162
GRATIS DOWNLOADS Over het ontstaan van soorten Charles Darwin Het uitdrukken van emoties bij mens en dier Charles Darwin De autobiografie van Charles Darwin Charles Darwin De afstamming van de mens Charles Darwin Charles Darwins brieven - een selectie Charles Darwin ook als boek te koop ook als boek te koop ook als boek te koop DE AUTOBIOGRAFIE VAN CHARLES DARWIN CHARLES DARWIN 200 JAAR Deze download is uitsluitend voor eigen gebruik bedoeld. Doorsturen per email of anderszins, kopiëren, op websites of anderszins op internet plaatsen, of verhandelen is niet toegestaan. Voor meer informatie, zie www.leesdarwin.nu. Copyright © 2009, Uitgeverij Nieuwezijds niet als boek te koop niet als boek te koop

Autobiografie Charles Darwin

  • Upload
    bj0rn

  • View
    59

  • Download
    6

Embed Size (px)

DESCRIPTION

harles Robert Darwin (Shrewsbury (Shropshire, Engeland, 12 februari 1809 – Downe (Kent), 19 april 1882) was een Engels natuuronderzoeker, bioloog en geoloog. Darwin is vooral bekend van zijn theorie dat evolutie van soorten wordt gedreven door natuurlijke selectie. Dankzij zijn nauwkeurige onderbouwing en de grote hoeveelheid bewijzen die hij vond, zorgde Darwin ervoor dat het bestaan van evolutie nog tijdens zijn leven binnen de wetenschappelijke gemeenschap algemeen geaccepteerd werd. De acceptatie van natuurlijke selectie als aandrijvend mechanisme liet langer op zich wachten, maar is tegenwoordig ook onomstreden.Darwin werd gelovig opgevoed en opgeleid volgens de filosofie van de in die tijd in Engeland gangbare natuurlijke theologie, die religie en wetenschap verenigde. Dankzij de waarnemingen en ontdekkingen die hij in de loop van zijn leven deed ging hij echter steeds meer twijfelen over zowel de gangbare ideeën over soortvorming als zijn persoonlijke geloof. Tijdens een onderzoeksreis met het schip de Beagle (1831-1836) bezocht Darwin Zuid-Amerika, Australië, het zuiden van Afrika en diverse eilandengroepen in de Pacifische en Indische Oceaan. Op al deze plekken bestudeerde hij de plaatselijke dieren, planten, fossielen en geologie. Een groot deel van zijn verdere leven was gewijd aan het onderzoeken en classificeren van de op zijn reis verzamelde voorwerpen en het was onder andere dankzij dit onderzoek dat hij op zijn theorie over het ontstaan van soorten kwam.Darwins werk zorgde voor een revolutie binnen de wetenschap, maar had ook invloed op maatschappij, filosofie en religie. De acceptatie van evolutie zette de mens neer als een diersoort, onderdeel van de natuur, in plaats van een boven de natuur staande levens vorm. Samen met de erfelijkheidsleer van Mendel vormt Darwins evolutietheorie tegenwoordig de basis van alle biologische kennis.

Citation preview

Page 1: Autobiografie Charles Darwin

GRATIS DOWNLOADSOver het ontstaan van soortenCharles Darwin

Het uitdrukken van emoties bij mens en dierCharles Darwin

De autobiogra�e van Charles DarwinCharles Darwin

De afstamming van de mensCharles Darwin

Charles Darwins brieven - een selectieCharles Darwin

ook als boek te koop

ook als boek te koop

ook als boek te koop

DE AUTOBIOGRAFIEVAN CHARLES DARWIN

CHARLESDARWIN200JAAR

Deze download is uitsluitend voor eigen gebruik bedoeld. Doorsturen per email of anderszins, kopiëren, op websites of anderszins op internet plaatsen, of verhandelen is niet toegestaan.

Voor meer informatie, zie www.leesdarwin.nu. Copyright © 2009, Uitgeverij Nieuwezijds

niet als boek te koop

niet als boek te koop

Page 2: Autobiografie Charles Darwin

BOEKEN OVER DARWINEN DE EVOLUTIETHEORIE

CHARLESDARWIN200JAAR

Chris BuskesEvolutionair denkende invloed van Darwin op onswereldbeeld476 pag.,€ 24,95‘Iedereen die wil meedoen aande discussie over“IntelligentDesign” zou dit boek moetenlezen.’ – NRC Handelsblad

Johan BraeckmanDarwins moordbekentenisde ontwikkeling van hetdenken van Charles Darwin240 pag.,€ 15,00‘Een boeiende,behapbare,en aangenaam preciezeverhandeling over Darwinen zijn tijdgenoten.’ – NRCHandelsblad

GrietVandermassenDarwin voor damesover feminisme en evolutie-theorie240 pag.,€ 22,95‘Een gedegen en interessantboek.’ – Filosofie Magazine

JanVerplaetseHet morele instinctover de natuurlijke oorsprongvan onze moraal331pag.,€ 22,95‘Een geweldig boek’ – WimBrands,VPRO Boeken

Meer weten over Darwin? Lees In Darwins woorden, door Chris Buskes, Ranne Hovius en Griet Vandermassen. Aan de hand van vele citaten uit Darwins werk geeft dit boek een inleiding tot zijn leven, werk en denken. Met ruim 50 illustraties.

Klik voor meer informatie.

Voor meer informatie, zie www.leesdarwin.nu. Copyright © 2009, Uitgeverij Nieuwezijds

Page 3: Autobiografie Charles Darwin

De autobiografie van Charles Darwin

Page 4: Autobiografie Charles Darwin

Dit is een recentelijk ontdekt portret van Darwin. Het werd in 1881door de Londense fotograaf Herbert Rose Barraud gemaakt, precieseen jaar voor Darwins overlijden. Men neemt aan dat dit zijn laatsteportret is. De oorspronkelijke foto bevindt zich in de Huntington

Library in San Marino, Californië. Een kopie is in Scientific American, in het novembernummer van 1995, afgedrukt.

Page 5: Autobiografie Charles Darwin

De autobiografie vanCharles Darwin

1809-1882

de oorspronkelijke versie

Vertaald door Fieke Lakmaker

Page 6: Autobiografie Charles Darwin

Oorspronkelijke titel: The Autobiography of Charles Darwin (op basis vande volledige versie, zoals bezorgd door Nora Barlow, London, Chapman,1958, nu uitgegeven door W.W. Norton, London)

De Autobiografie (ms.dar.26) en het in memoriam bij de dood van AnneElizabeth (ms.dar.210.13:40) zijn vertaald en gepubliceerd met toestem-ming van de Syndics of Cambridge University Library. Toestemming voor vertaling en publicatie van overige tekstgedeeltes isverleend door de families Darwin en Barlow. De illustraties zijn ten behoeve van de Nederlandse editie geselecteerd.

Uitgegeven door: Uitgeverij Nieuwezijds, AmsterdamVertaling: Fieke Lakmaker, GronsveldOmslagontwerp: Marjo Starink, Amsterdam

Nederlandse vertaling © 2000, 2008, Uitgeverij Nieuwezijds

isbn 978 90 5712 294 1nur 911

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar ge-maakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, geluidsband, elektro-nisch of op welke andere wijze ook en evenmin in een retrieval systemworden opgeslagen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming vande uitgever.

Hoewel dit boek met veel zorg is samengesteld, aanvaarden schrijver(s)noch uitgever enige aansprakelijkheid voor schade ontstaan door eventu-ele fouten en/of onvolkomenheden in dit boek.

Page 7: Autobiografie Charles Darwin

Voorwoord bij de Nederlandstalige editie

In 1876 besloot Charles Darwin, toen zevenenzestig jaaroud, zijn levensverhaal op te schrijven, omdat hij de vele

gebeurtenissen en herinneringen uit zijn rijke leven voor zijnkinderen en kleinkinderen wilde bewaren. Tussen mei en au-gustus van dat jaar schreef hij de grote lijnen van zijn auto-biografie, waaraan hij, zoals hij vermeldt, bijna elke middageen uur heeft gewerkt. Tot kort voor zijn dood heeft hij hetmanuscript aangevuld tot in totaal 188 handgeschreven blad-zijden.

De publicatie van deze herinneringen heeft een bewogengeschiedenis. In 1887, vijf jaar nadat Darwin een eervolle rust-plaats in de Westminster Abbey had gekregen naast zijn be-roemde landgenoot, de wis- en natuurkundige Sir Isaac New-ton, verscheen een eerste gedrukte versie van zijn Autobiogra-fie. Deze versie vormde een onderdeel van Life and Letters ofCharles Darwin, een uit drie delen bestaande uitgave die wasverzorgd door zijn zoon Francis. Inmiddels was er echter bin-nen de familie Darwin een heftige controverse ontstaan overhet al dan niet publiceren van deze persoonlijke notities. Met

Page 8: Autobiografie Charles Darwin

name Darwins weduwe, Emma Wedgwood, was bang nog inleven zijnde personen te kwetsen, en was als gelovig christenook zelf onaangenaam getroffen door een aantal passages.

De brief van Emma aan haar zoon Francis (zie de noot opp. 85) kan in dit opzicht verhelderend werken. In deze briefprotesteert zij tegen een passage, waarin haar man onder ande-re stelt dat de constante inprenting van het geloof in een God,een sterke en mogelijk erfelijke invloed kan uitoefenen op dehersenen van kinderen. Hij voegt er echter aan toe, dat hetvoor iemand die gelovig is opgevoed, vaak even moeilijk isom zijn geloof af te zweren, als het voor een aap is zijn instinc-tieve angst en afkeer voor een slang te overwinnen! Het isvoorstelbaar dat de familie dergelijke passages liever niet indruk zag verschijnen, en om dit tegen te gaan, werd Franciszelfs bedreigd met gerechtelijke stappen. Hij heeft, al dan niettegen zijn zin, vele alinea’s en zinnen geschrapt, in totaal meerdan zesduizend woorden. Deze ‘censuur’ kan voor een deel

6 De autobiografie van Charles Darwin

Deze passage (p. 81) uit de Autobiografie toont Darwins twijfels. De door-halingen en toevoegingen laten zien hoe zijn gedachten om voorrang

streden tijdens het schrijven.

Page 9: Autobiografie Charles Darwin

verklaard worden door de commotie die was ontstaan na hetverschijnen van Over het ontstaan van soorten in 1859 en laterewerken. Over het ontstaan van soorten bezorgde Darwin niet al-leen lof, maar ook veel vijanden: collega-wetenschappers,maar vooral orthodox-gelovigen. Door de introductie vanbegrippen als ‘natuurlijke selectie’ en ‘evolutie’ werden im-mers zowel de Schepping als het Ontwerp in de natuur op zijnminst in twijfel getrokken. Hoewel Darwin zelf stelt dat demeeste critici ‘te goeder trouw’ handelden, zal de stroom vankritiek het gezin niet onberoerd hebben gelaten.

In 1958 vond Nora Barlow, een kleindochter van Charles, detijd rijp voor een uitgave van het oorspronkelijke manuscriptvan de Autobiografie, dat zich in de Cambridge University Li-brary bevindt. Dit manuscript is maar een kleine fractie vanhet enorme archief dat Darwin tijdens zijn leven heeft verza-meld. In zijn notitieboekjes hield hij niet alleen bij hoeveeltijd het schrijven van zijn artikelen en boeken hem had gekost,maar noteerde hij ook het aantal dagen, weken of maandenwaarin hij zich ziek voelde en tot nietsdoen werd gedwongen.

Over de achteruitgang van Darwins gezondheid na zijnwereldreis met de Beagle bestaan veel speculaties. Hoewel ernooit een werkelijke diagnose is gesteld, zijn er achteraf veelsuggesties gedaan over de oorzaken van de ziekteverschijnse-len. Zo zijn onder meer genoemd: de ziekte van Chagas, eeninfectieziekte die hij tijdens zijn reis met de Beagle zou hebbenopgelopen; schadelijke gevolgen van de lange zeereis; hetvroege overlijden van zijn moeder; de tirannieke vader; (erfe-lijke) psychologische instabiliteit.

Hoe dan ook, zijn productie lijkt er nauwelijks onder ge-leden te hebben. Zijn laatste boek, over de vorming van hu-mus door de activiteit van aardwormen, verscheen in oktober1881, en in de zes maanden daarna tot aan zijn dood publi-ceerde hij nog zes wetenschappelijke artikelen over uiteenlo-pende onderwerpen.

Voorwoord 7

Page 10: Autobiografie Charles Darwin

Hoewel deze herinneringen nu al ruim honderd jaar oud zijn,vormen ze een prachtige illustratie van de ideeën van dezegrote wetenschapper, van zijn diepe bewondering voor groteschrijvers en collega’s, en de warme liefde voor zijn vrouw enkinderen. Misschien zelfs is deze Autobiografie, zoals HaroldNicolson het in The Observer uitdrukte: ‘Een van de eerlijk-ste autobiografieën die ooit zijn geschreven.’

Zo bekent Darwin bijvoorbeeld (p. 133) dat hij altijd gro-te moeite heeft gehad zich duidelijk en precies uit te drukken,en meent hij dat hij door ‘een soort voorbestemdheid’ een be-wering of een vraagstelling altijd eerst in een verkeerde vormgoot. In deze voor de familiekring bestemde (ongecorrigeer-de) herinneringen is dan ook sprake van een zekere heteroge-niteit, en wordt bovendien de leesbaarheid door latere toe-voegingen soms bemoeilijkt. Dit is in de vertaling terug tevinden, aangezien getracht is zo dicht mogelijk bij de negen-tiende-eeuwse Engelse tekst te blijven.

Nora Barlow heeft in haar editie de voetnoten van FrancisDarwin (F.D.) overgenomen, en voegde daar haar eigen voet-noten (N.B.) aan toe. Deze vertaalde uitgave van de Autobio-grafie bevat, behalve deze voetnoten, Darwins afwegingen tenaanzien van het huwelijk (Appendix 1); een ‘In memoriam’dat Charles kort na de dood van zijn tienjarige dochtertje An-ne Elizabeth in 1851 heeft geschreven (Appendix 2); een kor-te chronologie van Darwins leven en werken; en enige voet-noten van de vertaler (vert.), die ook enkele opmerkingen tus-sen vierkante haken heeft toegevoegd.

Voor de lezer die meer zou willen weten over Darwins le-ven en werken, zijn twee biografieën aan te bevelen: AdrianDesmond en James Moore, Darwin (Penguin Books, 1992); enE.J. Browne en Janet Browne, Charles Darwin: Voyaging: ABiography (Princeton Univ. Press, 1996).

F.L.

8 De autobiografie van Charles Darwin

Page 11: Autobiografie Charles Darwin

Stamboom van Charles Darwin

Erasmus x (1) Mary Howard; (2) Eliz. Chandos-Pole1731-1802 1739-1770 had kinderen;grootvader grootmoeder vanv.Charles Francis Galton

Charles Erasmus Robert Waring x Susannah1758-1778 1759-1799 1766-1848 d. van JosiahStierf jong aan Wedgwood van Etruria,bloedvergiftiging 1765-1817

Marianne Susan CHARLES Robert x Emma1798-1858 Elizabeth 1809-1882 d. van Josiahx H. Parker 1803-1866 Wedgwood van Maer

1808-1896

Caroline Erasmus Alvey Emily Catherine1800-1888 1804-1881 1810-1866x Josiah Wedgwoodvan Leith Hill Place

1. — William Erasmus x Sara Sedgwick1839-1914 1839-1902

2. — Anne Elizabeth1841-1851

3. — Mary Eleanor1842 ovl. als baby

4. — Henrietta Emma x Richard Buckley Litchfield1843-1929 1832-1903

5. — George Howard x Maud Du Puy1845-1912 1861-1947

6. — Elizabeth1847-1926

7. — Francis x (1) Amy R. Ruck (2) Ellen Wordsworth Crofts (3) Florence Maitland1848-1925 1850-1876 1856-1903 ovl. 1920

8. — Leonard x (1) Elisabeth Fraser (2) Charlotte M. Massingberd1850-1943 1846-1898 1868-1940

9. — Horace x Emma Cecilia Farrer1851-1928 1854-1946

10. — Charles Waring1856-1858

Page 12: Autobiografie Charles Darwin

‘Als ik nog twintig jaar zou leven, en zou kunnen werken,wat zou ik dan veel moeten veranderen aan Het ontstaan, enhoe sterk zullen de meningen over allerlei punten veranderdmoeten worden!

Maar ach, het is een begin, en dat is tenminste iets...’

Charles Darwin aan J.D. Hooker, 1869

Page 13: Autobiografie Charles Darwin

Inhoudsopgave

Autobiografie 13

Appendix 1: Dit is de vraag 143Appendix 2: Anne Elizabeth Darwin, in memoriam 147

Appendix 3: Korte chronologie 153Index 155

Page 14: Autobiografie Charles Darwin
Page 15: Autobiografie Charles Darwin

Autobiografie

Vanaf mijn geboorte tot mijn vertrek naar Cambridge 15De tijd in Cambridge 50Reis met de ‘Beagle’ 64

Vanaf mijn thuiskomst tot aan mijn huwelijk 75Vanaf mijn huwelijk en verblijf in Londen tot onze

verhuizing naar Down 89Vestiging in Down 109

Een verslag over het ontstaan van mijn boeken 113Een beoordeling van mijn mentale vermogens 133

(Deze hoofdstukkopjes zijn van Charles Darwin zelf. Ze ko-men echter niet precies overeen met de tekst. – N.B.)

Page 16: Autobiografie Charles Darwin
Page 17: Autobiografie Charles Darwin

31 mei 1876Herinneringen aan de ontwikkeling van mijn

gedachtewereld en mijn karakter

Toen een Duitse uitgever mij schriftelijk had verzocht omeen verhandeling over de ontplooiing van mijn geest en

mijn karakter, vergezeld van een beknopte levensbeschrijving,leek een dergelijke poging mij niet alleen amusant, maar mo-gelijk ook interessant voor mijn eigen kinderen of voor hunkinderen. Ik weet dat het mij zeer geïnteresseerd zou hebbeneen schets te lezen, hoe kort en saai ook, die mijn grootvaderover zijn eigen gedachtewereld had geschreven, over wat hijdacht en deed, en hoe hij werkte. Ik heb geprobeerd de hier-volgende beschouwing over mijn leven te schrijven alsof ikeen dode was die vanuit een andere wereld terugkijkt op zijnleven. Niet dat ik dit moeilijk vond, want mijn leven is vrijwelten einde. Ik heb me niet al te veel bekommerd om de stijl vanmijn schrijven.

Ik ben op 12 februari 1809 in Shrewsbury geboren. Ik hebmijn vader eens horen zeggen dat hij geloofde dat mensen meteen krachtige geest over het algemeen herinneringen hebbendie teruggaan tot een zeer vroege levensfase. Dit gaat in mijngeval niet op, want mijn vroegste herinnering gaat niet verderterug dan toen ik een paar maanden ouder dan vier jaar was,

Page 18: Autobiografie Charles Darwin

en wij in de buurt van Abergele in zee gingen baden, waarvanik me een paar min of meer afzonderlijke gebeurtenissen enplekjes herinner.

Mijn moeder stierf in juli 1817, toen ik ruim acht jaar was,en het merkwaardige is dat ik me nauwelijks iets van haar kanherinneren, behalve haar doodsbed, haar zwarte fluwelenjurk, en haar vreemd geconstrueerde werktafel. Ik geloof datdie vergetelheid enerzijds te wijten is aan mijn zusters, die, alsgevolg van hun grote verdriet, niet in staat waren over haar tespreken of haar naam te noemen, en anderzijds aan de ziekelij-ke toestand die aan haar dood voorafging. In de lente van dat-zelfde jaar werd ik naar een dagschool in Shrewsbury1 ge-

16 De autobiografie van Charles Darwin

Dr. Robert Waring Darwin, Charles’ vader, en zijn moeder Susannah Darwin

1 Hoofd van deze school was de Eerwaarde G. Case, voorganger van deUnitarian Chapel in High Street. Mevrouw Darwin was een Unitariër enging naar de diensten in de Chapel van de heer Case, waar ook mijn vader

Page 19: Autobiografie Charles Darwin

stuurd, waar ik een jaar bleef. Voor ik naar school ging kreegik les van mijn zuster Caroline, maar ik vraag me af of het aanhet doel heeft beantwoord. Men heeft mij verteld dat ik veeltrager leerde dan mijn jongere zusje Catherine, en ik geloofdat ik in allerlei opzichten een ondeugend jongetje was. Caro-

Autobiografie 17

Charles op zesjarige leeftijd, met zijn jongste zus Catherine

als klein jongetje door zijn oudere zusters mee naartoe werd genomen.Maar hij was, evenals zijn broer, gedoopt en dus lid van de Anglicaansekerk. Na zijn vroege jongensjaren schijnt hij gewoonlijk naar de Angli-caanse kerk te zijn gegaan en niet naar die van de heer Case. Volgens deSt. James’s Gazette van 15 december 1883 is er ter nagedachtenis aan hemeen plaquette geplaatst in de muur van de Unitarian Chapel, die nu ‘FreeChristian Church’ heet. – F.D.

Page 20: Autobiografie Charles Darwin

line was bijzonder vriendelijk, slim en ijverig, maar té ijverigin haar pogingen mij te verbeteren. Zo herinner ik me na aldie jaren nog duidelijk dat ik, als ik een kamer wilde binnen-gaan waar zij was, bij mezelf dacht: ‘Waarvoor zal ze me nuweer berispen?’ en dat ik me dan vast voornam me niets aan tetrekken van wat ze zou zeggen.

Tegen de tijd dat ik naar die dagschool ging, was mijn be-langstelling voor natuurlijke historie1, en meer in het bijzon-der voor het verzamelen, duidelijk tot ontwikkeling geko-men. Ik probeerde achter de namen van planten te komen enverzamelde allerlei soorten dingen, schelpen, zegels, frankeer-stempels, munten en mineralen. De passie voor het verzame-len, dat de mens tot een systematische natuurkenner, een alles-weter of een gierigaard maakt, was bij mij zeer sterk aanwezigen zonder meer aangeboren, aangezien geen van mijn zustersnoch mijn broer deze belangstelling ooit heeft gehad.

Eén kleine gebeurtenis tijdens dat jaar staat in mijn geheu-gen gegrift, en ik hoop dat dit is gebeurd doordat mijn gewe-ten er later zo door is gekweld; het is curieus omdat het laatzien dat ik op zo’n jonge leeftijd al duidelijk geïnteresseerdwas in de variabiliteit van planten! Ik vertelde aan een anderjongetje (ik geloof dat het Leighton2 was, later bekend gewor-den als botanicus en specialist op het gebied van korstmossen)dat ik verschillend gekleurde primula’s en sleutelbloemen kon

18 De autobiografie van Charles Darwin

1 De oude benaming voor biologie – vert.2 De Eerwaarde W.A. Leighton, een schoolvriendje van mijn vader op deschool van de heer Case, herinnert zich dat Charles een bloem meenamnaar school en vertelde dat zijn moeder hem had geleerd hoe je de naamvan de plant kon vinden door naar het binnenste van de bloem te kijken.De heer Leighton zei verder: ‘Dit wekte grote belangstelling en nieuws-gierigheid bij mij op, en ik vroeg hem herhaaldelijk hoe je dat kon doen.’Maar dat kon hij natuurlijk niet duidelijk maken. – F.D.

William Alport Leighton (1805-1899), botanicus, studeerde aan St.John’s College in Cambridge; publiceerde onder andere Flora of Shropshi-re, Lichen Flora of Great Britain. – N.B.

Page 21: Autobiografie Charles Darwin

maken door ze water te geven met bepaalde kleurstoffen, watnatuurlijk een enorme leugen was, want ik had het nooit ge-probeerd. Op deze plaats wil ik ook opbiechten dat ik als kleinjongetje een sterke neiging had opzettelijk onwaarheden tebedenken, altijd met de bedoeling opwinding te veroorzaken.Ik plukte bijvoorbeeld eens een heleboel kostbare vruchtenuit de bomen van mijn vader en rende vervolgens met adem-benemende vaart weg om het nieuwtje te verspreiden dat ikeen grote hoop gestolen fruit had ontdekt.1

Rond die tijd of, naar ik hoop, op een vroegere leeftijd,stal ik soms vruchten om ze op te eten, en een van mijn trucswas heel ingenieus. De moestuin, die omringd was door eenhoge muur, werd ’s avonds afgesloten, maar met behulp vande bomen ernaast kon ik makkelijk op de muurkap komen.Dan stak ik een lange stok door het gat in de bodem van eenzeer grote bloempot, en door die omhoog te trekken werdener perziken en pruimen van de bomen gerukt, die dan in depot vielen; en zo kon de buit in veiligheid worden gebracht.Ik herinner me ook dat ik als klein jongetje appels uit deboomgaard stal om ze weg te geven aan een paar jongens diein een huisje bij ons in de buurt woonden. Maar voordat ik zede vruchten gaf, schepte ik op door te laten zien hoe snel ikkon rennen, en het is verbazingwekkend dat het niet tot mijdoordrong dat hun verrassing en bewondering over mijnloopvermogen alleen werden geuit vanwege die appels. Maarik weet nog heel goed hoe opgetogen ik was toen ze zeidendat ze nog nooit een jongen zó hard hadden zien hollen!

Verder heb ik nog één duidelijke herinnering aan een an-dere gebeurtenis tijdens het jaar op de dagschool van meneerCase – namelijk de begrafenis van een cavaleriesoldaat, en het

Autobiografie 19

1 Zijn vader was zo verstandig deze leugentjes niet te beschouwen alsmisdaden, maar te doen alsof die ontdekkingen niets om het lijf hadden. –F.D.

Page 22: Autobiografie Charles Darwin

is opmerkelijk hoe helder ik me niet alleen het paard voor degeest kan halen, met over het zadel de laarzen en karabijn vande man, maar ook het vuren boven het graf. Dit tafereel heeftelke poëtische fantasie in mij diep geroerd.1

In de zomer van 1818 ging ik naar de school van Dr. But-ler in Shrewsbury, waar ik zeven jaar bleef – tot het middenvan de zomer van 1825, toen ik zestien was. Ik was op dieschool in de kost, zodat het grote voordeel was dat ik als eenechte schooljongen kon leven. Maar omdat de afstand naarmijn huis ongeveer anderhalve kilometer was, vluchtte ik daarvaak heen tijdens langere schoolpauzes of voordat de deur ’s avonds op slot ging. Dit was, denk ik, in allerlei opzichtennuttig voor me, omdat ik hierdoor niet verstoken raakte vande genegenheid en belangstelling van thuis. Ik herinner medat ik in het begin van mijn schooltijd vaak heel hard hebmoeten lopen om op tijd terug te zijn, iets dat meestal luktedankzij mijn geoefendheid. Maar als het erom spande, vroegik God om me te helpen, en ik weet dat ik mijn succes aan diegebeden toeschreef in plaats van aan mijn snelle lopen, hoewelik me erover verbaasde hoe vaak ik geholpen werd.

Mijn vader en mijn oudere zusters hebben mij verteld datik, toen ik heel jong was, een sterke voorliefde had voor langewandelingen in mijn eentje, maar waarover ik nadacht weet ikniet meer. Ik was vaak volledig in gedachten, en toen ik opeen keer naar school terugliep over de oude vestingmurenrondom Shrewsbury, die tot een openbaar voetpad waren ge-

20 De autobiografie van Charles Darwin

1 Ook een andere jongen uit Shrewsbury was zeer geïmponeerd doordie militaire begrafenis; de heer Gretton zegt in zijn Memory’s Harkbackdat deze gebeurtenis zo’n sterke indruk op hem heeft gemaakt dat hij‘rechtstreeks naar de plek zou kunnen lopen op de begraafplaats van St.Chad waar de arme kerel werd begraven’. De soldaat was een dragon-der uit Enniskillen, en de officier die het bevel voerde was kort tevorengewond geraakt in Waterloo, waar zijn korps een harde strijd had ge-voerd tegen de Franse kurassiers. – F.D.

Page 23: Autobiografie Charles Darwin

maakt met aan één kant een reling, stapte ik ernaast en vielnaar beneden. Hoewel het niet meer dan zo’n twee tottweeënhalve meter hoog was, ging er niettemin een verba-zingwekkend aantal gedachten door mijn hoofd tijdens dezekorte, maar plotselinge en totaal onverwachte val, wat nietlijkt te kloppen met het feit dat door, naar ik meen, fysiologenis aangetoond dat het ontstaan van een gedachte een aanzien-lijke hoeveelheid tijd kost.

Ik moet een zeer argeloos kereltje zijn geweest toen ikvoor het eerst naar school ging. Een jongen, Garnett geheten,nam me op een keer mee naar een banketbakker en kocht eenpaar gebakjes, die hij niet betaalde omdat de winkelier hemkrediet gaf. Toen we buiten waren vroeg ik hem waarom hijze niet betaald had. Hij antwoordde direct: ‘Wat, weet je nietdat mijn oom een grote som geld aan de Stad heeft nagelatenop voorwaarde dat elke zakenman zonder betaling alles zal ge-ven aan iedereen die deze oude hoed draagt en op een bepaal-de manier aantikt?’, waarna hij me liet zien hoe je dat moestdoen. Hij ging toen een andere winkel binnen die krediet gaf,vroeg om een of ander klein artikel, tikte zijn hoed op de juis-te manier aan, en kreeg het natuurlijk zonder betaling. Buitengekomen zei hij: ‘Nu, als jij zelf naar die banketwinkel wiltgaan (ik weet nog precies waar die zich bevond), dan leen ik jemijn hoed en kun je alles krijgen wat je maar wilt, als je dehoed maar op hebt en op de juiste manier aantikt.’ Ik accep-teerde verheugd het genereuze aanbod, ging naar binnen envroeg om een paar gebakjes, tikte aan de oude hoed, en wildede winkel uitlopen, maar de winkelier kwam achter me aan.Dus liet ik de gebakjes vallen, rende weg of mijn leven ervanafhing, en was stomverbaasd dat ik werd begroet met bulde-rend gelach van mijn gemene vriend Garnett.

Ten voordele van mijzelf kan ik zeggen dat ik een humaanjongetje was, maar ik dank dit volledig aan de lessen en hetvoorbeeld van mijn zusters. Ik betwijfel echter of menslie-vendheid een natuurlijke of aangeboren eigenschap is. Ik was

Autobiografie 21

Page 24: Autobiografie Charles Darwin

erg dol op het verzamelen van eieren, maar ik heb nooit meerdan één ei uit een vogelnest gehaald, behalve die ene keer datik ze allemaal meenam, niet omdat ze veel waard waren maaruit een soort snoeverij.

Ik vond het heerlijk om te vissen en kon urenlang aan deoever van een rivier of een meer naar de dobber zitten kijken.Toen ik eens in Maer1 was, vertelden ze me dat ik de wormenkon doodmaken in zoutwater, en vanaf die dag heb ik nooitmeer een levende worm doorboord, waardoor ik vermoede-lijk minder vaak beet had.

Eén keer, toen ik als klein jochie op de dagschool zat, ofnog eerder, heb ik me sadistisch gedragen door een puppie teslaan, domweg om te genieten van het machtsgevoel, denk ik.De klap kan echter niet hevig zijn geweest want het hondjejankte niet, wat ik vrij zeker weet omdat het vlak bij ons huisgebeurde. Dit gedrag drukte zwaar op mijn geweten, zoalsblijkt uit het feit dat ik me nog de precieze plek herinner waarde daad werd gepleegd. Wat het waarschijnlijk nog ergermaakte was mijn liefde voor honden, een liefde die toen, enook lang daarna, hartstochtelijk was. Honden schenen dat teweten, want ik was er heel goed in om de genegenheid voorhun baasje voor mijzelf te winnen.

Niets is slechter geweest voor mijn geestelijke ontwikke-ling dan Dr. Butlers school, die uitgesproken ouderwets wasen waar niets anders werd onderwezen dan wat klassieke aard-rijkskunde en geschiedenis. De school als middel tot vormingwas voor mij eenvoudigweg vruchteloos. Gedurende mijngehele leven is het mij opvallend genoeg niet gelukt welke taaldan ook de baas te worden. Er werd speciale aandacht besteed

22 De autobiografie van Charles Darwin

1 Het huis van zijn oom, Josiah Wedgwood jr. – F.D. De jongste dochtervan het gezin Wedgwood dat hier woonde, werd later Charles’ vrouw.Maer lag in het hart van het graafschap Shropshire, niet verder dan vijfen-dertig kilometer van Shrewsbury. – N.B.

Page 25: Autobiografie Charles Darwin

aan het maken van verzen, en ook dat heb ik nooit goed ge-kund. Ik had veel vrienden, en had een grote hoeveelheid ou-de gedichten weten te verzamelen, die ik door combinatie,soms met hulp van andere jongens, voor elk onderwerp kongebruiken. Verder werd er veel aandacht besteed aan het uithet hoofd leren van de lessen van de vorige dag. Met hetgrootste gemak leerde ik veertig of vijftig regels van Vergiliusof Homerus tijdens de ochtenddienst, maar die inspanningwas volkomen zinloos omdat ik binnen achtenveertig uur allesweer vergeten was. Ik was niet lui en werkte, met uitzonde-ring van de verskunst, meestal consciëntieus aan de klassieken,zonder uittreksels van anderen over te schrijven. Het enigegenoegen dat ik ooit beleefde aan dergelijke lessen was aan deoden van Horatius, die ik enorm bewonderde. Toen ik vanschool ging, was ik voor mijn leeftijd noch een goede, nocheen slechte leerling, en ik geloof dat al mijn leraren en mijnvader mij beschouwden als een doorsnee jongen met een vrijbeperkte intelligentie. Tot mijn grote verdriet zei mijn vadereens tegen mij: ‘Je hebt alleen maar belangstelling voor schie-ten, honden en het vangen van ratten, en je zult jezelf en jehele familie te schande maken.’ Maar mijn vader, die de vrien-delijkste man was die ik ooit heb gekend, en wiens nagedach-tenis ik met heel mijn hart liefheb, moet kwaad en een beetjeonbillijk zijn geweest toen hij die woorden gebruikte.

Ik wil op deze plaats enige bladzijden toevoegen over mijn va-der, die in velerlei opzichten een opmerkelijke man was.1

Hij was ongeveer een meter negentig lang, breedgeschou-derd en zeer corpulent, de grootste man die ik ooit heb ge-kend. De laatste keer dat hij zich woog was hij ruim 150 kilo,maar zijn gewicht is later sterk toegenomen. Zijn voornaamste

Autobiografie 23

1 Dit later ingelaste stuk (dat eindigt op p. 37) is in of na 1878 geschreven.– N.B.

Page 26: Autobiografie Charles Darwin

geestelijke kenmerken waren zijn observatievermogen en zijnmedeleven, die ik geen van beide ooit overtroffen of zelfsmaar geëvenaard heb gezien. Zijn medeleven betrof niet al-leen het leed van anderen, maar in hoge mate ook de genoe-gens van allen om hem heen. Dit had tot gevolg dat hij altijdprobeerde anderen een plezier te doen en vaak vrijgevig was,al haatte hij buitensporigheid. Zo kwam op een dag de heerB., een kleine fabrikant in Shrewsbury, naar hem toe, en ver-telde dat hij failliet zou gaan tenzij hij direct 10.000 pond zoukunnen lenen, maar dat hij niet in staat was een rechtsgeldigewaarborg te geven. Mijn vader vroeg hem naar de argumen-ten op grond waarvan hij meende uiteindelijk het geld te kun-nen terugbetalen, en dankzij zijn intuïtieve beoordeling van

24 De autobiografie van Charles Darwin

Silhouet van Dr. RobertDarwin, ca. 1826

Page 27: Autobiografie Charles Darwin

menselijke karakters, was hij er zeker van dat de man te ver-trouwen was. Dus leende hij hem het, gezien zijn jonge leef-tijd, zeer grote bedrag, dat hem na zekere tijd werd terugbe-taald.

Ik vermoed dat het zijn medeleven was waardoor hij zo’ngrenzeloos vermogen had om vertrouwen te winnen, en dathij, als gevolg daarvan, een buitengewoon succesvolle artswas. Hij vestigde zich vóór zijn eenentwintigste, en geduren-de het eerste jaar was zijn honorarium voldoende voor hethouden van twee paarden en een bediende. Het volgende jaargroeide zijn praktijk, en dat bleef ruim zestig jaar zo, toen hijstopte met het bezoeken van patiënten. Zijn grote succes alsarts was vooral zo opmerkelijk, omdat hij me had verteld dathij in het begin zo’n hekel aan zijn beroep had, dat als hij zekerwas geweest van een karige toelage, of als zijn vader hem dekeus had gelaten, niets hem zou hebben kunnen overhalendokter te worden. Tot het einde van zijn leven maakte de ge-dachte aan een operatie hem bijna ziek, en kon hij het nauwe-lijks verdragen iemand te zien bloeden – een afschuw die hijop mij heeft overgedragen. Ik herinner me nog het afgrijzendat ik als schooljongen voelde toen ik las hoe Plinius (meen ik)in een warm bad doodbloedde. Mijn vader vertelde me tweemerkwaardige verhalen over het verliezen van bloed. Het eer-ste betrof zijn toetreding als jongeman tot de vrijmetselarij.Een vriend van hem die vrijmetselaar was en deed alsof hijniets wist van zijn overgevoeligheid voor bloed, merkte ter-wijl ze naar de bijeenkomst liepen terloops op: ‘Ik neem aandat je het niet erg vindt een paar druppels bloed te verliezen?’Het schijnt dat hij, toen hij als lid werd aangenomen, werd ge-blinddoekt en dat de mouwen van zijn jasje werden opgerold.Of een dergelijke ceremonie tegenwoordig ook nog wordtuitgevoerd weet ik niet, maar mijn vader noemde het voorvaleen schitterend voorbeeld van de kracht der verbeelding. Hijhad namelijk duidelijk het bloed langs zijn arm voelen lopen,en kon zijn ogen nauwelijks geloven toen hij naderhand niet

Autobiografie 25

Page 28: Autobiografie Charles Darwin

het geringste prikje op zijn arm kon vinden.Een grote slachter uit Londen consulteerde eens mijn

grootvader toen een ernstig zieke man werd binnengebracht.Mijn grootvader wilde dat de apotheker die hem vergezelde,hem direct zou aderlaten. Hij vroeg de slachter de arm van depatiënt vast te houden, maar die mompelde een of ander ex-cuus en verliet de kamer. Later legde hij mijn grootvader uitdat, hoewel hij geloofde met zijn eigen handen meer dieren tehebben gedood dan wie ook in Londen, hij zeker zou zijnflauwgevallen als hij de patiënt had zien bloeden, hoe absurdhet ook mocht lijken.

Dankzij het vermogen van mijn vader het vertrouwenvan iemand te winnen, vroegen veel patiënten, vooral vrou -wen, hem als een soort biechtvader om advies wanneer huniets dwars zat. Hij vertelde me dat ze altijd op een vage ma-nier over hun gezondheid begonnen te klagen, maar dat hijdoor ervaring altijd snel doorhad wat er werkelijk aan dehand was. Hij suggereerde dan dat het misschien een geeste-lijke pijn kon zijn, waarna ze hun problemen de vrije looplieten en niet meer over hun lichaam spraken. Echtelijke ru-zies waren een veelvoorkomend onderwerp. Als een manzich bij hem over zijn vrouw beklaagde, en de onenigheidleek ernstig, dan gaf mijn vader hem het advies als volgt tehandelen – een advies dat altijd succes had als de man het totin detail opvolgde, wat niet steeds het geval was. De echtge-noot moest tegen zijn vrouw zeggen dat het hem heel ergspeet dat ze niet gelukkig konden samenleven – dat hij ze-ker wist dat ze gelukkiger zou zijn als ze van hem zou schei-den – dat hij haar helemaal niets verweet (dit was het puntwaarop de man meestal tekortschoot) – dat hij haar niet deschuld zou geven tegenover haar vrienden of kennissen, enten slotte dat hij een zo hoog mogelijke financiële tege-moetkoming voor haar zou regelen. Daarna moest hij haarvragen dit voorstel in overweging te nemen. Aangezien ergeen enkel verwijt werd gemaakt, kon ze niet kwaad wor-

26 De autobiografie van Charles Darwin

Page 29: Autobiografie Charles Darwin

den, en zou ze zich spoedig de pijnlijke positie realiserenwaarin ze verkeerde: er viel geen beschuldiging te weerleg-gen, terwijl haar echtgenoot, en niet zijzelf, een scheidingvoorstelde. Steevast vroeg de vrouw haar man dringend nietaan een scheiding te denken, en gedroeg zich daarna ge-woonlijk beter dan ooit.

Vanwege deze kunst om vertrouwen te winnen kreeg hijvele vreemde bekentenissen te horen over verdriet en schuld-gevoel. Hij zei dikwijls dat hij zoveel ongelukkige vrouwenwas tegengekomen. In een aantal gevallen was het zo’n twin-tig tot dertig jaar redelijk goed gegaan tussen man en vrouw,waarna ze elkaar bitter waren gaan haten, wat hij toeschreefaan het feit dat ze geen gemeenschappelijke band meer had-den toen hun kinderen eenmaal volwassen waren.

Het meest opmerkelijke vermogen van mijn vader echterwas de gave om karakters te lezen, en zelfs de gedachten vanpersonen die hij ontmoette, ook al was de ontmoeting kort.Wij maakten hier allerlei voorbeelden van mee, en sommigeleken bijna bovennatuurlijk. Het heeft hem altijd behoed voorhet sluiten van waardeloze vriendschappen (op één uitzonde-ring na, maar de aard van deze man werd al snel aan het lichtgebracht). Een onbekende geestelijke kwam naar Shrewsburyen scheen een rijk man te zijn; iedereen deed een beroep ophem en hij werd door veel families uitgenodigd. Mijn vaderging bij hem langs, en toen hij thuiskwam zei hij tegen mijnzusters, dat ze onder geen enkele voorwaarde de man of zijngezin mochten uitnodigen, omdat hij zeker wist dat hij niet tevertrouwen was. Na een paar maanden nam de man, zwaar inde schulden, plotseling de benen, en ontdekte men dat hijweinig meer was dan een gewone zwendelaar. Nu volgt eenvoorbeeld van goed vertrouwen zoals weinigen dat aan ie-mand zouden hebben geschonken. Een Ierse heer, een totaalonbekende, kwam op een dag bij mijn vader en vertelde dathij zijn beurs had verloren, en dat het hem in ernstige proble-men zou brengen als hij in Shrewsbury zou moeten blijven

Autobiografie 27

Page 30: Autobiografie Charles Darwin

totdat hij een geldbedrag uit Ierland kon onvangen. Hij vroegtoen mijn vader hem twintig pond te lenen, wat mijn vaderdirect deed omdat hij er zeker van was dat het verhaal klopte.Per kerende post kwam er een brief uit Ierland waarin hij zichuitputte in dank, en waarin hij, zoals hij schreef, een chequevan twintig pond van de Bank of England insloot; maar er wasgeen cheque ingesloten. Ik vroeg mijn vader of dit hem nietdeed twijfelen, maar hij antwoordde ‘In het geheel niet’. Devolgende dag arriveerde een brief met veel verontschuldigin-gen omdat hij in de vorige brief (als een echte Ier) vergetenwas de cheque in te sluiten.

Een aangetrouwd familielid1 vroeg mijn vader advies overzijn zoon, die ongewoon lui was en niets uitvoerde. Mijn va-der zei: ‘Ik geloof dat de dwaze jongeman denkt dat ik hemeen grote som geld zal nalaten. Zeg hem dat ik aan jou hebverklaard dat ik hem geen cent zal nalaten.’ De vader van dejongen bekende met schaamte dat dit ongerijmde idee wasopgekomen in het brein van zijn zoon; en hij vroeg mijn va-der hoe hij dit had geraden, maar mijn vader zei dat hij dit ab-soluut niet kon zeggen.

De graaf van ... kwam met zijn neef, die krankzinnig maarheel vriendelijk was, bij mijn vader. De krankzinnigheid vande jongeman had tot gevolg dat hij zichzelf beschuldigde vanalle misdaden op aarde. Toen mijn vader hierover later met deoom sprak, zei hij: ‘Ik weet zeker dat uw neef werkelijk schul-dig is aan een gruwelijk misdrijf.’ Waarop de graaf van ... uit-riep: ‘Lieve God, Dr. Darwin, wie heeft u dat verteld; wijdachten dat geen mens het wist behalve wijzelf!’ Mijn vadervertelde me dit verhaal vele jaren na het voorval, en ik vroeghem hoe hij echte van valse zelfbeschuldigingen kon onder-

28 De autobiografie van Charles Darwin

1 Roberts schoonzoon, Henry Parker, die in 1824 getrouwd was met zijnoudste dochter Marianne. – N.B.

Page 31: Autobiografie Charles Darwin

scheiden. Het was kenmerkend voor mijn vader dat hij zei dathij dit niet kon verklaren.

Het volgende verhaal laat zien hoe goed mijn vader naariets kon raden. Lord Sherburn1, later de eerste markies vanLansdowne, stond bekend (zoals Macaulay ergens opmerkt)om zijn kennis van de Europese aangelegenheden, waar hijenorm trots op was. Hij vroeg een medisch advies aan mijnvader, en stak daarna een hele redevoering af over de toestandin Holland. Mijn vader had medicijnen gestudeerd in Leiden,en had op een dag een lange wandeling gemaakt met eenvriend die hem meenam naar het huis van een geestelijke (la-ten we zeggen dominee A., want ik ben zijn naam vergeten),die met een Engelse vrouw was getrouwd. Mijn vader waszeer hongerig, maar bij de lunch was er weinig anders dankaas, wat hij niet kon verdragen. De oude dame was hieroververbaasd en gegriefd, en verzekerde mijn vader dat het eenuitstekende kaas was, die haar uit Bowood was gestuurd, hetbuiten van Lord Sherburn. Mijn vader vroeg zich af waarommen haar een kaas uit Bowood had gestuurd, maar dacht erverder niet meer over na totdat het hem vele jaren later te bin-nen schoot toen Lord Sherburn over Holland praatte. Daaromantwoorde hij: ‘Op grond van de ontmoetingen met domineeA., zou ik denken dat hij een zeer kundig man was en goed opde hoogte van de toestand in Holland.’ Mijn vader merkte datde graaf, die onmiddellijk van onderwerp veranderde, erg vanzijn stuk was gebracht. De volgende morgen ontving hij eenbriefje van hem, waarin stond dat hij wat later op reis zou gaanen mijn vader bijzonder graag zou willen spreken. Toen hijkwam, zei de graaf: ‘Dr. Darwin, het is voor mij, en voor do-minee A., van het grootste belang te weten hoe u erachterbent gekomen dat hij mijn informatiebron uit Holland is.’Dus moest mijn vader de stand van zaken uitleggen. Hij ver-

Autobiografie 29

1 Lees ‘Shelburne’; de naam wordt consequent verkeerd gespeld. – N.B.

Page 32: Autobiografie Charles Darwin

onderstelde dat Lord Sherburn zeer onder de indruk was ge-komen van dit diplomatieke vermogen om te raden, want nogvele jaren daarna ontving hij via verschillende vrienden allerleivriendelijke boodschappen van hem. Ik denk dat hij het ver-haal ook aan zijn kinderen heeft verteld, want Sir C. Lyellvroeg me jaren geleden waarom de markies van Lansdowne(de zoon of kleinzoon van de eerste markies) zoveel belang-stelling had voor mij en mijn gezin, terwijl hij me nooit hadontmoet. Toen er veertig nieuwe leden (de veertig dieven,zoals ze toen werden genoemd) tot de Athenaeum Club zou-den worden toegelaten, probeerde velen stemmen te wervenom gekozen te worden. En zonder dat ik iemand iets had ge-vraagd, stelde Lord Lansdowne mij kandidaat en werd ik ge-kozen. Als mijn veronderstelling juist is, heeft het feit dat mijnvader een halve eeuw geleden in Holland geen kaas at, via eenvreemde aaneenschakeling van gebeurtenissen, geleid tot mijnverkiezing als lid van Athenaeum.

Toen hij jong was schreef mijn vader af en toe een kortverslag van een merkwaardig voorval of gesprek, die ik hierheb bijgevoegd in een afzonderlijke envelop.

De scherpte van zijn waarneming leidde ertoe dat hij meteen opmerkelijke vakkundigheid het verloop van ziekten konvoorspellen, en hij heeft ontelbare suggesties gedaan ter ver-lichting. Iemand heeft mij verteld dat een jonge dokter in Shrewsbury dikwijls heeft gezegd dat mijn vader, aan wie hijeen hekel had, totaal onwetenschappelijk was, maar dat hijtoegaf dat zijn vermogen om het verloop van een ziekte tevoorspellen ongeëvenaard was. In de tijd dat hij nog het ideehad dat ik arts zou worden, sprak hij veel met me over zijn pa-tiënten. Vroeger behoorde het aderlaten min of meer tot degewone gang van zaken, maar mijn vader hield vol dat hier-mee veel meer onheil werd veroorzaakt dan goed werd ge-daan. Hij adviseerde me dan ook om, wanneer ik zelf ziek zouzijn, nooit een dokter toestemming te geven voor het afne-men van meer dan een zeer kleine hoeveelheid bloed. Lang

30 De autobiografie van Charles Darwin

Page 33: Autobiografie Charles Darwin

voordat tyfus werd herkend als een afzonderlijke ziekte, ver-telde mijn vader me dat er twee geheel verschillende ziektenmet elkaar werden verward onder de naam tyfus. Hij was feltegen sterke drank, en overtuigd van zowel de directe als deerfelijke gevolgen van regelmatig alcoholgebruik, zelfs al ge-beurde dat in de meerderheid van de gevallen in geringe hoe-veelheden. Hij gaf echter toe dat hij voorbeelden kende vanpersonen die hun hele leven stevig hadden gedronken, ogen-schijnlijk zonder kwade gevolgen; verder meende hij dat hijmeestal bij voorbaat kon zeggen wie later geen last ervan zouondervinden. Persoonlijk dronk hij nooit een druppel vanwelke alcoholische drank ook. Deze opmerking doet me den-ken aan een voorbeeld dat laat zien hoe een ooggetuige zon-der kwade bedoelingen geheel verkeerd begrepen kan wor-den. Mijn vader drong er bij een herenboer ernstig op aan niette drinken, en moedigde hem aan door te vertellen dat hijzelfnog nooit een alcoholische drank had aangeraakt. Waarna deman zei: ‘Kom, kom, dokter, daar klopt niets van – al is het ergvriendelijk van u om in mijn belang zoiets te zeggen – maar ikweet dat u elke avond na het eten een heel groot glas warmegin met water neemt.’1 Mijn vader vroeg hem hoe hij daarbijkwam. De man antwoorde: ‘Mijn kokkin is twee of drie jaaruw keukenmeid geweest, en zij vertelde dat de butler elke dageen glas gin met water klaarmaakte en aan u bracht.’ De ver-klaring was dat mijn vader de vreemde gewoonte had om nahet eten heet water te drinken uit een groot, hoog glas; en debutler deed altijd eerst wat koud water in het glas, dat door hetmeisje voor gin werd aangezien, waarna hij het aanvulde metkokendheet water uit de keukenboiler.

Mijn vader besprak dikwijls allerlei dingen met me diehem in zijn medische praktijk van nut waren geweest. Zo

Autobiografie 31

1 Dit idee bestaat nog steeds, zoals in 1884 bleek toen een oude inwonervan Shrewsbury het verhaal aan mijn broer vertelde. – F.D.

Page 34: Autobiografie Charles Darwin

huilden vrouwen vaak hevig als ze hun problemen vertelden,waardoor veel kostbare tijd verloren ging. Toen hij eenmaalontdekt had dat ze nog harder gingen schreien als hij vroeg ofze zich wilden beheersen, moedigde hij ze daarna juist aan omte blijven huilen, want niets was zo opluchtend. Het gevolgwas telkens weer dat ze ophielden met huilen, zodat hij te we-ten kon komen wat er aan de hand was en zijn advies kon ge-ven. Wanneer ernstig zieke patiënten naar een of andervreemd en onnatuurlijk voedingsmiddel hunkerden, danvroeg mijn vader hoe ze op dat idee waren gekomen. Als zeantwoordden dat ze het niet wisten, dan stond hij toe dat zehet voedsel probeerden. Vaak had dat succes, omdat hij ervanuitging dat het een soort instinctief verlangen was. Maar als zezeiden dat ze gehoord hadden dat het bewuste voedingsmid-del iemand anders ook goed had gedaan, dan weigerde hijzonder meer toestemming te geven.

Hij heeft eens een typisch voorbeeld van de menselijkeaard gegeven. Als jongeman werd hem gevraagd om samenmet de huisarts een vooraanstaande heer in Shropshire te be-zoeken. De oude dokter vertelde de vrouw dat de ziekte, ge-zien de ernst, fataal zou verlopen. Mijn vader had een anderemening en beweerde dat de man zou herstellen. Het bleek (ikgeloof na de autopsie) dat hij in elk opzicht ongelijk had, enhij gaf zijn vergissing toe. Hij was ervan overtuigd dat hijnooit meer door deze familie geraadpleegd zou worden, maarna een paar maanden liet de weduwe hem komen, nadat ze deoude huisarts had weggestuurd. Mijn vader was hierover zoverrast dat hij aan een kennis van de weduwe vroeg om te in-formeren waarom hij weer werd geconsulteerd. Het ant-woord van de weduwe was dat ze nooit weer die ergerlijkeoude dokter wilde zien, die vanaf het begin had gezegd dathaar man zou sterven, ‘terwijl Dr. Darwin steeds had gezegddat hij zou genezen!’ In een ander geval had mijn vader eenvrouw verteld dat haar man zeker zou sterven. Een paar maan-den daarna ontmoette hij de weduwe, die een zeer gevoelige

32 De autobiografie van Charles Darwin

Page 35: Autobiografie Charles Darwin

vrouw was, en ze zei: ‘U bent nog zeer jong, sta mij toe u eenadvies te geven. Geef altijd zo lang mogelijk hoop aan elknaast familielid dat een patiënt verzorgt. U hebt mij wanhopiggemaakt, en vanaf dat moment verloor ik mijn kracht.’ Mijnvader zei dat hij sindsdien dikwijls had ervaren hoe belangrijkhet was om, ter wille van de patiënt, de hoop in stand te hou-den en daarmee ook de kracht van degene die hem verzorgt,hoewel dit soms moeilijk verenigbaar was met de waarheid.De oude heer Pemberton bracht hem echter wat dat betreftniet in verwarring. Hij werd bij de heer Pemberton geroepen,die tegen hem zei: ‘Uit alles wat ik van u gezien en gehoordheb, denk ik dat u een man bent die de waarheid zal spreken,en als ik ernaar vraag, zult u het mij vertellen als ik stervendeben. Nu is mijn grote wens dat u mij begeleidt, als u tenminstebelooft dat wat ik ook mag zeggen, u altijd zal verklaren dat ikniet zal sterven.’ Mijn vader stemde hiermee in, aangezien hijbegreep dat zijn woorden feitelijk zonder betekenis zoudenzijn.

Mijn vader had een uitzonderlijk geheugen, speciaal voordata, zodat hij, ook toen hij zeer oud was, de geboorte-,trouw- en overlijdensdata kende van zeer veel mensen in Shropshire. Op een keer vertelde hij me dat deze aanleg hemhinderde, want als hij eenmaal een datum had gehoord, konhij die niet meer vergeten, en kwam de dood van veel vrien-den hem dus vaak in gedachten. Dankzij dit sterke geheugenkende hij een buitengewoon groot aantal vreemde verhalen,die hij graag vertelde omdat hij een enthousiaste prater was.Over het algemeen was hij opgewekt, lachte veel en maaktemet het grootste gemak grapjes met iedereen – vaak met zijnbedienden. Toch verstond hij de kunst aan ieder zijn wil op teleggen, en veel mensen waren dan ook bang voor hem. Ikherinner me dat hij ons eens met een lachje vertelde dat ver-scheidene mensen hem hadden gevraagd of juffrouw Piggott(een voorname oude dame in Shropshire) al bij hem langs wasgekomen. Uiteindelijk informeerde hij waarom ze hem dat

Autobiografie 33

Page 36: Autobiografie Charles Darwin

toch vroegen, waarna hij te horen kreeg dat juffrouw Piggott,die door mijn vader op een of andere manier diep was bele-digd, aan iedereen had verteld dat zij naar ‘die vette oude dok-ter’ zou gaan om hem ‘eens duidelijk te vertellen wat ze vanhem dacht’. Ze was al bij hem geweest, maar het ontbrak haartoen kennelijk aan moed, want ze was hoffelijker en vriende-lijker dan wie ook. Als jongen logeerde ik in het huis van ma-joor B., wiens vrouw gek was. Het arme mens raakte, zodra zeme zag, in een afschuwelijke panische toestand zoals ik nognooit had meegemaakt; ze huilde bitter en vroeg steeds weer:‘Komt je vader ook?’, maar ze kon al snel tot bedaren wordengebracht. Toen ik weer thuis was, vroeg ik mijn vader waaromze zo bang was. Hij antwoordde dat hij erg blij was dat te ho-ren, aangezien hij haar opzettelijk had bang gemaakt. Hij waser namelijk van overtuigd, dat ze zich veel veiliger en gelukki-ger zou voelen als haar echtgenoot haar kon beïnvloedendoor, telkens wanneer ze agressief was, met het voorstel te ko-men om Dr. Darwin te laten roepen. En deze woorden had-den een uitstekende uitwerking gedurende de rest van haarlange leven.

Mijn vader was een gevoelig mens, zodat allerlei kleinevoorvallen hem kwelden of verdriet deden. Ik vroeg hemeens, toen hij oud was en nauwelijks meer kon lopen, waaromhij niet af en toe een rijtoer ging maken om wat lichaamsbe-weging te krijgen, en zijn antwoord was: ‘Elke weg van Shrewsbury is in mijn geest verbonden met een pijnlijke ge-beurtenis.’ Toch was hij over het algemeen genomen in eenopgewekte stemming. Men kon hem makkelijk kwaad ma-ken, maar daar zijn vriendelijkheid geen grenzen kende, washij wijd en zijd geliefd.

Hij was een voorzichtige en goede zakenman, zodat hijvrijwel nooit geld heeft verloren bij investeringen, en hij zijnkinderen een niet gering vermogen heeft kunnen nalaten. Ikherinner me een verhaal dat laat zien hoe makkelijk totaal ver-keerde ideeën kunnen ontstaan en zich verspreiden. De heer

34 De autobiografie van Charles Darwin

Page 37: Autobiografie Charles Darwin

E., een jonker van een van de oudste families in Shropshire eneigenaar-compagnon van een bank, had zelfmoord gepleegd.Mijn vader werd bij wijze van formaliteit geroepen en ver-klaarde dat hij overleden was. Tussen twee haakjes wil ik op-merken – ter illustratie van de manier waarop dergelijke zakenvroeger werden geregeld – dat er geen lijkschouwing plaats-vond, omdat de heer E. een zeer belangrijk en algemeen ge -res pecteerd man was. Mijn vader meende, toen hij naar huisterugkeerde, dat hij langs de bank moest gaan (waar hij een re-kening had) om de vennoot op de hoogte te brengen, aange-zien het niet onwaarschijnlijk was dat de gebeurtenis een runop de bank zou veroorzaken. Welnu, overal werd daarna hetverhaal verteld dat mijn vader naar de bank was gegaan, al zijngeld had opgenomen, de bank had verlaten, weer terug wasgekeerd, en gezegd had: ‘Ik wil u alleen nog even vertellen datde heer E. zich van het leven heeft beroofd’, waarna hij wasvertrokken. Klaarblijkelijk was men er toen van overtuigd datgeld, dat van een bank werd opgenomen, pas veilig was als depersoon de bank had verlaten. Mijn vader hoorde dit verhaalpas enige tijd later, toen de vennoot hem meedeelde dat hijwas afgeweken van zijn vaste regel om nooit iemand de reke-ning van een ander te laten zien. Hij had namelijk het over-zicht van mijn vaders rekening aan verschillende mensenvoorgelegd om te bewijzen dat mijn vader op die bewuste daggeen cent had opgenomen. Het zou natuurlijk schandelijk zijngeweest als mijn vader beroepsmatige informatie gebruikt zouhebben voor zijn persoonlijke voordeel. Niettemin werd devermeende daad door sommige personen enorm bewonderd.Jaren later merkte een heer op: ‘Oh, dokter, wat een geweldi-ge zakenman was u toen u op zo’n slimme manier al uw geldveilig uit die bank heeft gekregen.’

Mijn vader was geen wetenschapper, en hij probeerde zijnkennis niet te generaliseren tot algemene wetten. Toch vorm-de hij zich een hypothese over vrijwel alles wat zich voordeed.Ik denk niet dat ik intellectueel veel van hem geleerd heb,

Autobiografie 35

Page 38: Autobiografie Charles Darwin

maar moreel gezien moet zijn voorbeeld voor al zijn kinderenzeer nuttig zijn geweest. Een van zijn gouden regels (een regeldie moeilijk vol te houden was) luidde: ‘Word nooit de vriendvan iemand die je niet kan respecteren.’

Over mijn vaders vader, de auteur van onder andere deBotanic Garden, heb ik alle feiten die ik me nog kon herinnerentoegevoegd aan Life, de publicatie over zijn leven.1

Na alles wat ik over mijn vader heb verteld, wil ik nog eenpaar woorden zeggen over mijn broer en mijn zusters.

Mijn broer Erasmus bezat een opmerkelijk helder ver-stand, evenals een uitgebreide, gevarieerde belangstelling vooren kennis van de literatuur, de kunst en de wetenschap. Kortetijd verzamelde en droogde hij planten, en gedurende een watlangere periode deed hij scheikundige experimenten. Hij wasbuitengewoon vriendelijk, en zijn humor deed me vaak den-ken aan die in de brieven en werken van Charles Lamb2. Hijwas zeer goedaardig, maar had vanaf zijn jongensjaren eenzwakke gezondheid, en als gevolg daarvan een gebrek aanenergie. Hij was niet vrolijk, soms zelfs somber, vooral alsjongvolwassene en op middelbare leeftijd. Hij las veel, als jon-gen al, en op school moedigde hij me aan om te lezen door meboeken te lenen. Onze gedachtewereld en belangstelling wa-ren echter zo verschillend dat ik niet geloof dat ik intellectueelgezien veel aan hem te danken heb – evenmin als aan mijnvier zusters, die geheel verschillende karakters hadden, eenpaar van hen had zelfs een zeer uitgesproken karakter. Ze zijnallemaal hun hele leven bijzonder aardig en lief voor mij ge-weest, maar ik ben het met Francis Galton3 eens dat opvoe-

36 De autobiografie van Charles Darwin

1 Ernst Krause: Life of Erasmus Darwin. – vert.2 Charles Lamb, 1775-1834; in zijn tijd beroemde humoristische essayisten dichter; schreef onder andere Tales from Shakespeare. – vert.3 Francis Galton, 1822-1911; neef van Darwin; veelzijdige wetenschap-per en onderzoeker; grondlegger van de eugenetica; auteur van onderandere Fingerprints (1893) en Essays in eugenics (1905). – vert.

Page 39: Autobiografie Charles Darwin

ding en omgeving slechts een geringe invloed op de mens uit-oefenen, en dat de meeste van onze eigenschappen aangebo-ren zijn.

Bovenstaande schets over de aard van mijn broer is ge-schreven vóór het stukje dat is gepubliceerd in Carlyle’s Re-membrances, dat volgens mij weinig waarheid bevat en van ge-ringe waarde is.

Als ik, zo goed als ik kan, terugkijk op mijn karaktertrekkentijdens mijn schooltijd, dan waren in die periode mijn grote engevarieerde belangstelling, mijn enthousiasme over alles watme interesseerde, en het intense genoegen in het begrijpenvan ingewikkelde onderwerpen of dingen, de enige eigen-schappen die iets goeds beloofden voor de toekomst. Euclideswerd mij bijgebracht door een privé-leraar, en ik herinner menog goed welke grote bevrediging de duidelijke meetkundigebewijzen me gaven. Minstens zo goed herinner ik me devreugde die mijn oom (de vader van Francis Galton) me be-zorgde door het principe van de nonius van een barometer uitte leggen. Wat mijn gevarieerde belangstelling betreft was ik,afgezien van de natuurwetenschap, dol op het lezen van aller-lei boeken, en was ik vaak uren verdiept in de historische to-neelstukken van Shakespeare, meestal gezeten in een oudraamkozijn in de dikke muren van de school. Ik las ook ande-re poëzie, bijvoorbeeld de pas verschenen gedichten van By-ron en Scott, en de Seasons van Thomson. Ik vertel dit omdatik, tot mijn grote spijt, in mijn latere leven elk plezier in poë-zie, inclusief die van Shakespeare, volledig ben kwijtgeraakt.In verband met het genoegen dat ik aan poëzie beleefde, wil iknog toevoegen dat ik me, tijdens een rit door de grensstreekvan Wales in 1822, voor het eerst bewust werd van een hevigeverrukking voor landschappelijke schoonheid, die langerheeft geduurd dan elk ander esthetisch genoegen.

In het begin van mijn schooltijd bezat een van de jongenshet boek Wonders of the World, dat ik vele keren heb gelezen.

Autobiografie 37

Page 40: Autobiografie Charles Darwin

Met andere jongens besprak ik de geloofwaardigheid vansommige beweringen, en ik geloof dat dit boek voor het eerstbij mij het verlangen heeft doen ontstaan om door verre lan-den te trekken, een verlangen dat uiteindelijk werd vervulddoor de reis met de Beagle. In de laatste periode van mijnschooltijd ontwikkelde ik een passie voor de jacht, en ik denkdat nooit iemand zoveel enthousiasme heeft getoond voor deallerheiligste zaak als ik voor het schieten van vogels. Hoegoed herinner ik me nog hoe ik mijn eerste watersnip doodde,waarbij mijn opwinding zo hevig was dat ik door het trillenvan mijn handen grote moeite had om mijn geweer opnieuwte laden. Deze liefde heeft lang geduurd, en ik werd een zeergoede schutter. Toen ik in Cambridge was, oefende ik vaakdoor voor een spiegel het geweer aan de schouder te zettenom te kijken of ik het wel correct deed. Beter was het om eenvriend een aangestoken kaars heen en weer te laten bewegen,om er vervolgens op te schieten na het aanbrengen van eenslaghoedje. Als ik goed had gericht, dan werd de kaars door dekleine luchtverplaatsing uitgeblazen. Het ontbranden van hetslaghoedje veroorzaakte een knallend geluid, en men verteldemij dat de mentor van het College eens had opgemerkt: ‘Hetis buitengewoon, maar het schijnt dat de heer Darwin in zijnkamer vele uren besteedt aan het slaan met een zweep, want ikhoor vaak een slag als ik langs zijn raam loop.’

Onder de schooljongens had ik veel vrienden, op wie ikzeer gesteld was, en ik heb het idee dat ik toen aanhankelijkvan aard was. Sommige jongens waren zeer slim, maar ik moetmisschien op grond van ‘noscitur a socio’ hieraan toevoegendat geen van hen ooit enige bekendheid verwierf.

Wat de natuurwetenschappen betreft ging ik met grootenthousiasme door met het verzamelen van mineralen, maarop een zeer onwetenschappelijke manier – ik was namelijk al-leen geïnteresseerd in reeds benoemde mineralen, maar ikdeed nauwelijks enige moeite ze in te delen. Insecten moet ikmet zekere aandacht hebben bekeken, want toen ik als tienja-

38 De autobiografie van Charles Darwin

Page 41: Autobiografie Charles Darwin

rige (in 1819) drie weken in Plas Edwards was aan de kust vanWales, was ik heel erg geïnteresseerd en verrast toen ik eengrote zwart- en roodgekleurde wants, veel nachtvlinders (Zy-gaena) en een zandloopkever (Cidindela) zag, die niet voorko-men in Shropshire. Ik had bijna het besluit genomen alle dodeinsecten te gaan verzamelen die ik maar kon vinden, want naoverleg met mijn zuster was ik tot de conclusie gekomen dathet niet juist was insecten dood te maken voor het aanleggenvan een verzameling. Na het lezen van White’s Selborne be-leefde ik veel plezier aan het observeren van de gewoontenvan vogels, en maakte ik hiervan zelfs aantekeningen. Ik her-inner me dat ik me, in mijn argeloosheid, afvroeg waarom nietiedere man ornitholoog werd.

Tegen het einde van mijn schooltijd was mijn broer drukbezig met scheikundige experimenten. Hij had in het gereed-schapshok in de tuin een heus laboratorium met chemischeapparaten gemaakt, en meestal mocht ik hem de helpendehand bieden bij zijn proeven. Hij maakte allerlei gassen enchemische verbindingen, en ik las met aandacht een stel boe-ken over scheikunde, zoals de Chemical Catechism van Henryen Parkes. Het onderwerp interesseerde me enorm, en vaakwerkten we tot zeer laat in de avond. Dit was het beste deelvan mijn schoolopleiding, omdat het in de praktijk liet zienwat het belang van experimentele wetenschap was. Op een ofandere manier werd het op school bekend dat wij scheikunde-proeven deden, en omdat het iets ongehoords was, kreeg ik debijnaam ‘Gas’. Ook kreeg ik eens in het openbaar een standjevan de hoofdmeester, Dr. Butler, omdat ik zo mijn tijd ver-knoeide met dergelijke nutteloze zaken. Hij noemde me, ge-heel ongegrond, een ‘poco curante’, en aangezien ik niet wistdat dit een nonchalant persoon betekende, leek het me een af-schuwelijk verwijt.

Omdat ik het op school niet goed deed, was mijn vader zoverstandig mij er op een veel jongere leeftijd dan normaal van-af te nemen. Hij stuurde me (oktober 1825) samen met mijn

Autobiografie 39

Page 42: Autobiografie Charles Darwin

broer naar Edinburgh University1, waar ik twee jaar bleef.Mijn broer was bezig met het afronden van zijn medische stu-die, hoewel ik niet geloof dat hij ooit echt van plan is geweesteen praktijk te beginnen, en ik werd erheen gestuurd om metdie studie te gaan beginnen. Maar korte tijd later werd het meuit verschillende gebeurtenissen duidelijk dat mijn vader mijvoldoende vermogen zou nalaten om min of meer comforta-bel te kunnen leven, al heb ik nooit gedacht dat ik zo rijk zouworden als ik nu ben. Dit vooruitzicht was echter voldoendeom elke zware inspanning bij de studie medicijnen achterwe-ge te laten.

Het onderricht in Edinburgh bestond geheel uit colleges,en deze waren onverdraaglijk saai, met uitzondering van descheikundecolleges van Hope2, al kleefden er naar mijn me-ning geen voordelen maar wel veel nadelen aan die colleges invergelijking met het lezen van boeken. Dr. Duncans collegesover Materia Medica om acht uur ’s ochtends in de winterherinner ik me met afschuw. Dr. Munro maakte zijn collegesover de menselijke anatomie even saai als hij zelf was, en bo-vendien vond ik het een gruwelijk onderwerp. Het feit dat ikniet verplicht was in de snijkamer te oefenen, heeft mij de restvan mijn leven parten gespeeld, want ik zou snel over mijn af-schuw zijn heengekomen, en die praktische kennis zou vanonschatbare waarde zijn geweest voor al mijn toekomstigewerk. Dit is een onherstelbare handicap gebleken, evenalsmijn onvermogen om te tekenen. Ik ging ook regelmatig naar

40 De autobiografie van Charles Darwin

1 Hij woonde bij mevrouw Mackay, Lothian Street 11. Het weinige datin de archieven van de Edinburgh University is te vinden, is gepubliceerdin de Edinburgh Weekly Dispatch van 22 mei 1888, en in de St. James’s Ga-zette van 26 februari 1888. Uit het laatste tijdschrift blijkt dat hij en zijnbroer Erasmus vaker in de bibliotheek zaten dan gebruikelijk was onderde studenten in hun tijd. – F.D.2 Thomas Charles Hope, 1766-1844; van 1799 tot 1843 hoogleraar schei-kunde in Edinburgh. – N.B.

Page 43: Autobiografie Charles Darwin

de ziekenzalen in het Hospitaal. Sommige ziektegevallenmaakten mij erg van streek, en van een aantal heb ik nogsteeds een levendig beeld; maar ik liet me hierdoor niet af-schrikken. Ik begrijp niet goed waarom dit gedeelte van mijnmedische opleiding me niet veel meer heeft geïnteresseerd,want tijdens de zomer voor mijn vertrek naar Edinburgh hadik een aantal arme mensen bezocht, vooral kinderen en vrou-wen in Shrewsbury. Ik schreef een zo volledig mogelijk ver-slag van deze gevallen, inclusief alle symptomen, en las diehardop voor aan mijn vader, die dan suggesties deed voor na-der onderzoek en me adviseerde over het geven van medicij-nen, die ik daarna zelf klaarmaakte. Op een gegeven momenthad ik minstens twaalf patiënten en voelde me zeer betrokkenbij het werk.1 Mijn vader, verreweg de beste mensenkennerdie ik ooit heb ontmoet, zei dat ik een succesvol arts zou wor-den, waarmee hij bedoelde een arts met veel patiënten. Hijbeweerde dat het wekken van vertrouwen de belangrijkstefactor was voor succes, maar ik weet niet waardoor hij ervanovertuigd was geraakt dat ik dat vermogen bezat. Tweemaalwoonde ik in de operatiekamer van het Hospitaal van Edin-burgh een ernstige operatie bij, waarvan een bij een kind,maar ik vluchtte voordat ze afgelopen waren. En daarna gingik nooit meer, want geen enkele aansporing zou krachtig ge-noeg zijn geweest om het nog eens te doen. Het was namelijklang voor de gezegende tijd van het chloroform; die twee ge-vallen hebben me werkelijk jarenlang gekweld.

Mijn broer bleef maar één jaar op deze universiteit, zodatik tijdens het tweede jaar op mijzelf was aangewezen. Dat waseen voordeel, want ik raakte bevriend met verscheidene jongemannen met een grote liefde voor de natuurwetenschappen.

Autobiografie 41

1 Ik weet nog dat hij vertelde hoe trots hij was geweest, nadat hij een heelgezin succesvol behandeld had met braakwijnsteen. – F.D.

Page 44: Autobiografie Charles Darwin

Een van hen was Ainsworth1, die later zijn reizen door Assyriëheeft uitgegeven. Hij was geoloog, een volgeling van Wer-ner2, en wist van elk onderwerp wel iets, maar hij was opper-vlakkig en zeer rad van tong. Dr. Coldstream3, die later eenaantal goede zoölogische artikelen publiceerde, was een heelandere man: keurig, formeel, uiterst religieus en buitenge-woon vriendelijk. Een derde vriend heette Hardie, die vol-gens mij een goede botanicus zou zijn geworden, maar jongoverleden is in India. Dr. Grant4, ten slotte, was een aantal ja-ren ouder dan ik, en ik weet niet meer hoe ik hem heb lerenkennen. Hij publiceerde een paar uitstekende zoölogische ar-tikelen, maar nadat hij in Londen hoogleraar aan UniversityCollege was geworden, presteerde hij niets meer in de weten-schap – iets dat ik nooit heb begrepen. Ik kende hem goed; inzijn optreden was hij droog en formeel, maar hierachter zatveel enthousiasme verscholen. Toen we eens samen een wan-deling maakten, schreeuwde hij zijn grote bewondering uitvoor Lamarck en diens visie op de evolutie. Ik luisterde in stil-le verbazing, zonder dat het, voorzover ik het kan beoordelen,enige uitwerking op mij had. Ik had al eerder mijn grootva-

42 De autobiografie van Charles Darwin

1 William Francis Ainsworth, 1807-1896. Studeerde geologie in Londen,Parijs en Brussel. Chirurg en geoloog bij een expeditie naar de Eufraat in1835; hij leidde van 1838 tot 1840 een expeditie naar de Chaldese christe-nen. – N.B.2 Abraham Gottlob Werner, 1750-1817, geoloog; aanhanger van hetNeptunisme, de theorie die stelt dat alle gesteenten zijn afgezet als preci-pitaten uit water. – N.B.3 Dr. Coldstream is op 17 september 1863 overleden. – F.D.4 Robert Edmund Grant, 1793-1874, hoogleraar vergelijkende anatomieen zoölogie aan de London University. T.H. Huxley schreef over Grant:‘Binnen de gelederen van de biologen van die tijd (1851-1858) heb ikniemand ontmoet die iets ten gunste van de Evolutie te zeggen had, be-halve Dr. Grant van University College; en zijn pleidooi was niet bedoeldom partij te kiezen.’ Life and Letters, vol. ii, p. 188. -N.B.

Page 45: Autobiografie Charles Darwin

ders Zoönomia gelezen, waarin vergelijkbare meningen wor-den verkondigd die ook geen invloed op mij hadden. Niette-min is het mogelijk dat ik, doordat ik zulke visies vroeg inmijn leven heb horen verkondigen en prijzen, ze in mijn Ori-gin of Species, zij het in een andere vorm, heb verdedigd. In dietijd was ik vol bewondering voor de Zoönomia, maar toen ikhet boek na een jaar of vijftien herlas, was ik erg teleurgestelddoor het te grote aantal speculaties in verhouding tot de hardefeiten.

Grant en Coldstream hadden grote belangstelling voor dezeefauna, en ik ging vaak met eerstgenoemde mee om dierente verzamelen uit de getijdenpoelen, die ik dan zo goed moge-lijk ontleedde. Ik raakte ook bevriend met een paar vissers uitNewhaven, met wie ik soms mee mocht wanneer ze met eensleepnet oesters gingen vangen, zodat ik veel mooie exempla-ren in handen kreeg. Maar omdat ik niet de vereiste oefeningin het ontleden had gehad, en omdat ik alleen maar een waar-deloze microscoop bezat, waren het zeer schamele pogingen.Niettemin deed ik één kleine interessante ontdekking, waar-over ik, ergens in het begin van 1826, een korte voordrachthield voor de Plinian Society. Het ging over het feit dat de zo-geheten ova [eitjes] van Flustra het vermogen hadden zich on-afhankelijk te bewegen door middel van trilhaartjes, en in fei-te larven waren. In een andere korte voordracht liet ik zien datde bolvormige lichaampjes, die werden beschouwd als hetvroege stadium van Fucus loreus, de eikapsels van de wormach-tige Pontobdella muricata waren.

De Plinian Society1 was een idee van Professor Jameson2

Autobiografie 43

1 Het genootschap werd in 1823 opgericht en rond 1848 opgeheven(Edin burgh Weekly Dispatch, 22 mei 1888). – F.D.2 Robert Jameson, 1774-1854, Regius-hoogleraar [aangesteld door deKroon] natuurlijke historie, en vanaf 1804 conservator van het Museumvan Edinburgh. Oprichter van de Wernerian Society, 1808. – N.B.

Page 46: Autobiografie Charles Darwin

en werd, geloof ik, ook door hem opgericht. Het genootschapbestond uit studenten, die bijeenkwamen in een ondergrondsgelegen ruimte van de universiteit voor het houden van endiscussiëren over natuurwetenschappelijke voordrachten. Ikging er regelmatig heen en de bijeenkomsten hadden een goe-de invloed op me, doordat ze mijn ijver aanwakkerden en iker geestverwanten leerde kennen. Op een avond stond eenjonge man op, en nadat hij buitensporig lang had staan stotte-ren en vuurrood was geworden, kon hij ten slotte langzaamuitbrengen: ‘Meneer de voorzitter, ik ben vergeten wat ikwilde zeggen.’ De arme kerel was volkomen in de war, en deaanwezigen waren zó verrast dat geen van hen iets kon beden-ken wat zijn verwarring enigszins zou kunnen verlichten. Deverhalen die we voor ons genootschapje lazen, werden nietuitgegeven, zodat ik niet de voldoening kon smaken mijn ver-haal in druk te zien, hoewel ik geloof dat Dr. Grant mijn klei-ne ontdekking heeft vermeld in zijn uitstekende verhandelingover mosdiertjes.

Ik was ook lid van de Royal Medical Society. Ik woondevrij regelmatig bijeenkomsten bij, maar omdat de onderwer-pen uitsluitend medisch waren, interesseerden ze me niet erg.Er werd daar veel nonsens verkondigd, hoewel er een paargoede sprekers waren, van wie de tegenwoordige Sir J. Kay-Shuttleworth1 de beste was. Dr. Grant nam mij af en toe meenaar bijeenkomsten van de Wernerian Society, waar allerlei na-tuurhistorische lezingen werden gehouden en bediscussieerd,en die daarna werden gepubliceerd in de Transactions. Ik hebdaar een aantal interessante voordrachten door Audubon2 ge-

44 De autobiografie van Charles Darwin

1 James Phillips Kay-Shuttleworth, 1804-1877; 1e baronet; M.D. Edin-burgh 1827; bekleedde belangrijke overheidsfuncties, vooral op het ge-bied van onderwijs. 2 John James Audubon, 1780-1851. Ornitholoog en auteur van The Birdsof America, en van The Quadrupeds of North America. – N.B.

Page 47: Autobiografie Charles Darwin

hoord over de gewoonten van Noord-Amerikaanse vogels,waarbij hij enigszins onterecht de spot dreef met Waterton1.Er woonde, tussen twee haakjes, in Edinburgh een neger diesamen met Waterton had rondgereisd, en die zijn brood ver-diende met het opzetten van vogels, wat hij uitstekend deed.Hij heeft mij tegen betaling lesgegeven, en ik ging hem vaakhelpen omdat hij zo’n aardige en intelligente man was.

De heer Leonard Horner2 nam mij een keer mee naar eenbijeenkomst van de Edinburgh Royal Society, voorgezetendoor Sir Walter Scott, die zich tegenover de aanwezigen ver-ontschuldigde voor het feit dat hij zich niet geschikt achttevoor een dergelijke positie. Ik bekeek niet alleen hem maarook het hele gebeuren met ontzag en bewondering; en ikdenk dat ik, als gevolg van deze bijeenkomst in mijn jonge ja-ren en de bijeenkomsten van de Royal Medical Society, hetenige jaren geleden als zo’n grote eer heb beschouwd – groterdan welke andere vergelijkbare eer ook – benoemd te wordentot erelid van beide genootschappen. Als men mij in die tijdzou hebben verteld dat ik ooit op een dergelijke wijze geëerdzou worden, dan weet ik zeker dat ik het even belachelijk enonwaarschijnlijk zou hebben gevonden als wanneer men mijhad verteld dat ik tot Koning van Engeland zou worden geko-zen.

Gedurende mijn tweede jaar in Edinburgh volgde ikJame sons colleges geologie en zoölogie, maar die waren onge-looflijk saai. Het enige resultaat was dat ik besloot mijn heleleven nooit meer een boek over geologie te lezen, of op welke

Autobiografie 45

1 Charles Waterton, 1782-1865. Natuuronderzoeker en reiziger, auteurvan Wanderings in S. America. – N.B.2 Leonard Horner, 1785-1864; geoloog en onderwijsdeskundige. Hij wasbetrokken bij de oprichting in 1827 van The London Institution, enspeelde een actieve rol bij de Factory Acts [wet uit 1833, die vastlegde datwerkdagen voor personen van 13-17 jaar maximaal twaalf uur, en van 9-12 jaar maximaal acht uur mochten bedragen]. – N.B.

Page 48: Autobiografie Charles Darwin

manier ook deze wetenschap te bestuderen. Toch weet ik datik wel degelijk rijp was voor een meer verklarende benaderingvan het onderwerp, want een oude heer in Shropshire, eenzekere heer Cotton die veel wist over gesteenten, had me eenpaar jaar eerder gewezen op de klokkensteen, een bekendegrote zwerfkei in Shrewsbury. Hij vertelde me dat er in hethele gebied tot aan Cumberland of Schotland geen steen vandit type voorkwam, en hij verzekerde me plechtig dat vóór dewereld zou vergaan, niemand zal hebben verklaard hoe diesteen op de plek is gekomen waar hij nu ligt. Dit maakte diepeindruk op me, en ik dacht lang na over deze prachtige steen.Daarom was ik zeer verrukt toen ik voor het eerst las over derol van ijsbergen bij het verplaatsen van zwerfkeien, en ik wastrots op de vooruitgang van de geologie. Even frappant is hetfeit dat ik, al ben ik nu pas zevenenzestig, tijdens een open-luchtbijeenkomst in Salesbury Craigs Professor Jameson nogheb horen spreken over een gang-gesteente met amandelvor-mige randen en aan beide zijden verharde lagen die – terwijloveral om ons heen vulkanische gesteenten waren – volgenshem een kloof was die van bovenaf gevuld was met sediment.Hij voegde er spottend aan toe dat er mensen waren die vol-hielden dat het van benedenaf was ingebracht in gesmoltentoestand. Als ik aan deze lezing denk, verbaast het me niet datik besloot om nooit meer iets aan geologie te doen.

Door het bijwonen van Jamesons colleges maakte ik ken-nis met de beheerder van het museum, de heer Macgillivray1,die naderhand een groot en uitstekend boek over de vogelsvan Schotland heeft gepubliceerd. Hij had noch het uiterlijknoch de manieren van een heer, maar ik had vaak interessantegesprekken met hem over natuurlijke historie, en hij was erg

46 De autobiografie van Charles Darwin

1 William Macgillivray, 1796-1852. Van 1831-1841 conservator van hetRoyal College of Surgeons Museum in Edinburgh; hoogleraar natuurlij-ke historie, 1841, Aberdeen; auteur van A History of British Birds. – N.B.

Page 49: Autobiografie Charles Darwin

aardig tegen me. Hij schonk mij een paar zeldzame schelpen,want in die tijd verzamelde ik zeeweekdieren, zij het niet ergfanatiek.

Gedurende deze twee jaren werden mijn zomervakantiesgeheel besteed aan pleziertjes, hoewel ik altijd een of anderboek bij me had, dat ik met belangstelling las. In de zomer van1826 maakte ik, in gezelschap van twee vrienden, een langewandeltocht door Noord-Wales, met een knapzak op onzerug. We wandelden meestal zo’n vijftig kilometer per dag,waarbij we op een van die dagen de Snowdon hebben be-klommen. Ik maakte ook een rijtoer door Noord-Wales metmijn zuster Caroline, terwijl een bediende onze kleren inzadeltassen meedroeg. In de herfst gaf ik mij over aan de jacht,meestal bij de heer Owen in Woodhouse of bij mijn oom Jo-siah in Maer. Mijn enthousiasme was zo groot dat ik mijnjachtlaarzen meestal geopend naast mijn bed zette als ik gingslapen, om ’s morgens geen seconde te verliezen bij het aan-trekken. Op een keer kwam ik, op 20 augustus, toen het nogdonker was in een afgelegen deel van het landgoed van Maerom korhoenders te schieten. Daarna moesten de jachtopzie-ner en ik ons de hele dag door dichte struiken en jonge Schot-se sparren heen zwoegen. Ik hield altijd precies bij hoeveelvogels ik gedurende het hele seizoen schoot. Op zekere dag,toen ik in Woodhouse aan het jagen was met kapitein Owen,de oudste zoon, en met majoor Hill, zijn neef, de latere LordBerwick, die ik allebei graag mocht, vond ik dat ze zich schan-delijk gedroegen, want steeds als ik had geschoten en meendeeen vogel te hebben gedood, deed een van de twee alsof hijook zijn geweer had gericht. En dan riep hij: ‘Je mag die vogelniet tellen, want ik heb op hetzelfde moment geschoten’, ter-wijl de jachtopziener, die het doorhad, hun gelijk gaf. Na eenpaar uur vertelden ze me de grap, maar voor mij was het hele-maal geen grap, want ik had een groot aantal vogels geschotenmaar wist niet precies hoeveel, zodat ik ze niet aan mijn lijstkon toevoegen. Ik deed dat altijd door een knoop te maken in

Autobiografie 47

Page 50: Autobiografie Charles Darwin

een stuk touw dat in mijn knoopsgat zat, en dat hadden mijngemene vrienden begrepen.

Wat heb ik genoten van de jacht! Ik geloof echter dat ikme halfbewust schaamde voor mijn enthousiasme, want ikprobeerde mijzelf ervan te overtuigen dat de jacht in feite eenintellectuele bezigheid was; dat er veel vaardigheid voor nodigwas om te beoordelen waar je het meeste wild kon vinden, enhoe je met de jachthonden moest omgaan.

Een van mijn bezoeken aan Maer in de herfst van 1827 isonvergetelijk geworden door de ontmoeting met Sir J. Mac -kintosh1, de beste spreker die ik ooit heb gehoord. Later hoor-de ik met een blos van trots dat hij had gezegd: ‘Er is iets in diejongeman dat mij interesseert.’ Dit moet grotendeels het ge-volg zijn geweest van het feit dat hij merkte dat ik zeer geïnte-resseerd luisterde naar alles wat hij zei, want ik was zo onnozelals een varken wat betreft onderwerpen als geschiedenis, poli-tiek en ethiek. Geprezen te worden door een vooraanstaandepersoon is, volgens mij, goed voor een jongmens omdat hethem helpt op het juiste pad te blijven.

Mijn bezoeken aan Maer tijdens deze twee en de drie eropvolgende jaren waren verrukkelijk, los van het op jacht gaanin de herfst. Het leven daar was volledig vrij; je kon er heerlijkwandelen en paardrijden, en ’s avonds werd er muziek ge-maakt en plezierig geconverseerd, niet zo persoonlijk als ge-bruikelijk is bij grote families. In de zomer zat het hele gezinmeestal op de treden van de oude waranda, met uitzicht op debloementuin, terwijl de beboste oever tegenover het huisweerspiegelde in het meer, waar hier en daar een vis uit naarboven kwam of waarop een watervogel rondpeddelde. Er is

48 De autobiografie van Charles Darwin

1 Sir James Mackintosh, 1765-1832, filosoof en historicus. Had medicij-nen gestudeerd in Edinburgh. Hij en Josiah Wedgwood van Maer warenbeiden getrouwd met een dochter van de heer Allen, zodat ze aange-trouwde familie van elkaar waren. – N.B.

Page 51: Autobiografie Charles Darwin

niets dat zo’n levendig beeld in mijn geest heeft nagelaten alsdeze avonden in Maer. Bovendien was ik erg gesteld op mijnoom Jos, die ik ook zeer bewonderde. Hij was stil en gesloten,en in die zin een nogal ontzagwekkende man, maar somspraatte hij heel open met me.1 Hij was het prototype van eenrechtschapen man met een vastomlijnd oordeel. Ik geloof datgeen enkele macht op aarde hem een millimeter kon doen af-dwalen van wat hij zag als het juiste pad. In gedachten dichtteik hem altijd de bekende ode van Horatius toe, die ik nu benvergeten maar waarin onder andere de woorden ‘nec vultustyranni, etc.’ [zonder het uiterlijk van een tiran] voorkomen.2

Autobiografie 49

1 Een van de regelmatige gasten op Maer was Sydney Smith, en in EmmaDarwin (Vol. I, p. 74) citeert mevrouw Litchfield haar moeder, die zich devolgende uitspraak van hem herinnerde: ‘Wedgwood is een prima kerel –het is alleen jammer dat hij een hekel heeft aan zijn vrienden.’ – N.B.2 Justum et tenacem propositi virumNon civium ardor prava jubentium,Non vultus instantis tyranniMente quatit solida. – F.D.

Page 52: Autobiografie Charles Darwin

Cambridge, 1828-1831

Nadat ik twee jaar had doorgebracht op de universiteit vanEdinburgh, begreep mijn vader, of hij hoorde het via

mijn zusters, dat ik niet veel zin had het beroep van arts te gaanuitoefenen, en daarom stelde hij voor dat ik geestelijke zouworden. Het stond hem helemaal niet aan dat ik een nietsnutzou worden die een beetje aan sport deed, hetgeen toen nietonwaarschijnlijk leek. Ik vroeg hem zijn voorstel enige tijd inoverweging te mogen nemen, aangezien ik op basis van hetweinige waarover ik terzake had gehoord of nagedacht, nietzonder scrupules mijn geloof in alle dogma’s van de Angli-caanse Kerk zou kunnen uitspreken; aan de andere kant vondik het een aantrekkelijke gedachte om plattelandsgeestelijke tezijn. Dus las ik aandachtig Pearson on the Creed en enkele ande-re theologische boeken, en aangezien ik in die tijd geen enke-le twijfel had over de strikte en letterlijke waarheid van elkwoord dat in de Bijbel stond, overtuigde ik mezelf er al snelvan dat onze geloofsbelijdenis volledig aanvaardbaar was. Hetviel me in het geheel niet op hoe onlogisch het was om te zeg-gen dat ik geloofde in iets dat ik niet kon begrijpen, en dat in

Page 53: Autobiografie Charles Darwin

feite niet te bevatten is. Ik had, geheel naar waarheid, kunnenzeggen dat ik geen enkele behoefte had om dogma’s in twijfelte trekken, maar ik ben nooit zo dwaas geweest om te denkenof te zeggen: ‘credo quia incredibile’. [Ik geloof het omdat hetongeloofwaardig is.]

Gezien de hevigheid waarmee ik door orthodoxen benaangevallen, lijkt het lachwekkend dat ik ooit van plan ben ge-weest geestelijke te worden. Noch dit plan, noch mijn vaderswens, is ooit formeel opgegeven, maar is een natuurlijke doodgestorven toen ik uit Cambridge vertrok om als natuuronder-zoeker mee te gaan met de Beagle. Als de frenologen gelijkzouden hebben, dan was ik in één opzicht geschikt om geeste-lijke te worden. Een paar jaar geleden kreeg ik van het secreta-riaat van een Duits psychologisch genootschap een brief methet dringende verzoek om een foto van mijzelf. Enige tijd la-ter stuurden ze mij het verslag van een van hun bijeenkom-sten, waaruit bleek dat de vorm van mijn hoofd het onder-werp van een openbare discussie was geweest, en dat een spre-ker had verklaard dat mijn schedelbult voor Eerbied voldoen-de ontwikkeld was voor wel tien priesters.

Toen eenmaal besloten was dat ik geestelijke zou worden,moest ik naar een van de Engelse universiteiten om een graadte halen. Maar omdat ik, sinds ik de school had verlaten, nooitmeer een klassiek boek ter hand had genomen, merkte ik totmijn ontzetting dat ik in die twee jaren, hoe ongelooflijk hetook klinkt, alles vergeten was wat ik had geleerd, zelfs sommi-ge Griekse letters. Ik ging daarom niet op de gebruikelijke tijdin oktober naar Cambridge, maar werkte eerst met een privé-leraar in Shrewsbury, zodat ik na de kerstvakantie, in het beginvan 1828, naar de universiteit kon. Mijn kennis was snel terugop het schoolniveau, waardoor ik weer met redelijk gemakeenvoudige Griekse boeken kon vertalen, zoals Homerus enhet Griekse Testament.

De drie jaren in Cambridge waren, wat de universitairestudie betreft, even verspilde tijd als de jaren in Edinburgh en

Autobiografie 51

Page 54: Autobiografie Charles Darwin

op school. Ik probeerde wiskunde onder de knie te krijgen enging zelfs gedurende de zomer van 1828 met een privé-leraar(een vreselijk saaie man) naar Barmouth, maar ik ging uiterstlangzaam vooruit. Ik had er een ontzettende hekel aan, hoofd-zakelijk omdat ik niet in staat was enige betekenis te zien in deeerste beginselen van de algebra. Dit ongeduld was erg dom,en later heb ik het diep betreurd dat ik zelfs niet zover ben ge-komen dat ik iets heb begrepen van de belangrijkste wiskun-dige principes, aangezien mensen die dat wel kunnen, een ex-tra zintuig lijken te hebben. Ik geloof echter niet dat ik er ooitin zou zijn geslaagd meer te bereiken dan een zeer laag niveau.Wat de klassieke talen betreft deed ik niets behalve het bijwo-nen van een paar verplichte colleges, maar veel meer dan hetaanwezig zijn hield dit niet in. In het tweede jaar moest ik eenmaand of twee werken voor het eerste examen, wat ik makke-lijk haalde. Ook in het laatste jaar werkte ik met enige ijvervoor mijn B.A.-graad [Bachelor of Arts], en friste de klassieketalen op, evenals wat algebra en euclidische meetkunde. Hetlaatste vak deed ik met veel plezier, net als tijdens mijn school-tijd. Om voor het B.A.-examen te slagen moesten we verdernog Paley’s Evidences of Christianity en zijn Moral Philosophy be-studeren. Ik heb dat op een serieuze manier gedaan, en ik benervan overtuigd dat ik de hele inhoud van Evidences foutloosweergegeven zou kunnen hebben, maar natuurlijk niet in deheldere taal van Paley. De logica van dit boek, evenals van zijnNatural Theology, gaf mij evenveel vreugde als Euclides. Hetzorgvuldig bestuderen van deze werken, zonder te proberenze uit het hoofd te leren, is het enige onderdeel van de acade-mische studie geweest dat, zoals ik het toen voelde en nu nogsteeds voel, op zijn minst van enig nut is geweest voor mijngeestelijke ontwikkeling. Ik maakte me in die tijd niet drukover Paley’s vooronderstellingen, en doordat ik die gewoonaanvaardde, was ik gecharmeerd en overtuigd door de maniervan bewijsvoering. Door de examenvragen over Paley goed tebeantwoorden, door de euclidische meetkunde goed te doen,

52 De autobiografie van Charles Darwin

Page 55: Autobiografie Charles Darwin

en door niet al te zeer te falen bij de klassieke talen, kreeg ikeen goede plaats onder de hoi polloi, de meerderheid van demannen die niet meedingen naar de hoogste lof. Vreemd ge-noeg kan ik me niet herinneren hoe hoog ik eindigde, maarmijn geheugen fluctueert tussen de vijfde, de tiende en detwaalfde plaats.1

Er werden aan de universiteit openbare colleges gegevenin verschillende studierichtingen, die geheel vrijwillig bijge-woond konden worden. Maar ik had in Edinburgh zo genoeggekregen van colleges dat ik zelfs niet naar Sedgwicks2 beel-dende en interessante lezingen ging. Had ik dat wel gedaan,dan zou ik vermoedelijk veel eerder geoloog zijn geworden.Al studeerde ik geen plantkunde, ik woonde wel botanischecolleges van Henslow3 bij, die ik zeer goed vond vanwege dehelderheid en de prachtige illustraties. Henslow nam zijn leer-lingen, inclusief enkele oudere universiteitsleden, vaak meeop veldexcursies, te voet of, naar afgelegen plaatsen, in koet-sen, of in een schuit de rivier af. Hij gaf dan college over dezeldzame planten en dieren die we onderweg zagen. Deze ex-cursies waren verrukkelijk.

Hoewel we hierna zullen zien dat een aantal omstandig-heden het leven in Cambridge enigszins goedmaakten, washet voor mij verspilde tijd, en erger dan verspild. Dankzij mijnpassie voor schieten en jagen of, als dat niet kon, voor ritjes ophet platteland, raakte ik verzeild in een sportief groepje, waar-toe ook enkele losgeslagen vulgaire jongelingen behoorden.

Autobiografie 53

1 Nummer tien op de lijst van januari 1831. – F.D.2 Adam Sedgwick, 1785-1873. Hoogleraar geologie in Cambridge, 1818;in 1830 F.R.S. [Fellow of the Royal Society]. – N.B.3 John Stevens Henslow, 1796-1861. Hoogleraar plantkunde in Cam-bridge, 1827-1861. Hij heeft Darwin geholpen bij het verkrijgen van depost als natuuronderzoeker op de Beagle. Darwin heeft altijd zeer veel res -pect voor hem gehad. – N.B.

Page 56: Autobiografie Charles Darwin

We gingen vaak samen dineren, hoewel deze diners meestalbezocht werden door jongens van een beter slag, waarbij somste veel werd gedronken, vrolijk werd gezongen en na afloopwerd gekaart. Ik weet dat ik me zou moeten schamen voordergelijke dagen en avonden, maar omdat sommigen van mijnvrienden heel sympathiek waren en we allemaal zo opgewektwaren, kan ik alleen maar met groot genoegen op deze tijd te-rugkijken.1

Het doet me echter plezier te bedenken dat ik vele, totaalverschillende vrienden heb gehad. Ik was zeer bevriend metWhitley2, die later Senior Wrangler was [geslaagd met dehoogste cijfers voor de exacte vakken], en wij hebben her-haaldelijk samen lange wandelingen gemaakt. Hij bracht meliefde bij voor schilderijen en gravures, waarvan ik er een aan-tal heb gekocht. Ik ging regelmatig naar de Fitzwilliam Galle-ry en moet een redelijk goede smaak hebben gehad, want ikbewonderde in elk geval de beste schilderijen, waarover ikdiscussieerde met de oude beheerder. Ook heb ik met veel be-langstelling Sir J. Reynolds boek gelezen. Deze schoonheids-zin, die mij niet was aangeboren, heb ik verscheidene jarenbehouden, en ik heb in de National Gallery in Londen vanveel schilderijen kunnen genieten; het doek van Sebastian delPiombo riep zelfs een gevoel van verhevenheid in mij op.

Ook werd ik opgenomen in een muzikaal groepje, ik ge-loof via mijn hartelijke vriend Herbert3, die hoog eindigde bijhet wiskunde-examen. Door de omgang met deze mannen endoor hen te horen spelen, ontwikkelde ik een grote liefde

54 De autobiografie van Charles Darwin

1 Een paar tijdgenoten van mijn vader hebben mij laten weten dat hij delosbandigheid van deze partijtjes heeft overdreven. – F.D.2 Eerwaarde C. Whitley, kanunnik van Durham, vroeger lector natuur-kunde aan de universiteit van Durham. – F.D.3 John Maurice Herbert, rechter bij de districtsrechtbank van Cardiff. –F.D.

Page 57: Autobiografie Charles Darwin

voor muziek. Ik koos het moment van mijn wandelingen danook vaak zodanig dat ik op weekdagen de motetten in King’sCollege Chapel kon horen. Dat gaf me zo’n intense vreugdedat de rillingen me soms over de rug liepen. Ik weet zeker dathet geen aanstellerij of na-aperij was, want ik ging vaak uitmezelf naar King’s College, en huurde af en toe koorknapenom bij mij thuis te komen zingen. Niettemin ben ik zo onmu-zikaal dat ik geen dissonant kan waarnemen, geen maat kanhouden en geen melodie correct kan neuriën; en het is me eenraadsel hoe ik genoegen beleefd kan hebben aan muziek.

Mijn muzikale vrienden hadden dit snel door, en ver-maakten zich weleens door mij een examen af te laten leggen,wat inhield dat ze probeerden erachter te komen hoeveel me-lodieën ik kon herkennen wanneer ze veel langzamer of snel-ler dan normaal werden gespeeld. ‘God save the King’ werdop die manier een moeilijk raadsel. Er was nog iemand die bij-na even onmuzikaal was als ik, maar het vreemde was dat hijeen beetje fluit kon spelen. Eenmaal behaalde ik een overwin-ning door hem te verslaan bij een van onze muziekexamens.

Maar geen enkele bezigheid in Cambridge heb ik uitgeoe-fend met zoveel geestdrift en heeft me zoveel plezier bezorgdals het verzamelen van kevers. Het was louter en alleen de pas-sie voor het verzamelen, want ik ontleedde ze niet en besteed-de weinig tijd aan het vergelijken van hun uitwendige ken-merken met de gepubliceerde beschrijvingen, maar ik be-noemde ze hoe dan ook. Hier volgt een bewijs van mijn en-thousiasme: toen ik op een dag wat oude schors afscheurde,zag ik twee zeldzame kevers. Ik nam er een in elke hand, maartoen zag ik een derde van een nieuwe soort die ik niet wildemissen, zodat ik die uit mijn rechterhand in mijn mond stopte.Helaas spoot hij een of andere hevig bijtende vloeistof uit diezó op mijn tong brandde dat ik gedwongen was de kever uit tespugen, die ik daardoor kwijt was, evenals de derde.

Ik was heel succesvol bij het verzamelen en bedacht tweenieuwe methoden; ik betaalde een arbeider om in de winter

Autobiografie 55

Page 58: Autobiografie Charles Darwin

mos van oude bomen te schrappen en in een grote zak tedoen, en vroeg hem tevens het afval te verzamelen dat op debodem van de schuiten lag waarmee het riet uit de moerassenwerd vervoerd. Op die manier verkreeg ik een aantal zeerzeldzame soorten. Geen dichter zal ooit zo verrukt zijn ge-weest bij het zien van zijn eerste gepubliceerde gedicht als ikwas, toen ik in Stephens Illustrations of British Insects de magi-sche woorden ‘gevangen door C. Darwin, Esq.’ ontdekte. Ikwerd ingewijd in de entomologie door mijn achterneef W.Darwin Fox, een slimme en bijzonder aardige man, die toenop Christ’s College zat, en met wie ik buitengewoon bevriendraakte. Later kwam ik in contact met Albert Way1 van Trinity,ook een verzamelaar, die een bekende archeoloog is gewor-den. Ook maakte ik kennis met H. Thompson2, van hetzelfdeCollege, naderhand een vooraanstaand landbouwkundige,hoofd van een grote spoorwegmaatschappij en parlementslid.Je zou kunnen zeggen dat een voorliefde voor het verzamelenvan kevers een zekere indicatie is voor een toekomstig succes-vol leven!

Het is verrassend dat veel van de kevers die ik in Cam-bridge heb gevangen zo’n onuitwisbare indruk op mij hebbengemaakt. Ik herinner me nog precies hoe bepaalde palen, ou-de bomen en zandhopen eruitzagen waar ik veel exemplarenheb gevangen. De mooie Panagaeus crux-major was een kost-baarheid in die tijd; hier in Down zag ik eens, tijdens een wan-deling, een kever waarvan ik bij het oprapen direct zag dat hijerg weinig verschilde van de P. crux-major, en het bleek een P.quadripunctatus te zijn, die een variant of nauw verwante soortis. In vroeger tijden had ik nooit een levende Licinus gezien,

56 De autobiografie van Charles Darwin

1 Albert Way, 1805-1874. Oudheidkundige, reiziger en redacteur vanPromptorium Parvulorum [een Engels-Latijns woordenboek], 1843-1865. –N.B.2 Later Sir H. Thompson, eerste baronet. – F.D.

Page 59: Autobiografie Charles Darwin

die voor een ongeoefend oog nauwelijks verschilt van anderezwarte loopkevers. Maar toen mijn zoons hier een specimenhadden gevonden, realiseerde ik me meteen dat die nieuwvoor mij was, terwijl ik twintig jaar lang geen enkele Engelsekever had bekeken.

Tot nu toe heb ik nog niet vermeld welke gebeurtenismijn hele levensloop meer heeft beïnvloed dan alle andere.Dit was mijn vriendschap met Professor Henslow. Voor iknaar Cambridge ging, had mijn broer mij verteld dat hij eenman was die vertrouwd was met elke tak van wetenschap, zo-dat ik bij voorbaat ontzag voor hem had. Eenmaal per weekhield hij open huis1, waar studenten en verschillende oudereuniversiteitsleden die de natuurwetenschap een warm harttoedroegen, elkaar ’s avonds konden ontmoeten. Via Foxkreeg ik al snel een uitnodiging, en ik ging er daarna regelma-tig naartoe. Het duurde niet lang of ik was bevriend metHenslow, en gedurende de tweede helft van mijn verblijf inCambridge maakte we samen bijna dagelijks lange wandelin-gen, zodat sommige leden van de wetenschappelijke staf mij‘de man die met Henslow wandelt’ noemden. Ik werd ookvaak uitgenodigd om ’s avonds bij hem en zijn gezin te dine-ren. Zijn kennis van plantkunde, entomologie, scheikunde,mineralogie en geologie was geweldig. Een van zijn grootstegenoegens was het trekken van conclusies na langdurige mi-nutieuze observaties. Hij had verder een uitstekend inzicht enwas evenwichtig, maar ik denk niet dat iemand ooit zal heb-ben beweerd dat hij veel creatief talent bezat.

Hij was diep gelovig, en zo orthodox dat hij me eens ver-telde dat het hem pijn zou doen wanneer er ook maar één

Autobiografie 57

1 De ‘Cambridge Ray Club’, die in 1887 zijn vijftigste verjaardag vierde,is de directe afstammeling van deze bijeenkomsten, en werd opgerichtom de leemte te vullen die was ontstaan door de beëindiging van Hens-lows vrijdagavonden in 1836. – F.D.

Page 60: Autobiografie Charles Darwin

woord in de Negenendertig Artikelen [doctrine van de Angli-caanse kerk] veranderd zou worden. Zijn morele eigenschap-pen waren in elk opzicht voortreffelijk. Hem ontbrak elkspoor van ijdelheid of bekrompenheid, en ik heb nooit eenman ontmoet die zo’n geringe dunk over zichzelf of over zijneigen interesses had. Hij had een onverstoorbaar goed humeuren innemende, hoffelijke manieren, maar toch heb ik meege-maakt dat een onheuse handeling hem kon aanzetten tot hefti-ge verontwaardiging en direct ingrijpen. Ik ben eens in Cam-bridge, in zijn gezelschap, getuige geweest van een voorval datbijna even gruwelijk moet zijn geweest als taferelen tijdens deFranse Revolutie. Er waren twee lijkenrovers opgepakt, en opweg naar de gevangenis werden ze uit de handen van de agentgerukt door een menigte uiterst ruwe mannen, die hen aanhun benen over de modderige en stenige weg sleepten. Zewaren van boven tot onder bedekt met modder en hun ge-zicht bloedde, of door het schoppen of door de stenen. Ze za-gen eruit als lijken, maar de menigte was zo dicht dat ik alleenmaar een paar keer een glimp kon opvangen van de bekla-genswaardige schepsels. Nooit in mijn leven heb ik zo’n woe-de gezien op iemands gezicht als op dat van Henslow tijdensdeze afgrijselijke scène. Hij probeerde herhaaldelijk door demenigte te dringen, maar dat was domweg onmogelijk. Toenhaastte hij zich naar de burgemeester om meer politie te halen,nadat hij mij had gezegd hem niet achterna te gaan. Het ver-dere verloop ben ik vergeten, behalve dat de twee in de ge-vangenis waren beland voordat ze dood waren.

Henslows goedheid was grenzeloos, zoals bleek uit de ve-le uitstekende regelingen die hij voor zijn arme parochianentrof, toen hij in zijn latere jaren predikant van Hitcham was.De hechte vriendschap met een dergelijke man moet van on-schatbare waarde zijn, en is dat hopelijk ook geweest. Ik kanhet niet nalaten een onbeduidend incident te vertellen, waar-uit zijn voorkomendheid blijkt. Terwijl ik een paar stuifmeel-korrels op een vochtig oppervlak aan het bestuderen was, zag

58 De autobiografie van Charles Darwin

Page 61: Autobiografie Charles Darwin

ik de uitgelopen stuifmeelbuizen. Ik rende direct weg omhem mijn verrassende ontdekking mee te delen. Nu denk ikdat geen enkele andere hoogleraar plantkunde zijn lachen hadkunnen inhouden wanneer ik zo gehaast een dergelijk berichtwas komen vertellen. Maar hij bevestigde dat het een interes-sant fenomeen was, en legde mij de betekenis ervan uit. Hijmaakte me echter wel duidelijk dat het al lang bekend was, endeed dat op zo’n manier dat ik me niet in het minst beledigdvoelde. Ik was juist tevreden dat ik zo’n opmerkelijk feit zelfhad ontdekt, maar nam me wel voor nooit meer zo haastigmijn ontdekkingen kenbaar te maken.

Een van de oudere en vooraanstaande heren die Henslownu en dan bezochten was Dr. Whewell1, met wie ik verschei-dene keren ’s avonds laat meeliep naar huis. Na Sir J. Mackin-tosh was hij de beste gespreksgenoot wanneer het ging overserieuze onderwerpen. Leonard Jenyns2 (kleinzoon van de be-kende Soames Jenyns), schrijver van een aantal goede natuur-historische verhandelingen, logeerde vaak bij Henslow, diezijn zwager was. In het begin mocht ik hem niet vanwege zijnenigszins barse en sarcastische gelaatsuitdrukking, en het ge-beurt niet vaak dat een eerste indruk niet klopt. Maar in ditgeval had ik me volledig vergist, en merkte ik dat hij een war-me, aardige en humoristische man was. Ik zocht hem op in

Autobiografie 59

1 William Whewell, 1794-1866, Master of Trinity College, Cambridge,1841-1866. F.R.S. 1820. Filosoof, theoloog en natuurwetenschapper. –N.B.2 De heer Jenyns (nu Blomefield) heeft de vissen beschreven voor deZoology of the Voyage of H.M.S. Beagle; auteur van een lange reeks, hoofd-zakelijk zoölogische artikelen. In 1887 liet hij, voor een klein gezelschap,een autobiografische schets drukken: Chapters in my Life, gevolgd dooreen paar ongedateerde addenda. Soames Jenyns was een neef van de va-der van de heer Jenyns. – F.D. De door Charles Darwin genoemde fami-lierelatie is dus onjuist. Leonard Jenyns had bijna de post op de Beagle aan-vaard voordat deze aan Charles werd aangeboden. – N.B.

Page 62: Autobiografie Charles Darwin

zijn pastorie aan de rand van de Fens (Swaffham Bulbeck),waar we veel wandelingen maakten en gesprekken voerdenover natuurlijke historie. Ik leerde nog een aantal mannenkennen die ouder waren dan ik; ze waren niet erg geïnteres-seerd in natuurwetenschappen, maar waren vrienden vanHenslow. Een van hen was een Schot, een broer van SirAlexander Ramsay en mentor aan het Jesus College; hij waseen geweldige man, maar is vroeg overleden. Een tweede wasde heer Dawes, naderhand Dean of Hereford, en bekend we-gens de resultaten die hij heeft bereikt bij het opvoeden vanarme mensen. Deze en andere gelijkgestemde heren gingensoms, samen met Henslow, lange excursies maken, die ikmocht bijwonen en waarvan ik erg heb genoten.

Terugkijkend trek ik de conclusie dat er iets in mij was datmij boven de gemiddelde groep jongeren uittilde, omdat an-ders de hierbovengenoemde mannen, die zoveel ouder en ho-ger opgeleid waren dan ik, nooit zouden hebben toegestaandat ik met hen zou omgaan. Ik was me absoluut niet bewustvan een dergelijke superioriteit, en ik herinner me dat Turner,een van mijn sportvrienden, toen hij me bezig zag met mijnkevers zei dat ik ooit een Fellow van de Royal Society zouworden; een opmerking die me ongerijmd voorkwam.

Tijdens mijn laatste jaar in Cambridge las ik nauwgezet enmet diepe belangstelling [Von] Humboldts Personal Narrative.Dit boek, evenals Sir J. Herschels Introduction to the Study ofNatural Philosophy, wekte een intense geestdrift bij mij op omeen bijdrage te leveren, hoe bescheiden ook, aan het edelebouwwerk van de Natuurwetenschappen. Geen enkel anderboek heeft zo’n invloed op me gehad als deze twee. Ik had uitVon Humboldt lange passages overgeschreven over Tenerife,die ik (naar ik meen) aan Henslow, Ramsay en Dawes voorlastijdens een van de excursies. Bij een eerdere gelegenheid hadik namelijk over de schoonheid van Tenerife verteld, waaropsommige heren verklaarden dat ze zouden proberen erheen tegaan; maar ik denk dat ze het maar half meenden. Ik meende

60 De autobiografie van Charles Darwin

Page 63: Autobiografie Charles Darwin

het echter heel serieus, en kreeg een introductie voor eenkoopman in Londen om informatie in te winnen over sche-pen. Dat plannetje ging uiteraard niet door vanwege de reismet de Beagle.

Mijn zomervakanties werden besteed aan het verzamelenvan kevers, aan een beetje lezen en aan korte tochtjes, terwijlik in de herfst al mijn tijd wijdde aan de jacht, meestal inWoodhouse en Maer, en soms met de jonge Eyton van Ey-ton1. Over het geheel genomen waren die drie jaren in Cam-bridge de vrolijkste in mijn fortuinlijke leven, want mijn ge-zondheid was toen uitstekend, en ik was vrijwel altijd in eengoed humeur.

Aangezien ik met Kerstmis voor het eerst naar Cambridgewas gegaan, moest ik na mijn afsluitende examen in het beginvan 1831 nog twee termijnen blijven. Henslow haalde meover met geologie te beginnen. Bij mijn terugkeer naar Shrop shire onderzocht ik daarom enkele gebieden rond Shrewsbury en kleurde van sommige delen een kaart in. Pro-fessor Sedgwick was van plan begin augustus naar Noord- Wales te gaan voor het voortzetten van zijn beroemde geolo-gische onderzoek van oude gesteenten, en Henslow vroeghem of ik hem zou mogen vergezellen.2 Om die reden ging hijop bezoek bij mijn vader en bleef bij ons overnachten.

Het korte gesprek met hem die avond maakte grote in-

Autobiografie 61

1 Thomas Campbell Eyton, 1809-1880. Correspondeerde met Darwinen Agassiz, en verwierp het darwinisme. – N.B.2 In verband met deze trip vertelde mijn vader ons het volgende verhaalover Sedgwick: ‘Op een ochtend waren we uit het logement vertrokken,toen Sedgwick na een kilometer of drie plotseling stopte, en verklaardedat hij terug wilde omdat hij er zeker van was dat “die verdraaide schurk”(de kelner) het fooitje dat hij hem had overhandigd, bestemd voor het ka-mermeisje, niet aan haar had gegeven. Uiteindelijk liet hij zich overhalenzijn plan op te geven, toen hij inzag dat er geen reden was de kelner vanbedrog te verdenken.’ – F.D.

Page 64: Autobiografie Charles Darwin

druk op me. Toen ik een oude grindkuil in de buurt van Shrewsbury aan het onderzoeken was, vertelde een arbeiderme dat hij in die kuil een ongeschonden gekrulde tropischeschelp had gevonden, zoals wel op schoorsteenmantels is tezien. En daar hij hem niet wilde verkopen, was ik ervan over-tuigd dat hij hem echt in de kuil had gevonden. Ik vertelde ditverhaal aan Sedgwick, die direct (ongetwijfeld terecht) zei datiemand die schelp in de kuil moest hebben gegooid. Maar hijvoegde eraan toe dat als hij daar echt ingebed had gezeten, heteen grote tegenslag voor de geologie zou zijn, omdat hierdooralles wat we over oppervlaktesedimenten van de Midlandsweten, overhoop zou worden gegooid. In feite waren dezegrindbedden afkomstig uit de ijstijd, en later heb ik er gebro-ken arctische schelpen in gevonden. Maar toen was ik uiterstverbaasd dat Sedgwick niet opgetogen was over het bijzonde-re feit dat er in het midden van Engeland een tropische schelpdicht aan het oppervlak zou zijn ontdekt. Hoewel ik verschil-lende wetenschappelijke boeken had gelezen, had ik me nooiteerder gerealiseerd dat de natuurwetenschap is gebaseerd ophet zodanig ordenen van feiten dat er algemene wetten ofconclusies uit getrokken kunnen worden.

De volgende ochtend gingen we op weg naar Llangollen,Conway, Bangor en Capel Curig. Deze tocht was uitgespro-ken nuttig omdat ik iets leerde over hoe je achter de geologi-sche structuren van een land kon komen. Sedgwick stuurdeme vaak langs een route, parallel aan de zijne, met de opdrachtmonsters van de gesteenten te verzamelen en de gelaagdheidop een kaart aan te geven. Ik twijfel er niet aan dat hij dit voormijn bestwil deed, aangezien ik te weinig wist om hem vandienst te kunnen zijn geweest. Deze reis maakte me duidelijkhoe makkelijk het is om natuurverschijnselen, al zijn ze nog zoopvallend, over het hoofd te zien als ze nooit eerder door ie-mand zijn waargenomen. Zo hebben we vele uren doorge-bracht in Cwm Idwal, waar we alle gesteenten buitengewoonaandachtig onderzochten, aangezien Sedgwick er dolgraag

62 De autobiografie van Charles Darwin

Page 65: Autobiografie Charles Darwin

fossielen in wilde vinden; geen van ons beiden heeft echterook maar iets gezien van de prachtige ijstijdverschijnselen omons heen. We letten niet op de duidelijk gegroefde rotsen, dehooggelegen zwerfkeien, of de laterale en terminale morenes.Toch zijn deze fenomenen zo opvallend dat, zoals ik in een ar-tikel heb vermeld dat vele jaren later in het Philosophical Maga-zine [1842] is gepubliceerd, een door brand verwoest huis zijneigen geschiedenis niet duidelijker kan vertellen dan deze val-lei deed. Als hij nog steeds door een gletsjer zou zijn opgevuld,zouden de verschijnselen veel minder goed te onderscheidenzijn geweest.

In Capel Curig nam ik afscheid van Sedgwick en ging metbehulp van een kompas en een kaart in rechte lijn over de ber-gen naar Barmouth, waarbij ik alleen maar een pad volgde alshij toevallig op mijn route lag. Zo belandde ik op onbekendewoeste plekken en genoot zeer van deze manier van reizen. InBarmouth bezocht ik een paar vrienden uit Cambridge diedaar aan het studeren waren, en ging vervolgens weer naar Shrewsbury en Maer om te jagen, want in die tijd zou ik me-zelf voor gek hebben verklaard als ik de eerste dagen van depatrijzenjacht zou hebben laten schieten voor geologie of eenandere wetenschap.

Autobiografie 63

Page 66: Autobiografie Charles Darwin

De zeereis met de Beagle: van 27 dec. 1831tot 2 okt. 1836

Bij thuiskomst van mijn korte geologische trip in Noord-Wales vond ik een brief van Henslow, waarin hij me ver-

telde dat kapitein Fitz-Roy1 bereid was een deel van zijn hut afte staan aan een jonge man die als onbetaald natuuronderzoe-ker hem zou willen vergezellen op een lange reis met de Bea -gle. In het manuscript van mijn Journaal [Journal of Researches]heb ik, geloof ik, een uiteenzetting gegeven van alle bijzon-derheden die toen plaatsvonden. Op deze plaats wil ik alleenzeggen dat ik er onmiddellijk op gebrand was het aanbod aante nemen, maar dat mijn vader zich heftig verzette, waaraanhij de voor mij fortuinlijke woorden toevoegde: ‘Als je éénpersoon met gezond verstand kan vinden die je aanraadt meete gaan, dan zal ik mijn toestemming geven.’ Ik schreef die

1 Robert Fitz-Roy, 1805-1865. Vice-admiraal, hydrograaf en weerkun-dige. Zoon van Lord Charles Fitz-Roy, en kleinzoon van de hertog vanGrafton. Heeft meteorologische waarschuwingssystemen opgezet. –N.B.

Page 67: Autobiografie Charles Darwin

avond dus een brief waarin ik het aanbod afwees, en vertrokde ochtend daarna naar Maer om me voor te bereiden op de 1e

september. Terwijl ik aan het jagen was, liet mijn oom1 mijhalen en bood aan met mij naar Shrewsbury te gaan om metmijn vader te praten. Daar mijn oom meende dat het goedvoor mij zou zijn als ik het aanbod aannam, en daar mijn vaderaltijd beweerde dat mijn oom een van de verstandigste men-sen ter wereld was, gaf hij direct op een uiterst vriendelijkemanier toe. In Cambridge was ik nogal verkwistend geweest,en om mijn vader te troosten zei ik: ‘Ik zal verduveld knapmoeten zijn om aan boord van de Beagle meer uit te geven danmijn toelage’, waarop hij met een glimlach zei: ‘Maar iedereenzegt altijd dat je zeer knap bent.’

De volgende dag vertrok ik naar Cambridge om Henslowte ontmoeten, daarna naar Londen om met Fitz-Roy kennis temaken, en in korte tijd was alles geregeld. Later, toen ik zeerbevriend was geraakt met Fitz-Roy, hoorde ik dat ik bijna wasafgewezen wegens de vorm van mijn neus! Hij was een fer-vent aanhanger van Lavater, en was ervan overtuigd dat hij hetkarakter van een mens kon beoordelen aan de contouren vandiens gelaat; hij had zich dan ook afgevraagd of iemand metmijn neus voldoende energie en vastberadenheid voor zo’nreis zou kunnen bezitten. Ik denk dat hij er achteraf van over-tuigd was dat mijn neus niet de waarheid had gesproken.

Fitz-Roy had een uitzonderlijk karakter en veel nobele ei-genschappen: hij was zeer plichtsgetrouw, buitengewoon ge-nereus, dapper, vastbesloten, ontembaar energiek, en gingdoor dik en dun voor zijn bemanning. Hij deed alles om die-gene bij te staan die naar zijn mening bijstand verdiende. Hijwas een knappe man, had het voorkomen van een heer, enhad hoffelijke manieren die leken op die van Lord Castle -

Autobiografie 65

1 Josiah Wedgwood, zoon van de pottenbakker Josiah Wedgwood.

Page 68: Autobiografie Charles Darwin

reagh, zijn oom van moeders kant, zoals mij werd verteld doorde gezant in Rio. Niettemin moet hij, wat zijn uiterlijk be-treft, veel van Charles II hebben geërfd, want Dr. Wallich gafmij eens een verzameling van zijn foto’s, en bij een daarvanwerd ik getroffen door de gelijkenis met Fitz-Roy. Toen iknaar de naam zocht, bleek het de hertog van Albanië, Ch.E.Sobieski Stuart1, te zijn, een onwettige afstammeling van de-zelfde koning.

Fitz-Roy had een onzalig humeur, wat niet alleen te mer-ken was aan zijn woede-uitbarstingen, maar ook aan zijn lang-

66 De autobiografie van Charles Darwin

hms Beagle in de Straat van Magallanes

1 De aanspraak op de koninklijke afstamming van de hertog van Albaniëblijkt een mythe te zijn. Zie Quarterly’s Review, 1847, vol. lxxxi, p. 83; enook Biographical and Critical Essays van Hayward, 1873, vol. ii, p. 201. –F.D.

Page 69: Autobiografie Charles Darwin

durige chagrijnige buien, gericht tegen degene die hem bele-digd had. In de vroege ochtend was zijn humeur gewoonlijkhet slechtst, en met zijn arendsoog wist hij doorgaans directiets aan het schip te ontdekken wat niet deugde, waarna hijniets en niemand ontzag met zijn kritiek. Als de onderofficie-ren elkaar in de voormiddag aflosten, vroegen ze altijd of erdie ochtend ‘veel hete koffie rondgedeeld’ was, wat beteken-de: ‘Hoe was het humeur van de kapitein?’ Hij was ook eenbeetje wantrouwig en nu en dan zeer terneergeslagen, éénkeer zelfs op de grens van krankzinnigheid. Ik vond dat hethem vaak ontbrak aan logisch inzicht en gezond verstand. Te-gen mij was hij uitzonderlijk aardig, maar het was moeilijk ommet hem te leven op de intieme voet die noodzakelijkerwijsvolgde uit het feit dat we zelfs met z’n tweeën aten in onzehut. We hebben verscheidene ruzies gehad, want als hij uitzijn humeur was, was hij uiterst onredelijk. Zo verdedigde enprees hij aan het begin van de reis, in Bahia (Brazilië), de doormij zo verafschuwde slavernij. Hij vertelde dat hij zojuist eengrote slaveneigenaar had bezocht, die een heleboel slaven hadlaten komen om te vragen of ze gelukkig waren, en of ze vrijzouden willen zijn, maar dat ze allemaal ‘Nee’ hadden gezegd.Ik vroeg hem toen, waarschijnlijk spottend, of hij dacht datantwoorden van slaven in aanwezigheid van hun meester ietswaard waren. Hij werd hierdoor buitensporig kwaad en zeidat als ik aan zijn woorden twijfelde, we niet langer samenkonden blijven. Ik dacht dat ik gedwongen zou worden hetschip te verlaten, maar zodra het nieuws zich had verspreid –en dat ging snel omdat de kapitein de eerste luitenant liet ko-men ter kalmering van de woede waarin hij was uitgebarstenna zijn scheldpartij tegen mij – werd ik tot mijn grote voldoe-ning door de lagere officieren uitgenodigd bij hen aan tafel tekomen eten. Na een paar uur echter toonde Fitz-Roy zijn ge-bruikelijke edelmoedigheid door een officier naar mij toe testuren met een verontschuldiging en het verzoek bij hem teblijven. Ik herinner me een ander voorbeeld van zijn oprecht-

Autobiografie 67

Page 70: Autobiografie Charles Darwin

heid. Voor we wegvoeren uit Plymouth was hij bijzonderkwaad op een handelaar in serviesgoed, die weigerde een ofander artikel te ruilen dat in zijn winkel was gekocht. De kapi-tein vroeg de man toen naar de prijs van een zeer duur Chi-nees servies, waarna hij zei: ‘Ik zou dit gekocht hebben als uniet zo onwelwillend was geweest.’ Omdat ik wist dat de hutrijkelijk vol stond met serviesgoed, vroeg ik me af of hij hetecht van plan was geweest, en hij moet de twijfel van mijn ge-zicht hebben afgelezen, want ik had geen woord gezegd.Toen we de winkel uit waren, keek hij me aan en zei: ‘Je ge-looft niet wat ik zei’, wat ik moest toegeven. Hij zweeg eenpaar minuten en zei toen: ‘Je hebt gelijk, en ik heb onjuist ge-handeld in mijn woede over die schurk.’

In Concepción, Chili, was de arme Fitz-Roy volkomenoverwerkt en zeer neerslachtig; hij beklaagde zich bitter overhet feit dat hij een feest moest geven voor alle inwoners van destad. Ik protesteerde en zei dat ik, gezien de omstandigheden,de noodzaak hiervan niet inzag. Hij barstte in woede uit, enriep dat ik het type man was dat alleen gunsten wilde ontvan-gen zonder er iets voor terug te geven. Ik stond op, verliet dehut zonder een woord te zeggen, en ging terug naar Concep-ción, waar ik toen een logeeradres had. Na een paar dagenkeerde ik naar het schip terug en werd even hartelijk als altijddoor de kapitein ontvangen, want de storm was intussen over-gewaaid. De eerste luitenant zei echter tegen me: ‘Verdraaidnog aan toe, filosoof, ik wou dat je geen ruzie meer met deschipper maakte; de dag dat jij het schip verliet was ik dood-moe (het schip werd opnieuw opgetuigd), maar hij liet me totmiddernacht op het dek wandelen, voortdurend jou vervloe-kend.’ Het is vooral zo moeilijk om op goede voet te blijvenmet een kapitein van een oorlogsschip, omdat het bijna rebel-lie is hem te antwoorden op de manier waarop je ieder anderantwoordt, en door het ontzag dat iedereen aan boord voorhem heeft – althans had, in mijn tijd. Ik weet nog dat ik hier-over eens een merkwaardig voorbeeld hoorde aangaande de

68 De autobiografie van Charles Darwin

Page 71: Autobiografie Charles Darwin

purser van de Adventure, het schip dat tijdens de eerste reis metde Beagle meezeilde. De purser was in een winkel in Rio deJaneiro om rum te kopen voor de bemanning, toen er eenkleine heer in burgerkleding binnenkwam. De purser zei te-gen hem: ‘Welaan, meneer, wees zo vriendelijk deze rum teproeven en mij uw mening te geven.’ De heer deed wat hemwerd gevraagd en verliet kort daarna de winkel. De winkeliervroeg toen aan de purser of hij wist, dat hij had gesproken te-gen de kapitein van een oorlogsvloot die zojuist de haven wasbinnengevaren. De arme purser was met stomheid geslagen,liet van schrik het glas drank uit zijn handen vallen, en ging li-nea recta naar zijn schip. En ondanks alle overreding was hij,zoals een officier van de Adventure me verzekerde, er niet meertoe te brengen aan wal te gaan, uit angst de kapitein na zijn af-schuwelijk vrijpostige optreden nog eens tegen te komen.

Ik heb Fitz-Roy na onze terugkeer nog slechts af en toegezien, want ik was altijd bang hem onbedoeld te kwetsen,wat ik één keer heb gedaan, en wel zo hevig dat het vrijwel nietmeer goed was te maken. Later was hij zeer verbolgen over hetfeit dat ik zo’n onorthodox boek als Over het ontstaan van soor-ten had laten uitgeven (hij was zelf zeer religieus geworden).Tegen het einde van zijn leven was hij zeer arm geworden,hoofdzakelijk, vrees ik, vanwege zijn goedgevigheid. Hoe danook, na zijn overlijden werd er een inzameling gehouden omzijn schulden te betalen. Zijn einde was naargeestig; hij pleeg-de namelijk zelfmoord, precies als zijn oom Lord Castlereagh,op wie hij in optreden en uiterlijk sterk leek.

Zijn karakter was in allerlei opzichten een van de edelstedie ik heb gekend, hoewel aangetast door ernstige onvolko-menheden.

De reis van de Beagle is verreweg de meest belangrijke ge-beurtenis in mijn leven geweest en heeft mijn hele levensloopbepaald. Toch heeft het afgehangen van een kleine gebeurte-nis als het aanbod van mijn oom om vijftig kilometer naar Shrewsbury te rijden, wat weinig ooms gedaan zouden heb-

Autobiografie 69

Page 72: Autobiografie Charles Darwin

ben, en van een trivialiteit als de vorm van mijn neus. Ik hebaltijd beseft dat ik aan die reis mijn eerste werkelijke geestelij-ke training en vorming te danken heb. Ik werd gedwongennauwgezet aandacht te schenken aan verschillende takken vande natuurwetenschap, zodat mijn observatievermogen sterkverbeterde, al was dat al redelijk ontwikkeld.

Het geologisch onderzoek van de bezochte gebieden wasnog belangrijker, omdat hierbij het logisch denken een rolspeelt. Bij een eerste inspectie van een nieuw terrein geeftniets zo’n hopeloos gevoel als de chaos van stenen, maar doorhet noteren van de gelaagdheid en het soort gesteenten en fos-sielen op allerlei verschillende plaatsen – waarbij je steeds weermoet beredeneren en voorspellen wat er elders kan wordenaangetroffen – begint er al gauw iets te dagen, en wordt destructuur van het geheel min of meer begrijpelijk. Ik had heteerste deel1 van Lyells Principles of Geology bij me, dat ik zeeraandachtig heb bestudeerd, en dit boek is in allerlei opzichtenbuitengewoon nuttig voor me geweest. In de allereerste plaatswaar ik op onderzoek uitging, te weten St. Jago op de Kaap-verdische eilanden, werd me duidelijk dat Lyells benaderings-wijze van de geologie veel beter was dan die in werken vanandere auteurs die ik bij me had, of die ik later heb gelezen.

Een van mijn andere bezigheden was het verzamelen vanzo veel mogelijk dieren, het beschrijven daarvan en het glo-baal ontleden van een groot aantal zeedieren, maar omdat ikniet kon tekenen en niet voldoende anatomische kennis bezat,is een groot deel van de manuscripten die ik tijdens de reis hebgemaakt min of meer nutteloos gebleken. Ik verloor daarmeeveel tijd, met uitzondering van de tijd die ik heb besteed aanhet verwerven van kennis over schaaldieren, die van nut bleektoen ik jaren later een monografie schreef over Cirripedia[zeepokken].

70 De autobiografie van Charles Darwin

1 Het tweede deel ontving hij in 1832, in Montevideo. – N.B.

Page 73: Autobiografie Charles Darwin

Elke dag schreef ik in mijn Journaal; ik stak veel moeite inhet nauwkeurig en levendig beschrijven van alles wat ik hadgezien, en dit was een goede oefening. Mijn Journaal diendeten dele ook als brieven voor thuis, en zodra er zich een gele-genheid voordeed, stuurde ik stukken eruit naar Engeland.

Bovengenoemde speciale onderzoekingen waren echtervan geen belang vergeleken met de gewoonte die ik me toenheb aangeleerd, namelijk om alles waar ik mee bezig was, metzeer veel ijver en met intense aandacht te doen. Alles waaroverik las of nadacht werd in direct verband gebracht met wat ikhad gezien of waarschijnlijk zou gaan zien, en deze geestelijkeinstelling heb ik gedurende die vijf jaren volgehouden. Ik bener zeker van dat deze training mij in staat heeft gesteld datgenete doen wat ik in de wetenschap heb gedaan.

Terugkijkend kan ik nu begrijpen dat mijn liefde voor na-tuurwetenschappen het geleidelijk van elke andere belangstel-ling is gaan winnen. Tijdens de eerste twee jaar was mijn oudepassie voor de jacht nog vrijwel geheel van kracht, en schootik zelf de vogels en andere dieren voor mijn verzameling.Maar geleidelijk aan gaf ik mijn geweer steeds vaker, en tenslotte geheel, over aan mijn bediende, omdat het schietenmijn werk in de weg stond, met name het uitzoeken van degeologische structuur van een gebied. Ik ontdekte, hoewelonbewust en onmerkbaar, dat het plezier van observeren enlogisch nadenken veel groter was dan dat van behendigheid ensport. De oerinstincten van de barbaar ruimden langzaam hetveld voor de verworven voorkeuren van de geciviliseerdemens. Dat mijn geest zich gedurende de lange reis heeft ont-wikkeld door mijn bezigheden, is aannemelijk gemaakt dooreen opmerking van mijn vader, die de scherpste waarnemerwas die ik ooit heb ontmoet, een sceptische aard had en abso-luut niet in frenologie geloofde. Toen hij me voor het eerst nade reis weer zag, draaide hij zich om naar mijn zusters en riepuit: ‘Kijk nu eens, de vorm van zijn hoofd is totaal veranderd.’

Laten we terugkeren naar de reis. Op 11 september (1831)

Autobiografie 71

Page 74: Autobiografie Charles Darwin

bracht ik samen met Fitz-Roy een bliksembezoek aan deBeagle die in Plymouth lag. Daarna naar Shrewsbury, om vooreen lange tijd afscheid te nemen van mijn vader en zusters.Van 24 oktober tot 27 december, de dag waarop de Beagle ein-delijk het vasteland van Engeland achter zich liet voor haar reisom de wereld, verbleef ik in Plymouth. We hadden twee eer-dere pogingen gedaan om uit te varen, maar werden beide ke-ren door hevige stormen teruggedreven. Deze twee maandenin Plymouth waren de vreselijkste die ik ooit heb doorge-maakt, hoewel ik me op allerlei manieren probeerde in tespannen. Ik was terneergeslagen door de gedachte dat ik mijnfamilie en al mijn vrienden voor zo lang moest verlaten, enook het weer kwam als onbeschrijflijk droefgeestig op mijover. Verder had ik last van hartkloppingen en pijn in de hart-streek, en ik was ervan overtuigd, zoals vaak het geval is bijonwetende jonge mannen, met name wanneer ze een beetjemedische kennis bezitten, dat ik een hartafwijking had. Ikging niet naar een dokter, omdat ik wist dat ik te horen zoukrijgen dat ik niet gezond genoeg was voor de reis; en ik wasvastbesloten mee te gaan, wat er ook mocht gebeuren.

Het is niet nodig op deze plaats de gebeurtenissen van dereis te vermelden – waar we zijn geweest en wat we hebbengedaan – aangezien ik hier redelijk volledig verslag van hebgedaan in mijn gepubliceerde Journaal. De pracht van de ve-getatie in de tropen staat mij op dit ogenblik levendiger voorde geest dan wat dan ook; maar het besef van verhevenheid,opgeroepen door de woestijnen van Patagonië en de met bos-sen bedekte bergen van Vuurland, heeft eveneens een onver-getelijke indruk op mij gemaakt. Het zien van een naakte in-boorling in zijn geboorteland is een gebeurtenis die je nooitmeer vergeet. Veel van de tochten dwars door wilde gebie-den, te paard of per boot – waarvan sommige vele wekenduurden – waren buitengewoon interessant. De ontberingenen de zekere mate van gevaar vormden in die tijd nauwelijkseen bezwaar, en achteraf helemaal niet. Verder kijk ik met

72 De autobiografie van Charles Darwin

Page 75: Autobiografie Charles Darwin

grote tevredenheid terug op een deel van mijn wetenschappe-lijke werk, zoals het oplossen van het vraagstuk van koraalei-landen, en het uitzoeken van de geologische structuur van be-paalde eilanden, bijvoorbeeld St. Helena. Evenmin1 moet ikvoorbijgaan aan de ontdekking van de uitzonderlijke ver-wantschappen tussen de dieren en de planten op de verschil-lende eilanden van de Galapagos-archipel, en van al deze soor-ten met de soorten die voorkomen in Zuid-Amerika.

In zoverre ik mijzelf kan beoordelen, heb ik buitenge-woon hard gewerkt tijdens de reis, louter vanwege de vreugdeover het doen van onderzoek, en vanwege het grote verlan-gen een paar feiten toe te voegen aan de grote hoeveelheid na-tuurwetenschappelijke feiten. Maar ik had ook de ambitie eengoede plaats te verwerven tussen mannen van de wetenschap– of ik meer of minder ambitieus ben geweest dan de meestenvan mijn collega’s, weet ik niet.

De geologie van St. Jago is zeer opmerkelijk maar tocheenvoudig: er is vroeger een stroom lava gevloeid over de zee-bodem – gevormd uit verpulverde koralen en schelpen uit re-cente tijden – die daardoor tot een hard wit gesteente werdgebakken. Het hele eiland is na die tijd omhooggekomen,maar de lijn van wit gesteente onthulde een nieuw en belang-rijk feit, namelijk dat er naderhand een bodemdaling hadplaatsgevonden rondom de werkende kraters, die lava haddenuitgestoten. Voor het eerst kwam toen de gedachte bij me opdat ik misschien een boek zou kunnen schrijven over de geo-logie van de verschillende landen die we bezochten, en ditidee deed me trillen van verrukking. Ik zal dit uur nooit ver-geten, en ik herinner me nog precies hoe ik aan de voet van delage lavaklif zat, in de verblindende hete zon, met naast mijeen paar onbekende woestijnplanten en met levende koralenin de getijdenpoelen aan mijn voeten. Later tijdens de reis

Autobiografie 73

1 Addendum tot het einde van de alinea. – N.B.

Page 76: Autobiografie Charles Darwin

vroeg Fitz-Roy me wat uit mijn Journaal voor te lezen, enmeende dat het gepubliceerd zou moeten worden; hier wasdus een tweede boek in het vooruitzicht!

Tegen het einde van onze reis ontving ik in Ascension eenbrief, waarin mijn zusters meedeelden dat Sedgwick bij mijnvader op bezoek was geweest en gezegd had, dat ik een plaatszou krijgen onder de leidende wetenschappers. Op dat mo-ment begreep ik niet hoe hij iets te weten kon zijn gekomenover mijn werkzaamheden, maar ik hoorde (naderhand, ge-loof ik) dat Henslow een paar van de brieven die ik hem hadgestuurd, had voorgelezen voor de Philosophical Society ofCambridge1 en had laten drukken voor verspreiding in kleinekring. Ook had mijn verzameling fossiele botten, die naarHenslow waren gestuurd, veel belangstelling gewekt bij depaleontologen. Na het lezen van deze brief klauterde iksprongsgewijs over de bergen van Ascension en liet de vulka-nische rotsen onder mijn geologische hamer weergalmen! Ditalles laat zien hoe ambitieus ik was, maar ik denk dat ik in alleeerlijkheid kan zeggen dat ik me in latere jaren, hoeveel be-lang ik ook hechtte aan de bijval van mannen als Lyell enHooker, die mijn vrienden waren, nooit veel heb aangetrok-ken van het grote publiek. Ik bedoel hiermee niet dat eengunstige bespreking of een goede verkoop van mijn boekenme geen groot genoegen heeft bezorgd, maar alleen dat heteen kortstondig genoegen was. En ik ben er zeker van dat iknog nooit één centimeter van mijn koers ben afgeweken omroem te verwerven.

74 De autobiografie van Charles Darwin

1 Voorgelezen op de bijeenkomst van 16 november 1835, en gedrukt inde vorm van een boekje van 31 bladzijden, ter verspreiding onder ledenvan de Society. – F.D

Page 77: Autobiografie Charles Darwin

Vanaf mijn terugkeer naar Engeland op 2 okt. 1836

tot mijn huwelijk op 29 januari 1839

Deze twee jaar en drie maanden waren de actiefste vanmijn leven, al was ik af en toe ziek, waardoor ik wat tijd

verloor. Na verscheidene keren op en neer gereisd te hebbentussen Shrewsbury, Maer, Cambridge en Londen, betrok ikop 13 december een appartement in Cambridge1, waar mijnhele verzameling werd beheerd door Henslow. Ik bleef daardrie maanden wonen en onderzocht in die periode met hulpvan Professor Miller2 mijn mineralen en gesteenten. Ik begonmet het bewerken van mijn reisverslag, wat niet erg lastig wasomdat ik het manuscript van mijn Journaal met zorg had ge-schreven, zodat het werk hoofdzakelijk bestond uit het makenvan een uittreksel van de interessantste wetenschappelijke re-sultaten. Ook stuurde ik, op verzoek van Lyell, een korte uit-eenzetting van mijn waarnemingen over het omhoogkomen

1 In Fitzwilliam Street. – F.D.2 William Hallowes Miller, 1801-1880. Hoogleraar mineralogie, 1832-1870. – N.B.

Page 78: Autobiografie Charles Darwin

van de kust van Chili aan de Geological Society1. Op 17 maart1837 vestigde ik me in Londen, in Great Marlborough Street,waar ik bijna twee jaar bleef wonen tot aan mijn huwelijk2.Gedurende deze twee jaren maakte ik mijn Journaal af, hieldverscheidene voordrachten voor de Geological Society, be-gon met het klaarmaken van het manuscript voor mijn Geolo-gical Observations en trof maatregelen voor de publicatie van deZoology of the Voyage of the Beagle. In juli startte ik mijn eerstenotitieboek voor het noteren van feiten in verband met Overhet ontstaan van soorten, waarover ik lang had nagedacht enwaaraan ik de volgende twintig jaar ben blijven werken.

In die tijd ging ik ook wel eens uit, en was ik een van dewaarnemend secretarissen van de Geological Society. Ookhad ik veel contact met Lyell. Een van zijn belangrijkste ei-genschappen was zijn medeleven met het werk van anderen.Ik was dan ook even verbaasd als verheugd over de belangstel-ling die hij toonde toen ik hem, bij mijn terugkeer in Enge-land, mijn standpunten over koraalriffen uitlegde. Dit was eengrote aanmoediging voor me, en zijn raad en voorbeeld heb-ben grote invloed op me gehad. Tevens ontmoette ik tijdensdeze periode regelmatig Robert Brown3 ‘facile princeps bota-nicorum’ [verreweg de beste botanicus]. Ik ging vaak op zon-dagmorgen tijdens zijn ontbijt bij hem langs. Hij overstelpteme dan met een schat aan bijzondere waarnemingen enscherpzinnige opmerkingen, maar die hielden bijna altijd ver-band met onbeduidende zaken. Hij heeft nooit grote en alge-mene wetenschappelijke kwesties met mij besproken.

Verder maakte ik in deze twee jaar, als ontspanning, ver-scheidene korte trips en één langere naar de parallelle wegen

76 De autobiografie van Charles Darwin

1 Geolog. Soc. Proc. ii, 1838, p. 446-449. – F.D.2 Zie Appendix 1, p. 143. ‘Dit is de vraag.’ – N.B.3 Robert Brown, 1773-1858. Botanicus, bibliothecaris van de LinneanSociety. – N.B.

Page 79: Autobiografie Charles Darwin

van Glen Roy, waarvan een verslag werd gepubliceerd in dePhilosophical Transactions1. Dit artikel was een grote misluk-king, en ik schaam me ervoor. Omdat ik erg onder de indrukwas geraakt van het omhoogkomen van het land in Zuid-Amerika, schreef ik de evenwijdige lijnen toe aan de zee, maarik moest deze visie opgeven toen Agassiz zijn theorie van deijsmeren naar voren bracht. Omdat er geen andere verklaringmogelijk was met de toenmalige wetenschappelijke kennis,ging ik uit van de werking van de zee. Deze vergissing heeftme geleerd in de wetenschap nooit te vertrouwen op het uit-sluitingsbeginsel.

Daar ik niet in staat was de hele dag met wetenschap bezigte zijn, las ik in die tijd veel en over allerlei onderwerpen, on-der andere een aantal metafysische boeken, maar dergelijkewerken waren aan mij absoluut niet besteed. Ik beleefde welveel genoegen aan de poëzie van Wordsworth en Coleridge,en ik kan me beroemen op het feit dat ik de Excursion twee-maal heb gelezen. Vóór die tijd was Miltons Paradise Lost mijngrote favoriet; als ik een tocht ging maken tijdens de reis metde Beagle en ik kon niet meer dan één enkel boekje meene-men, dan koos ik altijd Milton.

Godsdienstige overtuiging

Deze twee jaren2 brachten met zich mee dat ik veel over reli-gie ging nadenken. Aan boord van de Beagle was ik nogal or-thodox, en ik herinner me dat ik hartelijk werd uitgelachendoor een aantal officieren (hoewel die zelf orthodox waren)toen ik de Bijbel aanhaalde als onweerlegbare autoriteit op hetgebied van een of andere morele kwestie. Ik denk dat het het

Autobiografie 77

1 1839, p. 39-82. – F.D.2 Oktober 1836 – januari 1839. – F.D.

Page 80: Autobiografie Charles Darwin

ongewone van de redenering was dat hen amuseerde. Maargeleidelijk was ik gaan inzien dat het Oude Testament – metzijn duidelijk misleidende wereldgeschiedenis, de Toren vanBabel, de regenboog als een wonder, enzovoort, enzovoort enhet aan God toeschrijven van gevoelens van een wraakzuchti-ge tiran – niet betrouwbaarder was dan de heilige boeken vande Hindoes, of de overtuigingen van welke barbaar ook.Daarna kwam voortdurend de niet uit mijn gedachten te ban-nen vraag in mij op of het geloofwaardig is dat als God zich nuzou openbaren aan de Hindoes, hij het zou toestaan verbon-den te worden met het geloof in Visjnoe, Siwa, enzovoort,zoals het christendom is verbonden met het Oude Testament.Dit nu leek mij uiterst onaannemelijk.

Vervolgens ging ik me realiseren dat er zeer duidelijke be-wijzen nodig zouden zijn om een verstandig mens te doen ge-loven in de wonderen waar het christendom door wordt ge-dragen – dat hoe meer we weten van de onveranderlijke na-tuurwetten, des te ongeloofwaardiger de wonderen worden –dat de mate waarin mensen in vroeger tijden onwetend enlichtgelovig waren voor ons niet meer te bevatten is – dat nietbewezen kan worden dat de Evangeliën gelijktijdig met degebeurtenissen zijn geschreven – dat ze in allerlei belangrijke,en naar mijn idee veel te belangrijke details verschillen omtoegeschreven te kunnen worden aan gewone onnauwkeu-righeden van ooggetuigen. Door dergelijke overwegingen,die ik niet noem alsof ze nieuw of waardevol zijn, maar alleenomdat ze me hebben beïnvloed, verloor ik geleidelijk mijngeloof in het christendom als een goddelijke openbaring. Watook een rol speelde was het feit dat allerlei misleidende religieszich als een lopend vuurtje over grote delen van de aarde had-den verspreid. Hoe prachtig de moraal van het Nieuwe Testa-ment ook moge zijn, het kan niet ontkend worden dat de vol-maaktheid ervan ten dele afhangt van de interpretatie die wetegenwoordig toekennen aan metaforen en allegorieën.

Maar eigenlijk wilde ik mijn geloof niet opgeven. Ik weet

78 De autobiografie van Charles Darwin

Page 81: Autobiografie Charles Darwin

dit zeker omdat ik me goed kan herinneren, dat ik steeds op-nieuw al dagdromend oude briefwisselingen bedacht tussenvooraanstaande Romeinen, of manuscripten die in Pompeï ofelders zouden zijn gevonden, en waarin op zeer duidelijk wij-ze bevestigd werd wat er in de Evangeliën was geschreven.Het werd echter steeds moeilijker, al gaf ik mijn verbeeldingalle ruimte, om bewijzen te bedenken die krachtig genoegwaren om mezelf te overtuigen. Dus langzaam maar zekersloop het ongeloof bij mij binnen, tot het uiteindelijk totaalwas. Het ging zo geleidelijk dat ik geen verdriet voelde, en ikheb er sindsdien nooit één enkele seconde aan getwijfeld datmijn conclusie juist was. Ik kan in feite nauwelijks begrijpendat iemand zou wensen dat het christendom de waarheid ver-telde, want zo ja, dan laat de onverbloemde taal van de bijbel-tekst zien dat mensen die niet geloven, waaronder mijn vader,mijn broer en bijna al mijn vrienden, eeuwigdurend gestraftzullen worden.

En dit is een weerzinwekkende doctrine.1

Hoewel ik pas in een veel latere levensfase ben gaan na-denken over het bestaan van een persoonlijke God, wil ik hierde vage conclusies noemen waartoe ik ben gekomen. Het ou-de bewijs voor het ontwerp in de natuur, zoals Paley dat naarvoren bracht en dat mij vroeger zo overtuigend leek, voldoet

Autobiografie 79

1 Mevrouw Darwin annoteerde in haar eigen handschrift de passage (‘enik heb sindsdien nooit één enkele seconde getwijfeld’ ... tot ‘weerzin-wekkende doctrine’). Ze schrijft: ‘Ik zou het onplezierig vinden wanneerde passage tussen de haakjes gepubliceerd zou worden. Ik vind dit te ruw.Men kan niet onverbiddelijk genoeg zijn tegenover de doctrine van deeeuwige straf voor ongeloof, maar zeer weinigen zullen dat ‘christendom’noemen (terwijl het woord wel wordt gebruikt.) Hierbij speelt ook hetprobleem van de verbale overlevering een rol. E.D.’ Oktober 1882. Zijschreef dit zes maanden na de dood van haar man, in een tweede versievan de Autobiografie in Francis’ handschrift. De passage werd niet gepu-bliceerd [in 1887]. – N.B.

Page 82: Autobiografie Charles Darwin

niet meer nu de wet van de natuurlijke selectie is ontdekt. Wekunnen bijvoorbeeld niet meer beweren dat het prachtigescharnier van een tweekleppige schelp moet zijn gemaaktdoor een intelligent wezen, zoals het scharnier van een deurdoor de mens. Er blijkt niet meer ontwerp te zitten in de va-riatie van levende schepsels of in de werking van natuurlijkeselectie dan in de richting waarin de wind blaast. Alles in denatuur is het gevolg van onveranderlijke wetten. Maar dit on-derwerp heb ik bediscussieerd aan het eind van mijn boek Va-riation of Domestic Animals and Plants1, en het bewijs dat ik daar-in geef, is voorzover ik weet nooit weerlegd.

Maar even voorbijgaande aan de eindeloze prachtigeadaptaties die we overal om ons heen zien, kan men de vraagstellen hoe de over het algemeen heilzame ordening van dewereld verklaard kan worden. Sommige auteurs zijn inder-daad zo onder de indruk van de hoeveelheid leed in de werelddat zij, kijkend naar alle schepsels met gevoel, zich afvragen ofer niet meer ellende dan geluk is; of de wereld als geheel goedof slecht is. Naar mijn oordeel heeft het geluk zeker de over-hand, al zal dat moeilijk te bewijzen zijn. Maar als de juistheidvan deze conclusie zou worden erkend, stemt dit goed over-een met de gevolgen die we van natuurlijke selectie mogenverwachten. Als alle individuen van een soort doorgaans uit-

80 De autobiografie van Charles Darwin

1 Mijn vader vraagt zich daarin af of we moeten geloven, dat de vormenvan de brokken steen, die door de mens passend gemaakt worden voorhet bouwen van zijn huis, vooraf zijn bepaald. Zo niet, waarom zoudenwe dan geloven dat de variaties van huisdieren of planten vooraf zijn be-paald ten behoeve van de fokker en de hovenier? ‘Maar als we in het enegeval het beginsel prijsgeven, ... dan kan er geen greintje redelijkheidworden toegekend aan het geloof dat variaties, die van dezelfde aard zijnen het gevolg zijn van dezelfde algemene wetten, en die door natuurlijkeselectie het uitgangsmateriaal zijn geweest voor de vorming van de zovolmaakt geadapteerde dieren op aarde, inclusief de mens, wél opzettelijken speciaal geleid werden.’ Variations of Animals and Plants, 1e ed., vol. ii,p. 431. – F.D.

Page 83: Autobiografie Charles Darwin

zonderlijk veel zouden lijden, dan zouden ze niet geneigd zijnzich nog voort te planten, maar we hebben geen enkele redente geloven dat1 dit ooit, of tenminste vaak, plaatsvond. Boven-dien doet een aantal andere overwegingen ons juist gelovendat alle wezens met gevoel zo zijn gevormd dat ze, over het al-gemeen genomen, gelukkig zijn.

Eenieder die gelooft, zoals ik, dat de lichamelijke en gees-telijke organen van elk wezen (behalve wanneer ze voor debezitter noch voordelig, noch onvoordelig zijn) zich hebbenontwikkeld via natuurlijke selectie, of door overleving van demeest aangepaste [survival of the fittest], in combinatie metgebruik of gewoonte,2 zal toegeven dat deze organen zo zijngevormd dat de bezitter ervan succesvol kan concurreren metandere wezens, en dus in aantal zal toenemen. Nu kan een dierdie weg gaan volgen die het voordeligst is voor de soort doorte lijden, bijvoorbeeld door pijn, honger, dorst en angst, ófdoor te genieten, zoals eten en drinken, voortplanting van desoort, enzovoort, óf door een combinatie van beide manieren,zoals bij het zoeken naar voedsel. Maar bij lang aanhoudenheeft pijn of elk ander leed moedeloosheid en een verminder-de daadkracht tot gevolg; toch maakt het een schepsel geschiktzich te beschermen tegen een groot of plotseling onheil. Ple-zierige gevoelens, aan de andere kant, kunnen lang aanhoudenzonder enig deprimerend effect; integendeel, ze brengen hethele lichaamsstelsel juist in een toestand van verhoogde activi-teit. Het gevolg is dat alle of bijna alle wezens met gevoel, zichvia natuurlijke selectie zodanig hebben ontwikkeld dat plezie-rige gevoelens hun normale leidraad zijn geworden. We zien

Autobiografie 81

1 Begin handgeschreven passage op p.6. – vert.2 ‘in combinatie met gebruik of gewoonte’ is later toegevoegd. De velecorrecties en veranderingen in deze zin tonen zijn toenemende preoccu-patie met de mogelijkheid dat er andere krachten aan het werk zijn danalleen natuurlijke selectie. Zie handgeschreven passage p. 6. – N.B.

Page 84: Autobiografie Charles Darwin

dit aan het prettige gevoel na inspanning, soms zelfs na groteinspanning van lichaam of geest, aan het genoegen van onzedagelijkse maaltijden, en vooral aan het genoegen dat we bele-ven aan gezelligheid en aan het liefhebben van onze familiele-den. Ik twijfel er niet aan dat de som van dergelijke genoe-gens, die gewoon zijn of regelmatig terugkomen, de meestewezens met gevoel meer geluk dan ellende bezorgt, ook alzullen velen van hen af en toe erg lijden. Zulk lijden is ver-enigbaar met natuurlijke selectie, die wat werking betreft nietvolmaakt is, maar er alleen op is gericht om elke soort zo suc-cesvol mogelijk te maken in de overlevingsstrijd met anderesoorten, onder wonderbaarlijk ingewikkelde en veranderendeomstandigheden.

Niemand zal ontkennen dat er veel leed in de wereld is.Sommigen hebben met betrekking tot de mens geprobeerddit te verklaren door te veronderstellen dat het nuttig zou zijnvoor diens morele vooruitgang. Maar het aantal mensen in dewereld valt in het niet vergeleken met het aantal andere schep-sels met gevoel die vaak hevig lijden zonder enige morelevooruitgang. Een wezen zo machtig en zo rijk aan kennis alseen God die het universum geschapen zou kunnen hebben, isvoor ons beperkt verstand almachtig en alwetend, en ons be-grip verzet zich tegen de veronderstelling dat zijn goedheidniet onbegrensd zou zijn. Want wat kan het voordeel zijn vanhet lijden van miljoenen lagere dieren gedurende al die einde-loze jaren? Dit zeer oude bewijs op basis van het bestaan vanleed, tegen het bestaan van een intelligente schepper, lijkt mijzeer sterk. Bovendien komt, zoals zojuist gezegd, het bestaanvan veel leed goed overeen met de visie dat alle levende we-zens zich hebben ontwikkeld door middel van variatie en na-tuurlijke selectie.

Tegenwoordig wordt het bewijs voor het bestaan van eenintelligente God meestal getrokken uit de diepe innerlijkeovertuiging en gevoelens die veel mensen ervaren. Maar erkan niet aan worden getwijfeld dat Hindoes, Mohammedanen

82 De autobiografie van Charles Darwin

Page 85: Autobiografie Charles Darwin

en anderen op dezelfde manier en met evenveel kracht het be-staan kunnen bepleiten van een God, of van vele Goden, ofvan geen enkele God, zoals de Boeddhisten doen. Ook zijn erallerlei barbaarse stammen van wie niet kan worden beweerddat zij geloven in wat wij God noemen; ze geloven eigenlijkin verschijningen en geesten, en zoals Tyler en Herbert Spen-cer1 hebben laten zien, is het te verklaren dat een dergelijk ge-loof makkelijk kan ontstaan.

Hoewel ik denk dat religiositeit bij mij niet sterk ontwik-keld was, hadden vroeger de zojuist beschreven gevoelens mijtot de vaste overtuiging gebracht van het bestaan van God, envan de onsterfelijkheid van de ziel. In mijn Journaal heb ik ge-schreven dat, staande te midden van de indrukwekkendepracht van een Braziliaans woud, ‘het niet mogelijk is een ge-past beeld te geven van de hogere gevoelens van verwonde-ring, eerbied en devotie die de geest doen volstromen en ver-heffen’. Ik weet nog goed hoe ik ervan overtuigd was dat ermeer in de mens is dan alleen zijn adem. Maar nu kan het in-drukwekkendste landschap dergelijke overtuigingen en gevoe-lens niet meer opwekken in mijn geest. Men zou werkelijkkunnen zeggen dat ik lijk op een man die kleurenblind is ge-worden, en het universele geloof van mensen in het bestaanvan de kleur rood heeft tot gevolg dat mijn tegenwoordige ge-brek aan waarneming geen enkele bewijskracht heeft. Deze re-denering zou valide zijn als alle mensen van alle rassen dezelfdeinnerlijke overtuiging hadden van het bestaan van een God;maar we weten dat dit allesbehalve het geval is. Daarom zie ikniet in dat zulke innerlijke overtuigingen en gevoelens vanenig gewicht zijn als bewijs van wat er werkelijk bestaat. Degeestestoestand die vroeger bij mij werd opgewekt door in-drukwekkende landschappen, en die nauw verbonden was aan

Autobiografie 83

1 Herbert Spencer, 1820-1903, wijsgeer en socioloog; belangrijkstewoordvoerder van het sociaal-darwinisme. – vert.

Page 86: Autobiografie Charles Darwin

een geloof in God, verschilde in essentie niet van wat vaak hetgevoel van verhevenheid wordt genoemd. En hoe moeilijkhet ook moge zijn om de oorsprong van dit gevoel te verkla-ren, als bewijs voor het bestaan van God kan het niet wordenaangevoerd, evenmin als de krachtige maar vage en vergelijk-bare gevoelens die door muziek worden opgewekt.

Wat de onsterfelijkheid1 betreft, er is niets wat me zo dui-delijk laat zien dat dit een sterk en bijna instinctief geloof is alsde overtuiging van de meeste tegenwoordige fysici, namelijkdat de zon en al haar planeten na verloop van tijd te koud zul-len worden om leven toe te laten, tenzij een groot object in -slaat in de zon en haar op deze manier nieuwe energie geeft.Voor iemand als ik die gelooft dat de mens in de verre toe-komst een veel perfecter schepsel zal zijn dan hij nu is, is heteen onaanvaardbare gedachte dat hij en alle andere schepselsmet gevoel na zo’n langdurige en langzame vooruitgang ge-doemd zijn totaal vernietigd te worden. Voor degenen die ab-soluut zeker zijn van de onsterfelijkheid van de menselijkeziel, zal de vernietiging van onze wereld niet zo afschuwelijklijken.

Een andere bron voor de overtuiging van het bestaan vanGod, verbonden met redelijkheid en niet met gevoelens,maakt indruk op mij omdat hij van meer gewicht is. Hierbijgaat het om het gevolg van de buitengewoon grote moeilijk-heid, of eerder onmogelijkheid, te kunnen indenken dat ditimmense en prachtige universum, waartoe de mens behoortmet zijn vermogen ver achterwaarts en ver in de toekomst tekijken, het resultaat zou zijn van blind toeval of onvermijde-lijkheid. Als ik daarover nadenk, voel ik me genoodzaakt tevertrouwen op een schepper met een intelligente geest, in ze-kere zin vergelijkbaar met die van de mens; zodat ik een theïstgenoemd zou moeten worden.

84 De autobiografie van Charles Darwin

1 Addendum later toegevoegd, tot het eind van de alinea. – N.B.

Page 87: Autobiografie Charles Darwin

Deze conclusie1 was stevig verankerd in de tijd, als ik hetme goed herinner, toen ik Over het ontstaan van soorten schreef,maar sindsdien is deze visie geleidelijk, met vele fluctuaties,zwakker geworden. Maar dan komt de twijfel naar boven – isde menselijke geest, die zich naar mijn volle overtuiging heeftontwikkeld uit een geest die zo eenvoudig is als die van delaagste diersoort, te vertrouwen wanneer hij zulke grootseconclusies trekt? Kunnen die niet het resultaat zijn van hetverband tussen oorzaak en gevolg, dat ons een noodzakelijkverband lijkt, maar dat vermoedelijk louter afhangt van over-geërfde ervaring? Evenmin moeten we de mogelijkheid overhet hoofd zien, dat de constante inprenting van een geloof inGod een zo sterke en misschien erfelijke invloed uitoefent opde nog onvolledig ontwikkelde hersenen van kinderen, dathet zich bevrijden van het geloof in God even moeilijk voorhen zou kunnen zijn als het voor een aap is zich te bevrijdenvan zijn instinctieve angst en afkeer voor een slang.2

Autobiografie 85

1 Addendum van vier regels later toegevoegd. In het manuscript vanCharles is de toevoeging in het handschrift van zijn oudste zoon. In Fran-cis’ exemplaar is het in Charles’ eigen handschrift geschreven. – N.B.2 Later toegevoegd. Emma Darwin verzocht in een brief aan Frank dezezin weg te laten, toen hij in 1885 bezig was met het persklaar maken vande Autobiografie. De brief luidt als volgt:

‘Emma Darwin aan haar zoon Francis. 1885.Lieve Frank,

Er is één zin in de Autobiografie die ik heel graag zou verwijderen,zonder twijfel ten dele omdat je vaders mening dat alle moraliteit zichheeft ontwikkeld door evolutie, pijnlijk is voor mij; maar ook omdat de-ze zin een soort schok veroorzaakt – en een mogelijkheid kan bieden om,hoewel onterecht, te beweren dat hij elk religieus geloof als niets meerdan een erfelijke afkeur of voorkeur zou hebben beschouwd, zoals deangst van apen voor slangen.

Ik denk dat het oneerbiedige aspect zou verdwijnen als het eerste deelvan de veronderstelling zou blijven staan, maar zonder het voorbeeld van

Page 88: Autobiografie Charles Darwin

Ik kan niet pretenderen enig licht te werpen op zulkeduistere problemen. Het mysterie van het begin van alle din-gen is door ons niet op te lossen, en ik, bijvoorbeeld, zal tevre-den moeten zijn een agnost te blijven.

Iemand zonder vast en altijd aanwezig geloof in het be-staan van een persoonlijke God of een toekomstig bestaan metvergelding en beloning, kan in zijn leven, voorzover ik hetkan zien, alleen gevolg geven aan die drijfveren en instinctendie het sterkst zijn, of die volgens hem de beste zijn. Een hondgedraagt zich op deze manier, maar blindelings. Een mens,daarentegen, kijkt vooruit en achteruit, en zet zijn verschil-lende gevoelens, wensen en herinneringen tegen elkaar af. Hijzal dan, in overeenstemming met het oordeel van alle wijzemannen, ontdekken dat de grootste bevrediging ontleendwordt aan het volgen van bepaalde drijfveren, namelijk de so-ciale instincten. Als hij iets doet ten goede van anderen, zal hijgoedkeuring ontvangen van zijn kameraden en liefde van de-genen met wie hij samenleeft; en dit laatste is ongetwijfeld hetgrootste genoegen op deze aarde. Stap voor stap zal het on-draaglijk voor hem worden te gehoorzamen aan zijn zinnelij-ke passies in plaats van aan zijn hogere drijfveren, die, zodra ze

86 De autobiografie van Charles Darwin

apen en slangen. Ik denk niet dat je William hierover hoeft te raadplegen,aangezien de weglating de essentie van de Autobiografie niet zal aantasten.Ik zou waar mogelijk willen voorkomen dat de gelovige vrienden van jevader, die zich zo sterk met hem verbonden voelen, worden gekwetst. Ikprobeer me voor te stellen hoe die zin hen zou treffen, zelfs diegenen diezo ruimdenkend zijn als Ellen Tollett en Laura, en nog meer Admiraal Sul-livan, tante Caroline, en anderen, en zelfs de oude bedienden.

Je toegenegen moeder,E.D.’

Deze brief is opgenomen in Emma Darwin van Henrietta Litchfield, eenin 1904 voor de familie gedrukte uitgave van de Cambridge UniversityPress. In John Murray’s openbare editie van 1915 was het weggelaten. –N.B.

Page 89: Autobiografie Charles Darwin

gewoon zijn geworden, bijna instincten genoemd mogenworden. Zijn verstand zal hem nu en dan vertellen dat hij zichtegengesteld aan de mening van anderen moet gedragen, wiergoedkeuring hij in dat geval niet zal krijgen. Maar de weten-schap dat hij zijn innerlijke gids, zijn geweten heeft gevolgd,zal hem toch grote voldoening schenken. Wat mijzelf betreftdenk ik, dat ik er goed aan heb gedaan mijn leven aan de we-tenschap te wijden. Ik voel geen wroeging over het begaanvan een of andere grote zonde, maar ik heb heel dikwijls spijtgehad dat ik niet op een meer directe manier goed voor mijnmedeschepselen ben geweest. Mijn enige en armzalige excuusis mijn slechte gezondheid en mijn geestelijke structuur, diehet mij uitzonderlijk moeilijk maken om van één onderwerpof bezigheid naar een ander over te gaan. Ik kan me voorstel-len dat ik met grote tevredenheid al mijn tijd zou hebben be-steed aan filantropie, maar niet een deel van die tijd, hoeweldat veel beter zou zijn geweest.

Het meest opmerkelijke1 gedurende de laatste helft vanmijn leven is de toename van scepticisme of rationalisme.Vóór mijn huwelijk had mijn vader me aangeraden mijn twij-fels zorgvuldig verborgen te houden, omdat hij bij getrouwdemensen veel ellende had gezien, veroorzaakt door twijfel. Al-les ging redelijk goed totdat de vrouw of de man ziek werd,waarna sommige vrouwen verschrikkelijk gingen lijden om-dat ze twijfelden aan de verlossing van hun echtgenoot, waar-door ook hij ging lijden. Mijn vader zei verder dat hij in zijnlange leven slechts drie vrouwen had gekend die sceptisch wa-ren, en hierbij moeten we ons realiseren dat hij enorm veelmensen goed kende en dat hij een uitzonderlijk vermogen be-zat om vertrouwen te winnen. Toen ik hem vroeg wie de drie

Autobiografie 87

1 Deze alinea is voorzien van een noot van Charles: ‘Geschreven in 1879– overgenomen 22 april 1881.’ Dit slaat vermoedelijk ook op de vooraf-gaande alinea. – N.B.

Page 90: Autobiografie Charles Darwin

vrouwen waren, moest hij bekennen dat hij wat een van henbetreft, zijn schoonzuster Kitty Wedgwood, geen echt bewijsmaar alleen wat vage aanwijzingen had, gevoegd bij de over-tuiging dat zo’n scherpzinnige vrouw niet gelovig kon zijn. Inmijn kleine kennissenkring ken ik op dit moment (of heb ikgekend) verscheidene getrouwde vrouwen die nauwelijks ge-loviger zijn dan hun echtgenoten. Mijn vader haalde vaak eenonweerlegbaar argument aan waarmee een oude dame, eenzekere mevrouw Barlow, die hem ervan verdacht niet ortho-dox te zijn, hem hoopte te bekeren: ‘Dokter, ik weet dat sui-ker zoet smaakt in mijn mond, en ik weet dat mijn Verlosserleeft.’

88 De autobiografie van Charles Darwin

Page 91: Autobiografie Charles Darwin

Vanaf mijn huwelijk op 29 jan. 1839 en de intrek in eenwoning in Upper Gower Streettot ons vertrek uit Londen en

de vestiging in Down, 14 sept. 1842

Jullie allen kennen jullie moeder heel goed, en weten wateen goede moeder zij altijd is geweest. Zij was mijn grootste

zegen, en ik wil hier in alle openheid verklaren dat ik haar inmijn hele leven nog nooit één woord heb horen zeggen dat ikliever niet had gehoord. Zij is altijd uiterst beminnelijk enmeelevend geweest, en heeft met eindeloos geduld mijn veel-vuldige klachten als gevolg van mijn slechte gezondheid enrusteloosheid verdragen. Ik geloof niet dat zij ooit een kansvoorbij heeft laten gaan om aardig te zijn voor ieder die haarlief is. Ik prijs me gelukkig dat zij, die in moreel opzicht zo verboven mij staat, zich bereid heeft verklaard mijn vrouw teworden. Mijn leven lang is zij mijn wijze raadgever en opge-wekte trooster geweest, een leven dat zonder haar grotendeelsellendig zou zijn geweest vanwege mijn ziekte. Zij heeft deliefde en het respect verdiend van elk wezen om haar heen.

(Memo: heb haar prachtige brief aan mij bewaard; is vankort na ons huwelijk.)

Ik ben werkelijk zeer gelukkig geweest met mijn gezin, enik moet jullie zeggen, kinderen, dat geen van jullie mij ooit

Page 92: Autobiografie Charles Darwin

één ogenblik ongerust heeft gemaakt, behalve om redenenvan gezondheid. Ik vermoed dat maar weinig vaders van vijfzonen dit in alle waarheid kunnen zeggen. Toen jullie nogklein waren, vond ik het een vreugde met jullie allen te kun-nen spelen, en ik bedenk met een zucht dat zulke dagen nooitzullen terugkeren. Vanaf jullie eerste dagen tot aan de volwas-senheid zijn jullie allemaal, zonen en dochters, ten opzichtevan ons en tegen elkaar altijd aardig, meelevend en liefheb-

90 De autobiografie van Charles Darwin

Emma Darwin (geboren Wedgwood), naar een portret van George Richmond

Page 93: Autobiografie Charles Darwin

bend geweest. Wanneer jullie thuis zijn (wat goddank zeer re-gelmatig gebeurt) is er, wat mij aangaat, geen aangenamer ge-zelschap denkbaar, en heb ik geen enkele behoefte aan ande-ren om mij heen. We hebben slechts één enorm verdriet on-dergaan door de dood van Annie in Malvern, 24 april 1851,toen zij nog maar net tien jaar oud was. Ze was een buitenge-woon lief en aanhankelijk kind, en ik weet zeker dat zij eenverrukkelijke vrouw zou zijn geworden. Maar op deze plaats

Autobiografie 91

Charles Darwin ten tijde van zijn huwelijk, portret van George Richmond

Page 94: Autobiografie Charles Darwin

hoef ik niets meer over haar eigenschappen te vertellen, aan-gezien ik daarover kort na haar dood een korte schets heb ge-schreven. [Zie Appendix 2] Nog steeds komen er soms tranenin mijn ogen als ik aan haar innemende gewoonten denk.

Gedurende de drie jaar en acht maanden die wij in Lon-den woonden, heb ik, al werkte ik zo hard ik kon, minder we-tenschappelijk werk gedaan dan in andere perioden van gelij-ke duur. Dit was het gevolg van het feit dat ik me regelmatigonwel voelde en eenmaal lang en ernstig ziek was. Als ik weliets kon doen, besteedde ik mijn tijd voornamelijk aan mijnboek over Coral Reefs, waaraan ik voor mijn huwelijk was be-gonnen en waarvan de laatste drukproef op 6 mei 1842 werdgecorrigeerd. Dit boek, ook al was het klein, kostte me twin-tig maanden van hard werken, omdat ik elk werk over de Pa-cific-eilanden moest lezen en allerlei kaarten moest raadple-gen. Het werd door wetenschappers goed ontvangen, en detheorie die ik erin beschreef is nu, geloof ik, duidelijk bewe-zen.

Geen van mijn andere boeken is zo op deductie gebaseerdals dit werk, want de hele theorie werd uitgedacht aan dewestkust van Zuid-Amerika, voordat ik ook maar één echtkoraalrif had gezien. Ik hoefde daarom alleen nog maar mijnstandpunten te verifiëren en aan te vullen door het nauwkeu-rig onderzoeken van levende riffen. Maar opgemerkt moetworden dat ik de twee voorafgaande jaren onafgebroken hadgelet op de gevolgen die het met tussenpozen omhoogkomenvan het land, samen met het blootleggen en afzetten van sedi-ment, op de kusten van Zuid-Amerika hebben gehad. Daar-om moest ik noodzakelijkerwijs veel nadenken over de gevol-gen van bodemdaling, en was het makkelijk om in gedachtende voortdurende afzetting van sediment te vervangen door deopwaartse groei van koraal. Op deze manier vormde zich mijntheorie over de vorming van barrièreriffen en atollen.

Behalve mijn werk aan de koraalriffen, hield ik, toen wein Londen woonden, lezingen voor de Geological Society

92 De autobiografie van Charles Darwin

Page 95: Autobiografie Charles Darwin

over de zwerfkeien in Zuid-Amerika1, over aardbevingen2 enover de vorming van humus door tussenkomst van aardwor-men3. Verder hield ik toezicht op de publicatie van de Zoo lo -gy of the Voyage of the Beagle, en ging ik door met het verzame-len van feiten die betrekking hadden op het ontstaan vansoorten, wat ik soms deed als ik door ziekte tot niets anders instaat was.

In de zomer van 1842 was ik weer in een wat betere con-ditie en maakte ik in mijn eentje een kleine tocht doorNoord-Wales, met als doel het observeren van de gevolgenvan oude gletsjers die vroeger alle grote valleien hadden opge-vuld. Een kort verslag van hetgeen ik zag, werd gepubliceerdin het Philosophical Magazine4. Deze trip vond ik erg interes-sant, maar het was de laatste keer dat ik sterk genoeg was voorhet beklimmen van bergen of het maken van lange wandel-tochten, die zo noodzakelijk zijn voor het doen van geolo-gisch onderzoek.

In de beginperiode van ons leven in Londen5 was ik sterkgenoeg voor het onderhouden van sociale contacten, en ont-moette ik verschillende wetenschappers en andere min ofmeer vooraanstaande mensen. Ik zal mijn indrukken van en-kelen van hen weergeven, al kan ik weinig vertellen dat demoeite waard is.

Lyell heb ik, zowel voor als na mijn huwelijk, vaker ge-zien dan wie dan ook. Zijn geest werd volgens mij geken-merkt door helderheid, behoedzaamheid, een evenwichtigoordeel en veel originaliteit. Welke opmerking ik ook over

Autobiografie 93

1 Geolog. Soc. Proc. iii, 1842.2 Geolog. Trans. v. 1840.3 Geolog. Soc. Proc. ii 1838. – F.D.4 Philosophical Magazine, 1842. – F.D.5 Deze herinneringen tot ‘Onze vestiging in Down’ (p. 109) zijn in april1881 toegevoegd, waardoor incidenteel herhalingen optreden. – N.B.

Page 96: Autobiografie Charles Darwin

geologie maakte, hij rustte nooit voor alles hem volkomenduidelijk was, en dankzij hem begreep ik het vaak beter danervoor. Hij kon alle mogelijke bezwaren tegen mijn ideeënnaar voren brengen, maar zelfs als die uitgeput waren bleef hijlange tijd twijfels houden. Een tweede kenmerkende eigen-schap was zijn warme belangstelling voor het werk van anderewetenschappers.

Na mijn terugkeer van de reis met de Beagle legde ik hemmijn visie uit over de koraalriffen, die anders was dan de zijne,en ik was zeer verrast, en voelde me gesteund, door de leven-dige belangstelling die hij toonde. Bij dergelijke gelegenhe-den, nam hij, in gedachten verzonken, de vreemdste houdin-gen aan, waarbij hij vaak, terwijl hij ging staan, met zijn hoofdop de zitting van een stoel leunde. Hij had een hartstochtelijkeliefde voor wetenschap en een levendige belangstelling voorde toekomstige vooruitgang van de mensheid. Hij was ergvriendelijk, en door en door ruimdenkend wat zijn geloof ofbeter ongeloof betreft; maar hij was een overtuigd theïst. Zijnoprechtheid was zeer opmerkelijk, wat hij liet blijken doorzich, toen hij al oud was, te bekeren tot de Afstammingstheo-rie, hoewel hij al bekendheid had verworven als tegenstandervan Lamarcks visie. Hij herinnerde me aan het feit dat toenwe, vele jaren eerder, spraken over de oppositie van de tradi-tionele geologen tegen zijn nieuwe ideeën, ik tegen hem hadgezegd: ‘Wat zou het mooi zijn als elke wetenschapper op zijnzestigste zou sterven, want na die leeftijd zal hij zeker gekantzijn tegen elke nieuwe doctrine.’ Hij hoopte echter dat hij nuzou mogen doorleven. Hij had een groot gevoel voor humor,vertelde vaak amusante anekdoten, en was verzot op gezel-schap, vooral van eminente mannen en personen met een ho-ge positie. Deze overschatting van de positie van een mens indeze wereld vond ik zijn grootste tekortkoming. Hij kon metLady Lyell discussiëren, alsof het om een uiterst ernstige kwes-tie ging, over de vraag of ze wel of niet een bepaalde uitnodi-ging zouden accepteren. Maar aangezien hij niet vaker dan

94 De autobiografie van Charles Darwin

Page 97: Autobiografie Charles Darwin

drie keer per week buitenshuis wilde dineren omdat het teveel tijd kostte, was hij genoodzaakt uitnodigingen met enigezorg te overwegen. Hij verheugde zich erop, als ware het eengrote beloning, dat hij bij het vorderen der jaren ’s avonds va-ker uit zou kunnen gaan; maar die goede tijd is nooit geko-men, omdat zijn krachten het niet toelieten.

De geologische wetenschap is enorm veel verschuldigdaan Lyell – naar mijn mening meer dan aan wie ook op aarde.Toen ik begon aan de reis met de Beagle, gaf de scherpzinnigeHenslow – die in die tijd, evenals alle andere geologen, ge-loofde in een opeenvolging van natuurrampen – mij het ad-vies in elk geval het eerste deel aan te schaffen en te bestuderenvan Lyells Principles, een boek dat toen juist was verschenen,maar in geen geval de visies te aanvaarden die erin werdenverkondigd. Hoe verschillend wordt er nu over de Principlesgedacht! Ik herinner me met trots dat het eerste gebied dat ikin de Kaapverdische Archipel geologisch heb onderzocht, na-melijk St. Jago, mij overtuigde van de absolute superioriteitvan Lyells visie ten opzichte van de ideeën die werden verde-digd in de andere werken die ik kende.

De belangrijke uitwerking van Lyells boeken was eertijdsduidelijk te merken aan het verschil in wetenschappelijkevooruitgang tussen Frankrijk en Engeland. Het feit dat tegen-woordig de wilde hypothesen van Elie de Beaumont totaal invergetelheid zijn geraakt, zoals zijn Craters of Elevation en Linesof Elevation (deze laatste hypothese heb ik Sedgwick op de Ge-olog. Soc. de hemel in horen prijzen), is waarschijnlijk gro-tendeels aan Lyell te danken.

Ik kende min of meer alle vooraanstaande geologen in detijd dat de geologie met triomferende stappen vooruitging. Demeesten mocht ik graag, met uitzondering van Buckland1, die

Autobiografie 95

1 William Buckland, 1784-1856. Geoloog, hoogleraar mineralogie inOxford, 1813; voorzitter van de Geological Society in 1824 en in 1840. –N.B.

Page 98: Autobiografie Charles Darwin

mij ondanks zijn goedgehumeurdheid en goedaardigheidvoorkwam als een vulgaire, lompe man. Hij werd meer be-zield door een hang naar algemene bekendheid, waardoor hijzich soms gedroeg als een paljas, dan door liefde voor de we-tenschap. Hij was echter niet egoïstisch in zijn verlangen naarbekendheid, want toen Lyell hem, als zeer jonge man, bena-derde over het inzenden van een onbeduidend artikel aan deGeol. Soc., dat hem was gestuurd door een buitenlander, ant-woordde Buckland: ‘Dat kunt u beter zelf doen, want het zalworden voorzien van het kopje “Ingezonden door CharlesLyell”, zodat uw naam hierdoor in de openbaarheid zal ko-men.’

De diensten die Murchison1 aan de geologie heeft bewe-zen door zijn indeling van de oude formaties kunnen niethoog genoeg worden geschat, maar hij was niet in het bezitvan een filosofische geest. Hij was erg vriendelijk en spandezich tot het uiterste in om iemand een dienst te bewijzen. Demate waarin hij waarde hechtte aan hoge posities was echterlachwekkend, en hij liet deze gevoelens en ijdelheid blijkenmet de onnozelheid van een kind. Zo vertelde hij in het ge-bouw van de Geolog. Soc. met grote blijdschap aan een groepmensen, waaronder veel gewone kennissen, hoe tsaar Nico-laas, op bezoek in Londen, hem op de schouder had geklopten, verwijzend naar zijn geologische werk, gezegd had: ‘Monami, Rusland is u dankbaar’, waarna Murchison er, handen-wrijvend, aan toevoegde: ‘Het mooiste was dat prins Alberthet allemaal heeft gehoord.’ Op een dag maakte hij op de ver-gadering van de Geolog. Soc. bekend dat zijn grote werk overhet Siluur eindelijk gepubliceerd was, en terwijl hij naar alleaanwezigen keek, zei hij: ‘Ieder van u zal zijn naam in het Re-

96 De autobiografie van Charles Darwin

1 Roderick Impey Murchison, 1792-1871. Bestudeerde secondaire ge-steenten; F.R.S. 1826; voorzitter R. Geol. Soc. 1843; ontving Russischeonderscheidingen; werd geridderd in 1846. – N.B.

Page 99: Autobiografie Charles Darwin

gister aantreffen’, alsof dit het hoogste was wat men kon berei-ken.

Ik had dikwijls contact met Robert Brown, ‘facile Prin-ceps Botanicorum’, zoals hij door Von Humboldt werd ge-noemd; en vóór mijn huwelijk ging ik bijna elke zondagmor-gen naar hem toe. Ik vond hem vooral bijzonder vanwege degedetailleerdheid en de nauwkeurigheid van zijn waarnemin-gen, maar hij heeft mij nooit een of andere grote wetenschap-pelijke visie voorgelegd. Zijn kennis was uitzonderlijk groot,waarvan hij echter veel heeft meegenomen in zijn graf, wanthij was uitzonderlijk bang fouten te maken. Mij maakte hijzonder enige terughoudendheid deelgenoot van zijn weten-schappelijke ideeën, maar toch was hij op sommige puntenmerkwaardig jaloers. Ik ging vóór de reis met de Beagle tweeof drie keer bij hem langs, en tijdens een van die keren vroeghij me door een microscoop te kijken en te beschrijven wat ikzag. Ik heb dat gedaan, en geloof nu dat het de prachtige stro-mingen van protoplasma waren in een of andere plantencel.Maar toen ik hem vroeg – ik was toen eigenlijk nog een jon-gen en stond op het punt Engeland voor jaren te verlaten –wat ik nu precies had gezien, was zijn antwoord: ‘Dat is mijnkleine geheim.’ Ik vermoed dat hij bang was dat ik misschienzijn ontdekking zou stelen. Hooker vertelde me dat hij ont-zettend gierig was op zijn gedroogde planten, en dat hij wistdat hij een gierigaard was. Hij leende zelfs geen enkel exem-plaar uit aan Hooker, die de planten van Vuurland aan het be-schrijven was, hoewel hij heel goed wist dat hijzelf die verza-meling nooit zou gebruiken. Aan de andere kant kon hij weerzeer vrijgevig zijn. Toen hij oud was, zich niet goed voelde ente zwak was om zich in te spannen, ging hij (zo verteldeHooker mij) elke dag op bezoek bij een oude knecht, die vrijver weg woonde en die hij financieel steunde, om de manvoor te lezen. Dit is voldoende om welke wetenschappelijkehebzucht of jaloezie ook te compenseren. Hij mocht graag despot drijven met degenen die schreven over iets dat hij niet

Autobiografie 97

Page 100: Autobiografie Charles Darwin

helemaal begreep. Ik herinner me hoe ik Whewells History ofthe Inductive Sciences ophemelde, waarop hij antwoordde: ‘Ja,ik vermoed dat hij van erg veel boeken het voorwoord heeftgelezen.’

Toen we in Londen woonden ontmoette ik Owen1 dik-wijls, die ik erg bewonderde, maar wiens aard ik nooit heb kun -nen begrijpen, en ik ben dan ook nooit op vertrouwelijke voetmet hem geraakt. Na het verschijnen van Het ontstaan werd hijmijn bittere vijand, niet doordat we ruzie hadden gehad, maarvoorzover ik het kan beoordelen uit afgunst vanwege het succesdat mijn boek had. De arme beste Falconer2, die een charmanteman was, had een zeer lage dunk van Owen, omdat hij ervanovertuigd was dat hij niet alleen ambitieus, zeer afgunstig en ar-rogant was, maar ook onbetrouwbaar en on eerlijk. In elk gevalkon hij haten als geen ander. Toen ik Owen in vroeger tijdenvaak verdedigde, zei Falconer wel eens: ‘Ooit zal je erachter ko-men hoe hij is’, en dat is ook gebeurd.

Een tijdje later raakte ik erg bevriend met Hooker3, dienog steeds een van mijn beste vrienden is. Hij is een uiterstplezierige kameraad en buitengewoon hartelijk. Je kunt directzien dat hij door en door rechtschapen is. Hij heeft een scherpverstand, een groot vermogen tot generalisatie en is de onver-moeibaarste werker die ik ooit heb meegemaakt. Hij kan de

98 De autobiografie van Charles Darwin

1 Richard Owen, 1804-1892. Hoogleraar vergelijkende anatomie en fy-siologie, 1836-1856. Schreef in 1860 in de Edinburgh Review een aanval opDe oorsprong der soorten. – N.B.2 Hugh Falconer, 1808-1865. Paleontoloog en botanicus. Werkte vooralin India; werd in 1844 aangesteld bij het British Museum voor het orde-nen van de Indiase fossielen. – N.B.3 Joseph Dalton Hooker, 1817-1911. Botanicus en bereisd man, droegveel bij aan de kennis van geografische verdelingen, en verdedigde detheorie van Darwin en Wallace over de oorsprong van de soorten. F.R.S.1847. Volgde in 1865 zijn vader op als directeur van de Kew Gardens.Auteur van onder andere Students’ Flora of the British Isles. – N.B.

Page 101: Autobiografie Charles Darwin

hele dag achter zijn microscoop zitten en ’s avonds even fit enaangenaam zijn als altijd. Hij is in elk opzicht zeer impulsief enkan wel eens driftig zijn, maar zo’n bui is meestal direct over.Op een keer stuurde hij me een min of meer woeste brief omredenen die voor een buitenstaander lachwekkend onbedui-dend lijken. Ik had namelijk enige tijd het domme idee gehaddat onze steenkoolvormende planten in ondiep zeewater had-den geleefd. Zijn verontwaardiging was des te groter omdathij niet kon pretenderen ooit vermoed te hebben dat de man-grove (en een paar andere zoutwaterplanten die ik noemde) inzee hadden geleefd als die alleen in fossiele toestand waren ge-vonden. Bij een andere gelegenheid was hij bijna even ver-ontwaardigd omdat ik geringschattend het idee had verwor-pen dat er vroeger een continent tussen Australië en Zuid-Amerika had gelegen. Ik ken vrijwel niemand die zo sympa-thiek is als Hooker.

Kort daarna raakte ik bevriend met Huxley1. Zijn geest iszo snel als een lichtflits en zo scherp als een scheermes. Hij isde beste prater die ik ooit heb gekend. Nooit schrijft of zegthij iets oninteressants. Aan zijn conversatie zou niemand ver-moeden dat hij zijn opponenten op een zeer effectieve maniermet de grond gelijk kan maken, en zal maken. Voor mij is hijeen buitengewoon aardige vriend geweest en hij heeft zich al-tijd voor mij ingespannen. In Engeland was hij de steunpilaarvan het beginsel van de geleidelijke ontwikkeling van levendewezens. Hij zou nog veel meer schitterend zoölogisch onder-zoek hebben gedaan als zijn tijd niet zo zou zijn opgesloktdoor ambtelijke en literaire bezigheden, en door zijn pogin-

Autobiografie 99

1 Thomas Henry Huxley, 1825-1895; bioloog, filosoof en zoöloog.Maakte van 1846 tot 1850 als assistent-chirurg een onderzoekingsreis opde Rattlesnake, onder andere naar Australië. Hoogleraar biologie Londen1855-1885, voorzitter Royal Society 1883-1885; fervent verdediger vanDarwins evolutietheorie; auteur van onder meer The Physical Basis of Life,en A Manual of the Anatomy of Vertebrated Animals. – vert.

Page 102: Autobiografie Charles Darwin

gen het onderwijs in het land te verbeteren. Ik kon alles tegenhem zeggen. Vele jaren geleden vond ik het betreurenswaar-dig dat hij zo veel wetenschappers aanviel, hoewel hij naarmijn mening in alle gevallen gelijk had, en dit vertelde ik hem.Hij ontkende de beschuldiging verontwaardigd, waarop ik zeidat ik heel blij was te horen dat ik me had vergist. We haddenzitten praten over zijn terechte aanvallen op Owen, en na eentijdje zei ik: ‘Wat heb je Ehrenbergs blunders goed aan de kaakgesteld.’ Hij was het daarmee eens en voegde eraan toe dat hetvoor de wetenschap noodzakelijk was dergelijke fouten aanhet licht te brengen. Weer even later ging ik verder: ‘Die armeAgassiz heeft het niet getroffen met jou.’ Ik noemde nog eenandere naam, maar toen keek hij mij met sprankelende ogenaan en barstte in lachen uit, waarmee hij in zekere zin een ver-wensing uitdrukte. Hij is een fantastische man en heeft veelgoeds verricht voor de mensheid.

Ik wil hier een paar andere eminente mannen noemen dieik zo nu en dan zag, maar wat ik over hen kan zeggen is vangeringe waarde. Ik had grote eerbied voor Sir J. Herschel1, envond het een waar genoegen bij hem te dineren in zijn char-mante huis op de Kaap de Goede Hoop, en later in zijn huis inLonden. Ik heb hem ook een paar maal tijdens een andere ge-legenheid ontmoet. Hij sprak niet veel, maar als hij wat zeiwas het de moeite van het luisteren waard. Hij was buitenge-woon verlegen en had vaak een bedroefde gelaatsuitdrukking.Lady Caroline Bell, bij wie ik op de Kaap heb gedineerd, be-wonderde Herschel zeer, maar vertelde dat hij altijd een ka-mer binnenkwam alsof hij wist dat zijn handen vuil waren, endat hij wist dat zijn vrouw wist dat ze vuil waren.

100 De autobiografie van Charles Darwin

1 John Frederick William Herschel, 1792-1871, astronoom. Schreef overastronomische onderwerpen, en over Licht, Natuurfilosofie, enzovoort.Muntmeester 1850-1855. – N.B.

Page 103: Autobiografie Charles Darwin

Tijdens een ontbijt in het huis van Sir R. Murchison hebik een keer de vermaarde Von Humboldt1 ontmoet, die mijeer aandeed met zijn verzoek mij te willen ontmoeten. Degrote man stelde mij een beetje teleur, maar misschien warenmijn verwachtingen te hoog gespannen. Ik kan me geen en-kele bijzonderheid uit ons gesprek herinneren, behalve datVon Humboldt zeer opgewekt was en veel praatte.

Ik ging ook nogal eens langs bij Babbage2 en woonde re-gelmatig zijn beroemde avondbijeenkomsten bij. Het was al-tijd de moeite waard naar hem te luisteren, maar hij was eenteleurgesteld en ontevreden man, en zijn gelaatsuitdrukkingwas dan ook vaak, of over het algemeen, nors. Ik geloof echterdat hij lang niet zo somber was als hij zich voordeed. Op eendag vertelde hij me dat hij een plan had bedacht waardoor ie-der vuur effectief kon worden bedwongen, maar voegde er-aan toe: ‘Ik zal het niet publiceren – ze kunnen allemaal dood-vallen, laat al hun huizen maar verbranden.’ Die ‘allemaal’ wa-ren de inwoners van Londen. Een andere keer vertelde hij medat hij ergens langs een weg in Italië een pomp had gezien meteen vrome inscriptie, die erop neerkwam dat de eigenaar depomp had neergezet uit liefde voor God en voor zijn land, zo-dat de vermoeide reiziger zou kunnen drinken. Babbage gingdaarom de pomp van dichtbij bekijken en ontdekte al snel datelke keer dat een reiziger voor zichzelf wat water oppompte,hij een veel grotere hoeveelheid het huis van de eigenaar in-pompte. Babbage zei toen: ‘Er is één ding dat ik meer haat dan

Autobiografie 101

1 Baron Alexander von Humboldt, 1769-1859; Duits natuuronderzoe-ker, maakte veel wetenschappelijke reizen, onder andere naar Spanje, Ita-lië en Zuid-Amerika. Universele wetenschapsbeoefenaar: fysische geo gra -fie, fysiologie, botanie, geologie, meteorologie en entomologie. – vert.2 Charles Babbage, 1792-1871. F.R.S. 1816. Was een van de oprichtersvan de Astronomical Society, 1820, en de Statistical Society, 1834. Wis-kundige en uitvinder, maar zijn uitvindingen bleken vaak nutteloos. –N.B.

Page 104: Autobiografie Charles Darwin

vroomheid, en dat is patriottisme.’ Maar ik denk dat het bijhem veel geschreeuw en weinig wol was.

De gesprekken met Herbert Spencer vond ik erg interes-sant, maar ik mocht hem niet graag, en had niet het gevoel datwe makkelijk goede vrienden zouden kunnen worden. Ikdenk dat hij uitzonderlijk egoïstisch was. Na het lezen van eenboek van hem had ik vaak grote bewondering voor zijn supe-rieure talent, en ik heb me dikwijls afgevraagd of hij zich in deverre toekomst zou kunnen meten met grote mannen als Des-cartes, Leibnitz en anderen, over wie ik echter zeer weinigweet. Toch geloof ik niet dat ik in mijn eigen werk van Spen-cers geschriften heb kunnen profiteren. De deductieve wijzewaarop hij elk onderwerp behandelt is volkomen tegengesteldaan mijn geestelijke structuur. Zijn conclusies overtuigen menooit, en steeds weer heb ik, na het lezen van een van zijn dis-cussies, tegen mezelf gezegd: ‘Dit zou een mooi onderwerpzijn om een jaar of vijf aan te werken.’ Zijn fundamentele ge-neralisaties (die door sommigen even belangrijk worden ge-acht als de wetten van Newton!) zijn vanuit filosofisch stand-punt mijns inziens niet erg waardevol en van dien aard dat ze,denk ik, zuiver wetenschappelijk gezien geen enkele zin heb-ben. Ze hebben eerder iets van definities dan van natuurwet-ten, en leveren geen bijdrage in het voorspellen van wat er inspeciale gevallen zal gebeuren. In elk geval zijn ze voor mijpersoonlijk geheel nutteloos geweest.

Nu ik het over H. Spencer heb, moet ik denken aanBuckle1, die ik één keer bij Hensleigh Wedgwood heb ont-moet. Ik heb veel plezier gehad van het systeem dat hij me aande hand deed voor het verzamelen van feiten. Hij vertelde dathij alle boeken kocht die hij had gelezen, waarna hij van elkboek een uitgebreide index maakte van de feiten die mis-schien nuttig voor hem zouden kunnen zijn. Bovendien kon

102 De autobiografie van Charles Darwin

1 Henry Thomas Buckle, 1821-1862; autodidactisch historicus. – N.B.

Page 105: Autobiografie Charles Darwin

hij zich altijd herinneren in welk boek hij iets had gelezen,want hij had een fantastisch geheugen. Ik vroeg hem hoe hijdirect kon weten welke feiten hem misschien van dienst zou-den zijn, waarop hij antwoordde dat hij dat niet wist, maar dathij zich liet leiden door een of ander instinct. Door die ge-woonte om indices te maken, was hij in staat het verbazing-wekkend grote aantal referenties over allerlei onderwerpen tegeven die in zijn History of Civilisation zijn vermeld. Ik vonddit een buitengewoon interessant boek en heb het tweemaalgelezen, maar ik vraag me af of zijn generalisaties enige waardehebben. H. Spencer vertelde me dat hij er geen regel van hadgelezen! Buckle bleek een groot prater, en ik heb hem aange-hoord zonder een woord te zeggen, wat ik ook niet had kun-nen doen want hij praatte aan één stuk door. Toen Effie1 be-gon te zingen, sprong ik op en zei dat ik naar haar moest luis -teren. Dit heeft hem kennelijk gestoord, want nadat ik wasvertrokken, wendde hij zich tot een vriend en zei (zoals doormijn broer werd opgevangen): ‘Wel, de boeken van meneerDarwin zijn een stuk beter dan zijn conversatie.’ Wat hij na-tuurlijk bedoelde was dat ik zijn conversatie niet naar waardekon schatten.

Van de andere grote schrijvers heb ik Sydney Smith eenkeer in het huis van Dean Milman ontmoet. Er was iets onver-klaarbaar amusants in elk woord dat hij zei. Misschien kwamdat ten dele door de verwachting hem amusant te vinden. Hijhad het over Lady Cork, die toen uitzonderlijk oud was. Hetwas deze dame die, zoals hij zei, op een keer zo getroffen wasdoor een van zijn liefdadigheidspreken dat zij van een vriendeen guinea [ongeveer één Engels pond] leende om in de schaalte doen. Waarna hij zei: ‘Algemeen wordt aangenomen datmijn lieve oude vriendin Lady Cork over het hoofd is ge-

Autobiografie 103

1 Euphemia Wedgwood; werd in 1873 de tweede echtgenote van T.H.Farrer. – N.B.

Page 106: Autobiografie Charles Darwin

zien.’; en hij zei dit op zo’n manier dat niemand er ook maaréén ogenblik aan twijfelde, dat hij bedoelde dat deze lieve ou-de vriendin door de duivel over het hoofd was gezien. Ik weetniet hoe hij erin slaagde dit tot uitdrukking te brengen.

Ook ontmoette ik Macaulay1 eenmaal in het huis vanLord Stanhope2 (de historicus), en aangezien er slechts één an-dere man tijdens het diner aanwezig was, kreeg ik ruimschootsde gelegenheid hem te horen praten. Ik vond hem zeer aange-naam. Hij praatte absoluut niet te veel, en zo’n man kan in fei-te niet te veel praten, zolang hij de anderen maar toestaat derichting van zijn conversatie te veranderen, en dat stond hijtoe.

Lord Stanhope gaf me eens een merkwaardig bewijs vande precisie en omvangrijkheid van Macaulay’s geheugen. InLord Stanhope’s huis vonden dikwijls ontmoetingen plaatstussen historici, die het tijdens de discussies over de verschil-lende onderwerpen soms oneens waren met Macaulay. In hetbegin raadpleegden ze dan een of ander boek om te kijken wiegelijk had, maar Lord Stanhope merkte later dat geen van hendie moeite nog deed, en wat Macaulay ook zei, het was altijdafdoende.

Op een van de andere bijeenkomsten van historici enschrijvers ontmoette ik in Lord Stanhope’s huis onder anderenMotley3 en Grote4. Na de lunch wandelde ik bijna een uur

104 De autobiografie van Charles Darwin

1 Thomas Babington Macaulay, 1800-1859; historicus, Lagerhuislid voorde liberalen; streed voor afschaffing slavernij. Schreef onder andere Histo-ry of England. – vert.2 Philip Henry Stanhope, 1805-1875. Vijfde graaf Stanhope; historicus,schrijver, parlementslid voor de Conservatieven; staatssecretaris van Bui-tenlandse Zaken; speelde belangrijke rol bij het oprichten van de Natio -nal Portrait Gallery, enzovoort – N.B.3 John Lothrop Motley, 1814-1877. Geboren in Dorchester, Mass.; ver-bleef veel in Europa, aangezien het materiaal voor zijn historische werkniet in Amerika aanwezig was. Publiceerde in 1856 de History of the DutchRepublic. – N.B.4 George Grote, 1794-1871. Historicus; een van de oprichters van deLondon University; F.R.S. 1857. – N.B.

Page 107: Autobiografie Charles Darwin

lang met Grote door Chevening Park. Ik vond zijn conversa-tie zeer interessant en genoot van zijn eenvoud, en van de pre-tentieloosheid van zijn manier van doen.

Een andere groep belangrijke mannen ontmoette ik aanhet ontbijt in Lord Stanhope’s huis in Londen. Direct naafloop van het ontbijt kwam Monckton Milnes1 (nu LordHoughton) binnen wandelen, die na in het rond gekeken tehebben uitriep (de juistheid aantonend van zijn bijnaam‘avondkoelte’, die Sydney Smith hem had gegeven): ‘Kijkaan, ik zou zeggen dat u allemaal wel zeer overhaast bent.’

Lang geleden dineerde ik zo nu en dan met de oude graafStanhope, de vader van de historicus. Zijn vader, de democra-tische graaf die beroemd was ten tijde van de Franse Revolu-tie, had hem laten opleiden tot smid, aangezien hij meende datelke man een of ander vak moest kennen. De oude graaf waseen vreemde man, maar de weinige keren dat ik hem hebmeegemaakt, vond ik hem zeer plezierig. Hij was openhartig,opgewekt en aardig. Hij had een opvallend gelaat met eenbruine teint, en als ik bij hem kwam droeg hij bruine kleren.Hij scheen te geloven in alles wat voor anderen uiterst onge-loofwaardig was. Op een keer zei hij tegen me: ‘Waarom geefje die onzin van geologie en zoölogie niet op, en ga je je bezighouden met de occulte wetenschappen?’ De historicus (toenLord Mahon) leek geschokt door deze opmerking, maar zijncharmante vrouw was zeer geamuseerd.

De laatste die ik wil noemen is Carlyle2, die ik verschillen-de keren in het huis van mijn broer heb ontmoet, en twee of

Autobiografie 105

1 Richard Monckton Milnes, 1809-1885. Intieme vriend van Tennyson,Hallam en Thackeray. Conservatief parlementslid, 1837. Later liberaalgeworden. Auteur van diverse werken. – N.B.2 Thomas Carlyle, 1795-1881; Schotse historicus; beroemd gewordendoor onder meer: The French Revolution, Cromwell’s Letters and Speeches enFrederick The Great. – vert.

Page 108: Autobiografie Charles Darwin

drie keer in mijn eigen huis. Zijn manier van spreken was zeergeestig en interessant, evenals zijn geschriften, maar soms ginghij te lang over hetzelfde onderwerp door. Ik herinner me eengrappig diner bij mijn broer, waarbij onder anderen Babbageen Lyell aanwezig waren, die allebei van praten hielden. Car-lyle bracht echter iedereen tot zwijgen door gedurende hethele diner een lange redevoering te houden over de voordelenvan stilte. Na het eten bedankte Babbage, op meedogenlozewijze, Carlyle voor zijn zeer interessante College over Stilte.

Carlyle spotte met bijna iedereen. Op een keer noemdehij, bij mij thuis, de History van Grote een ‘stinkend moeraswaarin niets spiritueels te vinden was’. Ik heb altijd gedacht,tot zijn boek Reminiscences verscheen, dat zijn spottende op-merkingen gedeeltelijk grapjes waren, maar dit lijkt nu zeertwijfelachtig. Zijn gelaatsuitdrukking was die van een terneer-geslagen, bijna wanhopige maar toch welwillende man; en hetis algemeen bekend hoe hartelijk hij kon lachen. Ik geloof datzijn welwillendheid echt was, al was die gekleurd door eenniet-geringe jaloezie. Iedereen zal beamen dat hij een uitzon-derlijk vermogen bezat om een levendig beeld te schetsen vandingen en mensen – volgens mijn mening veel levendiger danMacaulay. Maar of zijn beelden van mensen echt waren is eenandere vraag.

Hij heeft op effectieve wijze de geest van mensen kunnendoordringen van een aantal belangrijke morele waarheden,maar anderzijds waren zijn visies over de slavernij walgelijk.Macht was in zijn ogen goed. Zijn geest leek me zeer beperkt,nog afgezien van het feit dat hij alle takken van wetenschapverachtte. Het is verbazingwekkend dat Kingsley over hemzou hebben gesproken als over een man die zeer geschikt wasom de wetenschap vooruit te brengen. Hij lachte smalend omde gedachte dat een wiskundige, bijvoorbeeld Whewell, zoukunnen oordelen over Goethe’s ideeën over licht – iets dat hijvolgens mij zeker zou kunnen. Hij vond het volkomen lach-wekkend dat iemand zich druk zou maken over de vraag of

106 De autobiografie van Charles Darwin

Page 109: Autobiografie Charles Darwin

een gletsjer zich wat sneller of wat langzamer, of helemaalniet, zou verplaatsen. Voorzover ik het kan beoordelen, heb iknog nooit iemand ontmoet die zo ongeschikt was voor we-tenschappelijk onderzoek.

Toen we in Londen woonden, bezocht ik zo vaak ik konde bijeenkomsten van de verschillende wetenschappelijke ge-nootschappen, en trad ik op als secretaris van de GeologicalSociety. Maar die aanwezigheid, evenals het gewone socialeverkeer, was zo slecht voor mijn gezondheid dat we beslotenbuiten te gaan wonen, waaraan we beiden de voorkeur gavenen waarvan we nooit spijt hebben gehad.1

Autobiografie 107

1 Einde van de in april 1881 toegevoegde herinneringen, die beginnen opp. 93. – N.B.

Page 110: Autobiografie Charles Darwin

Darwin met zijn oudste zoon, William, geboren in 1839

Page 111: Autobiografie Charles Darwin

Vestiging in Down, 14 sept. 1842 tot heden, 1876

Na een paar vruchteloze zoektochten in Surrey en eldershebben we dit huis gevonden en gekocht. Ik was inge-

nomen met de afwisselende vegetatie, zo eigen aan een kalk-rijke streek, en zo anders dan waaraan ik gewend was in deMidlands. Nog aangenamer vond ik de uitzonderlijke rust ende landelijkheid van de plek. Het is echter niet zo afgelegen alseen Duitse journalist ervan heeft gemaakt, die schreef dat mijnhuis alleen maar via een muildierpad bereikt kan worden! On-ze vestiging hier is een geweldig succes geworden door iets datwe niet hebben voorzien, namelijk doordat de plek geschikt isvoor regelmatige bezoeken van onze kinderen, die nooit eengelegenheid voorbij zullen laten gaan om dat te doen wanneerze kunnen.

Er zijn weinig mensen die zo teruggetrokken hebben ge-leefd als wij. Behalve bezoekjes aan verwanten, en af en toeaan de kust of een andere streek, gingen we nergens naartoe.Toen we hier pas woonden gingen we nog wel eens uit enontvingen we nu en dan vrienden, maar mijn gezondheid hadaltijd te lijden door de opwinding die dat veroorzaakte, met als

Page 112: Autobiografie Charles Darwin

gevolg hevige rillingen en braakaanvallen. Ik was daarom ge-durende vele jaren gedwongen alle etentjes af te slaan, wat iktoch wel als een gemis heb gevoeld, aangezien zulke bijeen-komsten mij altijd vrolijk stemden. Om dezelfde reden heb ikmaar zeer weinig wetenschappelijke vrienden kunnen uitno-digen. Toen ik jong en sterk was, was ik tot warme vriend-schappen in staat, maar hoewel ik nog steeds veel mensensympathiek vind, heb ik de laatste jaren het vermogen verlo-ren om me, zoals vroeger, sterk aan iemand te hechten – watzelfs geldt voor mijn goede en dierbare vrienden Hooker enHuxley. Zover ik het kan beoordelen, is deze pijnlijke emo-tionele achteruitgang geleidelijk ontstaan, misschien omdat ikontmoetingen en lange gesprekken met anderen dan mijnvrouw en kinderen ben gaan associëren met de verwachtingdat ik me achteraf ellendig en uitgeput zou voelen.

Mijn belangrijkste vreugde en enige bezigheid tijdens

110 De autobiografie van Charles Darwin

De achterzijde van het huis in Down

Page 113: Autobiografie Charles Darwin

mijn leven is mijn wetenschappelijke werk geweest; en de op-winding die voortkomt uit dat werk doet me tijdelijk mijn da-gelijkse ongemakken vergeten, of verjaagt ze. Ik hoef daaromde rest van mijn leven niets meer vast te leggen behalve de pu-blicatie van mijn boeken. Misschien is het interessant iets tevertellen over hoe deze tot stand zijn gekomen.

Autobiografie 111

Page 114: Autobiografie Charles Darwin

112 De autobiografie van Charles Darwin

Emma Darwin en Lenny, geboren in 1850

Page 115: Autobiografie Charles Darwin

Mijn publicaties

In het begin van 1844 werden de waarnemingen gepubli-ceerd die ik tijdens de reis met de Beagle op de vulkaaneilan-

den had gedaan. In 1845 stopte ik veel tijd in het corrigerenvan een nieuwe uitgave van mijn Journal of Researches, dat oor-spronkelijk in 1839 was verschenen als een onderdeel vanFitz-Roy’s boek. Het succes van mijn eerste literaire kindheeft mijn ijdelheid altijd meer gestreeld dan het succes vanwelk ander boek ook. Zelfs tot op de dag van vandaag wordthet nog regelmatig verkocht in Engeland en Amerika, en ishet voor de tweede keer in het Duits, in het Frans en in ande-re talen vertaald. Dit succes van een reisboek, en in het bijzon-der van een wetenschappelijk boek, is zoveel jaren na de eerstepublicatie verrassend. In Engeland zijn er nu tienduizendexemplaren van de tweede druk verkocht. In 1846 verscheenmijn Geological Observations on South America. In een klein dag-boekje dat ik altijd heb bewaard, heb ik genoteerd dat ik aanmijn drie geologische boeken (waaronder Coral Reefs) vier eneen half jaar gestaag heb doorgewerkt: ‘en nu ben ik al weertien jaar terug in Engeland. Hoeveel tijd heb ik verloren door

Page 116: Autobiografie Charles Darwin

ziekte?’ Over deze boeken heb ik niets te vertellen behalve dater onlangs tot mijn verbazing van alledrie een nieuwe druknodig was.1

In oktober 1846 begon ik me te verdiepen in Cirripedia2.Aan de Chileense kust had ik een buitengewoon vreemdevorm gevonden, die zich in de schelpen van eendenmossels(Concholepa’s) had ingegraven, en die zo verschilde van alleandere Cirripedia dat ik een nieuwe onderorde moest makenom deze ene te kunnen onderbrengen. Onlangs is aan de kustvan Portugal een verwant, zich ingravend genus gevonden.Om de bouw van mijn nieuwe Cirripedium te kunnen begrij-pen, moest ik een groot aantal van de gewone vormen onder-zoeken en ontleden, waardoor ik geleidelijk geïnteresseerdraakte in de hele groep. Ik heb de acht volgende jaren aan ditonderwerp doorgewerkt en uiteindelijk twee dikke boeken3

gepubliceerd waarin alle bekende levende soorten zijn be-schreven, en twee dunne in kwartoformaat over de uitgestor-ven soorten. Ik twijfel er niet aan dat Sir E. Lytton Bulwer mijin gedachten had toen hij in een van zijn romans een zekereProfessor Long introduceerde, die twee enorm dikke boekenover schaalhoorns had geschreven.

Hoewel ik acht jaar lang met dit werk ben beziggeweest,vond ik in mijn dagboek dat ongeveer twee jaren door ziekteverloren zijn gegaan. Om deze reden ben ik in 1848 een paarmaanden naar Malvern gegaan voor een hydrotherapeutischebehandeling, die me zo goed deed dat ik na afloop weer instaat was mijn werk te hervatten. Mijn gezondheid was zoslecht dat, toen mijn vader op 13 november 18474 was gestor-

114 De autobiografie van Charles Darwin

1 Geological Observations, 2e druk 1876. Coral Reefs, 2e druk 1874. – F.D.2 Zeepokken. – N.B.3 Uitgegeven door de Ray Society. – F.D.4 In Life and Letters wordt het jaar 1848 genoemd als het jaar van Robertsoverlijden. In Charles’ manuscript staat duidelijk 1847, een merkwaardi-ge fout. – N.B.

Page 117: Autobiografie Charles Darwin

ven, ik niet in staat was naar zijn begrafenis te gaan, noch omals een van zijn executeurs op te treden.

Mijn boeken over de Cirripedia zijn volgens mij van aan-zienlijke waarde, want behalve het beschrijven van verschei-dene nieuwe en opmerkelijke vormen, heb ik de homolo-gieën vastgelegd van de verschillende lichaamsdelen – ik hebhet kleefapparaat ontdekt, al heb ik me ernstig vergist wat dekleefstofproducerende klieren betreft – en ten slotte heb ik inbepaalde genera [geslachten] het voorkomen van zeer kleinemannetjes bewezen, die complementair aan en parasitair op dehermafrodieten zijn. Deze laatste ontdekking is uiteindelijkvolledig bevestigd, al schreef ooit een Duitse schrijver de heleverhandeling vergenoegd toe aan mijn rijke verbeelding. DeCirripedia zijn een zeer gevarieerde en moeilijk in te delengroep soorten. Ik heb echter veel aan mijn onderzoek gehadtoen ik in Over het ontstaan van soorten de beginselen van een na-tuurlijke indeling moest bespreken. Niettemin vraag ik me afof het de moeite waard is geweest er zoveel tijd aan te besteden.

Vanaf september 1854 wijdde ik al mijn tijd aan het orde-nen van mijn enorme voorraad notities over waarnemingenen experimenten in verband met de verandering van soorten.Tijdens de reis met de Beagle was ik diep onder de indruk ge-komen van de ontdekking van grote fossiele dieren in dePampa-formatie, bedekt met schubben als van nu levendegordeldieren; ten tweede door de manier waarop nauw ver-wante dieren elkaar verdringen in zuidwaartse richting overhet continent; en ten derde door de Zuid-Amerikaanse aardvan de meeste voortbrengselen van de Galapagos-archipel, enin het bijzonder door de wijze waarop ze kleine verschillenvertonen op de diverse eilanden van de archipel; geen van de-ze eilanden lijkt in geologische zin erg oud.

Het was overduidelijk dat deze feiten, evenals vele andere,verklaard konden worden door aan te nemen dat soorten zichgeleidelijk hebben veranderd, een hypothese die mij obse-deerde. Maar het was even duidelijk dat noch de invloed van

Autobiografie 115

Page 118: Autobiografie Charles Darwin

de omstandigheden ter plaatse, noch de wil van de organismen(met name in het geval van planten) een verklaring kondengeven voor het ontelbare aantal gevallen waarin organismenvan allerlei soorten zo prachtig geadapteerd zijn aan hun le-vensgewoonten – bijvoorbeeld een specht of een boomkikkeraan het beklimmen van bomen, of een zaadje voor zijn ver-spreiding door haakjes of pluimpjes. Ik was altijd erg geïmpo-neerd door dergelijke adaptaties, en het leek me, voordat zeverklaard konden worden, vrij zinloos om met indirecte be-wijzen te proberen aan te tonen dat soorten gemodificeerdzijn.

Na mijn terugkeer in Engeland meende ik dat ik, door hetvoorbeeld van Lyell in de geologie te volgen, en door alle fei-ten die op een of andere manier betrekking hadden op de va-riatie van gedomesticeerde of in de natuur levende dieren enplanten te vergaren, enig licht op het hele onderwerp zoukunnen werpen. Ik begon aan mijn eerste notitieboek in juli1837. Ik werkte volledig volgens de beginselen van FrancisBacon, en niet geleid door enige hypothese verzamelde ikgrote hoeveelheden feiten, vooral met betrekking tot gedo-mesticeerde voortbrengselen. Ik deed dit aan de hand van vra-genlijsten, gesprekken met deskundige fokkers en hoveniers,en door zeer veel te lezen. Als ik de lijst uiteenlopende boekenbekijk die ik heb gelezen en uitgetrokken, waaronder helereeksen ‘Journals’ en ‘Transactions’, ben ik verbaasd over mijnijver. Ik begreep al snel dat selectie de hoeksteen was van hetsucces dat de mens had bij het kweken van nuttige rassen vandieren en planten. Maar hoe selectie toegepast kon worden oporganismen die in een natuurlijke toestand leefden, bleef nogenige tijd een raadsel voor me.

In oktober 1838, dat wil zeggen vijftien maanden nadat ikwas begonnen met mijn systematische onderzoek, las ik terontspanning toevallig het boek van Malthus over Bevolking[Essay on the Principles of Population]. En aangezien ik door hetlangdurig waarnemen van de gewoonten van dieren en plan-

116 De autobiografie van Charles Darwin

Page 119: Autobiografie Charles Darwin

ten rijp was voor het begrijpen van de strijd om het bestaan dieoveral plaatsvindt, kwam het direct bij me op dat onder dezeomstandigheden voordelige variaties bewaard, en onvoordeli-ge vernietigd zouden worden. Het gevolg daarvan zou devorming van nieuwe soorten zijn. Welnu, hier was dan einde-lijk een theorie waarmee ik aan de slag kon, maar ik was er zoop gebrand bevooroordeeldheid te vermijden dat ik besloot ervoorlopig helemaal niets over op te schrijven. Pas in juni 1842stond ik mezelf toe een zeer korte, met de hand geschreven sa-menvatting van 35 pagina’s over mijn theorie te schrijven. Ge-durende de zomer van 1844 werd die uitgebreid tot een stukvan 230 pagina’s, dat ik helemaal in het net overschreef en nogin mijn bezit heb.

Maar in die tijd zag ik een zeer belangrijk probleem overhet hoofd. Het verbaast me, afgezien van het principe van Co-lumbus en het ei, hóe ik dat probleem en de oplossing ervanover het hoofd heb kunnen zien. Deze kwestie is de tendensdie te zien is bij levende wezens die afstammen van dezelfdefamilie, om uiteenlopende kenmerken te gaan vertonen als zezich gaan veranderen. Dat zij heel sterk gedivergeerd zijn isoverduidelijk te zien aan de manier waarop allerlei verschil-lende soorten ingedeeld kunnen worden onder een genus, ge-nera onder een familie, families onder een suborde, enzovoort.Ik kan me nog precies de plek herinneren, gezeten in mijn rij-tuig, waar tot mijn vreugde de oplossing bij me opkwam; ditwas toen we al lange tijd in Down woonden. Ik geloof dat deoplossing is dat de gemodificeerde nakomelingen van alle do-minante en in aantal toenemende vormen geadapteerd rakenaan vele, zeer diverse plaatsen in de natuurlijke organisatie.

Begin 1856 adviseerde Lyell me mijn visies vollediger uitte schrijven, en ik ben daar direct aan begonnen op een schaaldie drie- tot viermaal zo uitgebreid was als de omvang vanOver het ontstaan van soorten uiteindelijk is geworden. Toch washet slechts een samenvatting van het materiaal dat ik had ver-zameld, en ik kwam zo met slechts ongeveer de helft van het

Autobiografie 117

Page 120: Autobiografie Charles Darwin

werk klaar. Maar mijn plannen werden doorkruist, wantvroeg in de zomer van 1858 stuurde de heer Wallace1, die toenin de Maleise Archipel verbleef, me een verhandeling toe: Onthe Tendency of Varieties to depart indefinitely from the Original Ty-pe; en deze verhandeling bevatte precies dezelfde theorie als demijne. De heer Wallace verzocht mij het stuk, indien ik hetpositief zou beoordelen, ter inzage aan Lyell te sturen.

In Journal of the Proceedings of the Linnean Society 1858, p. 45,zijn de omstandigheden vermeld waaronder ik instemde methet verzoek van Lyell en Hooker om een uittreksel van mijnmanuscript, inclusief een brief aan Asa Gray van 5 september1857, tegelijk met de verhandeling van Wallace te publiceren.In het begin was ik nauwelijks bereid hiermee in te stemmen,aangezien ik dacht dat de heer Wallace deze handelwijze mis-schien onrechtmatig zou vinden, want ik wist toen nog nietdat hij zo’n genereus en edel mens was. Het uittreksel uit mijnmanuscript en de brief aan Asa Gray waren niet bedoeld voorpublicatie en waren daarom slecht geschreven. De verhande-ling van Wallace was echter in prachtige bewoordingen enzeer helder. Niettemin kreeg ons gezamenlijke product wei-nig aandacht, en de enige gepubliceerde reactie die ik me kanherinneren was afkomstig van Professor Haughton uit Dublin,die stelde dat al het nieuwe onjuist en het juiste oud was. Ditlaat zien hoe noodzakelijk het is dat elke nieuwe visie uitvoe-rig wordt verklaard om de aandacht van de lezers te kunnentrekken.

In september 1858 begon ik op nadrukkelijk advies vanLyell en Hooker aan de afronding van een boek over de ver-andering van soorten, maar mijn werk werd dikwijls onder-broken door ziekte en korte bezoeken aan Dr. Lane’s heerlijke

118 De autobiografie van Charles Darwin

1 Alfred Russel Wallace, 1823-1913, natuuronderzoeker en reiziger; au-teur van verschillende boeken over geografische verspreiding en evolu-tie. F.R.S. 1893. – N.B.

Page 121: Autobiografie Charles Darwin

hydrotherapeutische instituut in Moor Park. Ik maakte een sa-menvatting van het manuscript waaraan ik in 1856 op zo’nuitgebreide schaal was begonnen, en rondde het boek in de-zelfde gereduceerde omvang af. Het kostte me dertien maan-den en tien dagen van hard werken. In november 1859 werdhet uitgegeven onder de titel On the Origin of Species. Hoewelde latere drukken aanzienlijk zijn uitgebreid en gecorrigeerd,is het in wezen hetzelfde boek gebleven.

Het is zonder enige twijfel het belangrijkste werk van mijnleven. Het heeft vanaf het begin veel succes gehad: de eerstekleine uitgave van 1250 exemplaren was op de dag van ver-schijning uitverkocht, evenals een tweede druk van 3000exemplaren kort erna. Er zijn nu (1876) zestienduizend exem-plaren in Engeland verkocht, en gezien het feit dat het eenzeer lastig boek is, is dit een groot aantal. Het is in vrijwel alleEuropese talen vertaald, zelfs in het Spaans, het Tsjechisch, hetPools en het Russisch. Volgens mejuffrouw Bird1 is het ook inhet Japans vertaald en is het daar uitgebreid bestudeerd. Er iszelfs een verhandeling in het Hebreeuws over verschenenwaarin wordt aangetoond dat de theorie al te vinden is in hetOude Testament! De recensies waren ontelbaar; ik heb eentijdje alles verzameld wat over Het ontstaan en over mijn aan-verwante werken werd geschreven, en het aantal bedroeg 265(besprekingen in kranten uitgezonderd), zodat ik na enige tijddeze poging in wanhoop heb gestaakt. Er zijn veel verschil-lende verhandelingen en boeken over het onderwerp ver-schenen, en in Duitsland wordt er ongeveer elke twee jaar eencatalogus of bibliografie over ‘Darwinismus’ uitgegeven.

Het succes van Het ontstaan is misschien grotendeels tedanken aan het feit dat ik al veel eerder twee gecomprimeerdeschetsen had geschreven, en tevens aan het inkorten van het

Autobiografie 119

1 Mej. Bird vergist zich, zoals Professor Mitsukuri mij heeft meegedeeld.– F.D.

Page 122: Autobiografie Charles Darwin

veel langere manuscript, dat op zichzelf weer een samenvat-ting was. Door deze methode was ik in staat de meer opval-lende feiten en conclusies te selecteren. Ook hanteerde ik velejaren lang de volgende gouden regel: zodra mij een gepubli-ceerd feit, een nieuwe waarneming of gedachte te binnenschoot die mijn algemene resultaten tegensprak, dan maakte ikdaar altijd direct een aantekening van. Ik wist namelijk uit er-varing dat dergelijke feiten en gedachten veel makkelijker uithet geheugen verdwijnen dan positieve. Dankzij deze ge-woonte werden er zeer weinig bezwaren gemaakt tegen deideeën die ik niet al had opgemerkt of geprobeerd had te be-antwoorden.

Soms is gezegd dat het succes van Het ontstaan aantoonde‘dat het thema in de lucht hing’, of ‘dat de menselijke geest errijp voor was’. Ik denk dat dit niet helemaal juist is, want ikheb bij gelegenheid heel wat natuuronderzoekers gepolst enben nooit iemand tegengekomen die leek te twijfelen aan deonveranderlijkheid van de soorten. Zelfs Lyell en Hooker ble-ken het nooit met me eens te zijn, hoewel ze met belangstel-ling naar me luisterden. Een of twee keer heb ik geprobeerdaan begaafde mannen uit te leggen wat ik bedoelde met na-tuurlijke selectie, maar slaagde daar duidelijk niet in. Ik ben erwel van overtuigd dat in de geest van natuuronderzoekers on-telbare goed geobserveerde feiten waren opgeslagen, die di-rect op hun plaats vielen toen er eenmaal een geschikte theo-rie voorhanden was. Een ander aspect van het succes van hetboek was de redelijke omvang ervan, en dit dank ik aan deverschijning van de verhandeling van de heer Wallace. Als ikhet boek had uitgegeven op de schaal waarin ik het in 1856begon te schrijven, dan zou het vier- of vijfmaal zo dik zijngeworden, en zouden weinigen het geduld hebben opge-bracht het te lezen.

Ik heb veel gewonnen door het niet in 1839 uit te geven,toen de theorie duidelijk in mijn hoofd geformuleerd was,maar door de publicatie uit te stellen tot 1859. Bovendien heb

120 De autobiografie van Charles Darwin

Page 123: Autobiografie Charles Darwin

ik hierdoor niets verloren omdat het me weinig kon schelenof men de grootste originaliteit toeschreef aan mij of aan Wal-lace. Zijn verhandeling heeft zonder twijfel bijgedragen aande aanvaarding van de theorie. Ik ben op slechts één belangrijkpunt gedwarsboomd, dat ik vanwege mijn ijdelheid altijd benblijven betreuren, namelijk de op de ijstijd gebaseerde verkla-ring voor de aanwezigheid van dezelfde soorten planten envan een paar dieren op afgelegen bergtoppen en in de arcti-sche gebieden. Dit idee maakte me zo gelukkig dat ik het inextenso heb opgeschreven, en het werd door Hooker voorge-lezen, een paar jaar vóór E. Forbes zijn befaamde memoran-dum over dit onderwerp publiceerde.1 Ik ben nog steeds vanmening dat ik gelijk had op de paar punten waarop we vanmening verschilden. Uiteraard heb ik er in officiële pubicatiesnooit op gezinspeeld dat ik dit idee onafhankelijk had uitge-werkt.

Bijna niets heeft me tijdens het werken aan Het ontstaanzo’n bevrediging geschonken als het verklaren van het groteverschil dat bij veel klassen te zien is tussen het embryo en hetvolwassen dier, en van de sterke gelijkenis van de embryo’sbinnen dezelfde klasse. Zover ik me kan herinneren, werd aandit punt in de eerste recensies van Het ontstaan geen aandachtbesteed, en ik weet nog dat ik mijn verbazing hierover hebuitgesproken in een brief aan Asa Gray. In de afgelopen jarenhebben sommige recensenten het idee volledig toegeschrevenaan Fritz Müller en Haeckel2, die het ongetwijfeld veel volle-diger hebben uitgewerkt en dit in sommige opzichten nauw-keuriger hebben gedaan dan ik. Ik had gegevens voor een heelhoofdstuk over dit onderwerp, en had de discussie langer

Autobiografie 121

1 Geol. Survey Mem., 1846. – F.D.2 Ernst Haeckel, 1834-1919; Duitse filosoof en dierkundige; hoogleraardierkunde in Jena, 1862-1908. Fervent aanhanger van Darwin. Paste inzijn publicaties de evolutietheorie al op de mens toe vóór het verschijnenvan Darwins Descent of Man. – vert.

Page 124: Autobiografie Charles Darwin

moeten maken, want het is duidelijk dat ik mijn lezers nietonder de indruk heb kunnen brengen. Iemand die daarin welslaagt, verdient naar mijn mening alle eer.

Dit brengt me ertoe op te merken dat ik bijna altijd eerlijkben behandeld door mijn recensenten, waarbij ik diegenenoversla die geen enkele wetenschappelijke kennis hadden, endus niet vermeldenswaard zijn. Mijn ideeën zijn vaak in eentotaal verkeerd daglicht gesteld, verbitterd afgewezen en bela-chelijk gemaakt, maar ik geloof dat dit over het algemeen tegoeder trouw is gedaan. Een uitzondering moet ik echter ma-ken voor de heer Mivart1 die zich, zoals een Amerikaan het ineen brief uitdrukte, tegenover mij gedroeg ‘als een muggenzif-ter’, of zoals Huxley zei ‘als een Old Bailey-advocaat’. Overhet geheel genomen twijfel ik er niet aan dat mijn boekensteeds opnieuw te veel lof hebben gekregen. Het verheugt medat ik controversen heb weten te voorkomen, wat ik te dankenheb aan Lyell die me vele jaren geleden, in verband met mijngeologische werken, geadviseerd had nooit verstrikt te raken ineen controverse, aangezien dit zelden iets oplevert, maar welaltijd een afschuwelijk tijdverlies en veel irritatie veroorzaakt.

Steeds2 wanneer ik ontdekte dat ik geblunderd had, of datmijn werk onvolmaakt was, of wanneer ik minachtend bekri-tiseerd was, en zelfs wanneer ik overdreven geprezen werd,zodat ik me gekwetst voelde, vond ik de meeste troost doorhonderden keren tegen mezelf te zeggen ‘Ik heb zo hard en zogoed gewerkt als ik kon, en er is niemand die meer kan doendan dit’. Ik herinner me dat ik in Good Success Bay, Vuur-land, bedacht (en het geloof ik ook naar huis heb geschreven)dat ik mijn leven niet beter kon besteden dan door iets toe te

122 De autobiografie van Charles Darwin

1 George Jackson Mivart, 1827-1900, natuurhistoricus. Werd rooms-ka-tholiek, wees echter later elke kerkelijke autoriteit af. Hij was een evolu-tionist, maar een tegenstander van Charles Darwin. F.R.S. 1869. – N.B.2 Deze alinea is later toegevoegd, vermoedelijk in 1881. – N.B.

Page 125: Autobiografie Charles Darwin

voegen aan de natuurwetenschappen. Dit heb ik naar mijnbeste vermogen gedaan, en critici mogen zeggen wat ze wil-len, maar ze kunnen deze overtuiging niet ongedaan maken.

De laatste twee maanden van 1859 heb ik geheel besteedaan het klaarmaken van een tweede druk van Het ontstaan enhet afhandelen van een enorme hoeveelheid correspondentie.Op 7 januari 1860 begon ik met het ordenen van mijn notitiesvoor mijn boek Variation of Animals and Plants under Domestica-tion, dat echter pas in het begin van 1868 werd uitgegeven.Deze vertraging werd deels veroorzaakt door regelmatig te-rugkerende ziekten, waarvan er een zeven maanden heeft ge-duurd, en deels omdat ik me had laten verleiden over andereonderwerpen te publiceren die me op dat moment meer inte-resseerden.

Op 15 mei 1862 verscheen mijn boekje over de Fertilisa-tion of Orchids, wat me tien maanden heeft gekost: de meestegegevens waren geleidelijk verzameld in de voorafgaande ja-ren. Gedurende de zomer van 1839, en ook, geloof ik, in dezomer ervoor, had ik veel aandacht besteed aan de kruisbestui-ving van bloemen met behulp van insecten, aangezien ik bijmijn overpeinzingen over het ontstaan van soorten tot deconclusie was gekomen dat kruisingen een belangrijke rolspeelden bij het onveranderd houden van specifieke vormen.Ik heb me bijna elke volgende zomer beziggehouden met ditonderwerp, en mijn belangstelling nam enorm toe nadat ik,op aanraden van Robert Brown, in november 1841 een ex -emplaar gekocht en gelezen had van C.K. Sprengels1 prachtigeDas entdeckte Geheimnis der Natur. Enige jaren voor 1862 had ikme vooral verdiept in de bevruchting van onze Britse orchi-deeën, en het leek me het beste een zo volledig mogelijke ver-handeling over deze groep planten te schrijven, in plaats van

Autobiografie 123

1 Christian Konrad Sprengel, 1750-1816. Onderwijzer in Spandau. –N.B.

Page 126: Autobiografie Charles Darwin

de grote hoeveelheid informatie te gebruiken die ik geleide-lijk had verzameld met betrekking tot andere planten.

Het bleek een wijs besluit, want sinds de verschijning vanmijn boek zijn er over de bestuiving van allerlei soorten bloe-men verrassend veel artikelen en afzonderlijke werken ver-schenen, die veel beter zijn dan wat ik had kunnen verwezen-lijken. De verdiensten van die arme Sprengel, zo lang onopge-merkt gebleven, worden nu vele jaren na zijn dood volledigerkend.

In hetzelfde jaar publiceerde ik in de Journal of the LinneanSociety een artikel On the Two Forms, or Dimorphic Condition ofPrimula, en in de vijf jaar erna vijf andere artikelen over di-morfe en trimorfe planten. Ik geloof niet dat iets in mijn we-tenschappelijke leven mij zoveel bevrediging heeft gegevenals het begrijpen van de betekenis van de structuur van dezeplanten. Ik had in 1838 of 1839 de dimorfie van Linum flavumopgemerkt, en meende in het begin dat het een gewoon voor-beeld van variatie was, zonder speciale betekenis. Maar bij hetonderzoeken van de algemeen voorkomende sleutelbloem-soorten, zag ik dat de twee vormen veel te regelmatig en teconstant waren om als zodanig beschouwd te worden. Daar-om raakte ik er min of meer van overtuigd dat de gewonesleutelbloem [Primula veris] en de stengelloze sleutelbloem[Primula vulgaris] op weg waren tweehuizig te worden – dat dekorte stamper bij de ene vorm en de korte meeldraden bij deandere bezig waren te verdwijnen. De planten werden daar-om vanuit deze visie aan een onderzoek onderworpen, maarzodra de bloemen met de korte stampers die waren bevruchtmet het stuifmeel van de korte meeldraden, meer zaad blekenop te leveren dan een van de andere vier mogelijke combina-ties, werd de theorie van de verdwijnende geslachtsorganenonderuit gehaald. Na een aantal aanvullende experimentenwerd duidelijk dat de twee vormen, al waren ze beide perfec-te hermafrodieten, in vrijwel dezelfde relatie tot elkaar ston-den als de twee seksen van een gewoon dier. Bij de katten-

124 De autobiografie van Charles Darwin

Page 127: Autobiografie Charles Darwin

staart (Lythrum) zien we het nog verbazingwekkender voor-beeld van drie vormen die in een gelijke relatie tot elkaarstaan. Naderhand heb ik gevonden dat de nakomelingen vantwee planten die tot dezelfde vorm behoren, een sterke enmerkwaardige analogie vertonen met hybriden afkomstig uittwee afzonderlijke soorten.

In de herfst van 1864 was ik klaar met een lang artikel overClimbing Plants, dat ik naar de Linnean Society stuurde. Hetschrijven van het stuk had me vier maanden gekost, maar ikvoelde me zo zwak dat ik na ontvangst van de drukproef nietin staat was de slecht en onduidelijk uitgedrukte passages teveranderen. Het artikel kreeg weinig aandacht, maar toen hetin 1875, na correctie, werd uitgegeven als een afzonderlijkboek, werd het goed verkocht. Ik was aan dit onderwerp be-gonnen na het lezen van een kort artikel van Asa Gray, uit1858, over de bewegingen van de hechtranken van een van deCucurbitacaea [komkommerachtigen]. Hij had mij zaadjes ge-stuurd, en bij het kweken van een paar planten raakte ik zogefascineerd en verbluft door de draaibewegingen van de ran-ken en stengels – bewegingen die werkelijk zeer eenvoudigzijn, al lijken ze in het begin zeer ingewikkeld – dat ik ver-schillende andere soorten klimplanten aanschafte en het heleonderwerp ging bestuderen. Het interesseerde me nog meeromdat ik absoluut niet tevreden was over de uitleg die Hens-low ons tijdens zijn colleges over slingerplanten had gegeven,namelijk dat ze een natuurlijke neiging hadden op te groeienin een spiraalvorm. Deze verklaring bleek volkomen onjuist.Sommige van de adaptaties die bij klimplanten worden aange-troffen, zijn even prachtig als die van orchideeën bestemdvoor het waarborgen van kruisbestuiving.

Aan mijn Variation of Animals and Plants under Domesticationbegon ik, zoals ik al heb gezegd, vroeg in 1860, maar het werdpas begin 1868 uitgegeven. Het was een dik boek, dat me vierjaar en twee maanden hard werken heeft gekost. Het vermeldtal mijn waarnemingen en, afkomstig uit verschillende bron-

Autobiografie 125

Page 128: Autobiografie Charles Darwin

126 De autobiografie van Charles Darwin

Charles Darwin op 51-jarige leeftijd

Page 129: Autobiografie Charles Darwin

nen, een immens aantal feiten over gedomesticeerde voort-brengselen. In het tweede deel worden de oorzaken en dewetten van variatie, erfelijkheid, enzovoort bediscussieerd, inzoverre onze huidige staat van wetenschap het toelaat. Aanhet eind van het boek geef ik mijn grondig afgekraakte pange-nese-hypothese. Een niet-geverifieerde hypothese is van wei-nig of geen waarde, maar als in de toekomst iemand ertoe zouworden aangezet waarnemingen uit te voeren waardoor eendergelijke hypothese bevestigd zou kunnen worden, dan hebik een goede dienst bewezen, aangezien hierdoor een verras-send groot aantal losstaande feiten met elkaar in verband ge-bracht en begrijpelijk gemaakt kunnen worden. In 1875 werdeen tweede en aanzienlijk gecorrigeerde editie van Variationuitgegeven, die me veel werk heeft gekost.

Mijn Descent of Man [Afstamming van de mens] verscheenin februari 1871. Zodra ik, in 1837 of 1838, ervan overtuigdwas dat soorten veranderlijke voortbrengselen waren, begonik ook te geloven dat de mens aan dezelfde wetmatigheid zoumoeten voldoen. Vervolgens verzamelde ik voor mijn eigengenoegen notities over het onderwerp, lange tijd zonder debedoeling ze te publiceren. Hoewel in Over het ontstaan vansoorten nergens de herkomst van specifieke soorten wordt be-sproken, leek het me toch beter – opdat geen enkel respecta-bel persoon me zou kunnen beschuldigen van het verborgenhouden van mijn ideeën – eraan toe te voegen dat door hetonderhavige werk ‘licht zou worden geworpen op het ont-staan van de mens en zijn geschiedenis’. Het zou zinloos ennadelig zijn geweest voor het succes van het boek om, zonderenig bewijs te geven, mijn overtuiging over het ontstaan vande mens naar buiten te brengen.

Toen ik echter merkte dat veel natuuronderzoekers dedoctrine van de evolutie van soorten volledig aanvaardden,leek het me raadzaam de notities die ik daarover bezat, te gaanverwerken en uitgeven in de vorm van een speciale verhande-ling over het ontstaan van de mens. Ik vond het bovendien erg

Autobiografie 127

Page 130: Autobiografie Charles Darwin

plezierig om dat te doen, omdat het me de kans bood om sek-suele selectie uitgebreid te bespreken, een onderwerp dat mealtijd zeer geïnteresseerd had. Dit onderwerp, evenals de varia-tie van onze gedomesticeerde voortbrengselen, de oorzaken enwetten van variatie, erfelijkheid, enzovoort, en de onderlingekruising van planten, zijn de enige thema’s die ik volledig hebkunnen beschrijven, in die zin dat ik alle gegevens die ik hadverzameld heb kunnen gebruiken. Het schrijven van The Des-cent of Man heeft me drie jaar gekost, maar als gewoonlijk gingeen deel van de tijd verloren door ziekte, en ging een deel opaan het klaarmaken van nieuwe uitgaven en andere minder be-langrijke bewerkingen. Een tweede, aanzienlijk gecorrigeerdedruk van The Descent of Man verscheen in 1874.

Mijn boek over Expression of the Emotions in Man and Ani-mals [Het uitdrukken van emoties bij mens en dier] werd in de zo-mer van 1872 uitgegeven. Ik was oorspronkelijk van plan aandit onderwerp één hoofdstuk te wijden in The Descent of Man,maar zodra ik mijn notities ging verzamelen, zag ik dat er eenafzonderlijke verhandeling voor nodig was.

Mijn eerste kind werd op 27 december 1839 geboren en ikben vanaf de allereerste dag aantekeningen gaan maken van deverschillende gevoelsuitdrukkingen die hij toonde, want ikwas er toen al van overtuigd dat zelfs de meest ingewikkeldeen verfijnde nuances van die uitdrukkingen een geleidelijk ennatuurlijk ontstaan moeten hebben gehad. Tijdens de zomervan het volgende jaar, 1840, las ik Sir C. Bells1 voor treffelijkeboek over het uitdrukken van emoties en het deed mijn be-langstelling voor het onderwerp sterk toenemen, hoewel ikhet helemaal niet eens was met zijn idee dat verschillende spie-

128 De autobiografie van Charles Darwin

1 Charles Bell, 1774-1842. Opgeleid in Edinburgh, F.R.S. Ed. 1799.Hoogleraar chirurgie, Ed. 1836. Geridderd [in 1831]; R.Soc.-laureaat1829; heeft geschreven over het zenuwstelsel en de anatomie van de ge-laatsuitdrukking, enzovoort. – N.B.

Page 131: Autobiografie Charles Darwin

ren speciaal zijn geschapen ter wille van het uitdrukken vangevoelens. Vanaf deze tijd schonk ik zo nu en dan aandachtaan het onderwerp, zowel met betrekking tot de mens als totonze gedomesticeerde dieren. Mijn boek verkocht zeer goed;op de eerste dag van de verschijning werden 5267 exemplarenverkocht.

In de zomer van 1860 was ik aan het luieren en uitrustenin de buurt van Hartfield, waar twee soorten Drosera [insec -ten etende planten] in overvloed aanwezig zijn, en zag ik hoeontelbare insecten door de bladeren werden gevangen. Iknam een paar planten mee naar huis, en door ze insecten tevoeren, kon ik de bewegingen van de tentakels bekijken,waardoor het me waarschijnlijk leek dat de insecten met eenof andere speciale bedoeling werden gevangen. Gelukkigschoot me een essentiële proef te binnen, namelijk die waarbijeen groot aantal bladeren in verschillende stikstofhoudende enstikstofvrije vloeistoffen van gelijke dichtheid worden ge-bracht; en toen ik ontdekte dat alleen de eerstgenoemdevloeistof krachtige bewegingen opwekte, was het duidelijkdat hier zich een prachtig en nieuw onderzoeksthema hadaangediend.

Gedurende de jaren erna ging ik, zodra ik even tijd had,door met mijn experimenten; en mijn boek over InsectivorousPlants werd in juli 1875 uitgegeven, dat wil zeggen zestien jaarna mijn eerste waarnemingen. Zoals bij mijn andere boeken isdeze vertraging van groot voordeel geweest, want na een lan-ge tussenperiode kan men zijn eigen werk bijna even kritischbeoordelen als het werk van iemand anders. Het feit dat eenplant, bij de juiste prikkels, een vloeistof uitscheidt die eenzuur en een ferment bevat, vrijwel analoog aan de spijsverte-ringsvloeistof van een dier, was zonder meer een opmerkelijkeontdekking.

In de herfst van dit jaar (1876) ga ik een boek uitgevenover Effects of Cross- and Self-Fertilisation in the Vegetable King-dom [De gevolgen van kruis- en zelfbestuiving in het planten-

Autobiografie 129

Page 132: Autobiografie Charles Darwin

rijk]. Dit zal een aanvulling worden op mijn boek over de Fer-tilisation of Orchids dat liet zien hoe perfect het mechanismevan de kruisbestuiving is, terwijl ik hier zal aantonen hoe be-langrijk de gevolgen zijn. Ik werd, dankzij een zuiver toevalli-ge waarneming, elf jaar lang aangespoord tot het uitvoerenvan de talloze experimenten die in dit werk worden vermeld.En inderdaad moest dit toeval zich nog eens voordoen voor-dat mijn belangstelling zich volledig kon richten op het op-merkelijke feit dat de zaailingen, ontstaan door zelfbestuivingvan de ouderplant, al in de eerste generatie in hoogte en groei-kracht onderdoen voor zaailingen ontstaan door kruisbestui-ving van ouderplanten. Ik hoop ook nog een herziene uitgavete publiceren van mijn boek over orchideeën, en daarna vanmijn artikelen over dimorfe en trimorfe planten, samen metenige aanvullende waarnemingen over verwante zaken, diedoor tijdgebrek nooit eerder zijn geordend. Daarna zullenmijn krachten vermoedelijk zijn uitgeput, en zal ik bereid zijnuit te roepen: ‘Nunc dimittis’.

The Effects of Cross- and Self-Fertilisation1 is in de herfst van1876 gepubliceerd, en de resultaten die daarin zijn bereikt ver-klaren, naar ik geloof, de eindeloze en prachtige trucs voor hettransporteren van stuifmeel van de ene naar de andere plantvan dezelfde soort. Ik geloof echter nu, hoofdzakelijk door dewaarnemingen van Hermann Müller, dat ik sterker de nadrukhad moeten leggen op de vele adaptaties voor zelfbestuiving,al was ik me van dergelijke adaptaties zeer zeker bewust. Eensterk uitgebreide editie van mijn Fertilisation of Orchids werd in1877 uitgegeven.

In datzelfde jaar verscheen The Different Forms of Flowers,etc., en in 1880 een tweede druk. Dit boek bestaat voorname-lijk uit verschillende, gecorrigeerde artikelen over meerstijlige

130 De autobiografie van Charles Darwin

1 Dit lange addendum tot ... ‘oude geologische ideeën heeft overleefd.’op p. 132, is van 1 mei 1881. – N.B.

Page 133: Autobiografie Charles Darwin

bloemen, oorspronkelijk uitgegeven door de Linnean Society,waaraan ik veel nieuw materiaal heb toegevoegd, onder ande-re van een aantal gevallen waarin eenzelfde plant twee typenbloemen draagt. Zoals al eerder opgemerkt, heeft geen enkeleandere vondst mij zoveel genoegen bezorgd als het achterha-len van de betekenis van de meerstijligheid van bloemen. Deresultaten van het kruisen van dergelijke bloemen op een on-natuurlijke manier zijn volgens mij zeer belangrijk, omdat zevan invloed zijn op de steriliteit van hybriden, hoewel dezeresultaten door slechts weinigen zijn opgemerkt.

In 1879 heb ik een vertaling van Dr. Ernst Krause’s Life ofErasmus Darwin uitgegeven, waaraan ik een schets van zijnaard en gewoonten heb toegevoegd, samengesteld uit gege-vens die ik in mijn bezit heb. Veel mensen toonden interessevoor zo’n kleine levensbeschrijving, zodat ik zeer verrast bendat er maar achthonderd of negenhonderd exemplaren vanverkocht zijn. Omdat ik per ongeluk de vermelding achter-wege heb gelaten dat Dr. Krause zijn Duitse artikel uitgebreiden gecorrigeerd had voordat het vertaald werd, heeft de heerSamuel Butler mij met bijna krankzinnige kwaadaardigheidbeschimpt. Hoe ik hem zo bitter heb kunnen beledigen, hebik nooit kunnen begrijpen. Het onderwerp deed enige discus-sie ontstaan in het dagblad Athenaeum en in Nature. Ik heballe documenten voorgelegd aan een paar goede scheidsrech-ters, te weten Huxley, Leslie Stephen, Litchfield1 en anderen,en zij waren allemaal van mening dat de aanval zo zonder eni-ge grond was dat hij geen openbaar antwoord verdiende. Ikhad namelijk al persoonlijk mijn spijt over deze onbedoeldeomissie tegenover de heer Butler uitgesproken. Huxleytroostte me door een paar Duitse regels van Goethe aan te ha-len, die door iemand was aangevallen, en die erop neerkwa-men ‘dat elke Walvis zijn Luis heeft’. [‘Hat doch der Wallfisch

Autobiografie 131

1 Zijn schoonzoon, R.B. Litchfield. – N.B.

Page 134: Autobiografie Charles Darwin

seine Laus, muss auch die meine haben.’]In 1880 publiceerde ik, met medewerking van Frank, on-

ze Power of Movement in Plants. Dit is een lastig karwei geweest.Het boek staat ongeveer in dezelfde verhouding tot mijnboekje Climbing Plants als Cross-Fertilisation tot Fertilisation ofOrchids stond, want het was onmogelijk om, in overeenstem-ming met de beginselen van evolutie, te verklaren waaromklimplanten zich hebben ontwikkeld tot zo’n groot aantal ui-terst verschillende groepen, tenzij alle typen planten een zeke-re mate van een analoog bewegingsvermogen zouden heb-ben. Ik heb kunnen bewijzen dat dit het geval is, en heb mijook nog gewaagd aan een vrij brede generalisatie, namelijk datalle grote en belangrijke soorten bewegingen, opgewekt doorlicht, zwaartekracht, enzovoort, gemodificeerde vormen zijnvan de basale beweging van circumnutatie1. Het heeft me al-tijd genoegen gedaan dat ik planten heb kunnen verheffen tothet stelsel van levende wezens, en daarom deed het me nogmeer plezier te laten zien hoeveel en hoe bewonderenswaar-dig goed-geadapteerde bewegingen een worteltop bezit.

Ik heb nu (1 mei 1881) het manuscript naar de drukker ge-stuurd van een boekje over The Formation of Vegetable Mouldthrough the Action of Worms. Dit is een onderwerp van slechtsgering belang, en ik weet niet of het de lezer zal interesseren2,maar mij heeft het wel geïnteresseerd. Het is de afronding vaneen korte verhandeling die ik meer dan veertig jaar geledenvoor de Geological Society heb gelezen, en die de oude geo-logische ideeën heeft doen herleven.3

132 De autobiografie van Charles Darwin

1 Nutatie is de spiraalsgewijze groei van de toppen van de loten van klim-planten, waardoor het vinden van een steunpunt vergemakkelijkt wordt.– vert.2 Tussen november 1881 en februari 1884 werden 8500 exemplaren ver-kocht. – F.D.3 Einde van Addendum uit 1881, dat begon met The Effects of Cross- ... opp.130. – N.B.

Page 135: Autobiografie Charles Darwin

Ik heb nu alle boeken genoemd die ik heb gepubliceerd, endeze zijn de mijlpalen in mijn leven geweest, zodat er nog wei-nig over is om te vertellen. Ik ben mij niet bewust van enigeverandering in mijn geest gedurende de laatste dertig jaar, be-halve van één punt dat dadelijk zal worden vermeld. In feitewas er ook geen verandering te verwachten, behalve door al-gehele achteruitgang. Mijn vader heeft tot zijn drieëntachtigstejaar geleefd terwijl zijn geest even levendig als altijd is geble-ven, zonder dat zijn verstandelijke vermogens verzwakten, enik hoop dat ook ik zal sterven voordat mijn geest waarneem-baar achteruitgaat. Ik denk dat ik een beetje vaardiger ben ge-worden in het inschatten van juiste verklaringen en het beden-ken van experimentele toetsingen, maar dit zal vermoedelijklouter het gevolg zijn van oefening en een grotere dosis kennis.Het kost me echter evenveel moeite als altijd om mij duidelijken precies uit te drukken, en dit probleem heeft me een grootverlies aan tijd bezorgd. Dit werd gecompenseerd door het feitdat ik gedwongen werd lang en intens na te denken over elkezin, zodat ik dikwijls fouten in mijn redenering en mijn eigenwaarnemingen, of in die van anderen, heb kunnen ontdekken.

Er schijnt een soort voorbeschiktheid in mijn geest te zijndie me ertoe brengt eerst mijn bewering en vraagstelling ineen verkeerde of onpraktische vorm te gieten. Vroeger dachtik lang na over mijn zinnen alvorens ze op te schrijven, maarenige jaren geleden heb ik gemerkt dat het tijd spaart om zosnel mogelijk in een miserabel handschrift hele bladzijden volte krabbelen, de helft van de woorden af te korten, om vervol-gens weloverwogen te gaan corrigeren. Zinnen die op dezewijze zijn neergekrabbeld, zijn vaak beter dan zinnen die ikweloverwogen zou hebben geschreven.

Na deze mededelingen over mijn methode van schrijven,wil ik er nog aan toevoegen dat ik bij mijn grotere boeken be-hoorlijk veel tijd heb besteed aan de algehele ordening van hetmateriaal. Ik maakte eerst een ruwe opzet van twee of driebladzijden, en daarna een grotere opzet van meerdere bladzij-

Autobiografie 133

Page 136: Autobiografie Charles Darwin

den, waarbij een paar woorden of een enkel woord een helediscussie of een reeks feiten vertegenwoordigden. Al deze kop-jes werden weer verbreed en vaak ook veranderd voordat ik ‘inextenso’ begon te schrijven. Aangezien ik in sommige vanmijn boeken uitgebreid gegevens heb gebruikt die afkomstigwaren van anderen, en aangezien ik altijd verschillende, nogaluiteenlopende onderwerpen tegelijkertijd onder handen had,moet ik misschien nog vermelden dat ik in kasten, waarvan deplanken van een aanduiding zijn voorzien, dertig tot veertiggrote portefeuilles bewaar, waarin ik direct een losse referentieof een aantekening kan stoppen. In de vele boeken die ik hebgekocht, heb ik achterin een register gemaakt van alle feitendie betrekking hebben op mijn werk, of als het boek niet vanmij was, heb ik een afzonderlijk uittreksel geschreven, zodat iknu een grote lade vol met zulke uittreksels heb. Voor ik aan eenonderwerp begin kijk ik alle korte registers door, waarna ik eenalgehele alfabetische index maak, en als ik dan een of meerdereportefeuilles ter hand neem, heb ik alle informatie die ik tijdensmijn leven heb verzameld klaar voor gebruik.

Ik heb al gezegd dat mijn geest gedurende de afgelopentwintig of dertig jaar in één opzicht is veranderd. Tot de leef-tijd van dertig jaar, of misschien iets langer, heb ik genoten vanallerlei soorten poëzie, zoals de werken van Milton, Gray, By-ron, Wordsworth, Coleridge en Shelley, en zelfs als school-jongen was ik verrukt van Shakespeare, vooral van zijn histo-rische toneelstukken. Ook heb ik verteld dat ik vroeger aanschilderijen en muziek aanzienlijk plezier heb beleefd. Sindsvele jaren echter houd ik het niet meer vol een dichtwerk telezen. Onlangs heb ik geprobeerd Shakespeare te herlezen,maar ik vond het zo onverdraaglijk saai dat ik er misselijk vanwerd. Ook heb ik vrijwel elke belangstelling voor schilder-kunst en muziek verloren. Muziek zet me te krachtig aan hetdenken over datgene waarmee ik bezig ben, in plaats van mevreugde te schenken. Ik heb nog wel enige belangstelling be-houden voor mooie landschappen, maar het bezorgt me niet

134 De autobiografie van Charles Darwin

Page 137: Autobiografie Charles Darwin

meer het intense genoegen zoals vroeger. Aan de andere kantzijn romans, die het resultaat zijn van de verbeelding, zij hetniet van het hoogste niveau, gedurende vele jaren een gewel-dige en plezierige afwisseling voor me geweest, en ik zegenvaak alle romanschrijvers. Er is mij een verbazingwekkendaantal voorgelezen, en ze bevallen me allemaal als ze redelijkgoed zijn, en niet noodlottig eindigen – daartegen zou eenwet moeten worden aangenomen. Volgens mijn smaak hoorteen roman alleen tot de beste als er een persoon in voorkomtdie men geheel kan liefhebben, en als het een knappe vrouwis, des te beter.

Deze merkwaardige en trieste achteruitgang van hoog-staande esthetische genoegens is des te vreemder, aangezienboeken over geschiedenis, biografieën en reizen (onafhanke-lijk van de wetenschappelijke feiten die erin worden ver-meld), evenals essays over allerlei soorten onderwerpen, mijmeer dan ooit interesseren. Het lijkt of mijn geest een of anderapparaat is geworden voor het destilleren van algemene wet-ten uit grote verzamelingen feiten, maar ik kan niet begrijpen,waarom alleen dát deel van de hersenen is geatrofieerd waarde meer verheven schoonheidszin van afhankelijk is. Iemandmet een beter geordende of beter geconstrueerde geest dan demijne, zou denk ik daaronder niet zo hebben geleden; en als ikmijn leven zou moeten overdoen, dan zou ik er een gewoon-te van maken ten minste eenmaal per week enige gedichten telezen en muziek te beluisteren, want misschien zouden dan denu geatrofieerde hersenonderdelen door gebruik actief blij-ven. Het verliezen van deze belangstelling is een verlies aan le-vensgeluk, en is mogelijk schadelijk voor het verstand, enwaarschijnlijk nog meer voor de moraal, doordat het emotio-nele gedeelte van ons wezen wordt verzwakt.

Mijn boeken zijn in grote aantallen verkocht in Engeland,zijn vertaald in vele talen, en hebben in het buitenland ver-scheidene herdrukken beleefd. Ik heb horen zeggen dat hetsucces van een boek in het buitenland de beste toetssteen is

Autobiografie 135

Page 138: Autobiografie Charles Darwin

voor de blijvende waarde ervan. Ik vraag me af of dit helemaalbetrouwbaar is, maar te oordelen naar deze standaard zou mijnreputatie nog een paar jaar moeten voortduren. Daarom is hetmisschien de moeite waard om te proberen een analyse te ma-ken van mijn geestelijke kwaliteiten en de omstandighedenwaarop mijn succes heeft berust, al ben ik mij bewust van hetfeit dat niemand dit correct kan doen.

Ik ben niet erg snel van begrip en niet scherpzinnig, watzo opmerkelijk is bij sommige knappe mannen zoals Huxley.Ik ben daardoor een slechte recensent: een artikel of een boekroept bij eerste lezing meestal mijn bewondering op, en pas nalang nadenken kan ik de zwakke punten zien. Mijn vermogenom een langdurige en zuiver abstracte gedachtegang te volgenis zeer beperkt; bovendien zou ik nooit iets hebben bereikt inde metafysica of de wiskunde. Mijn geheugen is veelomvat-tend, zij het wazig: het doet niet veel meer dan me behoed-zaam maken, door me op een vage manier erop te attenderendat ik iets waargenomen of gelezen heb, dat tegengesteld is aande conclusie die ik aan het trekken ben; of omgekeerd, iets datdie conclusie ondersteunt, en over het algemeen kan ik medan na een tijdje herinneren waar ik moet gaan zoeken naarmijn bron. Maar in één opzicht is mijn geheugen zo slecht datik nooit in staat ben geweest langer dan een paar dagen eenenkele datum of dichtregel te onthouden.

Sommige van mijn critici hebben gezegd: ‘Ach, hij is eengoede waarnemer, maar hij heeft geen enkel redeneringsver-mogen.’ Ik geloof niet dat dit waar kan zijn, want Over het ont-staan van soorten is één lange bewijsvoering, vanaf het begin tothet einde, en het heeft heel wat deskundigen weten te over-tuigen. Zonder enig redeneringsvermogen zou niemand hethebben kunnen schrijven. Ik bezit een redelijke dosis inventi-viteit en gezond verstand of inzicht, zoals elke redelijk ge-slaagde advocaat of dokter moet hebben, maar niet, geloof ik,in een erg hoge mate.

Aan de goede kant van de balans denk ik, dat ik in het op-

136 De autobiografie van Charles Darwin

Page 139: Autobiografie Charles Darwin

merken van dingen die makkelijk aan de aandacht ontsnap-pen, en in het nauwgezet observeren daarvan, beter ben dande gemiddelde mens. Mijn ijver bij het observeren en verza-melen van feiten is vrijwel zo groot geweest als mogelijk was.Veel belangrijker is dat mijn liefde voor de natuurwetenschap-pen constant en hartstochtelijk is geweest. Deze pure liefdewerd echter sterk aangewakkerd door de ambitie gerespec-teerd te worden door mijn collega-natuuronderzoekers. Van-af mijn vroege jeugd heb ik het heftigste verlangen gehad omdat wat ik waarnam, te kunnen begrijpen en verklaren – datwil zeggen, alle feiten te kunnen onderbrengen in enkele alge-mene wetten. Door deze combinatie van eigenschappen konik het geduld opbrengen om, hoelang ook, over elk onbegre-pen vraagstuk na te denken of te piekeren. Voorzover ik hetkan beoordelen, ben ik niet geneigd blindelings aanwijzingenvan anderen te volgen. Ik heb standvastig geprobeerd mijngeest ongebonden te houden, om zo iedere hypothese, hoelief me die ook is, (en ik kan het niet nalaten er over elk themaeen op te stellen) opzij te kunnen zetten zodra feiten op het te-genovergestelde wijzen. Kennelijk had ik geen andere keus,want met uitzondering van de koraalriffen, kan ik me geenenkele eerste versie van een hypothese herinneren die niet naeen zekere tijd opzij moest worden gezet of grotendeels aan-gepast moest worden. Dit heeft er vanzelf toe geleid dat ik dedeductieve rederingen in de niet-exacte wetenschappen bengaan wantrouwen. Aan de andere kant ben ik niet erg scep-tisch – een geestestoestand die volgens mij nadelig is voor dewetenschappelijke vooruitgang.1 Een redelijke hoeveelheidscepsis is namelijk wenselijk voor een wetenschapper om tijd-verlies te voorkomen, want ik heb contact gehad met heelveel mannen van wie ik zeker weet, dat ze door gebrek daar-

Autobiografie 137

1 Begin van een addendum, dat eindigt met ‘nog niet waren verkocht’, p.140. – N.B.

Page 140: Autobiografie Charles Darwin

aan vaak zijn afgehouden van experimenten of waarnemingendie direct of indirect nuttig zouden zijn geweest.

Ter illustratie zal ik het vreemdste voorbeeld geven dat ikken. Een heer (die, zoals ik later hoorde, een goede lokale bo-tanicus was) schreef me dat in de oostelijke graafschappen dezaden of bonen van de gewone veldbonen overal dit jaar aande verkeerde kant uitliepen. Ik schreef hem terug om nadereinformatie, omdat ik niet begreep wat hij bedoelde, maar ikkreeg lange tijd geen antwoord. Toen las ik een bericht intwee kranten, een uit Kent en de andere uit Yorkshire, waaringesteld werd dat het een zeer opmerkelijk feit was dat ‘de bo-nen dit jaar allemaal aan de verkeerde kant waren uitgelopen’.Dus dacht ik dat deze algemene bewering ergens op gebaseerdmoest zijn. Ik ging daarom naar mijn tuinman, een oude manuit Kent, en vroeg hem of hij er iets over gehoord had. Hijantwoordde: ‘Ach, meneer, dat moet een vergissing zijn, wantalleen in een schrikkeljaar ontkiemen de bonen aan de ver-keerde kant, en het is geen schrikkeljaar.’ Ik vroeg hem toenhoe ze dan in gewone jaren uitliepen en hoe in schrikkeljaren,maar ik kwam er al gauw achter dat hij absoluut niets wist overhoe en wanneer ze uitliepen. Hij hield echter vast aan zijnovertuiging.

Na enige tijd kreeg ik bericht van mijn eerste informantdie, met veel verontschuldigingen, schreef dat hij mij niet zouhebben benaderd als hij de bewering niet van verschillendeintelligente boeren zou hebben gehoord; maar dat hij daarnaopnieuw met iedereen had gesproken, en dat geen van hen inde verste verte wist wat ze hadden bedoeld. Het ging hier dusom een geloof – als tenminste een bewering zonder enig dui-delijk idee een geloof genoemd mag worden – dat zich overbijna heel Engeland had verspreid zonder een spoor van be-wijs. Ik heb in mijn leven met slechts drie bewuste falsificatieste maken gehad, waarvan één een grap kan zijn geweest (wanter zijn verscheidene wetenschappelijke grappen uitgehaald)die evenwel succes had in een Amerikaans landbouwtijd-

138 De autobiografie van Charles Darwin

Page 141: Autobiografie Charles Darwin

schrift. Het ging over de vorming van een nieuw ras runderenin Holland door middel van het kruisen van afzonderlijkeBos-soorten (waarvan ik toevallig weet dat sommige onder-ling onvruchtbaar zijn). De auteur had de brutaliteit te bewe-ren dat hij schriftelijk contact met mij had gehad, en dat ikdiep onder de indruk was van het belang van zijn resultaten.Het artikel werd mij toegezonden door de redacteur van eenEngels landbouwtijdschrift, dat naar mijn mening vroeg alvo-rens het opnieuw te publiceren.

Een tweede geval was een beschrijving van allerlei varië-teiten die door de auteur waren gekweekt van verschillendesleutelbloemsoorten, en die spontaan normale hoeveelhedenzaadjes hadden opgeleverd, hoewel de ouderplanten zorgvul-dig waren beschermd tegen de benadering van insecten. Ditverslag werd gepubliceerd voordat ik de betekenis van meer-stijligheid had ontdekt, zodat de hele bewering bedrog moetzijn geweest; of men moet ongelooflijk slordig zijn geweest bijhet weren van insecten.

Het derde geval was nog vreemder: de heer Huth had inzijn boek over huwelijken tussen bloedverwanten een paarlange fragmenten opgenomen van een Belgische auteur, diestelde dat hij generaties lang nauw verwante konijnen onder-ling had gekruisd zonder enig schadelijk gevolg. De verhan-deling werd gepubliceerd in een uiterst respectabel tijdschrift,namelijk van het Koninklijk Medisch Genootschap van Bel-gië, maar ik kon mijn gevoelens van twijfel niet onderdrukken– ik weet nauwelijks waarom, behalve dat er geen enkele on-regelmatigheid was opgetreden, en uit mijn ervaring met hetfokken van dieren weet ik dat dit onmogelijk is.

Daarom schreef ik na lang aarzelen naar Professor Van Be-neden om hem te vragen of de auteur een betrouwbaar manwas. In antwoord daarop vernam ik al snel dat het Genoot-schap zeer geschokt was geweest door de ontdekking dat hethele verslag bedrog was. Men had de schrijver publiekelijkuitgedaagd in het tijdschrift te vertellen waar hij woonde en

Autobiografie 139

Page 142: Autobiografie Charles Darwin

waar hij zijn grote voorraad konijnen hield tijdens zijn experi-menten, die verscheidene jaren geduurd moesten hebben.Maar men had hem geen antwoord weten te ontlokken. Ikliet toen de arme heer Huth weten dat de verklaring die dehoeksteen vormde van zijn bewijsvoering frauduleus was,waarna hij, op een voor mij zeer eervolle wijze, onmiddellijkeen strookje met woorden van gelijke strekking liet drukkenom in alle exemplaren van zijn boek te leggen die nog nietwaren verkocht.1

Ik ben gewend de dingen systematisch te doen, en dit iszeer nuttig geweest voor mijn speciale manier van werken.Ten slotte, ik heb daartoe meer dan voldoende gelegenheidgehad omdat ik mijn eigen brood niet hoefde te verdienen.Zelfs mijn slechte gezondheid, ook al heeft die verscheidenelevensjaren tenietgedaan, heeft me gespaard voor de afleidin-gen van sociale contacten en uitgaan.

Voorzover ik het kan beoordelen, is mijn succes als we-tenschapper, wat dit ook betekend moge hebben, bepaalddoor ingewikkelde en uiteenlopende geestelijke kwaliteitenen gesteldheden. De belangrijkste hiervan zijn geweest: liefdevoor de wetenschap, onbegrensd geduld bij het nadenkenover een onderwerp, grote ijver bij het waarnemen en verza-melen van feiten, en een redelijke dosis van zowel inventivi-teit als gezond verstand. Met de middelmatige talenten die ikbezit, is het oprecht verrassend dat ik hiermee in aanzienlijkemate de overtuigingen van wetenschappers op een aantal be-langrijke punten heb kunnen beïnvloeden.

3 augustus 1876

Ik ben met deze schets van mijn leven rond 28 mei, in Hopedene [hethuis van Hensleigh Wedgwood in Surrey. – F.D.] begonnen, en heber daarna bijna elke middag ongeveer een uur aan gewerkt.

140 De autobiografie van Charles Darwin

1 Einde van het ongedateerde addendum; zie begin op p. 137 – N.B.

Page 143: Autobiografie Charles Darwin

Charles Darwin op 72-jarige leeftijd, staande op de veranda in Down,klaar voor zijn dagelijkse wandelingetje naar de Sand Walk

Page 144: Autobiografie Charles Darwin
Page 145: Autobiografie Charles Darwin

Appendix 1

De potloodnotities uit 1837 of 1838: ‘Dit is de vraag’

(De volgende potloodnotities van Darwin, haastig neerge-krabbeld op stukjes papier, en op een aan hem geadresseerdebrief toen hij in Great Marlborough Street 36 woonde, moe-ten in 1837 of 1838 zijn geschreven. Op 29 januari 1839trouwde hij namelijk met Emma Wedgwood. Hoe dezejeugdtwijfels ontsnapt zijn aan vernietiging is niet bekend.Misschien heeft Emma zelf ze in handen gekregen en be-waard? – N.B.)

Na het werk

Indien niet trouwen REIZEN?Europa – Ja? Amerika???Als ik ga reizen moet het uitslui-tend geologisch zijn – VerenigdeStaten – Mexico

Hangt af van gezondheid enenergie en hoe ver kom ik in dezoölogie.Als ik niet reis – Werken aan er-felijkheid van Soorten – micro-

Na het werk

Indien trouwen – middelen be-perkt – Verplichting te werkenvoor geld. Londense leven, al-leen maar veel mensen, geenplatteland, geen trips, geen grotezoöl. verzameling, geen boeken.– Cambridge hoogleraarschap, ófGeolog., óf Zoölog. – voldoenaan bovengenoemde eisen – Ikzou niet zo goed zoölogisch kun-nen systematiseren.

Page 146: Autobiografie Charles Darwin

144 De autobiografie van Charles Darwin

scoop – simpelste levensvormen– Geologie-? Oudste formaties??Een paar experimenten – fysiolo-gische waarnemingen aan lageredieren.

(B). Wonen in Londen – wantwaar anders – in klein huis bijRegents Park – paarden houden– zomertrips maken en zoöl.monsters verzamelen: geograf.speculaties: verspreiding en alg.geolog. werken – verwantschap-pen systematiseren en bestude-ren.

Maar beter dan de winterslaap ophet platteland – en waar? Zelfsbeter dan in de buurt van Lon-dens landhuis – Kan niet op m’ngemak buitenhuis nemen enniets doen – Zou ik in Londenals een gevangene kunnen leven?Als ik matig rijk zou zijn, zou ikin Londen willen wonen, in aar-dig groot huis en doen als (B) –maar kan ik dat doen met kinde-ren, en arm –? Nee – Dan waarte leven op het platteland bijLonden; is beter; maar geeft gro-te obstakels voor wetenschap; enarmoede.Dan liever Cambridge, maar visop ’t droge, geen professoraat enarmoede. Dan maar Cambridge-professor – en er het beste vanmaken – als zodanig plichtenvervullen en werken in vrije tijd– Mijn bestemming zal zijnCamb. Prof. of arme man; bui-tenwijken Londen – een of anderpleintje enz. – en werken zogoed ik kan.Ik geniet zo veel meer van direc-te waarneming dat ik niet kandoorgaan als Lyell: corrigeren enoptellen van nieuwe informatiebij wat bekend is, en ik zie nietwelke lijn een man kan volgendie vastzit aan Londen – Op hetplatteland – experimenten en ob-servaties van lagere dieren – meerruimte –

Page 147: Autobiografie Charles Darwin

(Het tweede papier draagt het kopje: ‘Dit is de vraag’ – N.B.)

Appendix 1 ‘Dit is de vraag’ 145

TROUWEN

Kinderen – (zo God het wil) –constante metgezel (vriendin opoude dag) die in je is geïnteres-seerd, persoon om te beminnenen mee te spelen – hoe dan ookbeter dan een hond – een thuis,en iemand die zorgt voor hethuis – muzikale bekoringen envrouwelijk gekeuvel. Deze din-gen goed voor je gezondheid.Gedwongen op bezoek te gaanbij verwanten en ze te ontvangenmaar vreselijk tijdverlies.

Mijn God, het is onverdraaglijkte denken dat je je hele levenmoet besteden, als een geslachts-loze bij, aan werken, werken enverder niets. Nee, nee dat wil ikniet. Verbeeld je elke dag alleente leven in rokerig vies Londenshuis. – Denk alleen eens aan eenmooie zachte vrouw op een sofa,met een lekker vuurtje, en boe-ken, en misschien muziek – ver-gelijk dit beeld met de miezerigerealiteit van Grt Marlboro’ St.Trouwen – Trouwen – Trouwen

Q.E.D.

Niet TROUWEN

Geen kinderen (geen tweede le-ven), niemand om voor je te zor-gen op je oude dag. – Wat heeftwerken voor zin zonder medele-ven van naaste en dierbare vrien-den – wie zijn naaste en dierbarevrienden voor de bejaarde behal-ve familie.Vrijheid te gaan waar je wil. -Vrije keuze in gezelschap envooral zeer weinig. Conversatiemet intelligente mannen in clubs.- Geen gedwongen bezoekjesaan fam., je niet bezighoudenmet wissewasjes – geen onkostenvoor of zorgen over kinderen –geen eventuele ruzies.Tijdverlies – ’s avonds niet kun-nen lezen – vetzucht en luiheid –zorg en verantwoordelijkheid –minder geld voor boeken enz. –indien veel kinderen gedwongenje brood te verdienen. – (Maartoch is het zeer slecht voor je ge-zondheid te hard te werken).Misschien houdt mijn vrouwniet van Londen; dan veroor-deeld tot verbanning en vervalmet indolente luie dwaas

Page 148: Autobiografie Charles Darwin

(Aan de andere kant van het stuk papier volgt de opsomming.-N.B.)

Stel het is noodzakelijk gebleken te trouwen – Wanneer?Vroeg of laat. De ouwe heer zegt vroeg, anders is het slecht alsje kinderen krijgt – je aard is flexibeler – je gevoelens levendi-ger, en als je niet vroeg trouwt, dan mis je zoveel zuiver geluk.

Maar stel dat ik morgen zou trouwen: dan zal dat een on-eindige hoeveelheid zorgen en uitgaven opleveren want ermoet een huis gevonden en ingericht worden – ruzie over aldan niet gezelschap – beleefdheidsbezoekjes – opgelatenheid –elke dag tijdverlies – (tenzij je vrouw een engel is en ervoorzorgt dat je bezig kan blijven) – En hoe moet ik al mijn zakenregelen als ik verplicht zou zijn om elke dag met mijn vrouwte gaan wandelen. – Mijn hemel!! Ik zal nooit Frankrijk lerenkennen – noch het Continent zien – niet naar Amerika – nietin een ballon opstijgen – niet in mijn eentje naar Wales gaan –arme slaaf, je zal slechter af zijn dan een neger – En dan gru-welijke armoede (tenzij je vrouw beter is dan een engel engeld bezit) – Maak je niet druk, kerel – Kop op – Men kan ditsolitaire leven niet leven, met een wankele oude dag die je,zonder vrienden en kil en kinderloos, in je gezicht staart dat albegint te rimpelen. Maak je niet druk, vertrouw op het toeval– houd een scherpe blik buiten de deur – Menige slaaf is ge-lukkig-

146 De autobiografie van Charles Darwin

Page 149: Autobiografie Charles Darwin

Appendix 2

Anne Elizabeth Darwin, in memoriam

[Dit portret van Anne Elizabeth Darwin, dat Charles kort na haaroverlijden heeft geschreven, is afkomstig uit The Correspondence ofCharles Darwin, Volume 5, 1851-1855, uitgegeven door de Cam-bridge University Press, 1989 (de eerste en de derde noot in dit Inmemoriam zijn afkomstig van de redacteuren van dit boek). FrancisDarwin had in 1887 een gedeelte van deze tekst in zijn Life and Let-ters of Charles Darwin opgenomen.]

Ons arme kind Annie werd op 2 maart 1841 in Gower Streetgeboren, en stierf in Malvern in de middag van 23 april 1851.

Ik schrijf deze bladzijden omdat ik denk dat als we oudzijn, en nog leven, deze nu vastgelegde notities haar veel dui-delijker zullen doen herleven. Hoe ik ook aan haar terugdenk,haar opvallendste karaktertrek was haar opgeruimde blijheid.Deze werd getemperd door twee andere eigenschappen, na-melijk haar gevoeligheid, die misschien door onbekendenmakkelijk over het hoofd werd gezien, en haar sterke aanhan-kelijkheid. Haar blijheid en levenslust straalde van haar hele

Page 150: Autobiografie Charles Darwin

148 De autobiografie van Charles Darwin

Anne Elizabeth Darwin, Daguerreotype, 1849

Page 151: Autobiografie Charles Darwin

gezicht, en maakte elke beweging veerkrachtig, levendig envitaal. Het was heerlijk en maakte je vrolijk naar haar te kij-ken. Ik zie haar lieve gezicht nu voor me zoals ze soms de trapkwam afhollen met een beetje snuifpoeder voor mij, helemaalstralend door het plezier een ander een plezier te doen. Zelfswanneer ze met haar nichtjes aan het spelen was en haar blij-heid bijna veranderde in onstuimigheid, kon één vluchtigeblik van mij – niet uit misnoegen (want goddank heb ik haarvrijwel nooit een dergelijke blik toegeworpen), maar uit ge-brek aan waardering – haar hele gelaat voor een paar minutendoen veranderen. Haar gevoeligheid voor de minste of ge-ringste afkeuring maakte dat zij gehoorzaam en gemakkelijkwas: er viel bijna nooit iets op haar aan te merken en ze kreegdan ook nooit straf. Deze gevoeligheid was uitzonderlijkvroeg aanwezig, en bleek uit de bittere tranen die zij schreideover elk verhaaltje dat ook maar enigszins droevig was, ofwanneer Emma haar, al was het maar voor heel even, alleenliet. Toen ze heel jong was, riep ze eens uit: ‘O mamma, watmoeten we doen als u dood zou gaan.’1

Het andere aspect van haar karakter dat haar blijheid en le-venslust zo verrukkelijk maakte, was haar sterke aanhankelijk-heid die van een uiterst liefkozende aard was. Als baby was ditte zien aan het feit dat ze pas rustig werd door Emma aan te ra-ken wanneer ze bij haar in bed lag; en onlangs nog, toen ze zoziek was, kon ze eindeloos een van Emma’s armen blijvenstrelen. Heel anders dan bij de andere kinderen het geval was,kalmeerde ze, als ze zich slecht voelde, zodra Emma naast haarging liggen. Zo kon ze ook, om het even wanneer, wel eenhalf uur lang besteden aan het woelen in mijn haar om ‘hetmooi te maken’, zoals ze dat noemde, of, die arme lieve schat,aan het gladmaken van mijn boord of mijn manchetten –

Appendix 2 Anne Elizabeth Darwin, in memoriam 149

1 Emma Darwin heeft hier in het manuscript met potlood bijgeschreven:‘Mamma, wat doen we als u dood bent?’

Page 152: Autobiografie Charles Darwin

kortom, mij te liefkozen. Ze vond het fijn om gekust te wor-den; werkelijk elke uitdrukking in haar gezicht straalde aan-hankelijkheid en vriendelijkheid uit, en al haar gewoontenwaren beïnvloed door haar liefhebbende natuur.

Naast deze getemperde blijheid was haar manier van doenopmerkelijk vriendelijk, eerlijk, open, ongecompliceerd, na-tuurlijk en zonder enige terughoudendheid. Haar gedachtenwaren zuiver en doorzichtig. Je had het gevoel haar door endoor te kennen, en te kunnen vertrouwen. Ik heb altijd ge-dacht dat wat er ook zou mogen gebeuren, we op onze oudedag tenminste één liefhebbende ziel zouden hebben, en dat ditdoor niets veranderd zou kunnen worden. Ze was vrijgevig,mild en nooit achterdochtig; ze kende geen afgunst of jaloe-zie, was goedgehumeurd en nooit driftig. Daarom werd zebemind door het hele huisgezin, en onbekenden vonden haarleuk en waren na korte tijd erg op haar gesteld. Alleen al uit demanier waarop ze kennissen een hand gaf, bleek hoe vriende-lijk ze was.

Haar houding en uiterlijk waren duidelijk beïnvloed doorhaar karakter: haar ogen waren sprankelend en helder; zeglimlachte dikwijls, liep met veerkrachtige, stevige passen enkaarsrecht, waarbij ze vaak haar hoofd een beetje naar achte-ren gooide, alsof ze in haar opgewektheid de wereld uitdaag-de. Ze was voor haar leeftijd zeer lang maar niet mager, en zewas sterk. Haar haar was mooi bruin en lang, haar gelaatskleurlichtbruin; haar ogen waren donkergrijs, en ze had grote wittetanden. De daguerreotype lijkt erg op haar, maar geeft haargelaatsuitdrukking niet goed weer, omdat haar gezicht in detwee jaar nadat hij was gemaakt, langer en mooier was gewor-den. Al haar bewegingen waren levenslustig, dynamisch endoorgaans bevallig. Als ze met me meeging om de ‘SandWalk’1, was ze me meestal voor, ook al liep ik snel. Ze draaide

150 De autobiografie van Charles Darwin

1 De Sand Walk was een strook land, met aan één kant struiken en doorDarwin geplante bomen, waaromheen een grindpad lag. – vert.

Page 153: Autobiografie Charles Darwin

dan op een buitengewoon elegante manier pirouettes, terwijlhaar dierbare gezichtje de hele tijd straalde met de liefste glim-lachjes.

Af en toe gedroeg ze zich zeer koket tegen mij, waaraan ikgraag terugdenk. Ze gebruikte dikwijls overdreven woorden,en soms plaagde ik haar dan door te overdrijven wat ze hadgezegd. Hoe duidelijk zie ik nog het knikje van haar hoofdvoor me, en hoor ik haar uitroepen: ‘O papa, u moest zichschamen!’ Ze had een echte vrouwelijke belangstelling voorkleren en was altijd netjes. Als ze een haarlint of een kleurigezakdoek van haar moeder te pakken had gekregen, straalde ereen onverholen plezier van haar gezicht, zonder één enkelspoor van ijdelheid. Op een dag had ze zich verkleed met eenzijden ochtendjas, een muts, een sjaal en handschoenen vanEmma, waardoor haar verschijning iets had van een klein oudvrouwtje, maar door haar rode wangen, sprankelende ogen enonderdrukte lachjes zag ze er volgens mij zeer charmant uit.

Ze adoreerde de jongere kinderen; wat heb ik haar vaakmet nadruk horen zeggen: ‘Is het niet een kleine snoes, dieBetty?1

Ze was praktisch, en heel vaardig met haar handen. Ze wasmuzikaal, en doordat ik haar gezicht heb geobserveerd terwijlze naar anderen luisterde die aan het spelen waren, ben ik erzeker van dat ze er veel plezier in had. Ze had een zekere aan-leg voor tekenen, en maakte mooie schetsen van gezichten.Ze kon goed dansen en was daar dol op. Ze hield van lezen,maar zonder speciale voorkeur voor een bepaald genre. Zehad één bijzondere gewoonte, waarmee ze, naar ik aanneem,uiteindelijk iets zou zijn gaan doen. Ze vond het namelijk heelleuk om woorden of namen op te zoeken in woordenboeken,adresboeken, atlassen, en wat het laatste betreft de plaatsen opde kaarten terug te vinden. Ook had ze een merkwaardige be-

Appendix 2 Anne Elizabeth Darwin, in memoriam 151

1 Elizabeth Darwin was zes jaar jonger dan Anne.

Page 154: Autobiografie Charles Darwin

langstelling voor het, woord voor woord, vergelijken vantwee uitgaven van hetzelfde boek, en besteedde ze bovendienuren aan het vergelijken van de kleuren van allerlei voorwer-pen met een boek van mij waarin alle kleuren zijn afgebeelden benoemd.

Haar gezondheid ging een maand of negen voor haar laat-ste ziekte enigszins achteruit, maar ze was hierdoor slechts afen toe een dag niet lekker. Op zulke dagen was ze nooit hu-meurig, verdrietig of ongeduldig, en het was heerlijk te zienhoe snel ze, dankzij haar veerkrachtige geest, weer blij en op-gewekt was. Tijdens de laatste korte ziekteperiode gedroeg zezich werkelijk engelachtig. Nooit klaagde ze; nooit werd zekribbig; altijd hield ze rekening met anderen en was ze op eenuiterst beminnelijke, ontroerende manier dankbaar voor alleswat voor haar werd gedaan. Toen ze zo uitgeput was dat zenauwelijks meer kon spreken, was ze blij met alles wat zekreeg. Een beetje thee was ‘echt heerlijk’; als ik haar wat watergaf, zei ze ‘heel veel dank’; en naar mij toe waren dit, geloofik, de laatste kostbare woorden op haar dierbare lippen.

Terugkijkend zal ik echter altijd haar blije opgewektheidvoor me zien die zo kenmerkend voor haar was. Ze leekvoorbestemd voor een gelukkig leven, omdat haar levenslustaltijd in bedwang werd gehouden door haar gevoeligheid, uitvrees degenen die zij liefhad verdriet te doen. En ze werd hetnooit moe haar tedere liefde te tonen door liefkozingen ofdoor al die andere kleine uitingen van aanhankelijkheid.

We hebben de lieveling van ons gezin verloren, en detroost van onze oude dag. Ze moet hebben geweten hoeveelwe van haar hielden. Oh, wist ze nu toch maar hoe innig, hoeteder we haar dierbare blije gezichtje nog steeds liefhebben enaltijd zullen blijven liefhebben! Dat ze gezegend moge zijn!

30 april 1851

152 De autobiografie van Charles Darwin

Page 155: Autobiografie Charles Darwin

Appendix 3

Korte chronologie

1809 12 februari, geboren in Shrewsbury1817 Overlijden van zijn moeder1825 Naar Edinburgh voor studie medicijnen1828 Naar Cambridge voor studie theologie1831 In januari geslaagd voor B.A.-examen1831 27 december, vertrek van de Beagle1836 2 oktober, Beagle terug in Engeland1839 Journal of Researches gepubliceerd1839 29 januari, huwelijk met Emma Wedgwood1842 The Structure en Distribution of Coral Reefs

In september vestiging in DownZoology of the Voyage of the Beagle

1846 Geological Observations on South-America1858 Gemeenschappelijke publicatie met A.R. Wallace1859 On the Origin of Species1862 Various Contrivances by which Orchids are Fertilised1868 The Variation of Animals and Plants under Domestication1871 The Descent of Man1872 The Expression of the Emotions in Man and Animals1875 Insectivorous Plants1876 The Effects of Cross- and Self-Fertilisation1880 The Power of Movement in Plants1881 The Formation of Vegetable Mould through the Action of

Worms1882 16 april, overleden

26 april, begraven in Westminster Abbey

Page 156: Autobiografie Charles Darwin
Page 157: Autobiografie Charles Darwin

Adaptatie 116Adventure 69Ainsworth, W.F. 42Asa Gray 118, 121, 125Ascension 74Athenaeum Club 30Audubon, J.J. 44

Babbage, Charles 101, 106Beagle 69

reis met de 64vertrek uit Plymouth 72

Beaumont, Elie de 95Bell, Lady Caroline 100Bell, Sir Charles 128Beneden, professor van 139Bird, mejuffrouw 119Brown, Robert 76, 97, 123Buckland, W. 95Buckle, H.T. 102Bulwer, Sir E. Lytton 114Butler, Dr. schoolhoofd 20, 39

Butler, Samuel 131

Cambridge 50, 53, 75‘Cambridge Ray Club’ 57Case, Eerw. G. 16, 17, 19Castlereagh, Lord 66, 69Charles II 66Cirripedia 114Coldstream, Dr. 42Concepción 68Concholopa 114Coral Reefs 92Cork, Lady 103

Darwin, Anne 91Darwin, Caroline 17Darwin, Catherine 17Darwin, Erasmus

grootvader van Charles 36Zoönomia 43

Darwin, Erasmus jr.broer van Charles 36, 40

Index

Page 158: Autobiografie Charles Darwin

Darwin, Robertvader van Charles 23dood van 114

Darwin Fox, W. 56Darwin-Wedgwood, Emma

(vrouw van Charles) 79, 85Mevrouw 79

Descent of Man 127Dimorfie 124Down 109Drosera 129

Edinburghmedische studie in 40

Eendenmossels 114Euclides 37Experimenten

scheikundige, samen met Eras-mus jr. 39

Eyton, Thomas Campbell 61

Falconer, Hugh 98Falsificaties

wetenschappelijke 138Fitz-Roy, Robert

kapitein van de Beagle 64, 69,72, 113karakter van 65

Fitzwilliam Gallery 54Forbes, E. 121Formation of Vegetable Mould

through the Action of Worms132

Galapagos-archipel 73, 115Galton, Francis 36Garnett

schoolvriendje 21‘Gas’, Charles’ bijnaam op

school 39Geest, verandering van 134Geheugen, analyse van zijn 136

Geological Society 76, 92, 107Geologie

onderzoek met Sedgwick 61Glen Roy 77God

discussie over het al dan nietbestaan van 82

Gordeldieren 115Grant, R.E. 42, 44Grote, G. 104

Haeckel, Ernst 121Haughton, professor 118Henslow, J.S. 53, 57, 58, 61, 64,

74, 75, 95, 125Herbert, J.M. 54Herschel, Sir J. 60, 100Hooker, J.D. 97, 98, 110, 120Hope, C.T.

hoogleraar scheikunde 40Horner, L. 45Humboldt, A. von 60, 101Huth, de heer 139Huxley, T.H. 42, 99, 110, 131Hydrotherapie 114, 119

Insectenin Plas Edwards (Wales) 38

Insectivorous Plants 129

Jameson, professor 43, 45Jenyns, Leonard 59Journal of Researches 113

Kay-Shuttleworth, J.Ph. 44Kevers

bijzondere exemplaren 56verzamelen van 55

King’s College, de kapel van 55Kingsley, Charles 106Klimplanten 125Komkommerachtigen 125

156 De autobiografie van Charles Darwin

Page 159: Autobiografie Charles Darwin

Krause, Dr. Ernst 131Kruisbestuiving 123, 130

Lamarck, Jean-Baptiste 42Lansdowne, Lord 30Lavater, G. 65Leiden 29Leighton, W.A. 18Life of Erasmus Darwin 131Linnean Society 118Linum flavum 124Litchfield, F.B. 131Lyell, Sir Charles 30, 76, 93, 95,

106, 116, 117, 120, 122Principles of Geology 70

Macaulay, Thomas Babington104

Macgillivray, William 46Mackintosh, Sir James 48Maer 22, 47, 48, 65Malthus, Th.R.

Essay on the Principles of Pop-ulation 116

Malvernhydrotherapie in 114

Meerstijligheid 130Miller, prof. W.H. 75Milnes, Richard Monckton 105Mivart, G.J. 122Mosdiertjes 43Motley, J.L. 104Müller, Fritz 121Müller, Hermann 130Murchison, Sir R. 96, 101Muziek, liefde voor 55

National Gallery 54

Ontstaan van soortenverklaring van het succes 119

Origin of Species

publicatie van 119Owen, Richard 98

Paley, William 52, 79Pangenese-hypothese 127Parker, Henry 28Parker-Darwin, Marianne

tante van Charles 28Patagonië 72Piggott, juffrouw 33Plinian Society 43Plymouth 72Power of Movement in Plants

132Publicaties, bespreking van zijn

113

Religie, ideeën over 77

Scepsis, noodzakelijkheid van137

Schieten, enthousiasme voor het38

Schilderkunst, ontwikkeling vanbelangstelling voor 54

Schrijven, methode van 133Sedgwick, professor A. 53, 61,

74, 95Seksuele selectie 128Selectie 116Shakespeare, William 37Sherburn, Lord 29Shrewsbury 15Slavernij

Fitz-Roy versus Darwin 67Sleutelbloemsoorten 124

variëteiten van 139Slingerplanten 125Smith, Sydney 103Snowdon, beklimming van de

47Sobieski Stuart, Ch.E. 66

Index 157

Page 160: Autobiografie Charles Darwin

Spencer, Herbert 83, 102Sprengel, Ch.K. 123St. Helena, geologie van 73St. Jago, geologie van 73Stanhope, Lord 104Steenkoolvormende planten 99Stephen, Leslie 131

Thompson, H. 56

Uitdrukken van emoties bijmens en dier 128

Variabiliteitjeugdige belangstelling 18

Variation of Animals and Plantsunder Domestication 123

Variation of Domestic Animalsand Plants 80

Verzamelen, methoden voor 55Vuurland 72, 97, 122

Wallace, Alfred Russell 118, 120Waterton, Ch. 45Way, Albert 56Wedgwood, Effie 103Wedgwood, Hensleigh 102Wedgwood, Josiah jr. 22, 49, 65Wedgwood, Susannah

moeder van Charles 16Wernerian Society 43Whewell, Dr. W. 59, 98, 106Whitley, C. 54

Zeebloedzuiger 43Zeepokken 114Zelfbestuiving 130Zoology of the Voyage of the

Beagle 93

158 De autobiografie van Charles Darwin

Page 161: Autobiografie Charles Darwin
Page 162: Autobiografie Charles Darwin

Enkele andere boeken van Uitgeverij Nieuwezijds

darwin Over het ontstaan van soortendarwin Het uitdrukken van emoties bij mens en dierbuskes Evolutionair denkenvandermassen Darwin voor damesbraeckman Darwins moordbekentenisbuskes e.a. In Darwins woorden

De boeken van Uitgeverij Nieuwezijds zijn verkrijgbaar in de boekhan-del. Zie ook: www.nieuwezijds.nl.