Upload
stad-roeselare
View
219
Download
3
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Â
Citation preview
Info
bro
chure
ve
rkave
lingen
InhoudInleiding .........................................................................................................51. Duurzaam wonen: visie & beleid .....................................................................6
1.1. Kwalitatieve en duurzame woonontwikkelingen ............................................61.1.1. De publieke ruimte: beeldbepalend en structurerend element ....................81.1.2. Mobiliteit ..........................................................................................8
1.1.2.1. Autoluwe woonwijken ..................................................................111.1.2.2. Parkeerbeleid ............................................................................121.1.2.3. Verkeersveiligheid ......................................................................13
1.1.3. Water ...........................................................................................131.1.3.1. Het zoneringsplan ......................................................................141.1.3.2. Bouwen in overstromingsgevoelig gebied .......................................15
1.1.4. Groen ............................................................................................151.1.5. Multifunctioneel ruimtegebruik ...........................................................16
1.1.5.1. Water als speelelement ..............................................................181.1.5.2. Gemeenschappelijke tuinen .........................................................18
1.2. Kwaliteit van de sociale woonomgeving ..................................................191.2.1. Sociale veiligheid .............................................................................191.2.2. Sociaal woningaanbod ......................................................................191.2.3. Kindvriendelijkheid nastreven .............................................................20
1.3. Kwalitatief wonen .................................................................................211.3.1. Zongericht verkavelen ......................................................................211.3.2. Hernieuwbare energie: warmtenetten ................................................221.3.3. Nieuwe woonvormen ........................................................................23
1.3.3.1. Cohousen .................................................................................231.3.3.2. Kangoeroewoning ......................................................................25
2. Praktische richtlijnen bij het verkavelingsontwerp ............................................262.1. De verkavelingsvergunning .....................................................................262.1.1. Samenstelling van het aanvraagdossier ...............................................26
2.1.1.1. Ophogingen en nivelleringen .........................................................262.1.1.2. Erfdienstbaarheden ....................................................................272.1.1.3. Nutsvoorzieningen .....................................................................272.1.1.4. Hoogspanningsleidingen ..............................................................272.1.1.5. MER-screening ..........................................................................28
2.1.2. Toetsing aan het woonbeleid .............................................................282.1.2.1. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) dd. 2.08.2012 .........282.1.2.2. Grond- en pandendecreet ............................................................282.1.2.3. Sociale mix ...............................................................................29
2.1.3. Overdracht publieke ruimtes, wegen en riolering ..................................302.2. Inrichting van de publieke ruimte ............................................................302.2.1. Groene speel- en recreatiezones ........................................................30
2.2.1.1. Groenzones ..............................................................................302.2.1.2. Kindvriendelijkheid nastreven .......................................................322.2.1.3. Aanbevelingen bij inrichting verharde publieke ruimtes ......................34
5InleidingStad Roeselare wil op de veranderende woontendensen inspelen. Iedereen een geschikte woning aanbieden is daarin een voortdurende uitdaging. Want niet alleen de wensen van de kandidaat-kopers veranderen, ook de maatschappijvisie op wonen en leven is aan het wijzigen. De vele functies die een woonwijk moet vervullen en de milieuvraagstukken waarmee we geconfronteerd worden, vragen een andere manier van ontwerpen. Denken we bijvoorbeeld alleen nog maar aan de eindigheid van de beschikbare ruimte, de mobiliteit in en rond de stad, de betaalbaarheid en het ener-gieverbruik van toekomstige woningen, enzovoort. Om kwalitatieve en duurzame verkavelingen te creëren die vandaag maar ook morgen leefbaar zijn, zal de klassieke verkaveling niet meer voldoen.Als verkavelaar of bouwheer is het belangrijk dat u zo grondig mogelijk geïnformeerd wordt tijdens het eerste contact met de stad Roeselare zodat de aanvraagprocedure efficiënt verloopt. Vooraleer een verkaveling kan ingediend worden, moet u zich ver-diepen in een kluwen van wetten, regels en eisen. Deze brochure vormt een leidraad doorheen de verkavelingsaanvraag. Ze richt zich tot u als verkavelaar, ontwikkelaar, bouwheer, architect, studiebureau, landmeter,… We willen uw creativiteit als verkavelaar, ontwikkelaar of bouwheer ondersteunen, zodat we samen met u nieuwe, kwaliteitsvolle en leefbare woonwijken in Roeselare kunnen verwezenlijken. Want om tot een duurzame verkaveling te komen zal het noodzakelijk zijn vanuit andere invalshoeken dan de private kavel het eerste ontwerp op te maken.In het eerste deel van deze brochure vindt u meer informatie over de langetermijn-visie van de stad op duurzaam en kwaliteitsvol wonen. Het schetst de belangrijkste principes die bij de opmaak van een eerste schets of voorontwerp te hanteren zijn.Het tweede deel bevat de praktische en concrete richtlijnen waarmee architecten, ontwerp- en studiebureaus aan de slag kunnen.De richtlijnen willen een referentiekader en inspiratiebron bij het realiseren van kwa-liteitsvolle en duurzame woonomgevingen zijn. Sommige van de verder beschreven aspecten kunnen contradictorisch lijken. Andere aspecten zullen versterkend en com-plementair zijn. Het zal dan ook de kunst zijn om de goede balans tussen alle aspecten te vinden om tot een evenwichtig ontwerp te komen.
2.2.2. Waterlopen, grachten en waterberging ..............................................342.2.2.1. Goten, grachten en sloten ...........................................................342.2.2.2. Waterlopen ..............................................................................352.2.2.3. De watertoets ...........................................................................362.2.2.4. Infiltratie ...................................................................................362.2.2.5. Buffering met vertraagde afvoer ..................................................362.2.2.6. Drainage ..................................................................................37
2.2.3. Riolering en huisaansluitingen ............................................................372.2.3.1. Riolering: code van goede praktijk .................................................392.2.3.2. Huisaansluitingen .......................................................................39
2.2.4. Voet- en fietspaden, wegen en pleinen ................................................402.2.4.1. Fietspaden ................................................................................402.2.4.2. Voetpaden ................................................................................412.2.4.3. Pleinen en parkeerplaatsen .........................................................412.2.4.4. Wegen .....................................................................................43
2.2.5. Nutsleidingen en openbare verlichting .................................................442.3. Bouw-, sloop- en milieuvergunningen .......................................................442.3.1. Slopen en breken ............................................................................442.3.2. Bronbemaling .................................................................................46
3. Bijlagen ....................................................................................................473.1. Contactgegevens stadsdiensten .............................................................473.2. Lijst van figuren ................................................................................483.3. Lijst van Richtlijnen ...............................................................................493.4. Checklijst dossiersamenstelling ..............................................................503.5. Types openbare ruimte .........................................................................543.6. Overzicht zones uit het zoneringsplan .....................................................553.7. Principeschema’s water ........................................................................563.8. Bronnen .............................................................................................58
6 71. Duurzaam wonen: visie & beleidDuurzame ontwikkeling in een verkaveling is een samenspel van verschillende aspec-ten. Hieronder maakt u kennis met die aspecten waar het stadsbestuur het meeste belang aan hecht. In veel gevallen staat problemen voorkomen voorop. Wijken die ontworpen worden zodat overtollige neerslag in groenzones kan worden opgevangen, kunnen bijvoorbeeld voorkomen dat woningen in de toekomst schade ondervinden bij hevige of langdurige buien. Die groenzones tellen niet mee als functioneel groen. Een kwalitatief en duurzaam ruimtegebruik is daarin prioritair.
1.1. Kwalitatieve en duurzame woonontwikkelingen
Een duurzaam ontwerp vertrekt vanuit de eigenheid van het gebied. De al aanwezige waarden in het te ontwikkelen gebied gebruiken, zal efficiënter en effectiever zijn dan een tabula rasabeleid te voeren; maar vergt wel een creatievere manier van ontwer-pen bij het inplannen van de kavels en wegen.De bestaande reliëfgradiënten, groen- en waterstructuren in een gebied ook effectief integreren in toekomstige groenzones en waterbuffers binnen de verkaveling, zal een meerwaarde creëren en de kosten voor de aanleg en het toekomstige onderhoud reduceren. Onverkoopbare kavels onder een hoogspanningsleiding kunnen wel hun nut hebben in het publiek domein.Een nieuwe verkaveling staat op zich ook nooit alleen, maar maakt deel uit van het omliggende en bestaande stadsweefsel. De structuur van de nieuwe verkaveling daarop afstemmen kan de kwaliteit sterk verhogen.Roeselare is een regionaal stedelijk gebied. Gezien de beschikbaarheid van vele dien-sten en functies in het stedelijk gebied, moet het woongebied in en rond de stad ver-dicht worden om open ruimte in andere, relatief onaangetaste open ruimtegebieden in Vlaanderen te vrijwaren. Daarvoor dient er kwalitatief verdicht te worden.
Voor een duurzame wijk geldt bouwen met hoge dichtheden als één van de basisprincipes. Daarvoor zijn onder andere groepswoningen - zoals rijwonin-gen – en meergezinswoningen geschikt. Bouwen in groep biedt belangrijke econo-mische voordelen en maakt het eenvou-diger om energiezuinig te bouwen.De vraag naar speelruimte voor kinde-ren en groene ruimte dicht bij de woning wordt steeds groter. Om daaraan tege-moet te komen, dient de beschikbare ruimte optimaal benut te worden. Door het verdichten van woongelegenhe-den en combineren van functies, komt
meer ruimte vrij voor groen- en speelzones. Zo kan ondanks een hoge woondichtheid toch een gevoel van openheid worden gecreëerd, wat de leefbaarheid verbetert.
Figuur 1: individuele woningen worden gestapeld t.v.v. gemeenschappelijke
functionele ruimtes (Leidraad Energetische Stedenbouw)
Figuur 2: verdichting in een groen kader (GWL-site Amsterdam,
www.gwl-terrein.nl)
1. Vertrek vanuit de eigenheid van het gebied
2. Integreer de nieuwe zone in het bestaande stadsweefsel
3. Verdicht om meer open ruimte te creëren
4. Combineer verschillende functies voor een optimaal ruimtegebruik
Tabel 1: basisprincipes van optimaal ruimtegebruik
8 91.1.1. De publieke ruimte: beeldbepalend en structurerend element
Een goed ontworpen publieke ruimte draagt de verkaveling. Met zijn groenzones, waterpartijen, pleinen en netwerk van wandelpaden en wegen is het openbaar domein structurerend, beeldbepalend en herkenbaar. De ligging en de inrichting ervan bepa-len in hoge mate de kwaliteitsbeleving en de leefbaarheid: bezoekers herkennen de plaats en de bewoners identificeren zich met hun woonomgeving. Dat geldt zeker in verkavelingen waar de individuele bouwheren hun eigen woning bouwen.
Daarom is het cruciaal bij een verkavelingsontwerp vanuit de publieke ruimte te ver-trekken en rekening te houden met de richtlijnen in deel 2 (o.a. opgelegde densiteit, straatbreedtes) en niet vanuit de individuele kavels. In de klassieke verkaveling wordt de publieke ruimte immers soms als restzone gezien, waardoor de kwaliteit kan afnemen.
Elementen zoals dreven, vijvers, lanen,... kunnen vandaag nog altijd ingezet wor-den voor het ontwerp van de publieke ruimte. Nieuwe maatschappelijke behoeften inspireren nieuwe ruimteconcepten. Groenstructuren combineren met bovengrondse regenwaterafvoer en –berging in grachten en wadi’s bv. is op vandaag al een gekend gegeven.Voorbeelden en principes van multifunctioneel ruimtegebruik worden verder beschreven in hoofdstuk 1.2 van deze brochure.
1.1.2. Mobiliteit
Mobiliteit heeft impact op een verkaveling. In een traditioneel verkavelingsontwerp staat het tracé van de wegen dan ook meestal centraal.Parkeren in de wijk legt ook beslag op de ruimte. Zowel parkeren op straten en plei-nen als parkeerplaatsen op de individuele kavels voorzien, heeft een grote impact op de beschikbare ruimte voor groen, water en de woonkavels op zich. Het is dan ook
Figuur 3: beeldbepalend en structurerend openbaar domein (Bron: ontwerp vof Fris in het Landschap, www.clementwijk.be)
van belang om het parkeren met de nodige creativiteit en aandacht in te plannen. In eerste instantie door de inwoners alternatieven voor de wagen aan te bieden. Door ook bij het ontwerpen van de pleinen en wegen prioriteit te geven aan andere verplaat-singsvormen kan daaraan tegemoet worden gekomen. Daarom zijn ook fietsstallingen belangrijk. Ook de verbinding met omliggende functies, wijken en wegen is cruciaal. De nodige parkeerplaatsen voor bezoekers kunnen worden gebundeld om optimaal gebruik te maken van de ruimte.Het ontwerp en de inrichting van wegen moet op het gewenste gebruik afgestemd worden. Specifieke ontwerprichtlijnen voor elk type straat zijn terug te vinden in het tweede deel van deze brochure en in bijlage.Als je bijvoorbeeld in een woonstraat (= bedieningsweg) de snelheid wil beperken tot 30 km/uur, kunnen asverschuivingen en alternerende plantvakken efficiënt zijn.Bij erfontsluitingswegen (= bedieningsweg) is een gelijkgrondse aanleg aangewezen, volgens de principes van het woonerf.
Figuur 4: ontwerp van een autoluwe verkaveling. Langs de drie hoofdassen (laanbeplanting) zijn geen woningontsluitingen. Parkeren is gebundeld, een fijnmazig fiets- en wandelnetwerk en drie bushaltes rondom ontsluiten de verkaveling (www.clementwijk.be)
Figuur 5: voorbeeld van een straatprofiel in De Clementwijk; www.clementwijk.be
10 111.1.2.1. Autoluwe woonwijken
Bij de beoordeling van een verkavelingsontwerp worden fietspaden nauwlettend beke-ken. Verkavelingen dienen in eerste instantie complementair aan te sluiten op het bestaande netwerk van fietspaden en openbaar vervoer. Informatie daarover is ver-krijgbaar bij de stadsdiensten.Ontsluitingen voor de wagen zijn gericht op bovenlokale wegen.
Om de leefbaarheid en de kwaliteit van de wijken te verhogen, wordt gestreefd naar een autoluw karakter. In krachtlijn 6 van het bestuursakkoord 2013-2018 staat het STOP-principe centraal. STOP staat voor Stappen, Trappen, Openbaar vervoer en Privaat vervoer, waarbij de prioriteit in dalende orde verloopt. • Stappers en TrappersDoor een fijnmazig netwerk van fiets- en wandelpaden aan te leggen, worden fietsers en wandelaars licht bevoordeeld tegenover het autoverkeer. Duidelijke, centraal gelegen fiets- en wan-delpaden versterken de herkenbaarheid en de beeldkwaliteit van de verkaveling. Die paden op de publieke ruimte, de aanwezige functies in en rond de pro-jectzone afstemmen en de kortste rou-tes daarvoor aanwenden, bevordert het gebruik.
• Openbaar vervoerEen goede aansluiting van openbaar vervoer met de andere transportmodi is van belang. Bushaltes moeten goed met de fiets en te voet bereikbaar zijn; en mogelijk-heden bieden om fietsen te stallen te en aansluiten op de gemeenschapsfuncties, aanwezige diensten of handel. Openbaar vervoer organiseren wordt rendabeler naar-mate de dichtheid stijgt.• Privaat vervoerDoorgaand verkeer wordt geweerd, bijvoorbeeld door de aanleg van doodlopende leef- en speelstraten. Grotere verkavelingen worden opgedeeld in deelzones, die elk over een eigen ontsluiting beschikken. Tussen de deelzones zijn er uiteraard wel zachte verbindingen.
Figuur 6: duurzame wijk ‘De Kersentuin’; www.kersentuin.nl
Duurzame wijk ‘De Kersentuin’; www.kersentuin.nl
12 13Er is een duidelijke onderverdeling in types wegen en de inrichting van de weg wordt daarop afgestemd.
1.1.2.2. Parkeerbeleid
Auto’s parkeren neemt zeer veel ruimte in. Ruimte die zowel uit het openbaar domein als uit de private kavels moet worden gehaald. Om tot een duurzaam ruimtegebruik te komen, is het dus aangewezen de oppervlakte die voor parkeren wordt voorzien te beperken.
In eerste instantie dient de vraag naar parkeerruimte te worden beperkt door goede alternatieven voor de wagen aan te bieden. In een duurzame woonontwikkeling wordt o.a. gebruik gemaakt van gebundeld parkeren. Een gemeenschappelijke parking aan de rand van de verkaveling maakt de woonstraten leefbaar. Aangepaste woningen voor bewoners die minder goed te been zijn, worden dichter tegen deze parkeerhavens aangelegd. Er wordt minimaal gebundeld parkeren voor bezoekers georganiseerd.Eventueel kan alle parkeergelegenheid samen: onder- of bovengronds via parkeerto-rens of -garages.
De parkeerhavens kunnen ook ruimte bieden voor autodelen. Fietsenstallin-gen en de nabijheid van openbaar ver-voer, diensten en handelszaken verho-gen bovendien het rendement van de parkeerhavens. Ze kunnen ook worden gebruikt bij wijkfeesten enzovoort.
Figuur 7: types ontsluiting: categorisering van lokale wegen
Figuur 8: inplanting van geclusterd parkeren (oranje) t.o.v. woonblokken (Project Eva Lanxmeer, Culemborg NL; www.eva-lanxmeer.nl)
1.1.2.3. Verkeersveiligheid
Een vlotte aansluiting op trage wegen, een duidelijke categorisering van wegen, ont-sluiting en verkeerscirculatie,snelheidsremmende inrichting van buurtwegen en andere mobiliteitsmaatregelen zijn van belang voor de uiteindelijke verkeersveiligheid. Vooral de relatie tussen de speel-zones en de hoofdwegen is van belang. Een aantal inrichtingsprincipes:
• bij het uittekenen van de verkeerscirculatie moet uitgegaan worden van de inplanting van de speelzone
• kinderen moeten via speelprikkels gestuurd worden om veilig op de speelzone te raken (bv. door markeringen op het voetpad, gekleurde tegels,…)
• afstand bewaren tussen ingang(en) van de speelzone en de weg• groene buffering als afscheiding, rekening houdend met zichtbaarheid• signalisatie op de openbare weg voor automobilisten ter hoogte van de speel-
zone.
1.1.3. Water
De Europese kaderrichtlijn water bepaalt dat tegen 2015 alle waterlopen aan bepaalde kwaliteitsnormen moeten voldoen. In het Vlaams Gewest werd deze richtlijn omgezet in het decreet over het Integraal Waterbeleid van 18 juli 2003 en geïmplementeerd in wetgeving zoals de Vlarem reglementering.
Een strikte scheiding van hemelwater1 en afvalwater is verplicht. Bij iedere nieuwe verkaveling moet een gescheiden rioleringsstelsel worden aangelegd.Door bijkomende aanleg van verhardingen moet het hemelwater daarbij zoveel mogelijk vertraagd afgevoerd worden om potentiële overstromingen te voorkomen.
In de Vlaamse milieuwetgeving2 staan volgende prioriteiten om hemelwater op te vangen:
1. opvangen voor hergebruik;2. infiltratie op eigen terrein;3. buffering met vertraagd lozen op een waterloop, vijver, gracht of wadi;4. lozing in de hemelwaterafvoerleiding (RWA) in de straat.
Die rangorde is bindend. Alleen wanneer het technisch onmogelijk is om de eerste drie maatregelen toe te passen, kan het hemelwater in de RWA-leidingen worden geloosd. Infiltratie op eigen terrein is niet evident in Roeselare. De ondergrond is meestal slecht doorlatend en de grondwaterstand is doorgaans hoog.
1 Hemelwater is een verzamelterm voor alle neerslag, dus ook smeltwater van hagel en sneeuw.2 Vlarem-wetgeving: http://www.lne.be/themas/vergunningen/regelgeving
14 15Het hemelwater moet zo traag mogelijk afgevoerd worden om overstromingen op de lager gelegen gebieden tegen te gaan.Bij het aanleggen van nieuwe verkavelingen wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van bovengrondse waterafvoer. Open grachten zonder of met geringe helling genieten de voorkeur.
1.1.3.1. Het zoneringsplan
Wat er moet gebeuren met het huishoudelijk afvalwater, bepaalt het zoneringsplan van de stad. In sommige afgelegen gebieden van de stad is het technisch of economisch onhaalbaar om riolen aan te leggen en die aan te sluiten op een zuiveringsinstallatie. Die woningen moeten zelf instaan voor de zuivering van hun afvalwater.
In het zoneringsplan zijn vier deelgebieden, elk met eigen voorwaarden. Het zoneringsplan kan je digitaal raadplegen op het geoloket van de Vlaamse Milieu-maatschappij3.
Figuur 9: voorbeeld van een wadi (Gelsenkirchen, bron: duurzame stedenbouw in woord en beeld)
3 http://geoloket.vmm.be/zonering/ 4 www.watertoets.be5 www.integraalwaterbeleid.be/nl/publicaties 6 Stad Roeselare werkt aan een verordenend kader waar het percentage groen verfijnd zal worden.
1.1.3.2. Bouwen in overstromingsgevoelig gebied
Of het perceel in een overstromingsgevoelig gebied ligt, kan tot op perceelsniveau worden opgezocht op de watertoetskaart4 met overstromingsgevoelige gebieden. Bouwen in een overstromingsgevoelig gebied houdt veel risico’s in voor de eigen vei-ligheid en die van de woning. Ondoordacht bouwen in overstromingsgevoelig gebied kan ook stroomafwaarts problemen veroorzaken en schade aan derden veroorzaken. De overheid staat bouwen of verbouwen in een dergelijk gebied niet altijd toe.
De kaart krijgt regelmatig een update. Ze blijft wel een momentopname. Soms zijn percelen niet aangeduid als overstromingsgevoelig gebied, maar staan ze er in de buurt wel om bekend. Dan zijn die percelen uiteraard óók overstromingsgevoelig. Informeer daarom altijd in de buurt, bij de stadsdiensten of de waterloopbeheerder.
In bepaalde gevallen zal uw verzekeraar ook een hogere premie voor de brandverze-kering eisen indien u in overstromingsgevoelig gebied woont. Bouwen in dergelijke gebieden is leven met onzekerheid. Zelfs met alle passende maatregelen kunnen overstromingen niet worden uitgesloten. Dergelijke maatregelen kunnen enkel de schade proberen te beperken.
Door de klimaatverandering en de bijkomende aanleg van verhardingen verwachten we in de toekomst nattere winters en meer en hevigere zomeronweders.
Meer informatie in de brochure “Overstromingsveiligbouwen en wonen” van de Vlaamse overheid5.
1.1.4. Groen
In het bestuursakkoord 2013-2018 staat binnen krachtlijn 13 dat nieuwe verkavelin-gen en woonwijken over voldoende grote, groene, open ruimtes moeten beschikken die jong en oud kansen bieden op rust, ontmoeting, spel en ontspanning. De openbare groene ruimte wordt zoveel mogelijk geënt op bestaande ruimtelijke elementen, die ook speel- of belevingswaarde kunnen hebben. Bijvoorbeeld een beklimbare boom, veldkapelletje, ondiepe waterpoel, reliëf- of andere landschapselementen,…
Stad Roeselare streeft ernaar om bij een nieuwe verkaveling vanaf 10 woon-eenheden minstens 10% van de totale oppervlakte van de verkaveling in te rich-ten als multifunctionele groene ruimte. In de ambitienota Gitsestraat wordt er gestreefd naar 15% functioneel groen6 en/of dat binnen een straal van 400m elke bewoner gebruik kan maken van multifunctioneel groen. Parkeer- plaatsen of groene parkeerplaatsen, langsgroen en verkeersgroen (gras- stroken langs wegen, middenberm, rondpunt enz.) kunnen niet als functioneel groen worden beschouwd.
16 17 1.1.5. Multifunctioneel ruimtegebruik
Door de druk op de publieke ruimte moet die steeds meer functies kunnen vervullen. Groenzones worden niet alleen ingezet als speel-, sport- en ontspanningsruimtes, maar ook als waterbuffer en drager van trage wegen.Bij klassieke verkavelingen blijven soms onbruikbare kleine restzones over, waarvan het niet opbrengt om die in te richten volgens de noden van de omwonenden. Die zones worden dan een niemandsland dat geen of allerlei onbedoelde functies krijgt, zoals wildparkeren en sluikstorten. Ze verhogen het onveiligheidsgevoel en tasten de leefbaarheid aan.De hoofdfunctie van de publieke ruimte is in de eerste plaats de bevordering van soci-ale interactie van zowel kinderen, jongeren, volwassenen, senioren, mensen met een beperking enz... De ruimte moet ook de mogelijkheid bieden om sociale en culturele activiteiten zoals wijkfeesten te organiseren. Het multifunctioneel gebruik van een gebouw vergt de nodige aanpassingen naar toegankelijkheid, fietsstallingen, parkeer-mogelijkheden enz.
Figuur 10: multifunctioneel ruimtegebruik op gebouwniveau: speelruimte op het dak (kinderopvang Skanderborggade, Kopenhagen; Duurzame stedenbouw in woord en beeld, Vibe 2009)
kinderopvang Skanderborggade, Kopenhagen
18 19
Figuur 11: ontwerp firma Ijslander: Speelruimte boven parkeerplaatsen (http://www.ijslander.com/nieuwsartikel.aspx?id=5622)
1.1.5.1. Water als speelelement
De elementen van het bovengrondse hemelwatersysteem zoals vijvers, poelen, wadi’s en droge grachten zijn niet enkel functioneel en esthetisch verantwoord. Ze kunnen in bepaalde gevallen een bijzonder speelelement vormen. Waarbij de aanwezigheid van water voor een rustgevend effect zorgt.
1.1.5.2. Gemeenschappelijke tuinen
Eén methode om slim te verdichten en toch iedereen toegang te geven tot groene ruimte, is het delen van de beschikbare oppervlakte in gemeenschappelijke functies, waaronder ook tuinen. Juridisch wordt die vorm vaak ondergebracht in mede-eigendom. De tuin wordt gemeenschappelijk onderhouden en gesuperviseerd door een syndicus. Door gemeen-schappelijke tuinen in het ontwerp op te nemen, komt er meer ruimte vrij voor o.a. functioneel groen, speelruimte en waterberging. De concrete uitwerking wordt via een bouwdossier ingediend. Zie ook 1.3.3. – nieuwe woonvormen.
Figuur 13: groepering van woningen rond een gemeenschappelijke tuin (Eva Lanxmeer, Culemborg NL, www.eva-lanxmeer.nl )
1.2. Kwaliteit van de sociale woonomgeving
Het bestuursakkoord 2013-2018 benadrukt het blijvend inzetten op betaalbare wonin-gen. Een nieuwe verkaveling dient meerdere doelgroepen aan te spreken, van arm tot rijk. Bovendien zorgt de vergrijzing en de verdunning van de bevolking nu reeds voor een mix aan gezinnen. Jong en oud, grote en kleine gezinnen moeten zich terugvinden in de nieuwe verkaveling. Woningen gericht op ouderen moeten aangepast worden aan hun behoefte, zodat ze er zo lang mogelijk kunnen blijven wonen. Ook de inplanting van deze woningen binnen de wijk is van belang (nabij winkels, openbaar vervoer).Woningen voor jonge gezinnen kunnen nu al gebouwd worden volgens de principes van levenslang wonen7. Dergelijke woonvormen komen tegemoet aan de verhuisbe-wegingen in de dynamische woningmarkt.Het is aan te raden de gebruikers (bewoners) over de inrichting van de openbare ruimte te informeren en zo mogelijk te betrekken. Een hogere betrokkenheid kan ertoe leiden dat de sociale veiligheid verbetert.Een gerichte communicatie tijdens de verkoopfase is sterk aan te raden. De bewoners moeten weten wat ze kopen, en zich bewust zijn van de gevolgen (bv. onmogelijkheid om de auto aan de deur te parkeren).
Een overzichtelijk openbaar domein met adequate verlichting moet worden nage-streefd. Ook de netheid is een belangrijk aspect in leefbaarheid. Daarvoor is een onderhoudsvriendelijke inrichting van groot belang.
1.2.1. Sociale veiligheid
Woningen, woningblokken en groenzones op een doordachte manier inplanten, gaat het onveiligheidsgevoel tegen.Dat kan door blinde gevels te vermijden, een duidelijke structuur en overzicht over de publieke ruimte te voorzien (bv. speelzone), de mogelijkheid om alternatieve routes te nemen en publieke functies op strategische plaatsen in te planten.
1.2.2. Sociaal woningaanbod
Er wordt gestreefd naar een spreiding van het sociaal woonaanbod8. De concentratie van bevolkings- of sociale groepen op één locatie dient vermeden te worden, want dat komt de leefbaarheid niet ten goede. Daarom wordt het woningaanbod van ieder project op grotere schaal geëvalueerd. Ook de ligging van het sociaal woonaanbod binnen het project wordt onder de loep genomen. Bij grotere projecten is het aangeraden het sociaal woonaanbod te spreiden. Als het project gefaseerd wordt uitgevoerd, dient het grootste deel van de sociale last in de eerste fase voorzien te worden.
7 www.vlaanderen.be/nl/bouwen-wonen-en-energie/alternatief-wonen/levenslang-wonen 8 Grond-en Pandendecreet, 27/03/2009
20 211.2.3. Kindvriendelijkheid nastreven
Het stadsbestuur heeft een speelruimtebeleidsplan dat een inventaris met de bestaande speelruimte bevat. Er werd ook nagegaan waar er een tekort is aan speel-ruimte. In bepaalde stadsdelen werden zoekzones afgebakend naar speelruimte. Het is mogelijk dat uw project in zo’n zoekzone ligt. In overleg met de bevoegde stadsdiensten worden de mogelijkheden bekeken om speelruimte te voorzien.In navolging van het speelruimtebeleidsplan moet kindvriendelijkheid in nieuwe woonont-wikkelingen nagestreefd worden. Een nieuwe verkaveling dient het bestaande weefsel buiten de verkaveling te versterken. Dat kan op twee manieren:
• bestaande locaties buiten het project met een specifieke aantrekkingskracht of speel-/ontmoetingsfunctie worden via en/of met de verkaveling verbonden,
• ingerichte of informeel gegroeide ontmoetingsplaatsen en indoor gemeen-schapsinfrastructuur in de nieuwe verkaveling worden ingepland op knooppun-ten in het nieuwe weefsel die ook toegankelijk zijn voor de omliggende wijken.
Het (speel)weefsel moet uitgewerkt worden via zachte verbindingen en met speelprik-kels. Speelprikkels zijn kleine ingrepen op voetpaden, pleinen,… die kinderen uitnodigen zich op een speelse manier te verplaatsen: ‘dit is leuk om langs te lopen of te fietsen’. Zo worden kinderen op een veilige manier ‘gestuurd’ naar de voor hen belangrijke/veel gebruikte locaties9.
Zoals aangehaald in 1.1 – kwalitatieve en duurzame woonontwikkelingen, kunnen reeds aanwezige elementen worden ingezet bij het ontwerpen van de verkaveling. Dergelijke elementen kunnen ook een speelfunctie krijgen.
Figuur 14: integratie in een bestaand speelweefsel (bron: Stad Brugge)
9 Bv. speelprikkels uit ‘Verbindingsweefsel in Gent, deel 3: voorbeelden- en inspiratieboek’ 10 www.burgemeestersconvenant.eu
Figuur 15: kindvriendelijke oversteek nl. het Tijgerpad, Huizum, NL
Voorbeelden hiervan zijn voetwegen, (waardevolle) bomen en bomenrijen, knotbomen, struwelen, bermen, hagen, houtkanten, aarden wallen, dijken, poe-len, waterpartijen, bronnen, kwelzones, grachten, greppels, veldkapellen, brug-gen, poorten, muren ed.Waar de aard van de activiteiten niet gevaarlijk is, is functievermenging dus ook voor kinderen en jongeren een waar-devol uitgangspunt.
1.3. Kwalitatief wonen
De energiebevoorrading en de opwarming van het klimaat door de verbranding van fossiele brandstoffen stellen ons voor bijzondere uitdagingen. Roeselare engageerde zich via het burgemeestersconvenant voor lokale duurzame energie om de doelstellin-gen van de Europese Commissie op dit vlak te onderschrijven: 20% energie-efficiëntie, 20% minder energieverbruik, 20% meer hernieuwbare energie.Uit de CO2-nulmeting uit 2012 bleek dat de residentiële gebouwen in Roeselare instaan voor bijna 80% van de CO2-uitstoot. Het is dan ook logisch dat er wordt ingezet op woningbouw wanneer we een energie- en klimaatactieplan willen uitwerken.Maar niet enkel de individuele woning en haar E-peil is van belang. Er zijn ook aspecten op wijkniveau die bepalend zijn voor het energieverbruik zoals oriëntatie, woningtypologie en grootschalige wijk- of stadsverwarmingssystemen.De inrichting, de omvang van de wijk en de nabijheid van voorzieningen hebben gevolgen voor de mobiliteit en het verplaat-singsgedrag, wat ook een belangrijke invloed heeft op het energieverbruik.
1.3.1. Zongericht verkavelen
De oriëntatie van de percelen heeft een rechtstreekse invloed op het energieverbruik van de woningen. Goed georiënteerde woningen hebben een lagere warmtevraag in de winter en moeten minder gekoeld of van zonnewering voorzien worden in de zomer.
Figuur 16: logo Burgemeestersconvenant10
22 231.3.2. Hernieuwbare energie: warmtenetten
Stadsverwarming bestaat al jaren in Oost- en Noord-Europa, maar is in Vlaanderen een marginaal gegeven gebleven.Roeselare heeft met de afvalintercommunale MIROM sinds 1986 één van de weinige Vlaamse warmtenetten. De verbrandingsoven levert al 27 jaar milieuvriendelijke warmte aan gebouwen zoals het Spillebad, CC De Spil, de gebouwen van AZ Delta11 en enkele serrebedrijven. Ieder jaar levert MIROM een hoeveelheid warmte waarvoor anders 3 miljoen liter stookolie voor nodig zou zijn.Sinds enkele jaren kent dat warmtenet uitbreiding met de aansluiting van het appar-tementsgebouw ‘De Zilverberg’ en de verkaveling Licht en Ruimte12.
In het ontwerp klimaatactieplan van de stad zal het gebruik van stadsverwarming een belangrijke plaats krijgen. Niet alleen op de sites waar het warmtenet aanwezig is, is dat een haalbare kaart. Indien het project een bepaalde schaalgrootte of dichtheid ambieert, kan het zelfs een eigen, onafhankelijk warmtenet aanleggen. Op langere termijn kunnen verschillende warmtenetten dan onderling gekoppeld worden.
Afhankelijk van de ligging van het project kan er aansluiting gezocht wor-den met omliggende verbruikers van warmte, zoals kantoren, appartements- gebouwen, bedrijven, wellnesscentra of gemeenschapsvoorzieningen. Die kunnen het rendement van het warmtenet gevoelig verhogen.
Warmtenetten zijn in Vlaanderen aan een sterke opmars begonnen. In 2012 werd ‘Vzw warmtenetwerk Vlaanderen’ opgericht.14
11 Nieuwe benaming van het Heilig-Hart ziekenhuis Roeselare-Menen12 http://ode.be/ode/publicaties/nieuwsbrief/13-bio-energie/980-restafval-wordt-warmte-voor-de-woon wijk-licht-en-ruimte13 http://mirom.be/verbranding.html 14 www.koudeenwarmte.nl
15 www.samenhuizen.be
Figuur 17: schematische voorstelling van het MIROM-stadsverwarmingsnet 13
1.3.3. Nieuwe woonvormen
In optimaal ruimtegebruik, het verdichten van de woongebieden en het versterken van de sociale cohesie, nemen nieuwe woonvormen een belangrijke plaats binnen de duurzame verkaveling in.Er zijn bovendien veel meer alleenstaanden van alle leeftijden dan enkele decennia gele-den, terwijl een groot deel van het huizenbestand geënt is op het klassieke kerngezin. Anderzijds hebben nieuw samengestelde gezinnen soms specifieke woningbehoeften. Samenhuizen kan in die nieuwe behoeften voorzien.Concepten van alternatieve woonvormen, zoals bv. cohousen, kangoeroewoningen, groepswonen, duplexwonen… worden gestimuleerd.
1.3.3.1. Cohousen
Cohousen is het samenbrengen van verschillende gezinnen, die één of meer gemeen-schappelijke ruimtes of functies delen. Tuin, keuken, tv-zaal, wasruimte, berging, fietsenstalling en dergelijke zijn enkele moge-lijkheden. Het verkavelingsontwerp kan hier ruimte voor voorzien. Dat kan uiteraard ook via een bouwaanvraag.In Vlaanderen zijn er dergelijke projecten gepland in steden als Brussel, Gent en Sint-Niklaas. Maar ook in kleinere gemeenten als Lebbeke, Vinderhoute, Semmerzake en Wolvertem zijn projecten gestart.
Er bestaan verschillende vormen en gradaties in cohousen. Juridisch wordt cohousen meestal opgevat zoals een appartement, waar de gemeenschappelijke delen via een syndicus worden verdeeld tussen de eigenaars. De meest voorkomende juridische vorm is ‘mede-eigendom’.Bij appartementen bestaat er een specifiek juridisch statuut en is oprichting van een vereniging van mede-eigenaars verplicht.
Informatie en juridische ondersteuning is terug te vinden bij vzw samenhuizen15.
Figuur 18: inplanting van een cohousingproject te Kortrijk, nieuwbouwproject voor 24 gezinnen met de aanwezigheid van een gemeenschapshuis; VZW Mentor; www.vzwmentor.be
24 25
Figuur 19: cohousingproject te Rotselaar, waar bewoners o.a. tuindelen, autodelen
enz.; www.molenvanrotselaar.be
1.3.3.2. Kangoeroewoning
Een kangoeroewoning is een woning die uit een hoofdwoning en een kleinere, onder-geschikte woning bestaat. Beide woningen vormen fysiek één geheel, maar voorzien in twee aparte woongelegenheden met de nodige voorzieningen bv. een aparte leefruimte, aparte keuken, badkamer, enz. Beide ruimtes worden intern met elkaar verbonden.Concreet moet aan volgende voorwaarden voldaan worden vooraleer men kan spreken van kangoeroewonen:
• in een bestaande woning wordt 1 ondergeschikte wooneenheid gecreëerd, • de ondergeschikte wooneenheid vormt 1 fysiek geheel met de hoofdwooneen-
heid, • de ondergeschikte wooneenheid, de ruimten die gedeeld worden met de
hoofdwooneenheid niet meegerekend, maakt ten hoogste een derde uit van het bouwvolume van de volledige woning,
• de eigendom of ten minste de blote eigendom van hoofd- en ondergeschikte berust bij dezelfde titularis of titu-larissen,
• de creatie van de ondergeschikte wooneenheid gebeurt met het oog op het huisvesten van
* hetzij ten hoogste 2 ouderen van 60 jaar of ouder,
* hetzij ten hoogste 2 hulpbehoe vende personen (personen met een handicap, personen die in aanmerking komen voor een ver goeding van de Vlaamse zorgver zekering, personen met een nood aan ondersteuning om zich in het thuismilieu te kunnen handhaven).
Figuur 20: kangoeroewoning (www.woonwaard.nl )
Figuur 21: inplanting kangoeroewoning (Leidraad energetische stedenbouw)
26 272. Praktische richtlijnen bij het verkavelingsontwerp
2.1. De verkavelingsvergunning
Vooraleer een vergunning verleend wordt, dient de verkavelingsaanvraag door alle betrokken diensten geadviseerd te worden. De verkavelingsvoorstellen worden nu digitaal behandeld. Alle betrokken diensten krijgen een melding bij een nieuw verka-velingsontwerp. Dat proces zorgt ervoor dat alle adviezen gebundeld en voorgelegd worden aan het college van burgemeester en schepenen. Die adviezen worden aan de aanvrager overgemaakt en dienen nauwgezet toegepast te worden. Het efficiënt toepassen van de adviezen garandeert een vlotte afhandeling van uw dossier. Nadat het ontwerp werd aangepast, wordt dit opnieuw door de stadsdiensten onder-zocht. Indien er geen verdere opmerkingen zijn, kan het definitieve verkavelingsdos-sier worden ingediend. Het college van burgemeester en schepenen neemt dan een beslissing over uw dossier.
2.1.1. Samenstelling van het aanvraagdossier
In dit hoofdstuk vindt u een aantal aandachtspunten voor het verkavelingsdossier. In bijlage (3.4) vindt u een checklijst. Die geeft aan welke gegevens u dient toe te voegen om tot een volledig dossier te komen.
Bepaalde werken in een verkavelingsaanvraag zijn vergunningsplichtig. Om de vergun-ning te kunnen verlenen, dient de stad over de nodige gegevens te beschikken in de aanvraag.We denken hier in het bijzonder aan het nivelleren van terreinen, het slopen van bestaande constructies, het kappen van bomen en vegetatie en het onttrekken van grondwater.
Alle kosten voor grondwerken, aanleg van wegen, gescheiden riolering, de aansluiting op de bestaande infrastructuur, de studie- en controlekosten, zijn steeds ten laste van de verkavelaar.
2.1.1.1. Ophogingen en nivelleringen
In een duurzaam verkavelingsontwerp wordt uitgegaan van de eigenheid van het gebied. Laaggelegen delen worden beter ingezet voor buffering van hemelwater.
Indien nivelleringen, ophogingen of grondverzet toch noodzakelijk zijn, wordt dat duidelijk aangegeven in aparte documentatie. De stad streeft naar een nulbalans grondverzet binnen het projectgebied. Beperkte grondoverschotten kunnen worden ingezet als
speelelement in de publieke ruimte. Op de plannen worden bestaande en nieuwe toestand met hoogtepeilen en terreinsnedes aangeduid.
In geen geval mag er door het ophogen wateroverlast veroorzaakt worden bij aange-landen. De verkavelaar neemt de nodige maatregelen om wateroverlast te vermijden. Indien na uitvoering blijkt dat de genomen maatregelen onvoldoende zijn, moeten aanpassingen worden doorgevoerd, in samenspraak met de stad en op kosten van de verkavelaar.
Enkel indien de ruimte beperkt is, kan er met keermuren worden gewerkt. Ze kun-nen niet op de perceelgrenzen geplaatst worden. Die ingrepen worden uitzonderlijk toegestaan.
2.1.1.2. Erfdienstbaarheden
Eventuele aanwezige ondergrondse of bovengrondse erfdienstbaarheden moeten vooraf worden uitgeklaard. De overeenkomsten worden toegevoegd aan het verka-velingsdossier.
2.1.1.3. Nutsvoorzieningen
De aanleg en de aanpassing van alle nutsvoorzieningen (elektriciteit, gas, tv-distri-butie, telefoon, water, openbare verlichting, enz.) inclusief de eventuele cabines en aansluitingen op het net, zijn ten laste van de verkavelaar. De richtlijnen van de nuts-maatschappijen dienen hierbij gevolgd te worden.
2.1.1.4. Hoogspanningsleidingen
Een hoogspanningsleiding veroorzaakt elektromagnetische straling in de onmiddellijke omgeving. Alhoewel wetenschappelijk onderzoek nog geen definitief uitsluitsel geeft, zijn er aanwijzingen dat er voor kwetsbare bevolkingsgroepen gezondheidseffecten kunnen zijn.
Uit voorzorg raadt de stad af om woningen of andere gebouwen bestemd voor kwets-bare groepen onder of in de onmiddellijke nabijheid van hoogspanningslijnen te bouwen. Onder die lijnen kunnen andere functies worden ondergebracht. We denken daarbij vooral aan groenzones, waterbuffers, parkings,... Voor meer informatie daarover kan u terecht bij het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse Overheid16.
16 www.lne.be/themas/milieu-en-gezondheid/hoogspanning
28 29 2.1.1.5.MER-screening
Een MER-screening17 is verplicht bij alle verkavelingen en checkt of er aanzienlijke milieueffecten voor mens en milieu te verwachten zijn.
• Vanaf 100 woongelegenheden of 50 parkeerplaatsen dient de MER-screening te worden aangevuld met een mobiliteitstoets.
• Vanaf 250 woongelegenheden of 250 parkeerplaatsen dient er een MER- rapport opgesteld te worden door een studiebureau.
2.1.2. Toetsing aan het woonbeleid 2.1.2.1. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) dd. 2.08.2012
In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan worden in het richtinggevend en bindend gedeelte selecties, acties en maatregelen opgenomen. De opgesomde selecties zijn structurerende elementen, waar een specifiek (ruimtelijk) beleid zal gevoerd worden. Elk gebied heeft zijn specifieke kenmerken naar ruimtelijke mogelijkheden. Het is raad-zaam voor het betrokken gebied het GRS18 te raadplegen. De bindende bepalingen (pg. 287 ev.) vormen de spil tussen gewenste ruimtelijke structuur en de effectieve realisatie ervan op het terrein.
2.1.2.2. Grond- en pandendecreet
Het grond- en pandendecreet legt voorwaarden op rond het aandeel bescheiden woonaanbod in een verkaveling.
De bescheiden last is van toepassing wanneer het project:• groter is dan 0,5 ha,• of meer dan 50 wooneenheden bevat,• of meer dan 10 woongelegenheden bij groepswoningbouw,• of vanaf 10 loten.
De bescheiden last wordt geadviseerd door het lokaal woonoverleg, rekening houdend met de decretale percentages:
17 http://www.lne.be/themas/milieueffectrapportage/over-milieueffectrapportage/scrprmer/scrprmer 18 Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) is te raadplegen op de stadswebsite: www.roeselare.be/wonenenleven/ruimtelijke_planning/structuurplannen/gemeentelijkruimtelijkstructuurplangrs.asp
Dichtheid bescheiden last:• min. 35-100 w/ha in stedelijk gebied• min.25-35 w/ha in buitengebied
Bij de vergunningsaanvraag worden de bescheiden wooneenheden opplan aangeduid.
2.1.2.3. Sociale mix
Om de kwaliteit van het woonprogramma te bewaren is de creatie van een woonmix op de private markt essentieel. Een mix aan woongroottes, prijzen en woningtypes is nodig.Het GRS opteert voor een verhouding op het niveau van de stad. De voorgestelde verhoudingen voor kleine, ruime en seniorenwoningen (zie p. 165 van het GRS) zijn wenselijk voor woonprojecten groter dan 0,5 ha of minimum 10 woongelegenheden (binnengebieden en reconversies). Voor meer informatie daarover richt u zich tot de woondienst.
Publieke en semi-publieke rechtspersonen Min. 40%
Overige natuurlijke of rechtspersonen Min. 20%
Tabel 2: minimum percentages bescheiden last
30 312.1.3. Overdracht publieke ruimtes, wegen en riolering
Het openbaar groen, de wegen, de riolering en de publieke ruimte worden gratis, vrij en onbelast afgestaan aan het stadsbestuur. Alle aanlegkosten zijn volledig ten laste van de verkavelaar.
2.2. Inrichting van de publieke ruimte
De publieke ruimte dient voor iedereen zo goed mogelijk toegankelijk te zijn. Specifieke richtlijnen zijn terug te vinden in het Vademecum Integrale toegankelijkheid22.
2.2.1. Groene speel- en recreatiezones
2.2.1.1. Groenzones
Onderstaande ‘groene’ elementen worden niet meegerekend bij het functionele groen:• groene parkeerplaatsen (bv. met grastegels),• groendaken,• groene bufferzones.
Dat betekent echter niet dat ze geen meerwaarde kunnen bieden binnen het verka-velingsconcept.
Om een kwalitatieve en onderhoudsvriendelijke groenzone te realiseren, dienen onder-staande richtlijnen in overweging genomen te worden:
• Bij overdracht van de groene ruimte die niet wordt aangeplant, dient deze te bestaan uit
een zuivere laag teelaarde (vrij van bouw-, groen-, huishoudelijk of ander afval) met een
dikte van min. 50cm, ingezaaid met gazon.
Na de overdracht zal het stadsbestuur die groenzones inrichten naar gelang de noden en
de eigenheid van de omgeving.
• De vervroegde ingebruikname:
In bepaalde gevallen kan het aangewezen zijn de groenzone sneller in bruikleen te geven.
Zo kan de aanplant en het onderhoud sneller gebeuren.
In onderling overleg kan ze al voor de overdracht in bruikleen worden gegeven aan het
stadsbestuur.
• Een as-builtplan, opgemeten volgens de ‘Grootschalig Referentie Bestand’-standaard,
moet kosteloos aan het Stadbestuur overgemaakt worden (op papier en digitaal d.m.v.
autocad en in pdf).
Tabel 3: richtlijnen bij overdracht publieke ruimte
22 Het vademecum integrale toegankelijkheid is te raadplegen op www.toegankelijkeomgeving.be/vademecum
23 Alle informatie over de wetgeving op www.natuurenbos.be 24 Natuurtechnische milieubouw wordt gespecifieerd in twee Vademecums (water en wegen), te raadplegen op www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek 25 volgens de principes van ‘Harmonisch park- en groenbeheer’, www.natuurenbos.be 26 De belangrijkste streekeigen soorten zijn terug te vinden op www.plantvanhier.be
• Elk ontwerp vertrekt vanuit een evaluatie van het bestaande groen.
Er wordt hierbij uitdrukkelijk verwezen naar de wetgeving zoals het bosdecreet, de natuurver-
gunning en eventuele compensatieregelingen23.
• Het groen is structurerend en beeldbepalend. Het ondersteunt en accentueert aspecten als
looplijnen, poorteffecten, dreef- en pleinbegeleiding, ontmoetingsplaatsen, waterstructuren
enzovoort.
• De praktische uitwerking van het groenconcept gebeurt zoveel mogelijk met de technieken van
natuurtechnische milieubouw24, ook bij waterelementen.
• Groenzones worden gegroepeerd in centraal gelegen zones. Dat verhoogt de toegankelijkheid
en de onderhoudsvriendelijkheid. Versnippering moet worden vermeden.
• Zorg zoveel mogelijk voor een centraal en multifunctioneel groen plein en vermijd versnippe-
ring.
• Plant geen bomen boven of in de directe omgeving van riolen.
• De functies van publieke ruimte moeten aanpasbaar zijn: een multifunctioneel gebruik staat
voorop.
• Groenobjecten worden oordeelkundig en onderhoudsvriendelijk aangelegd25.
• Lage vakbeplanting neemt bijvoorbeeld veel ruimte in, terwijl ze nauwelijks meerwaarde biedt.
• Aangepaste soortkeuze met soberheid en streekeigenheid26 als leidmotief.
• Zorg voor variatie in open en dichte begroeiing, licht en schaduw, veel of weinig kleur.
• Bomen en grotere planten worden afgestemd op de inplanting van openbare verlichting.
• Per 5 parkeervakken wordt ruimte (min.2 m op 2 m) voorzien voor 1 hoogstamboom.
• Groenvakken/plantvakken bevatten geen scherpe hoeken. Die zijn moeilijk te beplanten en te
onderhouden.
• Vermijd giftige plantensoorten en gebruik planten die weinig allergeen zijn.
• Belevingswaarde voor doelgroepen:
* gebruik van verhoogde plantvakken (ca. 70cm) creëert mogelijkheden om kleine planten en
bloemen van dichtbij te ervaren.
* gebruik sterk contrasterende kleuren voor slechtzienden.
Ze verbeteren ook de herkenbaarheid
* naast het visuele kunnen ook andere zintuigen worden geprikkeld, zoals geluiden, geuren,
texturen... Teveel kan echter verwarrend werken.
* gebruik variatie zodat verschillende doelgroepen er hun gading vinden.
• Let op bij de keuze van boomsoorten:
elke boomsoort heeft zijn specifieke groeivoorwaarden, voor- en nadelen. Streekeigen soorten
geven de beste garantie op een snel en kwalitatief resultaat.
Tabel 4: richtlijnen bij het ontwerpen van groenzones & beplanting
32 33Figuur 22: een grote, centrale groenzone waar alle woningen toegang tot hebben (Wegwijzer voor duurzame en kindvriendelijke woonprojecten en verkavelingen, Brugge)
Richtlijnen voor groen op het niveau van de kavels:• Erfscheidingen zichtbaar vanaf het openbaar domein worden voorzien in levende
hagen, al dan niet ondersteund door draadafsluitingen.• Voortuinen op privaat domein dragen bij tot de kwaliteit van de verkaveling.
Voortuinen worden bij voorkeur groen aangelegd.
2.2.1.2. Kindvriendelijkheid nastreven
Voor kinderen is speelsheid en bespeelbaarheid van de ruimte een belangrijk criterium. De organisatie en vormgeving van de publieke ruimte kan speels gedrag afremmen of net uitlokken.
• Groen– en watervoorzieningen worden zo ingericht (afwerking, afwatering, veiligheid, wetgeving, hoogtes en hellingen,…) zodat ze bespeelbaar kunnen zijn.
• Niveauverschillen door grondver-zet en waterberging of het ont-werpmatig ‘spelen’ met hellingen, trapjes, uitkijkpunten, geven interessante speelgelegenheid.
• Bespeelbare afwerking, bv. een afwisseling tussen verharde en groene opper-vlakten, lijnen in de verharding die uitlopen op een putdeksel met een vreemde vorm, stapstenen in een groenzone,…
Figuur 23: spelend leren (Wegwijzer voor duurzame en kindvriendelijke woonprojecten en verkavelingen, Brugge)
Figuur 24: zachte hellingsgraad bij waterpartijen, bruggetjes,...;
Kindvriendelijk verkavelen, stad Brugge
Figuur 25: uitnodigende speelomgevingen (speelnatuur Pastoorsbos Roeselare)
34 352.2.1.3. Aanbevelingen bij inrichting verharde publieke ruimtes
In eerste instantie wordt zoveel mogelijk gewerkt met aaneengesloten groene ruim-tes. Het kan soms noodzakelijk zijn een verharding aan te leggen. Het gebruik van verhardingen wordt gemotiveerd in het aanvraagdossier.
Volgende richtlijnen zijn hier van toepassing:• toepassen van de leidraad pesticidentoets ,• de ruimte wordt beleefbaar en kunstzinnig ingericht.
Om het onderhoud zonder gebruik van pesticiden te kunnen garanderen, dient de leidraad pesticidentoets te worden gevolgd.
2.2.2. Waterlopen, grachten en waterberging
Alle hemelwater wordt zo veel mogelijk bovengronds afgevoerd. Alle waterlopen, poelen, vijvers, grachten en dergelijke worden , indien mogelijk, uitgevoerd volgens de principes van natuurtechnische milieubouw .
2.2.2.1. Goten, grachten en sloten
Er zijn verschillende uitvoeringsmogelijkheden voor de bovengrondse afvoer van hemel-water.Grachten zijn een goed alternatief voor ondergrondse buffering en snelle ondergrondse afvoer via RWA-leidingen. Open grachten krijgen de voorkeur op RWA-leidingen.Grachten dienen uitgevoerd te worden als buffergrachten en niet als afvoergrachten. Onderstaande technische aspecten zijn hier van belang:
Figuur 26: principeschema aanleg
van een sloot onder flauw talud (Vademecum
milieutechnische natuurbouw waterlopen)
Figuur 27: voorbeelden typologieën van grachten (Fris in ‘t Landschap vof,
www.clementwijk.be )
• maximale horizontale aanleg
• compartimentering: in gebieden met een grote reliëfgradiënt: aanleg in trapvorm. Elk comparti-
ment wordt aanzien als een aparte infiltratie- of buffervoorziening die vertraagd geledigd wordt
• grachten worden aangelegd zodat ze zo weinig mogelijk de toegang tot percelen kruisen
• grachten moeten toegankelijk zijn voor onderhoud
• indien bestaande percelen moeilijk bereikbaar zijn door open grachten, kan plaatselijk een
inbuizing worden voorzien (enkel na goedkeuring door de bevoegde overheid). Het overwelven van
grachten is vergunningsplichtig.
2.2.2.2. Waterlopen
Voorafgaand overleg met de waterloopbeheerders wordt sterk aangeraden.Bestaande waterlopen in het projectgebied dienen behouden te worden. Ze moeten ingeschakeld worden in de groen- en waterstructuren. Enkel plaatselijke verleggingen of zeer lokale overwelvingen kunnen worden toegestaan (enkel na goedkeuring door de bevoegde overheid).
Waar ingekokerde waterlopen aanwezig zijn, dient bekeken te worden of het zinvol is ze weer bovengronds te brengen en in het weefsel van de verkaveling in te schakelen.Langs waterlopen gelden bouwvrije zones. Er geldt erfdienstbaarheid voor het onder-houd aan de waterlopen:
• onbevaarbare waterlopen: 5m vanaf de kruin,• bevaarbare waterlopen: 10m vanaf de kruin.
Strikt noodzakelijke werken in de bedding van een geklasseerde waterloop zijn ver-gunningsplichtig.De voorwaarden waarbij die vergunning wordt verleend, worden bepaald door de waterloopbeheerder. De waterloopbeheerder is terug te vinden via de Vlaamse Hydro-grafische atlas29.
29 www.agiv.be Tabel 5: richtlijnen aanleg grachten
36 372.2.2.3. De watertoets
Met de watertoets worden potentiële effecten aan het watersysteem geëvalueerd. Richtlijnen en informatie over de watertoets zijn terug te vinden op www.watertoets.be.
2.2.2.4. Infiltratie
Rechtstreekse infiltratie van hemelwater via onverharde oppervlakken is de meest natuurlijke en aangewezen manier voor waterafvoer. Zo wordt het hemelwater dicht bij de bron opgevangen, het grondwater aangevuld en verdroging tegengegaan.
Volgende voorwaarden zijn van toepassing bij infiltratievoorzieningen.
2.2.2.5. Buffering met vertraagde afvoer
Wanneer infiltratie onmogelijk is, kan buffering met vertraagde afvoer worden toege-past. Bij inspraaktrajecten bij de (her)aanleg van groene openbare ruimte is gebleken dat ouders erg op hun hoede zijn wanneer het gaat over het invoegen van water in een speelruimte. We adviseren het aanleggen van wadi’s en droge grachten die voor 90% van de tijd droog zijn.
• De inplanting gebeurt op private kavels. In overleg
met de stad kan wel een collectieve voorziening op
openbaar domein worden aangelegd.
• Prioriteit wordt gegeven aan open systemen (kom-
men, sleuven, bekkens, grachten) om redenen van
onderhoud en controle.
• Afstand tot gebouwen: minimaal 4m
• Plaatsing in de 5-meter zone langs een onbevaar-
bare waterloop is verboden.
• Infiltratie via onverharde oppervlakken geniet de
voorkeur (waterdoorlatende verhardingen hebben
de neiging te verstoppen na verloop van tijd). Enkele
mogelijkheden zijn : infiltratiekom/infiltratieveld30,
wadi31.
• Dimensionering: de richtlijnen van de watertoets zijn
van toepassing.
30 Een infiltratiekom of -veld is een onverhard terrein, zoals een gras-veld, waar hemelwater kan infil-treren. De infiltratiekom bestaat uit een humushoudende laag teel-aarde, die bij voorkeur begroeid is met gras, planten of struiken. De aanvoer naar de infiltratievoorzie-ning gebeurt bij voorkeur boven-gronds, via open goten.31 Als de ondergrond onvoldoende doorlatend is en het grondwater diep genoeg zit, kan men onder de infiltratiekom filterbedmateriaal aan-brengen. Dit filterbed moet dan een minder doorlatende laag doorbre-ken of extra berging voorzien. Een combinatie van een infiltratiekom met een ondergronds filterbed, wordt een wadi genoemd.
• Open buffersystemen (bv. vijvers) genieten de voorkeur, voorzien van een ondoorlatende folie
of kleilaag.
• Enkel in uitzonderlijke gevallen kunnen betonnen of gemetselde constructies voorzien worden.
Grondige motivering is nodig.
• Indien er onvoldoende ruimte is voor open buffering kunnen ondergrondse buffers worden
voorzien.
• Indien er in uitzonderlijke gevallen ook geen ruimte is voor ondergrondse buffers, kan er gebuf-
ferd worden in overgedimensioneerde RWA-afvoerleidingen, via een knijpleiding.
• De gravitaire afvoer van hemelwater is verplicht, het gebruik van pompinstallaties is verboden.
Toe te passen buffervolumes:
Het te bufferen volume wordt berekend met de totale verharde oppervlakte (openbaar, privaat én
dakoppervlakken)
• buffering in gewone gebieden
* 3,30 m³ per 100 m² verharde oppervlakte.
* Vertraagde lozing = maximaal 10 liter/seconde/hectare
• buffering in overstromingsgevoelige gebieden:
* 4,10 m³ hemelwater per 100 m² verharde oppervlakte
* Vertraagde lozing = maximaal 5 liter/seconde/hectare
• knijpleidingen:
* diameter 125 mm
* maximaal 1 knijpleiding indien verharde oppervlakte < ½ ha
* 2de knijpleiding vanaf ½ ha verharding
Indien van toepassing worden straatkolken voorzien aan weerszijden van de weg met een tussenafstand van
25 m. Voor wegprofielen met een helling langs één zijde worden de straatkolken aan de laagste zijde voorzien.
2.2.2.6. Drainage
Drainages zijn niet toegestaan in laaggelegen of overstromingsgevoelige gebieden.
Drainage kan voorzien worden rond de perceelsgrenzen om het eigen water op te vangen. Ze kunnen ook
gebruikt worden in combinatie met keermuren.
2.2.3. Riolering en huisaansluitingen
De richtlijnen van het zoneringsplan zijn van toepassing.
De aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel is verplicht.
Tabel 6: richtlijnen voor infiltratievoorzieningen
Tabel 7: richtlijnen voor het bufferen van hemelwater
38 39Centraal gebied / collectief geoptimaliseerd buitengebied
Figuur 28: centraal gebied: kleurcode zoneringsplan
• aansluiting op de riolering is verplicht• indien nodig wordt gebruik gemaakt van een pompinstallatie, enkel voor
DWA, niet voor RWA• Meestal is ook een septische put verplicht; informeer bij de stadsdiensten
Collectief te optimaliseren buitengebied
Figuur 29: collectief te optimaliseren buitengebied: kleurcode zoneringsplan
Drie situaties zijn hier mogelijk:• lozing in een riool die nog niet is aangesloten op een zuiveringsinstallatie• lozing in een gracht• onrechtstreekse lozing in de bodem (sterfput)
Opgelegde voorwaarden:• een septische put is verplicht• op privaat domein worden gescheiden wachtleidingen voorzien• op het ogenblik dat een gescheiden rioleringsstelsel in de straat wordt
aangelegd, wordt de afkoppeling van hemelwater op privaat domein en de aansluiting van het afvalwater op de DWA-riool verplicht
Individueel te optimaliseren buitengebied
Figuur 30: individueel te optimaliseren buitengebied: kleurcode zoneringsplan
Een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) is verplicht.
2.2.3.1. Riolering: code van goede praktijk
Om kwaliteit en eenvormigheid bij rioleringsstelsels te garanderen, werd de ‘Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen’ uitgewerkt32.
• Vanaf het voorontwerp moet men rekening houden met:
* hemelwater: maximaal gebruik van bovengrondse afvoer via goten, wadi’s, grachten,
infiltratiebekkens, poelen,...
* het gemeentelijk totaal rioleringsplan (TRP)
* de bodemkaart en Databank Ondergrond Vlaanderen
* de watertoets
• Aanleg van een gescheiden stelsel is verplicht.
• Minimale diameters:
* RWA-leiding 400 mm,
* DWA-riool 200 mm.
• Materiaalkeuze: beton voor RWA- , grès voor DWA-leidingen.
• Dekking van riolen: minimum 1 m en maximum 4 m.
• Geen hellingen kleiner dan 1%.
• Geen drainages aanleggen in laaggelegen of overstromingsgevoelige gebieden.
• Gravitaire afvoer is prioritair.
• Geen rechte hoeken in DWA-leidingen aanleggen. Gebruik twee bochten van 45° indien nodig.
• Afstand van riolering tot bestaande bomen: minimaal 2m
• Geen aanplant van bomen op riolering.
• Riolering moet uitgerust worden met vlot toegankelijke inspectieputten. Inspectieputten
worden ca. om de 50 m en bij iedere hoekverdraaiing voorzien.
• Op het rioleringsplan worden stromingszin, afmetingen, BOK-peilen, maaiveldpeilen en
hellingen aangeduid.
• Elk lot wordt van gescheiden huisaansluitingen voorzien, elk met eigen aansluitputjes.
• Locatie van de aansluitingen (tot aan de rooilijn) worden per kavel aangeduid ter plaatse en
op digitale fiches.
• Bij de voorlopige oplevering worden de fiches aan de stad bezorgd (op papier en digitaal
d.m.v. autocad en in pdf + foto’s).
• Volgende kleurcode is van toepassing: hemelwater = grijs, afvalwater = rood
• Na goedkeuring door de stad mag Polypropyleen (PP), sterkteklasse SN8 worden toegepast.
• Diameter 150 mm.
32 De meest recente versie is te vinden op www.integraalwaterbeleid.be
2.2.3.2. Huisaansluitingen
Tabel 8: richtlijnen centraal gebied en collectief geoptimaliseerd buitengebied
Tabel 9: richtlijnen collectief te optimaliseren buitengebied
Tabel 10: richtlijnen individueel te optimaliseren buitengebied
Tabel 11: richtlijnen bij de aanleg van riolen
Tabel 12: richtlijnen voor huisaansluitingen
40 412.2.4. Voet- en fietspaden, wegen en pleinen
Richtlijnen voor de rooilijnbreedte, afhankelijk van het type weg.
Rooilijnbreedte
Dit is de afstand tussen 2 rooilijnen – eigendomsgrenzen die het openbaar domein afbakenen.
Wegbreedte: dit is de breedte van de openbare weg in KWS, beton of een kleinschalig materiaal
waar zich het rijdende verkeer op bevindt. Gootbreedte wordt niet meegerekend.
• Toegangswegen: Rooilijnbreedte: 10,00 meter
Wegbreedte: min. 5,00 meter
• Bedieningswegen meer dan 4 à 6 loten: Rooilijnbreedte: 9,00 meter
Wegbreedte: min. 5,00 meter
Standaard afstand t.o.v. de rooilijn33: Woning: 5m
Garage: min. 6m
33 De afmetingen worden per verkavelingsdossier onderzocht 34 www.zonderisgezonder.be/aanleg-en-ontwerp/leidraad-pesticidentoets
35 Vademecum fietsvoorzieningen is te downloaden op www.mobielvlaanderen.be/vademecums/vademecumfiets01.php36 www.wegenenverkeer.be/documenten/technische-documenten/category/vademecums.html
Om een goed en pesticidenvrij onderhoud van de verhardingen te kunnen garanderen, dient een doordacht ontwerp worden toegepast. De leidraad pesticidentoets dient te worden toegepast op het ontwerp34.Enkele van de belangrijkste richtlijnen daaruit zijn:
• verminder het aantal obstakels in verhardingen,• beperk het aantal voegen,• zorg voor een correcte dichting van voegen in gesloten verhardingen,• vermijd smalle reststroken en scherpe hoeken die moeilijk machinaal te onder-
houden zijn.
Bij ontsluitingswegen wordt bij voorkeur gewerkt met voetpaden die voldoende breed zijn (zie 2.2.4.2.Voetpaden). Ze worden liefst zongericht aangelegd, ter preventie van onkruidbegroeiing, met op regelmatige afstand een rust-, speel- en/of ontmoe-tingsplek.
2.2.4.1. Fietspaden
Fietspaden zijn geen restruimtes van de openbare wegenis, maar worden aangelegd vanuit de invalshoek van de gebruikers. Ze dienen, indien mogelijk, vlot aan te sluiten op reeds bestaande fietsnetwerken in de omgeving en er een samenhangend geheel mee te vormen.
• Breedtes:* éénrichtingsfietspad: min. 2 m* tweerichtingsfietspad: min. 3 m + 1 m groenscherm aan één zijde
Naast fietspaden moet er ook ruimte worden voorzien om fietsen te kunnen stallen (zie ook 2.2.4.3. – Pleinen en parkeerplaatsen).Het vademecum fietsvoorzieningen van de Vlaamse overheid wordt gehanteerd bij het ontwerp35.
Daarnaast wordt het fietsnetwerk altijd afgetoetst aan de onderstaande eigenschap-pen:
• samenhangend:het vormt een samenhangend geheel zonder onderbrekingen en geeft aanslui-ting op het punt waar fietsers hun herkomst of bestemming hebben.
• direct:het biedt fietsers een zo direct mogelijke route naar hun bestemming, omrijden wordt tot een minimum beperkt. Het fijnmazig netwerk wordt verduidelijkt door een goede bewegwijzering.
• aantrekkelijk:de vormgeving en inplanting in de omgeving nodigen uit tot fietsen.
• veilig:de voorzieningen waarborgen de veiligheid van de fietser en de overige wegge-bruikers. Ook de sociale veiligheid dient gewaarborgd te worden.
• comfortabel:de voorzieningen maken een vlotte en comfortabele doorstroming van het fietsverkeer mogelijk.
2.2.4.2. Voetpaden
Bij aanwezigheid van voetpaden stort de verkavelaar de aanlegkost in de stadskas, aan de voorwaarden gesteld door de stad.
De Vlaamse overheid heeft een Vademecum voetgangersvoorzieningen36 opgemaakt met richtlijnen.
2.2.4.3. Pleinen en parkeerplaatsen
Parkeerruimte wordt minstens afgeschermd van de publieke ruimte door een groene verticale barrière zoals hagen.
Tabel 13: richtlijnen voor de rooilijnbreedte van diverse wegtypes
• breedte: 1,5 m
• geen obstakels in de loopzone
• niet-gladde bestrating
• snel herstel en opkuis na de uitvoering van werken
• goede ligging t.a.v. de openbare verlichtingTabel 14: richtlijnen
voor voetpaden
42 43Er dient een duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen parkeerplaatsen voor bewoners en voor bezoekers:
• parkeren voor bewoners wordt georganiseerd op privédomein (min. 1 parkeer-plaats per woongelegenheid)
• parkeerplaatsen voor bezoekers worden aangelegd op het openbaar domein• voor andere dan klassieke residentiële gebouwen gelden specifieke regels.
De juiste berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt weergegeven in het ‘belastingsreglement op het ontbreken van parkeerplaatsen37.In woonstraten en bij erfontsluitingen is het aan te raden om minstens het bezoeker-sparkeren te clusteren.
Voor algemene richtlijnen in parkeren verwijzen we naar het Vademecum Duurzaam Parkeerbeleid van de Vlaamse Overheid. Plannen moeten steeds ter goedkeuring aan het stadsbestuur en de wegbeheerder voorgelegd worden.
Toegankelijkheid van de openbare ruimte: verblijfsfunctie versus verkeersfunctieHet onderscheid wordt gemaakt op basis van infrastructuur die volledig belast wordt door wegverkeer, occasioneel belast wordt door wegverkeer of weinig of niet belast wordt door wegverkeer. De openbare ruimte wordt ingedeeld volgens vier types:
• Type I: zones voor voetgangers • Type II: bedieningswegen (bv. woonstraten)• Type III: ontsluitingswegen• Type IV: toegangswegen
Voor bijkomende info, zie bijlage 3.5 Types openbare ruimte.
Kwalitatieve voorwaarden:
• het belastingreglement op het ontbreken van parkeerplaatsen bepaalt het minimaal aantal
benodigde parkeerplaatsen
• het Vademecum Duurzaam parkeerbeleid van de Vlaamse overheid kan als leidraad dienen
bij het ontwerpen van de parkeerruimte, rekening houdend met de bindende normen uit het
belastingreglement
• er dient aandacht te zijn voor fietsparkeren
• parkeerplaatsen zijn voor alle bevolkingsgroepen vlot toegankelijk, ook voor personen met een
handicap
• zichtbaarheid en herkenbaarheid:
* goede zichtbaarheid op de parkeerplaatsen verhoogt de sociale en de verkeersveiligheid,
* duidelijk zichtbaar onderscheid tussen private en publieke parkeerplaatsen
* de inrichting van publieke ruimte is zo dat het ondubbelzinnig duidelijk is waar de parkeer-
ruimte zich bevindt en waar niet kan geparkeerd worden
Tabel 15: richtlijnen voor parkeerplaatsen
37 www.roeselare.be, diensten verkavelingen, stedenbouw en/of mobiliteit 38 Het vademecum parkeerbeleid kan worden gedownload via www.mobielvlaanderen.be/vademecums/parkeerbeleid/
Inplanting glasbollenOveral in Roeselare staan er glasbollen verspreid. Eén glasbol bedient 1.000 inwoners.Misschien is er in de omgeving van uw project een tekort aan glasbollen. Op de website van de stad kan je nagaan waar de glasbollen vandaag staan39.Er dient aandacht te worden besteed aan de inplanting om potentiële overlast te beper-ken. Een glasbol staat best vooraan de verkaveling, op een respectabele afstand van woningen en met parkeergelegenheid in de buurt. Advies van de afvalintercommunale MIROM is nodig voor de inplanting van glasbollen.
2.2.4.4. Wegen
Het tracé van de wegen heeft een belangrijke invloed op de leefbaarheid van de woningen.
Aandacht voor zwakke weggebruikersIn lijn van het STOP-principe is de inrichting van wegen voor voetgangers, fietsers en openbaar vervoer prioritair. De zichtbaarheid en veiligheid van voetgangers en fietsers is van groot belang.
Aandacht voor wegtypesBij het ontwerpen van wegen wordt vertrokken vanuit het benodigde wegtype. Afhan-kelijk van de ligging wordt een specifiek type verkeer op de weg verwacht. Zie de ‘types openbare ruimte’ in bijlage 3.5.De verschillende wegtypes worden voor hun specifiek doel ingericht. Daarrvoor zijn verschillende inrichtingen mogelijk, waaronder:
• asverschuivingen,• laaneffecten,• speelstraten,• leefstraten.
Bereikbaarheid hulpdiensten en huisvuilophalingDe wegen moeten de hulpdiensten en de firma’s die instaan voor de huis-aan-huis-ophaling van afval toegang geven tot de woongelegenheden.Aangezien die diensten zware vrachtwagens gebruiken, moet de aanleg hier rekening mee houden. Voornamelijk straatbreedtes en keermogelijkheden zijn van belang.
Doodlopende straten worden op het eind voorzien van een ‘pijpekop’ voor keer- bewegingen. De afmeting van een ‘pijpekop’ bedraagt min. 14m.
Als alternatief voor de toegang tot iedere woning voor de huis-aan-huis-ophaling, kunnen bij hogere dichtheden afvallokalen of ondergrondse inzamelsystemen worden ingericht op een goed toegankelijke centrale plaats. Die werkwijze kan enkel in overleg met en mits uitdrukkelijke toestemming van de afvalintercommunale MIROM en wordt vastgelegd in het bouwdossier.35 Vademecum fietsvoorzieningen is te downloaden op www.mobielvlaanderen.be/vademecums/vademecumfiets01.php36 www.wegenenverkeer.be/documenten/technische-documenten/category/vademecums.html
44 452.2.5. Nutsleidingen en openbare verlichting
Nutsvoorzieningen worden ondergronds aangelegd, volgens de voorschriften van de nutsmaatschappijen. Indien bestaande nutsvoorzieningen versterkt moeten worden voor de verkaveling (bijvoorbeeld hoogspanningscabines), staat de verkavelaar in voor de kosten van het relevante aandeel in deze werken, volgens de regels van de betrok-ken nutsmaatschappijen.In de verkaveling moeten er zones voorzien worden voor de aanleg van nutsleidingen. Daarvoor kan bijvoorbeeld de voetpad- of gazonzone gebruikt worden. Er dient aan-dacht te worden besteed aan de toegang voor toekomstig onderhoud en de afstand tot bomen.
Openbare verlichtingHet stadsbestuur heeft een masterplan openbare verlichting. Dat plan bepaalt welke verlichtingsarmaturen, -regimes en -intensiteiten op een bepaalde type weg in een bepaalde zone worden geplaatst. Dat draagt naast de herkenbaarheid van de omge-ving ook bij aan de doelstellingen rond energiebesparing.De openbare verlichting wordt kosteloos aan het stadsbestuur overgedragen.
2.3. Bouw-, sloop- en milieuvergunningen
Indien een private hoogspanningscabine noodzakelijk is, dient een milieumelding klasse 3 ingediend te worden bij de milieudienst.Stookinstallaties of koelgroepen bij grotere gebouwen kunnen meldingsplichtig zijn, afhankelijk van het vermogen.Ruimtes in gebouwen die bestemd zijn voor handel moeten daarvoor worden ingericht. Riolering in ruimtes waar bv. keukens van horecazaken worden ingericht, dienen te worden voorzien van een vetvang.De motoren, condensoren en uitblaasopeningen van koel- en verluchtingsgroepen mogen niet gericht worden op verblijfsruimtes van woongelegenheden. De nodige akoestische isolatie moet aangebracht worden.Voor bepaalde handelsactiviteiten in woonzones is een milieuvergunning of –melding noodzakelijk. Dat hangt steeds af van de aard van de activiteiten en is de verantwoor-delijkheid van de uitbater.
2.3.1. Slopen en breken
Bij bepaalde projecten moet eerst gesloopt worden. Dat kan mee vergund worden met een verkavelingsvergunning, zo niet wordt een bouwdossier ingediend.Bij slopen komt veel herbruikbaar materiaal vrij. Door die te sorteren bij de sloop, kunnen ze beter herbruikt worden. Afvalverwerkers bieden een gunstiger prijs aan voor gesorteerde afvalstoffen. Let op met gevaarlijke afvalstoffen zoals asbest.
46 47Voor constructies met een volume van meer dan 1.000m³, dient er een sloopinven-taris opgemaakt te worden. Aan de hand van de sloopinventaris kunnen de afbraak-materialen beter gepland worden.Bij de afbraak dient ook een asbestinventaris opgemaakt te worden. Daardoor wordt vermeden dat arbeiders en omwonenden blootgesteld worden. De asbestinventaris kan eventueel gecombineerd worden met de sloopinventaris.
2.3.2. Bronbemaling
Bij het uitgraven van diepe funderingen en/of kelders, moet er tijdelijk grondwater weg-gepompt worden. Voor die werken moet een milieumelding klasse 3 worden ingediend.Proper grondwater moet prioritair terug in de bodem worden gebracht buiten de onttrekkingszone.Indien technisch onmogelijk, dient er in een gracht, poel of waterloop geloosd te worden.Indien er geen bovengrondse afvoer van het grondwater mogelijk is, adviseert de dienst water, afvoer te voorzien nabij de dichtste RWA-leiding.Bij grotere, gefaseerde projecten kan een tijdelijke poel of buffer worden aangelegd waar het water kan infiltreren. Die buffer kan eventueel aangewend worden voor bepaalde watervoorzieningen op de werf.Lozen op de gemengde rioleringsstelsels of DWA-leidingen dient vermeden te worden.Lozen van grotere debieten grondwater op gemengde of DWA-leidingen is heffings- plichtig.
3. Bijlagen
3.1. Contactgegevens stadsdiensten
Het eerste aanspreekpunt is uiteraard de dienst verkavelingen: 051/26 23 07. Zij verlenen de eerstelijnsinformatie. Voor bepaalde technische aspecten of vragen, kan u zich wenden tot specifieke diensten.
Dienst e-mail
Onderwijs [email protected]
Jeugd [email protected]
Milieu [email protected]
Ruimtelijke planning [email protected]
Stedenbouw [email protected]
Verkavelingen [email protected]
Water/Wegen/Mobiliteit/Groendienst/
Sociaal Huis welwel [email protected]
Werk & sociale economie [email protected]
Woondienst [email protected]
Tabel 16: overzichtslijst stadsdiensten
48 493.2. Lijst van figuren
Figuur 1: individuele woningen worden gestapeld t.v.v. gemeenschappelijke functionele ruimtes (Leidraad Energetische Stedenbouw) ...................6Figuur 2: verdichting in een groen kader (GWL-site Amsterdam, www.gwl-terrein.nl) ..................................7Figuur 3: beeldbepalend en structurerend openbaar domein (ontwerp vof Fris in het Landschap,www.clementwijk.be) ....................8Figuur 4: ontwerp van een autoluwe verkaveling. Langs de drie hoofdassen (laanbeplanting) zijn geen woningontsluitingen. Parkeren is gebundeld, een fijnmazig fiets- en wandelnetwerk en drie bushaltes rondom ontsluiten de verkaveling (www.clementwijk.be) ..............................9Figuur 5: voorbeeld van een straatprofiel in De Clementwijk; (www.clementwijk.be) ...............................................................9Figuur 6: duurzame wijk ‘De Kersentuin’ (www.kersentuin.nl) ..........................11Figuur 7: types ontsluiting: categorisering van lokale wegen ...........................12Figuur 8: inplanting van geclusterd parkeren (oranje) t.o.v. woonblokken (Project Eva Lanxmeer, Culemborg NL; www.eva-lanxmeer.nl) ...........12Figuur 9: voorbeeld van een wadi (Gelsenkirchen, Duurzame stedenbouw in woord en beeld) ..................................................................14Figuur 10: multifunctioneel ruimtegebruik op gebouwniveau: speelruimte op het dak (kinderopvang Skanderborggade, Kopenhagen; Duurzame stedenbouw in woord en beeld, Vibe 2009) ...............................16Figuur 11: ontwerp firma Ijslander: Speelruimte boven parkeerplaatsen (http://www.ijslander.com/nieuwsartikel.aspx?id=5622) ...............18Figuur 12: groepering van woningen rond een gemeenschappelijke tuin (Eva Lanxmeer, Culemborg NL, www.eva-lanxmeer.nl ) .....................18Figuur 13: integratie in een bestaand speelweefsel (Stad Brugge) .....................20Figuur 14: kindvriendelijke oversteek nl. het Tijgerpad, Huizum, NL ...................21Figuur 15: logo Burgemeestersconvenant .................................................21Figuur 16: schematische voorstelling van het MIROM-stadsverwarmingsnet ......22Figuur 17: inplanting van een cohousingproject te Kortrijk, nieuwbouwproject voor 24 gezinnen met de aanwezigheid van een gemeenschapshuis; (VZW Mentor; www.vzwmentor.be) ...........................................23Figuur 18: cohousingproject te Rotselaar, waar bewoners o.a. tuindelen, autodelen enz. (www.molenvanrotselaar.be) ................................24Figuur 19: kangoeroewoning (www.woonwaard.nl ) .....................................25Figuur 20: inplanting kangoeroewoning (Leidraad energetische stedenbouw) .....25Figuur 21: een grote, centrale groenzone waar alle woningen toegang tot hebben (Wegwijzer voor duurzame en kindvriendelijke woonprojecten en verkavelingen, Brugge) .......................................................32Figuur 22: spelend leren (Wegwijzer voor duurzame en kindvriendelijke woonprojecten en verkavelingen, Brugge) ...................................32Figuur 23: zachte hellingsgraad bij waterpartijen, bruggetjes,...; (Kindvriendelijk verkavelen, stad Brugge) ....................................32
Figuur 24: uitnodigende speelomgevingen (speelnatuur Pastoorsbos Roeselare).33Figuur 25: principeschema aanleg van een sloot onder flauw talud (Vademecum milieutechnische natuurbouw waterlopen) ..................................34Figuur 26: voorbeelden typologieën van grachten (Fris in 't Landschap vof, www.clementwijk.be ) ..............................................................35Figuur 27: centraal gebied: kleurcode zoneringsplan ...................................38Figuur 28: collectief te optimaliseren buitengebied: kleurcode zoneringsplan .....38Figuur 29: individueel te optimaliseren buitengebied: kleurcode zoneringsplan ...38Figuur 30: principeschema hemelwaterinstallatie (code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen) ..56Figuur 31: principeschema hemelwaterinstallatie (Waterwegwijzer bouwen verbouwen, www.vmm.be) .......................56Figuur 32: voorbeeld gescheiden riolering op perceelniveau .............................57Figuur 33: principe gescheiden riolering op straatniveau (www.verenigingvpb.nl) ...........................................................57
3.3. Lijst van Richtlijnen
Tabel 1: basisprincipes van optimaal ruimtegebruik ...................................7Tabel 2: minimum percentages sociale & bescheiden last ............................29Tabel 3: richtlijnen bij overdracht publieke ruimte ....................................30Tabel 4: richtlijnen bij het ontwerpen van groenzones & beplanting ................31Tabel 5: richtlijnen aanleg grachten .......................................................34Tabel 6: richtlijnen voor infiltratievoorzieningen ........................................36Tabel 7: richtlijnen voor het bufferen van hemelwater ..............................37Tabel 8: richtlijnen centraal gebied en collectief geoptimaliseerd buitengebied ..........................................................................38Tabel 9: richtlijnen collectief te optimaliseren buitengebied ...........................38Tabel 10: richtlijnen individueel te optimaliseren buitengebied .........................38Tabel 11: richtlijnen bij de aanleg van riolen .............................................39Tabel 12: richtlijnen voor huisaansluitingen ..............................................39Tabel 13: richtlijnen voor de rooilijnbreedte van diverse wegtypes ....................40Tabel 14: richtlijnen voor voetpaden ........................................................41Tabel 15: richtlijnen voor parkeerplaatsen ................................................42Tabel 16: overzichtslijst stadsdiensten .....................................................47Tabel 17: aansluitingsprincipes zones uit het zoneringsplan ............................55
50 513.4. Checklijst dossiersamenstelling
1 aanvraagformulier
2 Eigendomsbewijs of volmacht
3 motivatienota
- Aard van de verkaveling
- zoneringgegevens,
- overeenstemming met de omgeving,
- beschrijving ligging, verantwoording met dicht-
heid, indeling, typologie, enz.
- verduidelijking hoe de aanpalende percelen even-
tueel zullen ontwikkeld worden
-berekening G en P (zie punt 15)
4Liggingsplan
(schaal 1:25.000 of groter)
- ligging van de verkaveling
- wegen, waterwegen, beken
- openbare voorzieningen (bus, gemeenschaps-
voorzieningen)
5
Omgevingsplan met bestaande
toestand
(schaal1:2.500 of groter)
- grenzen vk
- omliggende bebouwing (type en functie ervan)
- gebruik en aard van de omliggende percelen
- aanduiding te slopen constructies, bomen,
beken, erfdienstbaarheden
- rooilijnen
- hoogtepeilen
- archeologische elementen
- tracé en rechtstoestand van de toegangswegen
naar de vk
- eindpunten van de bestaande nutsvoorzieningen
- aanduiding van de opnamepunten van de foto’s
6Omgevingsplan met nieuwe toe-
stand (schaal1:2.500 of groter)
- Omringende bestaande bebouwing
- te behouden elementen (bomen, beken, bebou-
wing, e.d.)
- nieuwe hoogtepeilen
- te behouden archeologisch patrimonium
- nieuwe wegen, indeling van de loten, pleinen e.d.
- aanduiding bestaande wegen, voet en fietspaden
- te behouden erfdienstbaarheden
7Verkavelingplan
schaal 1:500 of groter
- weg waaraan de vk paalt met rooilijnaanduiding
- nieuwe wegenis binnen de vk
- riolering
- grenzen van de vk en de aanpalende bebouwing
die binnen de 10 m afstand van de vkgrenzen valt.
- kadastergegevens met de huisnummers van de
aanpalende percelen
- aanduiding van de te behouden constructies,
vegetatie, grachten, erfdienstbaarheden, e.d.
- aanduidingen hoogtepeilen
- aanduiding te behouden archeologisch patrimo-
nium
- aanduiding van de kavels met oppervlakte,
breedte en diepte
- aanduiding van de bestemming van de kavels,
eventueel met een legende
- inplanting nutsvoorzieningen (cabines, e.d.)
- eventuele fasering van de verkaveling
- eventuele aanduiding trottoirsstrook (sowieso
noodzakelijk in wegenisdossier)
8 Berekening trottoirsstrook
Bij kavels (GB en HOB) met een perceelsbreedte
van 14m of minder wordt trottoirzone volledig
verhard.
Bij OB en HOB met perceelsbreedte > 14m wordt
max. 7 meter voorzien (3m oprit, 3m eventuele
carport (te bekijken volgens plan)
+ 1 m pad voordeur)
9 Plan kosteloze grondafstand
Apart plan met aanduiding wegenis/groen/trot-
toirs/ eventuele pp die naar openbaar domein
gaan in gele kleur
10 Groenaanleg Opsomming lijst soort groenaanleg
11Stedenbouwkundige voorschrif-
ten
- voorschriften in tabelvorm met in de linkerkolom
een toelichting per voorschriften en in de rechter-
kolom de bindende bepalingen
12 Foto’s
< 15 kavels: 3 foto’s van het goed en 3 foto’s van
de omgeving
> 15 kavels: 6 foto’s van het goed en 6 foto’s van
de omgeving
52 53
13MER screening of
MER rapport13
-MER screening bij alle verkavelingen verplicht.
Beoordeling eigenhandig opgemaakt of gebruik
makend van aanstiplijst.
-Vanaf 100 woongelegenheden of 50 parkeerplaat-
sen dient de MER-screening te worden aangevuld
met een mobiliteitstoets.
MER rapport bij uitzonderlijke gevallen (vanaf
250 woongelegenheden of 250 parkeerplaatsen):
verplicht opgesteld door studiebureau.
14 Bij ontbossingFormulier betreffende de compensatiemaat-
regelen
15 Gronden en pandenbeleid
-Vanaf 5000 m² en of 10 loten : sociale en
bescheiden kavels vereist
-Vanaf 5000 m² en < 5 loten : 1 sociale kavel en
geen bescheiden.
-Berekening grond en panden nodig
-Hoe worden de sociale en bescheiden kavels uit-
gevoerd ? (huurwoning- koopwoningen of verkoop
kavels) ? opnemen in motivatie
-Als de verkavelaar bij een voorgaande vk kre-
dieteenheden verkregen heeft, die in mindering
kunnen gebracht worden, een attest van de
gemeente, dat zulks bewijst
17Indien CBO project
(met subsidie, zoals de Mandel)-Terug systeem met kredieteenheden
18Indien meer dan 250 woongele-
genheden-Mobiliteitsstudie
19Bewijs aanschrijving VMW –
Telenet (Belgacom)
20 Ingevuld origineel doc Eandis -Wordt opgestuurd door dienst verkavelingen
21Berekening % openbaar groen
% wegenis en totale opp project
22 Signalisatieplan
-Op te maken in samenspraak met de interne
verkeersconsulent
Brecht Vandelanotte 051/26 23 90
INDIEN MET EEN WEGENISDOSSIER
indien het mogelijk is, de gegevens op het verkavelingplan zetten
1 De rooilijnen van de wegen in de verkaveling
2 Indeling van de wegzate (rijweg, voetpad, parkeerstroken, e.d.)
3 De plaatsen bestemd voor beplantingen, pleinen, speelruimtes, e.d.
4 Openbare nutsvoorzieningen
5 Greppels, afvoerputjes, e.d.
6 Lichtpunten van de openbare verlichting
7 Beschrijving van het wegenisdossier (lastenboek)
8 Globale kostenraming
9 Plan grondafstand naar openbaar domein (wegenis+groen+pp,…): aangeduid in gele
kleur,
10
Uitgewerkt plan rekening houdende met een vloerpas in de woning van min.30 cm
boven de nieuw aan te leggen straat waarbij niveau bestaande terrein, niveau nieuwe
straat + niveau tuin en aansluiting op aanpalende percelen wordt aangeduid. Deze
afgewerkte hoogtepeilen dienen strikt gevolgd te worden
Berekening vloerpas à rato van 3cm/m achteruitbouw + 10 cm
11 Signalisatieplan
INDIEN VERKAVELINGSWIJZIGING
1
Aanvraagformulier verkavelingwijziging :
-eigenaar lot is mede-aanvrager tot wijziging : handtekening op vkplan als medeaanvra-
ger+ invullen eigendomsgegevens op aanvraagdoc. pnt 1 en 2
-eigenaar geeft enkel akkoord: handtekening op vkplan met akkoord+invullen eigendom-
gegevens op aanvraagdoc pnt 17
2 Alle plannen zoals hierboven vermeld
3 Aanduiden welke en hoeveel kavels worden gewijzigd
4 Herhalen van vergunde sted.voorschriften+ vergund vkplan
5
Als enkel stedenbouwkundige voorschriften worden gewijzigd (zoals bijvoegen carports,
zwembaden, oppervlaktes bijgebouwen), dient geen plannen opgemaakte te worden.
Verleggen van perceelsgrenzen, wijzigen bouwkader vereisen wel een plan (enkel van de
te wijzigen loten en hun directe omgeving)
6Kopie van de brief en de postbewijzen van de aangetekende zendingen van de eigenaars
die de aanvraag niet mee ondertekend hebben
40 http://www.lne.be/themas/milieueffectrapportage/over-milieueffectrapportage/ scrprmer/scrprmer
DOSSIER
Alles in 8-voud1 extra plan indien: - langs gewest- of provincieweg - grenst aan het spoorwegdomein - monumenten en landschappen - grenst aan gecatalogeerde waterloop - archeologische site - Eandis
54 553.5. Types openbare ruimte
Type I – voetgangerszone: verblijfsfunctie primeertDat type betreft vooral winkelwandelstraten, natuurgebieden, openbare parken en speel- en sportaccommodatie:
• volledige zone wordt zeer toegankelijk ingericht• optimale natuurlijke looplijnen voorzien met aandacht voor integrale toeganke-
lijkheid• voorzieningen voor blinden en rolstoelgebruikers worden veelvuldig toegepast• goede bereikbaarheid voor hulpdiensten (en voor occasionele leveringen)• bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer is van ondergeschikt belang• een goede inplanting van kwalitatieve fietsenstallingen. Looplijnen mogen niet
belemmerd worden door gestalde fietsen.
Type II – Bedieningsweg: bv. woonstratenvolledig ten dienst van het verblijven, wel toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer voor het bereiken van de wooneenheden of andere aanwezige functies. Straten in die gebieden hebben weinig of geen verkeersfunctie in de strikte zin. In woonstraten zijn er extra voorzieningen die gericht zijn op de bewoners.
• De snelheid (in principe max. 30 km/u) wordt afgedwongen door infrastructu-rele maatregelen. Om erkend te worden als zone 30 zijn specifieke inrichtings-principes van toepassing.
• Voorzieningen voor blinden en rolstoelgebruikers worden hoofdzakelijk aangelegd op de looproutes.
• De doelgroepen die baat hebben bij een multifunctionele ruimte (ontmoeting en recreatie) zijn vooral kinderen en senioren.
• De beeldkwaliteit dient hoog te zijn. Groenelementen, ontmoetings- en speel-ruimten vormen hier belangrijke instrumenten.
• De betrokkenheid en verwevenheid is van groot belang in woonstraten.
Type III – openbare ruimte in ontsluitingswegen• Die gebieden zijn bereikbaar voor alle soorten vervoer. Doorstroming voor het
gemotoriseerde verkeer is van belang, het STOP-principe blijft van toepassing.• Er wordt veel aandacht besteed aan verkeersveiligheid.• In dat geval spreekt men van lokale ontsluitingswegen tot lokale verbindings-
wegen. Het STOP-principe wordt behouden, maar de voetgangerszone vormt een afgescheiden ruimte.Dat uit zich meestal in voetpaden met verhoogde borduren. De voetgangerszone wordt ingericht volgens het Vademecum integrale toegankelijkheid.
• De multifunctionaliteit van de voetgangerszone in die straten is minder maat-bepalend.
• Het algemene snelheidsregime max. 50 km/u is van toepassing.• De wegen worden zodanig ontworpen dat gemotoriseerd verkeer geen overlast
bezorgt bij bewoners en zwakke weggebruikers.
• Afhankelijk van de verkeersintensiteit en snelheid wordt voorzien in beveiligde oversteekvoorzieningen.Oversteekvoorzieningen worden loodrecht op de rijbaan aangelegd, in het ver-lengde van logische looproutes.Enkel bij oversteekvoorzieningen bij speelzones en gemeenschapsvoorzieningen moet worden afgeweken van de logische looplijnen. Dat om te vermijden dat kinderen rechtstreeks op de rijbaan terecht komen.
Type IV – toegangswegen De verkeersfunctie primeert. Dat type wordt niet verder besproken omdat het zelden van toepassing is op verkavelingen.
3.6. Overzicht zones uit het zoneringsplan
Centraal gebied/Col-
lectief geoptimaliseerd
buitengebied
Collectief te optimalise-
ren buitengebied
Individueel te opti-
maliseren buiten-
gebied
Betekenis
Aangesloten op een
RWZI of nog aan te
sluiten op een RWZI
Nog aan te sluiten op
een RWZI
Aansluiting op RWZI
technisch of econo-
misch onhaalbaar
Aansluiting afvalwa-
ter op rioleringVerplicht
Onmiddellijk na aanleg
rioleringOnmogelijk
Gebruik septische
putVerplicht Verplicht
Verplicht, in com-
binatie met een
IBA, een rietveld of
andere
Individuele afval-
water-behande-
lings-installatie
(IBA), rietveld of een
andere waterzuive-
ringsinstallatie
Niet toegelaten Niet aanbevolen Verplicht
Tabel 17: aansluitingsprincipes zones uit het zoneringsplan
56 573.7. Principeschema’s water
Figuur 32: principeschema hemelwaterinstallatie (code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen)
Figuur 34: voorbeeld gescheiden riolering op
perceelniveau
Figuur 35: principe gescheiden riolering
op straatniveau (www.verenigingvpb.nl)
Figuur 33: principeschema
hemelwaterinstallatie (Waterwegwijzer
bouwen verbouwen, www.vmm.be)
58 593.8. Bronnen
• ‘Infrastructuuraanleg voor sociale woonprojecten’ (VMSW)• ‘Leidraad duurzaam woonproject’ (WVI)• ‘Wegwijzer voor duurzame en kindvriendelijke woonprojecten en verkavelingen’
(Brugge)• ‘Toetsingskader woonontwikkelingen’ (Ingelmunster)• Pesticiden toets• Flow verkavelingen• Themabrochure ruimtelijke ordening• Duurzame stedenbouw in woord en beeld• GRS• ‘Waterwegwijzer bouwen en verbouwen’ (VMM)• Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van
rioleringssystemen• Roeselare speelruimtebeleidsplan, richtinggevend deel, voorstel• Roeselare speelruimtebeleidsplan, informatief deel, draft 2• Beleidsbrief Beeldende Kunsten in de publieke ruimte, Stad Roeselare• - ‘Kind & Ruimte, kindgerichte planning van publieke ruimte’ van Kind & Samen-
leving – ruimtecel• ‘Je moet overal in de stad kunnen spelen’, interview Lars Gemzøe in ‘Lokaal’,
16 november 2011• ‘Kindvriendelijke verkavelingsplannen: enkele vuistregels’, Wouter Vanderstede,
Onderzoekscentrum Kind & Samenleving• Interne nota ‘publieke ruimte voor leefbare nieuwe buurten’, ontwerptekst
v.0.3., d.d. maart 2011• Duurzame stedenbouw in woord en beeld, Vibe 2009• www.projectbureauschoonschip.nl• www.verenigingvpb.nl• Vademecum Natuurtechnische milieubouw (www.natuurenbos.be)• Vademecums ‘Toegankelijk publiek domein ‘, ‘Fietsvoorzieningen’ en Voetgangers-
voorzieningen (http://www.wegenenverkeer.be/documenten/technische-do-cumenten/category/vademecums.html )
• Clementwijk² Sint-Niklaas (www.clementwijk.be)• Vzw Mentor, www.vzwmentor.be• www.wauben.com