment werd me gevraagd waar-
om ik m'n haar had geblondeerd. Nou ja – ik had m'n verhaal al
klaar – en ik zei: Wat kan een meisje doen in deze tijd, kleren kun
je niet kopen, schoenen kun je niet kopen, wat kun je nou doen?
Alleen maar naar de kapper gaan. Maar bij het laatste verhoor
bleek, dat ze mijn kamer hadden doorzocht en spullen hadden
gevonden die ik gebruikte voor het vervalsen van persoonsbe-
wijzen, een doosje voor de vingerafdrukken, die nam ik altijd. Ik
zei dat ik die spullen bewaarde voor andere mensen’. Dat ver-
haal werd niet geslikt. Begin augustus 1944 werd Selma naar
Kamp Vught gestuurd en op 8 september werd zij naar Ravens -
brück gedeporteerd.
‘Daar kwamen we eerst in het grote kamp; dat was helemaal vol.
Ik had ontzettende last van mijn darmen en op een gegeven
moment kon ik niet meer van de wc opstaan om naar het appèl
te gaan. Toen heeft een bewaker me van de wc afgetrokken en
me met z'n riem bewusteloos geslagen. De volgende morgen lag
ik in bed met twee Duitse vrouwen, aan het voeteneind, en die
hebben me uit bed gesmeten en toen pas kwam ik bij bewust-
zijn’. Selma werd tewerkgesteld in de Siemens fabriek. Ze kreeg
tyfus en kwam in de ziekenbarak, waar ze na een paar weken
weer opknapte. Daarna kreeg ze werk als secretaresse van een
oudgediende in de Siemensfabriek.
Op 23 april 1945 werden de Nederlandse en de Belgische vrou-
wen bevrijd door het Rode Kruis met graaf Bernadotte. Graaf
Bernadotte zou bussen sturen om hen naar Zweden te brengen.
In Malmö werden namenlijsten van de groep opgesteld die naar
Londen werden gestuurd, omdat Nederland nog bezet was. Sel -
ma gaf voor het eerst sinds lange tijd haar eigen naam op. Haar
broer die in Londen bij de Medische Dienst werkte kreeg als eer-
ste die lijsten in handen. Hij kwam in augustus naar Nederland
en Selma keerde toen ook terug.
Ze volgde haar broer naar Londen waar ze werd aangesteld als
secretaresse bij de Medische Dienst.
‘In Nederland had ik niemand meer en dus bleef ik na de oorlog
in Engeland waar mijn broers woonden. Zij regelden voor mij een
baan op de Nederlandse ambassade. Het was een saaie baan en
toen ik bij de BBC kon gaan werken deed ik dat meteen.’ Bij de
BBC ontmoette Selma de Belgische journalist Hugo van der Perre
met wie ze trouwde.
Ze kwam wel naar Nederland, maar sprak jarenlang niet over
haar oorlogservaringen. ‘Niemand vroeg er ook naar,‘ zegt ze
droogjes. Er over vertellen begon pas in de jaren ’80, eerst in
Engeland. In 1975 kreeg ze contact met Nederlandse Ravens -
brückse vrouwen. Vanaf 2005 vertelt ze met regelmaat aan
Nederlandse scholieren en Pabostudenten, ook in Ravensbrück
zelf, over haar kampervaringen uit overtuiging dat het belangrijk
is voor de toekomst als jeugdige generaties weten wat er is
gebeurd en het horen uit de mond van een oud-gevangene. Op
de dodenherdenking in Kamp Vught, 4 mei 2008, sprak Selma
van de Perre-Velleman over haar ervaringen in de oorlog. Zij
besloot haar overlevingsverhaal Herinneren is toekomst bieden
met de woorden: ‘Een toekomst zonder haat en afgunst, te be -
gin nen met tolerantie in de eigen omgeving.’ •
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 17
18 Opinie
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Zittend achter mijn bureau om dit artikel over educatie en onder-
wijs van Sinti en Roma te schrijven, realiseer ik me dat de cultuur
hierin een grote, misschien wel de grootste rol speelt. Je geschie-
denis draag je met je mee en dat bepaalt voor een groot deel het
heden. Die geschiedenis kan soms ook als een rem werken op de
ontwikkeling van onze jongeren.
Er bestaat geen traditie van studeren binnen de Sinti en Roma
gemeenschap en scholing maakte in het verleden geen deel uit
van onze cultuur. In het Herdenkingsnummer van dit jaar (januari
2009, p. 29-30) heb ik al aandacht besteed aan de scholing van
Sinti en Roma en ik realiseer me nu dat er weinig veranderd is.
Dat kun je ook niet verwachten. Een achterstand van eeuwen
werk je niet in een korte tijd weg. Dat kost tijd en moeite, maar
vooral ook geduld en begrip. Het gaat langzaam, maar we zijn
op de goede weg.
AchterstandEeuwenlang hebben Sinti en Roma als vreemdelingen binnen
andere volken en culturen geleefd. Ze werden als paria’s behan-
deld en vervolgd, kansloos. Men trok zich terug binnen de eigen
groep. Met buitenstaanders wilde je niets te maken hebben, dat
bracht alleen maar onheil. Overheden waren er altijd op uit om
je naar de volgende gemeente te verjagen of over de grens te
zetten. Het wantrouwen vooral naar overheden was en is nog
steeds groot.
Sinti en Roma hebben nog steeds een behoorlijke achterstand en
het opleidingsniveau is over het algemeen laag. Onder de Roma
in Oost Europa zijn nogal wat uitzonderingen. Daar zijn Roma
die een goede opleiding hebben gehad en behoorlijke posities in
de maatschappij bekleden, ook in overheidsdienst. Ik ken zelfs
een Roma staatssecretaris.
Waarschijnlijk speelt hier mee dat Roma voor het overgrote deel
al heel lang sedentair leven, dus een vaste woonplaats hebben.
Dit in tegenstelling tot Sinti die heel lang nomadisch geleefd heb-
ben en in sommige delen van West-Europa nog nomadisch leven.
Een vaste woonplaats maakt studeren een stuk eenvoudiger.
De ambachten die bij het nomadisch bestaan hoorden, zoals
stoelen matten, manden vlechten, gereedschap slijpen, handel,
met name paardenhandel, en natuurlijk muziek, werden binnen de
familie doorgegeven. Naar school gaan was er toen niet bij. Onder
de oudere generatie is analfabetisme veel voorkomend.
De huidige tijd stelt andere eisen. Helaas is de taalachterstand
nog een groot probleem.
Kinderen spreken thuis bijna uitsluitend Romanes en krijgen op
deze manier niet de kans om het Nederlands spelenderwijs te
leren. Een ander probleem was en is, dat er slecht gecontroleerd
De plaats van
onderwijs bij
Sinti en RomaZoni Weisz
Jonge Sinti op weg naarschool en een betere toe-komst (foto SinRomActueel)
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 18
19
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
wordt op schoolverzuim. Wat is dat toch? Als een kind uit een
‘burger’gezin één dag eerder op vakantie wil, geeft dat grote
problemen, maar bij ‘zigeuner’kinderen neemt men het niet zo
nauw. Beschouwt men die als een verloren groep?
Onze kinderen moeten ontdekken dat naar school gaan leuk kan
zijn. Ouders moeten er van doordrongen zijn dat in deze tijd
onderwijs belangrijk is en dat ze hun kinderen moeten stimule-
ren. Diezelfde ouders zijn opgevoed met het idee dat naar school
gaan niet belangrijk is. Langzaam maar zeker wordt deze barrière
doorbroken.
ProjectenEen goede nieuwe ontwikkeling is het door de Stichting Rechts -
herstel Sinti en Roma in gang gezette Twin Project. Het is een
praktische leerschool voor Sinti en Roma. In een aantal gemeen-
ten zijn er inmiddels Twin-intermediairs. Zo’n Twin bestaat uit
één Sinti of Roma met één burger – burger is de algemene aan-
duiding voor iemand buiten de Sinti en Roma gemeenschap – die
samen leden uit de Sinti en Roma gemeenschap helpen met het
op de juiste wijze gebruiken van bestaande voorzieningen en hel-
pen bij het oplossen van de vaak ermee gepaard gaande proble-
men. Twin is een combinatie van de kennis, ervaring en de plaat-
selijke contacten van de burgertwin met de kennis die de Sinti of
Romatwin bezit over de eigen gemeenschap. De Twins vervullen
zo een brugfunctie tussen de Sinti en Roma gemeenschap, de
maatschappij en de maatschappelijke instellingen. Ze kunnen
helpen bij tal van problemen waar Sinti en Roma tegenaan lopen.
De Twins fungeren hierbij als onafhankelijk intermediair. Deze
projecten zijn vooral bedoeld om de maatschappelijke participatie
van Sinti en Roma in hun woongemeente te bevorderen.
Er zijn zeer beloftevolle en praktische educatieve projecten ge -
start. Zo heeft Roma Mirando in Arnhem een school gesticht,
waar jonge muzikanten worden opgeleid. Er wordt zowel in onze
traditionele muziek als in de gipsy jazz onderwezen, en dat met
veel succes.
Sinds anderhalf jaar geeft het Educatief Centrum De Parasol in
Veldhoven onderwijs aan een groep Roma jongeren in de leeftijd
van 15 tot 24 jaar. Jacqueline de Jong verzorgt er de lessen Neder -
lands. Zij is tevreden over de voortgang van de studenten. ‘De
één leert natuurlijk sneller dan de ander, maar ze doen allemaal
hun best.’ We zijn op de goede weg, stap voor stap, met respect,
inspiratie en motivatie.
Onvermijdelijk komt ook het thema educatie over de Tweede
Wereldoorlog aan bod. We zijn, net als de Joden, een door de
nazivervolging geschonden gemeenschap. Meer dan 500.000
Sinti en Roma werden door de nazi’s vermoord. Op herdenken
in het openbaar rust min of meer een taboe, zeker bij de meer
orthodoxe Sinti. Herdenken doe je binnen je eigen familie of je
eigen gemeenschap. Met buitenstaanders praat je niet over de
verschrikkingen van de oorlog, dat doe je alleen met je eigen
mensen en dat gebeurt veelvuldig.
Foto’s van je omgekomen dierbaren laat je in het openbaar niet
zien. Gelukkig verandert dit alles langzaam. Er zijn herdenkingen
in Westerbork die steeds beter bezocht worden. Overlevenden,
Sinti en Roma, vertellen er hun verhalen. Dat is goed, want de
wereld moet weten wat ons is overkomen en helaas nog iedere
dag overkomt.
We hebben de plicht onze jeugd de vaardigheden en de kennis
mee te geven om zich te ontwikkelen, zodat zij zich beter in de
snel veranderende wereld staande kan houden. •
Op 28 oktober 1944 werden David Eduard Belinfante (Den Haag 1875) en Judith
Belinfante-Mendes da Costa (Amsterdam 1881) met het allerlaatste transport
weggevoerd van Theresienstadt naar Auschwitz. Eduard overleed onderweg, zijn
vrouw Judith werd bij aankomst in Auschwitz op 30 oktober 1944 vergast.
In juni 2009 maakten hun kleindochter Judith Belinfante (1943) en achterklein-
zoon Alexander David Jansen (1977) diezelfde reis. De reis was een eerbetoon
aan hun voorouders, slachtoffers over wie niet gesproken kon worden, om hen
een plek terug te geven in de familiegeschiedenis.
De reis werd vastgelegd in woord en beeld met de titel Auschwitz nu. Drie gene-
raties verder. Deze multimediale presentatie (Nederlands/Engels) van gedichten
van Judith Belinfante en foto’s van Alexander David Jansen zal vanaf 26 januari
a.s. enkele maanden (dagelijks doorlopend) te zien zijn in de entreehal van de
Hollandsche Schouwburg.
Hollandsche Schouwburg, Plantage Middenlaan 24, Amsterdam
Dagelijks open van 11.00 tot 16.00 uur, www.hollandscheschouwburg.nl
Auschwitz nu. Drie generaties verder
Auschwitz I, halt! Waarschuwing voor geëlektrifi-
cieerd prikkeldraad (foto Alexander David Jansen)
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 19
20 Opinie
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies in Amster -
dam heeft de taak de maatschappelijke aandacht voor de
Holocaust en andere genociden te bevorderen. Het vervult deze
taak door wetenschappelijk onderzoek te doen, maar ook door
het bevorderen van educatie en het stimuleren van het maat-
schappelijk debat. Daarnaast verzorgt het centrum academisch
onderwijs aan de Universiteit van Amsterdam, en soms ook aan
andere universiteiten en hogescholen. Over dat laatste hier iets
meer. Wat voor onderwijs wordt gegeven en aan welke onder-
werpen en vragen wordt aandacht besteed?
In de Bachelor Geschiedenis wordt elk semester een keuzevak
aangeboden, dat door studenten van alle opleidingen aan de
universiteit kan worden gevolgd. Deze keuzevakken zijn bedoeld
als algemene inleiding. Het gaat er om een overzicht te bieden
van de geschiedenis van de Holocaust en van het karakter van
andere vormen van massaal geweld, zoals in Armenië, Cam bod -
ja, Ruanda, voormalig Joegoslavië en de voormalige Sovjet-Unie.
Tegelijkertijd wordt nadrukkelijk een vergelijkend perspectief
geboden. Het aanbod aan vakken verschilt per jaar, maar heeft
altijd deze kenmerken. De collegereeks over Vervolging, massa-
moord en genocide in vergelijkend perspectief van dr. Ton Zwaan
bespreekt zowel enkele gevallen van genocide, als ook overeen-
komsten en verschillen aan de hand van theorieën over massaal
geweld. Een ander onderwerp behandelt dr. Karel Berkhoff in het
college Massamoord en Maatschappij. Hier komt de nasleep aan
de orde: de diverse manieren waarop Europeanen genocide en
andere vormen van doelgericht massaal geweld herdenken, ‘ver-
werken’ of verzwijgen. Voor een groot deel gaat het hier over de
Holocaust en bijvoorbeeld over de monumenten die ter herden-
king zijn opgericht. Prof. Dr. Johannes Houwink ten Cate geeft
het college Hoe genocide begint: genociden tijdens de 20ste
eeuw in vergelijkend perspectief. In het college van dr. Nanci
Adler komt De terreur onder het Sovjet regime aan de orde. De
cursus onderzoekt de verschillende golven van repressie van 1917
tot 1991, van de Revolutie tot de de-Stalinisatie.
Deze inleiding, veelal bijgewoond door meer dan 50 studenten,
biedt een goede voorbereiding op het Masterprogramma Holo -
caust- en Genocide Studies. Dit programma biedt aan studenten
met vele verschillende vooropleidingen de mogelijkheid om zich
op specialistisch niveau met deze onderwerpen bezig te houden.
In de colleges doen de studenten bovendien ervaring op met het
zelf verrichten van onderzoek. Iedere student volgt onderwijs naar
de geschiedenis van beide onderwerpen. De colleges vinden plaats
in groepen van tegen de 20 studenten, zodat discussie en zelf-
standig werken zijn gegarandeerd. Welke onderwerpen komen
in de colleges aan de orde? Ook hier gaat het om voorbeelden,
want het aanbod wisselt. In het college over De Holocaust (Berk -
hoff) worden vragen bestudeerd als: hoe en wanneer besloten
de Nazi’s alle Europese joden te vermoorden? Wat dachten en
deden de joden in de getto’s? Hoe vonden de pogroms in Oost-
Europa plaats? In het werkcollege De vervolging van de Joden in
Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog (Ten Have) vindt
met de deelnemende studenten onderzoek plaats hoe de vervol-
ging in zijn werk ging. Dit gebeurt op basis van archiefstukken.
Een belangrijke vraag is daarbij wat de rol van de Nederlandse
overheid was. Een door vele studenten actief gevolgd college is
ook De Zwarte Bladzijde, achtergronden van genocide en andere
vormen van collectief geweld (Houwink ten Cate). De nadruk ligt
op de resultaten van het onderzoek van de laatste jaren. Aan dit
college nemen interessante gastsprekers deel, zodat de studenten
kennis maken met voorbeelden van verschillende benaderingen
en ervaringen. Het college Transitional Justice (Adler) geeft een
beeld van de wijze waarop na een periode van massaal geweld ge -
poogd wordt een nieuwe vorm van samenleving te bereiken, bij-
voorbeeld door recht te doen. In het verband van dit college wordt
een bezoek gebracht aan het Joegoslavië-Tribu naal in Den Haag.
Het Masterprogramma mondt uit in de scriptie, waarvoor de stu-
dent zelfstandig onderzoek verricht. Recente onderwerpen van
scripties zijn onder andere De genocide in Cambodja, De Media
in Servië en Kroatië 1987-1995, Slachtoffers van verkrachting in
Bosnië, Massamoord in de Spaanse Burgeroorlog, Segregatie in
het Onderwijs in Amsterdam in 1941, Het Politiebataljon Am -
ster dam in de Bezettingstijd, De Silbertanne Aktion. Na de Master -
studie volgt voor sommigen de promotie. Bij promotor prof.
Johannes Houwink ten Cate promoveerden de laatste tijd onder
meer Rosa Lehmann over Etno-nationalisme in Polen, Frank van
Riet over De politie in Rotterdam tijdens de Tweede Wereld -
oorlog en Ugur U. Üngör over De genocide op de Armeniërs.
De studenten in het programma Holocaust- en Genocide Studies
paren in hun studie een brede wetenschappelijke belangstelling
aan een duidelijke betrokkenheid bij de ingrijpende gebeurtenis-
sen en bij het lot van de slachtoffers. Die betrokkenheid blijkt uit
hun actieve belangstelling voor na-oorlogse gevallen van geno-
cide en voor hedendaagse gevaren. Maar de Holocaust blijft een
ijkpunt binnen de genocidestudies en vormt de basis van de waar -
schuwing voor de toekomst. •
Dr. W. ten Have is directeur van het Centrum voor Holocaust-
en Genocidestudies in Amsterdam.
De begrippen Holocaust en Genocidein het Wetenschappelijk Onderwijs
Wichert ten Have
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 20
21
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Al meer dan twintig jaar leert ze haar leerlingen geschiedenis.
Mijn levenspartner is erg trots op haar beroep. Ze begeleidt
jaar na jaar een nieuwe generatie van leerlingen die van haar les
hebben. Van onze Joodse geschiedenis tot aan de recente inter-
nationale gebeurtenissen. Niets slaat ze over. En elk jaar, vanaf
december, begint ze met de voorbereidingen van haar lessen in
de Holocaust. Ieder jaar opnieuw zoekt ze een passende film die
ze aan haar leerlingen kan vertonen. Een film die we vaak samen
kiezen. Sommige jaren is dat wat makkelijker, zoals dit jaar, want
de film ‘Het jongetje in de gestreepte pyjama’, die we samen
onlangs zagen, liet ons geschokt en woordeloos achter. Nog
nooit heeft iemand de Sjo’a uit deze hoek aangepakt.
Maar er komt meer kijken voor het lesgeven over de donkerste
tijd die de mens heeft gekend. Zoals elk jaar zoeken we samen
overlevenden die hun verhaal nog vertellen. Ze brengt hen naar
haar klassen, waar zelfs de grootste nozems in volledige stilte
luisteren en respectvol hun vragen stellen. Ze laat de kinderen
hun families onderzoeken en helpt ze met vragen stellen. Zelfs
nu, 70 jaar later, zijn er nog mensen die hun verhaal niet verteld
hebben. De leerlingen moeten een werkstuk maken. Met behulp
van het internet maken ze soms een gezamenlijk werkstuk. Er zijn
discussiedagen. Er zijn ceremoniën.
‘Sommigen denken dat Israel de ware Feniks is: het Joodse volk
uit de as herrezen’, schreef een leerlinge. Een ander schreef: ‘Ik
wist niet dat mijn grootvader door de Nazi’s was opgepakt en
ontsnapt is. Wij komen uit Marokko en ik dacht dat de Sjo’a iets
Europees was.’ Kinderen ontdekken dat deze gruwelijke tijd dich-
ter bij hen staat dan ze gedacht hadden. Ze ontdekken dat anti-
semitisme meer is dan hakenkruizen op Joodse graven schilderen,
zoals nu in Europa gebeurt. En ze begrijpen, langzaam maar
zeker, waarom de Staat Israel zo belangrijk is voor ons, Joden.
‘Elk land kan aangevallen of bezet worden, de geschiedenis gaat
dan hoe dan ook, door. Israel kan geen oorlog verliezen, omdat
onze vijanden ons niet willen bezetten, maar volkomen willen
vernietigen. Daardoor hebben wij geen keus.’, schreef een 15-
jarige.
De examenklassen gaan in hun voorlaatste jaar naar Polen, naar
de kampen. Ook onze kinderen zijn geweest. Het programma is
erg intens, want het moet de kroon op hun geschiedenislessen
zijn, iets wat alles moet zeggen en afronden. Alle kinderen, onge-
acht hun achtergrond, komen geschokt, verdrietig, maar vastbe-
raden terug. ‘De krassen van de nagels op de van gas blauw uit-
geslagen muur van wat ooit een gaskamer is geweest vertelden
me alles.’, schreef onze dochter in haar werkstuk.
Ik ben de zoon van twee overlevenden van deze volkerenmoord.
Bij toeval, want een Christelijke familie in Limburg besloot mijn
ouders te verbergen. Ik heb zelfs jaren geleden de kinderen van
deze mensen persoonlijk bedankt. Voor het redden van mijn
ouders, wat mij mijn leven gaf. Sinds enkele jaren vertel ik het
verhaal van mijn ouders, die bij toeval gered zijn, aan leerlingen.
Helaas kan ik slechts vertellen wat ik weet: ik heb het niet zelf
meegemaakt, maar ik heb heel wat gehoord en gelezen. Daar de
generatie van de Holocaust langzaam verdwijnt, moeten we hun
verhaal blijven vertellen.
Elk jaar moet ze met nieuwe ideeën komen, mijn vrouw. Ze leest
boeken, brengt films naar huis die we samen bekijken en iedere
keer weer staan we verbaasd over de duivelse gruwelijkheden,
de precisie en koude berekeningen, die ons volk bijna vernietigden
en de wereld een ramp bezorgden. Dit jaar gaat ze een vergelij-
king maken: over een leider die dubieus verkozen is, die mee -
deelt het Joodse volk te willen vernietigen en alles in het werk zet
om dat voor te bereiden. Een leider die maling aan de wereld
heeft, niets belooft en naar niemand luistert. Een leider die wa -
pens bouwt om zijn plannen uit te voeren en een wereld die het
kalm aan doet en overtuigd is dat het allemaal niet zo’n vaart zal
lopen. Een leider die internationale overeenkomsten uitlacht en
demagogische toespraken houdt, de oppositie vermoordt terwijl
de wereld toekijkt, zijn hoofd schudt en zich afvraagt of het
sneeuwen zal met de Kerst. Een leider die gedetailleerd uitlegt
hoe hij het Joodse Volk zal uitroeien terwijl de wereld vraagt of
ze hem nog iets kunnen verkopen.
Ik schrijf u deze regels ergens in december 2009. Wij, het Joodse
Volk, nemen de geschiedenis serieus en hebben er iets van ge -
leerd. Ook de Groningse vrouw van een politie agent, die zei: ‘5
minuten na de oorlog probeert de Jood je weer wat te verkopen’,
is een soort ‘geschiedenisles’. We staan er, zoals gewoonlijk,
weer alleen voor. De Sjo’a was de laatste les die we op dit vrese-
lijke onderwerp willen hebben. We hebben ons lesje geleerd en
zullen niet meer vragen om begrip, laat staan hulp. Alleen deze
maal moet u niet wachten op Joden die zwijgend de trein in gaan
of biddend de gaskamers binnenlopen. De geschiedenis heeft
ons een lesje geleerd dat duizenden jaren geleden al in onze Tora
werd beschreven: ‘Als ik niet voor mezelf zorgt, wie zorgt dan
voor mij?’.
Al meer dan twintig jaar leert ze haar leerlingen geschiedenis. Dit
jaar leert de actualiteit ons geschiedenis. • © Simon Soesan
De geschiedenis -lesSimon Soesan (Haifa – Israel)
Column
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 21
22
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Herdenken
Prangende krantenkoppen als ‘Tweede Wereldoorlog op zijn
retour’, ‘minder aandacht voor de Holocaust’ en ‘docenten
bang om les te geven over Jodenvervolging’ irriteren me altijd
bovenmatig. Een ergernis die in belangrijke mate gevoed wordt
door de tendentieuze toonzetting, want hoezo is er voor de
Holocaust in het voortgezet onderwijs minder aandacht? In de
onderwijsprogramma’s was nooit veel aandacht voor de Holo -
caust. Weliswaar vormen Tweede Wereldoorlog en Holocaust al
jarenlang een rotsvast duo, maar de bestede onderwijstijd was
en is nog altijd karig en wijkt niet af van de lestijd voor willekeurig
welk ander historisch onderwerp ook. Eufemistisch gesteld is het
een eigenaardige zaak. Immers, de Holocaust is niet als andere
onderwerpen. Want de complexiteit met ingrijpende gevolgen
voor de samenleving van het door mensenhand veroorzaakte
leed aan mensen, families en (Joodse) gemeenschap verdient nu
eenmaal meer aan onderwijsaandacht. Dat steeds meer docen-
ten rond de Holocaust Memorial Day nu speciale educatieve
activiteiten organiseren en dat hun directies die initiatieven facili-
teren is echter een positieve tendens.
Op 1 november 2005 deed Kofi Anan van de VN een oproep om
jaarlijks op de 27ste januari, internationaal vastgesteld als Holo -
caust Memorial Day (HMD), alle slachtoffers van de Holocaust
en andere genociden te herdenken. Nadat sindsdien het Cen -
trum voor Holocaust en Genocidestudies, wel enigszins met koud
watervrees, een eerste educatief programma voor studenten en
middelbare scholieren in Amsterdam draaide, neemt nu in onder-
wijsland het aantal initiatieven om ‘iets extra’s aan de Holocaust’
te doen toe. Momenteel vinden in bijna alle provincies educatie-
ve HMD activiteiten plaats. Soms alleen nog in samenwerking
met de verschillende herdenkings- en herinneringscentra, maar
in toenemende mate organiseren docenten en scholen ook zelf-
standig een eigen HMD. En sommige scholen slagen er zelfs in
om hun HMD een regionale uitstraling te geven. Zo organiseert,
bijvoorbeeld, in navolging van het Tilburgse Odulphuslyceum het
Mollerlyceum in Bergen op Zoom op 29 januari 2010 voor hon-
derden West-Brabantse scholieren van 15/16 jaar een HMD the-
madag. Onder het motto De erfenis van hoop ontmoeten leer-
lingen overlevenden en spreken zij in kleine groepen met elkaar
over een problematiek die qua diepgang en emotie normaliter
buiten het zicht van het onderwijsveld blijft. Abstracte, theoreti-
sche kennis over het begrip genocide krijgt op die manier een
gezicht en een gevoel, in de hoop dat er bij leerlingen zich iets
van nesjomme – ziel in het Joodse spraakgebruik – ontwikkelt.
En natuurlijk om de verhalen, ook van de ontmoeting, door te
vertellen, opdat er niet vergeten wordt. •
Voor informatie over een groot aantal educatieve activiteiten
rond de Holocaust Memorial Day, zowel in het voortgezet, hoger
als wetenschappelijk onderwijs, ook:
http://www.holocaust-memorial-day.nl
Holocaust
Memorial Day,
steeds meer
activiteitenMaria van Haperen
Gespannen aandacht bij een gastlesover de Holocaust (foto © ASAP photography)
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 22
23
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Als er op het Odulphuslyceum in Tilburg over de Auschwitz -
herdenking voor leerlingen gesproken wordt, ontstaat
direct een link met de bij de schoolleiders van OMO bestaande
gespreksgroep Identiteit. OMO staat voor Ons Middelbaar
Onderwijs, een scholengroep voor voortgezet onderwijs in
Noord-Brabant.
En zo kan het gebeuren dat dezelfde schoolleiders in januari
2009 in de zaal zitten als Leny Velleman, Auschwitz overleven-
de, de doodstille zaal scholieren toespreekt. Het plan ontstaat om
zelf Auschwitz te bezoeken, zelf te ervaren hoe het is op die plek
rond te lopen, te praten over wat dit met je doet en wat dit bete-
kent voor je werk als schoolleider van een school voor voort gezet
onderwijs.
OntzettingHet is druk, maar tevens erg rustig en stil, als de groep in maart
2009, samen met begeleiders Jacques Grishaver (NAC) en Maria
van Haperen (NIOD), bij het Stammlager Auschwitz aankomt.
De uren, nadat de groep onder de boog met daarin het overbe-
kende zinnetje Arbeit macht Frei is doorgelopen, worden nader-
hand gekenschetst als: ‘We kwamen aan en ik merkte niet dat de
tijd verstreek’. Uren waarin men kijkt en luistert met verbijstering
en stijgende emoties. Stil staan we een poos te kijken op de fusil-
ladeplaats. We zien de verschillende kleine cellen waarin men-
sen, toch al van alle waardigheid ontdaan, in het benauwde don-
ker gevangen zaten en zijn gestorven.
Een van de dingen waar wij samen over spreken is, hoe het kon
dat de SS’ers naast het kamp woonden, erop uit keken en hun
goed doorvoede kinderen in de tuin lieten spelen. De trefzekere
organisatie, de bijna kleinburgerlijke kaartjes met namen en over-
zichten, de precisie waarmee alles gedaan werd, is meer dan
afschuwelijk en roept tal van vragen op. Hoeveel mensen waren
hierbij betrokken? Wisten ze wat ze aan het doen waren? En zo
ja, waarom deden ze het dan? En zo nee, waar dachten ze dan
mee bezig te zijn? Hoe kan het dat zoveel mensen dan van niets
wisten?
Na de eerste dag denken we dat we weten wat ontzetting is.
Het onvoorstelbareDe volgende dag in Auschwitz Birkenau weten we dat het nog
erger kan. Hier hebben mensen geen enkele kans. Ook hier weer
die weldoordachte handelwijze. Alles op maat en tijd en in een
enorme massaliteit. De afgebakende stukken rondom steeds
weer een klein aantal barakken, rij na rij. Mensen verliezen hier
alles. Hoe kunnen mensen dat mensen aandoen?
De rijen houten britsen en de zin Verhalte dich ruhig. Alles bij
elkaar voelen wij het als een mokerslag. De gaskamer waarin het
onvoorstelbare aan de koude wanden kleeft. Enkele bloemen lig-
gen er, kaarsen. We proberen ons voor te stellen hoe het geroken
moet hebben, welk geluid er moet zijn geweest toen al die men-
sen daar in gejaagd werden, de deuren gesloten en het Zyklon B
erin gestrooid werd.
De rails, de vernietigde gaskamers, de rijen barakken, de schoor-
stenen en het prikkeldraad. We staan lang stil bij de vijver met
Schoolleiders
bezoeken
AuschwitzSandra Verbruggen en Frans van der Knaap
Uitleg van een gids aan de school -leiders in het Stammlager Auschwitz(foto Frans van der Knaap)
Herdenken
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 23
25
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
‘Moeilijk woorden voor te vinden’ sms’te ik vanuit Krakau
naar Nederland. Nu ik dit stukje schrijf, een week terug
in Nederland, is dat nog steeds het geval. Toch maar een poging
wagen. Met een wee gevoel in mijn buik vertrok ik samen met
105 reisgenoten op maandag 2 november richting Polen. Een
land waar ik niet eerder geweest was. Gewapend met mijn lijstje
met namen, dikke truien en een schriftje om mijn ervaringen in
op te schrijven was ik er klaar voor. Wat zou ik aantreffen? Wat
zou het doen met mijn emoties? Ik wilde het zelf ervaren, het
zien, het voelen. Al vanaf jonge leeftijd wilde ik naar die plekken
van grote duisternis toe. En telkens kwam tijdens de reis dat
weeë gevoel in mijn buik terug. Bij het landen in Polen, bij het
zien van de verkeersborden Oswiecim, bij het rijden door de
afgelegen bossen van Sobibor. En de tranen kwamen ook. Bij het
lezen van de namen, bij het zien van al dat menselijke haar in
Auschwitz, de kinderschoentjes en in de gaskamer.
Vanaf het moment dat ik tegen mensen in mijn nabije omgeving
vertelde dat ik naar Polen ging, gebeurde er wat. Familie en
vrienden begonnen vragen te stellen en leefden mee. Ze waren
nieuwsgierig naar mijn beweegredenen om mee te gaan, naar
wat het met mij zou doen, hoe ik het zou ervaren. Ik had mijn
vader gevraagd de namen op te schrijven van onze familieleden
die zijn vermoord tijdens de Shoah. Twee weken voor het vertrek
kwam hij naast me zitten en vertelde me bij de namen het ver-
haal. Hij noemde zijn ouders voor het eerst pappa en mamma.
Dat raakte me diep. Geen vader of moeder maar pappa en mam -
ma, zo kwamen zij – ook voor mij – dichterbij. Mijn familie heeft
met mij meegereisd. Vooraf, tijdens en ook na de reis. Er zijn ope-
ningen gekomen. Openingen in ons contact. Het onbespreekbare
is nu een beetje meer bespreekbaar geworden.
Bij Beit Ha’Chidush, een Joodse gemeente waar ik lid van ben,
leverde mijn reis ook veel reacties en mooie gesprekken op. ‘Wat
dapper’, ‘Ik zou daar nooit naar toe willen’, ‘Wat moet je daar, wat
denk je er te vinden?’. Het waren en zijn nog steeds bijzondere
gesprekken waar je stil van wordt, waar respectvol naar elkaar
geluisterd wordt en altijd weer duidelijk wordt hoe beschadigd
Joodse families in Nederland zijn. En die achtergrond schept een
band. Mijn vrienden van Beit ha’Chidush reisden ook mee. Ieder -
een met zijn eigen verhaal en zijn eigen familiegeschiedenis.
Ik heb bewust gekozen om alleen mee te gaan op deze reis. Geen
familie, geen partner, geen goede vrienden mee. Ik wilde de
ruim te hebben om mijn eigen emoties te voelen en niet bezig te
hoeven zijn met die van een ander. Ik ben alleen op deze reis ge -
gaan, maar heb me weinig alleen gevoeld. Het contact met de
reis genoten was bijzonder en uniek. Geen gesprekken over koe-
tjes en kalfjes. De gesprekken gingen over de essentie. Familie -
verhalen, gevoelens, menselijkheid. Hoe het was en wat het met
je heeft gedaan. Het leed, de verschrikkingen, de mensheid, en
toch maar weer een poging doen om het te kunnen begrijpen. Ik
heb niet gedacht het te kunnen begrijpen en begrijpen doe ik het
steeds minder. En toch is het goed geweest dat ik het heb gezien.
Ik heb de grootsheid van het kwaad gezien en de geraffineerde
doordachtheid. Ik wilde graag naar het graf van mijn familie – want
een graf is het toch een beetje – en heb Kaddisj mogen zeggen
voor mijn grootouders en verdere familie en ze daarmee een laat-
ste eer kunnen bewijzen. Dat was belangrijk voor me. Het voelt
alsof er een klein stukje is geheeld.
Een vriendin zei me ‘Maak maar een dansje voor mij op Ausch -
witz want we leven nog, de Joodse ziel leeft voort’. Ik heb het
gedaan, toen niemand keek want toch een beetje beschaamd.
Maar ze heeft gelijk. Het Joodse volk en de gehele mensheid is
diep geschonden en beschadigd, maar niet kapotgemaakt. •
Herdenken
Je reist niet alleen
Barbara Soesan
Polenreis 2009
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 25
Geen tijd omafscheid te nemen
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Herdenken26
Ons gezin is door het gemengde huwelijk van mijn ouders
de oorlog doorgekomen. Maar velen van mijn vaders fami-
lie zijn in Auschwitz en Sobibor omgekomen, ook die welke naar
Nederland waren gevlucht vóór de Kristallnacht, toen mijn vader
hierheen kwam. Mijn reden voor de reis was hen te gedenken.
Honderdvier personen stonden met soortgelijke en andere rede-
nen op maandag 2 november om 8 uur ‘s morgens verzameld op
Schiphol om naar Warschau te reizen. De meesten ervan kenden
elkaar niet. Vijf dagen later waren ze terug op Schiphol aaneen-
gesmeed door de indrukwekkende ervaringen die zij hadden
gedeeld. Dit was voor het grootste deel te danken aan de meer
dan voortreffelijke manier waarop Jacques Grishaver en zijn staf
de reis hebben geleid. En dan bedoel ik nog niet eens de uitste-
kende organisatie, maar vooral de toonzetting en de voorname
wijze waarop zij tragedie en ontspanning met elkaar wisten te
verbinden.
De reis was mooi gecomponeerd: de reisdag tussen Auschwitz
en Majdanek / Sobibor met ‘s avonds de voettocht door Lublin
maakte dat elk van de ‘kampdagen’ op zich stond en daardoor
de volle uitwerking kon krijgen die nodig was. Dat de ambassa-
deur en zijn vrouw ons op de eerste avond ontvingen, dat zij ook
deelnamen aan een deel van de tocht en aan het eind weer af -
scheid namen, gaf een extra-dimensie aan de reis.
In Auschwitz I zijn we het langst geweest: de herdenking in een
donkere ruimte met elk een kaars in handen en met het namen
zeggen was indrukwekkend evenals de tentoonstelling in het
Nederlandse gebouw. De grote witte wand met de namen van
alle uit Nederland weggevoerde Joden was een tweede confron-
tatie met de kracht van het namen zeggen. Ook in Sobibor ge -
beurde dat bij de ascirkel in de doodse stilte van een schuldige
omgeving.
De deelnemers hadden allen zo hun eigen beweegredenen. Bij -
zonder waren de dochters die met hun vader of moeder meege-
komen waren om hun het gedenken lichter te maken. En de
vaders uit de Achterhoek die hun grote zonen wilden laten zien
wat hen eerder zo aangegrepen had bij het bezoeken van de ver-
nietigingskampen.
Geschiedenisleraar Nijhuis had Leny Boeken, die de kampen
heeft overleefd, op een eerdere reis ontmoet en was erg onder de
indruk van wat zij had meegemaakt. Hij heeft haar levensge-
schiedenis opgetekend en die is in boekvorm verschenen. Ook
nu was er veel aandacht voor Leny’s persoonlijke herinneringen.
Veel jongeren in de groep waren door de instellingen waar zij
werken – zoals het Nederlands Instituut voor Oorlogs docu men tatie
(NIOD), Joods Maatschappelijk Werk (JMW), de Anne Frank
Stichting en het Herinneringscentrum Kamp Westerbork – in de
gelegenheid gesteld om aan de reis deel te nemen. Zij waren niet
alleen zeer geïnteresseerd maar zij keken ook vanuit de invals-
hoek van hun werk ernaar. Het is belangrijker dan ooit dat het bij
jongeren doordringt dat onwetendheid, onverschilligheid en dis-
criminatie van andersdenkenden of andersgelovenden tot de de -
zelf de catastrofes kunnen leiden, die hier nog goed voelbaar zijn.
Het ontroerendste motief dat ik hoorde was van Bep Aleng, die
vele kampen heeft overleefd, waaronder Auschwitz. Toen zij met
haar moeder en broertje in Auschwitz aankwam, werd zij ruw
van hen gescheiden. Er was geen tijd om afscheid te nemen. Nu, na
al die jaren, was de tijd en de mogelijkheid er om terug te komen,
met haar drie dochters. Om alsnog afscheid te nemen. Zij vieren
lieten ons ook beide kanten van de emoties zien: de tranen en
het verdriet bij het gedenken en het noemen van namen van de
vermoorde familieleden en hun reactie later in de bus: het pra-
ten, lachen en uitgelaten zijn met elkaar, kortom, het vieren van het
leven. Aanstekelijk en vreugdevol voor velen om hen heen.
De sfeer bij het uitspreken van de Jizkor en de Kaddishgebeden
door Menno, de rabbijn van ons gezelschap, het noemen van de
namen van vermoorde familieleden door nabestaanden en het
leggen van bloemen de eerste avond in het Israëlische paviljoen
in Auschwitz I, de volgende dag door Leny en Bep bij het inter-
nationale gedenkteken voor de slachtoffers in Auschwitz II-
Birkenau, en de gedenkplaats in Sobibor waar de hele groep een
rode anjer kreeg om neer te leggen, waren intiem en helend. De
mooie najaarsdagen maakten wat zich hier heeft afgespeeld nog
meer onvoorstelbaar. Zelf heb ik nu eindelijk concreet contact
gehad met mijn familieleden die niet konden terugkeren uit
Ausch witz en Sobibor, door te zien waar zij in hun laatste mo -
menten gelopen hebben. •
Gina Siegel
Polenreis 2009
Birkenau 2009. Midden links Bep Aleng (foto Dirk P.H. Spits ©)
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 26
27
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
kamp Amersfoort. Hij is begraven in een massagraf op de Oos -
terbegraafplaats in Amsterdam.
Na de oorlog was er weinig tot geen contact meer tussen Koo’s
vrouw en de familie. Zijn dochtertje is door haar grootouders
opgevoed.
Koo’s afscheidsbrief, hierbij integraal afgedrukt, heeft Koo, ver-
moedelijk uit veiligheidsoverwegingen, niet gericht aan zijn vrouw
en kind. Op verzoek van de familie vermeld ik de achternaam
van Koo niet. •
Herdenken
AfscheidsbriefZoni Weisz
Onder het genot van een goed glas wijn vertelde mijn goede
vriend Johan me langs zijn neus weg dat zijn schoonzus na
jaren de zolder had opgeruimd. Ze lag in scheiding en zaken
moesten geregeld worden en bezittingen worden verdeeld. Niks
bijzonders zou je zeggen.
Op die zolder had ze allerlei belangwekkende zaken gevonden,
onder andere een afscheidsbrief van hun oom die in 1942 was
gefusilleerd in kamp Amersfoort. Een brief geschreven vanuit zijn
cel, de dag voor hij door de nazi’s werd vermoord. Ik zat meteen
recht op mijn stoel, dit was toch bijzonder en ik wilde er meer van
weten. Het verhaal bleef wat vaag. Overlevenden die me het
verhaal uit eerste hand hadden kunnen vertellen, zijn er helaas
niet meer. Maar stukje bij beetje werd het me toch duidelijk.
Koo’s vrouw was lid van het communistisch verzet in Haarlem.
Ze werd door de nazi’s gezocht en bijna gepakt. Op het allerlaat-
ste moment werd zij door haar man Koo in veiligheid gebracht.
Voor zover bekend maakte Koo zelf geen deel uit van het verzet.
In plaats van zijn vrouw werd Koo gearresteerd wegens verzet
tegen de Duitsers en naar Kamp Amersfoort overgebracht, waar
hij zwaar werd ondervraagd. We kennen nu de methoden die
daarbij gebruikt werden. Ondanks die beproevingen sloeg hij
niet door.
Koo was één van die helden die voet bij stuk hielden en hun
leven lieten om anderen te beschermen. Koo’s brief is hartver-
scheurend. ‘Waarom ze ons uitgepikt hebben is een raadsel.’, ‘Je
moet maar pech hebben.’ en ‘Probeer me zo gauw mogelijk uit je
gedachten te bannen.’ Onvoorstelbaar!
Koo is één van de vele onschuldige slachtoffers die zonder vorm
van proces zijn geliquideerd. Op 16 oktober 1942 werd Koo,
zonder vonnis, samen met 15 andere gijzelaars gefusilleerd in
Heeft u onze Namenwand-actie
al ondersteund?
Duizenden gingen u reeds voor.
www.namenwand.nl
Foto © Joost Guntenaar
Heeft u onze Namenwand-actie
al ondersteund?
Duizenden gingen u reeds voor.
www.namenwand.nl
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 27
28
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Op 13 en 14 october 2009 waren in de Internationale School
voor de Wijsbegeerte in Amersfoort dertig deelnemers uit
Canada, Israël en Nederland bijeen om te spreken over de vraag
hoe de herinnering aan de Shoah levend kan worden gehouden
in een maatschappij waarin wordt gepropageerd dat de Tweede
Wereldoorlog ‘met pensioen gaat’. Meer en meer trachten de
overheid en de officiële instanties de herdenking te beperken en
terug te brengen tot een overzichtelijke ‘canon’. Zo werkt de ge -
schiedenis niet. Vandaar deze conferentie.
In haar openingswoord vroeg Etty Mulder, voorzitter van de
Stich ting Kunstenaarsverzet 1942-1945, zich af hoe wij ons
tegen het dreigende geheugenverlies in onze cultuur kunnen
verdedigen. Een voorwaarde voor dit behoud van geheugen is
de erkenning dat het bij de Shoah om de meest kwetsbare kant
van de Europese geschiedenis gaat. De Stichting Kunstenaars -
verzet 1942-1945 werd in 1946 opgericht op de grondslagen
van het gedachtegoed van Gerrit van der Veen en Willem Aron -
deus over de betekenis van kunst in een nieuwe, weerbare maat-
schappij. Na lange tijd prijzen te hebben uitgereikt houdt de
Stich ting zich thans bezig met Holocaust-onderzoek in samen-
werking met universiteiten en instellingen.
Kampen en kunstenTijdens de zeven voordrachten die op deze conferentie werden
gehouden, kwamen twee omvattende thema’s naar voren.
Robert Jan van Pelt legde de nadruk op de symbolische represen-
tatie van de Holocaust. Dat is het eerste thema: Welke positie
neemt Auschwitz in de toekomst in wanneer het om het herden-
ken van de Holocaust gaat? Binnen de symbolische representatie
is Auschwitz het middelpunt. De centrale rol van Auschwitz in
het verhaal van de Holocaust leidt rechtstreeks tot de vraag,
welke rol de andere kampen in dit verhaal spelen, het Kamp
Amersfoort bijvoorbeeld. Staat Auschwitz een rechtvaardige her-
denking van wat elders gebeurde in de weg? Of moeten wij
Auschwitz herinterpreteren in de geest van de door Robert Jan
van Pelt aangehaalde Imre Kertesz als een ‘gewone plek’ en die-
nen wij de verhalen van de andere kampen naar voren te halen
in relatie tot Auschwitz als een ‘gewoon kamp’? Als co-referent
van Robert Jan van Pelt signaleerde Ido Abram het gevaar van
de ‘vervaging’ van het bewustzijn van de Holocaust. Als Ausch -
witz een ‘gewone plek’ is (bepleit door Van Pelt in navolging van
Kertesz) waarom zou dan de Holocaust niet een ‘gewone cata-
strofe’ zijn?
De bijdragen van Yehudit Inbar, Sergei Makarov, Batya Brutin,
Paul Sars en Ria van den Brandt benaderden de vraag van de her-
denking vanuit de rol van de kunsten, de literatuur en de beel-
dende kunsten. Dat is het tweede omvattende onderwerp van
de conferentie. Wij lezen en zien nu hoe in dagboeken, gedich-
ten en door middel van schilderijen en tekeningen het pleidooi
voor het leven zichtbaar werd. Yehudit Inbar, directeur van de
Tegen het vergeten, herinneringaan de ShoahHans Ester
Actueel
Geuzenkapo’sUit het Persbericht (12 oktober 2009) van de Stichting Kunste naarsverzet 1942-1945 bij de conferentie:
In Kamp Amersfoort zijn in 1942 tien leden van de voormalige verzetsbeweging De Geuzen terechtgekomen, die aan -
vankelijk na de capitulatie in Buchenwald werden geïnterneerd. Na daar te zijn gehersenspoeld zijn zij naar Nederland
teruggebracht om als hulp van de SS onder meer in Kamp Amersfoort orde op zaken te helpen stellen. Bekend is dat zij
zich, ook ten aanzien van Joden, ernstig hebben misdragen.
Hoewel deze feiten bekend zijn, zijn zij niet in het collectieve bewustzijn van de Tweede Wereldoorlog opgenomen.
Vermoe delijk dreigen zij, vanwege de voor Nederlandse begrippen extreme betekenis ervan, al dan niet opzettelijk in
vergetelheid te raken.
De Geuzen zijn in Nederland met name bekend geworden en tot helden vereerd vanwege Jan Camperts bekende gedicht
Het lied der achttien doden. Ook reikt de Stichting Geuzenverzet jaarlijks sinds 1987 te Vlaardingen de prestigieuze
Geuzenpenning uit waarbij hoge moraliteit wordt nagestreefd.
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 28
voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), het Centrum voor Holocaust-
en Genocide-studies van de Universiteit van Amsterdam, van de
Vrije Universiteit Amsterdam kwam duidelijk naar voren, dat de
betrokkenheid van de Nederlandse jeugd bij de Holocaust geba-
seerd moet zijn op de ervaring, dat wil in het geval van het Kamp
Amersfoort zeggen, op het bezoek aan het vroegere kampter-
rein. Vanuit Amersfoort vertrokken de treinen. Amersfoort was
een der beginstations. Auschwitz was het eindstation. Tegelijker -
tijd was een pleidooi te horen voor meer openheid over de
geschiedenis van Kamp Amersfoort. Er zijn in Amersfoort gruwe-
lijke misdaden gepleegd door mensen die bij de inval van 1940
oorspronkelijk deel uitmaakten van het verzet en na deportatie
naar Buchenwald als helpers van de SS werden teruggezonden
naar Nederland. Deze mensen maakten deel uit van de Geuzen,
bekend uit het gedicht Het lied der achttien doden van Jan Cam -
pert, ook van de huidige Stichting Geuzenverzet en de jaarlijkse
uitreiking van de Geuzenpenning. Deze gegevens zijn al langer
bij het NIOD bekend. Dergelijke feiten als de gepleegde misdaden
in Kamp Amersfoort die het oorspronkelijke schema van goed en
fout doorbreken, kunnen de komende generaties aan het denken
zetten over de eigen positie.
Alles in het kader van het herdenken valt en staat met de fysieke
plaats van het gebeuren en daardoor met de fysieke plaats van
de herdenking. Die fysieke plaats behoeft bescherming. In concre-
te zin, alsmede vanuit de betekenis dat de hiaten in onze kennis
over wat er gebeurde invulling dienen te krijgen. De Joden van
Amersfoort hebben tot op heden niet de juiste erkenning gekregen.
In zekere zin is Amersfoort een forgotten camp gebleven. •
Verslag van een conferentie die de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-
1945 hield in de schaduw van het voormalige Kamp Amersfoort onder
de titel The memory of the Shoah in the intercultural world. De auteur is
secretaris van deze stichting.
29
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
museum-afdeling van Yad Vashem, liet zien, hoe empathie en
tederheid in het werk van vooral vrouwen (Selma Meerbaum-
Eisinger bijvoorbeeld) als tegenkrachten een overwinning op het
geweld vormden. Sergei Makarov voegde daar de rol van de
kunst voor de vele begaafde kunstenaars in Theresienstadt aan
toe om te overleven en hun waardigheid (dignity) te behouden.
Batya Brutin beklemtoonde de betekenis van het Joodse narra-
tief, de verbinding van het heden met het verleden, als uitdruk-
king van de staat Israël. De opoffering van de Holocaust is een
eenheid aangegaan met de opofferingen binnen Israël. Paul Sars
toonde aan dat het werk van de beeldend kunstenares Helly
Oestreicher (die aanwezig was tijdens de conferentie) een con-
geniale representatie is van de taal van de dichter Paul Celan.
Evenals Celan vult Helly Oestreicher de hiaten die het gevolg zijn
van de Holocaust, terwijl zij de leegte niet uit het oog verliest.
Hoe gaan wij als beschouwers van de Holocaust met de wezen-
lijke ervaringen van mensen om? In de gesprekken die Ria van
den Brandt met de overlevenden van Theresienstadt voerde,
werd duidelijk dat de herinnering uiterst complex is, dat de vra-
gensteller het vertrouwen van de verteller in de nabijheid van het
gesprek moet rechtvaardigen. De voorwaarde voor vertrouwen
is dat de vragensteller de plek van het verleden kent.
Waarde van de plekHet kennen van de plek van het verleden, zo argumenteerden de
meeste aanwezigen, is van het uiterste belang voor de betrok-
kenheid bij het herdenken van de jongeren in onze samenleving.
Zoals Batya Brutin het uitdrukte: noodzakelijk voor de verankering
van het herdenken in het algemene bewustzijn zijn fundamentele
kennis, een basis van menselijke waarden, gevoelsmatige betrok-
kenheid en het vermogen om de middelen van de kunst hiervoor
in te zetten.
Uit de discussie tussen vertegenwoordigers van het Herinne rings -
centrum voormalig Kamp Amersfoort, het Nederlands Instituut
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 29
30 Actueel
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
De Holocaust ontkennen? Het afgelopen jaar zorgde VVD-fractievoorzitter Mark Rutte
korte tijd voor flinke opschudding met zijn uitspraak over de ont-
kenning van de Holocaust. Rutte had in een interview betoogd
dat hij vond dat er aan de vrijheid van meningsuiting geen gren-
zen behoren te zijn. Iedereen moet volgens de redenering van de
liberale politicus alles ongestraft kunnen zeggen. Om te onder-
strepen dat het hem menens was en dat in zijn ogen werkelijk
geen enkel onderwerp taboe mag zijn, verklaarde Rutte dat zelfs
de Holocaust naar zijn mening ongestraft mag worden ontkend.
Rutte wilde hiermee natuurlijk niet zeggen dat hij zelf ook maar
de geringste sympathie had voor Holocaustontkenners, maar in
de hyperige rel die in diverse media ontstond naar aanleiding van
zijn geruchtmakende uitspraak, werd die indruk soms wel ge wekt
en had het er af en toe zelfs de schijn van dat de onfortuinlijke
Rutte zelf de Holocaust had willen ontkennen. Deze beschuldiging
werd door de VVD-leider weer in alle toonaarden ontkend, maar
toch zag het er naar uit dat de affaire de VVD Joodse kiezers zou
gaan kosten.
Bij enig nadenken moet Rutte echter worden nagegeven dat hij
een op zichzelf belangrijk principieel discussiepunt heeft aange-
sneden. De vraag namelijk hoe de vrijheid van meningsuiting
(een terecht gekoesterde, fundamentele democratische waarde)
zich verhoudt tot zoiets monsterlijks als het ontkennen of goed-
praten van de Holocaust of, in nog veel bredere zin, tot het zaaien
van haat tegen of aansporen tot discriminatie van kwetsbare
minderheden, zoals Joden, zigeuners, homo’s en tegenwoordig
zeker ook moslims. Moeten we ervan uitgaan, zoals je de laatste
jaren geregeld hoort betogen, dat alleen het aanzetten tot fysiek
geweld tegen groepen of personen strafbaar hoort te zijn? Of is
het geboden om toch striktere wettelijke grenzen te stellen aan
de vrijheid van meningsuiting, hoe kostbaar die ook is?
Nieuwe mythesOp de vraag of het ontkennen van de Holocaust strafbaar moet
zijn, heb ik in eerste instantie de neiging om schouderophalend
te reageren. Mensen die beweren dat er in de gaskamers van
Ausch witz, Sobibor, Majdanek of Treblinka geen miljoenen Joden
zijn vermoord, zijn immers niet goed wijs en verkondigen een
leugen die door historici en overlevenden van de vernietigings-
kampen afdoende is weerlegd. Dus vervolgen en straffen? Je
begint toch ook geen proces tegen iemand die zegt zeker te
weten dat de aarde plat is en niet om de zon draait? Zo zou het
idealiter moeten zijn: Holocaustontkenners als gekken aan wie
ieder min of meer normaal mens naar zijn voorhoofd wijzend
voorbij gaat. En gelukkig is dat ook tot op grote hoogte zo. Toch
denk ik, bij nadere overweging, dat het ontkennen van de deels
geslaagde poging tot moord op het hele Joodse volk niet onge-
straft moet kunnen plaatsvinden. Dat heeft vooral te maken met
de motieven van de ‘negationisten’, zoals deze figuren zichzelf
aan duiden. Zij ontkennen Hitlers misdadige project namelijk niet
omdat ze psychisch gestoord zouden zijn en de realiteit niet kun-
nen bevatten. Ze ontkennen de realiteit omdat hun haat tegen
Joden zo enorm is, dat ze hen niet als slachtoffers van een gigan-
tische misdaad willen erkennen. Door de Holocaust te ontken-
nen hopen ze de weg vrij te maken voor nieuwe antisemitische
mythes (de Joden die achter de schermen aan de touwtjes trek-
ken, weet u wel, die hebben heel sluw het verhaal van hun eigen
vervolging in de wereld geholpen om zo des te ongestoorder hun
verderfelijke heerschappij uit te kunnen oefenen). Je hoeft niet
te denken dat dit een erg kansrijk project is (en ik geloof zeker
niet dat het dat is), om het toch liever in de kiem te willen smo-
ren. Die noodzaak wordt misschien nog klemmender, omdat met
het voortschrijden van de tijd het aantal overlevenden die uit
eigen ervaring van de gruwelijke werkelijkheid kunnen getuigen
afneemt. Daardoor zou het in theorie voor de ontkenners een-
voudiger kunnen worden om voor hun verachtelijke leugens ge -
hoor te vinden als op z’n minst een interessante, afwijkende his-
torische interpretatie.
WetgevingDat moeten we niet laten gebeuren en dat zal ook niet gebeu-
ren, zolang de bestaande wetgeving op dit terrein wordt toegepast.
Anders dan bijvoorbeeld in Duitsland, België, Frankrijk, Oos ten -
rijk en Israël, kent Nederland geen aparte wet tegen de Holo -
caustontkenning. Wel is er jurisprudentie. De Hoge Raad, het
hoogste rechtscollege in dit land, bevestigde in 1997 de veroor-
deling van de Belg Siegfried Verbeke, die ongevraagd pamflet-
ten had verspreid waarin de Holocaust ontkend werd. Dit was
volgens de Hoge Raad ‘beledigend voor mensen van Joodse af -
komst en strafbaar op grond van het discriminatieverbod.’ Holo -
caustontkenners kunnen juridisch worden aangepakt op grond
van de wetsartikelen 137c (verbod op discriminerende be ledi ging),
137d (aanzetten tot haat) en 137e (verbod op het verspreiden
van discriminerende uitlatingen). Bovendien heeft de Raad van
Vrije mening,graag, maar geen discriminatieAnet Bleich
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 30
31
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
dat gestook tegen Wilders, die is toch juist vóór Israël en de
Joden? Maar ik vlei me met de hoopvolle verwachting dat veel
lezers van dit bulletin m’n redenering wel kunnen accepteren. De
kernvraag die steeds weer afkomt op de overlevenden van de
Shoah, op hun nabestaanden en nakomelingen en op iedereen
die zich erbij betrokken voelt, luidt: zijn wij van mening dat Joden
nooit meer het slachtoffer van zoiets als Auschwitz mogen wor-
den? Of vinden we dat niemand ooit het slachtoffer van iets der-
gelijks mag worden? Mijn antwoord moge duidelijk zijn: ik vind
het beide. Maar dat betekent dat we ons ook moeten afvragen
welke minderheden in het Nederland van vandaag het risico lopen
te worden gediscrimineerd of zelfs vogelvrij verklaard. Zeker, er
is nog altijd antisemitisme, en dat moet met kracht bestreden
wor den – het CIDI doet op dit terrein goed werk. Homo sek su -
aliteit wordt nog steeds niet door iedereen als normaal geaccep-
teerd en het is dus nodig voor de rechten van homo’s op te
komen. Ook het domme racisme op basis van kleur is er nog en
afkeer van vreemdelingen in het algemeen lijkt groeiend. Maar
de groep die nu in het verdomhoekje zit, dat zijn, is mijn angstige
vermoeden, toch vooral Turken, Marokkanen, moslims. En we zijn
het aan onze waardigheid als mens en als Jood (voor zover van
toepassing) verplicht voor hen op te komen, bijvoorbeeld door
te pleiten voor handhaving van de anti-discriminatie artikelen in
onze wetgeving. Dezelfde bepalingen overigens die ook ons be -
scherming bieden. •
Europa een Additioneel protocol toegevoegd aan de Conventie
ter bestrijding van cybercrime, waarin de ’ontkenning, grove
vergoelijking, goedkeuring of rechtvaardiging van genocide of
misdaden tegen de mensheid’ strafbaar wordt gesteld. Dat pro-
tocol is vooral gericht tegen de Holocaustontkenning op inter-
net, waar de nodige neonazistische groepjes zich op dit terrein
uitleven. Holocaustontkenners komen voor het overgrote deel
uit de neonazihoek, al zijn ze ook buiten dit circuit te vinden,
waarbij we moeten denken aan uiteenlopende figuren als de
Iraanse president Ahmadinejad, de ondanks zijn Holocaust -
ontkenning merkwaardig genoeg door het Vaticaan weer in
genade aangenomen afvallige bisschop Williamson en geflipte
historici als de Brit David Irving (in 2006 veroordeeld in Wenen)
en de Fransman Robert Faurisson. Een bont, maar gelukkig niet
erg talrijk gezelschap.
Voor het strafbaar houden van ontkenning van de Holocaust zijn
in Nederland dus de artikelen 137 c, d en e van belang. De moei-
lijkheid vandaag de dag is dat juist deze wetsbepalingen onder
vuur liggen van diegenen die van mening zijn dat de vrijheid van
meningsuiting een vrijwel absolute geldingskracht zou moeten
hebben en alleen door concrete oproepen tot geweld beperkt
mag worden. Zelf vind ik het nogal wonderlijk dat er een roep is
om bestaande wetsartikelen die beschermen tegen discriminatie
en haat zaaien ter discussie te stellen op een moment dat in het
maatschappelijk debat steeds grovere taal wordt uitgeslagen, in
het bijzonder tegen verschillende minderheden. Mij lijkt eerlijk
gezegd dat er alle aanleiding is om een imam die de mening ver-
kondigt dat homoseksuelen erger dan honden of varkens zijn
juridisch te vervolgen. En datzelfde geldt voor politici die waar-
schuwen tegen ‘een tsunami van moslims’, ervoor pleiten de
koran te verbieden of miljoenen islamieten uit Europa te verwij-
deren. Misschien zie ik het allemaal niet meer zo scherp, maar als
zulke uitlatingen geen oproep tot discriminatie zijn, wat is dat
dan eigenlijk nog wel? Ik vind het dan ook te betreuren dat ken-
nelijk ook bij het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht
de roep om de vrijheid van meningsuiting vrijwel automatisch
voorrang te geven boven het discriminatieverbod enig gehoor
lijkt te krijgen. De aanvankelijke onwil van het OM om Geert
Wilders voor enige van de hiervoor genoemde uitspraken in staat
van beschuldiging te stellen is hier een illustratie van. Ook de
recente vrijspraak door de Hoge Raad van een man die een span-
doek had opgehangen met de tekst: ‘Weg met het gezwel dat
islam heet’ stemt mij niet erg gerust. De motivering van de hoge
rechters dat de beklaagde zich hiermee alleen tegen een religie
afzette en dat niet bewezen was dat zijn afkeer zich ook tot de
aanhangers van die religie uitstrekte, is wel heel erg restrictief en
maakt geen geloofwaardige indruk.
Tegen discriminatieMisschien dat sommigen onder u nu denken: dit stuk zou toch
gaan over ontkenning van de Holocaust? Wat zit ze dan ineens
te zeuren over de islam? Of misschien zelfs: houd toch op met
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 31
32 Actueel
Auschwitz Bulletin 53, nr. 4, december 2009
Wie en waaromMijn oorspronkelijk Amsterdamse ouders woonden in Scheve -
ningen toen zij onderdoken. In het midden van de jaren dertig
kochten zij een mooi huis vlak bij het strand. Daar woonden zij
met mijn 13 jaar oudere broer. Een maand nadat de Bezetting
was begonnen werd ik geboren. Er is een verhaal te vertellen
over hoe mijn ouders in Sobibor terecht kwamen en mijn broer
en ik het hebben overleefd. Daarvoor ontbreekt hier de ruimte.
Laat ik me beperken dat toen de oorlog voorbij was ik een vijf -
jarige wees was. Mijn leven is door de Sjoa zeer beïnvloed en nu,
65 jaar later, gaat er nog steeds geen dag voorbij dat de Sjoa niet
even door mijn hoofd speelt. Geen directe treurnis. Meer het
gevoel dat alles anders zou zijn geweest als die verdomde oorlog
niet zo veel had vernield. Lezers van dit blad kennen dat gevoel
ongetwijfeld ook. Ik ben gelukkig dat het Duitse recht mij in staat
stelt nevenaanklager te zijn in het Demjanjukproces. Ik heb het
recht, het is een plicht.
ZondagDaar zitten we dan in ons hotel aan de Dachauerstrasse, mijn
vrouw en ik. Nu al een beetje moe want vannacht hebben we
weinig geslapen. Ik stond al om 2 uur op en bladerde voor het
eerst sinds jaren in Presser’s Ondergang. Daarna zocht ik op het
internet naar foto’s van de vernietigingskampen. De beelden van
de daderbeesten haalde ik naar mijn eigen computer en ik ver-
grootte hun koppen. Lang keek ik naar die armoedige gezichten.
Moordenaars zou je toch moeten herkennen? Maar wreedheid
herken je niet aan een gezicht, de banaliteit van het kwaad noem -
de Hanna Arendt dat vijftig jaar geleden al.
Ik zie een beetje op tegen de enorme media-aandacht. Gelukkig
heeft de stichting Sobibor er voor gezorgd dat we goed voorbe-
reid naar München kunnen afreizen. De openbare aanklager laat
totdat het proces begint het achterste van zijn tong niet zien. De
aanklacht zal pas op de eerste dag van het proces worden voor-
gelezen en is niet aan de pers bekend gemaakt. Wij, Neben -
kläger, kennen de aanklacht natuurlijk wel. Logisch, wij klagen
aan! Het zijn maar liefst 86 A4tjes.
Vanmiddag had ik een lang interview met iemand van een pers-
bureau. Daar kwam de onvermijdelijk vraag weer. Vond ik het
niet onrechtvaardig dat kleine vis D. met zijn 89 jaar nog berecht
wordt en andere oorlogsmisdadigers ongestoord en ongestraft
oud hebben mogen worden? Die vraag hangt me de keel uit en
het antwoord is kort. Neen, wanneer ik het proces onrechtvaar-
dig zou vinden was ik nu niet in München.
MaandagOmdat er in de rechtszaal geen plaats is voor onze begeleiders
moeten ze maar samen met de persmensen in de rij gaan staan.
Let wel, in de ijskou om half zes in de morgen. Mijn lieve vrouw
wilde dat ook gaan doen maar gelukkig kon ik haar overtuigen
om zich niet in die waanzin te storten. Ongekende veiligheids-
maatregelen werden ons in het vooruitzicht gesteld. Geen tele-
foons in de rechtszaal, flesje water binnen niet toegestaan en een
ongekend strenge fouillering. Om de pers te ontlopen werden
wij per autobus, als een bezoekend voetbalteam in een vijandige
stad, naar een nooit gebruikte achteringang gebracht. We stapten
uit met onze Nebenkläger-einladung in de hand. Al die stress was
onnodig. Er was geen enkele controle, telefoons mochten mee
naar binnen, fototoestellen ook en als een van ons een geweer
bij zich had gehad was dat ook geen probleem geweest. Binnen in
een voor ons vrijgemaakte ruimte hadden we uitzicht op het tact -
volle bordje waar DEMJANJUK SAMMELZONE op stond. De chaos
was onbeschrijfelijk. En nergens voor nodig. Om een uur of 11
wandelde mijn vrouw rustig naar het gerechtsgebouw en kreeg
zonder problemen toegang. ‘München blamiert sich!’, kopte een
grote avondkrant. Daarmee was het aardig getypeerd.
Het was een opluchting dat het proces doorging. Precies zoals we
verwachtten werd D. scheefhangend in zijn rolstoel de rechts zaal
binnengereden. Na de middagpauze kwam hij liggend. Mijn plaats
in de zaal is pal achter D. op nog geen vier meter afstand. Toen
hij zich daar onder zijn dekens dood hield had ik de neiging prop-
jes papier naar dat bleke gezicht onder die pet te schieten. Mis -
schien was hij van de schrik wel rechtop gaan zitten. Tot onze
vreugde verklaarden zijn drie artsen dat D. gezond genoeg was
om terecht te staan. Over de rechtsgang zelf wil ik niet schrijven,
daar zijn specialisten voor. Wel wil ik even de gotspe van D’s
advocaat vermelden. Die stelde zijn cliënt op één lijn met Thomas
Blatt, de enige aanwezige overlevende getuige. Zowel D. als Blatt
hadden immers slechts voor de SS gewerkt om hun leven te red-
den? De aanblik van het levende lijk op vier meter afstand deed
me niets maar van het schofterige statement van Rechtsanwalt
Busch werd ik fysiek onpasselijk. Professor Nestler, de leider van ons
advocatenteam reageerde adequaat met slechts één zinnetje:
‘Demjanjuk moordde, de Joden werden vermoord.’
DinsdagIn de aanloop naar dit proces is onze status veranderd en zijn we
naast Nebenkläger ook getuige geworden. Onze advocaten ver-
zekerden ons dat de ondervraging door de rechter een techni-
Bij het proces
DemjanjukRob Fransman
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 32
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
24
as van de overledenen. En terwijl we nog later bij de achterge-
bleven familiekiekjes staan, vragen we ons af: wat kan het huidi-
ge onderwijs, wat kunnen wij doen om te zorgen dat dit nooit
meer gebeurt?
We praten er over als we later bij elkaar zitten. Hoe kunnen we
in de scholen, zonder ons voor alles alleen verantwoordelijk te
voelen, onze rol hierin nemen en op een goede manier deze ver-
schrikkelijke tijd een plaats geven in de huidige tijd van bewe-
ging en vragen naar verdieping? •
Dit stuk is door de auteurs namens alle schoolleiders die mee
waren geschreven.
Vervolg pag. 23
Recent is verschenen een prachtig boekje met foto’s en teksten
over de reis van het Auschwitz Comite naar de kampen in Polen
in 2008. Het boekje is samengesteld door Suzanne Rodrigues
Pereira die de uitgave heeft verzorgd in samenwerking met het
Nederlands Auschwitz Comité. Het fotoboekje is opgenomen in
de reeks Holocaust Bibliotheek van Uitgeverij Verbum en kan bij
het Auschwitz Comite gekocht worden.
Suzanne Rodrigues Pereira, Reis naar Polen met het Neder -
lands Auschwitz Comité. Eigen uitgave, opgenomen in de
Verbum Holocaust Bibliotheek van Uitgeverij Verbum, Laren
2009, 56 blz., ISBN 978 90 74274 38 8.
Het boek is te koop bij het Auschwitz Comité voor € 9,50
(exclusief verzend kosten). Bestellen per post bij het Nederlands
Auschwitz Comité, Postbus 74131, 1070 BC Amsterdam of op
de website www.auschwitz.nl
Reis naar Polen in beelden en teksten
De reis die het Nederlands Auschwitz Comité jaarlijks organiseert
naar de voormalige concentratiekampen Auschwitz, Birkenau,
Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden
van maandag 1 november t/m zaterdag 6 november 2010.
De reissom bedraagt € 895,- per persoon op basis van een twee-
persoonskamer. Een éénpersoons kamer is beperkt mogelijk met
bijbetaling van € 175,-.
De prijs is inclusief vliegreis Amsterdam-Warschau v.v., lucht -
havenbelasting, vervoer per luxe touringcar (waarin roken NIET
is toegestaan), verblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow
en Lublin, alle maaltijden gedurende de reis en toegangsprijzen
van musea.
N.B.: Deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende
hotel- en vliegtarieven.
Belangstellenden kunnen zich schriftelijk opgeven bij:
Nederlands Auschwitz Comité
t.a.v. De heer J. Grishaver
Postbus 74131
1070 BC Amsterdam
fax: 020-6003455
e-mail: [email protected]
Er is slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar. Aanmelding
betekent derhalve niet automatisch dat u deel kunt nemen aan
de reis.
Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met
Jacques Grishaver, telefoon 06 54 606 290.
Reis-2010 naar concentratiekampen in Polen
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 24
33
Auschwitz Bulletin 53, nr. 4, december 2009
sche formaliteit was. ‘Een bagatel,’ werd ons verteld. ‘Even in de
getuigenbank gaan zitten, naam en geboortedatum bevestigen
en daarmee was onze taak voorlopig teneinde.’ Het liep anders.
Heel anders zelfs.
De zitting begon weer met een lang en provocerend betoog door
Dr. Busch, D’s advocaat. Het is zijn strategie om zoveel mogelijk
tijd van de zitting te stelen en hij haalt alles uit de kast. Dat is zijn
goed recht. Maar Busch doet er alles aan om ons te provoceren,
dat recht ontzeg ik hem. Er kwam een tweede gotspe. Gisteren
vergeleek hij een overlevende met een dader, vandaag noemde
hij de Sjoa de tweede Holocaust. In zijn visie is de moord van de
Nazi’s op Russische krijgsgevangenen de eerste Holocaust. Na -
tuurlijk zijn er in groten getale krijgsgevangenen vermoord. Maar
om die moorden op krijgsgevangen soldaten – hoe vreselijk ook –
gelijk te stellen aan de Sjoa is alweer een provocatie. Ik begrijp die
aanpak niet want hij shockeert niet alleen ons maar ook de rech-
ters. ‘Het is een typische Schockangriff-tactiek’, legde de mij toe-
gewezen advocaat uit. Busch hoopt ons zo te provoceren dat wij
nu iets zeggen waarvan hij later bij de verdediging gebruik kan
maken. Zolang de rechter het accepteert zullen wij dat ook moe-
ten doen. Prettig is anders.
Nadat Herr Busch eindelijk klaar was, somde de rechter bijna
emotieloos en met zachte stem de namen op van alle in Sobibor
vermoordde familieleden van de Nebenkläger. Ik hoorde hem
zeggen:
Isaac Fransman – Geboren in Amsterdam 23 Juli 1898 –
Overleden in Sobibor 9 April 1943,
Rachel Fransman-van Lochem – Geboren in Amsterdam 7 juli
1900 – Overleden in Sobibor 9 april 1943
en dat brak me. Letterlijk. Toen ik hier naartoe kwam wist ik dat
ik de stress aan zou kunnen en dat is ook zo. Maar de Sjoa is een
begrip met grote getallen. Zes miljoen, drie miljoen slachtoffers
in Auschwitz, tweehonderdduizend doden in Sobibor. De rijen
getallen zijn eindeloos. Maar in al die jaren zijn nooit – in geen
rechtszaal ter wereld – de namen van mijn vader en moeder
genoemd. Ik heb heel vaak Kaddisj gezegd. Dat doe je als Joodse
man bij nogal wat gelegenheden maar ik heb het nooit specifiek
voor mijn ouders gezegd. Een psycholoog kan uitleggen waarom
niet. De respectvolle toon waarop de rechter vanmiddag hun
namen voorlas was alsof hij in mijn plaats een gebed voor hen
uitsprak. Ausgerechnet een Duitse rechter in de stad München.
Het voorlezen van de namen was niet het einde van de dag.
Dajenoe, het ware ons genoeg geweest. De getuigen waren aan
de beurt. Eén voor één. Vijf van ons vertelden hun verhaal. Wie
zij waren, hoe oud ze waren aan het einde van de oorlog, wie hen
had verteld dat hun ouders niet terug zouden komen, wie hen had
opgevangen, of er nog meer familieleden in Sobibor waren om -
ge komen, of er überhaupt nog familie over was. Ach…
De rechter stelde zijn vragen op een heel beleefde en zachte toon
en was buitengewoon vriendelijk. Ook gaf hij de mensen ruim de
tijd wanneer de emoties wat te veel werden. En dat werden ze,
de emoties. U zult het verhaal van de uit de trein geworpen brief
ongetwijfeld in de krant hebben gelezen. Een kwartier voor het
geplande einde van de zitting bepaalde D’s arts dat het genoeg
was voor vandaag. Morgen ben ik getuige. En ik breek verdomme
niet.
Woensdag De koorts van Demjanjuk kwam niet onverwachts. We vermoed-
den al dat de onverwachte actie van de rechter om ons allen uit-
gebreid te laten getuigen, de verdediging overviel. Daar moest
een reactie op komen en die kwam dan ook. Demjanjuk werd
ziek. Heel ziek, hij had maar liefst 37,5 graden koorts. Met 37
graden was de zitting doorgegaan, met 37,5 niet. Het is helaas
nu eenmaal zo dat de zwijgende klomp vlees op de brancard het
tempo van het proces bepaalt. Het is cynisch, het is vervelend en er
is niets aan te doen.
Maar onze advocaten denken dat Demjanjuk de zaak niet einde-
loos zal kunnen blijven vertragen. De arts die D. tijdens de zitting
scherp in de gaten houdt heeft verschillende malen verklaard dat
D. relatief gezond is. In de gevangenis is D. wel zeer goed aan-
spreekbaar en vertelt de dokter uitgebreid over zijn kwaaltjes.
Wat ons razend maakt is de tactiek van zijn advocaat die hem op
die brancard de levende dode laat spelen.
De geestige manier waarop Professor Nestler ons toesprak bracht
ons snel over de teleurstelling heen. Wij mogen ons dan storen
aan het trage tempo en de onderbrekingen maar we zijn veel
verder dan de vakmensen hadden kunnen dromen. De aanklacht
is voorgelezen en geaccepteerd en de eerste getuigen zijn ge -
hoord. Dat is een veel beter resultaat dan dat Nestler zelfs na drie
volle dagen had verwacht.
Bovendien handelt de rechter zeer verstandig door niet te eisen
dat Demjanjuk zijn petje afzet en in een stoel zit. Het zou alleen
maar tot meer protesten van de verdediging leiden en dus tot
meer vertraging. Bovendien begrijpt de Duitse pers heel goed dat
Demjanjuks bespottelijke ligplaats en al dit gezucht en gesteun
puur effectbejag zijn. Wij hadden ons geen betere verdediging
voor Demjanjuk kunnen wensen dan Busch en zijn collega Maul
(what’s in a name). Hun provocerende gestuntel valt ook de
Duitse pers op en dat werkt in ons voordeel.
In de Duitse kranten die ik vluchtig las kwam ik niet één negatieve
mening over de zin van het proces en onze rol daarin tegen. In -
tegendeel! Een serieuze krant als de Süddeutsche Zeitung schreef
in een hoofdartikel dat de leeftijd van D. absoluut geen belem-
mering mocht zijn, dat moord niet verjaart en dat dit proces een
uitgelezen kans was om de bizar lankmoedige rechtspleging uit
het verleden een beetje goed te maken. ‘Deutschland braucht
diesen Prozess!’, las ik een krantenkop.
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 33
34
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Niet alleen Nestler’s peptalk hielp ons over de teleurstelling heen.
De lieve bejegening van het rechtbankpersoneel was hartverwar-
mend. Iedereen – van hoog tot laag – deed meer dan zijn best
om het ons naar de zin te maken. Niets was teveel gevraagd. In
slechts twee dagen zijn de ons begeleidende politiedames Frau
Evi Hahn en Frau Gisela Schulz onze vriendinnen geworden. Wie
had dat kunnen denken.
Tenslotte nog een persoonlijke opmerking over de zin van dit
proces. Of D. wel of niet veroordeeld wordt is voor mij niet wer-
kelijk belangrijk. Uit Duitsland komt hij nooit meer weg, het is
alleen van symbolisch belang of hij de rest van zijn dagen slijt in
een ziekenkamer met of in ziekenkamer zonder tralies. Belangrijk
is dat Sobibor als moordfabriek op de kaart is gezet. Dat werd
hoog tijd.
Woensdag sprak ik een politieagent die alle procesdagen gewapend
in de zaal zit. Ik vroeg hem zijn mening over dat hele gebeuren.
‘Ik heb in die twee dagen meer over WOII geleerd dan in mijn
hele schooltijd.’, antwoordde hij. Ik bedacht dat zijn antwoord
de toegevoegde waarde van dit proces heel goed aangaf. •
Rob Fransman is een van de Nebenkläger bij het proces te München (D)
tegen de van oorlogsmisdaden verdachte John Demjanjuk.
‘Dit is mevrouw Helsloot,’ zegt moeder. ‘Zij komt jullie halen.
Jullie gaan onderduiken.’
‘Onderduiken?’ Ze weet niet wat moeder bedoelt. ‘Ik ga niet
mee,’ zegt ze.
‘Schatje, je moet.’
‘Waarom hebben pappa en jij dat niet tegen ons gezegd? En
wat is onderduiken?’
‘Onderduiken is: je verstoppen voor de moffen. Het wordt te
gevaarlijk om hier thuis te zitten wachten tot ze ons komen halen.
Ga mee. Esther en jij slapen één nacht bij mevrouw Helsloot.
Morgen brengt ze jullie naar een dorp hier in de buurt. Daar zijn
pappa en ik dan ook. Kom schat, pak je step en ga mee.’ Moeder
zegt het op zo’n speciale manier dat ze wel moet luisteren.
‘Denk aan je step,’ zegt mevrouw Helsloot. ‘Die is voor Anke.
Jullie kunnen hem voorlopig toch niet gebruiken.’
‘Wie is Anke?’
‘Dat is mijn dochtertje. Je ziet haar wel als we thuis zijn.’
‘Waar gaan we naartoe?’ vraagt Esther.
‘Dat kan ik niet vertellen,’ zegt mevrouw Helsloot. ‘Stel je voor
dat de moffen ons nu zouden arresteren en ze zouden jullie vra-
gen waar je heengaat. Het is echt beter dat je dat nog niet weet.’
Ze begrijpt niets van alles wat mevrouw Helsloot zegt. Het is
ook allemaal zo plotseling.
‘Ga nu maar.’ Moeder geeft haar een kus. ‘Ik zal pappa straks
de groeten van jullie doen. Morgen zien we elkaar weer.’ Ze
geeft moeder een kus en daar gaan ze. Esther en zij op de step,
mevrouw Helsloot loopt naast hen.
Aan het huis op de hoek hangt een Duitse vlag. Onder de vlag
zitten twee kinderen te eten. Het zijn Lotte en Elly. Zij vieren de
verjaardag van Hitler. ‘Onze Hitler is morgen jarig,’ heeft Lotte
gisteren gezegd. ‘Wij gaan lekker gebakjes eten en jullie krijgen
niks.’
‘Doorsteppen! Niet omkijken!’ roept mevrouw Helsloot.
Na tien minuten lopen ze in een straat waar ze nog nooit zijn
geweest.
‘Sta even stil. Er gaat nu iets belangrijks gebeuren,’ zegt
mevrouw Helsloot. Ze grijpt in haar jaszak. Ze haalt er een schaar
uit waarmee ze op Esther en haar afkomt. Ze voelt hoe aan haar
ster wordt getrokken. Ze voelt hoe mevrouw Helsloot draadjes
doorknipt.
‘Niet doen!’ roept ze. ‘We mogen niet zonder ster buiten lopen.
Dan worden we opgepakt.’ Ze wil mevrouw Helsloot tegenhou-
den, maar die houdt haar hand vast.
Vervolg pag. 33
Cultureel
OnderduikenIda Vos
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 34
35
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
‘Rachel, vanaf nu moet je doen wat ik zeg, als je tenminste niet
opgepakt wilt worden. Je màg nu zelfs niet meer met een ster
lopen.’
Mevrouw Heisloot knipt verder. Nog één rukje en ze heeft de
gele lap in haar hand. Ze staan bij een put. Daar verdwijnt de ster
in. Nu is Esther aan de beurt. Esther vindt het niet erg. Ze laat
mevrouw Helsloot rustig haar gang gaan.
‘Kom kinderen, we gaan verder.’
Ze stappen weer op de step. Esther staat voorop, zij achter.
‘Verdorie!’ roept mevrouw Heisloot en ze doet een hand voor
haar mond. ‘Moet je nou eens kijken, Rachel!’ Ze wijst naar haar
jas, waar net nog de ster was. ‘Je kan precies zien, waar die rots-
ter heeft gezeten. De rest van je jas is lichter blauw dan het plek-
je waar de ster zat. Esther, zorg dat je hoofd voor de borst van
Rachel blijft.’
Doodsbang is ze. Ze voelt dat ze zweethanden heeft en haar
hart bonst in haar hals. Ze wil terug naar huis, naar pappa en
mamma. Ze wil helemaal niet onderduiken. Stel je voor dat er
moffen zouden komen en zij zouden die blauwe plek zien.
‘Heinz,’ zal de ene mof tegen de andere zeggen. ‘Dit kind heeft
haar ster afgedaan en dat mag niet. We zullen haar arresteren.’
Als ze een kwartier hebben gelopen zegt mevrouw Helsloot: ‘We
zijn er. Gauw naar binnen.’
Ze komen in een huis, waar drie meisjes en een meneer aan
tafel zitten.
‘Dit zijn mijn man en mijn kinderen.’
‘Dag meneer.’ Ze geven de man van mevrouw Helsloot een
hand.
‘Doe je jas maar uit,’ zegt de meneer. ‘Mijn God, Tine, hoe heb
je zo met dat kind durven lopen? Ze heeft een ster op, een blau-
we.’
‘Dat weet ik wel,’ zegt mevrouw Helsloot tegen haar man. ‘Het
is gelukkig goed gegaan. Vanavond zal ik proberen die blauwe
ster te bleken. Ik krijg die afdruk er wel uit.’
‘Ik hoop het,’ zegt meneer Helsloot. ‘Willen jullie een boter-
ham? Heerlijk, een stevige bruine met spek.’
Spek? Ze wordt al naar als ze het woord spek hoort. Weet die
meneer dan niet dat joodse kinderen geen spek mogen eten?
‘Pardon,’ zegt meneer Helsloot. ‘Ik had er niet aan gedacht.
Jullie eten geen varkensvlees.’
Mevrouw Helsloot brengt hen ’s avonds naar bed.
‘Ga maar lekker slapen,’ zegt ze. ‘Morgen breng ik jullie naar je
ouders. We gaan met de tram naar Delft en de rest zullen jullie
wel zien.’
‘We mogen niet in de tram, al lang niet meer,’ wil ze zeggen,
maar ze zucht en houdt haar mond. Ze is zo vreselijk moe van
alles.
‘Nu ga ik proberen of ik je jasje kan bleken. Dan heb je morgen,
als we gaan, geen ster meer op – geen gele en geen blauwe.
Wel terusten.’
Ze krijgen alle twee een kus van mevrouw Helsloot.
Dat is lief, denkt ze.
Ze kruipen dicht tegen elkaar aan. Toch wel leuk zo samen in één
bed. Thuis slapen ze apart.
‘Waar zijn we nu?’ fluistert Esther.
‘Wacht maar,’ fluistert ze terug. ‘Ik zal even kijken.’
Ze gaat heel zachtjes uit het bed. Ze doet het gordijn open.
Aan de overkant is een bordje waarop een straatnaam staat: ‘All...
ar... Ik kan het niet goed lezen.’
‘Wacht maar, ik zal het licht aandoen,’ zegt Esther en ze trekt
aan een touwtje dat boven het bed hangt.
‘Niet doen! Dat mogen jullie nooit meer doen. Als je bent
ondergedoken mag je nooit het licht aandoen als de gordijnen
open zijn. De gordijnen mogen zelfs helemaal niet open, want
niemand mag jullie zien!’ In de kamer staat mevrouw Helsloot.
‘Jullie moeten er maar aan wennen. Het zal moeilijk zijn. Niet
meer zo dom doen hè?’
‘Nee, mevrouw,’ zeggen ze tegelijk.
‘Het gaat moeilijk met je jas, maar het zal wel lukken.’
‘En als het niet lukt?’
‘Dan moet je toch die jas aan. Je houdt dan maar een boek voor
de plaats waar je ster zat.’
Ze kan niet slapen. Naast haar ademt Esther heel rustig. Die
slaapt wel. Ze denkt aan morgen. Misschien moet ze naar buiten
zonder ster en toch met een ster. Wat is alles moeilijk vandaag.
Heel zacht gaat de deur open. Voor het bed staat mevrouw
Helsloot. ‘Het is gelukt,’ fluistert ze. ‘Niemand ziet meer dat je
een ster op je jas hebt gehad. Ga maar lekker slapen.
Welterusten.’
‘Welterusten mevrouw,’ zucht ze. ‘En doet u de groeten aan
meneer.’ •
Het verhaal Onderduiken van Ida Vos is een hoofdstuk uit haar boek
Wie niet weg is wordt gezien. Het kwam uit in 1981 en is vele malen
herdrukt. Er bestaat ook een Engelse, een Duitse en een Hebreeuwse
vertaling van. Nu is het boek alleen nog antiquarisch te verkrijgen.
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 35
36
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Op 18 september 1946 wordt op aandringen van de zeer
weinige Joodse overlevenden van het getto van Warschau
door Poolse onderzoekers tussen het puin van het ineengestorte,
voormalige getto gegraven. Gezocht wordt het in kisten en
melkbussen verpakte geheime archief, met daarin de geschiede-
nis van het getto, gesystematiseerd en tot in de kleinste details
verzameld. Vrijwel iedereen die er aan had meegewerkt was
dood, vermoord. Ook de gepassioneerde Joodse historicus en
visionair Emanuel Ringelblum, de bedenker van het project. Een
deel van het archief werd teruggevonden. De Amerikaanse his-
toricus Samuel Kassow (Stuttgart 1946) heeft nu op basis van dit
unieke archief een monumentaal boek geschreven, waarin de
geschiedenis van het getto, van het archief en van de bedenker
tot leven komt.
Een bruikbaar verledenEr moest een nieuwe Joodse geschiedenis worden geschreven,
vond de jonge Poolse Jood Emanuel Ringelblum, geschiedenis-
student kort na 1920. De idealistische, door het marxisme geïn-
spireerde historicus wilde, voor het begrip van wat Jodendom
was, af van de nadruk op rabbijnse geschriften en op Joden met
aanzien. Niet alleen de buitenwereld, maar vooral de Joden zelf
moesten anders tegen hun eigen geschiedenis gaan aankijken.
Onder leiding van historici en in samenwerking met de gewone
bevolking zou de rijke sociale geschiedenis van de Joden beschre-
ven moeten worden, de materiële cultuur, de economische struc-
tuur en de volksgebruiken. Ringelblum wilde hiermee een seculie-
re, nationale identiteit legitimeren, én de geïdealiseerde notie van
één Joods volk verenigd door religie en lijden, afzwakken. Hij
wilde, zoals hij dat noemde, ‘een bruikbaar verleden’ scheppen.
Onder de treffende titel Wie schrijft onze geschiedenis ontvouwt
zich in dit boek de onwaarschijnlijke intellectuele en fysieke
kracht waarmee Ringelblum, die aan het begin van zijn weten-
schappelijke carrière werd opgesloten in het getto van Warschau,
zijn zelf-opgelegde opdracht richt op het vastleggen van het
Joodse leven in die enorme gevangenis. Hij was er zich ongetwij-
feld van bewust dat de geschiedenis die hij nu juist wilde nuan-
ceren – die van de eeuwig lijdende Jood – hem daar inhaalde.
Het Oneg Sjabbat-archiefOp 2 augustus 1942 schrijft David Graber: ‘Dat wat we niet
tegen de wereld konden schreeuwen, hebben we onder de
grond gestopt. Wij zouden de vaders, onderwijzers en opvoeders
van de toekomst zijn … Maar nee, wij zullen dat zeker niet beleven
… Moge de schat in goede handen vallen … moge hij de wereld
waarschuwen en attenderen op wat er is gebeurd … in de twin-
tigste eeuw … Nu kunnen wij in vrede sterven. Wij hebben onze
taak volbracht. Moge de geschiedenis voor ons getuigen.’
Negentien jaar is Graber als hij dit ‘testament’ schrijft, met de
wijsheid van een oude man aan het einde van zijn leven. Hij
voegt het op de valreep toe aan het eerste deel van het Oneg
Sjabbat-archief dat, zorgvuldig verpakt in kisten en melkbussen,
de volgende dag begraven zal worden - voor de historici van de
toekomst.
Het idee van een ondergronds archief, meteen al aan het begin
van de oorlog, met als doel om het Joodse leven onder de Duitse
bezetting te bestuderen, is van Emanuel Ringelblum. Hij noemt
het Oneg Sjabbat, vreugde van de sjabbat; omdat hij elke zater-
dag met zijn medewerkers bijeen kwam.
In het getto van Warschau, waar de Joden met honderdduizen-
den waren opgesloten, was Ringelblum niet alleen de historicus.
Hij ontpopte zich ook als groot organisator en visionair. Hij werk-
te samen met anderen aan een infrastructuur om de chaos in het
overbevolkte, hongerende, verziekte en door corruptie geteister-
de getto in te dammen. En hij zette mensen aan tot schrijven. Alles
in het getto moest worden vastgelegd, volgens een zeer door-
dacht systeem met protocollen en vragenlijsten: hoe werkte de
zelfhulp, de gaarkeukens, de culturele organisaties, het onder-
wijs; hoe was de verhouding tussen Polen en Joden, tussen Polen
en Duitsers, Joden en Russen; hoe werkten de smokkelroutes
tussen het getto en het Arische Warschau; hoe gedroeg (en mis-
droeg) de Joodse politie zich, etcetera. De vele leden van Oneg
Sjabbat gingen de straat op als interviewers en observatoren,
schreven en verzamelden ooggetuigenverslagen, verhalen, es -
says, gedichten en allerlei vormen van folklore. Het feit dat men
met het documenteren van het verschrikkelijke dagelijks leven
uiterst belangrijk werk deed, wat Ringelblum voortdurend bena-
drukte, hielp om dat leven nog enigszins te verdragen.
Nauwgezet en wanhopigTot begin ’42 geloofde men bij Oneg Sjabbat niet dat de sadisti-
sche pesterijen, de moorden en het uithongeren van Joden,
onderdeel waren van een plan hen totaal uit te roeien. Dat ver-
anderde toen eind januari een gruwelijk ooggetuigenverslag bin-
nenkwam van een uit het vernietigingskamp Chelmno gevluchte
vrome Jood, die gedetailleerd vertelde hoe Joden in vrachtwa-
gens werden vergast. Toen er ook berichten kwamen van nieu-
we Duitse vernietigingskampen in Sobibor en Treblinka, begreep
Ringelblum dat in het getto misschien wel het laatste hoofdstuk
We hebben
de wereld
gewaarschuwdBertje Leuw
Cultureel Boekbespreking
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 36
37
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
van de Europese Joodse geschiedenis werd geschreven. Oneg
Sjabbat besloot tot ‘nieuwe prioriteiten en verantwoordelijk -
heden’: de massamoord moest gedocumenteerd worden en die
documentatie moest zowel bij de Joodse en Poolse ondergrond-
se pers terechtkomen als naar het buitenland gaan. Oneg Sjabbat
begint met de uitgave van een nieuwsbulletin en een persbureau,
waar alles in vermeld wordt wat men weet over het Duitse ver-
nietigingsprogramma. En het (gewapend) verzet wordt gestimu-
leerd en gesteund.
In een academisch artikel analyseert Ringelblum met anderen het
nazibeleid sinds 1939 tot en met ‘de tweede fase’: de uitroeiing.
Het is een van de eerste keren, schrijft Kassow, dat Joodse leiders
een poging deden de Endlösung te beschrijven en te verklaren
terwijl die in volle gang was. De centrale plaats die het antisemi-
tisme, zowel praktisch als theoretisch, in het nazisysteem innam
werd benadrukt. De moord op de Joden, stelden de auteurs, was
geen gevolg van spontaan antisemitisme, maar het resultaat van
een politieke ideologie – en van bureaucratisch opportunisme.
Met zijn onderzoek brengt Kassow de stemmen, de gedachten
van de Joodse wetenschappers tot leven; hoe zij toenemend
wanhopig maar nauwgezet, zoals ze dat geleerd hebben, hun
visie verwoorden. Soms brengt het verschil in visie zoals tussen
Emanuel Ringelblum en Isaac Schiper, je als lezer dichter bij de
gruwelijke werkelijkheid. Schiper zegt in de zomer van 1943 in
het concentratiekamp Majdanek tegen een medegevangene:
‘Als wij de geschiedenis schrijven van deze periode van bloed en
tranen – en naar mijn stellige overtuiging zullen we dat doen –
wie zal ons dan geloven? Niemand zal ons willen geloven, omdat
onze ramp de ramp van de hele beschaafde wereld is … Wij zullen
de ondankbare taak hebben een onwillige wereld te bewijzen dat
wij Abel zijn, de vermoorde broeder.’ De optimist Ringelblum
daarentegen twijfelde er, volgens Kassow, geen moment aan dat
de wereld zou geloven wat er was gebeurd – áls ze maar met het
juiste bewijsmateriaal werd geconfronteerd. ‘Hij was vast van
plan een zo grondig, objectief en breed opgezet archief op te
bouwen dat ‘toekomstige generaties’ wel gedwongen waren de
waarheid onder ogen te zien.’
We hebben de wereld gewaarschuwdAls de BBC in 1942 uit rapporten van Oneg Sjabbat citeert over
de genocide die gaande is, juicht Ringelblum in zijn dagboek:
‘We hebben zijn [= Hitlers] duivelse plan de Poolse Joden uit te
roeien ontmaskerd, iets wat hij in het geheim had willen doen.
We hebben zijn plannen in de war gestuurd en zijn kaarten aan
het licht gebracht. En als Engeland woord houdt en zijn dreige-
menten doorzet … zullen we misschien toch nog worden gered.’
Maar dan beginnen de massadeportaties vanuit het getto naar
het vernietigingskamp Treblinka, 6000 personen per dag, eenen-
vijftig dagen lang. ‘Hervestiging’, werd dat genoemd. Het getto
wordt opgedeeld in minikampjes; Joden die zich daarbuiten
begeven worden neergeschoten. De infrastructuur is weg en er
zijn bijna geen kinderen meer over. Oneg Sjabbat probeert ook
nog dit proces van vernietiging van het getto systematisch en
methodologisch te beschrijven, ‘zodat toekomstige historici er
iets aan zouden hebben’: welke rol had de Joodse politie, welke
de Oekraïners, wat deed de Joodse Raad, hoe reageerde de
massa op misleidende informatie, etcetera.
Geleidelijk aan verdwijnen de medewerkers van Oneg Sjabbat,
door dood en deportatie. Begin februari 1943 wordt het tweede
deel van het archief begraven. Het lukt Ringelblum om met
vrouw en kind onder te duiken, maar het gezin wordt verraden
en gedood.
Een dag of tien eerder, schrijft Kassow, had Ringelblum samen
met zijn vriend Berman zijn laatste project afgerond: een brief
aan Londen, waarin uitvoerig uit de doeken werd gedaan hoe
het getto had gefunctioneerd; wat er aan culturele en sociale
activiteiten georganiseerd werd ondanks de terreur en de hon-
ger, en ze doen melding van het Oneg Sjabbat-archief: ‘We heb-
ben de wereld gewaarschuwd met gedetailleerde informatie over
de grootste misdaad uit de geschiedenis, en we zetten onze
archiefwerkzaamheden voort.’
Kassow heeft met de ontsluiting van het Oneg Sjabbat-archief
en de publicatie van zijn boek Emanuel Ringelblum de eer bewe-
zen die hem toekomt, als bevlogen historicus en inspirator van
honderden, misschien wel duizenden mensen om hun geschie-
denis te boekstaven. •
Samuel D. Kassow, Wie schrijft onze geschiedenis. Het dramatische
verhaal van het verborgen archief van het getto van Warschau.
Uitgeverij Balans, Amsterdam 2009, 632 blz., ISBN 978 94 600 3010 9,
€35,00
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 37
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
Cultureel Boekbespreking38
Recent verschenenMarjon de Klijn
Na de KristallnachtMartine Letterie studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde in Utrecht.
Aanvankelijk was zij docent Nederlands, later gaf zij les in jeugdliteratuur aan de
Pabo. In 1996 schreef zij haar eerste boek: Het schorriemorrie van de Pruk voor
kinderen van 10 jaar en ouder. Daarna volgden nog vele andere boeken en ze
heeft nu meer dan 20 jeugdboeken op haar naam staan.
Het verhaal speelt zich af tussen november 1938 en mei 1940. Jacob is een jon-
gen van 12 jaar, zijn ouders hebben een stoffenzaak. Als Jacob op 9 november
1938 naar buiten loopt, staat hij woedend en radeloos tussen de scherven van
hun mooie winkel. Dan ziet hij dat de gehele straat bezaaid is met glas. In de
Kristallnacht zijn in heel Duitsland duizenden ruiten ingegooid van Joodse winke-
liers. Na deze nacht verandert alles voor de Joden in Duitsland. Sommigen hou-
den nog vast aan hun Duitse staatsburgerschap, maar al snel beseffen ze dat ze
niet als dusdanig worden gezien. Ze zijn alleen nog maar Joden. Dit betekent dat
ze vanaf dat moment nog maar heel weinig toekomst in Duitsland hebben.
Daarnaast wordt hun leven door de vele ge- en verboden alleen maar moeilijker.
Het gezin (vader, moeder, zoon en dochter) besluit te vluchten, met Nederland
als eindbestemming. Aan de grens blijkt dat zij economische vluchtelingen zijn en
niet toegelaten worden. Kinderen, maken meer kans dan een heel gezin en Jacob
besluit samen met David (een jongen die hij op het station heeft leren kennen)
illegaal de grens over te gaan. Na enige omzwervingen komen de twee in kamp
Westerbork terecht.
De vader van Mieke krijgt een baan als boekhouder in het kamp en ook een
woning. Tot dan toe woonde het gezin in Den Haag. Jacob en David moeten hel-
pen met verhuizen en het in orde maken van de tuin. Mieke is nogal onwetend
over de dreigende oorlog. Doordat ze vragen stelt aan haar vader en aan Jacob
wordt ze meer bewust van de wereld om haar heen.
De ouders en het zusje van Jacob hebben alles in het werk gesteld om Duitsland te
ontvluchten. Zo trachtten zij naar Palestina te reizen, maar het schip werd niet toe -
gelaten. Uiteindelijk bereiken zij na veel ronddolen ook het kamp Westerbork. •
Niet alleen JodenLydia Rood studeerde journalistiek in Utrecht en Spaans in Amsterdam. Ze werkte
een tijdje bij de Volkskrant en haar eerste boek, Een geheim pad naar gisteren,
verscheen in 1982. In 1991 besloot ze voltijds schrijfster te worden. Samen met
haar broer schreef Lydia, onder de naam Rood en Rood. In 1990 won ze de Vlag
& Wimpel voor haar boek Maanzaad en in 1994 een Zilveren Griffel voor Een
mond vol dons.
Niet altijd wordt stilgestaan bij het feit dat behalve Joden ook andere volkeren in
WO-II werden vervolgd. Sinti en Roma werden ook nagejaagd. Ook zij werden
door de nazi’s opgepakt, naar kampen gedeporteerd en uiteindelijk vermoord.
Op 16 mei 1944 werden op last van de Duitse bezetters in het gehele land Sinti
en Roma uit hun wagens en huizen gehaald. De razzia werd uitgevoerd door
Nederlandse politiemensen. Het ‘zigeunertransport’ van 19 mei betekende het
einde voor bijna alle 245 Sinti en Roma die in veewagens werden geladen. De
trein reed regelrecht naar Auschwitz en de meeste Sinti en Roma werden vergast
in vernietigingskamp Birkenau. Slechts 32 Nederlandse Sinti en Roma overleefden
de kampen. In dit boek vertelt Lydia Rood, hoe slechts één lid van een Sintigezin
Martine Letterie, Scherven in de nacht.
Uitgeverij Leopold bv, Amsterdam 2009,
(132 blz.) ISBN 90 258 4511 8, € 13,95
Lydia Rood, Opgejaagd, Uitgeverij Leopold bv,
Amsterdam 2009,
(170 blz.) ISBN 9 789025 855116, € 14,95
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 38
39
Auschwitz Bulletin 54, nr. 1, januari 2010
de Tweede Wereldoorlog overleefde. Het boek maakt deel uit van het project
Vergeten Oorlog.
Maira woont samen met haar familie (vader, moeder, drie broers en twee zusjes)
in woonwagens. Het gezin behoort tot de Sinti, een rondtrekkende gemeenschap,
die de kost verdient met onder meer muziek maken en repareren van instrumen-
ten. De maatregelen van de nazi’s maakt het leven voor de Sinti en Roma steeds
moeilijker. Het gezin moet onderduiken in een huis. Dit gaat een korte tijd goed,
totdat op een dag de Nederlandse politie op de deur bonst. Het gezin moet mee-
komen. Eén van de broers en de vader proberen weg te komen, maar de broer
wordt gepakt en doodgeschoten.
Het gezin moet eerst naar Westerbork. Daar wordt de moeder gevraagd de
namen van de gezinsleden op te geven. Behalve Maira noemt ze iedereen op,
hetgeen het meisje erg verbaast. Ze wil haar moeder dwingen haar naam ook te
noemen, maar dat gebeurt niet. Na drie dagen in Westerbork, vertrekt de trein
naar Auschwitz met alle gezinsleden, behalve Maira. Zij kan met behulp van een
(waarschijnlijk Joodse) bewaker ontsnappen. Dan begint voor Maira een lange
barre zoektocht naar haar vader. Ze komt uiteindelijk terecht bij haar grootmoe-
der. Maar van haar gezinsleden is niemand teruggekomen. •
Een woedende vrouw Het heeft een tijd geduurd voordat het oorlogsdagboek van Klaartje de Zwarte-
Walvisch uitgegeven werd. Klaartje had een flink aantal beschreven bladen aan
haar zwager gegeven toen zij gedeporteerd werd naar Sobibor. Haar zwager had
de notities weer aan zijn dochter gegeven. Deze dochter, Miep Koenig-de Zwarte,
wist niet dat het de notities van haar tante waren. Om anderen niet in gevaar te
brengen had Klaartje vermeden om namen te noemen in haar aantekeningen.
Miep Koenig schonk de notities aan het Joods Historisch Museum. Hier hebben
de notities jaren gelegen, zonder dat bekend was, van wie ze nou eigenlijk waren.
De spannende speurtocht naar de schrijfster van de aantekeningen, staat door
Ad van Liempt (eindredacteur van de serie De Oorlog) beschreven in het voor-
woord van het dagboek. Dagboeken van mensen die de concentratiekampen van
binnenuit beschrijven, zijn bijzonder schaars. Volgens Van Liempt is het zeer uit-
zonderlijk dat zo’n geschrift nu nog is gevonden. ‘Ik hoop vurig dat alles wat ik
hierin heb beschreven nog eens de buitenwereld zal bereiken.’ Deze wens van
Klaartje, die op de achterflap van het dagboek geschreven staat, is nu, 66 jaar na
dato, in vervulling gegaan. Eenieder kan nu kennis nemen van de aanklacht, de
getuigenis en de woedende beschuldigingen die door Klaartje worden geuit.
In 1943 dringen twee Jodenjagers het huis van Klaartje en Joseph de Zwarte binnen.
Tijdens de oorlog hadden Klaartje en haar man besloten niet te gaan onderduiken.
Het is 22 maart en een doordeweekse dag en op deze dag worden Klaartje en
Joseph gearresteerd en meegesleurd naar de Hollandsche Schouw burg. Op deze
dag besluit Klaartje een dagboek bij te houden. Op een gedetailleerde manier
beschrijft ze haar verblijf in de Schouwburg en in kamp Vught. Haar aantekenin-
gen eindigen op 4 juli 1943. Twee weken later is zij in Sobibor vermoord.
‘Dan nog maar liever naar Vught’ zegt zij in het dagboek (blz. 37), ‘waar het volgens
de Joodse Raad zo goed moest zijn. Sommigen dachten beslist dat ze naar een
eldorado gingen, maar die overtuiging had ik absoluut niet. Steeds werden er
weer transporten binnengebracht en ik vroeg me af wat er toch met al die mensen
gebeuren zou. Van jonge mensen kon nog verklaren dat ze konden werken, maar
wat ik binnen zag komen was afschrikwekkend. Oude kreupele, lamme en blinde
mensen om en nabij de leeftijd van negentig jaar. De één nog hulpbehoevender dan
de ander. Waren dit tewerkgestelden? Zo heette het toch immers? Het smerige en
misdadige lag er dik bovenop en de stemming had haar laagste punt bereikt.’ •
Klaartje de Zwarte-Walvisch, Alles ging aan
flarden Het oorlogsdagboek van Klaartje de
Zwarte-Walvisch,
Uitgeverij Balans, Amsterdam 2009, (207 blz.)
ISBN 9 789057 122743, € 17,95
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 39
A-Bulletin10nr1:DEF 30-12-09 11:04 Pagina 40