Upload
miche-tulkens
View
216
Download
1
Embed Size (px)
DESCRIPTION
cognities presentatie
Citation preview
Ook cognities beïnvloedenons gedrag.
Cognities
Kennis
Nauw verbonden met ervaringen.
Bestaat ook uit feiten.
Beïnvloedt ons handelen.
MAAR: Kennis alleen = niet voldoende.
Inzicht en snelheid vereist.
Inzicht en snelheid
Inzicht:
Vermogen verbanden te leggen tussen feit en object.
Vermogen kennis zinvol te gebruiken.
Bvb.: Ik rijd niet van A naar B langs C omdat ik weet dat de weg ergens is afgesloten door een lawine.
Inzicht en snelheid
Snelheid
De snelheid waarmee verbanden worden gelegd is zeer belangrijk.
Bvb.: Een vader schiet onmiddellijk
de hond dood die zijn zoontje een oor heeft afgebeten, snijdt hem open, haalt het oor eruit en voert zijn zoontje naar het ziekenhuis waar het oor terug kan aangenaaid worden.
Cognities: intelligentie 1
Intelligentie (= abstract begrip.) Kan gemeten worden door tests.
(deels) erfelijk bepaald.
Een bepaald plafond.
Invloed van milieu.
2 soorten: Praktisch: bvb. hoe stop ik een lekkende
kraan?
Theoretisch: bvb. een wiskundig vraagstuk oplossen.
Lees de zin en tel het aantal F-en. Je krijgt hiervoor 5 sec.
FINISHED FILES ARE THE RESULT OF YEARS OF SCIENTIFIC STUDY COMBINED WITH THE EXPERIENCE OF YEARS.
Oplossing
Het zijn… F-en!
Oplossing
Het zijn er 6!Misschien heb je de 3 'of's' over het hoofd gezien.
Heel normaal, zo gaat dat met vele dingen in het
leven: we zien wat voor ons het belangrijkste lijkt (in
dit geval de zelfstandige naamwoorden). We zien wat
we willen zien en daarmee zien we veel over het
hoofd. We bekijken de wereld vanuit een andere
cultuurbril. Met onze opvoeding krijgen we 'cultuur'
mee, waarden (ongeschreven regels waar we ons aan
houden omdat het zo hoort) en normen (om mooi,
lelijk, goed, slecht,…te begrenzen). Deze cultuur met
haar waarden en normen geeft je een richting in het
leven.
Welk cijfer volgt logischerwijs op de reeks: 43046721 - 6561 - 81 -9 - ...
-72 0 3 1,7
Welke van de onderstaande conclusies kun je met absolute zekerheid trekken op basis van de twee stellingen hieronder?
• Geen van de politici is een niet-roker.
• Geen van de niet-rokers is activist.
Alle politici zijn activist Alle activisten zijn politici Sommige gokkers zijn politici Geen stelling is zeker
Wat is het juiste antwoord op het volgende vraagstuk.
Jan rijdt op zijn nieuwe motor 200 km per uur op de Rijksweg. Er geldt op die plek een maximumsnelheid van 80 km/uur. Voor elke 10 km/uur dat iemand te hard rijdt, geldt een boete van 15 euro. Hoeveel euro moet Jan betalen?
90 euro 100 euro 160 euro 180 euro
Wat kan je zeggen over het gemiddelde intelligentiepeil?
Oefening woordblind
ROOD GEEL BLAUW GROEN ZWART
GRIJS ROOD PAARS ROZE GRIJS
GEEL GROEN ROOD BLAUW PAARS
ZWART ROZE GRIJS ROOD GEEL
Oefening woordblind in Engels
Red Yellow Blue Green Black
Grey Red Purple Pink Grey
Yellow Green Red Blue Purple
Black Pink Grey Red Yellow
Woordblind
Dit is moeilijk om te doen omdat verschillende delen van de hersenen ieder hun taak doen.
Terwijl het taaldeel bezig is de woorden te lezen, bemoeit het kleurendeel zich met de kleuren. Deze 2 komen niet overeen.
Als je de namen van de kleuren vervangt door die uit een andere taal is het niet zo verwarrend.
Cognities: intelligentie 2
Emotionele intelligentie
Vijf pijlers:
Kennis van eigen emoties.
Leren omgaan met eigen emoties.
Eigen gevoelens om tot oplossingen te komen.
Gevoelens van anderen herkennen.
Leren omgaan met relaties.
• Handelt vanuit eigen waarden en vanuit eigen levensdoelen
• Vertelt steeds de waarheid en is op zoek naar de waarheid, ook als dat moeilijk is
• Legt gemakkelijk goede contacten en onderhoudt persoonlijke vriendschappen met sterk uiteenlopende soorten mensen (met hun verschillende karaktertrekken)
• Gaat recht op het probleem af en zoekt naar een oplossing
• Tracht werkrelaties uit te bouwen in het voordeel van beide partijen, zelfs indien de relatie een moeilijke start kende of nogal moeilijk ligt
• Wil constant bijleren
• Beschouwt lichaam en geest als verbonden, waarbij emoties invloed hebben op acties en denken (en omgekeerd)
Cognities
Visie op werkelijkheid:
Verschilt naargelang ervaring, kennis, inzicht en individu.
Deze visie Invloed op ons handelen =
verschillen in gedrag.
Kennis & inzicht beïnvloeden keuze, maar niet altijd beslissend.
Socrates: ‘Kennis is deugd’???
Cognities
Drijfveren en emoties:
Soms meer invloed dan kennis en inzicht.
Verschil EQ IQ
Intellect en emoties dienen elkaar in perfecte balans te houden.
Cognities
Visie op wereld:
Bij elke mens verschillend.
MAAR: ook gemeenschappelijke trekken.
Gevolg van de aard van de mens
Vaststelling: Wij organiseren onze cognities
Cognities
Cognities= zowel waarnemingen als kennis en opvattingen.
Cognities
Organiseren van cognities:Werkelijkheid wordt waargenomen als
georganiseerde objecten.
Waarneming door middel van kleur, vorm, vastheid,…
Werkelijkheid komt tot ons in een veelheid van individuele indrukken.
Zie foto op p. 65
Hoe organiseren we onze cognities?
1. We nemen niet alles waar en wat we waarnemen is vaak vervormd.
2. Bepaalde factoren beïnvloeden de samenvoeging van cognities tot grotere gehelen.
3. Het behoren tot grotere gehelen wijzigt op zijn beurt de individuele cognities.
Stimulusfactoren
Organisatie van cognities wordt beperkt door:
a) Stimulusfactoren:
Hangen af van aard uiterlijke prikkel: contrast, herhaling, afwisseling en beweging.
Persoonlijke factoren
Organisatie van cognities wordt beperkt door:
b) Persoonlijke factoren:
Hangen af van eigenheid
waarnemer.
* Waarnemingsvermogen verschilt
* Opneemdrempel indrukken verschilt. Bvb. zwangere vrouw kan
beter ruiken.
Zin
Ik zag de
de hond in
de tuin
Persoonlijke factoren sensitiveren de waarneming van objecten en fenomenen. Bvb. beroep, opvoeding
en motieven.
Persoonlijke factoren kunnen de waarneming verminken.
- Negatie en verminking
Lees tekst over My Lai in bijlage na p. 70
1) We nemen niet alles waar en wat we waarnemen is vaak vervormd.
PERSOONLIJKE
FACTOREN
Sensitivering
waarneming
Verminking
waarneming
Dingen zien die
er niet zijn
Dingen niet zien die
er zijn
Motieven vertekenen
beoordeling
Neiging aanvulling
N-V gegevens
NegatieNegatie &
verminking
2) Bepaalde factoren beïnvloeden de
samenvoeging van cognities tot grotere gehelen.
Spelen rol bij
organisatie
StimulusfactorenPersoonlijke
factoren
Gelijkaardigheid Nabijheid Cultureel milieu Leren
Gelijkaardigheid groepering
Nabijheid groepering
Wat gebeurt er hier, volgens jou?
Stimulusfactoren
Gelijkaardigheid zet aan tot groepering.
Nabijheid zet eveneens aan tot groepering.
Gelijkaardigheid: men heeft de neiging twee gebeurtenissen die zich vlak na mekaar voordoen, met elkaar te verbinden en de laatste te beschouwen als een gevolg van de eerste.
Persoonlijke factoren
hier spelen het cultureel milieu en het leren een grote rol, zonder de motievente vergeten.
Stereotypen.
Besluit:● Het groeperen volgens een bepaald
criterium, wordt aangeleerd tijdens het opvoedingsproces.
● Maatschappij heeft een grote invloed op groepering.
3. Het behoren tot grotere gehelen wijzigt op zijn beurt de individuele cognities.
Cognities worden beïnvloed door de referentieschaal.
Beoordeling van personen i.f.v. andere personen.
Vaststellingen bij experimenten i.v.m. visuele waarneming:
Assimilatietendens
Neiging tot contrastbeklemtoning
Assimilatietendens
Men heeft de neiging de gelijkaardigheid van delen van een groter geheel te vergroten wanneer de fysieke verschillen eerder klein zijn.
Bvb. 1-eiïge tweeling: één van beide heeft een litteken dat niet erg opvalt. Men heeft de neiging dit te vervagen en hen als dezelfde zien.
Neiging tot contrastbeklemtoning
Wanneer de verschillen redelijk groot zijn heeft men de neiging ze nog te vergroten.
Meer complexe cognities, die onze sociale handelingen beïnvloeden
Het is voor ons niet mogelijk de visie (en handelingen) van iemand anders te begrijpen, tenzij wij de andere elementen van het geheel kennen, waarvan een bepaalde cognitie deel uitmaakt. (lees voorbeeld op p. 77)
!!! Men moet niemand veroordelen vooraleer men in zijn schoenen gestaan heeft.
Experiment met een zin
VASTSTELLINGEN
We vergeten een aantal cognities.
Verschillende elementen worden niet waargenomen als je ze te kort waarneemt in tijd of ruimte.
Onze cognities ondergaan voortdurend vervormingen.
Voorzichtig zijn met getuigenissen!
Kijk ook even naar dit filmfragmentje
http://player.omroep.nl/?aflID=10169457&st
art=00:07:34
4. We hebben de neiging onze cognities steeds meer te organiseren tot coherente gehelen.
DE MENS NEEMT STELLING T.O.V. ZIJN COGNITIES: HIJ VORMT
BELIEFS.
BELIEF
Belief: een veronderstelling waar we vanuit gaan, maar waar geen zekerheid over is.
Vb. er zijn kannibalen; de kannibalen worden gevreesd door andere stammen; men zou de kannibalen moeten overtuigen geen mensenvlees meer te eten.
Belief in of belief over.
1. BELIEF IN: de grotere of kleinere waarschijnlijkheid van het bestaan van iets.
2. BELIEF OVER: het bestaan van een relatie tussen een bepaald object en een ander object, een begrip, een waarde, een doel, een kwaliteit.
Belief en Disbelief
BELIEF -><- DISBELIEF
Disbelief: niet aanvaarden van de waarschijnlijkheid van het bestaan van een object, een verhouding, …
Beliefs en disbeliefs
Beliefs en disbeliefs zijn cognitieve systemen dwz ze staan niet los van elkaar, ze worden door het individu verbonden tot systemen: belief – en disbeliefsystemen.
Systemen zijn verzamelingen van elementen die onderling samenhangen en die in een functionele verhouding tot elkaar staan.
(Dis)beliefsystemen
Concreet
Beliefsystemen: kan je dus beschouwen als systemen die een aantal beliefs, verwachtingen en hypothesen omvatten, die een individu op een gegeven ogenblik, hetzij bewust, hetzij onbewust, aanvaardt als waar, betreffende de wereld waarin hij leeft.
Disbeliefsystemen: kan je beschouwen als systemen die een aantal beliefs, verwachtingen en hypothesen omvatten, die een individu op een gegeven ogenblik, bewust of onbewust, verwerpt als vals, betreffende de wereld waarin hij leeft.
(Dis)beliefsystemen
Deze systemen zijn verschillend voor iedereen.
Ze hangen af van 7 verschillende pijlers:
1. multiplexiteit.
2. het bewustzijn.
3. de structuur.
4. de rijkdom aan schakeringen.
5. de onderlinge verbondenheid.
6. de consonantie.
7. de openheid of geslotenheid.
1. Multiplexiteit
= hoeveelheid, kwantiteit van de elementen die het systeem maken.
(nieuwsgierigheid,behoefte naar cognitieve klaarheid)
Bvb. tussen 2 personen kunnen er grote
verschillen bestaan wat betreft hun kennis van
wijnen.
2. Bewustzijn
= een persoon is zich meer of minder bewust van de cognities die hij/zij heeft, hun verbondenheid,…
3. Structuratie
= zinvol en logisch of zonder enig systeem?
4. Rijkdom aan schakeringen
= vermogen om cognitieve dubbelzinnigheid en dissonantie te verdragen.
Personen verschillen ook qua cognitieve stijl.
Bvb. aandacht voor details en nuances.
5. Onderlinge verbondenheid
Een cognitief systeem (bvb. een
religieus systeem) kan geïsoleerd van andere systemen bestaan of kan verbonden zijn met deze andere systemen (bvb politiek systeem en
economische inzichten).
6. Consonantie
De verschillende elementen in een cognitief systeem kunnen harmonieus zijn ten opzichte van elkaar of tegenstrijdig.
Bvb. iemand is voorstander van absolute vrijheid van meningsuiting, maar anderzijds wil hij spreekverbod voor bepaalde personen/partijen.
Consonantie
harmonie <-> dissonantie
L. Festinger
STELLING : Dissonantie is psychisch onaangenaam en zal de betrokken persoon aanzetten tot consonantie.
Dissonantie vermijden
Gedrag wijzigen.
Zoeken van nieuwe cognitieve
elementen.
Vermijden van bepaalde informatie.
Wijziging van cognities.
7. Openheid - geslotenheid
Persoonlijkheidstrekken:
Open geest of gesloten geest.
Levens- en wereldbeschouwing
= allesomvattend cognitief systeem van een individu.
* niet alleen hoe de werkelijk is maar ook hoe ze zou moeten zijn.
* levensvisie : denkbeelden over aard en waarde van het leven (ethische opvattingen) -> geweten.