Upload
others
View
3
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Bestiarium
Van Juan José Arreola verscheen eerder bij uitgeverij Oevers:
Het wonderbaarlijke milligram
JUAN JOSÉ ARREOLA
Bestiarium
Vertaald door Guy PossonMet een voorwoord van Annelies Verbeke
Met etsen van Héctor Xavier
Uitgeverij OeversKoog aan de Zaan, 2018
Oorspronkelijke titel Bestiario (1959)Copyright © 1963, Juan José Arreola
Erven Juan José Arreola© 1963, 2015 Editorial Planeta Mexicana S.A de C.VLatin American Rights Agency – Grupo Planeta
Copyright etsen © Erven Héctor XavierCopyright Nederlandse vertaling © Guy Posson en
Uitgeverij Oevers, 2018Copyright voorwoord © Annelies Verbeke en
Uitgeverij Oevers, 2018
Omslagontwerp en vormgeving binnenwerkKades-Kaden.nl
NUR 304ISBN 9789492068231
www.uitgeverijoevers.nl
INHOUD
Voorwoord Annelies Verbeke 7
BESTIARIUM
Proloog 13De neushoorn 15De bizon 21Roofvogels 25
De struisvogel 29Insectiada 33De karbouw 37Katachtigen 41
De uil 45De beer 51De olifant 57Mollen 61
Camelidae 65De wurgslang 69De zebra 73De giraffe 77De hyena 83
Het nijlpaard 89Hertachtigen 93
Zeehonden 97Watervogels 101De axolotl 105Apen 109De pad 113
‘Ik was de notulist van Arreola’ 117
Héctor Xavier 125
Verantwoording 129
VOORWOORD
Met de bijzondere Mexicaanse auteur Juan José Arreola(1918-2001) hebben we begin dit jaar voor het eerst inhet Nederlands kunnen kennismaken. Zijn verhalen-bundel Het wonderbaarlijke milligram deed me naarmeer verlangen. Goed nieuws dus dat Uitgeverij Oevershet jaar waarin Arreola honderd zou zijn gewordenbesluit met de vertaling van een ander werk van hem:Bestiarium.Het waren deze eigenzinnige beschrijvingen van die-
ren die zijn vertaler en vriend Guy Posson destijds inArreola’s armen dreven. Begrijpelijk. Al bij het kortevoorwoord is het duidelijk dat je met een originele stemte maken hebt. De lezer wordt in dit voorwoord opge-roepen zijn medemens te beminnen. Tegelijk krijgt diemedemens weinig flatterends toegeschreven. Zo gaathet over een ‘hoender- en varkensachtige medemens, diegenietend voorthobbelt naar de vunzige paradijzen vanhet dierlijke bezit.’ Als de mens uit dit voorwoord zodierlijk is, dan hoeft het niet te verbazen dat Arreola zijn
7
dieren vaak als behept met menselijke eigenschappenneerzet.Dat vermenselijken van dieren in de literatuur is ui-
teraard van alle continenten en van alle tijden. Arreola’sBestiarium heeft echter niet tot doel verhalen te verzin-nen over die dieren, ze te laten praten, kleren dragen enberoepen uitoefenen. De droge vorm die hij kiest – denaam van het dier of de groep waartoe het behoort alslemma, daaronder een korte beschrijving – wekt eenwetenschappelijke indruk. Maar als Arreola in de stuk-jes naar bronnen voor zijn kennis verwijst, dan stam-men die bronnen eerder uit de kunstgeschiedenis danuit de biologie. In de meeste gevallen gaat het echterover zijn persoonlijke interpretatie van het dier inkwestie.Het is moeilijk te zeggen bij welk genre we Bestiarium
moeten onderbrengen. Zo’n indeling berust op conven-ties en Juan José Arreola was een weinig conventioneelman. Net als in Het wonderbaarlijke milligram blinkt wathij schrijft uit in verrassende woordkeuzes. Zijn humoris de ene keer vermoeid, de andere keer kinderlijk op-gewekt van aard. Eerder dan een satire van een weten-schappelijk naslagwerk, had ik het gevoel gedichten telezen. Zoals hier: ‘Het sprongetje heeft iets weg van eenhartenklop: welbeschouwd is de pad één en al hart.’Meer dan eens moest ik de auteur gelijk geven: inder-
daad, de struisvogel ziet eruit als ‘een gigantisch kuiken
8
in luiers’ en de bizon als ‘een hoopje ontastbaar, oeroudstof, (...) een levende morene’. Hij heeft het uiterlijk ende manier van bewegen van deze dieren nauwkeurig ga-degeslagen, de meeste waarschijnlijk in de zoo, wantdaar verwijst hij enkele keren naar.Als hij aan het vermenselijken slaat en pretendeert
alles over de dierlijke binnenwereld te weten, wordt Ar-reola soms op een grappige manier minachtend. Overde leeuw schrijft hij bijvoorbeeld: ‘In werkelijkheidhoudt de leeuw slechts met de grootste moeite de schijnvan schrikwekkende majesteit op.’ De ziel van een leeuwis in wezen ‘nogal honds en schriel’, weet Arreola. Bo-vendien zijn ze ‘nooit gelukkiger dan wanneer ze zich-zelf uit marmer gehouwen of in brons gegoten zien.’Arreola’s geringschatting van de leeuwenziel is echternog niks vergeleken bij zijn misprijzen voor alle water-vogels behalve de reiger. Wat het nijlpaard betreft neigtzijn afkeur naar medelijden in deze prachtige passage:‘Wat te doen met het nijlpaard, dat alleen nog dienstkan doen als baggerboot en pletwals in moerasgebiedenof als presse-papier van de geschiedenis? De lust be-kruipt je om uit deze hoop oeroude klei een zwerm vo-gels te modelleren, of een legertje muizen dat hem overhet bos zou verspreiden, of twee à drie doorsnee bees-ten, gedomesticeerd en acceptabel.’ Het is vervelingtroef in een nijlpaardleven. Zeehonden daarentegen ver-liezen zichzelf, aldus Arreola, in erotische experimenten.
9
Met de grootste stelligheid brengt de auteur naastzijn rake beschrijvingen ook vrolijkstemmende nonsensop ons over. Zo gaat hij na zijn appreciatie voor de ‘hart-verwarmende gematigdheid’ van de beer, in op de lief-devolle relatie tussen (mensen)vrouwen en beren: ‘Geenenkele vrouw zou weigeren een berenjong te baren.’Om de cirkel rond te maken gaat hij als eindnoot nog
eens in op de relatie tussen mens en dier. Apen, zo leertdeze geestige Mexicaan ons over het graf heen, hebbenmillennia geleden beslist ‘zich teweer te stellen tegen deverzoeking om mens te worden.’ Ik begrijp de apen,maar ook menszijn heeft zijn voordelen. Een daarvan ishet werk van Juan José Arreola te kunnen lezen.
Annelies Verbekejuli 2018
BESTIARIUM
Voor Arturo González Cossío
PROLOOG
Bemin je afgetakelde, sukkelachtige medemens. Beminje onwelriekende medemens, in zijn met vuil be-smeurde vodden.Begroet allerhartelijkst de worstvormige griezel, die
je bij wijze van geloofsbrief namens de mensheid zijnglibberige dode-vissenhand reikt, terwijl zijn hondseblik je monstert.Bemin je hoender- en varkensachtige medemens, die
genietend voorthobbelt naar de vunzige paradijzen vanhet dierlijke bezit. En bemin de vrouwelijke medemens aan je zijde, die
plots van aanschijn verandert en gehuld in haar koeien-pyjama onophoudelijk de taaie proppen van de huise-lijke sleur begint te herkauwen.
13
DE NEUSHOORN
De grote neushoorn houdt halt. Hij heft zijn hoofd op.Hij wijkt een paar passen terug. Hij draait om zijn as envuurt zijn kanon af. Als een stormram valt hij aan, alseen gepantserde eenhoornige stier, woest en verblind,met de volslagen gedrevenheid van een positivistischefilosoof. Nooit treft hij doel, maar altijd toont hij zichingenomen met zijn kracht. Vervolgens opent hij zijnuitlaatkleppen en briest met volle kracht.(Door hun buitensporige wapenrusting bezwaard,
geven bronstige neushoorns zich op een open plek inhet bos over aan een van gratie en behendigheid ge-speend toernooi, waarin alleen de middeleeuwse inslagvan de botsing telt.)In gevangenschap is de neushoorn een melancholisch
en roestig beest. In de afgronden van de prehistorie wer-den zijn vele lichaamsdelen in elkaar gezet, met doorgeologische lagen samengeperste lederen platen. Maarop een zeldzaam ogenblik in de ochtend doet de neus-hoorn ons versteld staan: uit zijn kurkdroge, schraleflanken barst als water uit een rotsspleet het grote or-
17
gaan van bruisend, machtig leven los, dat op zijn punthet motief van de gehoornde dierenkop herneemt, af-gewisseld met orchidee, assegaai en hellebaard.Brengen wij dus hulde aan dat versteende en ondoor-
grondelijke beest, omdat het een fraaie legende heeftdoen ontstaan. Hoe onvoorstelbaar ook, toch is deze on-behouwen atleet de geestelijke vader van het poëtischewezen dat op wandtapijten het thema van de Dame ende ridderlijke en galante Eenhoorn ontvouwt.Door een wijze maagd bedwongen verandert de lij-
felijke neushoorn van aanschijn, legt zijn stootkracht afen buigt de knie als een gazelle of een hert. En onderhet oog van de jonkvrouw verandert de stompe hoornvan mannelijke agressie in een frêle hoornen klaagzang.
18