Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Filename
11 oktober 2017Seminarie: het geld van de Belgen
De Belgen, Europese spaarkampioenen?
Economics and Research Department
Raïsa Basselier([email protected])
2
Consumptie en spaargedrag
1. Koopkracht, consumptie en sparen
2. Determinanten van het spaargedrag
3. Projecties 2017-2019
3
Koopkracht van de Belgen
► Het begrip koopkracht verwijst naar de reële groei van het beschikbaar inkomen
► Het nominale beschikbaar inkomen van de huishoudens wordt gevormd door:● Lonen en wedden● Bruto gemengd inkomen (van de zelfstandigen)● Netto-inkomen uit vermogen● Secundaire inkomens (saldo van inkomensbelastingen en sociale uitkeringen
betaald/ontvangen door particulieren)
► Het grootste deel van het inkomen van de Belgen komt voort uitarbeidsinkomen…● … en dat aandeel nam nog toe tijdens de crisis (in 2016: 77% van het inkomen)
► Inflatie (geldontwaarding) erodeert de koopkracht dus
Bron: beurs.com, 13 maart 2017
4
Recent verloop en samenstelling van het beschikbaar(arbeids)inkomen van de Belgische huishoudens(reële gegevens, bijdragen aan de groei in procentpunt, tenzij anders vermeld)
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Inkomen uit vermogen (netto)
Arbeidsinkomen per eenheid¹
Werkgelegenheid¹ (arbeidsvolume in uren)
Secundaire inkomensverdeling
Beschikbaar inkomen (%)
► Negatieve reële loongroei in 2010-2012● o.m. door versnelling van inflatie
(indexering volgt pas met enigevertraging), maar ook door scherpeterugval vermogensinkomens
► Loongroei blijft erg matig sinds2013● terug te voeren op het
loonmatigingsbeleid en de indexsprong (startte in april 2015 nog steeds impact in 2016)
► Belang van toenemendewerkgelegenheid voor koopkrachtin 2015-2016
Bronnen: INR, NBB.1 Beide factoren samen combineren tot het totale arbeidsinkomen, met inbegrip van de zelfstandigen.
5
Recent verloop en samenstelling van het beschikbaarinkomen van de Belgische huishoudens(reële gegevens, bijdragen aan de groei in procentpunt, tenzij anders vermeld)
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016Inkomen uit vermogen (netto)
Bruto gemengd inkomen (van dezelfstandigen)Lonen en wedden¹
Secundaire inkomensverdeling¹
► Let ook op de negatieve bijdragevan het inkomen uit vermogenvanaf 2009● ingevolge dalende rentetarieven en,
in bepaalde jaren, een afname van de door de ondernemingen uitgekeerde winsten
► Wat met opvallende bijdragesecundaire inkomens?● 2009: werking van de automatische
stabilisatoren en de versneldeterugbetaling van personenbelasting
● 2016: daling van de personenbelastingen in het kader van de tax shift
Bronnen: INR, NBB.1 Ongerekend de sociale bijdragen ten laste van de werkgevers.
6
Extra: impact van loonmatiging, tax shift en indexsprong op de koopkracht
► Negatieve impact op koopkracht…● indexsprong zorgt ervoor dat lonen minder toenemen dan anders het geval zou
zijn● bepaalde maatregelen ter financiering van de tax shift (accijnzen of btw-
verhogingen) wegen verder op het inkomen
► … grotendeels gecompenseerd● de tax shift verlaagt de personenbelasting vanaf 2016
● het loonmatigingsbeleid genereert een positieve impact op de werkgelegenheid. De mensen die daardoor nu additioneel aan het werk zijn, verdienen meer dan toen ze geen job hadden
7
Hoe inkomen wordt vertaald naar consumptie…
► Ondanks de negatieve reële inkomensgroei in 2010-12, bleef de private consumptiegroei de afgelopen 10 jaar consequent positief● Huishoudens zouden hun consumptie namelijk vooral baseren op het verloop
van het arbeidsinkomen (Bron: Basselier en Langenus, 2014).
10
12
14
16
18
20
-2
-1
0
1
2
3
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Particuliere consumptie (linkerschaal) Bruto beschikbaar inkomen (linkerschaal)p.m. lonen en wedden¹ (linkerschaal) Spaarquote² (rechterschaal)
Bronnen: INR, NBB.1 Ongerekend de sociale bijdragen ten laste van de werkgevers.2 In % van het beschikbaar inkomen.
Consumptie, beschikbaar inkomen en spaarquote(volumegegevens, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld)
8
… en naar sparen
► Het saldo van het bruto beschikbaar inkomen en de consumptieve bestedingen vormt de brutobesparingen● p.m.: in 2016 beliepen de brutobesparingen meer dan 27 miljard euro, ofwel 11,3%
van het bruto beschikbaar inkomen► Brutobesparingen omvatten het netto-sparen, maar ook beleggingen en
investeringen in nieuwbouw of renovatie
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
FinancieringsvermogenBruto vorming van vast kapitaalAnder¹Brutobesparingen
Verdeling van de brutobesparingen van de huishoudens(miljard euro, in lopende prijzen)
Maakt de opbouw van financiële activa mogelijk
Bron: INR.1 De categorie ‘ander’ bevat de (netto)transferten van kapitaal en niet-financïële activa; dit omvat de betaalde successie- en registratierechten, waar
de door de publieke overheid gestorte subsidies (bv. zonnepanelen) van worden afgetrokken.
9
Determinanten van het spaargedrag
► Permanente inkomenshypothese (Friedman 1957, Ando & Modigliani 1957, 1963): besparingen dienen als buffer om kortetermijn-inkomensschokken op te vangen● huishoudens verkiezen m.a.w. hun consumptie uit te vlakken over de tijd● theorie wordt in vraag gesteld door het bestaan van liquiditeitsbeperkingen
en imperfect werkende kapitaalmarkten
► Ricardiaanse equivalentie: consumenten die toekomstige belastingwijzigingen voorzien, zullen hun spaargedrag alvast aanpassen
► Voorzorgssparen: huishoudens zijn doorgaans afkerig van risico’s enverkiezen om meer te sparen bij (inkomens)onzekerheid
10
Waarom huishoudens sparen “uit voorzorg”
► Als buffer voor onvoorziene tegenslagen of inkomensonzekerheid, bijvoorbeeld wegens gebrek aan werkzekerheid, in het bijzonder in tijden van economische neergang● subindicator van de NBB-enquête die
peilt naar de werkloosheids-vooruitzichten = belangrijke voorspeller voor de bbp-groei (Piette en Langenus, 2014).
► Voorziening voor de oude dag● optimalisatie binnen permanente
inkomenshypothese vereist kennis over levensverwachting
● wat met toenemende overheidsschuld?-10
0
10
20
30
40
50
60
70
80
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Saldo van antwoordenGemiddelde sinds 1985
Consumentenenquête NBB: werkloosheidsvooruitzichten1
Bron: NBB.1 Wat de vraag over de werkloosheidsvooruitzichten betreft, wijst een stijging op een minder gunstige ontwikkeling en een daling op een gunstigere
ontwikkeling.
11
Hoe kunnen we onzekerheid meten?
01020304050607080
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
VIX: onzekerheid op financiële markten EPU: economische beleidsonzekerheid
-2
-1
0
1
2
3
4
5
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Bron: Basselier en Langenus (2014), Thomson Reuters Datastream, Tobback et al. (2016), NBB.
Heterogeniteit van de antwoorden op de enquêtevraag i.v.m. de algemene economische situatie
-3
-2
-1
0
1
2
3
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
12
Gevolgen van voorzorgssparen
► Extra sparen minder consumptie uit het beschikbare inkomen● wellicht zullen vooral duurzame aankopen
worden vermeden, want er zijn heel wat kosten gemoeid met het terugdraaien van dergelijke uitgaven
► Onzekerheid piekte tijdens de crisis● verklaart vermoedelijk piek van de
spaarquote in 2009
► Sindsdien zijn de werkgelegenheids-vooruitzichten verbeterd en de financiële markten gekalmeerd● heeft bijgedragen aan een afname van de
onzekerheid en van de spaarquote…● … en een toename van de intentie om
duurzame goederen te kopen
-30
-25
-20
-15
-10
-5
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Saldo van antwoorden
Gemiddelde sinds 1985
Vooruitzichten m.b.t. belangrijkeaankopen van de gezinnen in de volgende twaalf maanden
Bron: NBB.
13
Determinanten van het spaargedrag (bis)
► Permanente inkomenshypothese (Friedman 1957, Ando & Modigliani 1957, 1963): besparingen dienen als buffer om kortetermijn inkomensschokken op te vangen● huishoudens verkiezen m.a.w. hun consumptie uit te vlakken over de tijd● theorie wordt in vraag gesteld door het bestaan van liquiditeitsbeperkingen
en imperfect werkende kapitaalmarkten
► Ricardiaanse equivalentie: consumenten die toekomstige belastingwijzigingen voorzien, zullen hun spaargedrag alvast aanpassen
► Voorzorgssparen: huishoudens zijn doorgaans afkerig van risico’s enverkiezen om meer te sparen bij (inkomens)onzekerheid
► Andere individuele spaarmotieven, bv. het nalaten van een erfenis
► Demografische factoren zoals leeftijdsstructuur van de bevolking en gezinsprofiel
14
Impact van demografische factoren
► Onderzoek van Bram de Rock en Bart Capeau (2015) voor België vindt:
► J-vormig generatie-effect: de spaarquote van een persoon geboren in 1980 is hoger dan die van iemand geboren in 1950
► De spaarquote heeft een hump-shaped leeftijdsprofiel en is m.a.w. hogervoor de 30 tot 55-jarigen dan voor de jongeren en ouderen● gecorreleerd met gezinssamenstelling op die leeftijden
15
Verwacht verloop van de demografische factoren en impact daarvan
1. Hogere levensverwachting● volgens de permanente inkomenshypothese zal dit aanzetten tot meer sparen
(voor de oude dag)
2. Dalende geboortecijfers● minder nood om te sparen voor de opleiding of ter ondersteuning van de
(klein)kinderen● in sommige landen worden kinderen beschouwd als een (economisch) vangnet
voor ouderen (Choukmane et al., 2017)
3. Kleinere gezinnen● impliceert minder consumptie (een daling van 1% van het aantal gezinsleden
-0,37% van de consumptieve uitgaven (De Rock en Capeau, 2015) )
16
De Belg is vandaag niet langer de spaarkampioen van het eurogebied…
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
1999
Q1
2001
Q1
2003
Q1
2005
Q1
2007
Q1
2009
Q1
2011
Q1
2013
Q1
2015
Q1
2017
Q1
EA BE
Spaarquote van de huishoudens(in % van het beschikbaar inkomen)
-10
-5
0
5
10
15
20
DE FR AT EA NL
BE IT ES FI PT
Verschil t.o.v. gemiddelde1999-2007 (in pp)
Spaarquote 2016 (in % vanbeschikbaar inkomen)
Internationale vergelijking spaarquote(in % van het beschikbaar inkomen)
Bron: Eurostat.
17
… vanwege afnemende financiële inkomsten die vooral werden geabsorbeerd door minder besparingen
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
2014
2016
Spaarquote Inkomens uit vermogen
Inkomens uit vermogen en spaarquote van de huishoudens(in % van het beschikbaar inkomen)
97
98
99
100
101
102
103
104
105
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
2014
2016
Aandeel van consumptie(in % van het beschikbaar inkomen exclusiefvermogensinkomens)
Bronnen: INR, NBB.
18
Lage rente woog relatief zwaarder op het netto rente-inkomen van de Belgische huishoudens
► Belgen hielden eind 2008 meer rentedragende activa aan, dan ze verplichtingen hadden (saldo deposito’s > kredieten)
► Rentevoet op spaarboekjes volgt sneller de “marktrente” dan het geval is voor kredieten● hypothecaire contracten met
(half)vaste rentevoet blijven de norm en herfinanciering brengt kosten met zich mee
► Schuldenlast van Belgische huishoudens is gestegen sinds 2008● ondanks dalende rente, bleef totaal
betaalde rentelast dus op peil
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
EA BE DE ES FR IT NL
Huishoudens en izw'sOverheidFinanciële instellingenNiet-financiële vennootschappenTotale economie¹
Gecumuleerd verloop van de nettorente-inkomsten tussen 2009 en 2016(in % van het bbp van 2016)
Bron: Eurostat.1 De totale economie verwijst naar de wijzigingen in het netto rente-inkomen met betrekking tot de rest van de wereld. Voor Duitsland en Italië werd het
verschil berekend tot 2015, wegens onbeschikbaarheid van jaarcijfers voor 2016.
19
Theoretische impact van het lagerentebeleid
► Inkomenseffect: consumptie ↓● door de lage rente ontvangen particulieren minder inkomen uit vermogen dan
verwacht, waardoor ze net meer gaan sparen om dat effect te compenseren
► Substitutie-effect: consumptie ↑● de lage rente maakt het relatief interessanter om vandaag te consumeren,
tegenover consumeren in de verdere toekomst
► Vermogenseffect: consumptie ↑● dalende rentevoeten zorgen voor een stijging van de prijs van effecten,
waardoor gezinnen zich “rijker” voelen en meer consumeren
► Impact van rente op sparen en consumptie is dus moeilijk te voorspellen● rente is slechts één van vele spaardeterminanten en volgens enquête eerder
irrelevant
20
-35
-30
-25
-20
-15
-10
-5
0
5
10
Vooruitzichten spaarvermogen(volgende 12 maanden)
Beoordeling of huidig tijdstip al danniet gunstig is om te sparen
De Belg laat zijn spaarbeslissing al enige tijd niet meer beïnvloeden door de lage gunstigheid
Bron: De Tijd, 4 juli 2017
Vooruitzichten en gunstigheid van sparen(saldo van antwoorden, afwijkingen t.o.v. gemiddelde van 2005-2016)
2013 2014 20152012 2016 2017
Bron: NBB.
opgelet: sparen > inleg spaarboekjes (cf. latere presentatie)
21
-1,0
-0,5
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
2016 2017r 2018r 2019rInkomen uit vermogen (netto)Arbeidsinkomen per eenheid²Werkgelegenheid² (arbeidsvolume in uren)Secundaire inkomensverdelingwaarvan taxshiftBeschikbaar inkomen (%)
Preview van de vooruitzichten: gunstig inkomensverloop, aantrekkende consumptie en geleidelijk herstel spaarquote
10,0
10,5
11,0
11,5
12,0
12,5
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
2016 2017r 2018r 2019r
Particuliere consumptie (linkerschaal)
Bruto beschikbaar inkomen (linkerschaal)
Spaarquote van de huishoudens¹ (rechterschaal)
Consumptie, beschikbaar inkomen en spaarquote(veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld; gegevens in reële termen)
Samenstelling van het beschikbaar inkomen(bijdragen aan de groei, in procentpunt, tenzij anders vermeld; gegevens in reële termen)
Bronnen: INR, NBB.1 In % van het beschikbaar inkomen.2 Met inbegrip van de zelfstandigen.
waarvan taxshift
Bedankt voor jullie aandacht!