32
THEORIE HANDBOEK

Brookhuis theorieboekje 2014 pr

Embed Size (px)

DESCRIPTION

 

Citation preview

Page 1: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

THEORIEHANDBOEK

Page 2: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 2

Beste Leerling,

Voor je ligt het Handboekje Theorie leren van Verkeersschool Brookhuis. Het handboekje omvat hand-ige en nuttige tips voor het leren van de theorie voor je autorijbewijs. Niet de gehele theorie wordt in dit handboekje besproken, daarom is het van belang ook uit de reguli-ere theorieboeken te leren.

Verkeersschool Brookhuis wenst je heel veel succes met het behalen van je theoriecertifi caat!Team Verkeersschool Brookhuis

Page 3: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 3

Weggebruiker /verkeerAlle personen die gebruik maken van de openbare weg zijn verkeer of een weggebruiker.

BestuurdersAlle personen die een vervoersmiddel besturen op de openbare weg zijn een bestuurder bijv. een fi ets, auto enz.

Gedrag op kruisingen en splitsingen van wegenTijdens het theorie-examen krijg je 65 vragen, de helft van de deze vragen gaan over het onderwerp ‘’gedrag op kruisingen en splitsingen van wegen’’.Om dit belangrijkste onderwerp van het examen goed te kunnen begrijpen, is het noodzakelijk de re-gels hierover te leren kennen. Hieronder volgen de belangrijkste punten.

Er zijn 4 soorten kruisingen. De vorm van een kruising is niet belangrijk. De vorm van de kruising zegt namelijk helemaal niets over wie er voorrang heeft.

Op elke kruising, dus ongeacht de vorm hebben we te maken met slechts 2 regels:

1. Voorrangsregels: dit zijn regels wanneer je te maken hebt met bestuurders die zich op de andere weg bevinden dan jij.

2. Rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg: deze regel heeft te maken met al het verkeer dat zich op dezelfde weg bevindt als jij.Bij regel 1 zit je beiden op een andere weg. Bij regel 2 zit je beiden op dezelfde weg

Let op! Verkeer is iedereen die gebruik maakt van de weg, dus ook de voetganger. Echter een voet-ganger is geen bestuurder, alle overige verkeer is wel een bestuurder.

Page 4: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 4

Praktijksituatie gedrag op kruisingen en splitsingen van wegen

Wanneer je op het theorie-examen de vraag krijgt wie voorrang heeft of wie er voorgaat bij een kruis-ing, dan moet je altijd beginnen jezelf de vraag te stellen:

1. Zitten we op dezelfde weg ja of nee?Indien antwoord Nee:dan heb je dus te maken met regel 1:een voorrangsregel.

Indien antwoord Ja:dan heb je te maken met regel 2:rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg.

Let op!!: bij deze regel doen de voetgangers wel mee, omdat de regel geldt voor alle verkeer.

2. Staan er borden op de kruising, die de voorrang regelen?Indien antwoord Nee:Dan is het een gelijkwaardige kruising, met als voorrangsregel:Bestuurders van rechts voorrang en de tram heeft zowel van linksals van rechts voorrang.

Indien antwoord Ja:Dan is het een voorrangskruising, met als voorrangsregel:Auto A moet nu voorrang geven aan alle bestuurders op deandere weg (dus geen voetgangers).

Extra regel:kleine bocht gaat voor de grote bocht, indien jebeiden dezelfde straat in wilt rijden.

Wie gaat er op de tekening hiernaast voor?

Page 5: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 5

Kop of kont Ezelsbruggetje: Zie je de voetganger zijn kop of zijn kont, dan stop je terstond!!

OpzijEzelsbruggetje: zie je een voetganger van opzij, dan rij jij voorbij!

Ook als er borden op de kruisingstaan blijven de ezelbruggetjesvan toepassing.

Bijvoorbeeld in de volgendevoorbeeld situaties.

TramDe tram is de uitzondering op deregel ‘’rechtdoorgaand verkeer opdezelfde weg mag je niet hinderen’’.

Voorbeelden:In onderstaande voorbeelden gaatde tram voor, want een afbuigendetram gaat voor op een rechtdoor-gaande bestuurder.

Page 6: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 6

Gelijkwaardige kruising:Tram gaat voor

Voorrangskruising:Auto gaat voor

Overige situaties op kruisingen en splitsingen van wegenZandweg = onverharde wegBestuurders uit een onverharde weg geven voorrang aan bestuurders op een verharde weg.Dus kom je uit een zandweg, dan moet je iedereen voor laten gaan behalve de voetganger.

Page 7: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 7

Uitrit:

3 soorten: - Einde woonerf - Het bord uitrit - De uitritconstructie

Bij het verlaten van een uitrit mag je niemandhinderen dus ook geen voetgangers. Dit is dusde enige keer dat je een voetganger die je vanopzij ziet toch voor moet laten gaan.

Voorbeeld van een uitritconstructie(doorlopende stoeprand en trottoir)

Afbuigende voorrangsweg

Auto B gaat voor omdat hij rechtdoor gaat op de voorrangsweg

Afbuigende voorrangsweg

Auto A gaat voor omdat hij rijdt op devoorrangsweg

Page 8: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 8

Parkeren en stilstaan

• Er zijn borden die aangeven dat je ergens wel of niet mag parkeren/stilstaan. Deze borden zijn dan alleen van toepassing op de zijde van de weg waar deze borden geplaatst zijn in tegenstelling tot alle andere verkeersborden.• Parkeren en stilstaan mag nooit als dat gevaar of hinder oplevert voor andere weggebruikers. (artikel 5)• Parkeren en stilstaan mag altijd op plaatsen die bestemt zijn om te pakeren. Denk hier bij bijvoorbeeld aan parkeerhavens.

Bij het zien van dit bord mag je niet stilstaan, dus ook niet parkeren.

Bij het zien van dit verkeersbord mag je niet parkeren. Wel mag je iemand in of uit laten stappen of goederen laden en lossen

NIET STILSTAANIn onderstaande situaties mag niets.

- Kruispunt / overweg- Op of naast een fi etsstrook- Op een oversteekplaats- Minder dan 5 meter van een oversteek- plaats- Op of naast een busstrook- Gele doorgetrokken streep- In tunnels- Autoweg & autosnelweg

NIET PARKERENIn onderstaande situaties is in- en uitstappen en pakjes afgeven toegestaan

- Minder dan 5 meter van een kruispunt- Voor een in- of uitrit- Buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg- Bijzonder parkeerplaatsen (taxi / invalide / etc)- Gele stippellijn op de stoeprand

- Dubbelparkeren

Er zijn veel plaatsen waar je niet mag parkeren of stilstaan, ook al is hier geen verkeersbord geplaatst. Hieronder worden die situaties genoemd. Deze situaties zijn heel belangrijk, omdat hier op het theorie-examen zeker 10 vragen over worden gesteld.

Page 9: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 9

Bushalte

Bij het zien van het hiernaast afgebeelde bord mag je niet parkeren en ook geen pakjes afgeven. Je mag hier wel iemand in- of uit laten stappen als je daarbij de bus niet hindert

Parkeren in het donker

De enige keer dat je moet parkeren met stadsverlichting aan is als je buiten de bebouwde kom en bij donker op de rijbaan parkeert. Dus binnen de bebouwde kom mag je overal parkeren zonder stadsverlichting.

Page 10: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 10

Verlichting

Daglicht: Alleen overdag en aan de voorzijdeStadslicht: Soort kaarsjes die branden. Rijden met alleen stadslicht aan mag nooit. Dimlicht: Normale verlichting. Rijden met dimlicht aan mag altijd. Grootlicht: Dit mag je niet gebruiken: - Overdag - Bij het volgen van een ander voertuig - Bij het tegemoet komen van ander verkeer. Mistvoorlicht: Mag je gebruiken bij slecht zicht minder dan 200 meter door mist, sneeuw of regen. Alleen in combinatie met dimlicht of groot licht.Mistachterlicht: Mag je gebruiken bij zeer slecht zicht minder dan 50 meter, door mist of sneeuw. Nooit bij regen.

Voorbeeld examenvragen (zonder illustratie te beantwoorden):

1. U rijdt hier alleen met stadslichten, mag dat? Nee: Rijden met alleen stadslicht mag nooit.

2. Het zicht is 30 meter door zware mist. U rijdt hier met dimlicht, mag dat? Ja: Met dimlicht rijden mag altijd.

Autogordels

Overal waar een gordel aanwezig is, moet je hem dragen. Kinderen, die jonger zijn dan 18 jaar en kleiner dan 1.35 meter, moeten altijd op een juiste manier gebruik maken van een goedgekeurd kinderbeveiligingsmiddel (bijvoorbeeld een babyzitje, stoeltje of zittingverhoging)

Op de zitplaats naast de bestuurder met voorairbag mogen kinderen niet in een naar achtergericht kinderzitje worden vervoerd. Dit mag wel als de airbag wordt uitgeschakeld.

Pech onderweg

- Altijd zover mogelijk de berm in rijden, ook al heb je een vluchtstrook.- Of je alarmlichten aandoen, of je gevarendriehoek plaatsen.- Als je de gevarendriehoek plaatst, moet dit 30 meter achter de auto.- Niet in de auto blijven zitten, maar achter een vangrail.- Je bent niet verplicht een gevarendriehoek bij je te hebben.- Sta je op een gevaarlijke plaats, dan is de gevarendriehoek aanbevolen.

Page 11: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 11

Aanhangwagen / Lading

Met alleen rijbewijs B (autorijbewijs) mag je toch met een aanhangwagen rijden als je aan de volgende voorwaarde voldoet:

- Het totaalgewicht van auto plus aanhangwagen inclusief laadvermogen mag niet meer bedragen dan 3500 kg.

Voldoe je niet aan deze voorwaarde dan moet je rijbewijs BE hebben.

Voorbeeld examenvraag:

1. Uw auto weegt 1000 kg. Uw aanhangwagen weegt inclusief lading 1250 kgMoet u in het bezit zijn van rijbewijs BE? Antwoord: Nee.

Inhalen

- Inhalen geschiedt altijd links.- Inhalen mag nooit indien dit gevaar of hinder oplevert voor andere weggebruikers!

Uitzonderingen:1. Voorgesorteerde bestuurder voor je die links af wil moet je rechts inhalen2. Tram: deze mag je zowel links als rechts inhalen.3. Verkeersplein ( grote rotonde): je mag links en rechts inhalen.4. File: je mag zowel links als rechts inhalen.5. Rechts van een blokmarkering (autosnelweg): zowel links als rechts inhalen

Lading

- Voertuigen en aanhangwagens mogen niet breder zijn dan 2.55 meter.- Bij de auto mag de lading niet meer dan 20 cm uitsteken - breedte- Als bij de aanhangwagen de lading meer dan 10 cm - breedte - uitsteekt moet er een markeringsbord aan.- Lading mag op een aanhangwagen nooit aan de voorkant uitsteken.- Lading mag aan de achterkant van een aanhangwagen max. 5 meter uitsteken vanaf de achterste as gemeten. Steekt de lading meer dan 1 meter uit dan moet de lading voorzien zijn van een markeringsbord (geen rode vlag).• De achterkant van een aanhangwagen moet voorzien zijn van 2 lengtedriehoeken (niet op de zijkant).• Aanhangwagens zwaarder dan 750 kg moeten een eigen kenteken voeren. Aanhang wagens lichter dan 750 kg dienen hetzelfde kenteken te voeren als het trekkende voer- tuig (wit). Kentekenplaat moet goedgekeurd zijn.

Page 12: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 12

Snelheid

Binnen bebouwde kom

Enschede

Buiten bebouwde kom

Enschede

Autoweg Autosnelweg

max. 50 km/h max. 80 km/h max. 100 km/h max. 130 km/h

Uitzonderingen:Borden met 30 of 70of het bord woonerf: dan stapvoets

Uitzondering:Borden met 60

met aanhangermax. 90 km/h

met aanhangermax. 90 km/h

3 verboden:1. stilstaan.2. keren3. achteruit rijden

3 verboden:1. stilstaan.2. keren3. achteruit rijden

Erf

max. 15 km/h

Page 13: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 13

Diversen

o Bij een beweegbare brug/ overweg ben je verplicht de motor af te zetten.o Als trampassagiers uit een tram stappen zonder dat er een tramhalte is, moet je deze passagiers de gelegenheid geven het trottoir te bereiken.o Auto sleept auto: maximum afstand tussen de auto’s is 5 meter. Er hoeft geen rode vlag tussen.o Kentekenbewijs bestaat uit 2 delen: - Deel 1A: alles over de auto - Deel 1B: alles over de eigenaar - Deel 2: overschrijvingsbewijso Deel 1A en deel 1B van het kentekenbewijs moet je verplicht bij je hebben.o Je moet altijd de verplichte papieren bij je hebben zoals, kenteken, rijbewijs, verzekering. Kopieën zijn verboden.o Niet verplicht om in je auto bij je te hebben: lampenset, verbandtrommel, gevarendrie hoek en een brandblusser.o APK-keuring: nieuwe benzine auto voor het eerst na 4 jaar, dan, na 2 jaar, dan weer na 2 jaar, daarna jaarlijks.o APK-keuring: bij een diesel auto, eerste keer na 3 jaar en daarna jaarlijks.o Afstand houden: de helft van de gereden snelheid in meters + 10%. Voorbeeld: 80 km per uur is 40 meter+10%= 44 meter afstand.o Bus vertrekt bij de bushalte: bus moet richting aangeven. Binnen de bebouwde kom voor laten gaan, buiten de bebouwde kom niet. Het bord met de plaatsnaam is altijd zichtbaar.o Alcohol: 0.2 promille is te veel alcohol in het bloed bij beginnende bestuurders. Bij bestuurders zonder beginnerrijbewijs is maximaal 0.5 promille toegestaan. Meer alcohol betekent rijverbod van max. 24 uur.o Voorlopig rijbewijs (puntenrijbewijs) wordt na 5 jaar omgezet in een defi nitief rijbewijs.o Maximum lengte van de auto: 12 metero Maximum hoogte van de auto: 4 metero Maximum breedte van de auto: 2.55 metero Max lengte van de auto + aanhanger: 18 meter.o Profi leringsdiepte v.d. hoofdgroeven van een autoband: minimaal 1.6 mmo Sneeuw: wegrijden in de 2e versnelling: minder kans op doorslaan van de wielen.o Rijbewijs B: max 8 personen vervoeren exclusief de bestuurder.o Rijbewijs B: 10 jaar geldig.o Aanhangwagen eigen kenteken indien toegestane massa meer bedraagt dan 750 kgo Stadslichten verplicht indien aanhangwagen breder is dan 1,60 meter.o Refl ectoren aan de zijkant altijd verplicht. Indien langer dan 6 meter dan geen refl ectoren maar verlichtingo Theoriecertifi caat is 1,5 jaar geldigo Bermpaaltjes: rood aan de rechterkant, wit aan de linkerkant van de weg.o Barst in de voorruit: je mag niet rijdeno Op een autosnelweg mogen auto’s met aanhangwagens die langer zijn dan 7 meter uitsluitend op de eerste 2 rechts gelegen rijstroken rijden.

Page 14: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 14

1. Aan welke zijde van de weg staan witte refl ectoren? A. Rechterkant B. Linkerkant C. Linker en rechterkant

2. Bij het inhalen gebeuren veel aanrijdingen of gevaarlijke situaties. Dit komt omdat: A. De snelheid van de tegenligger te hoog wordt ingeschat B. De snelheid van de tegenligger te laag wordt ingeschat

3. U kunt brandstof besparen door: A. Alle versnellingen te gebruiken B. De juiste bandenspanning C. De motor warm te laten draaien voordat u wegrijdt

4. Uw auto met stuur- en rembekrachtiging wordt weggesleept. Waar moet u rekening mee houden? A. De auto stuurt zwaarder B. De auto remt zwaarder C. De auto stuurt en remt zwaarder

5. Door de sneeuwval zijn alleen de contouren van de verkeersborden zichtbaar. Bij welk bord moet u eventueel voorrang verlenen?

A. Bord A B. Bord B C. Bord C

6. Wat bepaalt uw minimale volgafstand? A. De lengte van uw voertuig B. De weersomstandigheden C. Anti blokkeersysteem

Belangrijke theorie examenvragenOefenvragen versie 1

A B C

Page 15: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 15

7. Bij welke situatie kunt u tegenliggers verwachten?

A. Bij situatie A B. Bij situatie B

8. U rijdt ’s nachts en het regent. U ziet: A. Door de refl ectie ander verkeer eerder B. Fietsers en bromfi etsers op het laatste moment

9. U nadert een tunnel en doet uw verlichting aan. Wanneer doet u dat? A. Ruim voordat u de tunnel inrijdt B. Op het moment dat u de tunnel inrijdt C. Vlak voordat u de tunnel inrijdt

10. Van defensief rijgedrag is sprake als: A. U uw eigen belang voorop stelt B. U de maximum snelheid nooit overschrijdt C. U de belangen van andere weggebruikers respecteert

11. Wanneer mag u een geluidssignaal geven? A. Alleen binnen de bebouwde kom B. Alleen buiten de bebouwde kom C. Zowel binnen als buiten de bebouwde kom

12. Welke voertuigen kunt u verwachten op een fi etsstrook? A. Fietsers B. Fietsers en snorfi etsers C. Fietsers, snorfi etsers en bromfi etsers

Belangrijke theorie examenvragenOefenvragen versie 1

A B

Page 16: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 16

13. Deze adviessnelheid van 50 km/u geldt bij: A. Gunstige weersomstandigheden B. Ongunstige weersomstandigheden C. Alle weersomstandigheden

14. Wanneer moet u de autogordel dragen? A. Altijd B. Alleen buiten de bebouwde kom C. Niet als u achteruit rijdt

15. Uw aanhangwagen heeft een toegestane maximum massa van 950 kilo. Moet de aanhangwagen APK gekeurd zijn? A. Ja B. Nee

16. Uw aanhangwagen heeft een toegestane maximum massa van meer dan 950 kilo. Wanneer moet de aanhangwagen APK gekeurd zijn? A. Nooit B. Als de aanhanger ouder is dan 2 jaar C. Als de aanhanger ouder is dan 3 jaar

17. Wanneer moet een aanhanger een eigen kentekenplaat hebben? Met een toegestane maximum massa boven de: A. 750 kg B. 1500 kg C. 1750 kg

18. Wat betekent dit bord?

A. Gecombineerde invoeg- en uitvoegstrook (weefvak) B. Voorsorteren C. Splitsing

50km/h

Belangrijke theorie examenvragenOefenvragen versie 1

Page 17: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 17

19. Wat helpt tegen het afbreken van alcohol? A. Niets B. Koffi e C. Veel water drinken

20. U rijdt met groot licht. Op uw dashboard brandt dan een: A. Groen lampje B. Geel lampje C. Blauw lampje

21. Hoe lang is uw rijbewijs geldig? A. 5 jaar B. 10 jaar C. Levenslang

22. Uw reservoir van de ruitensproeiervloeistof is leeg. Mag u gaan rijden? A. Ja B. Nee

23. Uw auto heeft 2 airbags. Moet de passagier ook een gordel dragen? A. Ja B. Nee

24. Wat betekent dit bord? A. Gesloten voor motorvoertuigen B. Gesloten voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen C. Gesloten voor personenauto’s

25. Wat is typerend gedrag van kinderen? A. Alert, voorspelbaar B. Voorspelbaar C. Onberekenbaar en rare reacties

Belangrijke theorie examenvragenOefenvragen versie 1

Page 18: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 18

26. Wat betekent dit bord? A. Trolleybus B. Overweg zonder overwegbomen C. Tram(kruising)

28. Uw aanhangwagen heeft een totale maximum massa van 670 kg. Wat voor een kleur moet uw kentekenplaat op de aanhanger hebben? A. Groen B. Geel C. Wit

29. Wordt uw rijvaardigheid beïnvloed bij gebruik van 1 glas alcohol? A. Ja B. Nee

30. Wanneer is het verstandig om uw bandenspanning te controleren? A. Bij koude banden B. Bij warme banden

27. Wat is de maximumsnelheid van een auto met aanhanger op een autoweg?

Goede antwoord: ……………….

Belangrijke theorie examenvragenOefenvragen versie 1

Page 19: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 19

ANTWOORDEN OEFENVRAGEN VERSIE 1

1. B 2. B 3. B 4. C 5. B 6. B 7. B 8. B 9. A 10. C 11. C 12. B 13. A 14. A 15. B 16. A 17. A 18. C 19. A 20. C 21. B 22. B 23. A 24. B 25. C 26. C 27. 90 28. C 29. A 30. A

Belangrijke theorie examenvragenOefenvragen versie 1

Page 20: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 20

1. Indien een personenauto scherpe lading vervoerd, moet de lading zich bevinden: A. 5 meter boven het wegdek B. 2.50 meter boven het wegdek C. 2 meter boven het wegdek

2. Naast een open fi etsstrook mag je: A. Even stilstaan voor het in- en uitstappen B. Even stilstaan voor het in- en uitstappen en laden & lossen C. Niet stilstaan

3. Indien een personenauto wordt bestuurd moet je in het bezit zijn van een E rijbewijs: A. Indien je een caravan voortbeweegt B. Indien de auto en caravan een hogere massa hebben van meer dan 3500 kg. C. Indien je een aanhanger voortbeweegt moet je altijd rijbewijs E bezitten

4. Een geel etiketje op een geneesmiddel betekend: A. Een waarschuwing, de rijvaardigheid wordt beïnvloed B. Je mag 24 uur niet rijden C. Autorijden verboden

5. Een autobus geeft te kennen weg te willen rijden: A. Binnen de bebouwde kom moet je de bus voor laten gaan B. Binnen en buiten de bebouwde kom gaat de bus voor C. Buiten de bebouwde kom mag je de bus niet hinderen

6. Op een kruising mag je even stilstaan voor: A. Het laden en lossen en snel in- en uitstappen van een passagier B. Stilstaan voor het snel in- en uitstappen C. Op een kruising is een stopverbod van kracht

Belangrijke theorie examenvragenOefenvragen versie 2

Page 21: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 21

7. Indien je overdag bij slecht zicht buiten de bebouwde kom op een rijbaan parkeert: A. Ontsteek je 1 parkeerlicht B. Ontsteek je parkeer c.q. stadslicht, voor twee en twee achterlichten C. Licht ontsteken overdag bij minder zicht is bij parkeren niet verplicht

8. Alle bestuurders mogen op een rotonde rechts inhalen A. Dit is niet juist B. Alleen bestuurders van fi etsers mogen rechts inhalen C. Dit is juist

9. Is het nodig dat de verlichting van het kenteken altijd moet branden? A. Ja, samen met het stadslicht B. Ja, samen met stads-, dim- en groot of mistlicht C. Nee, als de voor en achterlichten branden is dat wettelijk voldoende

10. Op deze weg is het niet toegestaan: A. Achteruit te rijden B. Te parkeren C. Links te stoppen

11. De maximumsnelheid voor een personenauto in een woonerf is: A. 15 km/u B. 30 km/u C. 25 km/u

12. Binnen een parkeerschijfzone: A. Mag je vrij parkeren waar geen blauwe streep is aangebracht B. Mag de bestuurder van een invalidenvoertuig zonder schijf parkeren C. Mag je niet stilstaan voor het in- en uitladen

Belangrijke theorie examenvragenOefenvragen versie 2

Page 22: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 22

13. Een fi etser of snorfi etser: A. Mogen elkaar onderling rechts en links inhalen B. Mogen motorvoertuigen rechts inhalen C. Morgen op rotondes links en rechts inhalen, en links en rechts rijden

14. Een tram mag door een personenauto: A. Rechts worden ingehaald B. Als de tram stilstaat, niet worden voorbijgereden bij een halte C. Rechts worden ingehaald, doch alleen op rechte weggedeelten

15. Je nadert als bestuurder een kruising met bord B2 en wilt linksaf: A. Je moet alle bestuurders van links en rechts voorrang geven B. Je verleent voorrang aan alle bestuurders van links C. Links moet voorrang verlenen

16. Indien dit bord is geplaatst: A. Is dit het einde van de vluchtstrook B. Gaat de autosnelweg zich splitsen C. Worden alle verboden opgeheven

17. Op rotondes gelden de voorrangsregels als op gelijkwaardige kruisingen: A. Dit is juist B. Dit is onjuist C. Op rotondes gelden in principe andere voorrangsregels

18. Binnen de vijf meter van een kruising mag je: A. Niet stilstaan voor het in- en uitstappen B. Laden en lossen C. Niet tot stilstand komen in het verkeer

Belangrijke theorie examenvragenOefenvragen versie 2

Page 23: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 23

19. Een auto met aanhangwagen moet voorzien zijn van een losbreekreminrichting indien de massa van de aanhanger: A. Meer bedraagt dan 750 kg. B. Meer bedraagt dat 1500 kg. C. Een losbreekreminrichting is dan niet nodig

20. De lading van een personenauto mag opzij niet meer uitsteken dan: A. 1 meter B. 0,50 meter C. 0,20 meter

Belangrijke theorie examenvragenOefenvragen versie 2

ANTWOORDEN OEFENVRAGEN VERSIE 2

1. C2. C3. B4. A5. A6. C7. B8. C9. B10. A11. A12. B13. B14. A15. C16. B17. A18. B19. B20. C

Page 24: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 24

1. Op de rijbaan van een voorrangsweg buiten de bebouwde kom geldt een: A. Parkeerverbod B. Stopverbod C. Stop- en parkeerverbod

2. De afstand van een trekkabel tussen twee auto’s is maximaal: A. 2.50 meter B. 5.00 meter C. 3.00 meter

3. In een personenauto is een voorruitverwarming: A. Aan te raden B. Verplicht C. Niet verplicht

4. Een brommobiel mag van een autoweg: A. Alleen gebruik maken als het sneller kan dan 50 km/u B. Geen gebruik maken C. Gebruik maken indien de eventuele secundaire weg afgesloten is

5. Indien een tram een voorrangsweg nadert verleent hij voorrang aan: A. Alle bestuurders op die weg B. Een tram verleent geen voorrang aan bestuurders op die weg C. Alle weggebruikers

6. Een snorfi ets maakt gebruik van: A. Het onverlichte fi etspad met ingeschakelde motor B. Het fi etspad C. Het bromfi etspad

Belangrijke theorie examenvragenOefenvragen versie 3

Page 25: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 25

7. Bij een voetgangersoversteekplaats betekent: A. Groen knipperlicht: oversteken mag niet B. Een geel knipperende driehoek: oversteken op eigen risico C. Rood knipperlicht: oversteken toegestaan

8. Mistlichten mag je ontsteken: A. Bij zeer dichte mist, zware regen of sneeuw B. Alleen bij mist of sneeuw C. Alleen bij mist

9. Een motorvoertuig is bijvoorbeeld een: A. Bromfi ets B. Winkelwagen met motor (s.r.v.) C. Brommobiel

10. Een aanhangwagen kan zijn: A. Een surfkar B. Een kinderwagen C. Een bakfi ets

11. Een mistachterlicht mag je gebruiken: A. Indien het zicht bij regen minder dan 50 meter is B. Bij zeer dichte miste of sneeuw bij een zicht minder dan 50 meter C. Bij regen, mist en sneeuw, bij een zicht minder dan 5 meter

12. De snorfi ets volgt de regels: A. Die van toepassing zijn betreffende bromfi etsers B. Die van toepassing zijn betreffende fi etsers C. Volgt in de bebouwde kom de fi ets regels

Belangrijke theorie examenvragenOefenvragen versie 3

Page 26: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 26

13. Voor een v.o.p. mag een motorvoertuig: A. Een ruiter inhalen B. Een fi etser inhalen C. Een gehandicaptenvoertuig inhalen

14. Bij het links of rechts afslaan mag je de volgende weggebruikers niet hinderen: A. Weggebruikers, behalve voetgangers B. Bestuurders C. Verkeer

15. Tot voorrangsvoertuigen behoren: A. Een militaire kolonne B. Door onze minister aangewezen hulpverleningsdiensten C. Een uitvaartstoet

16. Voetgangers lopen buiten de bebouwde kom: A. Op de rijbaan B. In de berm C. In de berm, fi ets / bromfi etspad, of uiterste zijde van de rijbaan

18. Een personenauto mag met inbegrip van de lading niet breder zijn dan: A. 2.55 meter B. 2.20 meter C. 2.00 meter

17. De bestuurder van een lesauto op de openbare weg moet de leeftijd hebben van: A. 17 jaar B. 17,5 jaar C. 16,5 jaar

Belangrijke theorie examenvragenOefenvragen versie 3

Page 27: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 27

19. Elke passagier van een motorvoertuig moet de driepuntsgordel gebruiken: A. Juist B. Onjuist C. Juist, mits achteruit wordt gereden

20. Medewerking verlenen bij een alcohol blaastest: A. Mag je weigeren B. Mag je weigeren als je niet gedronken hebt C. Is verplicht

Belangrijke theorie examenvragenOefenvragen versie 3

ANTWOORDEN OEFENVRAGEN VERSIE 3

1. A2. B3. B4. B5. A6. B7. B8. A9. B10. A11. B12. B13. A14. C15. B16. C17. C18. A19. B20. C

Page 28: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 28

Page 29: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 29

Page 30: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 30

Page 31: Brookhuis theorieboekje 2014 pr

HANDBOEK THEORIE LEREN

WWW.BROOKHUISVERKEERSSCHOOL.NL 31

Page 32: Brookhuis theorieboekje 2014 pr