34

Decreet tijdschrift 03

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Decreet tijdschrift 03

Citation preview

De krekel sjirpte dag en nacht, zo lang het zomer was,

Wijl buurvrouw mier bedrijvig op en neer kroop door 't gras.

"Ik vrolijk je wat op," zei hij. "Kom, luister naar mijn lied."

Zij schudde nijdig met haar kop: "Een mier die luiert niet!"

Toen na een tijd de vrieswind kwam, hield onze krekel op.

Geen larfje of geen sprietje meer: droef schudde hij zijn kop.

Doorkoud en hongerig kroop hij naar 't warme mierennest.

"Ach, juffrouw mier, geef alsjeblieft wat eten voor de rest

Van deze barre winter. Ik betaal met rente terug,

Nog vóór augustus, krekelwoord en zweren doe 'k niet vlug!"

"Je weet dat ik aan niemand leen,"

Zei buurvrouw mier toen heel gemeen.

"Wat deed je toen de zon nog straalde

En ik mijn voorraad binnenhaalde?"

"Ik zong voor jou," zei zacht de krekel.

"Daaraan heb ik als mier een hekel!

Toen zong je en nu ben je arm.

Dus dans nu maar, dan krijg je 't warm!"

[De krekel droop toen treurig af.

Dat hij moest zingen, was zijn straf

en zo hief hij zacht en langzaamaan

zijn eigen dodenmars maar aan.

De mier zat uitgeblust keurig in haar nest.

Haar leven werd niet door krekels zingen meer verpest.

Toch greep de stilte haar nu bij de keel

en van opkomende koppijn keek zij scheel.

In het voorjaar werden beide gevonden;

de vlijtige mier geheel ontbonden,

de krekel dood en stil onder een paddestoel met stippen,

maar met een glimlach op zijn lippen.]

Wie leeft van kunst gaat door voor gek.

Vaak lijdt hij honger en gebrek.

[Wie hard werkt maar van schoonheid niet geniet,

die valt uiteen van kille leegte en verdriet.]

3

Jean de La Fontaine's

de krekel en de mier [aangevuld]

7

WEE planets

What am I looking at?All these pictures are 360°x180° panoramas

projected to look like small planets using a projection called stereographic projection

6

8 9

Ook ‘billijk’ is in deze dure tijden onterecht – maar begrijpelijk genoeg – in onbruik geraakt.

De conventionele etymologie van ‘billijk’ is daarbij aan revisie toe. Wat moeten wij met die al te

gemakzuchtige verwijzing naar het grondwoord ‘bil’, oorspronkelijk ‘goed, onschuldig’, in het

middelnederlands ‘bille’, dat weer uit ‘belle’ zou komen? ‘Zie ook schil,’ zegt het Etymologisch woordenboek

vervolgens, dat op die plaats echter simpelweg verwijst naar ‘schel 1’. Zo blijven we natuurlijk aan de gang, aan

onze neus meegetroond door een labyrint van dode letters, tot we via een obscuur poortje met een wellicht

opvoedend bedoelde schop onder onze bil weer worden buitengewerkt.

Neen! We moeten van de horizontaal-temporele naar een verticaal-mythogene verklaringswijs. Van de eenvoud

naar de complexiteit en van daar terug naar de evidentie, zo niet het onbenullige. ‘Billijk’ is over-

duidelijk een samenstelling van ‘bil’ en ‘lijk’, en geeft daarmee uiting aan de onlosmakelijke

vervlechting van eros en thanatos, lust en vernietiging, leven en dood. Bil-lijk verwijst naar het door prof. W.B.

Kristensen (1867-1953) gelanceerde begrip van het ‘absolute leven’ dat huist in de dood en dat kenmerkend is voor

de wereldaanschouwing der preklassieke religies. Het grote, universele mysterie van het ‘absolute leven’

verankerd in een woord dat door onze linguïsten vertaald wordt met ‘schappelijk’ of ‘niet duur’!

Het absolute aspect van ‘billijk’ wordt evident als we dit in een simpele algebraïsche vergelijking

gelijkstellen aan het oneindigheidsbegrip en dat vervolgens in verband brengen met zowel het aantal

lettergrepen (2) als het aantal letters (7) van‘billijk’:

2 : ∞ = ∞ : 7 | 2 : 7 = ∞ : ∞ | 2 = 7

De structurele eenheid van ‘billijk’ is derhalve oneindig i.c. absoluut. ‘billijk’ is geenszins een germanisme

zoals verbitterde leraren Nederlands in de provincie plachten te verkondigen.1 ‘billijk’, met zijn in de diepten

van de Indo-Europese taalschat reikende wortels, is preklassiek en zeker pre-Duits. Het is wél ontegenzeglijk

Nederlands. Waarmee wederom een sterk argument is geleverd voor de stelling dat de Duitse taal een dochter is

van het Oernederlands.2 JJBK

onder

auspiciën

van st. oog 2]

HIER IS NIKS...

EEN HUISJE VAN NIKS

NIETS BLIJFT, WIJ DROMENTE ONTKOMEN, VERWAAIENWE ZWAAIEN NAAR ELKAARDAAR OP DE RAND VAN SCHOUWENBOUWEN WE VERBLIJFEEN HUISJE VAN NIKS

HIER IS NIKS DAN:DUINDOORN MET BLOEDKORALENZAND IN JE SCHOENENSTRIJKERS VUURTORENLICHTMEEUWENGEKRIJS EN VOGELGEZANGEEN KONIJNENBOULEVARDDUINVALLEI BIJ HAAMSTEDE

HIER IS NIETS DAN:DROOMRODE BEUKENBOMENRANKE BERKEN OMHULD MET WITTE SCHERVENEEN EEKHOORN GEZIENGEFILTERD ZONLICHTRUST RUIST, HARS GEURTBOS BIJ SCHUDDEBEURS

HIER IS NIKS DAN:ROBUUSTE SCHEPEN ROESTTOUW, NETTEN, TEER, WIER, ALGENGEUR VAN VIS EN VROEGER VISSTORM EN GAAN LIGGENHET WOORD GODSVISSERSHAVEN BIJ BRUINISSE

HIER IS NIKS DAN:GRIJZEN, BLAUW EN ZEEUWSDE RAND VAN DE WERELD: LAND OF WATEREEN BRUG ALS EEN KANTEN RANDDE DIJK DIE HET LAND GEVANGEN HOUDTWIJ DIE VRIJ ZIJNFLUISTERENDE SCHELPEN VAN VERRE STRANDENHEERENKEET: ZEELANDBRUG EN STORMVLOEDKERING

HIER IS NIKS HIJGT DE VROUW ZE HEEFT DE DIJK BEKLOMMENPLOFT NU NEER NAAST DE MAN WIJ KIJKEN ALS DE WAGEN WEGRIJDT

IK KNIJP JE, WAT ZEI ZE? ONS ZWAAR ZEEUWS GEMOED BEWEERT AL EEUWEN DAT HET NIKS IS MAAR HOE GANS ANDERS VAN TOON

WIJ KLIMMEN NAAR BOVEN

HIER IS NIKS HERHALEN WIJONZE WENKBRAUWEN OP DE DIJK VAN ZONNEMAIRE

OM SPRAKELOOS TE STAAN DAT SCHOONHEID GOD BEWIJST NEMEN WE TER PLEKKE AAN DIE VROUW LAAT GAAN WIJ ROLLEN VAN DENK- EN DANKBAARHEID DE DIJK AF

11

In het Zeeuws Archief berust het dagboek van Hendrik Brouwer (Middelburg1769-1837). Hierin tekende deze Middelburgse wijnkoper vanaf 1802 zijn belevenissen op. Hij gebruikte het boek ook als geslachtsregister. HendrikBrouwer was een begenadigd tekenaar. Hij verluchtigde zijn dagboek met prachtige portretten van zijn familieleden en uiterst gedetailleerde miniatuur-tjes tussen de dagboekposten. Lees en kijk mee in mijn favoriete archiefstuk.

Op 12 mei 1809 is Brouwer aanwezig in het huis van burgemeester Schorer (het tegen-woordige Van de Perrehuis, waarin het Zeeuws Archief is gehuisvest). Koning Lodewijkzal daar worden ontvangen. De gasten nemen naar belangrijkheid plaats in drie zalen.Brouwer heeft zich in de tweede zaal strategisch bij een sofa opgesteld. Als de koningde zaal binnenkomt, neemt hij plaats op de sofa. Brouwer schrijft: “… hij was geretourneerd van een tour door het eiland over Westcapelle en in eene opgetogen houding hoorde ik hem zeggen. j’ai trouvé en pais superbe, waar op de Dochter van de Collonel Gradmann de indelicatesse hadde van te repliceren. Oui Sire! mais cestdommage quil est mal sain. Ik zag daar op duidelijk aan het gelaat van ZM dat hem zulk een bescheid ongevallig was om te moeten hooren.”

In september van datzelfde jaar vallen de Engelsen Walcheren binnen. De Walcherseexpeditie van het Britse leger duurt slechts kort, maar Hendrik Brouwer zit er letterlijkmidden in. Hij is op 1 augustus in Veere: “… voor het veersche hooft lagen de Barkassenmet ontscheepte troupen zo digt aan een, dat men op het gekriöul van de Soldaten nietbepalen konde of zij al dan niet ontscheept waren. het was in het plaasje gelijk aaneenen rooden Rok.” Brouwer keert ijlings terug naar Middelburg en belandt midden in de oprukkende Engelse troepen. Hij weet ze net voor te blijven “… dog de Dampoortbinnen zullende rijden, zag ik tot mijne ontsteltenisse gesloten, evenwel na eenige verdrietelijke minuten wagtens, hoorde ik onder de Engelsche het Trompet blazen,waar op de voorzeide Poort dadelijk wierd opengezet. En also reeden wij toen aan het hoofd van de Engelsche Troupen de Stad binnen.” Brouwer schrijft dat hij met de uitgebreide beschrijving van deze toevallige samenloop van omstandigheden hoopt te voorkomen dat zijn stadgenoten hem bij Napoleon Bonaparte zullen verklikken alsverrader voor de Engelsen.

Op 11 februari 1814 – de Engelsen zijn dan al lang weer vertrokken en de Fransen hebbende orde hersteld – weet Hendrik Brouwer ter nauwer nood aan de dood te ontsnappen.Brouwer is die middag op bezoek bij zijn stervende moeder als er gevechten in de stadlosbreken. Snel keert hij naar huis terug. Thuisgekomen begeeft hij zich naar zijn werkkamer. Dan hoort hij glas kapot vallen “… waar op mijne Vrouw mij van benedentoeriep in de grootste ontsteltenisse. komt tog af ze schieten op ons huis! mijne voorkamer uitlopende, had ik de onbedagtsaamheid om het raam van de gaanderijopteschuiven en er met mijn hoofd uit te kijken.” De wijnkoper merkt pas later, als de loodgietersknecht de schade komt opnemen, dat er kogelgaten in het kozijn zittenwaar hij even daarvoor zijn hoofd naar buiten heeft gestoken. “… en ik merkte also met verbazinge op het noodlottig moment, het welke mij, zonder tusschenkomst van de hoogste bewaring, hadde getroffen.”

Ook de Fransen verlaten Middelburg weer en koning Willem I doet zijn intrede.Brouwer ontmoet de koning enkele keren, onder meer tijdens de opening van het nieuwe havenkanaal op 9 augustus 1817. ’s Avonds is hij met zijn dochter uitgenodigdbij een souper en bal in de schuttersdoelen op de Balans “… het welke ZM nevens Prins Frederik voor korten tijd hoogstdeszelfs tegenwoordigheid heeft willen verëeren.Hebbende mijne Dochter nevens de aanwezige Dames partij in het dansen gehad.”

Bronvermelding: Zeeuws Archief, Archief van de familie Brouwer, toegang 1753,inventarisnummer 1 ‘Genealogie van de familie van Brouwer’, familieboek en dagboek door Hendrik Brouwer, (1638) 1769 - 1818 april 3.

Een Middelburgsewijnkoper, 2 KONINGEN en een leger

Stille tranen - Yvette Lardinois

Lidewij Corstiaans: Ik werk op de rand

van mode en kunst. Het werk gaat over het verhaal achter de kleding en degene die deze draagt. De oorsprong van zaken houdt

me bezig. De vrijheid die mensen nemen, of in hoeverre hun droom en gedachten voor anderen om hen heen te zien zijn.

Ik heb een zwak voor de inrichting van een vensterbank, de foto’s aan de woonkamerwand, ben nieuwsgierig naar de

volksfeesten die mensen vieren.

Op het moment is de kleding die ik bedenk en maak niet heel draagbaar. Ik maak de outfits niet om deel uit te maken van

het straatbeeld. Ze zijn een uiting en bedoeld als inspiratie (ik hoop voor anderen), zoals op een foto, in een museum of galerie.

foto

Ivan So

enario

Sch

ets

en

vo

or e

ind

ex

am

en

co

llectie

KA

BK

20

08

19

20 | 21 |

presentatieruimteCAESUUR

Lange Noordstraat 67,

4331 CC Middelburg

e [email protected]

h e t l e v e n o p a a r d e‘ l a s t r a d a ’ 1 / 1

[...] Waarmee we in ons eigen hier en nu zijn gekomen. Het theater aangaande het leven op aarde. Er is wat er is, je ziet wat er te zien is, je hoort wat er te horen is.

[...] Wezenlijk: het beeld en het geluid - de Lange Noordstraat zoals die zich hier en nu aandient. De straat, haar huizen – het decorum - en haar mensen die voor ons als acteur optreden. En wil je dat alles waarnemen, dan vraagt dat jullie onversneden aandacht.

[...] Op de grens van binnen naar buiten, ergens onzichtbaar in het vlak van de vensters, en, zoals onze Belgische vrienden dat zo prachtig kunnen zeggen, recto verso – wisselt de functie van toeschouwer en acteur. Maar omdat er geen script is, is de verhouding tussen toeschouwer en acteur volledig gelijkwaardig. Op de eerste plaats vanwege de interdependentie, de wederzijdse afhankelijkheid: zonder toeschouwer geen acteur en andersom.Jullie als publiek en zij als acteur kunnen op elk moment van rol wisselen: de deur staat in principe immers voor iedereen open. En op elk gewenst tijdstip kan iedereen de scène verlaten.

Hans Overvliet, excerpt uit de inleiding, voorafgaand aan de voorstellingen.

t h e a t e r a a n g a a n d ee e r s t e b e d r i j f

‘Kijken en bekeken worden in het theater van het leven zelf. Het is als de koker die je voor je ene oog houdt: vanuit de smalle kant turend naar de gehele wereld’. - Gio & Ellie

‘Mannen, vrouwen, kinderen komen van links op of van rechts, slenterend of gehaast. Soms zien de acteurs ons zitten. Dat duurtnooit langer dan een halve minuut. Hun blik in de theaterzaalspreekt boekdelen. Een lach met daarin verscholen: Wat is dit? Wat doen die daar achter dat glas in die etalage? Worden de rollen nu omgedraaid? Ben ik toeschouwer of zit ik hier een beetje toeschouwer te spelen? Zijn we allemaal spelers die wachten op een aardig toeval?’ - Ko

‘Eigenlijk weet ik nog steeds niet of ik nu toeschouwer was of onderdeel van de voorstelling la strada’. - Clazien

‘ ... de straat is bekend, maar wordt plotseling bevolkt door alledaagse mensen die bijzonder worden in deze context, de verlegen,haastig doortrappende fietser, de verbaasd ingehouden dan weer versnellende beweging van een jong meisje, de uitbundige en lachende zwaai van een vrouw die omkijkt met een man naast zich die helemaal niets ziet. Het is plotseling van een verbluffendeschoonheid’. - Hetty

‘Dit gaan ze niet menen, gewoon kijken naar een straat, .... maarwat geweldig’. - Nienke

‘Misschien dus even niet e-mailen, sms-en of twitteren. Misschienwat vaker dat digitale contact met de wijde wereld even loslaten en echt om me heen kijken. Waar manifesteert de wereld zich beterdan voor mijn eigen ogen?’ - Ali

11 februari - 27 april 2010

24 25

26

29

Door: Sturm

& D

rang

Milles Feuilles IIIUitzicht leidt tot Inzicht

‘Ken ik u?’ vroeg de gebochelde dwerg, terwijl hijAbraham Archibald de Smetmaker aandachtig bestudeer-de met twee dofblauwe ogen, waarvan er één lui was, zodathet leek alsof hij tegelijkertijd in Abrahams ogen en linkerachterzak keek. De dwerg leunde op een wandelstokdie gemaakt leek te zijn van de schedels van overwonnenvijanden. Abraham keek er even gebiologeerd naar envroeg zich toen af welke vijanden dat zouden zijn, want devorm van sommige schedels deed hem vermoeden dat hijhier te maken had met een menagerie van onbekende dier-soorten, waarbij hij zich met afstandelijke verwonderingvoorstelde of die met enige intelligentie waren behept ofdat het gewone jachttrofeeën waren van niet bij namebekende primitieve soorten, door de gebochelde loenseraan zijn palmares toegevoegd tijdens rooftochten in hetOnbekende.

‘Waar ben ik?’ vroeg Abraham, zich ogenblikkelijk realise-rend dat dit een slechte openingszin was uit een goedkopeAmerikaanse B-film. De dwerg stoorde zich er echter nietaan, klemde de schedelstok vast als ware het een totem-paal, spoog een keer op de grond – alhoewel dat woord delading niet dekte van de schemerige wentelwolken waarophij zich bevond – rolde met zijn goede oog, zoog met eenschokkend smekkend geluid lucht tussen zijn tanden enbegon te verhalen met het stemgeluid van iemand die zijnkeel had geschuurd aan de pokken op Zeeuwse paalhoof-den.‘U bent hier aan de Periferie van het Tijdloze Universum.Tijd speelt hier geen enkele rol. U kunt hier reeds duizendjaar zijn – volgens uw aardse standaard – of een micro-seconde. Ik ben Sleetmans, geheel tot uw genoegen, dewachter die infiltraties van lagere niveaus moet tegenhou-den. Sinds de Zondeval is al het Kwaad hier weg, en datheeft geen enkele urgentie om terug te keren. En ik moet uzeggen dat het daardoor hier – alhoewel dat ook eenabstract begrip is – wel saaier is geworden. Maar gaat uzelf maar na: het Kwaad heeft op zijn tijd een verzetje enwij, nou ja, u begrijpt wel wat ik bedoel, hè? Altijd oppas-sen, uitkijken, goed doen, de moraal hooghouden en deprincipes naleven. Ja, ja, dat gaat ook niet zomaar, dat kanik u wél vertellen. Soms ben ik eerlijk gezegd wel eensjaloers op die lui van het Kwaad. Dat doet me overigensdenken aan die keer…’ Hij keek Abraham ineens wantrouwend en enigszinsschuldbewust aan, alsof die hem betrapte op een

onnadenkend uitgesproken lang gekoesterde wens of wel-licht zelfs ervaring. ‘Niet verder vertellen, hé?’sprakSleetmans met toegeknepen ogen.Nee, hè, dacht Abraham, hier hebben ze ook al van die wauwelaars. ‘Ik zoek Inzicht’, zei hij snel, om de gebochelde wachters aanzwellende woordenstroom te onderbreken. ‘Inzicht? Nee, daar kan ik u helaas niet mee helpen. Dat ismijn afdeling niet, weet u. Als u zich even verplaatst naarhet Epicentrum van dit Universum, dan vindt u daar hetLicht en zij kan u ongetwijfeld helpen. Maar zoals ik netzei …’

Met een gehaast ‘dank u wel voor de informatie’ verdweenAbraham echter in minder dan een oogwenk naar hetEpicentrum - de armzalige en afstotelijke wachter achter-latend om zijn even nobele als werkelijk zeer afstompendearbeid voort te zetten – en werd meteen overweldigd doorhet Licht. Even knipperde hij met zijn ogen. Een lichtende gestalte kwam naar hem toe en omarmde hem metOnvoorwaardelijke Liefde, die Abraham zich enkel kon herinneren van zijn eerste kinderjaren, toen hij nog Abjewas, waarin zijn moeder hem regelmatig tegen haar weel-derige boezem drukte om hem te troosten als er weer eenpertinent en apert wanstaltig buurtkind zijn stepje doorde drek had gereden; een herinnering die hem de adem inde keel deed stokken en hem het slikken moeilijk maaktein zijn plotsklaps drooggevallen mond.

‘Ik zoek naar Inzicht’, wist hij nog net uit te brengen. ‘Ach, kind’, sprak het Licht, met de stem van zijn moeder, ‘het gaat soms niet om Inzicht. Wat jij nodig hebt isUitzicht. Zie en keer weer, want jouw tijd is nog niet gekomen.’ Abraham keek en zag de rugzijde van het schil-derij, waarop duidelijk de lamstraal van een RomerSolowoyov, die ongure zwelbast met gramstorig karakter,op hem stond te wachten, de ogen fel en afwachtendgericht op het schilderij, de arm geheven, met in zijn handeen bajonet, die Abraham herkende als afkomstig uit deEerste Wereldoorlog. Abraham wist ineens wat hij moestdoen. Uitzicht leidt tot Inzicht. Dat hij zich dat niet eerderhad gerealiseerd! Hij stapte het schilderij en daarmee dewanhopig rommelige werkplaats van Solowoyov binnenen handelde zoals hij zich in een fractie van een secondehad voorgenomen. Drang

[wordt vervolgd]

3130

Ik kon niets zien, zo wit, alleen een gejaagd ademen was te horen dat alles driftig in beweging hield. Niets ontspande zich, de golving van de plooien raakte verstoord: alles trok strak en klapte terug. Weet u waar ik was?

Herinnert u zich een eindpunt, een moment van omdraaien voor de terugkeer?

Er waren meerdere momenten, maar ik kon niets zien, zo wit. Zelfs mijn kleding was te wit. Pas later, toen de vliegen kwamen, toen kon ik mezelf weer ergens vermoeden. Het waaien steunde als zeer zwaar hijgen, ze werden tegen me aan gesmeten, die vliegen, ze wilden niet, maar ze vlogen daar en ik liep daar ook.

U was hen voor. Ze wilden op dezelfde plek zijn, maar constant was u hen voor. Overal waar zij vlogen was u al.

Misschien kon ik een omweg nemen, een zijpad inslaan, maar er was alleen wit en lucht en ik die daar onvindbaar ergens in aanwezig was...

De lucht is een onzichtbaar lichaam en in de lucht is een onzichtbaar lichaam de lucht.

...alleen de vliegen wisten waar ik was. Ze klampten zich vast aan mijn kleren, als een vlag wapperden ze om me heen. Ik begon over mijzelf te denken als een engte, een plooiing in de luchtstroom, voortdurend trok ik strak en klapte terug. Er werd diep geademd en ik was het zelf.

Ik zal u vertellen wat het was. Ooit stond ik aan de rand van een diepe geul. Onderin klonk het harde gillen van de wind. Ze vertelden me dat hier ooit een rivier gestroomd had die eindigde in een waterval. Al eeuwenlang bulderde het water, maar altijd was er een lichte aarzeling merkbaar geweest in de stroming. Iedereen zag het en men had er met elkaar over gesproken. Ze zeiden dat het water zich schrap zette, dat het net zo angstig was voor de afgrond als iemand die bang is om in slaap te vallen. Niemand miste het moment waarop de rivier plotseling stopte met stromen. Eerst was er nog water, toen alleen de lege geul. Alles wat daar los in lag: vissen, stenen, kadavers, de spullen die men kwijt was; alles rolde pijlsnel naar de afgrond. Nu is het een gillend en fluitend gat waar niemand zich in waagt. Ze zeggen dat de leegte zich de stroming nog herinnert.

Zo herinner ik het mij ook. De vliegen keken, hun pootjes haakten angstig aan de uiterste randen van de dunne stof, maar geen van hen durfde dieper naar binnen. Ik probeerde nauwelijks te ademen, maar de vleugeltjes trilden toch.

Slechts weinigen kunnen uitademen zonder de leegte te beroeren, ook de vliegen weten dat. Maar gelukkig bleven ze bij u en was u in staat om terug te keren om het bed te herkennen waarin u gewekt was. De deuk in het matras, de stomp in het kussen, alles bezat nog precies de vorm waarin u het had achtergelaten; u was er maar voor even in afwezig geweest.

(diepe zucht)

DE PLOOIEN

Eens werd ik gewekt voor een wandeling. Ze hadden dunne kleren voor me klaargelegd…

Hoe dun?

Dunner dan draadloos, met vele plooien die ruisten als een zachte ademhaling. Bij terugkeer zaten ze vol met vliegen.

Was u op jacht?

…?

Uw wandeling, was u niet werkelijk op jacht?

Ik werd gewekt. Er lagen kleren op een stoel. Men zei mij mee te gaan.

Hoe wit was het?

LINDA'S CHOICE

38 39 39

Zuidervaart - piano - huiskamer, Leiden Stoel - stripspeciaalzaak - PERRON2, Middelburg

Bommeljé - atelier - MAS, Middelburg Overvliet - plaza met acer - CAESUUR, Middelburg

giovanni’s gedachten

DVD:GO!DIVA

[daantjes] decreet [06:57]

Avis [06:01]

muziek - GO!DIVA [Danielle Laman]

beeld - Tiffany Voeten

montage - decreet

theater aangaande

het leven op aarde [06:00]

film/montage - Ramon de Nennie

zie ook pag. 20-21

Zeeuws Museum - Lievelingen [06:25]

[Lidewij Corstiaans-mode]

film/montage - Ramon de Nennie

muziek - Robbert Jan Swiers

zie ook pag. 16-17

reizen te voet 4 [ca. 30:00]

reisleider - Aagje Feldbrugge

film/montage - Ramon de Nennie

match Dalstar - Dokoupil 0:1 [--:--]

zie ook katern ‘the conversation’

Zeeuws Museum witte vlek [2:00]

teksten - Dieuwke Parlevliet

film - Jaap Verseput

UNDERTOW 1-2 [01:00]

film/montage - Ramon de Nennie

muziek - Robbert Jan Swiers

44 45

Jezelf

Iedereen die goede raad vraagt wil ik zeggen:

wie ben ik dat ik jou kan raden?

Zoek het zelf uit.

Waarom vraag je mij wat jezelf zou moeten vragen?

Inhoud met Credits & Noten

| Beeld voorzijde + keerzijde, Kees de Valk, Detail van een Work inprogress op de muur in kunstenaarsinitiatief [old skool] Mon Capitaineaan de Kinderdijk 56 te Middelburg, iedere zondag geopend van 13u00-17u00| tekst Machteld van der Wijst 2010

| Schutbladen - Machteld van der Wijstp3 | Beeld Ramon de Nennie Tekst Een van de bekendste fabels van Jean

de la Fontaine, (8 juli 1621 - 13 april 1695) “La cigale et la fourmi” (De krekelen de mier) waarin een kunstzinnige krekel de hele zomer een werkende mier vermaakt met zijn gezang, waarna de mier te beroerd is omde zanger hiervoor te belonen. Hoewel La Fontaine met dit verhaal op eenironische manier de geringe waardering voor kunstenaars wilde aanklagen,werd het verhaal in later tijden meestal gebruikt als illustratie van het idee'wie niet werkt, zal ook niet eten'. Aangevuld door ..NN..

p4 | Hein Verwer - ATAAM (All The Air Around Me) p5 | Thema : Wee - Ramon de Nennie P6 | WEE planets. Gespot op het internet - door Hans Bommeljé -

http://www.flickr.com/photos/gadlhttp://www.flickr.com/photos/gadl/sets/72157594279945875/

P8 | De wereld van Wee Tekst Robbert Jan Swiers - Beeld Hans Bommeljé.p9 | De Stichting tot Instandhouding en Verspreiding van Onterecht in

Onbruik Geraakte Woorden (OOG) 03 door J.J.B. Kuipers 1] Vooral op een zekere Hogere Burger School in Middelburg, maar dat vertel ik u nog wel eens. 2] Over (on)bruik en etymologie van ‘oer’ wellicht een volgende keer.

P10 | Huisje van NIKS - Karen Nije en Don Monfils (WTS architecten)Dieuwke Parlevliet (Zeeuws Blauw) - Jeroen van ‘t Leven (Life Design)

P12 | Tekst Anneke van Waarden-Koets Fotografie Ramon de NennieP14 | Yvette Lardinois, 1960, Brabant. Over haar werk [exerpt]:

Stille tranen “Sinds 2003 woont en werkt Yvette Lardinois in Zeeland. De dialoog tussen herinnering en nu komt tot uiting in gedecoreerde tranendie zowel te vinden zijn op haar tekeningen, collages, wandobjecten alsschalen. Het ligt voor de hand deze associatie te maken met het plotselingoverlijden van haar levensgezel, Jan Goossen, in 2005. Als toeschouwer zoek je telkens opnieuw naar nieuwe ijkpunten, haar werkheeft een onmiskenbare geestelijke dimensie. Het dwingt bijna tot bespiegeling en het biedt troost”. Nicolle Poort

P16 | Lidewij Corstiaans [http://lidewijcorstiaans.blogspot.com]woont en werkt in Den Haag, waar zij in 2008 afstudeerde aan de KABK,richting mode. De eindexamencollectie 'Bescheiden Parade' is gebaseerd opde Ritthemse fanfare Oefening Na Den Arbeid, die haar overgrootvader in

1905 heeft opgericht. Werk van haar is tot en met 27 juni te zien bij de tentoonstelling Lievelingen in Het Zeeuws Museum, Abdij (plein)Middelburg.

p18 | Marly Huibregtse [[email protected]]'The wind on my face will dry my tears'. Personal collection about choices,love, chaos, order, perfection, rules, questions and doubts. No answers, theprocess of progress. Lyrics inspired by: Muse - Woody & Paul - Anouk - KateNash - White Lies - Reverand and The Makers - David Gray - Mumford &Sons - Fresh Prince of Bel Air - Eric Hogervorst - Teddy Scholten

p20 | Theater aangaande het leven op aarde, een initiatief van en in presentatieruimte Caesuur i.s.m. het Museum voor actuele kunst aangaande het leven op aarde en decreet. Fotografie Hans Overvliet. Het gehele verslag van dit project in pdf-vorm is op te vragen [email protected].

p22 | Femke Gerestein - beelden uit het (nog) ongepubliceerde prenten-boek “De gierzwaluw en de pissebed” (www.femkegerestein.nl)

p28 | Sturm & Drang - Beeld Ramon de Nenniep30 | Nanda Runge [www.nandarunge.nl]

foto / ‘kantoor’- gouache op papier / ‘zonder stickers’ - gouache op linnen /foto, ‘dagje uit’ - acryl op linnen / ‘kantoor’- gouache op papier / ‘Berlijn’ -inkt op papier / ‘villa’ - gouache op papier.

p32 | Mark van der Graaff, ‘de plooien’.p34 | Mischa de Muynck - Fotograaf [www.magnek.nl] ‘vis op vrijdag’

leeg, rode poon, tarbot, fint, kabeljauw, steenwijting, bot, leng, zeeduivel,koolvis, lipvis, noordzeekrab, paling, schar, rog, zonnevis, wulk, tong.

p36 | Linda’s choice: Jonathan Gaarthuis - ‘stof ’ | Annick Gaarthuis –‘face’ / ‘mannaz’ | Linda van Zweden – ‘de gelaarsde kat’ | Maurizio Bullhorst– ‘kermitfaker’ / ‘Misdirection’

p38 |Ramon de Nennie/ De Hanzenp40 | Aagje Feldbrugge, zie ook DVD, pag. 49p42 | Machteld van der Wijstp43 | Ben Vrankenp44 | Inhoud met credits & noten

| Gio van der Wijst, ‘Giovanni’s gedachten’, Middelburg 2008p45 | Colofonp46 | Verantwoording, zie aldaarp48 | Keerzijde - zie voorzijde

| Bijsluiter Tekst Robbert Jan Swiers - Beeld Linda van Zweden / stu-dent Grafisch Lyceum Rotterdam

| Tekstkatern, zie aldaar

‘decreet, 03 is een uitgave van decreet

ISSN 1878-982X | © Middelburg, juni 2010

Redactie en vormgeving: Machteld van der Wijst, Hans Bommeljé,

Ramon de Nennie, Robbert Jan Swiers

Druk: drukkerij Verhage & Zn., Middelburg

Oplage: 1.000

Niets uit dit tijdschrift mag zomaar worden overgenomen, in

welke vorm dan ook zonder de nadrukkelijke toestemming van

de uitgever of rechthebbende, behalve wanneer u daar in het

tijdschrift nadrukkelijk voor wordt uitgenodigd.

Verschenen nummers kunt u bestellen via [email protected].

Abonnementen zijn niet mogelijk; u dient zelf het verschijnen van

een volgend nummer in de gaten te houden via aankondigingen of

door regelmatig op de website te kijken.

‘decreet, 04’ verschijnt najaar 2010.

presentatieruimteCAESUUR

drukkerij Verhage & Zoon

VerantwoordingVan het idee was zelfs het

begin niet uitvoerbaar, maar

ook dat bedierf de fascinatie

niet. ... Het is niet belangrijk

wat werkelijk kan, van belang is

alleen wat zich laat bedenken.

[Wim Kayzer, ‘De waarnemer’, Uitgeverij

Balans 2004, p. 343.]

Het klassieke werk onttrekt

zich aan definitieve interpre-

tatie. ... Zo zijn interpretatie

en kritiek, in hun oprechtste

vorm, min of meer suggestieve,

verrijkende vertellingen van

persoonlijke, altijd voorlopige

ontmoetingen. ... Het is alsof

het gedicht, het schilderij, de

sonate om zich heen een laat-

ste kring trekt, met daarbinnen

ruimte voor de ongerepte

autonomie. Ik definieer het

klassieke werk als een werk

met om zich heen een vrucht-

bare kring. Het stelt ons

vragen. Het eist dat we blijven

proberen. Het maakt onze

misduidingen, onze partijdig-

heden en onenigheden niet tot

een relativistische chaos, waar-

in alles mag, maar tot een

verdiept begrip. Waardevolle

interpretaties, serieus te

nemen kritieken, zijn die welke

hun beperkingen, hun onver-

mogen zichtbaar maken. Die

zichtbaarheid kan dan helpen

de onuitputtelijkheid van het

object aan het licht te brengen.

Het braambos brandde feller

omdat zijn uitlegger niet te

dichtbij mocht komen.

[George Steiner, ‘Errata’, Amsterdam:

Meulenhoff 1997, p. 28-29.]

Marcel Proust in het laatste deelvan Á la recherche du tempsperdu: Le temps retrouvé. 'De

grootheid van de ware kunst

daarentegen (...) bestaat in het

terugvinden, terugwinnen,

kenbaar maken van dié werke-

lijkheid waar wij zo ver buiten

staan, waar wij ons meer en

meer van afwenden hoe meer

dichtheid en ondoordring-

baarheid de conventionele

kennis krijgt die wij ervoor in

de plaats stellen, die werke-

lijkheid die wij grote kans

lopen tot onze dood niet te

hebben gekend, en die heel

gewoon ons leven is.'

Kunstwerken, die de hoogste

vorm van geestelijke arbeid

vertegenwoordigen, zullen in

de ogen van de bourgeoisie

alleen genade vinden als

duidelijk is dat ze onmiddelijk

materiële waarde zullen

genereren.

Karl Marx, filosoof [geciteerd in: SHOCK

ART, Don Thompson, Uitgeverij Walewein

Amsterdam, 2010, pag. 28]

Ik was bij een voorstelling in

een landhuis. Vijftig toe-

schouwers rondom de bank,

waarop het liefdesdrama zich

afspeelt. Als George gaat

vertellen dat hun zoon dood

is, is iedereen gespannen.

Iedereen hoopt dat hij het niet

zal zeggen. Dat is het vreemde

van kunst, je weet dat het

allemaal bedacht is, onecht,

een kunstje. Bovendien weet je

dat het binnen het toneelstuk

ook nog eens niet waar is, die

mensen hebben helemaal geen

zoon, dubbel bedrog. En toch

ben je gespannen, en die

andere mensen ook (onbe-

kenden, in hetzelfde schuitje).

Dat is het vreemde van kunst,

geaccepteerd, meeslepend

bedrog, schuurpapier.

[A.L. Snijders, ‘Vijf bijlen’, AFdH Uitgevers,

Enschede/Doetinchem 2009, p. 52]

Indien onze belangstelling voor

huizen inderdaad net zozeer

wordt bepaald door hetgeen

ze ons vertellen als door de

manier waarop ze hun con-

crete functies vervullen, is het

de moeite waard stil te staan

bij het merkwaardige proces

waardoor combinaties van

steen, staal, beton, hout en glas

in staat lijken zich uit te

drukken - en ons in zeldzame

gevallen de indruk geven dat

ze ons waardevolle en ont-

roerende dingen te zeggen

hebben.

...

We moeten weer beseffen dat

we invloed kunnen uitoefenen

op wat er gebouwd wordt. Er

is geen voorbeschikt scenario

dat het doen en laten van bull-

dozers en kranen bepaalt. Ook

al betreuren we het groot aan-

tal gemiste kansen, we hoeven

nog niet het geloof te laten

varen in de altijd aanwezige

mogelijkheid een situatie ten

goede te keren.

[Alain de Botton, De architectuur van het

geluk, Uitg. Atlas-Amsterdam/Antwerpen

2006, p. 87 | p.283]47

jiri dokoupil

46

decreet 03 | juni 2010 | 20 |

THE CONVERSATION | Dalstar-Jiri DokoupilBy: Dalstar

Art has no end, but the life of the artist is finite. This is why priests started to scribble their drawings on smooth rock surfaceof the neolythic world at the end of the last ice age and their contemporary followers of fashion, in their craving for immortality, do the same on paper, canvas, video or the movie screen during the current episode of global warming.There is nothing new under the sun, except of course the word: ‘’new” for those who believe that the development oflanguage changed the course of human history through increasing complexity of technological innovation. Stone became copper, copper became bronze, bronze became iron, iron became steel and steel became the melting pot inwhich all other chemicals could be processed by scientists, with a little help from their friends, to make atomic bombs,video cameras, computers and the internet.

So far, so good. Nothing wrong. But how about sex? During the reign of roman emperor August, say in the year zero-zero atthe moment of birth of Jesus Christ Superstar, there were approximately 250 million humans roaming around the faceof the earth. Anno Domini 2010 this number somehow multiplied up to 9 milliard humanoids, not only walking or riding on horseback, but driving hundreds of millions of cars, riding hundreds of thousands of trains, giga airplanesand sailing on enormous cruise ships in order to get away from their fellow men and women in an overcrowded neighborhood. Why? Because people keep fucking like they did 2000 years ago to inscribe their genetic baby codes into future generations of temporary immortality of family names, tribal reputations, national cultures and globalpower systems.

In this respect Joseph Beuys was right: everybody is an artist! Disregarding the quality of the artwork, Beuys, a former German war pilot crashing over the Ukraine plains somewhere during the nineteen forties , was a notorious democraticartist, as the word: “everybody” clearly suggests. Following his populist rhetoric, issued from the Düsseldorf art academy up till the end of the nine eighties, art was to be seen as a “social work” , and surely not as a personal expression of an individual emotion. Beuys, for that matter, was talking numbers instead of beauty. With a keen eye on the history of human slaughter, in which he himself had been an offender as well as a victim, Beuys proclaimed a small cultural revolution, in which the survival of the individual artist depended on his ability to communicate a popular message to the modern masses. “Modern” because the battle about the quality of art belonged to the core ofmodern popular art and competition between generations of artists included not only peaceful protest but also armedstruggle for unknown ideals as well as militant annihilation of common but perverse material circumstances.

decreet 03 | juni 2010 | 03 |

cover: Femke Gerestein - illustratie uit (nog) ongepubliceerd prentenboek (www.femkegerestein.nl)

I have my people to work it out andmake it into a book.” It sounded likea good idea. So I bought a ticket andtook off.

Berlin, December 20, 2009. 17.00 p.m.Potzdammer Platz. A nasty cold windfull of white snow blows over the newcenter of a united Germany, symbolized by the facades of DaimlerChrysler Sony and the Carlton Ritz, built on the formerwaste lands between East and WestBerlin. I am to meet Dokoupil in hisnew studio at Gleis Dreieck, the U-bahn Station in Schöneberg, close to the Landwehrkanal betweenKreuzberg and Charlottenburg.

To the northeast. high in the sky, you see the green cube on top of the air tunnel of Anhalter Bahnhof; to the northwestyou catch a glimpse the golden eagle’s wings on top of the staff of Nike, the goddess of victory standing on top of theSiegessäule, in the middle of Tiergarten. Walking towards Lückenwalder strasse, the neighborhood becomes a factorylandscape. Dark. Black. Dirty and Desolate. Then, out of nowhere, there is this rectangular building, lit from within amultitude of large windows covered by white cotton curtains. I recognize the style. This must be it. Dokoupil’s new studio. There is no doorbell. I sit down on the windowsill, facing a concrete parking lot and wait. He will show up. I haven’t seen Dokoupil for seven years, since his show at the Museum of Milton Keynes, England, September 2002.There had been shows in Las Palmas/Gran Canaria, Regenburg, Prague, Hamburg, Zurich. Other shows were coming in Prague, and Bielefeld, where I had studied criminology and got my masters. I was curious how my old sparring partner in jogging, swimming and workout in Cologne, Madrid and Tenerife was doing. All we had done over the pastseven years was call each other in the middle of the night just to say good bye, keep in touch and ask what’s up? Wehad been good friends, critical, but never nasty. Serious, but also funny. Direct, but never sticky. We had inspired eachother’s work, you could say, but also knew when it was time to move on. I was just wondering as to his latest discoverieson the planet of painting. It was time for some real action.

Then, the shrieking of car wheels around the corner. Next moment, a blue Volvo station car 1999 bumps up the parking lot,draws a circle at 20 miles an hour, spreading the smell of burning rubber. I am not surprised. It’s always the same gimmick. The party boss emerging from his busy life elsewhere in town. The slam of the door. But then I gasp. It’s Dokoupil for sure! But he seems to have grown in length as well as width. Two meters high, one meter wide. As usualhe is dressed in black. He wears a gigantic tee shirt with a golden cross symmetrical cross on his chest, reading: My heaven is your hell. As Jean Paul Sartre observed: L’ enfèr, c’est l’autre. Hell is always the other person. But thenArthur Rimbaud said: Je suis l’autre. I am the other person. What happened? Dokoupil: “I waited for you. I gainedtwenty kilo’s. My weight is 100 kilo’s by now. Finally you came.” I should have known. Jiri’s strive for perfection included the tactics to always blame the other guy first. Shoot first andtalk later! “Right”, I said, “It ‘s all my fault. I shouldn’t have neglected you for such a long time. Now where is the digitalvoice recorder, you promised me? From the first second I want to record every little piece of talk between ourselves,just to make sure the truth and nothing but the truth comes out.” Meanwhile the the driver of the car had emerged toand handed me a tiny metal device. “Here you go,” said the chauffeur, “The VN-7800PC digital voice recorder, its alreadyrunning on channel 6. Just press this button, when you want to pause.” Dokoupil looked me in the eyes. “Remember the good time we had in New York, twenty years ago, with Robert Green, Juanna Aizpuro from Madrid, the girl from Tenerife, when you were doing your act with the lyre? Or that same month in Barcelona, where we took a swim on theroof of the hotel in the middle of the night and worked on the Manifesto After Nature? Well I want that same good atmosphere back, right now, right here in Berlin. I am fat. True. But I would like to start to play table tennis with youimmediately, and lose half a kilo a day. Twenty days of heavy sweating and I am back to a reasonable size. I ordered myRussian trainer to come by within the hour. He was second to be the world champion in table tennis. He only had towin one more point against the Russian world champion. You know, it takes eleven points to become a world champion.The first ten points are easy. But the last point. That’s it. The striving for perfection. Anyway, today you will see mysweating like a pig”. Says Jiri. I told him I had gained some weight also over the last decade and was doing a sauna every

decreet 03 | juni 2010 | 05 |decreet 03 | juni 2010 | 04 |

At the end of the nineteen eighties,the pop art ideology had reallyrocked the art world into the star and superstar system of the common entertainment industry. Twentyyears ago sergeant Pepper really toldthe band to play. The fall of the Berlinwall, probably a far cry from the battle of Jericho, marked the begin-ning of a new area in the interna-tional cultural industry on both sidesof the former iron curtain. Timing,marketing and conceptual strategy astools of advertising and promotionof the agents and agitators of the newgeneration of artists all served onegoal: branding. Above all, the artist,facing the huge task to surpass all

other artists in the survival race of the fittest, should limit his productive capacity to what the market demanded: onebrand, one recognizable popular article, that could be merchandized as commodity on display at the booming circuit of galleries, art fairs, museums for the rapidly growing cultural classes of the nouveau riche in the new middle east, the new far west, or the new deep south. The new art of the nineteen nineties was sold in Dubai, millennium artistsproliferated in Los Angeles, and hotspot contemporary artists go to Shanghai, Melbourne or Rio de Janeiro. Art has become a system of worldwide distribution and circulation, a fashionable article of the current season, that is replacedevery three months. If Andy Warhol, another ideological populist that passed away before the cultural watershed of thelate eighties, was famous for predicting that “everybody” would be famous in the future for fifteen minutes, claimingthe right to be famous that long in the mass media nowadays you must bring a million dollar to finance your own advertisement. If you have something interesting to say at all, five seconds free publicity is all you get. Sorry folks inParis, London, New York and other former art capitals of the world. It’s not happening anymore. The party is over. Headlines turned grey, art elites died of aids or cancer, hypes passed by like a quick shower to get rid of a day’s dust.

A few months ago I came across an article in a German art Journal. [1] What became of the art stars of the eighties?, the author asked himself. There was a picture of Jiri Georg Dokoupil, his mouth firmly shut, a three months old beard covering up his chin. He looked into the camera with an expression on his face and in his eyes as if to say: I have nothing to say! I became curious, for I have known Dokoupil for a very long time as a light hearted, most humane talkative person. Not only on traditional art subjects like the essence of beauty, the history of aesthetics or the nature of religion, but also on topics of more mundane reasoning as the reality of sexual intercourse in Spain, the best Thai food and books on the Russian invasion of Berlin, changes of regulations on table tennis in the Czech republic or minor but significant modifications in social life on the beach at Rio de Janeiro. [2] In the article Dokoupil was givena tragic artistic fate as representative of the Neuen Wilden, a long forgotten epitaph from the early eighties wave in expressionist painting, more eloquently dubbed as Mühlheimer Freiheit, that is freedom in Mühlheim, referring to afactory in the wastelands on the outskirts of Cologne, Germany. Mühl in German means Mill, but is phonetically equivalent with Müll, meaning waste, garbage to be disposed of. Tragic but true, Dokoupil art was to be disposed of,suggested the article by a certain Hans-Joachim Müller. Who the fuck is Hans-Joachim Müller? Müller? Müller? Wait a minute…Right. Müller the garbage man, the waste paper journalist, the critical miller that grinds the grains of the artworld, the critic that grinds the brains of the artists. Miller, the critical critic of the other Miller’s freedom, that wants todispose of this freedom. How low can you get! Doesn’t that sound as a clear case of jalousié de métier? Time to get downto business, time to kill your darlings, time to criticize the critic and dispose of the false alarm, time to get in touchwith Dokoupil and separate the goats from the sheep. So I gave Dokoupil a call. “Never mind the bullocks,” was his reply,when I confronted him with the sleazy article of nobody mister Miller. “There is new article coming out in Monopol bySebastian Frenzel in April. Im am called a free radical, an experimental avant garde painter, and that’s exactly right.Why don’t you get your ass over here, as soon as possible. I bought this new phantastic studio. You should see it. Whydon’t you write this book about me, we ‘ve been talking about so long. I ‘ll buy you this digital voice recorder I just sawat a shop around the corner. We can talk for 500 hours.” [3] Thatta boy! “But Georg,” I said, “You know how long it takesto work out 500 hours of conversation? I will take me a 5 years. It will a manuscript of 10.000 pages. No way, josé. Sorry”But Dokoupil did n’t see a problem. “You don’t have to do it all by yourself. Just talk to me.

I ask how the New York story ended.“Well you know, all my objections tothese people in panic 1990-1991 wereconfronted with misunderstanding.They were bringing down catastro-phe onto themselves. So I shut up andbought an apartment of 100 squaremeters on second avenue and 10th

street with a view of the Empire StateBuilding for 150.000 dollars in 1992and sold it five years later for 500.000dollars.” So much dealing in real estate.

It’s time to move up to the first floor.We take the staircase, because the elevator is broken.

The day before, a Monday, had been was bad luck. In my hotel at Prenslauerberg had looked up the address of the new studio,Dokoupil had given me: Lückenwalderstrasse 4/6. On the Berlin city map and after a one hour trip by U-Bahn, S-bahn,bus and tram, I landed on the outskirts of East Berlin, at the borough of Marzahn in the dull suburbia Plattenbau ona new secondary school, where kids were playing indoor basketball at the gym. This was not exactly looking like Potzdammer Platz, but I assumed Dokoupil was living in the center and drove to his studio every day. On the phone he had told me his new studio project could best be described as “elementary school for artists.”

So I gave it a chance and rang the artist. He was stuck in the elevator and waiting for his assistant Holger to set him free. “Sorry, but you are wrong. I would never have my studio on the outskirts of East Berlin.” As we move around the firstfloor, and peep into the various spaces along the corridors, Dokoupil explains his recent biography. “ Three years ago I bought an apartment in Charlottenburg. First at Herderstrasse 26 and later Goethestrasse 19, around the corner. There I dis my first movie paintings: Der Bettwurst by Rosa von Praunheim and Seven samoerai bii Kurasawa. That isalso where I started to do the leopard candle paintings, you see. Also I did more bubble paintings and started the moviepaintings. But I was not satisfied. I am looking for a major break. I wanted to break through my limits again. So I boughta house at Copacabana in Rio de Janeiro. But I can only stay there during the winter, which is during the summer in Europe.

So one year ago, I bought this building. It took my handyman Ali a whole year to redo the place and he is still not ready. But I packed all my books and will move from Charlottenburg to Schöneberg this week.” Dokoupil’s mobile phone rings. It’s the Russian table tennis champion, ready for the game. We move to the room where the session will take place. Art is a top sport. Blood, sweat and tears it took, takes and will take in ever increasing quantities. When the trainer arrives, he immediately inspects the badges. They are no good anymore. Not good for the top level Jiri should be playingon. This will be the last time he uses them. The balls are ok. Then the training begins.

Ticcetacticcetacticcetacticcetac! One hour long. The sound of the rebouncing ball. Endless repetition, interrupted by numerous breaks. The essence of conversation. Jiri shouts and screams like a little child, as if he loses a ball. A deepshrieking growl of satisfaction, when he gains a point by a smart smash. With his enormous body he moves around like the giant goliath, jumping up and down continuously, provoking the opponent, playing on his next move at the game switch, then serving the ball like a true David.

It is the timing that defines the master, slowing down the game and speeding it up to his own advantage, trying to get control of the game. Yoga, breathing, driving the opponent towards exhaustion, staying in shape, losing weight, dripping with sweat. When the game is done, we move up to the second floor. Dokoupil explains to his teacher: “ these four guest apartments are meant for my artist friends. They will come to stay and play with me for a month.There will be training sessions in yoga, tea ceremony, vegetarian food, sauna and table tennis every day. In the afternoonwe will have excursions into the city and lectures and discussions. There will be presentations and readings. But first itwill take another season for Ali to install all the bathrooms. I have to be ready somewhere during the summer.”

decreet 03 | juni 2010 | 06 | decreet 03 | juni 2010 | 07 |

day. “So at least you don’t stink,” was Dokoupil’s comment.

Follows our ritual embrace. He liftsme up. I try to lift him up. Impossible. It is clear. Something haschanged. We must talk. Right now.Immediately. ‘’I have nothing to say,”says Jiri as we walk through the frontdoor. I know. Dokoupil’s nickname,for a long time has been: the sfinx,the enigmatic creation half lion andhalf pharaoh, whose existence isbased on myths, riddles, secrets, hidden geometry, erotic allusions and the folklore of ancient perfection.But the sfinx is just a another pose toshrug off the vulgar blabla of the

tourist critics and journalists, working for sleazy magazines that live off scandals, rumors, hearsay babble about day byday madness. Once we enter the studio Jiri starts to make sense. “We should talk about art like Andy Warhol and TrumanCapote did in a famous book from the sixties. Conversation one afternoon in New York.[4]

Remember my show at the Robert Miller Gallery, September 1989? I showed the first candle paintings there. The auction atChristie’s. The traffic jam. The first after nature models. You know, I will always be doing them sooth paintings. It’s myradical ecological statement on the crazy carbon dioxide emission hype of the last century and all the plastic people itproduced.”

I remembered very well. I was performing on bare feet, dressed in Greek tunica embroidered in gold thread, a green laurelcrown on my fair head, holding an oversized lyre, tuned to a repertoire of beggar love songs. We were lodging at theGramercy Park Hotel in Chelsea and got hit by hurricane Hugo, that destroyed the roof of a mansion next door. It turned out that the whole building was stuffed with asbestos. In no time the whole neighborhood was wrapped inplastic, not only the buildings surrounding Gramercy Park, but the complete park itself, the trees, bushes, fountains,street, pavement, parked cars, street signs. Overnight the scenery had turned into a gigantic Christo artwork. Dokoupilwas flabbergasted and wanted to live in the Big Apple. He seriously considered buying real estate on Gramercy park. A complete building for 300.000 dollars. Then rumors spread about the beginning of the first Iraqui war, the art marketcrashed and people vigorously advised Jiri not to buy any real estate at all. “Are you crazy? Terrible! Don’t buy it. Youwill lose all your money,” Jiri mimes as we are walking the ground floor and inspect all the paintings laying around onthe clean and shiny floor, bathing in the white floodlight streaming down from the high ceiling. Like always Dokoupil’sstudio is warm and soberly decorated with a fridge filled with bottles of ice tea.

First Jiri shows me a familiar sooth painting of two stoned friends laughing their heads off. There is a lot of new work layingaround that I have never seen before. Potato paintings in a rough Arrogadismo style reminiscent of Polke.[5] A dogunder the sun. Follows a series of whip paintings with a sole splash line on white surface, that vaguely bring back amemory to the monochromatic cuts on canvas by Fontana. Then new nothing paintings with curious scribbling, bleakcolor field and erasing. On a wall hangs a large size image of Buddha, large ripples over bleached pastel colors.

As Jiri catches my eye, he says: “I stone washed the canvas in the washing machine, like a pair of old jeans.” If anything Dokoupil has proven to be an experimental painter, making inventions, using unorthodox methods to bring an imageonto a surface.

In a adjacent dark room hangs an enormous movie painting. Jiri turns on the light. I walk towards the canvas. Lots of yellow.At close inspection I see a nude golden woman. “Goldfinger,” Jiri says. Amazing. The movie paintings contain the complete number of frames of a motion picture brought onto the canvas by some kind of silkscreen procedure . “On the first floor there is more movie paintings of art films done by Bunuel in the thirties. You will see MarcelDuchamp, André Breton, Man Ray, “ says Jiri.

decreet 03 | juni 2010 | 09 |

I mean it was combed to the left sideover his head, as if to cover a startingbaldness. It was Picasso, sixty yearsold, in 1940, at the beginning of thewar. I went over to him and asked himwhy he was here in Canada and if hewanted to look at my catalogues. He looked at me and smiled. Skippedthrough the catalogues. Well, is mywork any good, I asked. Sure, Sure,Picasso said, in a soft, quite way. It is ok. But you must remember, mister Dokoupil, art is the most conservative thing in the world.’’

How true. Picasso had said that art is the elimination of the unnecessary. “Let’s call it day,” I said and pushed the stop buttonof the digital voice recorder. So much for the record. Dokoupil agreed. Enough = enough. “W’ll grab a taxi and get something to eat at this thai restaurant in Bergstrasse, Kreuzberg. Meanwhile we can keep on talking off the record.” So we did. In the taxi, zipping along Landwehrkanal Jiri asked me how our mutual friend Rob Scholte was doing. He had seen him on the Berlin Art Fair and Rob wanted to collaborate on a new project again. But Dokoupil had declined. “I could never work with Scholte again, after he accused me of being the bad genius behind that carbomb attack in Amsterdam 1994. I told him I was sorry, but the answer was no.” I looked outside the window when the car was taking a left turn onto Yorkstrasse, with its sleazy sex bars and pimpsdriving along in their fat BMW’s or Mercedes. I said, “I don’t want to talk about it anymore. Remember your collaboration with Scholte on that installation in august 1987 in La Vie en Rose brothel , Amsterdam, red light district?Well, that was the beginning of the end. Afterwards we were all driving back to Cologne with your mutual managerRainer Opoku. It was a very hot day. So to kill some time I asked you guys to do me a small drawing of a window.”[8] But Dokoupil did not remember. I donated the drawings to a guy called Max Hasfelt I rented a studio from at the time.He was accused too of being the bad genius behind the carbomb attack. So was I. It was all a sad story. Dokoupil had invited me to Cologne to try out a new experimental way of painting using car tires. We had a lot of funjumping about the big canvasses with tires bumping and rolling all over the place. I took a canvas home with me. “Here is present for you, “ said Dokoupil, “ for back in Amsterdam, when times are getting rough.” As a matter of fact,two months later, in Japan, as manager of the Scholte painting crew at a big commission in Holland Nagasaki Village, I was falsely accused by Scholte of stealing money from the company, that was meant for paying the electric bills. I hadgiven the money, some 500 euro’s to the Japanese translator in order to avoid the bureaucracy and he had put it in hisown pocket, as turned out five years later. But Scholte insisted I gave him the cartrax painting Dokoupil and I had donetogether. If not I would be discharged from the Scholte company dishonorably and sent back to Holland immediately. So I did give Scholte the painting. After the bombing of his car our mutual friend had put the painting up for auction atChristie’s Amsterdam 1997 and sold it for a lot of money to an accounting company, that hung Cartrax in their Board ofDirectors Room at the Frederik Square, opposite the National Dutch Bank in our beloved city. When I told the story toDokoupil, he cracked up with laughter. “Come back tomorrow, and we’ll play some more �ping pong � as you call it. I youwin, I’ll sign you a ball, you can sell. It should be worth a lot of money by the time you finish your book.” Notes[1] Kunstzeitung 158/Oktober 2009, p. 3Entsorgte Saisonartikel, Was ist aus den Stars geworden, fragt Hans-Joachim Müller. [2] Koos Dalstra, The Studio, in Jiri Georg Dokoupil, Every Cloud is a way, catalogue Centraal Museum, Utrecht, 2000, p. 158-165. [3] Sebastian Frenzel, “Der Freie Radikale,’’ Monopol, Magazin für Kunst und Leben, nr. 4, april 2010. [4] Victor Bockris, The life and death of Andy Warhol, 1989, chapter 14, p. 367, Andy Warhol:” Sunday with mr. C.”, unpublished manuscript.

In Lawrence Grobel, Conversations with Capote, 1985, there is no mention of a tape recorded interview session by Andy Warhol of Truman Capote.

[5] Arrugadismo: a rough, unpolished style of wrinkled imagery. From Spanish: papa arugado, potato boiled in its shell. Dokoupil developed the new style in 1999 in Berlin, 10 years after the After Nature Manifesto from Madrid. He copied an image of, for example, a showering girl, wrinkled the copy and copied that again and again, until the image was to his satisfaction and then painted it with a candle.

[6] Witte Raaf, nr. 4, 2009.[7] Spirit of the time, referring to the proliferation of styles in painting (neo-expressionism, neo-geo, dirty realism, abstract figuration)

after conceptualism and minimalism went out of fashion late 70s, early 80s.[8] Anthony Haden-Guest, True Colors, The real Life of the Art World, 1996, pp. 102-104, 213-214, 216,219.

decreet 03 | juni 2010 | 08 |

As we move up to the third floor, where the artisthas installed his private quarters, we pass a terracefacing north. Stepping outside, I notice it hasstopped snowing and a full moon is shining over the skyline of Berlin. Just when we approach thefence of this extended balcony, the U-bahn fromWilmersdorf direction Kreuzberg moves past,maybe two meters apart from us. Station GleisDreieck is just about fifty meters away. Passengersin the train do not see us, neither does the waitingpublic on the nearby ramps. The whole atmosphereis sort of surrealistic, bringing back the imagery of a Delvaux, the Belgian painter from the nineteenthirties, that combined dreamy nudes, railway stations and men dressed in raincoats and boulders.I ask Jiri about a younger Belgian artist WimDelvoix, whom he met in Brussels 1985.

According to a recent interview in a magazine called White Raven [6], Dokoupil made quite an impression on Delvoix, whojust left art school. Dokoupil showed up at a Brussels tv-talkshow with a bodyguard and a manager, which freaked outDelvoix completely. Wiping the sweat of his face with a towel, Jiri bursts out in laughter. “ Yes, I remember Delvoix. He was a good artist. I liked his Delft blue paintings on circular sawing blades. It was extremely radical. Somehow it reminded me of the Zeitgeist of the early eighties.” [7]

You know, next week I am going to meet the front man of the legendary performance group minus delta t. For me the wholenew spirit in art started in Frankfurt 1983, when I witnessed a concert in a pop auditorium from a balcony. During theinterlude between two punk bands, there was a ten minute act of minus delta t. Three men, in long black leather coats,their hands tied on their back, controlling a crowd of five hundred stoned and drunk punks, just by closing in on themand biting and growling like young dogs, until all were driven into a corner.”

When we reach the third floor, Jiri starts to relax. “Let’s sit down and talk. I’ll make you some hot dog with mustard and beer.It’s time I start cooking.” While Dokoupil moves around in the kitchen, me and the trainer check out the apartment. Ithas the same old Dokoupil atmosphere of all the other dwellings I visited in Cologne, Madrid, Prague. The super cleanindustrial floor. Classical music from a simple magic box, a small library with catalogues on Rodin, Cézanne and Matisse. New is the industrial design of the space. Metal shiny doors, long white cotton curtains covering the windows,an old beaten up beautiful smooth curved DDR design table from the sixties. Vintage eighteen eighties remade rococoLouis XV chairs, that have been moved a hundred times and seen all the corners of the civilized world. A modern whiteleather coach for the afternoon nap. Symmetrical rows of white Spanish light bulbs, bathing the salon into a nice cozyliving room. After the trainer has left, Jiri appears with the food. “You know, these last months I have been growing fatand thinking about when and how to stop working for the first time in my life. I mean this in a very neutral way. I havea son, who is nineteen. He is fascinated by Japanese culture, the way of the Samoerai. Moving slow, moving fast. Timing.” As we start our sober dinner, Dokoupil gathers breath for the final statements. “it is really important what youeat with whom. it is the journey, not the destination. the last move or step is not interesting. Art, like anything in life, is about the unfinished perfection. Too much is never enough. I have been thinking about all the notebooks I kept overthe last thirty years. So many concepts for paintings projects, art videos, tacky installations, social documentaries, psychological stories, that were never executed. I did the one thing I had to, not all the things I could have done. Maybelater. I am not sure. There is still doubt. Should I quit alcohol, coffee and meat? I feel that I am moving towards a newphase in my life. Concentration on handmade art work by the artist himself. This is what the market really needs. I had a dream last night. I was talking to my parents about where to go on this earth. Go to Canada they said, that’s where it isall happening in the future art world. Take all your catalogues and show them your work. Really, Canada is the place tobe, when you really want to be a successful artist. So I went. I do not remember the city I was in. It could have beenMontreal, Toronto, Ottawa, or Vancouver. I arrived at an enormous art party. There were a thousand of the best artists of the world, all partying in a big city hall.Bright lights, champagne, good music, beautiful girls. Here I was with all my catalogues. I felt lonely. I did not knowanybody. Then I looked around. In a corner, between two columns stood a older man with a familiar face, his haircombed in a strange way.

decreet 03 | juni 2010 | 10 |

Lorenzo Benedetti:

“In een museum voor hedendaagse kunst moet het primair

over kunstgaan, niet over het hedendaagse”Door: Tjeu Strous

Lorenzo Benedetti (38 jaar, geboren in Rome, Italiaanse vader, Nederlandse moeder enmede daardoor uitstekend Nederlands sprekend), begint zijn carrière in de kunstwereldals assistent bij tentoonstellingen van Sol Lewitt, Mario Merz en Jan Dibbets in Italiëin 1994. In 1995 studeert hij af op Kunstgeschiedenis in Rome. In 1998 volgt hij een curatoropleiding bij de Appel in Amsterdam. In 2002 werkt hij mee aan Sonicity, een project met geluid, architectuuren kunst in Corviale; een gebouw met een lengtevan één kilometer met bijna 10.000 inwoners in een van de buitenwijken van Rome.

Corviale, is dat niet het langste gebouw ter wereld met gigantisch veel inwoners en een hoop sociale ellende?“Corviale is opgezet volgens de ideeën van Le Corbusier en is, zoals meer van zijn scheppingen, langzaam ten prooi gevallen aan verwaarlozing, werkloosheid, druggebruik en criminaliteit. Het idee daar was om kunst naar een van de moeilijkste wijken van de stad te brengen in een poging het tij te helpen keren.”

“In 2004 heb ik het Sound Art Museum opgericht in een appartement in Rome. In dat Sound Art Museum kon ik mijn fascinatie voor de trits geluid, architectuur en kunst verder uitbouwen. Elke kunstuiting kan volgens mij intensief aan een bestudering vanuit elk van deze invalshoeken worden onderworpen.” “Een van de kunstenaars waarmee ik daar voor de dag kwam, is Vito Acconci, architect en (onder meer) geluidskunstenaar.” ( Bekend geworden met een masturbatiesceance (zie daarvoor Wikipedia.) “Acconci is ooit nog gepresenteerd op een van de Forummanifestaties in de jaren tachtig in Middelburg; de eerste voorzichtige link met Zeeland. In 2007 verhuisde ik naar Herford in de buurt van Hannover om daar als curator te gaan werken bij het Marta Herford Museum onder leiding van Jan Hoet.”

Wat zoekt een Italiaan in Herford?“Herford is interessant, omdat het duidelijk een perifere plaats is, evenals trouwens Middelburg. Zonder periferie bestaat er geen centrum, juist in de periferie waarin de kunstenaar zich relatief onbespied waant door beroepsgenoten en critici kan hij aan het ontdekken en experimenteren slaan. In een klein kunstinstituutzijn de lijnen kort en is de binding met de omgeving veel directer. De context waarin de kunstenaar opereert, is overzichtelijk, ideaal voor aanstormende kunstenaars, die toch al internationaal willen opereren.”

Zou een in de periferie opererende instelling als de SBKM niet op de eerste plaats met lokale kunstenaars moeten werken? “Ik trek wat dat betreft een vergelijking met een internationaal opererend voetbalteam. Als je die ambitie hebt,selecteer je de meeste spelers ook niet uit de directe omgeving, tenzij ze op dat niveau mee kunnen. Zie Middelburg als een kleine plaats die op kunstgebied in de Europese League wil spelen. De eerste tentoonstellingdie ik maakte in de Kabinetten ging overigens juist over kunstenaars uit Middelburg die in de het internationaleteam thuishoren. Het ging over werk uit de eigen collectie van Marinus Boezem, Nico van der Boezem, Willem Buijs, Piet Dieleman, William Verstraeten. Er was een solotentoonstelling van Dave Meijer en in de tweede tentoonstelling over de collectie die onlangs in De Kabinetten stond, was Maartje Korstanje te zien. Ik probeer dus van meet af aan een dialoog op te bouwen met Zeeland en wat er internationaal gebeurt!”

decreet 03 | juni 2010 | 11 |

het museum aan de kunstenaar gaf met de opdracht er kunst te gaan máken in plaats van alleen te tonen. Totdan toe was het museum een tamelijk passieve presentatieplek. Vanaf dat moment werd het museum tot eenplek waar actief kunst gemaakt werd en waar van het publiek een actieve houding verwacht werd om daarin mee te gaan. De kunst werd op een directe manier naar het publiek toegebracht. Dat werd nog eens benadruktdoor de open structuur van de Sandbergvleugel, waarvan de ramen zo groot waren dat het museum als het waremidden in de Amsterdamse omgeving kwam te staan. Ook dát was een manier van het naar binnenhalen van de omgeving in het museum. Het museum werd een modulaire ruimte, waarin al naargelang het inzicht van de kunstenaar telkens andere dingen gebeurden. Zoiets streef ik in de Vleeshal ook na. Kunstwerken ontstaanhier ter plekke.” “We leven in een mondiale samenleving. De hedendaagse kunst heeft als groot voordeel dat hij niet gebonden is aan een specifieke ruimte, maar in elke ruimte gestalte kan krijgen, zij het wel telkens op een andere manier.Er zijn ook geen specifieke scholen of stijlen meer. Kunst is in dat opzicht echt ‘globaal’ geworden. Kunstspreekt een wereldtaal. Dat levert naar mijn overtuiging zeker geen monocultuur op; een verwijt dat de globalewereldcultuur nog wel eens krijgt.”

Middelburg steekt jaarlijks, voor een betrekkelijk kleine gemeente, een groot bedrag in de SBKM, zo’n half miljoen euro. Is devraag terecht te informeren wat de stad daarvoor terug krijgt?

“Middelburg krijgt er een internationaal gerenommeerde kunstinstelling voor terug en het publiek krijgt eenbeeld van datgene waarin het in het kunstdebat momenteel over gaat aan de hand van opkomende talenten die internationaal aan het doorbreken zijn. Daar kunnen Nederlandse, ja zelfs lokale kunstenaars, bij zijn. Kijk maar naar Maartje Korstanje die onlangs nog in de Kabinetten stond en die met de Prix de Rome internationaalde aandacht trekt. Zeeland en Middelburg in het bijzonder kunnen hun sleutelpositie waar maken op het geografische kruispunt tussen twee culturen, de Nederlandse en de Vlaamse, waar weliswaar dezelfde taal wordt gesproken, maar die toch niet zoveel samen doen. Daar kan Middelburg het nodige in veranderen. De samenwerking met Vlaamse kunstinstellingen in Antwerpen en Gent is zeer intensief en vruchtbaar. In de komende jaren worden er in Euregioverband heel veel activiteiten gepland.”

In Vlissingen speelt het Buro Beeldende Kunst een belangrijke rol in het nadenken over de toekomst van het Scheldeterrein endaarmee van de stad. De samenwerking met andere kunstdisciplines in de Cultuurwerf heeft stevig gestalte gekregen. Is zoietsin Middelburg ook wenselijk?

“In België zie je die vorm van interdisciplinaire samenwerking veel vaker dan hier in Nederland. Ik zie er hier in Middelburg niet onmiddellijk de noodzaak van in, althans niet in een institutionele vorm van samenwerking. Wel kan er natuurlijk op andere manieren, bijvoorbeeld in festival- of projectvorm, samengewerkt worden.”

Je voorgangers Lex ter Braak en Rutger Wolfson hebben na hun verblijf in Zeeland stevig carrière gemaakt in de kunstwereld.Waar zien wij over drie jaar Lorenzo de Benedetti opduiken?

“Kom op zeg, ik ben hier net bezig! Ik zie heel veel mogelijkheden voor me. Ik woon hier inmiddels en werk hier met veel plezier. Daar laat ik het bij.”

Alles mooi en wel. Als je op dat niveau voetbal wilt spelen, moet je wel voor veel publiek willen spelen om uit de kosten tekomen. Hoe zit het met de publieksaantallen van de Vleesha? Die schommelden in de jaren negentig rond de twintigduizend.Bij Rutger werden het er meer.

“Die aantallen zitten inmiddels rond de 25 duizend per jaar. Het worden er elk jaar meer. Overigens vind ik hetverkeerd om alleen naar aantallen te kijken. Veel interessanter is de vraag wie die mensen zijn, waar ze vandaankomen en wat ze ervan vinden. Daar doe ik nu – zei het nog op bescheiden schaal en niet al te wetenschappelijk – onderzoek naar. Wat ik daarvoor al weet is dat de mensen die bij de Vleeshal binnenkomen vaak nogal verrastzijn. Ze verwachten in een historische omgeving van het oude stadhuis zeker geen hedendaagse kunst. Dat ditwel zo is doet een stevig beroep op hun bereidheid zich open te stellen voor het nieuwe van hedendaagse kunst.Naar een Rembrandt of een Vermeer kijken, is eigenlijk heel gemakkelijk. Je krijgt wat je verwacht. Bij heden-daagse kunst ligt dat anders. De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben zegt dat het heden zich in de obscuriteitschuil houdt. In die obscuriteit moet de bezoeker van de Vleeshal zich willen begeven. Mensen die bewust naareen museum voor hedendaagse kunst gaan, hebben vaak die juiste instelling al. Bij bezoekers van de Vleeshal,vaak toeristen die een historische plek verwachten, is dat veelal niet het geval. Wat in de Vleeshal gecreëerd wordt is een onverwachte ervaring om naar iets nieuws te kijken. Daar iets mee te doen; dat is de uitdaging!”

Rutger Wolfson vindt dat een museum een plaats voor nieuwe ideeën moet zijn; ideeën moet aandragen voor maatschappelijkekwesties. Kwesties die spelen in de samenleving buiten de Vleeshal. Of het nu om het veiligheidsvraagstuk ging of over de belevenissenindustrie in de mode of in de verblijfsrecreatie met zijn positieve en negatieve kanten; Rutger maakte er ruimtevoor vrij en haalde kunstenaars binnen die daarop inspelen.

“Rutger heeft daarmee ontegenzeggelijk baanbrekend werk verricht en zich in de kijker gespeeld, maar ik vind dat het museum er niet in de eerste plaats is om maatschappelijke problemen te bespreken. Ik vind dat het museum voor hedendaagse kunst bij uitstek de plaats is waar de ontwikkelingen in de kunst getoond moeten worden. Soms speelt de kunst in op maatschappelijke problemen; nou dan is dat mooi meegenomen,maar soms gaat het ook over de manier waarop kunstenaars op elkaar reageren. Ik kan me niet aan de indrukonttrekken dat mensen bij de tentoonstellingen van Rutger vaak voor het thema kwamen, niet zozeer voor degetoonde kunst. Kunst was het middel om maatschappelijke kwesties aan de orde te stellen. Dat doet het instituut van museum naar mijn mening te kort. Het museum is namelijk de centrale plaats waar het discoursin de kunst plaats vindt. Dat loopt niet altijd parallel met het discours in de politiek of over de in de mode zijnde issues. Overigens heeft ook Rutger zich zeker niet beperkt tot één bepaalde manier van kijken naar de rolvan kunst. Als ik dat zou beweren zou ik zijn aanpak geen recht doen.”“Rutger noemde een van zijn publicaties: Kunst in crisis. Ik zou daar tegenover willen zeggen: de politiek is in crisis! Misschien moet de kunst de politiek helpen daaruit te komen. Elke kunstenaar portretteert de werkelijkheid op een bepaalde manier. Politiek leidt vaak tot een verhulde voorstelling van zaken, ook de tallozemedia die ons ter beschikking staan, geven niet het totale beeld. Misschien is juist de kunst nodig om tot eengeobjectiveerd beeld van de werkelijkheid te komen, al is dat vaak pas een lange tijd daarna duidelijk. De veel geciteerde journalist Joris Luyendijk zegt: ‘Je moet niet alles wat het nieuws brengt geloven.’ Ik vind dat het de kunstenaar is die in zijn kritiek op de werkelijkheid die werkelijkheid het dichtst benadert.”“Overigens heeft kunst die specifiek tot doel heeft om te reageren op omgevingssituaties natuurlijk bestaansrecht; er zijn veel kunstenaars die specifiek voor zo’n rol van de kunst kiezen, maar ik vind dat dit onderzoek op specifieke plaatsen getoond moet worden, bijvoorbeeld in het Nationaal Historisch Museum dat in Arnhem komt; dat wordt daar speciaal voor gebouwd.”

Als er een vacature ontstaat bij de Vleeshal door het vertrek van Rutger Wolfson, die directeur van het Internationaal Film Festival in Rotterdam wordt, meld jij je bij de SKBM.

“De Vleeshal is internationaal gezien een belangrijke presentatieplek, vooral omdat deze afwijkt van andere presentatieplekken die meestal beantwoorden aan het stereotiep van de “white cube”, de serene, witte ruimtewaarin de kunst volledig tot zijn recht komt. De combinatie van een boeiende ruimte die zich niet laat wegdringen door welk kunstwerk dan ook met een overduidelijke dosis aan geschiedenis sprak mij enorm aan en heeft alles te maken met de relatie tussen contour, context en ruimte.”

Dan komt de “Italiaan” Lorenzo Benedetti met een interessante observatie:“Het zijn de Nederlandse musea geweest die een totaal nieuwe benadering van kunst in de museale ruimte hebben geïntroduceerd. Sandberg was met zijn Sandbergvleugel in het Stedelijk in Amsterdam de eerste die

decreet 03 | juni 2010 | 13 |decreet 03 | juni 2010 | 12 |

Jaarringen (of zelfportret)

ik draag nog wel steedsmijn zwierig gewaadmaar onder haar waanverging onverbloemd

de jeugdige fleur van mijn jaren

de gouden gloed verdweenuit mijn huid en mijnglanzende haren

mijn benen en voeten,rank, hooggehaktvertraagden haar loop

in de vloed vanmijn latere jaren

mijn rugstilaan gekromdtorst schaamte en vreesin wank’le balans

over het padvan ’t restant van mijn jaren

alleen in mijn ogenweerspiegelt nog vrijhet kind dat ik altijd bewaarde

dat zwevend en lichtboven de aarde getildverdween in de nevel en mist

van mijn bedwelmendejonge jaren

Wat ontbreekt

Weet je liefste,Eigenlijk kun je mij nietVerlaten. Alom aanwezigBlijf ik in het gemisVan mijn hand op De deurkruk, voetstappenOp traptreden, ingehoudenDe adem van verwondering.

Ik ben de vertrouwde stemMet ingeklonken woorden,De uitgestelde strelingVan je lieve lijf.Tot elke nieuwe ochtendBlijf ik wat ontbreektIn de wens van je dromen.

Versteende nacht

De goden hebben het veld geruimd.Gelaten staat een madonnaOnder de glazen stolp vanDeze kristalheldere hemelTe wachten op de laatste verbinding.Schaduwen over het MinnewaterVluchten langs trapgevelsHalsoverkop hogerop en vindenEen veilig heenkomenIn het duister van de nacht.Aan de oever staan wijEn kijken tot alles wordtOnzichtbaar en zonder adem.

decreet 03 | juni 2010 | 15 | Ellie van de Veldedecreet 03 | juni 2010 | 14 | Ingo de Moor

Plaatsen van herkenning

Zucht van de windOver grauwe stoeptegels,Langs de glimmende flankenVan geparkeerde auto’s, blijftEven haperen in stervend bladVan stokoude beukenbomen.Koude ritselt in je botten;Haastig lopen als rillingenOver de rug van je hand.

Plaatsen van herkenningPasseren je gezichtsveldEn leven een eigen levenIn onze onverdeelde herinnering.

Voel je nog mijn armOm je tedere hart enJouw warme blik vanVolkomen verstandhouding?

Doorploegde akker

Wolken vlagen vandaagOver het vlakke land,Berooid en lusteloosWachtend op het scherpVan de snede.

Keert het binnenste buitenEn geeft geleidelijk prijsDe glanzende vachtVan ingeklonken dromen.

decreet 03 | juni 2010 | 17 | Coen van der Hilstdecreet 03 | juni 2010 | 16 | Jan J.B. Kuipers

Dilemma

Ik zwijg je dat je van me moet houden,groots en alomvattend,roze, cliché roze en bloed rode liefde,rood en roze en rood. En groen?Groene sprietjes onder onze voeten.

Maar je hoort me niet, nooit zelfs, ik wist het wel.Dus ik zwijg maar weer, vragendmet vragen, hopend met hopen, liefdend met liefde, houdend met hout.Jij hebt oordopjes in en ik heb duck-tape over mijn mond. Ik denk je naam.Jij eet een stroopwafel en toch hou ik van je.

Dan sterf ik van verlangen, of…Ik ruk de duck-tape van mijn mond en verklaar je de liefde, of…Jij doorgrond mijn zwijgen met grote intieme ogen en trouwt met me, of…Jij gaat dood en ik ook als gevolg, of…Je bestaat niet en dit is gewoon een dom gedicht, of…Je eet een broodje kaas en ik bak potten (dat is de absurdistische oplossing), of… Ik droom je en ben je vergeten als ik wakker wordt, maar…Je houdt gewoon van stroopwafels en vindt mij wel leuk, maar niet genoeg voor een vaste relatie, aangezien ik jonger en minder lang ben dan jij.Einde.

Jezus

soms val ik in stukken uit elkaaren lig ik machteloos op de aarde

dan klap ik met mijn eneen bid met mijn andere handstamp ik met mijn eneen dans ik met mijn andere voetgeef ik elleboogjes in mijn buiken knietjes tegen mijn schenenvloekt mijn monden knielen mijn benen

en vandaag is mijn lichaam over de hele aarde verspreidik ben jaloers op éénheid

Gene Vincent

Je verminkte been heeft Cochran nog gekend.Op de bühne staat het stijf naar achter: aandrijfraketder decadentie. Blinkend ijzer, leer terdege ingevet.Stratosferisch blauw wentel je hoog boven je band,

in den vreemde ontstijgend aan je backstreet beat.Men meldt dat je de doodsblues al van kindsbeen hebten alle interviewers door de ramen mept, maar netuit ’t Diepe Zuiden merci zegt tegen francofoon publiek.

Zoals je in Brussel het slagveld van het podium opliep,je krukken wegwierp, mirakel van de dag;chaos en anarchie schiep met soeverein gezag.

Voor jou was er nooit gezeur van vorm of vent.Lang voor je dood was je hopeloos wie je bent:Orfeus, verzuipend op de hoek van Lonely Street.

Ostrea

Geleid door de groeilijn als spiraalzweven ze langs de bodem:duikers op zoek naar hun afrodisiacum(het hoge zinkgehalte draagt de schuld).

De tijden van de platte zijn geweest.Japanse oesters vreten verdronken dorpen in eindeloos geduld, eeuwigdurend feest

van zilte omhelzing. Maar tussen het weke lichaam en zijn hangcultuur wringt zich de staalslak van fatsoen: elke oester is gehouden te smachten naar citroen.

Aan Juffrouw P.

Men maakte aan de voorzij vanhaar bureau een triplex bord, opdat geen leerling in haar koker keek. Het tegengaan van tunnelvisie.

Met Woord en zang begint elke week,de Hogere Burger School duurt vijftig jaar.Juffrouw P. geeft Frans zonder kwartier, steeds taniger, niemand taalt naar haar

nylongeheim, noch naar de valstrik vanhaar naamval. Bord blijft onwrikbaar, onklaar hoe bitter zaken smaken.

Zóveel te zeggen voor de benadering van Juffrouw P. Een bord tussen ons, hier en daar à la leraarsvergadering.

Poolexpeditie

Dat ik als Baljé naar het noorden moest,elke dag de thermometerstand verzon:’s nachts minus drie, ’s middags minus één,het absolute hoogseizoen.

Dat ik het kerkhof betrad,kisten half uit de grond verrijzen zag:schedels en beenderen rondom,grafkruisen scheef en krom als onze gang aan boord toen er nog water was.

Eén dijbeen met een rode kous.Eén wollen muts waaronder grijs haar.Eén dodemansoog, spiegel van de ziel:

een gat.

Dáár schijnt het ijs een veld vol kool,dáár een sneeuwwit mens volmaakt alleen.Schrijft onophoudelijk aan een schuine lessenaar:

‘Men vergat’.

decreet 03 | juni 2010 | 18 | Coen van der Hilst

noppes

als een volleerde stalknecht knipte de boerenzwaluw een gat in de lucht en vloog er door het noppes binnen

dood was ermaar niet meer want dood is ook iets en leven was er nooit geweestmaar daar was nu verandering in gekomen.

het was de zwaluw die het levenals een vanzelfsprekend toeval naar binnen vloogen noppes werd niets noch niks en ontpopte zich als een middelpunt van flappend vlees met veren

het al van een boerenzwaluw