Upload
elly-van-laarhoven
View
409
Download
3
Embed Size (px)
Citation preview
1
M
Coördinator: Drs. C.M.A. van Laarhoven
Telefoon: 030-2539798
E-mail: [email protected]
MFO&O
Interdisciplinaire Mastertrack
Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek
Brochure 2014-2015
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
2
Inhoudsopgave
Voorwoord p. 3
1. Verantwoording
1.1. Relevantie van een Mastertrack op het gebied forensische jeugdzorg p. 4
1.2. Relevantie van een interdisciplinaire Mastertrack p. 4
1.3. Relevantie van een integratieve Mastertrack p. 5
2. Het onderwijsprogramma
2.1. Algemene informatie p. 7
2.2. Studiestartweek p. 9
2.3. Inhoud van de twee theoretische cursussen p. 10
2.3.1. FO&O I p. 11
2.3.2. FO&O II p. 13
3. Stage en thesis
3.1. Stage p. 16
3.2. Thesis p. 19
4. Forensische expertise aan de Universiteit Utrecht
4.1. Het expertisecentrum Forensische Jeugdzorg van het
Ambulatorium van de Faculteit Sociale Wetenschappen p. 22
4.2. Achtergrond en studieopdrachten van de kerndocenten p. 23
Bijlage I: Richtlijnen voor een geschikte stageplaats? p.24
Bijlage 2: Concrete informatie voor inschrijving in de forensische mastertrack p.25
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
3
Voorwoord
In het studiejaar 2014-2015 biedt de Universiteit Utrecht voor de vijfde maal de interdisciplinaire
Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek (MFO&O) aan. Het is een
Mastertrack die kan worden gevolgd door studenten die gekozen hebben voor het Masterprogramma
Kinder- & Jeugdpsychologie of Orthopedagogiek. Om de inbedding van de praktijk in wetenschap te
verzekeren, wordt door de studenten gelijktijdig cursorisch onderwijs gevolgd, stage gelopen en een
thesis geschreven. Deze onderdelen van het programma zijn afgestemd op vraagstukken uit het
forensisch veld waardoor de integratie tussen theorie, klinische praktijk en wetenschappelijk
onderzoek wordt geborgd. Het is een masterprogramma dat klinisch is georiënteerd en bij studenten
een goede basis legt voor post-masteronderwijs dat opleidt tot gz-psycholoog of gedragstherapeut.
De theorie die aangeboden wordt richt zich enerzijds op analyse en achtergronden van complex
externaliserend probleemgedrag dat in veel gevallen ook gepaard gaat met ernstige internaliserende
problematiek of die in verband kan worden gezien met hechtingsproblemen of psychotrauma. Ook
wordt aandacht besteed aan (vroegtijdige) interventies en behandeling van complex probleemgedrag.
In de twee theoretische cursussen worden studenten geschoold in ontwikkelingspsychopathologie en
persoonlijkheidsstoornissen, diagnostiek, behandeling en coaching/consultatie.
De doelgroep betreft vooral (jonge) adolescenten en hun ouders die veelal vastgelopen zijn in de
reguliere hulpverlening en vanwege de complexer wordende problematiek zijn aangewezen op
gedwongen en vaak ook residentiële hulpverlening. Binnen de Mastertrack zullen de masterstudenten
onderwezen worden door hoogleraren en docenten van Ontwikkelingspsychologie, Orthopedagogiek ,
Algemeen Sociale Wetenschappen en Rechten, die elk hun eigen specialisatie hebben op het terrein
van complex, externaliserend probleemgedrag en de hulpverlening in een juridisch kader. Als
gastdocent zijn een Jurist van de Raad van de Kinderbescherming, een Officier van Justitie en een
Kinderrechter uitgenodigd zodat eveneens aandacht wordt besteed aan het snijvlak tussen
gezondheidszorg en recht.
In deze brochure wordt aandacht besteed aan de verantwoording van de keuze voor de
Interdisciplinaire Mastertrack. Daarnaast wordt uitleg gegeven over het onderwijsprogramma en de
inbedding daarvan in de wetenschappelijke en klinische expertise die bij beide disciplines Kinder- &
Jeugdpsychologie en Orthopedagogiek beschikbaar is.
Wij vertrouwen erop met dit Masterprogramma in te kunnen spelen op de toenemende behoefte aan
afstemming tussen opleiding, onderzoek en klinische praktijk in het forensisch veld.
Informatie over opgave en toelating: www.uu.nl/master en dan doorklikken naar kinder- en
jeugdpsychologie of orthopedagogiek.
Utrecht, maart 2014
Elly van Laarhoven, coördinator
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
4
Verantwoording
1.1. Relevantie van een Mastertrack op het gebied forensische jeugdzorg
De op te leiden professional die in het forensisch veld werkzaam zal zijn draagt niet alleen de
verantwoordelijkheid met zich mee om besluiten te nemen in het belang van diens cliënt, maar ook in
het belang van de maatschappij. Deze professional dient bij het handelen niet alleen
verantwoordelijkheid af te leggen aan de cliënt aan wie de hulp wordt verleend, maar ook aan de
ingrijpende overheid. Bij de advisering en besluitvorming over de aanpak van een jongere moet de
clinicus in het forensisch veld bijvoorbeeld rekening houden met het ‘gevaarscriterium’ (strafrechtelijk
kader) of de ‘noodzaak’ om een jongere te beschermen tegen verder afglijden (civielrechtelijk kader).
In de Mastertrack staat complex, externaliserend probleemgedrag centraal en wordt onderwijs
gegeven op het gebied van diagnostiek en behandeling met de bedoeling om de ontwikkeling van
antisociale persoonlijkheidsstoornissen tegen te gaan. De maatschappelijke relevantie van expertise
op dit gebied wordt door de gezondheidsraad onderschreven. Een commissie van de
Gezondheidsraad (2006) heeft in een advies aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
gewezen op de wetenschappelijk onderbouwde mogelijkheden om een antisociale
persoonlijkheidsstoornis te voorkomen en om zorg te verlenen aan mensen met deze stoornis.
Tegelijkertijd wijst de commissie op het gebrek aan goed onderzoek naar de behandeling ervan.
Vastgesteld is dat de mogelijkheden in de praktijk niet ten volle worden benut. De ontwikkeling van
richtlijnen voor diagnostiek en behandeling wordt door de commissie van de Gezondheidsraad
geopperd als mogelijkheid om een eerste stap in de goede richting te zetten. Gewezen wordt op de
noodzaak om op effectieve en doelmatige wijze bij kinderen en adolescenten op latere leeftijd een
gedragsstoornis te voorkomen (Gezondheidsraad, 2006).
De Mastertrack richt zich op deze specifieke vraagstukken die men in het forensisch werkveld tegen
komt; toch is de Mastertrack geen opleidingspad tot een specialisme. De studenten zijn na het
behalen van het Masterdiploma breed inzetbaar als basispsycholoog of orthopedagoog. De kennis op
het gebied van complexe externaliserende problematiek, de vaardigheid om om te gaan met
weerstanden tegen hulpverlening en inzicht in juridische kaders dragen er toe bij dat competenties
ontwikkeld worden die ook in andere werkvelden toepasbaar zijn.
1.2. Relevantie van een interdisciplinaire Mastertrack
De keuze om een Mastertrack aan te bieden waarin zowel orthopedagogiek als
ontwikkelingspsychologie participeren, komt voort uit de overtuiging dat de complexe problematiek in
het forensisch veld vanuit meerdere perspectieven geanalyseerd en aangepakt dient te worden. De
Mastertrack richt zich vooral op vraagstukken over adolescenten die vanwege de complexe
externaliserende problematiek zijn aangewezen op intensieve hulpverlening. Soms moet die hulp
residentieel worden aangeboden, in veel gevallen zelfs in een gedwongen kader. Vraagstukken over
uithuisplaatsing en gedwongen behandeling zijn specifiek voor dit maatschappelijk werkveld. Deze
Forensische Mastertrack wil een substantiële bijdrage leveren aan de expertiseontwikkeling van het
klinisch handelen binnen zowel het civielrechtelijke als strafrechtelijke domein waarbinnen zowel
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
5
ontwikkelingspsychologische kennis als orthopedagogische kennis toegepast moet worden. Analyse
en interventies vormen de kern van de theoretische cursussen in de Mastertrack. Een integratie van
de expertise die vanuit de pedagogische en ontwikkelingspsychologische invalshoek wordt
opgebouwd levert juist in dit specifieke veld een meerwaarde op voor de expertise die ontwikkeld
wordt.
1.3. Relevantie van een integratieve Mastertrack
De Mastertrack is wel specifiek, maar niet ‘geïsoleerd’. Integendeel, het specifieke bestaat uit het feit
dat er juist aandacht is voor het leggen van verbanden op diverse niveaus. Op drie verschillende
gebieden beoogt de Mastertrack een programma te bieden dat focust op ‘verbinden’:
1. Op het gebied van integratie theorie-praktijk.
Studenten lopen stage in een werkveld waar vraagstukken op het gebied van
gedragsproblematiek op de voorgrond staan en schrijven een thesis over een onderwerp uit dit
veld. Door hen een theoretisch programma aan te bieden dat hierbij aansluit wordt de kans
vergroot dat de integratie theorie-praktijk beter op gang komt. Het professioneel handelen van de
student in de beroepspraktijk krijgt zodoende een academischer karakter en de theoretische
scholing zal beter aansluiten bij de praktijkervaringen. De intentie is aanwezig om de uitwisseling
tussen wetenschap en beroepspraktijk ook via de stage-instellingen vorm te geven.
2. Op analytisch niveau.
De externaliserende problematiek wordt bestudeerd tegen de achtergrond van verklarende en in
standhoudende factoren. Ook is er structureel aandacht voor co-morbiditeit, waardoor de in het
oog springende gedragsproblemen in samenhang worden gezien met internaliserende problemen.
Dit denkmodel, waarbij steeds wordt gekeken naar verbanden met andere factoren ligt aan de
basis van het hypothesen-toetsend model. Dit is een wetenschappelijk gefundeerd beslismodel
waar de studenten mee moeten kunnen werken als zij de basisaantekening diagnostiek willen
halen die door de beide beroepsverenigingen (NIP en NVO) worden afgegeven bij het indienen
van drie casussen volgens genoemde kwaliteitscriteria.
3. Verbanden over disciplinaire grenzen heen.
De Mastertrack biedt een geïntegreerd programma waarin zowel orthopedagogische kennis als
ontwikkelingspsychologische kennis samengaan. Maar ook is er expliciet aandacht voor de
dialoog met professionals in het domein van justitie. Gemeend wordt dat juist door het verbinden
van kennis, de kwaliteit van de kennis zal toenemen. Het specifieke leidt dus niet tot isolement;
maar juist tot participatie in andere velden.
Stageplaatsen die aansluiten bij de Mastertrack zijn plaatsen waar gewerkt wordt met kinderen en
jongeren met complexe externaliserende problematiek en waar sprake is van een (dreigende)
uithuisplaatsing en/of hulp in een gedwongen kader wordt geboden. Ook stageplaatsen waar juist
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
6
vanuit preventief oogpunt wordt gewerkt om problematisch gedrag eerder te doen keren en waarbij
verder afglijden wordt getracht te voorkomen sluiten aan bij de Mastertrack. Als een school of
instelling gezien kan worden als partner in de samenwerking met Bureau Jeugdzorg,
jeugdhulpverleningsinstellingen, jeugdzorg-plus instellingen of justitiële instellingen, biedt deze een
stageplaats die goed aansluit op het onderwijsprogramma van de Mastertrack.
In het kader van toetsing en ontwikkeling van het integratieve aspect van het onderwijs in de
Mastertrack loopt gedurende de studiejaren 2012-2013 en 2013-2014 een speciaal project. Dit richt
zich op detectie van knelpunten en kansen op het gebied van aansluiting tussen het academisch
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek enerzijds en complexe problematiek waar de stage-
instellingen mee te maken heeft anderzijds. Evaluatiegegevens van studenten en stage-instellingen
zullen de input vormen voor kwaliteitsontwikkeling van het programma. De verbetercyclus zal tijdens
het project al vorm krijgen. Het project wordt gesubsidieerd door EMP-gelden die door de Universiteit
Utrecht ter beschikking worden gesteld voor innovatieve activiteiten.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
7
2. Het onderwijsprogramma
2.1. Algemene informatie
Instroom in het masterprogramma geschiedt vanuit de twee disciplines: Ontwikkelingspsychologie en
Orthopedagogiek. De studenten studeren af in een van deze studierichtingen. Op de cijferlijst wordt
aan de hand van de gevolgde vakken duidelijk dat de Mastertrack is gevolgd binnen de track
Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek.
Het Masterprogramma heeft een klinisch karakter: diagnostiek en behandeling staan centraal. De
registratie voor diagnostiek, bij de NVO en BAPD past binnen het onderwijsprogramma.
Overzicht van het totale Masterprogramma:
Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4
Bachelor Pedagogiek Studiepad Orthopedagogiek
Thesis PEDA 22,5 ECTS
Master Orthopedagoog Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek (MFO&O)
Stage PEDA* 22,5 ECTS
FO&O I
Analyse 7,5 ECTS
FO&O II
Behande-
ling 7,5 ECTS
Bachelor Psychologie Studiepad Kinder- & Jeugdpsychologie
Stage OWP* 22,5
ECTS
Master Kinder- &Jeugdpsycholoog Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek (MFO&O)
Thesis OWP 22,5 ECTS
* Hulpverleningsinstelling voor jeugdigen met complexe, externaliserende problematiek De studenten schrijven zich in voor de master Orthopedagogiek of K&J-psychologie via Studielink, alle
info is te vinden op de studiekiezerswebsite.
De deadlines voor volgend jaar zijn 1 december 2013 (voor start op 1 februari 2014) en 1 juni (voor
start op 1 september 2014). Daarnaast zijn er mogelijkheden voor na-inschrijving.
Toelichting: De Mastertrack biedt toegang voor studenten die een van de volgende voortrajecten hebben afgelegd:
- het bachelorprogramma Pedagogiek, studiepad Orthopedagogiek
- het bachelorprogramma Psychologie, studiepad Kinder- & Jeugdpsychologie
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
8
- studenten die een bachelorprogramma hebben gevolgd aan een andere universiteit en door
de examencommissie zijn toegelaten tot de Master Kinder- & Jeugdpsychologie of
Orthopedagogiek.
In blok 1 en 2 volgen alle studenten twee theoretische vakken:
• Blok 1: FO&O I: Analyse en achtergronden (7,5 ECTS)
In FO&O I is een verdiepende cursus Jeugdrecht verwerkt.
• Blok 2: FO&O II: Preventie, behandeling & begeleiding (7,5 ECTS)
In de blokken 1 t/m 3 of 4 wordt stage gelopen op een instelling binnen het forensisch veld (22,5
ECTS). In de blokken 1 t/m 4 of 3 en 4 (eventueel eerdere start in februari) wordt de thesis
geschreven (22,5 ECTS). Stage en thesis vallen binnen het Masterprogramma van Orthopedagogiek
voor de pedagogen en binnen het Masterprogramma Ontwikkelingspsychologie voor de psychologen.
Instroomeis
De instroomeisen die gelden voor het masterprogramma van de betreffende studierichting gelden ook
voor de Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek.
De Minor Jeugd en Criminaliteit van prof. dr. Ido Weijers wordt aanbevolen. Het masterprogramma Forensische
Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek bouwt voort op de basis die in deze minor is gelegd. De colleges Jeugdrecht
en de verplichte literatuur zijn verdiepend. Studenten die de minor niet hebben gevolgd kunnen voor de aanvang van het
Masterprogramma een inhaalslag maken, aan de hand van onderstaande zelfstandige literatuurstudie.
Zelfstudie Literatuur:
Weijers, I., & Eliaerts, C. (red.) (2008). Jeugdcriminologie: achtergronden van jeugdcriminaliteit.
Den Haag: Boom Juridische uitgevers. ISBN 978-90-5454-846-1.
- Hoofdstukken 1, 3, 5, 7, 10, 11 (totaal ongeveer 100 blz.).
Weijers, I., & Imkamp,F. (red.) (2008). Jeugdstrafrecht in internationaal perspectief. Den Haag:
Boom Juridische uitgevers. ISBN 978-90-8974-021-2.
- Hoofdstukken 4, 6, 9, 10, 11, 13 (totaal ruim 100 blz.).
Weijers,I., (red.) (2008). Justitiële interventies. Den Haag: Boom Juridische uitgevers.
ISBN 978-90-8974-022-9.
Hoofdstukken 2, 4, 5, 6, 7, 9, 12 (totaal ongeveer 100 blz.).
De Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek biedt een
cursusprogramma met een klinisch accent.
De Mastertrack bereidt voor op de post-masteropleiding :
• GZ-psycholoog
• Orthopedagoog Generalist
• Cognitief Gedragstherapeut
• Profiel Forensisch Psycholoog
• Rapporteur Pro Justitia van het NIFP
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
9
Vanwege de specifieke kennis over het forensisch veld kunnen de volgende beroepsperspectieven,
tijdens of na genoemde post-master opleidingen worden genoemd:
� Behandelcoördinator in Justitiële Jeugdinrichtingen.
� Behandelcoördinator in instellingen voor jeugdzorg-plus
� Behandelaar in Rec-4 scholen die verbonden zijn aan jeugdzorg-plus instellingen of JJI’s.
� Behandelaar in orthopsychiatrische instellingen
� Diagnosticus en behandelaar in hulpverleningsinstellingen voor jeugdigen met ernstige
opvoedings- en gedragsproblemen.
� Gedragswetenschapper bij Bureau Jeugd Zorg
� Gedragswetenschapper bij de Raad voor de Kinderbescherming
Psychodiagnostiek ten behoeve van de diagnostische aantekening BAPD (NIP) of diagnostische
aantekening bij de NVO is onderdeel van de Mastertrack.
2.2. Studiestartweek
Studenten die zich ingeschreven hebben voor onderwijs binnen de Mastertrack krijgen vanuit Kinder-
& Jeugdpsychologie of Orthopedagogiek een uitnodiging voor de studiestartweek.
Op vrijdag 5 september vindt voor beide masterprogramma’s de introductie plaats. Studenten van de
Mastertrack volgen dit programma dat behoort bij het eigen masterprogramma dat voor beide masters
vanaf 11.00u. of later is ingeroosterd.
De gezamenlijke introductie voor alle studenten die (cursussen uit) de Forensische Mastertrack
volgen is van 9.00-10.45u. Dit introductiecollege is tevens het eerste college van de cursus FO&O I.
Op de site www.uu.nl/sw/studiestart kan de informatie worden gevonden over de studiestartweek. De
informatie zal steeds worden geactualiseerd.
2.3. Inhoud van de twee theoretische cursussen
Opbouw van de cursus en betrokken hoogleraren en (gast)docenten
Het theoretisch deel van het Masterprogramma bestaat uit twee cursussen, FO&O I: Analyse en
Achtergronden (blok I) en FO&O II: Preventie, behandeling en begeleiding (blok II). Beide cursussen
bestaan uit een collegereeks en een werkgroep/practicumreeks waarin een vertaalslag wordt gemaakt
van de collegestof en literatuur naar vraagstukken in de praktijk.
De forensische Mastertrack wordt aangeboden door hoogleraren en universitair docenten uit de drie
disciplines Ontwikkelingspsychologie (OWP), Pedagogiek (PEDA) en Algemene Sociale
Wetenschappen (ASW) die allen bijzondere expertise hebben op het gebied van complexe
externaliserende problematiek zoals die in de forensische jeugdzorg veelal wordt tegengekomen. De
meeste docenten die een college verzorgen in blok I bij FO&O I, analyse en achtergronden, verzorgen
ook het college in blok II bij FO&O II, waar ze ingaan op aanknopingspunten voor preventie,
behandeling en begeleiding. Het zijn prof. dr. Bram Orobio de Castro (hoogleraar), dr. Minet de Wied,
dr. Inge van der Valk, drs. Elly van Laarhoven (klinisch psycholoog), dr. Gonneke Stevens en dr. Ina
Koning. Verder zijn gastdocenten uit de klinische praktijk gevraagd om specifieke expertise in te
brengen, drs. Gerard Kocken en drs. Marleen Bressers leveren hun bijdrage aan colleges en/of
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
10
werkcolleges/practica. In de werkgroepenreeksen van beide cursussen wordt een vertaalslag gemaakt
van de theorie naar casuïstiekniveau en/of vaardigheidsniveau.
In het onderwijsprogramma wordt een module Jeugdrecht geïntegreerd die verzorgd wordt door prof.
dr. Ido Weijers, bijzonder hoogleraar jeugdrechtspleging en mr. Kristien Hepping. Ook zullen
gastdocenten vanuit het justitiële werkveld hun bijdrage leveren: mr. Isabeth Mijnarends (officier van
justitie), mr. Jeanette van Duffelen (jurist Raad voor de Kinderbescherming), mr. Lieke Verschoor-
Bergsma (kinderrechter). Vanwege het blok Jeugdrecht wordt voldaan aan de hierover opgestelde eis
aan het onderwijs op basis waarvan de studenten in aanmerking kunnen komen voor de LOGO-
verklaring t.b.v. post-academisch onderwijs, w.o. de opleiding tot gz-psycholoog.
Stage- en thesisbegeleiding worden verzorgd door de reguliere Masterprogramma’s K&J-psychologie
en Orthopedagogiek.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
11
2.3.1. FO&O I: Analyse en theoretische achtergronden
Hieronder staat het schema*) van cursustijden, onderwerpen en docenten.
*) Het overzicht is onder voorbehoud en kan nog wijzigingen ondergaan.
05-09-14 12-09-14 19-09-14 26-09-14 03-10-14 10-10-14 17-10-14 24-10-14 31-10-14
9.00-10.45 Collegereeks door kerndocenten OWP, PEDA en ASW 07-11-14
13.30-
16.30u.
Schriftelijk
tentamen
12-12-14
17.00-
20.00
Her-
tentamen:
Introductie
inleidend
college
Jeugdrecht Verdieping (1)
Jeugdrecht Verdieping (2)
Sociale Informatie Verwerking
Empathie en psycho-pathie
Risico-fac-toren voor delinquent gedrag vanuit een ecologisch perspectief
Persoonlijk-heids-stoornissen en psycho-trauma
Trans-culturele problema-tiek
Middelen-misbruik
Drs. E. van
Laar-hoven
Prof. dr. I.Weijers
Mr. K. Hepping
Prof. dr. B. Orobio de Castro
Dr. M. de Wied
Dr. I. van der Valk
Drs. E. van Laarhoven
Dr. I. Koning
Dr. G. Stevens
11.00-12.45 Werkgroepen
31-
10-14
Inleveren
Paper-
opdracht
Diagnostiek volgens HTM
ADHD ASS ODD CD PTSS
Drs. van Laarhoven Dr. de Wied De Leeuw Msc.
Drs. van Laarhoven Dr. de Wied De Leeuw Msc.
Drs. van Laarhoven Dr. de Wied De Leeuw Msc.
Drs. van Laarhoven Dr. de Wied De Leeuw Msc
Drs. van Laarhoven Dr. de Wied De Leeuw Msc.
Drs. van Laarhoven Dr. de Wied De Leeuw Msc.
13.15-15.00 Onbegeleide werkgroepen en Gastcolleges
Onder-zoeks-vragen en literatuur-studie
Conclusies en klinische implicaties
Adolescen-tenstraf-recht: dilemma straffen of behandelen
Nieuwe wet kinder- bescher-mingsmaatregel
Mach- tiging uithuis-plaatsing/ gesloten plaatsing
Onbegeleid Onbegeleid Mr. I. Mijnarends OvJ
Mr. J. v. Duffelen Jurist RvdK
Mr. L Verschoor-Bergsma kinder-rechter
Verplichte Literatuur bij FO&O I:
Carr, A. (2009). The Handbook of Child and Adolescent Clinical Psychology. London/New-York:
Routledge . ISBN: 9781583918319 (onder voorbehoud)
Matthys, W., & Lochman, J.E. (2010). Oppositional Defiant Disorder and Conduct Disorder in
Childhood. London/Sussex: Wiley-Blackwell. ISBN: 9780470510889
Weijers, I. (2012). Parens patriae en prudentie. Grondslagen van jeugdbescherming. Amsterdam:
SWP. ISBN: 9789088503191
Artikelen aangeleverd door docenten.
Aanbevolen literatuur
Doreleijers, Th. , Boer, F., Huisman, J., Vermeiren, R., & Haan, E. de. (2006). Leerboek psychiatri kinderen en adolescenten.
Utrecht: De tijdstroom. ISBN 9789058980908
Pameijer,N. & Draaisma,N. (2013). Handelingsgerichte Diagnostiek in de Jeugdzorg. Leuven/Den
Haag: Acco. ISBN: 978-90-334-8571-8 (nieuwste uitgave: augustus 2013)
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
12
FO&O I: Analyse en Achtergronden
Na een inleidend college vangt de collegereeks aan met twee colleges die gewijd zijn aan
jeugdstrafrecht. Deze colleges zijn verdiepend en sluiten aan bij vraagstukken van de
gedragswetenschapper die zijn/haar taken uitvoert in het forensisch veld. De zes colleges die daarop
volgen gaan in op achtergronden en ontstaan van externaliserend probleemgedrag. De onderliggende
mechanismen van externaliserende problematiek worden besproken vanuit verschillende
verklaringsmodellen, te weten het leertheoretische, biologische en systemische model. Op deze
manier wordt een transactioneel verklaringsmodel toegelicht dat de student handreikingen biedt om
de verklaringsanalyse uit te voeren die een onderdeel vormt van het hypothesen toetsend model, dat
gebruikt wordt in de diagnostiek.
In de werkgroepen wordt eveneens ingegaan op het diagnostisch proces. Aandacht wordt besteed
aan de onderkenning en verklaring van psychopathologie bij jeugdigen die volgens DSM-IV-T/DSM
5.0 worden geclassificeerd op As I. Daarbij is aandacht voor comorbiditeit van gedragsproblemen met
andere psychopathologie. Studenten worden o.a. door opdrachten en presentaties in deze
werkgroepen voorbereid op het schrijven van diagnostiekcasussen volgens het hypothesen toetsend
model. De werkgroepen bereiden ook voor op de paperopdracht. Twee onbegeleide werkgroepen die
’s middags plaatsvinden dienen ter ondersteuning van de paperopdracht.
’s Middags worden aan het einde van de reeks een drietal gastcolleges verzorgd door
achtereenvolgens een officier van justitie, een jurist van de Raad van de Kinderbescherming en een
kinderrechter. Na een inleiding volgt een interactief deel waarbij de studenten in gesprek gaan met de
gastdocent over vragen en dilemma’s die zij hebben voorbereid.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
13
2.3.2. FO&O II: Preventie, behandeling en begeleiding
Hieronder staat het schema*) van cursustijden, onderwerpen en docenten.
*) Het overzicht is onder voorbehoud en kan nog wijzigingen ondergaan.
14-11-14 28-11-14 05-12-14 12-12-14 19-12-14 09-01-15 16-01-15
9.00-10.45 Collegereeks door kerndocenten OWP, PEDA en ASW 23-01-15 13.30-16.30u. Schriftelijk tentamen 06-03-15 13.30-16.30u. Her-tentamen
Effectieve behandel-progamma’s en preventie
Bio-markers en behandel-effect
Behandel-program-ma’s voor ouders
Behandeling van psycho-trauma en Borderline Persoonlijk-heidsstoor-nis
Behandeling van jongeren met een licht verstande-lijke beper-king
Behandeling van verslavings-problematiek
Aanpak trans-culturele problema-tiek
Prof. dr. B. Orobio de Castro
Dr. M. de Wied
Dr. I. v.d. Valk
Drs. v. Laarhoven
Drs G. Kocken M.de Leeuw Msc.
Dr. G. Stevens
11.00-12.45
Algemene Intro CGT
Werk-groep Algemene intro FA
Werk-groep Ind. CGT
Werk- groep Ind. CGT
Werk- groep Ind. CGT
Werk-groep Ind. CGT
College
Holistische theorie en Functie-analyse.
Functie-analyse en aangrijpingspunten voor behandeling
Behandel-plan voor individuele cognitieve gedrags-therapie
Voor-bereiden behandel-sessies
Uitvoeren behandel-sessies
Schrijven Behandel-verslag
Aanpak veel-plegers
16-01-2014 deelopdr.2 deelopdr.3
Drs. v. Laarhoven / Bressers
Drs. v. Laarhoven/Bressers
Drs. v. Laarhoven
Drs. v. Laarhoven
Drs. v. Laarhoven
Drs. v. Laarhoven
Prof. dr. I. Weijers
13.15- 15.00
Werk-groep Effectivi-teit methodiek
Werk-groep Effectivi-teit methodiek
Werk-groep coaching
Werk groep coaching
Werk- groep coaching
Werk-groep coaching
Wetenschappelijke effect-studies analyseren
Wetenschappelijke effect-studies analyseren
FA en Coachings plan voor groeps-leider Aandacht voor de conseqent
FA en Coachings-plan voor groeps-leider Aandacht voor cognities
Omgaan met weerstand Roos van Leary
Omgaan met weerstand Motiveren
Dr.M. de Wied Dr. M. de Wied
Drs. M. Bressers
Drs. M. Bressers
Drs. M. Bressers
Drs. M. Bressers
Literatuur bij FO&O II: :
Carr, A. (2009). The Handbook of Child and Adolescent Clinical Psychology. London/New-York:
Routledge . ISBN: 9781583918319 (omder voorbehoud)
Matthys, W., & Lochman, J.E. (2010). Oppositional Defiant Disorder and Conduct Disorder in
Childhood. London/Sussex: Wiley-Blackwell. ISBN: 9780470510889
Kendall, P.C. (2006). Child and Adolescent Therapy.3th ed. New York: The Guilford Press.
ISBN: 9781606235614 (onder voorbehoud)
Weijers,I, Hepping,K., & Kampijon,M. (2010) Jeugdige veelplegers. Amsterdam: SWP.
ISBN: 9789088501272
Artikelen aangeleverd door docenten
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
14
FO&O II: Preventie, behandeling en begeleiding
Dit vak gaat in op wetenschappelijk gefundeerde interventies voor kinderen en jongeren met
externaliserende problematiek. Er is aandacht voor de complexiteit en derhalve ook voor de
comorbiditeit.
In de collegereeks worden interventies en algemene aanpakken besproken voor externaliserend
probleemgedrag, die voortkomen uit de wetenschappelijke analyses die in Blok I aan de orde
kwamen.
In de practica worden een drietal thema’s behandeld, welke door een docent met specifieke expertise
worden aangeboden; per week komen 2 van de drie thema’s aan bod.
• Analyseren en evalueren van effectstudies van behandelprogramma’s (Minet de Wied,
wetenschappelijk onderzoeker, specialiteit: empathie bij kinderen met agressief
probleemgedrag).
• Het opstellen en evalueren van een behandeling die gebaseerd is op cognitieve
gedragstherapie (Elly van Laarhoven, cognitief gedragstherapeut).
• Vaardigheden en inzichten verwerven op het gebied van coaching van professionals (Marleen
Bressers, Behandelcoördinator LSG-Rentray, gespecialiseerd in coaching).
Studenten starten met effectstudies van methodieken en bezoeken de website van de databank van
het NJI over effectieve interventies (www.nji.nl/jeugdinterventies).
Tijdens de practica die gebaseerd zijn op cognitieve gedragstherapie gaan de studenten aan de slag
met een concrete casus, de zgn. ‘oefencasus’ van een 15-jarig meisje dat vanwege haar
gedragsproblemen is geplaatst in een instelling voor jeugdzorg plus. Parallel aan de practica werken
de studenten aan een andere casus, de zgn. toetscasus, die ook gaat over een jongere die geplaatst
is in een instelling voor jeugdzorg-plus vanwege zijn gedragsproblemen. Bij beide jongeren is sprake
van comorbiditeit en dat vraagt bij de aanpak van de gedragsproblemen op de leefgroep voor ook
voor een aanpak van de internaliserende problemen (angst of depressie) in de individuele cognitieve
gedragstherapie. Coaching van professionals, die op de leefgroep de jongeren met de
dubbeldiagnose adequaat moeten aanpakken, wordt in de cursus eveneens behandeld vanuit
modellen uit de cognitieve gedragstherapie. Over de effectstudies, de individuele gedragstherapie en
de coaching van de professional wordt een drieledige opdracht ingeleverd. Omdat de studenten
intensief kennis maken met interventievormen die gebaseerd zijn op cognitieve gedragstherapie wordt
er al een basis gelegd voor de opleiding tot cognitief gedragstherapeut die de studenten na de
Masteropleiding zouden kunnen gaan volgen (www.vgct.nl).
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
15
3. Stage en Thesis*)
3.1. Stage
De stage die aansluit bij de forensische mastertrack kan worden gelopen op instellingen waar de
doelgroep wordt gedefinieerd door jongeren met complexe gedragsproblematiek. In de stage-instelling
dient expertise aanwezig te zijn op het gebied van diagnostiek en/of behandeling van jeugdigen die
vanwege hun gedragsproblemen vast (dreigen te) lopen. De hantering van de weerbarstige
gedragsproblemen zal in de stage centraal veelal centraal staan; daarvoor is inzicht nodig in de
achtergronden ervan en in advisering en behandeling van de jongere en/of diens ouders en
begeleiding van professionals. Het ‘dwangelement’ en/of de ‘vrijheidsbeneming’, of de dreiging
daarvan, is vaak kenmerkend voor de inhoud, vorm en context van de praktijkervaringen binnen de
stage. In veel gevallen zal het gaan om instellingen waar zowel op basis van strafrechtelijke of
civielrechtelijke basis diagnostiek of behandeling wordt uitgevoerd. Ook instellingen die hiervan de
ketenpartners vormen of onderwijsinstellingen die over expertise beschikken op het gebied van
gedragsproblematiek kunnen mogelijk een geschikte stageplek bieden voor studenten van de
forensische mastertrack.. De student loopt gedurende 9 a 10 maanden, 2,5 tot 3 dagen stage per
week. De meeste stages betreffen 100-150 dagen. In een convenant met de stage-instelling worden
vaste afspraken hierover gemaakt. Vanuit de universiteit wordt de minimum eis gesteld van 22,5
ECTS = 630 uur.
Stageplaatsen zijn:
- Justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor jeugdzorg plus
- Orthopsychiatrische instellingen
- Ambulante instellingen of onderwijsinstellingen die gericht zijn op kinderen of jongeren met gedragsproblematiek
- Instellingen voor jeugdhulpverlening die hulp bieden aan jongeren die voor een periode niet thuis kunnen verblijven.
- REC-4 scholen
- Raad voor de Kinderbescherming
- Bureau Jeugdzorg
- NIFP, Ambulatorium Zetten en Ambulatorium Universiteit Utrecht
Vanuit de universiteit krijgt de student een stagebegeleider aangewezen die beschikt over expertise t.a.v. de specifieke
doelgroep.
De begeleiding van de stage wordt gegeven in:
- Stagewerkgroepen (6 bijeenkomsten).
- Intervisiegroepjes.
- Individueel overleg met de stagebegeleider op de stage-instelling (telefonisch en /of face-to-face) n.a.v. stageplan,
midden-evaluatie en stageverslag.
- Individueel ten behoeve van de drie casussen voor de registratie psychodiagnostiek bij NIP
en/of NVO.
*) De stage en thesis vallen onder het onderwijs van het masterprogramma waarin de student af zal studeren.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
16
Inhoud van de stage
Aan het begin van de stage stelt de student in overleg met de stagebegeleider van de instelling een
stageplan op. Dit bevat de stageleerdoelen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen inhoudelijke
(academische en professionele) doelen en doelen aangaande het persoonlijk functioneren. Ook
worden de leeractiviteiten met betrekking tot screening, diagnostiek, indicatiestelling, behandeling en
advisering, evaluatie en begeleiding beschreven. In een gesprek (telefonisch of op de stageplaats)
tussen student, stagebegeleider en docent krijgt het stageplan zijn definitieve vorm.
Stagedoelen
Na een succesvolle afronding van de stage binnen de Mastertrack Kinder & Jeugd-
Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek kan de student:
− de belangrijkste actuele ontwikkelingspsychologische en/of orthopedagogische vraagstellingen
binnen het stagewerkveld signaleren en beoordelen en de belangrijkste theorieën en modellen
welke toegepast worden in het betreffende werkveld identificeren en evalueren;
− complexe vraagstellingen vanuit meervoudige theoretische perspectieven analyseren en
relateren aan concepten die een rol spelen bij de studie van het (ortho)pedagogisch handelen in
het werkveld;
− kritisch reflecteren op bestaande ontwikkelingspsychologische en (ortho)pedagogische
interventiepraktijken, vanuit theoretische, analytische, diagnostische en interventiestrategische
overwegingen;
− zichzelf werkveldspecifieke vaardigheden eigen maken die betrekking kunnen hebben op
diagnostiek, begeleiding, behandeling, behandelingscoördinatie, beleid en preventie, en deze op
een wetenschappelijk verantwoorde wijze toepassen;
− op adequate wijze functioneren als ontwikkelingspsycholoog of orthopedagoog binnen de
kaders van de beroepscodes van het werkveld en op die manier zowel een respectvolle en
verantwoordelijke houding als een zakelijke en klantgerichte houding ontwikkelen t.o.v.
studenten, collega’s, respondenten en cliënten;
− reflecteren op de eigen beroepsrol en beroepsattitude;
− kritisch reflecteren op het persoonlijk functioneren en leren.
Stageactiviteiten
Van de student wordt verwacht dat deze met een toenemende mate van zelfstandigheid deelneemt
aan de werkzaamheden van een gedragswetenschapper binnen de stage-instelling. In de praktijk
komt dit er op neer dat de student de eerste maand de verschillende activiteiten bijwoont en hierbij
observeert. De student bereidt deze activiteiten goed voor (handleidingen van
onderzoeksinstrumenten worden bestudeerd, voorlopige werktheorieën voor een intakegesprek
worden geëxpliciteerd, aandachtspunten voor een gesprek met een cliënt worden opgesteld en
hypothesen worden geformuleerd). Vervolgens zal de student een steeds actiever aandeel krijgen in
het uitvoeren van bovenstaande activiteiten.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
17
De stageactiviteiten worden theoretisch onderbouwd door literatuur, collegestof en paperopdrachten
van de twee theoretische cursussen van de Mastertrack.
Psychodiagnostiek en behandelcoördinatie
Het in de opleiding behandelde hypothese-toetsend model (HTM) van De Bruyn, Pameijer,
Ruijssenaars & Van Aarle (2003) vormt hierbij de leidraad. Met het oog op het leerproces van de
student worden in de stagewerkgroepen de stappen van dit model expliciet doorlopen, het liefst aan
de hand van casuïstiek die de student vanuit de stage-instelling (uiteraard geanonimiseerd) kan
aanleveren. De nadruk wordt gelegd op dit aspect van de beroepsvorming als clinicus, ook als het
uitvoeren van diagnostiek in de instelling niet of minder gebruikelijk is. Het kan hierbij gaan om
beslissingsdiagnostiek, maar ook om diagnostiek die wordt uitgevoerd in de loop van
behandeltrajecten ten behoeve van de vervolgindicatiestelling en opstelling van het behandelplan of
als ter voorbereiding van de evaluatie. Ook kan diagnostiek worden uitgevoerd naar aanleiding van
zorg- en hanteringvraagstukken tijdens opvang en behandeling. Het handelingsgerichte aspect van de
diagnostiek staat bij alle voorgestelde vormen centraal. De nieuwste uitgave van Pameijer, N. &
Draaisma, N. (2013). Handelingsgerichte Diagnostiek in de Jeugdzorg. wordt aanbevolen omdat het
een handelingsgerichte vertaalslag is van het HTM binnen de jeugdzorg.
De hierboven beschreven context bepaalt sterk de opbouw van het diagnostisch proces, waarbinnen
de volgende stappen worden onderscheiden.
1) Naar aanleiding van een hulpvraag (al dan niet geformuleerd door de cliënt zelf), maar altijd wel
geaccordeerd door de cliënt) formuleert de student een probleemanalyse. Dit veronderstelt naast
een inventarisatie van klachtgedrag een analyse van de klachten in relatie tot de
opvoedingscontext.
2) Op basis van deze probleemanalyse en theoretische kennis dienen hypothesen te worden
opgesteld ter verklaring van het probleemgedrag. Op grond hiervan dient een onderzoeksopzet te
worden gemaakt ter toetsing van deze hypothesen en dient dit achtereenvolgens te worden
uitgevoerd.
3) De verkregen onderzoeksresultaten worden uitgewerkt en geïnterpreteerd op grond waarvan de
hypothesen worden verworpen of aangenomen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen
onderkennende en verklarende hypotheses, classificatie volgens DSM-IV-TR is een onderdeel van
deze procedure.
4) De op deze wijze verworven resultaten worden geïntegreerd in een ideografische theorie
(integratief beeld), waarbij de verschillende aspecten van het probleemgedrag van de cliënt en de
gevonden verklaringen en in stand houdende c.q. versterkende factoren in samenhang met elkaar
worden beschreven.
5) In het geval van rapportage Pro Justitia zal vervolgens een forensische beschouwing worden
gegeven over een mogelijk behandeltraject in een gedwongen kader (strafrechtelijk of
civielrechtelijk) Bij rapportage in het kader van behandeltrajecten wordt ingegaan op de vraag
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
18
welke interventiemogelijkheid de meeste aanknopingspunten biedt. Op grond van deze
ideografische theorie vindt indicatiestelling en advies plaats.
6) In behandelinstellingen kan de therapeutische cyclus verder worden uitgewerkt. Op grond van de
indicatiestelling kan een behandelingsplan worden geschreven, waarna de behandeling wordt
uitgevoerd en vervolgens wordt geëvalueerd en indien nodig wordt aangepast.
Basisaantekening psychodiagnostiek van het NIP (BAPD) of Diagnostiekverklaring NVO
De student dient voor het behalen van deze diagnostische aantekening van drie casussen het totale
diagnostische proces zelf uit te voeren, te weten het intake c.q. kennismakingsgesprek,
dossieranalyse, het afnemen van een anamnese en/of heteroanamnese, het afnemen van testen
(deze kunnen o.m. op de testotheek van de universiteitsbibliotheek worden geleend) waaronder testen
t.b.v. de cognitieve functies en vragenlijsten die aspecten van de persoonlijkheid meten. Ook dienen in
het kader van de diagnostiek gesprekken met onderzochte en diens opvoeders te worden gevoerd.
De studenten ontvangen richtlijnen voor de uitvoering van de diagnostiek. Het feit dat het onderzoek
veelal plaats vindt in een gedwongen kader en/of tegen de zin in van een jongere of diens ouders
maakt de diagnostiek in alle fasen extra gecompliceerd. Zowel de hulpvragen, de contactname,
afname en interpretatie van het testmateriaal en het adviesgesprek worden door deze bijzondere
context gekleurd en vragen om specifieke expertise van de diagnosticus.
De studenten dienen de casussen op de stageplaats overwegend zelfstandig en/of met begeleiding
vanuit de stageplaats te kunnen maken. Gestimuleerd wordt om de casussen te bespreken binnen de
intervisiegroepjes waardoor de studenten elkaar kunnen adviseren en ondersteunen. Vanuit de
universiteit wordt de theoretische ondersteuning geboden (FO&O I en stagebijeenkomsten). Op elke
casus die de student tijdens de stage maakt t.b.v. de diagnostische aantekening wordt door de docent
twee keer feedback gegeven voordat deze wordt beoordeeld. De docent van de universiteit is
geautoriseerd om de casussen voor de diagnostische aantekening af te tekenen.
3.2. Thesis
Doel stelling van de thesis
De studenten schrijven een thesis om praktische ervaring te verwerven in het opzetten, uitvoeren,
rapporteren en beoordelen van empirisch onderzoek op het gebied van ontwikkelingpsychologie of
orthopedagogiek.
Inhoud van de thesis
De thesis dient uit te gaan van een ontwikkelingspsychologische (voor de K&J-psychologen) of
orthopedagogische probleemstelling (voor de orthopedagogen), d.w.z. dat hij een wetenschappelijke
bijdrage beoogt te leveren aan de ontwikkelingspsychologische of orthopedagogische theorievorming
in ruime zin en/of aan de verbetering van de kwaliteit van het functioneren van
ontwikkelingspsychologen of orthopedagogen die werkzaam zijn op een maatschappelijk werkterrein.
De probleemstelling wordt beknopt theoretisch onderbouwd.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
19
Thesisvoorstel
De student schrijft in overleg met de thesisbegeleider een thesisvoorstel (onderzoeksplan) en spreekt
de omvang af. Het ontwerp moet in kort bestek (2-4 pagina's A4) een zo volledig mogelijk plan
bevatten op grond waarvan een in de ontwikkelingspsychologie of orthopedagogiek geschoolde
buitenstaander zich een oordeel kan vormen over de wetenschappelijke en/of praktische relevantie
van het onderzoek, de methodische kwaliteit van het onderzoek en de uitvoerbaarheid van het
onderzoek. Het ontwerp moet de volgende elementen bevatten:
- Een korte inleiding waarin de wetenschappelijke en praktische context van het onderzoek wordt
beschreven (onderwerp, soort verschijnselen, algemene theoretische problematiek, eventuele
opdrachtgevers en hun opdracht, instelling waar en ten bate waarvan het onderzoek plaats zal
vinden)
- Een vraagstelling, eventueel toegespitst op de te toetsen hypothesen, in ieder geval zo ver
uitgewerkt dat het in concreet voorgestelde onderzoek inderdaad antwoord kan geven op de
gestelde vragen.
- Een werkwijze, waaruit duidelijk blijkt dat het onderzoek uitvoerbaar is en goed doordacht is.
Benodigde middelen, aard van te verzamelen gegevens, de gekozen methodiek en een
verantwoording daarvan zullen vermeld moeten worden. De vorm waarin de werkwijze wordt
uitgewerkt kan verschillen naar gelang het type van empirisch onderzoek. Bij een experiment
zullen hier aantallen en bijzonderheden van proefpersonen, design, condities, materiaal,
procedure en statistische analyse vermeld worden. Bij een survey worden naast bijzonderheden
van de steekproef, de instrumenten, procedure en statistische analyses vermeld.
- Een planning: Een korte beschrijving van het te volgen tijdspad. Hierbij dient rekening gehouden
te worden dat het Masterprogramma in principe binnen 1 jaar wordt afgerond en dat de cijfers
voor de thesis uiterlijk eind juli ingeleverd dienen te worden. Rekening houdend met 10
werkdagen voor nakijken van elke versie, en de mogelijkheid tot het indienen van minimaal één
revisie, betekent dat het thesis verslag in ieder geval in de derde week van juni zal moeten
worden ingeleverd (zie onder beoordeling). De planning dient hier dan ook in te voorzien.
Voorbeelden van thesisonderwerpen van studenten uit het studiejaar 2012-2013 waarvan op 16 mei
2012 een posterpresentatie werd gegeven tijdens een studiedag van de EFCAP zijn:
• Empathiegebrek bij adolescenten met ADHD.
• Communicatie van de kinderrechter. De invloed van participatie en begrip van ouders bij OTS-
zittingen.
• Aansluiting van behandelprincipes bij allochtone en autochtone jongeren met meervoudige
problematiek.
• De toetsing van toetsers. De kwaliteit van de beoordeling van de toetsingsadviescommissie
van de rapporteurs pro justitia en de invloed van de ontkenning van het delict of de weigering
om mee te doen aan het P.O. door de verdachte jongere op de kwaliteit van de rapportage
pro justitia.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
20
4. Forensische expertise aan de Universiteit van Utrecht
4.1. Het Expertisecentrum Forensische jeugdzorg van het Ambulatorium van de Faculteit
Sociale Wetenschappen UU
Binnen het Ambulatorium van de Universiteit van Utrecht zijn zowel klinisch geschoolde
orthopedagogen als psychologen werkzaam. Aan het Expertisecentrum Forensische Jeugdzorg van
het Ambulatorium (www.forensischejeugdzorg.nl) zijn medewerkers verbonden met een
orthopedagogische of ontwikkelingspsychologische achtergrond. Het Ambulatorium, sectie FJZ is een
erkende praktijkinstelling voor de opleiding tot gz-psycholoog en onlangs door de visitatiecommissie
positief beoordeeld. In een convenant met Lindenhorst/Almata, instelling voor Jeugdzorgplus worden
vier opleidelingen begeleid en gesuperviseerd.
In de sectie worden klinische werkzaamheden verricht binnen het forensisch werkveld en aanpalende
hulpverleningsinstellingen.
- Outreachend wordt gewerkt met een instelling voor jeugdzorg-plus bij het aanbod van diagnostiek
en behandeling.
- In samenwerking met instellingen voor jeugdhulpverlening in de provincie Utrecht worden
opdrachten uitgevoerd t.a.v. methodiekontwikkeling.
- Via het Nederlands Instituut voor Psychiatrie en Psychologie worden onderzoeksopdrachten
uitgevoerd die plaatsvinden in een strafrechtelijk of civielrechtelijk kader.
- Vanuit het ambulatorium wordt ook supervisie gegeven aan gz-psychologen in opleiding, aan
orthopedagogen die de opleiding volgen voor Orthopedagoog Generalist van het NVO of aan
rapporteurs Pro Justitia i.o.
De klinische expertise waarover de medewerkers van het Ambulatorium beschikken wordt ingezet in
onderwijsprogramma’s van de Mastertrack, zodat de link met de praktijk gewaarborgd blijft.
In het Ambulatorium zijn werkzaam
- Drs. Elly van Laarhoven, klinisch psycholoog (BIG), gedragstherapeut VGCT rapporteur Pro
Justitia bij het NIFP en hoofddocent supervisorenopleiding
- Sanne Verhaaren Msc, gz-psycholoog (BIG), gedragstherapeut VGCT i.o., rapporteur NIFP i.o.
- Marije de Hoogd Msc, gz-psycholoog (BIG), gedragstherapeut VGCT i.o., rapporteur NIFP i.o.
- Margot Verberk Msc., orthopedagoog, gz-psycholoog i.o.
- Myrte Gerrits Msc, orthopedagoog, gz-psycholoog i.o., gedragstherapeut VGCT i.o.
- Frederique Pars Msc, orthopedagoog, gedragstherapeut VGCT i.o.
-
Per 1 september 2014 zullen opnieuw studenten van de Mastertrack Forensische
Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek stage gaan lopen bij het expertisecentrum
Forensische jeugdzorg. Ook zijn er vacatures voor werkervaringsplaatsen.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
21
4.2. Achtergrond en studieopdracht van de kerndocenten
Bij het onderwijs van de Mastertrack Forensische Jeugdzorg zijn docenten betrokken vanuit diverse
disciplines. Zij stellen zich voor en leggen uit wat hun expertise is op het forensische werkveld.
- Mr. K. Hepping
Kristien Hepping combineert haar huidige onderzoeksbaan bij het Openbaar Ministerie met een
docentschap in de Utrechtse Minor Jeugd en Criminaliteit van hoogleraar jeugdrechtspleging Ido
Weijers. Zij is co-auteur (samen met o.a. Ido Weijers) van de uitgave ‘Jeugdige veelplegers’ die in
2010 is gepubliceerd. In het kader van een andere opdracht, n.l. van de Gemeente Utrecht sprak
Kristien met dertig Marokkaanse ouders en met een aantal oudercoaches om te achterhalen of ouders
door de gesprekken gemotiveerd worden om naar de zitting te komen.
- Dr. I. Koning
Ina Koning is werkzaam aan de Universiteit Utrecht bij de afdeling Algemene en Sociale
Wetenschappen. Zij promoveerde op een grootschalig onderzoek naar de effectiviteit van twee
alcohol preventie programma’s. Ze is een expert op het gebied van alcoholpreventie onder jongeren
en de rol van ouders. Ze heeft de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de effectiviteit van een
alcohol interventie gericht op jongeren en op ouders. Naast dit interventie onderzoek heeft ze
verschillende artikelen geschreven over hoe ouders middels hun opvoeding het alcoholgebruik van
hun kind kunnen beïnvloeden. De rol van ouders in het alcoholgebruik van jongeren blijft de focus in
haar huidige en toekomstige onderzoek. Deze bevindingen dragen niet alleen bij aan de
wetenschappelijke kennis over alcoholgebruik onder jongeren, ook hebben ze belangrijke implicaties
voor de praktijk.
- Drs. C.M.A. van Laarhoven-Aarts
Elly van Laarhoven is klinisch psycholoog (BIG) gedragstherapeut VGCT. Sinds maart 2012
ingeschreven in het Register voor Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) als Psycholoog Rapporteur.
Na 16 jaar werkzaam te zijn geweest binnen Justitie (als psycholoog verbonden aan de JJI de
Lindenhorst en Eikenstein) heeft Elly van Laarhoven in 2003 de overstap gemaakt naar de Universiteit
Utrecht. Elly van Laarhoven is universitair docent bij de vakgroep Ontwikkelingspsychologie en werd
met ingang van het studiejaar 2010-2011 de coördinator van de nieuwe interdisciplinaire Master
Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek.
Binnen het Ambulatorium, sectie Forensische Jeugdzorg is Elly praktijkopleider voor de gz-opleiding.
- Prof. dr. B. Orobio de Castro
Bram Orobio de Castro is hoogleraar op het gebied van de Experimentele Ontwikkelings-
psychopathologie aan de Faculteit Sociale Wetenschappen. Hij is gespecialiseerd in het ontstaan en
tegengaan van agressie. Zijn oratie op 11 januari 2009 droeg als titel: Woede, Wraak & Leedvermaak
- Op zoek naar drijvende krachten achter de ontwikkeling van gedragsproblemen. Bram Orobio de
Castro probeert middels een combinatie van het volgen van de ontwikkeling van individuen (middels
longitudinaal onderzoek) en het beïnvloeden van drijvende krachten achter deze ontwikkeling
(experimenteel onderzoek) te verklaren waardoor een problematische ontwikkeling ontstaat en –
ondanks haar problematisch karakter- veelal langdurig in stand blijft. Bram Orobio de Castro
onderzoekt de effectiviteit van onder meer de oudertraining voor kinderen van gedetineerde moeders,
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
22
preventieve interventies op scholen en gedragsinterventies in Justitiële Jeugdinrichtingen in opdracht
van o.a. Het Ministerie van Justitie, Zorg Onderzoek Nederland en de Vereniging van
Orthopedagogische Behandelcentra Licht Verstandelijke Beperking (LVB).
- Dr. G. Stevens
Gonneke Stevens is verbonden aan de discipline Algemene Sociale Wetenschappen (ASW) en heeft
in de afgelopen tien jaar verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de ontwikkeling van
probleemgedrag bij allochtone jeugdigen. Zij promoveerde op een grootschalig onderzoek naar
(risicofactoren voor) emotionele en gedragsproblemen van Marokkaanse jeugdigen in de algemene
bevolking (afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het Erasmus MC Rotterdam). Momenteel werkt zij
onder andere aan onderzoek naar risicoprofielen van Marokkaanse en Nederlandse jongens in
Justitiële Jeugdinrichtingen, naar de gevoeligheid voor de effecten van discriminatie op agressie bij
bepaalde jongens en naar zorggebruik van allochtone jeugdigen met emotionele problemen.
- Dr. I. van der Valk
Inge van der Valk is universitair docent bij de onderzoeksgroep Jeugd & Gezin van de Universiteit
Utrecht. Zij geeft onderwijs in de bachelor en master Pedagogische Wetenschappen, en in de
research master (DaSCA). Zij begeleidt daarbij onder meer bachelor- en master thesissen. Sinds
1999 onderzoekt zij de samenhang tussen ouderlijke conflicten, ouderlijke scheiding en het
functioneren van kinderen en jongeren. Daarbij is zij onder meer met een langlopend onderzoek
nagegaan wat de effecten van een ouderlijke scheiding zijn op internaliserende en externaliserende
problemen bij jongeren, heeft zij zich gericht op verschillen tussen conflictueuze en niet-conflictueuze
scheidingen, en doet een effectonderzoek naar het preventieve interventieprogramma KIES voor
scheidingskinderen. Naast onderwijs en onderzoek is zij nauw betrokken bij SOS, een landelijk
samenwerkingsverband voor de ondersteuning van scheidingskinderen, en is zij voorzitter van de
werkgroep Richtlijnontwikkeling Jeugdzorg voor scheidingskinderen.
- Dr. M. de Wied
Minet de Wied is docent/onderzoeker bij de opleiding Pedagogiek, onderzoeksgroep adolescentie van
de Universiteit Utrecht. Haar onderzoek richt zich op de ontwikkeling van empathie, meer in het
bijzonder op empathiegebrek bij kinderen en jeugdigen met disruptieve gedragsstoornissen DPB:
Disruptive Behavior Disorder). Empathie, oftewel inlevingsvermogen, is een essentieel aspect van het
sociaal functioneren. Een gebrek aan empathie is kenmerkend voor kinderen en jeugdigen met
disruptieve gedragsstoornissen, in het bijzonder voor kinderen en jeugdigen met psychopathische
trekken. Over de aard en oorzaak is echter weinig bekend. Een nadere analyse en beschrijving van
mogelijke deficiënties in het empathisch functioneren van kinderen en jeugdigen met DBD is van
belang omdat inzicht in de aard van het empathiegebrek zou kunnen bijdragen aan een betere
diagnostiek en behandeling van DBD. Dit onderzoeksproject biedt ruimte aan masterstudenten met
belangstelling voor klinisch onderzoek, psycho-fysiologisch onderzoek, en voor studenten die
interesse hebben in het ontwikkelen van diagnostische instrumenten. Masterstudenten die graag zelf
een onderzoek ontwerpen en uitvoeren binnen dit thema zijn natuurlijk ook van harte welkom.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
23
- Prof. dr. I. Weijers
Ido Weijers is behalve hoofddocent bij de opleiding Pedagogiek en coördinator van de Minor Jeugd en
Criminaliteit ook als bijzonder hoogleraar Jeugdrechtspleging verbonden aan het Willem Pompe
Instituut voor strafrechtwetenschappen. Hij leidt onder andere twee langlopende onderzoeksprojecten
waaraan masterstudenten kunnen deelnemen. Het eerste betreft een langlopend rechtbankonderzoek
in Nederland en buitenland. Het onderzoek richt zich op onderzoek naar de praktijk van de
jeugdstrafzitting, in Nederland en elders. Het tweede langlopend onderzoek gaat over desistance bij
jeugdige veelplegers. Het onderzoek bestudeert het ‘stoppen met criminaliteit’ door jeugdige en
jongvolwassen veelplegers.
Aan de studenten laat Ido het volgende weten: “Als je belangstelling hebt voor alles wat met
problematische jongeren, jeugdcriminaliteit, jeugdstrafrecht en forensische zorg te maken heeft, dan
biedt de Mastertrack Forensische Jeugdzorg een ideale gelegenheid om die interesse ook in de
laatste fase van je studie te volgen. Op dit terrein bestaat grote behoefte aan goed ingevoerde
pedagogen en ontwikkelingspsychologen. In Utrecht is de afgelopen jaren een stevige en landelijk
unieke basis gelegd met de Minor Jeugd en Criminaliteit. Inmiddels bestaat voor de Utrechtse
pedagogen ook de mogelijkheid om de bachelorthesis op dit terrein te richten. Het is bijzonder
verheugend dat aansluitend met inbreng van meerdere specialisten en met een aantrekkelijk en breed
stageaanbod ook een gecombineerde Mastertrack tot stand is gekomen. Ik verwacht dat de
deelnemers met deze achtergrond en kennis van het forensisch veld veel kans maken op werk op dit
boeiende terrein.”
Maart 2014
Elly van Laarhoven
Coördinator MFO&O
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
24
Bijlage I: Richtlijnen voor een geschikte stageplaats?
Natuurlijk alle stageplaatsen die genoemd worden in de stagebank van k&j-psychologie of het veld
forensische zorg van orthopedagogie. Het gaat om stageplaatsen die zich duidelijk onderscheiden
van reguliere GGZ doordat er sprake is van hulp die moet worden opgelegd of dreigt te worden
opgelegd. een gedwongen behandelkader. Het hoeven niet alleen forensische instellingen te
betreffen; als de doelgroep bestaat uit jongeren die ontspoord zijn of dat dreigen te doen sluit de stage
aan bij de theorie van de mastertrack.
Ook is het mogelijk om op eigen kracht een stageplek te vinden. Indien dat het geval is, zal je de
stageplaats wel moeten laten beoordelen door de stage coördinator, zodat gekeken of de begeleiding
en de stage-activiteiten aansluiten bij de eisen van de klinische masteropleiding.
Hieronder volgen wat criteria voor geschikte stageplaatsen.
- Stageplaatsen waar je onder leiding van psycholoog of pedagoog hulp verleent aan kinderen
of adolescenten die te maken hebben met gedragsproblematiek, spijbelen of verwijdering van
school, weglopen van huis, verkeerde vrienden maar bijvoorbeeld ook loverboyproblematiek.
Daarbij geldt vaak dat het gaat om complexe externaliserende problematiek. Ook het
opgroeien in probleemgezinnen waarbij sprake kan zijn van mishandeling, verwaarlozing,
hechtingsproblemen is kenmerkend voor de problematiek die je in het forensisch veld vaak
tegenkomt.
Veel jongeren in het forensisch veld blijken te maken te hebben met LVB-problematiek;
instellingen die zich op de doelgroep richten van gedragsgestoorde kinderen/jongeren met
LVB zijn dus ook geschikt
- Stageplaatsen waar hulp wordt geboden aan uit huis geplaatste kinderen of jongeren sluiten
eveneens aan bij de forensische mastertrack. De uithuisplaatsingen worden meestal in een
civielrechtelijk kader gerealiseerd; soms in een strafrechtelijk kader. Ook indien er sprake is
van een vrijwillig kader is een stageplek op een residentiele setting geschikt. De
uithuisplaatsing moet wel in verband staan met de gedragsproblemen van de
kinderen/jeugdigen of de complexe problematiek in het gezin. Residentiele instellingen in het
forensisch veld, maar ook binnen ortho-psychiatrie of jeugdhulpverlening sluiten hierbij aan.
Samengevat gaat het om instellingen of instanties uit het forensisch veld, of de ketenpartners
van deze instellingen. Het gaat immers om de keten van jeugdhulpverlening.
- Voor de kwaliteit van je eindniveau is het belangrijk dat je tijdens je stage je diagnostische
aantekening of BAPD kunt halen. Daarvoor moet je drie casussen diagnostiek uitvoeren onder
begeleiding van de gedragswetenschapper van je stage. Vaak is deze eis op niet alle
stageplekken te realiseren en moet je ervoor kiezen om die aantekening na je afstuderen te
behalen, tenminste als je je later verder klinisch wil kwalificeren door je te registreren. Toch
blijken er vaak wel mogelijkheden te bestaan om diagnostiek uit te voeren dan in eerste
instantie lijkt. Ik raad je daarom aan om daar tijdens je sollicitatiegesprekken nadrukkelijk
aandacht aan besteden en daarbij te kiezen voor een pro-actieve, oplossingsgerichte aanpak.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
25
Bijlage 2: Concrete informatie voor inschrijving in de forensische mastertrack
Studenten die een bachelor hebben gevolgd binnen psychologie of pedagogiek kunnen de keuze
maken om de Interdisciplinaire Mastertrack te volgen in Utrecht .
Er kan op 2 momenten worden ingestroomd:
- Per 1 september 2014
- Per 1 februari 2015
De inschrijving vindt plaats via de volgende link:
Voor psychologie-studenten:
http://www.uu.nl/university/masters/NL/kindjeugdpsych/Pages/default.aspx
N.B. Bij k&j-psychologie is het niet mogelijk om via deze site door te geven dat je je in wil schrijven
voor de forensische Mastertrack.
Dit wordt bijgehouden door de coördinator [email protected]
Psychologiestudenten die zich hebben ingeschreven via de link bij k&j psychologie kunnen hun
specifieke keuze voor de mastertrack dan per mail doorgeven aan de coördinator mevr. van
Laarhoven.
Voor pedagogiekstudenten
http://www.uu.nl/university/masters/NL/Orthopedagogiek/Pages/default.aspx
Wanneer je via die link aangeeft dat je je wil inschrijven zie je de volgende tekst:
1. Download de Toelichting Inschrijven voor een Masterprogramma.
Let op: Heb je je relevante vooropleiding gevolgd aan een buitenlandse universiteit? Volg dan de
‘Instructions applying for a Master’s programme’.
2. Ga naar Studielink en doe een verzoek tot inschrijving. Hiervoor heb je je DigiD* nodig.
3. Stuur de gevraagde formulieren en documenten op naar de toelatingscommissie van jouw opleiding.
N.B. Houd rekening met:
- Aanvullende informatie voor toelating na het hbo.
- Aanvullende informatie voor toelating met een buitenlands diploma.
*Nog geen DigiD? Ga naar www.DigiD.nl/aanvragen. Na aanvraag duurt het nog ongeveer 5 werkdagen voordat je de
inloggegevens thuisgestuurd krijgt. Uitzondering: als je op dit moment officieel niet in Nederland woont (niet staat
ingeschreven bij een Nederlandse gemeente), kun je geen DigiD aanvragen. Je kunt dan via Studielink een
gebruikersnaam en wachtwoord aanvragen
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht
26
Zodra bekend is of je bent toegelaten, kun je terecht op de site van de stagebank; beide
masterprogramma’s waarbinnen de mastertrack valt, hebben een eigen stagebank. De stage-
coördinator van het forensisch veld bij orthopedagogiek is Dr. M. de Wied.
De stagecoordinator bij k&jpsychologie is Dr. L. Aleva.
Bij k&j psychologie bestaat geen aparte stagebank voor de forensische Mastertrack, maar in de
algemene stagebank van k&j wordt wel alle informatie verstrekt over deze Mastertrack.
Toelating tot de mastertrack:
Deze wordt door de toelatingscommissie bepaald. Hieronder staan wat richtlijnen:
- De toelatingscommissie zal nagaan of in het bachelorprogramma voldoende klinische
programmaonderdelen zijn opgenomen. Met name is het belangrijk om diagnostiekvakken bij
kinderen & jeugdigen te hebben gevolgd in het bachelorprogramma.
- Toelating is niet afhankelijk van een bachelorprogramma op het gebied van jeugdcriminaliteit.
De minor die verzorgd wordt door prof.dr. Ido Weijers op de UU “Jeugd & Criminaliteit’ wordt
wel sterk aanbevolen.
Voor deelname aan het cursusprogramma per 1 september wordt in principe een stageplaats
verplicht gesteld. De onderwijsfilosofie waarbij integratie van theorie en praktijk wordt nagestreefd, kan
alleen vorm worden gegeven als op maandag, dinsdag, woensdag en/of donderdag stage wordt
gelopen en op vrijdag de theoretische vakken op de UU worden gevolgd.
Studenten die starten op 1 februari beginnen doorgaans met het schrijven van hun thesis. Zij starten
dan in september met stage en theoretische vakken.
Universiteit Utrecht streeft ernaar om onderwijs/onderzoek en/of stage in het buitenland te bevorderen.
Om die reden past een buitenlandse stage binnen dit streven. Echter praktische bezwaren hebben het
tot nu toe nog niet mogelijk gemaakt om een buitenlandse stage te volgen. Dat heeft vooral te maken
met de studieopzet waarbij een dag in de week cursorisch onderwijs moet worden gevolgd gedurende
5 maanden (september t/m januari). Indien studenten echter in overleg met de docent een constructie
kunnen bedenken waarbinnen een buitenlandse stage wel gerealiseerd zou kunnen worden, dan
worden deze plannen gewogen en beoordeeld. Daarbij speelt bovendien de kwaliteit van de
stageplaatsen; de taakstelling en begeleiding moet aansluiten bij de eisen van een klinische
masterstage.
Het Masterprogramma is gebaseerd op een studiebelasting die het mogelijk moet maken om binnen
een jaar de bul te halen. Ervaringen leren dat het een heel pittig jaar is vanwege de combinatie
theorie, praktijk (inclusief behalen diagnostiekaantekening) en wetenschappelijk onderzoek.