Upload
others
View
5
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Wetenschap en Technologie verdiepingsgesprekken basisonderwijs Bedrijven over de samenwerking met het basisonderwijs
Wetenschap en Technologie
verdiepingsgesprekken basisonderwijs
Bedrijven over de samenwerking met het basisonderwijs
Opdrachtgever: Platform Bèta Techniek
Utrecht, februari 2016
© Oberon
Postbus 1423
3500 BK Utrecht
tel. 030-2306090
fax 030-2306080
e-mailadres: [email protected]
Inhoudsopgave
1 Inleiding ......................................................................................................................................... 5 1.1 Achtergrond ................................................................................................................................. 5 1.2 Doel en vraagstelling ................................................................................................................... 6 1.3 Opzet van het onderzoek ............................................................................................................ 6
1.4 Leeswijzer .................................................................................................................................... 7 2 Motivatie ....................................................................................................................................... 8
2.1 Belang van aandacht voor wetenschap en technologie .............................................................. 8 2.2 Motieven ..................................................................................................................................... 8
2.2.1 .. Motieven van bedrijven om samen te werken met basisscholen .................................... 8
2.2.2 .. Doelgroepgerichte doelstellingen .................................................................................. 10 2.2.3 .. Motieven voor bedrijven om niet samen te werken met basisscholen ......................... 11
3 De samenwerking in de praktijk .................................................................................................. 13
3.1 Huidige activiteiten .................................................................................................................... 13 3.2 Afstemming en doelgroep ......................................................................................................... 14 3.3 Verbetermogelijkheden ............................................................................................................. 15
4 Belemmeringen en succesfactoren .............................................................................................. 17
4.1 Factoren die positief bijdragen .................................................................................................. 17 4.2 Factoren die een belemmerende rol spelen ............................................................................. 20
5 Conclusies en aanbevelingen ....................................................................................................... 22
5.1 Conclusies .................................................................................................................................. 22 5.2 Aanbevelingen ........................................................................................................................... 23
5.2.1 .. Wat kunnen bedrijven zelf doen? .................................................................................. 23 5.2.2 .. Wat kunnen basisscholen doen? .................................................................................... 24 5.2.3 .. Wat kunnen bedrijven en basisscholen samen doen? ................................................... 25 5.2.4 .. Hoe kunnen externe partijen bijdragen? ....................................................................... 25
6 Bijlage I: Gespreksleidraad bedrijven ........................................................................................... 27
7 Bijlage II: Overzicht gespreksdeelnemers ..................................................................................... 28
Wetenschap en Technologie verdiepingsgesprekken basisonderwijs 5
1 Inleiding
1.1 Achtergrond
In het plan ‘Kiezen voor Technologie’ beschrijft het Platform Bèta Techniek de ambities en actiepunten
die het voor ogen heeft op het gebied van wetenschap en technologie in het primair en voortgezet
onderwijs. Een van de doelen van dit plan is het uitbreiden van de samenwerking tussen primair
onderwijs en bedrijven. Op dit gebied is er de laatste jaren al veel gebeurd. Vanuit het bedrijfsleven zijn
allerlei initiatieven ontplooid om leerlingen in aanraking te laten komen met wetenschap en technologie
(W&T), zoals onder andere techniekcoaches die scholen bezoeken. Ook zijn organisaties opgericht die
bemiddelen tussen scholen en bedrijven zoals Jet-Net Junior en TechniekTalent.nu.
In het Techniekpact 2020 – gesloten door onderwijs, bedrijfsleven en overheid – staan gezamenlijke
afspraken die ertoe moeten leiden dat alle basisscholen in 2020 wetenschap en technologie structureel
in hun onderwijsprogramma hebben opgenomen. Er staan ook afspraken in over de samenwerking
tussen bedrijven en scholen. Doel is niet alleen dat er méér scholen gaan samenwerken met bedrijven,
maar ook dat de samenwerking daadwerkelijk bijdraagt aan het bereiken van de leerdoelen. Een van de
acties uit het Techniekpact 2020 is dat iedere school voor ondersteuning bij het aanbieden van
wetenschap en technologie terecht kan bij het bedrijfsleven. Het is de bedoeling dat deze ondersteuning
wordt georganiseerd vanuit één gemeenschappelijk digitaal loket. Het initiatief van de samenwerking
moet liggen bij de school en de leerkracht, zodat gastlessen, bedrijfsbezoeken, e.d. daadwerkelijk
helpen bij het bereiken van de leerdoelen en ze goed passen bij het onderwijsprogramma.
De Verkenningscommissie wetenschap en technologie in het primair onderwijs constateert dat veel
initiatieven “versplinterd en vrijblijvend” zijn, oftewel onvoldoende ingebed zijn in het
onderwijsprogramma. Bovendien vindt deze commissie dat het accent meer op techniekeducatie moet
liggen dan op technologiepromotie. De neiging tot het meedoen aan losse activiteiten die niet zijn
ingebed in het curriculum is een bekend verschijnsel in het basisonderwijs.1
De Verkenningscommissie beveelt aan dat niet alleen grote bedrijven deelnemen aan
samenwerkingsinitiatieven met het basisonderwijs op het gebied van wetenschap en technologie, maar
ook bedrijven die dicht bij de scholen staan. Dat zijn vaak het midden- en kleinbedrijf, en de land- en
tuinbouwbedrijven.
Uit eerder onderzoek2 blijkt dat scholen wel bereid zijn om meer samen te werken met bedrijven, maar
dat veel basisscholen dat nog niet of slechts gedeeltelijk doen. De vraag is nu welke rol het bedrijfsleven
voor zichzelf ziet bij het stimuleren van aandacht voor wetenschap en technologie op basisscholen en
hoe het aankijkt tegen samenwerking met basisscholen.
1 Voor cultuureducatie werd bijvoorbeeld hetzelfde geconstateerd en daarom introduceerde het ministerie van OCW het
programma ‘Cultuureducatie met kwaliteit’. Een van de doelen van dit programma is het investeren in structurele samenwerking tussen basisscholen en culturele instellingen, waarbij de aard van de samenwerking verschuift. Niet het aanbod van de instelling, maar de vraag van de school staat centraal.
2 Rohaan & Slangen (2014). Wetenschap en techniek. Koers van basisscholen in Noord-Brabant en Limburg. Totaalrapportage,
p.28. en Rohaan & Slangen (2015). Toekomstbestendig wetenschap- en technologieonderwijs. In Basisschoolmanagement (01 en 02).
6 Oberon
1.2 Doel en vraagstelling
Het Platform wil graag een beeld krijgen van de huidige samenwerking van bedrijven met scholen voor
het basisonderwijs en de motieven voor bedrijven om wel of niet samen te werken met het
basisonderwijs. Daarnaast wil het Platform zicht op de factoren die positief bijdragen of juist
belemmerend zijn in de samenwerking, om te komen tot aanbevelingen over de wijze waarop
samenwerking versterkt kan worden.
Deze doelstelling is uitgewerkt in de volgende onderzoeksvragen:
1. Waarom vinden bedrijven het al dan niet van belang om het in het basisonderwijs aandacht te
besteden aan wetenschap en technologie? En welke drijfveren hebben bedrijven om al dan niet
samen te werken met basisscholen?
2. Wat zijn volgens bedrijven zinvolle activiteiten voor samenwerking tussen bedrijfsleven en het
basisonderwijs? En welke samenwerkingsactiviteiten met het basisonderwijs voeren bedrijven uit
of zouden zij in de toekomst graag uit willen voeren?
3. Welke belemmeringen ervaren bedrijven bij de samenwerking met het basisonderwijs, hoe kunnen
deze weggenomen worden en hoe kan de samenwerking versterkt worden?
4. Wat zijn de factoren die positief bijdragen aan de samenwerking met het basisonderwijs?
1.3 Opzet van het onderzoek
In eerste instantie is gekozen om via een digitale vragenlijst antwoord te krijgen op de
onderzoeksvragen. Duizenden bedrijven werden via digitale nieuwsbrieven, websites en sociale media
van verschillende brancheorganisaties uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek door het
invullen van de vragenlijst. De respons bleef ondanks herhaaldelijke wervingsacties en herinneringen
ongewenst laag.
Vervolgens is in overleg met het Platform besloten om verdiepingsgesprekken te houden met bedrijven
van diverse grootte en uit verschillende sectoren die al wel samenwerken met het basisonderwijs, met
bedrijven die daar plannen voor hebben en met bedrijven die dit (nog) niet doen. In totaal hebben we
één groepsgesprek georganiseerd, zeven individuele gesprekken gehouden met vertegenwoordigers van
bedrijven op locatie of via de telefoon, en een gesprek gevoerd met een intermediair die werkzaam is op
het gebied van W&T. Als bijlage I van dit rapport treft u de gespreksleidraad aan die is gebruikt voor de
verdiepingsgesprekken met de bedrijven.
Aan het groepsgesprek namen twee vertegenwoordigers van technische brancheorganisaties deel en
twee van grote bedrijven die ervaring hebben met het basisonderwijs. De individuele gesprekken
werden gehouden met vier bedrijven die al wel samenwerken met het basisonderwijs en drie bedrijven
die dit (nog) niet doen. De bedrijven uit de individuele verdiepingsgesprekken verschillen sterk van
elkaar qua omvang; van een bedrijf met ruim zevenduizend werknemers tot een klein bedrijf met
minder dan tien werknemers. In bijlage II van dit rapport treft u een geanonimiseerd overzicht aan van
de gespreksdeelnemers met informatie over de grootte van de organisatie en diens ervaring met het
basisonderwijs.
Wetenschap en Technologie verdiepingsgesprekken basisonderwijs 7
1.4 Leeswijzer
In de hoofdstukken 2 tot en met 4 beantwoorden we de onderzoeksvragen. Allereerst bespreken we in
hoofdstuk 2 het belang van de verbinding tussen het bedrijfsleven en het basisonderwijs en de
motivatie van bedrijven om al dan niet samen te werken. In hoofdstuk 3 bespreken we de activiteiten
die bedrijven organiseren en hun visie hierop. In hoofdstuk 4 presenteren we de factoren die een
belemmerende rol spelen in de samenwerking en de factoren die hieraan een positieve bijdrage
leveren. In hoofdstuk 5 sluiten we af met de conclusies en aanbevelingen.
De rapportage geeft een beeld van de motivatie van bedrijven voor samenwerking met het
basisonderwijs, mogelijke vormen van samenwerking (inhoudelijk en organisatorisch) en biedt
suggesties om de samenwerking te versterken.
We gebruiken met name de informatie uit de verdiepingsgesprekken voor de beantwoording van de
onderzoeksvragen. Op sommige plaatsen voegen we informatie toe uit de respons op de digitale
vragenlijst (44 bedrijven). Dit kan een eerste voorzichtige indicatie geven van de mening van bedrijven,
terwijl de gesprekken een meer verdiepend beeld opleveren. Het gebruik van informatie uit de
vragenlijst wordt expliciet vermeld in de tekst. Ter illustratie van de onderzoeksbevindingen voegen we
citaten uit de gesprekken met de bedrijven toe.
8 Oberon
2 Motivatie
In dit hoofdstuk gaan we in op het belang van aandacht voor W&T en de motivatie van bedrijven om
samen te werken met het basisonderwijs.
2.1 Belang van aandacht voor wetenschap en technologie
Alle bedrijven uit de gesprekken vinden het belangrijk dat er aandacht wordt besteed aan W&T in het
basisonderwijs, ongeacht of zij hier zelf wel of (nog) niet een bijdrage aan leveren.
In de digitale vragenlijst geeft 91% (40 bedrijven) aan het belangrijk tot zeer belangrijk te vinden dat er
in het basisonderwijs aandacht wordt besteed aan wetenschap en technologie. Ook het merendeel van
de bedrijven die niet (meer) actief zijn in het basisonderwijs ziet in de regel wel het belang ervan in.
Als hoofdreden geven bedrijven aan het belangrijk te vinden dat kinderen al op jonge leeftijd in
aanraking komen met W&T en hun basiskennis op dit gebied meer verrijken. Aandacht voor W&T is ook
nodig om de praktijk context te bieden en verschillende achtergronden als beroepen en technologieën
zichtbaarder te maken voor het kind.
2.2 Motieven
Motieven voor bedrijven om al dan niet samen te werken met het basisonderwijs hebben twee
aspecten. Aan de ene kant gaat het om de motivatie achter samenwerking. Daarover geven de bedrijven
aan dat het voor de organisatie duidelijk moet zijn op welke manier bedrijven zelf profijt hebben van het
samenwerken met het basisonderwijs: tijdige kennismaking van jeugd met arbeidsmarktmogelijkheden
en imagoverbetering (zie 2.2.1). Aan de andere kant gaat het om de beoogde opbrengsten van
samenwerking zoals die bij de doelgroep, de basisschoolleerlingen, behaald kunnen worden (zie 2.2.2).
We sluiten dit hoofdstuk af met enkele redenen van bedrijven om niet samen te werken met het
basisonderwijs (zie 2.2.3).
2.2.1 Motieven van bedrijven om samen te werken met basisscholen
De bedrijven die al samenwerken met het basisonderwijs geven tijdens de gesprekken en in de digitale
vragenlijst meerdere redenen op waarom zij dit doen. Het betreft hier acht bedrijven uit de gesprekken
en drieëntwintig bedrijven (52%) uit de vragenlijst.
De redenen voor bedrijven om samen te werken met het basisonderwijs en de aandacht voor
wetenschap en technologie te bevorderen, zijn gericht op de eigen sector. Bedrijven willen onder
andere door in de jeugd te investeren zorgen voor een tijdige kennismaking van de jeugd met de
‘technische’ arbeidsmarkt om daardoor op de langere termijn de aansluiting tussen onderwijs en
arbeidsmarkt te verbeteren. Het verbeteren van het imago van het bedrijf en de sector draagt daar ook
aan bij. De bedrijven die niet samenwerken met het basisonderwijs geven aan dat deze vorm van
samenwerking voor hen geen prioriteit heeft. Zij zijn meer gericht op de korte termijn en hebben de tijd
Wetenschap en Technologie verdiepingsgesprekken basisonderwijs 9
en middelen er op dit moment niet voor beschikbaar (zie 2.2.3). Dat betekent dat ze wel het belang
ervan inzien, maar nu er bewust voor kiezen hier (nog) niet in te investeren.
Tijdige kennismaking en aansluiting arbeidsmarkt
Een van de redenen voor samenwerking met het basisonderwijs die bedrijven noemen, is zorgen dat
leerlingen al op een vroeg moment kennismaken met wetenschap en technologie. Zo wordt ernaar
gestreefd dat in de toekomst meer leerlingen kiezen voor een bètaprofiel en al van jongs af aan de
benodigde basisvaardigheden mee krijgen. Op deze manier willen bedrijven inspelen op het tekort aan
technisch opgeleid personeel waar verschillende sectoren, als bijvoorbeeld de waterzuiverings-
installatiebedrijven en de autotechniekbranche, nu al mee geconfronteerd worden.
De bedrijven die nu al te maken hebben met een tekort aan of afname van technisch opgeleid personeel
binnen hun sector, constateren dat leerlingen al op een vroege leeftijd een keuze moeten maken. Dit
wijst hen op het feit dat leerlingen zich al voor het eerste keuzemoment, aan het einde van de
basisschoolperiode, bewust moeten zijn van de beroepsmogelijkheden die aansluiten bij wetenschap-
en technologieprofielen. “Wat je niet kent dat kies je ook niet. Dat geldt vooral ook voor technologie in
het basisonderwijs”, stelt een vertegenwoordiger uit de mobiliteitsindustrie. Door leerlingen al op jonge
leeftijd te informeren over beroepen die niet direct zichtbaar zijn voor de buitenwereld en de
mogelijkheden hiervan, hopen de bedrijven onder andere de aansluiting van het onderwijs op de
arbeidsmarkt voor de eigen sector in de toekomst te verstevigen.
Het investeren in het bewustwordingsproces op het gebied van W&T van leerlingen is een motief dat
vrijwel alle bedrijven benoemen. Door de samenwerking aan te gaan worden de leerlingen zich meer
bewust van de mogelijkheden en kansen die W&T kan bieden. Zij krijgen niet alleen uitleg over hoe iets
werkt, maar komen daadwerkelijk met de technologie in contact en kunnen via proefjes de werking
ervan ervaren.
Enkele bedrijven stellen vast dat er nog steeds weinig meisjes kiezen voor technologie. Door gericht de
bewustwording van deze groep te stimuleren, kan volgens hen hier nog veel winst worden behaald. Zo
geeft een van de bedrijven een voorbeeld van een project dat leerlingen laat kennis maken met 3D-
ontwerptechnologieen. Om de meisjes meer hiervoor te interesseren combineren ze deze technologie
“Een nutsbedrijf bij ons in de omgeving heeft te maken met het feit dat er vrijwel geen vmbo-
leerlingen in de regio voor hun sector kiezen. Dit probleem wees hen erop dat de vijver waarin ze
vissen groter moet worden, zowel op de korte als lange termijn.”
- vertegenwoordiger metaalbewerkingsbedrijf
“Het zaadje moet al vroeg geplant worden. Hoe eerder leerlingen kennismaken met technische
beroepen die niet direct zichtbaar zijn voor de maatschappij maar daar wel een grote rol in spelen,
des te groter de kans dat zij zich hier meer voor gaan interesseren en uiteindelijk kiezen voor een
technisch profiel. Dit zullen geen enorme aantallen zijn, maar alle kleine beetjes helpen.”
- vertegenwoordiger waterzuiveringsbedrijf
10 Oberon
met het ontwerpen van sieraden. Op die manier maken zij de link tussen verschillende gebieden
duidelijk voor de leerlingen en dragen in die zin bij aan het algehele bewustwordingsproces.
Imagoverbetering
De bedrijven geven aan dat de samenwerking met het basisonderwijs niet enkel gericht is op het
informeren en het stimuleren van de bewustwording bij leerlingen, maar daarnaast ook bedoeld is ter
verbetering van het imago van het bedrijf, de sector en de werkzaamheden. Zo stelt een bedrijf uit de
agrarische sector bijvoorbeeld dat “de landbouw een onzichtbare sector is, waar veel ideeën over zijn die
niet altijd overeenkomen met de werkelijkheid.” De activiteiten die de bedrijven organiseren zijn
zodoende ook bedoeld om jonge leerlingen kennis te laten maken met de werkelijkheid en om de
stereotype ideeën van hun sector te doorbreken. Het imago van een sector dat afwijkt van de
werkelijkheid bestaat niet alleen bij leerlingen, maar ook bij leraren, schoolleiders en ouders. Deze
partijen worden bijvoorbeeld bij excursies en gastlessen direct en indirect betrokken bij de uitvoering
van de activiteiten. Het organiseren van activiteiten voor scholen biedt op deze manier ruimte om al
deze partijen te voorzien van een werkelijkheidsgetrouw beeld dat ten goede komt aan het imago.
2.2.2 Doelgroepgerichte doelstellingen
Naast de beweegredenen die meer direct gelinkt zijn aan opbrengsten voor ondernemingen zelf
noemen de bedrijven ook motieven voor samenwerking die gericht zijn op de ontwikkeling van
kinderen.
Maatschappelijke verantwoordelijkheid
De bedrijven erkennen hun rol als praktijkvoorbeeld voor leerlingen en zien daarin een zekere
maatschappelijke verantwoordelijkheid voor henzelf. Deze rol houdt volgens hen in dat bedrijven laten
zien wat hun rol in de samenleving is, hoe zij te werk gaan en wat het uiteindelijke doel is. Niet alleen
hun product moet zichtbaar zijn, maar ook de hele bedrijfsvoering die daaraan vooraf gaat.
In het bijzonder zien bedrijven kennismaking met de praktijk als een manier om leerlingen bewust te
maken van de samenleving waarin ze leven. Dit gaat dus niet sec over een beroep of de technologieën
die daarin toegepast worden, maar ook over de betekenis ervan in ons dagelijks leven. Zo presenteert
een boer niet alleen zijn landbouwtechnologie, maar betrekt in zijn verhaal ook het belang van gezonde
voeding en de bijkomende productieprocessen. Hetzelfde geldt voor energiebedrijven die niet alleen
windmolens en zonnepanelen laten zien, maar ook de leerlingen bewust maakt van waarom duurzame
energiebronnen belangrijk zijn en waar die energie allemaal voor gebruikt wordt.
“Het funderend onderwijs leent zich bij uitstek voor activiteiten die gericht zijn op bewustwording.
Juist bij jonge leerlingen behaal je de meeste winst. Leerlingen leren door te doen.”
- vertegenwoordiger mobiliteitsindustrie
“Het is belangrijk om bij te dragen aan de ontwikkeling van leerlingen, hen te voorzien van de
benodigde kennis en hun beeld van de maatschappij waarin we leven te verbreden.”
- vertegenwoordiger nutsbedrijf
Wetenschap en Technologie verdiepingsgesprekken basisonderwijs 11
Talentontwikkeling
Met de samenwerkingsactiviteiten spelen veel bedrijven in op de leerdoelen die bij het onderwijs van de
school passen. Verschillende competenties zoals: een leergierige en onderzoekende houding,
probleemoplossend vermogen, creativiteit, ondernemingszin, kritisch denken, samenwerken, ICT-
geletterdheid, rekenvaardigheden en maatschappelijke kennis, worden door middel van gastlessen,
excursies en opdrachten gestimuleerd. Dit zijn stuk voor stuk vaardigheden die aansluiten bij de
maatschappij van de toekomst, de zogenaamde 21ste-eeuwse vaardigheden. Bedrijven herkennen dat
zij in de ontwikkeling van deze vaardigheden een belangrijke rol spelen, om de jeugd toe te rusten voor
de maatschappij van de toekomst.
2.2.3 Motieven voor bedrijven om niet samen te werken met basisscholen
De bedrijven die (nog) niet samenwerken met het basisonderwijs geven tijdens de gesprekken en in de
digitale vragenlijst meerdere redenen op waarom zij dit niet doen. Het betreft hier drie bedrijven uit de
gesprekken en eenentwintig bedrijven (49%) uit de vragenlijst. De bedrijven geven overigens wel aan
het belangrijk te vinden dat er aandacht is voor W&T in het basisonderwijs. Dit lijkt in tegenstrijd met
elkaar te zijn. Echter, de bedrijven geven vooral praktische en op de korte termijn gerichte redenen
waarom zij voor hun eigen bedrijf geen mogelijkheid zien om samen te werken met basisscholen
Ongeschikte doelgroep
Enkele bedrijven stellen dat de doelgroep te ver van hun sector af staat. Zij kiezen er bewust voor om
met oudere leerlingen uit bijvoorbeeld het voortgezet onderwijs samen te werken. Zo stel de
gespreksdeelnemer uit de muziektechnologie-industrie dat “middelbare scholieren zich meer bewust zijn
van de techniek die gebruikt wordt in het programma en ook daadwerkelijk iets neer kunnen zetten. Bij
jonge kinderen blijft dit meer aan de oppervlakte zweven.” Andere bedrijven herkennen dit beeld en
stellen daarbij dat er een extra slag gemaakt moet worden wanneer het over zeer jonge kinderen gaat.
Er moet een vertaalslag plaatsvinden naar het niveau van het jonge kind. Een stap die een drempel kan
vormen voor bedrijven die normaliter niet met het onderwijs en de jonge doelgroep te maken hebben.
Gebrek aan tijd, personeel en middelen
Een veel gegeven antwoord op de vraag waarom bedrijven niet samenwerken met het basisonderwijs is
dat, met name kleinere bedrijven, niet de tijd, mensen en middelen hebben om de samenwerking aan te
gaan. Veel van deze bedrijven verwijzen ook naar de gevolgen van de crisis waarmee zij nog steeds te
maken hebben. De prioriteiten liggen in de eerste plaats op het stabiliseren van de positie op de markt,
daarna pas kan er verder gekeken worden naar nevenactiviteiten zoals de samenwerking met scholen
aangaan.
Het bedrijf is geen onderwijsexpert
Een probleem dat bedrijven aankaarten is dat zij zelf niet (goed) in staat zijn een vertaalslag te maken
van hun vak naar jonge kinderen. Zij hebben in veel gevallen niet de pedagogisch didactische
vaardigheden in huis die nodig zijn om de kennis goed over te brengen op jonge leerlingen. Overigens is
dit probleem wel aan te pakken volgens de gespreksdeelnemers. Een intermediair kan hier een rol
“Leerlingen moeten niet meekrijgen dat ze voor wetenschap en technologie ‘moeten’ kiezen, maar
juist getriggerd worden om meer te willen leren op dit gebied.”
- vertegenwoordiger technologische industrie
12 Oberon
vervullen door bijvoorbeeld per bedrijfssector voorbeelden te geven van voor basisonderwijs relevante
inhouden (zie 5.2.4). Daarbij kunnen intermediairs ook de vertegenwoordigers van bedrijven een
training aanbieden om de benodigde vaardigheden te ontwikkelen of juist zelf begeleiding bieden
tijdens de gastlessen.
Wetenschap en Technologie verdiepingsgesprekken basisonderwijs 13
3 De samenwerking in de praktijk
Dit hoofdstuk gaat in op de praktijk van samenwerking tussen bedrijven en basisscholen. We kijken hier
naar de verschillende activiteiten die bedrijven uitvoeren, naar de wijze waarop deze activiteiten
worden afgestemd op de doelgroep en naar verbetermogelijkheden.
3.1 Huidige activiteiten
De samenwerking tussen bedrijven en basisscholen bestaat doorgaans uit het verzorgen van gastlessen
en het aanbieden van excursies. Daarnaast ontwikkelen sommige bedrijven lespakketten en werken alle
berdrijven met ondersteunende, informatieve websites.
Gastlessen
De gastlessen worden verzorgd door medewerkers van de bedrijven op de school zelf. De gastdocenten
verzorgen een les, geven daarin informatie aan de leerlingen, beantwoorden hun vragen en zetten de
leerlingen aan het werk met een opdracht, een quiz of met proefjes. De bedrijven zijn het unaniem eens
dat niet elke werknemer in staat is om een gastles te verzorgen. De gastdocent moet zich bewust zijn
van de doelgroep en de vertaalslag kunnen maken naar de leerlingen toe. Technologie moet in
duidelijke termen voor de doelgroep vertaald worden, zichtbaar en voelbaar gemaakt worden. Niet
iedere medewerker kan dat van nature en vaak moet een medewerker daarin getraind worden door de
scholen of andere betrokken partijen.
Excursies
Met de excursies wordt er een gastles verzorgd op de locatie van het bedrijf. Klassen worden rondgeleid
in de bedrijfsomgevingen en kunnen de technologieën van dichtbij zien, voelen, ruiken en horen. Ze
worden als het ware ondergedompeld in de wereld van de techniek. De bedrijven zijn hier zeer positief
over. Ook in het geval van het verzorgen van excursies stellen bedrijven dat het zaak is dat de
gastdocent een goede vertaalslag naar de doelgroep kan maken.
“Het is belangrijk om iemand uit het onderwijs naast je te hebben die de vertaalslag kan maken. Wij
zijn een technisch bedrijf en hebben de technieken in huis die we graag willen delen met de jeugd.
Daarbij hebben we hulp nodig van bijvoorbeeld onderwijsprogramma’s en organisaties als
TechniekTalent.nu, Jet-Net (Jongeren en Technologie Netwerk Nederland), Platform Bèta Techniek en
School aan Zet.”
- vertegenwoordiger metaalbewerkingsbedrijf
“Je wilt met een basisschool de diepte ingaan, maar in de activiteiten is het cruciaal om de techniek
voor een kind te vertalen. Een bezoekje aan een fabriek is heel indrukwekkend, maar blijft alleen
hangen bij de leerlingen als er een goede vertaalslag gemaakt wordt.”
- vertegenwoordiger waterzuiveringsbedrijf
14 Oberon
Extra winst valt te behalen door de aanwezigheid van leraren en ouders die de excursie begeleiden.
Bedrijven geven aan dat niet alleen leerlingen zich door deze activiteiten ontwikkelen op het gebied van
W&T, maar dat ook leraren en ouders kennis opdoen van de verschillende onderwerpen. Dit is een
groep die volgens hen ook zeker de aandacht verdient, want ouders zijn namelijk de constante factor in
de schoolloopbaan van leerlingen. Het thema ouderbetrokkenheid op het gebied van W&T kan volgens
de bedrijven nog beter benaderd worden door zowel scholen als bedrijven.
Lespakketten
Enkele bedrijven geven aan lespakketten te hebben ontwikkeld om naar scholen en leerlingen te kunnen
sturen. Leraren kunnen de lespakketten gebruiken om een les te verzorgen over een specifiek
onderwerp. De bedrijven bieden met het pakket informatie en materiaal aan die de leraar zonder
verdere ondersteuning van het bedrijf kan toelichten en toepassen. Om zulke pakketten succesvol te
maken is het van belang dat de informatie gemakkelijk te begrijpen is voor zowel de leerlingen als de
leraar.
Opvallend is dat dezelfde bedrijven aangeven dat het opsturen van lespakketten in hun opinie minder
effectief blijkt te zijn dan de hiervoor besproken activiteiten. Ze hebben namelijk geen goed zicht op de
wijze waarop de lespakketten in de klas worden ingezet. Daarbij heeft een leraar ook niet alle kennis
over het onderwerp tot zijn of haar beschikking. Dat kan leiden tot onjuiste of onvolledige
informatieverstrekking aan de leerlingen. Voorkeur heeft dat er iemand aanwezig is die ruime ervaring
heeft met het onderwerp en het materiaal zo optimaal mogelijk kan aanbieden aan de leerlingen. Dit
kan een werknemer zijn van het bedrijf dat de lespakketten aanbiedt, maar eventueel ook een ouder die
grondige kennis heeft van het thema.
Ondersteunende websites en sociale media
Alle bedrijven in dit onderzoek die samenwerken met het basisonderwijs hebben een digitale omgeving
ingericht. Hier kunnen leraren en leerlingen terecht voor informatie over het bedrijf, de technieken en
de activiteiten die de bedrijven aanbieden voor scholen. Opgemerkt wordt dat kinderen vaak gebruik
maken van deze websites om informatie te vinden voor het houden van spreekbeurten.
Sociale media worden nauwelijks gebruikt. Een van de bedrijven zegt dat dit wel stimulerend kan
werken in het uitbreiden van het netwerk, maar dat dit momenteel geen prioriteit heeft.
3.2 Afstemming en doelgroep
Bedrijven die samenwerken met het basisonderwijs zorgen voor een aanbod dat interessant is voor
scholen om gebruik van te maken. Ze stemmen het aanbod af op de vraag van scholen en op de
doelgroep van basisschoolleerlingen. Om dit te bereiken wordt vooral ingezet op activiteiten die de
werking van de techniek zichtbaar en volledig begrijpelijk maken voor de jonge doelgroep. Op die
manier kunnen bedrijven meerwaarde bieden aan basisscholen en hun leerlingen. Informatie en
basiskennis van W&T bij leerlingen is noodzakelijk, maar door de slag naar de praktijk te maken leren
jonge leerlingen pas echt.
“Je hebt aan de ene kant de theoretische basis, daarna het toepassen ervan in de praktijk, en daarna
het bedrijfsleven. Ofwel, de techniek in de praktijk en de werking ervan.”
- intermediair W&T
Wetenschap en Technologie verdiepingsgesprekken basisonderwijs 15
Bedrijven geven aan overwegend vraaggericht te werk te gaan. De samenwerking komt dan ook het best
op gang bij scholen die weten wat ze met W&T willen en die een duidelijke vraag hebben. Vermoedelijk
is dit ook de reden dat door bedrijven ontwikkelde lespakketten volgens bedrijven minder succesvol zijn.
De lespakketten hebben namelijk een aanbodgericht karakter, waardoor aansluiting bij de vraag van
scholen niet verzekerd is. Met scholen die geen duidelijke vraag hebben, moet de samenwerking
volgens bedrijven nog op gang komen.
De doelgroep voor de meeste bedrijven is groep 7 en 8 van het basisonderwijs. Dit is een bewuste
keuze, omdat leerlingen op deze leeftijd meer informatie tot zich kunnen nemen en zich meer bewust
zijn van de praktijkonderwerpen die aan bod komen. Toch zijn er ook enkele bedrijven die potentie zien
in de samenwerking gericht op leerlingen uit eerdere leerjaren.
3.3 Verbetermogelijkheden
Bedrijven die samenwerken met het basisonderwijs willen dit op de huidige manier doorzetten. Zij zijn
tevreden over de huidige activiteiten, zoals excursies en het verzorgen van gastlessen op de
basisscholen. Met het oog op de toekomst geeft deze groep bedrijven in veel gevallen aan de
samenwerking te willen verbreden naar andere bedrijven uit de regio, om meer scholen te bereiken. Nu
kunnen de bedrijven in dit onderzoek door gebrek aan tijd en middelen niet ingaan op alle verzoeken
van scholen.
De bedrijven uit de gesprekken geven verder aan dat zij minder tevreden zijn over het gebruik van de
lespakketten die zij ontwikkelen. Het voordeel van een lespakket is dat het mogelijkheden voor de
school biedt om langduriger aandacht aan een onderwerp te besteden. Bij het gebruik van lespakketten
“Groepen 7 en 8 zijn de doelgroepen waarop wij ons nu richten, hoewel groepen 5 en 6 ook al
betrokken zouden kunnen worden in ons aanbod. Hoe vroeger kinderen met deze technologieën in
contact komen, hoe beter. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat het aanbod hierop
wordt aangepast. Jongere leerlingen zouden kunnen beginnen met meer simpele praktijken die
passen bij hun niveau.”
- vertegenwoordiger installatietechniekindustrie
“De vraag kan het beste vanuit de scholen zelf komen zodra zij er klaar voor zijn. Als wij als bedrijf ons
gaan opdringen of scholen willen stimuleren, kan dit juist een averechts effect hebben.”
- vertegenwoordiger nutsbedrijf
“Binnen de regio zijn wij betrokken geraakt met andere agrarische ondernemingen die samenwerken
met het basisonderwijs. Acht boeren uit de regio zijn hierbij betrokken en er wordt begonnen met het
maken van een professionaliteitslag. Het bestuur richt zich op het werven van meer leden die een
bijdrage hieraan willen leveren.”
- vertegenwoordiger melkveebedrijf
16 Oberon
is nog winst te boeken in de afstemming van het aanbod van bedrijven en de vraag van scholen. Verder
vergt uitvoering van het lespakket kennis van leraren die zij niet altijd paraat hebben. Dit kan opgelost
worden door de uitvoering deels te laten verzorgen door medewerkers van het bedrijf of door ouders
die goede kennis hebben van het onderwerp. Op die manier kunnen gastlessen en lespakketten
gecombineerd worden.
Wetenschap en Technologie verdiepingsgesprekken basisonderwijs 17
4 Belemmeringen en succesfactoren
In dit hoofdstuk bespreken we de factoren die een belemmerende rol spelen bij de samenwerking met
het basisonderwijs alsook de factoren die een positieve bijdrage leveren. Deze punten komen voort uit
de gesprekken met de bedrijven en geven samen een rijk beeld van de aandachtspunten volgens de
bedrijven bij het stimuleren van verdere samenwerking.
4.1 Factoren die positief bijdragen
Ondersteuning via beleid en subsidies
Bedrijven geven in het algemeen aan behoefte te hebben aan ondersteuning vanuit de overheid. Zij
doelen hier op ondersteuning in de vorm van financiering en van een centraal contactpunt waar zij
terecht kunnen met vragen en voor informatie op het gebied van W&T in het basisonderwijs. Ook in de
beleidsvorming moet rekening gehouden worden met het W&T-thema in het onderwijs. Binnen het
wettelijk verplichte onderwijsaanbod van basisscholen moet ruimte gemaakt worden voor W&T. Verder
kunnen gemeenten W&T bijvoorbeeld opnemen in hun lokale onderwijsbeleid en vervolgens binnen de
regio met andere gemeenten afstemmen. Zowel scholen als bedrijven profiteren van regionale
afstemming en het vastleggen van duidelijke afspraken.
Intermediairs: ouders en andere bedrijven
De bedrijven zijn het met elkaar eens dat het lastig is voor commerciële partijen om een school binnen
te komen. In de gesprekken komt naar voren dat de bedrijven die al wel samenwerken met het
basisonderwijs allen gebruik maken van contacten uit het eigen netwerk. Dit kunnen medewerkers zijn
die als ouder bij de school zijn betrokken, en via deze route scholen actief benaderen met een
samenwerkingsaanbod. Maar ook bevriende organisaties of bedrijven die in het onderwijs al een voet
aan de grond hebben, kunnen andere bedrijven helpen en stimuleren de samenwerking aan te gaan
door als intermediair op te treden.
Verder kunnen ook scholen beter gebruik maken van de beroepsachtergrond van ouders. Zo wordt
scholen geadviseerd om ouders meer te betrekken bij het onderwijs of zelf een actieve bijdrage te laten
leveren. Dit kan bijvoorbeeld door ouders die werkzaam zijn in de techniek te betrekken bij de W&T-
lessen. De scholen kunnen het beschikbare potentieel al in kaart brengen bij de aanmelding van nieuwe
leerlingen.
Structuur
Om een thema als W&T in het basisonderwijs echt een plaats te geven en meer te laten zijn dan een
‘kers op de taart’, moet het geïntegreerd worden in de visie en het curriculum van de basisschool.
Zodra bedrijven en basisscholen beginnen met een samenwerkingsvorm moet er gekeken worden naar
de lange termijn. Het moet duidelijk zijn voor beide partijen met welke regelmaat de samenwerking
“Het begint bij het beleid van de school. Als de school geen beleid voor W&T heeft, dan kun je als
bedrijf nog net zo hard roepen maar zonder effect.”
- vertegenwoordiger mobiliteitsindustrie
18 Oberon
plaatsvindt, wat beoogd wordt met de samenwerking, welke stakeholders betrokken worden, hoe de
activiteiten uitgevoerd worden en wie de contactpersonen zijn. Met het maken van duidelijke afspraken
is de kans groter dat de samenwerking structureel plaatsvindt. Het investeren in de relatie met scholen
leidt volgens bedrijven tot meer onderling vertrouwen, mogelijkheden en efficiënt projectmatig werken.
Aan de voorkant aanpakken
Bedrijven zien de meerwaarde van centrale stimulering. De overheid moet daarbij ten eerste zorgen dat
het thema een vaste plek krijgt in het curriculum van de scholen door de kerndoelen op het gebied van
W&T te verstevigen.
Ten tweede geven bedrijven aan dat het verankeren van wetenschap en techniek niet alleen in het
basisonderwijs vorm dient te krijgen, maar ook in het curriculum van de pabo-opleidingen. Veel
leerkrachten hebben een beperkte kennis op het gebied van wetenschap en technologie, waardoor zij
vaak niet de benodigde kennis paraat hebben om leerlingen met specifieke belangstellingen te kunnen
bedienen. Bedrijven geven het advies om ook in de lerarenopleidingen meer aandacht aan W&T te
besteden om de positie ervan in het onderwijs te verstevigen.
Ten derde moet ook voor de leraren die al een langere tijd voor de klas staan ruimte zijn om zich verder
te professionaliseren op het gebied van W&T. De bedrijven uit het groepsgesprek adviseren om op dit
vlak te werken met een ‘teach the teacher’ methodiek, met andere woorden laat leraren elkaar op
niveau brengen. Dit zorgt ervoor dat de technologiekennis geborgd wordt binnen het onderwijs en een
doorgaande lijn kent. De bedrijven zien hier ook een rol voor zichzelf zodra ze de samenwerking
aangaan met scholen. Zij kunnen bijvoorbeeld aan de hand van de gastlessen ook de leraren kennis op
technologisch gebied bijbrengen en handvatten bieden om zelfstandig verder te gaan met de W&T-
lessen van een bepaald thema.
Deze top-down benadering moet er volgens bedrijven toe leiden dat het onderwerp landelijk op een
gelijke manier wordt opgepakt en versnippering wordt voorkomen.
Enthousiasme van leraren en schoolleiding
Aanvullend pleiten bedrijven ook voor een bottom-up benadering binnen scholen. Bedrijven bedoelen
hiermee het enthousiasmeren van leraren en schoolleiders. “Alles staat en valt met de docent in de
school.” Leraren kunnen bijvoorbeeld elkaar inspireren op het gebied van W&T. Voordeel van de
bottom-up aanpak is dat leraren intrinsiek gemotiveerd zijn en dat de aanpak past bij hun werkwijze en
binnen de visie van hun werkomgeving. Alleen op die manier kan aandacht voor W&T in het
basisonderwijs op een natuurlijke wijze groeien binnen de structuur van de school. De overheid moet
voor een kader zorgen waarbinnen het basisonderwijs de ruimte en vrijheid heeft om dit thema zelf
vorm te geven op een manier die past bij de eigenheid van de school. Het creëren van één werkvorm
voor alle basisscholen werkt niet.
“Zodra leraren de mogelijkheid hebben om hun kennis op andere leraren over te dragen en hen te
enthousiasmeren, ervaar je de positieve effecten van een olievlekwerking. Informatiestromen breiden
zich met deze werkwijze sneller uit en de drempel blijft laag.”
- intermediair W&T
Wetenschap en Technologie verdiepingsgesprekken basisonderwijs 19
Ook de bedrijven geven aan een bijdrage te kunnen leveren aan het enthousiasmeren van scholen voor
W&T. Dit kunnen zij doen door een kwalitatief sterk aanbod te creëren dat past bij de doelgroep en de
doelstellingen van de school. Een positieve ervaring speelt volgens hen een zeer belangrijke rol om de
relatie met basisscholen te versterken en te behouden.
Trekkers binnen de school
De praktijk leert dat er binnen de school iemand moet zijn die het thema trekt en de coördinatie
uitvoert van de verschillende activiteiten. Dit zou een leraar of schoolleider kunnen zijn. Belangrijk is dat
de taken van de W&T-trekker vastgelegd worden, zodat deze werkzaamheden niet blijven liggen door
drukte en structureel deel uitmaken van het onderwijs. Het omzetten van deze werkzaamheden in een
taakomschrijving zorgt er mede voor dat de werkzaamheden niet persoonsafhankelijk zijn, maar ook
bijvoorbeeld door nieuwe leerkrachten doorgezet kunnen worden in de toekomst.
De bedrijven uit het groepsgesprek geven hierbij het voorbeeld van de techniekcoach van
TechniekTalent.nu die leraren in het basisonderwijs ondersteunt om W&T in de klas te kunnen geven op
een manier die aansluit op de belevingswereld van de leerlingen. De trekker binnen de school kan naast
de coördinatie ook coaching bieden, zodat andere medewerkers mede de kans krijgen meer W&T-
ervaring op te doen in de praktijk en zich het onderdeel eigen te maken.
Duidelijke vraagstelling vanuit de school
Bedrijven benadrukken in de gesprekken dat scholen goed moeten kijken naar hun vraagstelling op het
gebied van W&T. Ze moeten duidelijk voor ogen hebben hoe ze het thema willen vormgeven binnen het
onderwijsprogramma en hoe externe partijen daaraan kunnen bijdragen. Als dit duidelijk is kunnen
bedrijven hier beter op inspelen, aansluiting vinden bij de visie van de school en daadwerkelijk
maatwerk bieden. Zodra W&T duidelijk geïntegreerd is in het curriculum en structureel wordt
uitgevoerd, is het mogelijk om de samenwerking met bedrijven uit de regio gestructureerd vast te
leggen. Bedrijven vinden het belangrijk te weten wat er wanneer van hen gevraagd wordt. Op die
manier kunnen ook zij het vastleggen in hun jaarprogramma. Hiermee pleiten de bedrijven eigenlijk voor
gastlessen die onderdeel uitmaken van het onderwijsaanbod voor W&T. Daarmee worden gastlessen
meer dan een incidenteel iets. Ze gaan een vast onderdeel uitmaken van het onderwijsaanbod, zodat
ook meer sprake kan zijn van W&T-educatie. Dit sluit aan op de aanbeveling van de
Verkenningscommissie W&T dat het accent moet komen te liggen op techniekeducatie en minder op
techniekpromotie (zie 1.1). Ad hoc samenwerkingsverbanden bieden volgens bedrijven te weinig
maatwerk aan de scholen en zijn in veel gevallen maar eenmalig.
“Als de school achter de activiteit staat, ondernemend is en een concrete vraag heeft, dan merk je
dat de samenwerking goed verloopt. Scholen die overgehaald moeten worden om langs te komen,
blijken vaak geen goed aansluitend programma te hebben. Je hoopt ze te interesseren, maar dat
gaat beter met een duidelijk vraagstuk dat past bij het schoolprogramma.”
- vertegenwoordiger melkveebedrijf
20 Oberon
4.2 Factoren die een belemmerende rol spelen
Beschikbare middelen en schaalgrootte
Alle bedrijven geven aan dat tijd en middelen de grootste drempel vormen om met scholen samen te
gaan werken of om de bestaande samenwerking verder uit te breiden of te intensiveren. Vooral kleine
bedrijven stellen dat zij nog niet de ruimte in personeel of middelen hebben om in deze activiteiten te
investeren. Grote bedrijven hebben vaak meer mogelijkheden om aandacht te geven aan de verbinding
met het onderwijs. Het investeren in onderwijs maakt deel uit van hun doelen en zij regelen daar op
jaarlijkse basis middelen voor. Middelgrote en kleine bedrijven hebben dikwijls minder mogelijkheden
om dit in te bedden in hun structuur.
Het niet vrij kunnen maken van middelen hangt onder meer samen met het gebrek aan direct belang.
De helft van de bedrijven uit de vragenlijst die niet (meer) samenwerken met het basisonderwijs zegt
dat de samenwerking voor hen geen prioriteit is op de korte termijn.
Ook voor scholen speelt het gebrek aan tijd en middelen. Het onderwijsprogramma van basisscholen zit
al boordevol. Daarnaast brengt bijvoorbeeld een excursie vaak extra kosten met zich mee. Het regelen
van eigen vervoer en extra begeleiding kan bijvoorbeeld al een drempel vormen voor sommige scholen.
Commerciële belangen nastreven Onduidelijkheid bij scholen of ouders over de doelstellingen van bedrijven kunnen een belemmering
vormen. Zoals bij de samenwerkingsmotieven in hoofdstuk twee aan bod is gekomen, moeten bedrijven
het doel van de samenwerking helder hebben en helder maken. Het gaat om datgene wat bedrijven
vertegenwoordigen, om het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van de leerlingen en het
stimuleren van W&T-kennis op vroege leeftijd met het oog op de toekomst. Het winstbelang of het
promoten van een merk of de producten van een bedrijf moet hierbij buiten beeld blijven. Alle bedrijven
zijn zich hiervan bewust en beperken het promoten van hun organisatie tot de informatiepakketjes die
de leerlingen na de gastlessen of de excursies ontvangen om mee naar huis te nemen.
“Ik vind het jammer dat er niet meer klassen gebruik maken van de mogelijkheid om een bedrijf te
bezoeken, maar ik besef ook dat hun programma vaak al vol zit.”
- vertegenwoordiger melkveebedrijf
“Er is veel animo bij scholen, maar vaak ook weinig ruimte. Scholen zitten met een vol bord en wij als
bedrijf weten eigenlijk niet wat we hieraan kunnen doen.”
- intermediair W&T
“Het is veel extra werk voor een kleine organisatie. We hebben helaas onvoldoende tijd en te weinig
mensen hiervoor beschikbaar.”
- vertegenwoordiger ICT-bedrijf
Wetenschap en Technologie verdiepingsgesprekken basisonderwijs 21
Gebrek aan ondersteuning
De bedrijven die (nog) niet samenwerken met het basisonderwijs, zien dit mogelijk wel gebeuren in de
toekomst, mits er meer regionale of landelijke ondersteuning komt. Zij vinden het wenselijk dat er
ondersteuning komt vanuit bijvoorbeeld de brancheorganisaties, de gemeenten of de overheid. Deze
bedrijven geven aan middelen ter ondersteuning te willen ontvangen. Ook hebben zij behoefte aan
meer beleidsmatige aandacht voor W&T (zie bij factoren die positief bijdragen onder ‘ondersteuning via
beleid en subsidies’ en onder ‘aan de voorkant aanpakken’).
Tijdelijke programma’s en versnipperd aanbod
Enkele bedrijven geven aan ervaring te hebben met landelijke programma’s op het gebied van W&T.
Deze bedrijven zeggen positieve ervaringen te hebben gehad met programma’s als Verbreding Techniek
Basisonderwijs en VTB-Pro. Aansluitend geeft deze groep aan dat het aflopen van deze tijdelijke
programma’s of de overgang naar een vernieuwd programma schadelijk blijkt voor de continuering van
de samenwerkingsverbanden en -activiteiten. Er is behoefte aan een vast ondersteuningsinitiatief, zodat
het thema W&T en de aanpak ervan duurzaam worden benaderd.
Daarnaast ervaren bedrijven dat er verschillende initiatieven zijn die hetzelfde doel voor ogen hebben,
maar die onderling niet goed verbonden zijn. Dit leidt tot versnippering in de aanpak en onduidelijkheid
bij bedrijven over waar ze terecht kunnen voor informatie en ondersteuning. Eén centraal punt voor
W&T waar zowel scholen als bedrijven terecht kunnen voor W&T-ondersteuning is volgens de bedrijven
een oplossing om deze versnippering tegen te gaan en een landelijk of regionaal samenwerkingsnetwerk
op het gebied van W&T te stimuleren.
“Bedrijven willen best samenwerken, maar hebben daarbij ondersteuning nodig. Bijvoorbeeld één
centrale plek in en buiten de school waar alle partijen terecht kunnen voor hulp en vraagstukken.”
- vertegenwoordiger mobiliteitsindustrie
“Een gemeente kan dit bijvoorbeeld in haar onderwijsbeleid opnemen en ondersteuning bieden. Wij
zien dat er in België bijvoorbeeld meer geïnvesteerd wordt op het gebied van boerderijeducatie en dat
dit in Nederland nog moet groeien. De overheid moet rekening houden met de verschillende sectoren.”
- vertegenwoordiger melkveebedrijf
“Belangrijk is dat een bedrijf niet zelf haar ding aanbiedt aan de school, maar dat er juist gedacht
wordt vanuit de behoeften van scholen en van de leerlingen. ‘Branding’, ofwel reclame maken, heeft
juist een negatief effect in de samenwerking met scholen. Geen commerciële acties dus, dan sla je de
plank mis!”
- vertegenwoordiger nutsbedrijf
22 Oberon
5 Conclusies en aanbevelingen
Dit onderzoek heeft als doel inzicht te krijgen op de huidige situatie met betrekking tot de
samenwerking van bedrijven met het basisonderwijs en de wijze waarop dit versterkt kan worden.
Hierbij is gekeken naar de volgende onderzoeksvragen:
1. Waarom vinden bedrijven het al dan niet van belang om het in het basisonderwijs aandacht te
besteden aan wetenschap en technologie? En welke drijfveren hebben bedrijven om al dan niet
samen te werken met basisscholen?
2. Wat zijn volgens bedrijven zinvolle activiteiten voor samenwerking tussen bedrijfsleven en het
basisonderwijs? En welke samenwerkingsactiviteiten met het basisonderwijs voeren bedrijven uit
of zouden zij in de toekomst graag uit willen voeren?
3. Welke belemmeringen ervaren bedrijven bij de samenwerking met het basisonderwijs, hoe kunnen
deze weggenomen worden en hoe kan de samenwerking versterkt worden?
4. Wat zijn de factoren die positief bijdragen aan de samenwerking met het basisonderwijs?
In dit hoofdstuk vatten we de antwoorden op de onderzoeksvragen samen. We beginnen met de
antwoorden op de eerste twee onderzoeksvragen. Deze antwoorden gebruiken we samen met de
antwoorden op de derde en vierde onderzoeksvraag voor het formuleren van aanbevelingen. De
aanbevelingen zijn erop gericht om de belemmerende factoren af te zwakken of weg te nemen en om
de bevorderende factoren te versterken. De aanbevelingen groeperen we per actor. Hiermee geven we
suggesties voor wat bedrijven zelf kunnen doen, wat scholen kunnen doen en wat externe partijen
kunnen doen om de samenwerking tussen bedrijven en basisscholen te versterken.
5.1 Conclusies
Belang en motivatie
Bijna alle bedrijven uit de gesprekken en de digitale vragenlijst geven aan het belangrijk te vinden dat er
in het basisonderwijs aandacht wordt besteed aan W&T. Als hoofdreden geven bedrijven aan het
belangrijk te vinden dat kinderen al op jonge leeftijd in aanraking komen met W&T en hun basiskennis
op dit gebied meer verrijken.
Hoewel vrijwel alle bedrijven het belang van W&T in het basisonderwijs onderschrijven, werken niet alle
bedrijven zelf samen met basisscholen. Als we kijken naar de motieven die bedrijven hebben om wel of
niet samen te werken, zien we een onderscheid tussen motieven op de korte en lange(re) termijn. Bij
bedrijven die niet samenwerken prevaleren motieven op de korte termijn. Deze bedrijven hebben op dit
moment geen tijd en middelen om in samenwerking met het basisonderwijs te investeren. Als zij al
samenwerken met het onderwijs doen zij dat liever met scholen met een oudere doelgroep, zoals
voortgezet onderwijs of mbo omdat deze doelgroep dichterbij bij de arbeidsmarkt staat.
De motieven voor bedrijven om samen te werken met het basisonderwijs en de aandacht voor
wetenschap en technologie te bevorderen, zijn in de eerste plaats gericht op de eigen sector. Bedrijven
willen onder andere door in de jeugd te investeren zorgen voor een tijdige kennismaking van de jeugd
met de ‘technische’ arbeidsmarkt om daardoor op de langere termijn de aansluiting tussen onderwijs en
arbeidsmarkt te verbeteren. Het verbeteren van het imago van het bedrijf en de sector draagt daar ook
aan bij. In de tweede plaats hebben de bedrijven voor de samenwerking motieven die gericht zijn op de
Wetenschap en Technologie verdiepingsgesprekken basisonderwijs 23
ontwikkeling van kinderen. Deze bedrijven willen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid
waarmaken door kinderen te laten zien welke rol technische bedrijven hebben in de samenleving. Naast
deze bewustwording van kinderen willen de bedrijven ook een bijdrage leveren aan de
talentontwikkeling van leerlingen.
Huidige samenwerking
Uit de gesprekken blijkt dat de bedrijven die samenwerken met het basisonderwijs in het algemeen
gastlessen op basisscholen verzorgen of de leerlingen een excursie aanbieden naar de bedrijfslocatie. In
het merendeel van de gevallen betreft dit vraaggerichte activiteiten waarbij de bedrijven met hun
aanbod inspelen op de vragen van scholen. Het voordeel van deze activiteiten is dat leerlingen
daadwerkelijk een les ontvangen van een W&T-expert en dat ze de juiste informatie ontvangen. Een
mogelijk nadeel is dat de expert niet altijd een goede vertaalslag kan maken naar de jonge doelgroep
leerlingen. Dit vereist zekere didactische kwaliteiten die een werknemer van een bedrijf niet altijd in
huis heeft.
Daarnaast zijn er enkele bedrijven die lespakketten ontwikkelen waarmee de leraar zelfstandig W&T-
lessen kan geven. Als positief wordt ervaren dat deze pakketten gemakkelijk te maken en te verspreiden
zijn. Nadelig is het feit dat de leerkracht niet alle benodigde informatie tot zijn of haar beschikking heeft
en gebonden is aan de informatie in het pakket. Om deze reden geven bedrijven de voorkeur aan het
verzorgen van gastlessen en excursies. Volgens hen kunnen lespakketten wel succesvol ingezet worden
als een vertegenwoordiger van het bedrijf of een expert ondersteuning biedt bij het gebruik van het
materiaal.
De bedrijven uit dit onderzoek geven aan dat de samenwerking met basisscholen op dit moment in veel
gevallen nog incidenteel plaatsvindt. Bedrijven vinden het belangrijk te weten wat er wanneer van hen
gevraagd wordt en willen activiteiten vastleggen in hun jaarprogramma. De bedrijven pleiten hiermee
eigenlijk voor gastlessen en excursies die onderdeel uitmaken van het W&T-onderwijsaanbod op
scholen. Daarmee worden gastlessen meer dan een incidenteel iets. Ze gaan een vast onderdeel
uitmaken van het onderwijsaanbod, zodat ook meer sprake kan zijn van W&T-educatie. Ook wordt op
deze manier geïnvesteerd in een meer duurzame relatie tussen de school en het bedrijf.
5.2 Aanbevelingen
5.2.1 Wat kunnen bedrijven zelf doen?
Samenwerken met andere bedrijven, brancheorganisaties en intermediairs.
Bedrijven die niet zelfstandig de mogelijkheid hebben om een samenwerkingsverband aan te gaan met
het basisonderwijs kunnen aansluiting zoeken bij de activiteiten van organisaties uit hetzelfde
vakgebied. Grotere organisaties hebben in het algemeen meer tijd en middelen om te investeren in
nevenactiviteiten. Brancheorganisaties zijn over het geheel genomen al actief op het gebied van
onderwijs. Zij kunnen actief bedrijven aansporen om de samenwerking aan te gaan met het
basisonderwijs of organisaties die dat al doen in de regio. Ook kunnen intermediairs ingezet worden om
de samenwerkingsverbanden binnen de sectoren en regio’s op te zetten. De intermediairs dragen zorg
voor het leggen en onderhouden van de verbindingen op het gebied van W&T-thema’s en -aanbod
zonder dat dit te veel tijd vraagt van de bedrijven zelf.
24 Oberon
Aanbod creëren gericht op de behoeften van de basisscholen en de leerlingen.
Bedrijven moeten rekening houden met de behoeften van de scholen en de leerlingen. In de inhoud van
het aanbod moet een duidelijke vertaalslag gemaakt worden naar de belevingswereld van het kind.
Daarbij is het van belang dat bedrijven het doel voorop hebben staan, namelijk bijdragen aan de W&T-
ontwikkeling van het kind en niet op de eigen promotie.
Medewerkers van de organisatie als intermediair inzetten.
Als bedrijven willen samenwerken met het basisonderwijs kunnen ze het beste gebruik maken van een
tussenpersoon die al contact heeft met het basisonderwijs. De meest voor de hand liggende optie is het
eigen personeel. Medewerkers hebben kinderen die op basisscholen zitten. Zij kunnen dus
gemakkelijker met de school van hun kind in gesprek gaan over de vraag van de school en de wijze
waarop het bedrijf daarop in kan spelen. Dit werkt volgens bedrijven beter dan benadering door een
voor scholen nog onbekende commerciële partij.
Aanbod uitbreiden
Het W&T-aanbod van bedrijven kan uitgebreid worden, zodat het niet alleen gericht is op de leerlingen
maar ook op de (toekomstige) leerkrachten. Door leraren meer te betrekken in techniekeducatie wordt
de borging ervan in het onderwijsaanbod versterkt. Leraren verzorgen immers dit onderwijsaanbod en
het is van belang dat zij over voldoende kennis en vaardigheden beschikken voor W&T-educatie.
5.2.2 Wat kunnen basisscholen doen?
Heldere visie creëren op het thema wetenschap en technologie.
Scholen moeten duidelijk in kaart brengen wat ze willen met het thema W&T. Bedrijven geven aan dat
een concrete vraagstelling van de scholen een grote rol speelt in verzorgen van maatwerk en het
bevorderen van een meer duurzaam samenwerkingsverband op de lange termijn.
Structureel ruimte voor dit thema creëren in het curriculum.
Om W&T structureel aandacht te geven binnen het onderwijsprogramma, moet het beleid van de
school hier vaste ruimte voor creëren in het curriculum. De bijdrage van bedrijven aan het W&T-
onderdeel van het curriculum is bij voorkeur op vaste momenten in het schooljaar. Op deze manier
hebben bedrijven meer zekerheid en kunnen zij daar in hun eigen jaarprogramma rekening mee
houden.
Trekker binnen de school.
Het opnemen van W&T in het schoolbeleid en het curriculum alleen is niet voldoende. Er moet een
persoon binnen de school zijn die verantwoordelijk is voor dit thema en zorg draagt voor de uitvoering
ervan. Bedrijven stellen voor dat op scholen een leraar wordt aangewezen als technologietrekker of –
coach, die binnen de school de coördinatie uitvoert en de contacten met externe partijen onderhoudt.
Contact opzoeken met bedrijven binnen de regio.
Scholen die het W&T-programma duidelijk voor ogen hebben, kunnen gemakkelijk contact zoeken met
bedrijven uit de regio die aansluiten op de onderwerpen die zij behandelen. Dit kan bijvoorbeeld door
zelf direct bedrijven hiervoor te benaderen of door een verzoek hiertoe onder hun ouders uit te zetten.
Een concrete vraagstelling vanuit een basisschool geeft bedrijven meer zich op de manier waarop ze een
bijdrage kunnen leveren.
Wetenschap en Technologie verdiepingsgesprekken basisonderwijs 25
Ouderbetrokkenheid vergroten en technische ouders inventariseren.
Veel kennis is al in huis, bijvoorbeeld onder de ouders van de leerlingen. Scholen moeten inventariseren
welke beroepen de ouders uitvoeren en vragen of ze bereid zijn om als ervaringsdeskundige betrokken
te worden in de W&T-lessen. Ouders geven veel om de ontwikkeling van hun kind en ervaren het als
positief om hier een bijdrage aan te kunnen leveren. Daarnaast kunnen ook “niet technische” ouders
betrokken worden door hen in te zetten als extra begeleiders tijdens excursies en hen goed te
informeren over de W&T-activiteiten van hun kind. Volgens de intermediair W&T uit dit onderzoek, is
het ook in de thuissituatie belangrijk om aandacht te besteden aan het stimuleren van de W&T-kennis.
5.2.3 Wat kunnen bedrijven en basisscholen samen doen?
Investeren in de onderlinge relatie.
Een manier om de onderlinge relatie te verstevigen is door de samenwerking tussen bedrijven en
scholen op een structurele basis plaats te laten vinden. Door aandacht te besteden aan een duurzame
structuur is het mogelijk om de activiteiten gaandeweg verder te ontwikkelen en de relatie te
verstevigen. Dit werk goed als de samenwerking bijvoorbeeld op lokaal of regionaal niveau wordt
aangegaan.
Jaarlijks gezamenlijk een W&T-programma vaststellen.
Scholen en bedrijven kunnen samen een W&T programma vaststellen. De bedrijven geven aan dat de
scholen hierin het initiatief moeten nemen aangezien zij op een vroeg moment het
onderwijsprogramma vaststellen. De bedrijven kunnen aansluiten bij de W&T-onderwerpen die in dit
programma aan bod komen. Hoe eerder een gezamenlijke agenda tot stand komt, des te meer kans er is
in de toekomst voor een structurele samenwerking tussen scholen en bedrijven. Ad hoc
samenwerkingen zijn volgens bedrijven niet duurzaam van aard. Ook bedrijven moeten weten waar zij
op kunnen rekenen en met welk doel zij de activiteiten met de leerlingen uitvoeren.
Duidelijke communicatie naar elkaar toe.
Om een duurzame relatie te bewerkstelligen dient er duidelijk tussen de partijen gecommuniceerd te
worden. Zowel bedrijven als scholen moeten weten waar zij aan toe zijn. Daarbij moeten bedrijven goed
op de hoogte zijn van de doelstellingen van de school en van wat precies de verwachtingen van de
school zijn. Het aanstellen van een techniekcoördinator binnen de school en een onderwijscoördinator
binnen een bedrijf wordt als een goede oplossing hiervoor gezien. Daarbij raden de gespreksdeelnemers
aan de processen ook vast te leggen, zodat dit niet afhankelijk is van één persoon en het geheel een
doorgaande lijn kent.
5.2.4 Hoe kunnen externe partijen bijdragen?
Intermediair op het gebied van W&T
Uit de gesprekken blijkt dat het inzetten van een intermediair een belangrijke factor is om de
samenwerking tussen bedrijven en basisscholen te bevorderen. De intermediair is een soort van
kwartiermaker die binnen een regio de verbinding legt tussen de verschillende spelers in het veld. De
intermediair kijkt onder andere naar de W&T-behoeften bij de scholen en zorgt voor de verbinding met
bedrijven binnen de regio.
26 Oberon
Inventarisatie
De intermediair inventariseert bij scholen wat hun W&T-behoeften zijn, welke doelstellingen zij hebben
geformuleerd voor W&T en hoe hun onderwijsaanbod eruit ziet. Samen met de school kan de
intermediair kijken op welke onderdelen bedrijven een zinvolle bijdrage kunnen leveren. Daarnaast
verzamelt de intermediair informatie bij bedrijven binnen de regio die bereid zijn om de samenwerking
met basisscholen aan te gaan. Dit betreft informatie over het bedrijf, de technologie, het aanbod voor
basisscholen en de ervaring met het onderwijs. Zowel bij scholen als bedrijven zorgt de intermediair dat
er een contactpersoon is die het W&T-thema binnen de organisatie draagt en vertegenwoordigt. Door
de behoeften van scholen en het aanbod van bedrijven in kaart te brengen, kan de intermediair de juiste
verbindingen leggen en zorgen voor de gewenste, structurele inbedding van W&T-activiteiten van
bedrijven in het onderwijsprogramma van een school.
Relatiebeheer
Een brug slaan tussen bedrijven en scholen is niet voldoende, een dergelijke relatie moet onderhouden
worden. Ook hier zien bedrijven een taak voor de W&T-intermediair weggelegd. De intermediair houdt
de benodigde informatie voor de betrokken partijen actueel. Verder zorgt de intermediair ervoor dat
bedrijven binnen een bepaalde regio en sector op de hoogte zijn van elkaars activiteiten op
onderwijsgebied en bewerkstelligt ook op dat vlak de regionale samenwerking tussen bedrijven.
De gemeente als intermediair
De gemeente kan ook besluiten om zelf als W&T-intermediair te fungeren. Voorbeelden zijn er van
gemeenten die een W&T-loket hebben geopend waar bedrijven en scholen aan kunnen kloppen voor
materiaal, informatie en ondersteuning. De gemeente is daarbij een logische keuze aangezien ze de
informatie over de bedrijven en scholen al in huis hebben. Deze functie kan de gemeente inbedden in
haar lokale en regionale onderwijsbeleid.
Alle bedrijven uit de gesprekken geven aan dat het als commerciële organisatie lastig is om zomaar bij
scholen binnen te komen. Het hebben van een persoon die al met één voet in het onderwijs staat, de
intermediair, wordt gezien als een zeer goede oplossing. Daarbij neemt de intermediair extra
organisatielast uit handen van de scholen en bedrijven. Dit schept zodoende ook opties voor kleinere
bedrijven die minder tijd en personeel beschikbaar hebben dan grote bedrijven.
Positionering in beleid
De bedrijven geven in het algemeen aan behoefte te hebben aan ondersteuning vanuit de overheid. Zij
doelen hier op ondersteuning in de vorm van middelen. Verder geven de bedrijven aan behoefte te
hebben aan een centraal informatiepunt waar zij terecht kunnen met vragen over en voor informatie op
het gebied van W&T in het basisonderwijs. De eerder genoemde intermediair zou deze rol kunnen
vervullen, maar er kan ook gedacht worden aan een landelijk informatiepunt.
Ook geven de bedrijven aan dat de overheid ervoor moet zorgen dat W&T een vaste plek krijgt in het
curriculum van de scholen door de kerndoelen op het gebied van W&T te verstevigen. Verder zijn de
bedrijven van mening dat het verankeren van W&T niet alleen in het basisonderwijs moet gebeuren,
maar ook op de pabo’s. Tot slot zouden leraren die al langere tijd voor de klas staan, de mogelijkheid
moeten hebben om zich verder te professionaliseren op het gebied van W&T.
Wetenschap en Technologie verdiepingsgesprekken basisonderwijs 27
6 Bijlage I: Gespreksleidraad bedrijven
Het doel van de gesprekken was te achterhalen waarom bedrijven wel of niet samenwerken, hoe de
samenwerking eruit ziet, of ze samenwerking met het basisonderwijs sowieso van belang vinden en wat
er nodig is om de samenwerking tussen bedrijven en basisscholen beter van de grond te krijgen.
De vragen van de gespreksleidraad zijn:
1. Werkt uw bedrijf samen of heeft uw bedrijf samengewerkt met basisscholen? Wat is de reden om
wel of niet samen te werken met basisscholen?
2. Werkt uw bedrijf samen of heeft uw bedrijf samengewerkt met andere soorten
onderwijsinstellingen? Wat is de reden om wel of niet samen te werken met andere soorten
onderwijsinstelling?
3. Hoe belangrijk vindt u het dat in het basisonderwijs aandacht wordt besteed aan wetenschap en
technologie?
4. Wat vindt u belangrijke/zinvolle activiteiten die bedrijven en basisscholen samen kunnen
uitvoeren? Welke activiteiten kunnen de samenwerking tussen bedrijven en scholen stimuleren?
5. Hoe wordt de samenwerking tussen uw bedrijf en basisscholen doorgaans vormgegeven? Of, hoe
kan die vormgegeven worden?
6. Welke factoren dragen positief bij aan de samenwerking tussen uw bedrijf en basisscholen? Of
welke factoren kunnen positief bijdragen aan de samenwerking tussen uw bedrijf en basisscholen?
7. Welke factoren spelen een belemmerende rol bij de samenwerking tussen uw bedrijf en
basisscholen? Of welke factoren kunnen een belemmerende rol spelen bij de samenwerking tussen
uw bedrijf en basisscholen?
8. Hoe kunnen deze belemmeringen weggenomen of verkleind worden?
9. Heeft u ideeën over hoe bedrijven die niet samenwerken met basisscholen gestimuleerd kunnen
worden dat te gaan doen?
10. Welke partijen kunnen een positieve bijdrage aan het stimuleren van de samenwerking leveren?
28 Oberon
7 Bijlage II: Overzicht gespreksdeelnemers
Hieronder geven we een geanonimiseerd overzicht van de gespreksdeelnemers en de sectoren waarin
zij werkzaam zijn. Daarbij geven we ook de grootte van het bedrijf aan en of het bedrijf al dan niet
ervaring heeft met samenwerking met het basisonderwijs. Bij de bedrijfsgrootte hanteren we de
volgende indeling:
micro: minder dan 10 werknemers;
klein: 10 tot 50 werknemers;
middelgroot: 50 tot 250 werknemers;
groot: meer dan 250 werknemers.
Gespreksdeelnemers:
1. Marketing- en communicatieadviseur bij een groot nutsbedrijf dat op nationaal en internationaal
niveau actief is. Werkt samen met het basisonderwijs.
2. Communicatieadviseur bij een grote ondernemersorganisatie voor de technologische industrie.
Werkt samen met het basisonderwijs.
3. Accountmanager bij een groot internationaal bedrijf in elektronica en elektrotechniek. Werkt
samen met het basisonderwijs.
4. Adviseur onderwijs en ontwikkeling bij een grote multinational in de metaalindustrie. Werkt samen
met het basisonderwijs.
5. Beleidsmedewerker onderwijs bij een grote brancheorganisatie voor de mobiliteitsindustrie. Werkt
samen met het basisonderwijs.
6. Leidinggevende Klant en Markt bij een groot drinkwaterbedrijf. Werkt samen met het
basisonderwijs.
7. Medewerker onderwijs bij een kleine vrijwilligersorganisatie op het gebied van muziektechniek.
Werkt niet samen met het basisonderwijs, wel met het voortgezet onderwijs.
8. Opleidingscoördinator bij een middelgroot installatiebedrijf voor alle technische installaties binnen
gebouwen. Werkt samen met het basisonderwijs.
9. Eigenaar van een klein melkveebedrijf. Werkt samen met het basisonderwijs.
10. ICT-medewerker bij een groot internationaal softwarebedrijf. Werkt niet samen met het
basisonderwijs.
11. ICT-medewerker bij een klein ICT-bedrijf. Werkt niet samen met het basisonderwijs.
12. Projectleider en intermediair op het gebied van W&T-onderwijs op basisscholen. Werkt samen met
het basisonderwijs.
Postbus 1423, 3500 BK Utrecht
t 030 230 60 90 | f 030 230 60 80
[email protected] | www.oberon.eu
Utrecht, 16 februari 2016
In opdracht van Platform Bèta Techniek