13
Delend lidwoord

Delend lidwoord

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Delend lidwoord

Delend lidwoord

Page 2: Delend lidwoord

Delend lidwoord1. Na een hoeveelheid of ontkenning komt altijd : de

Page 3: Delend lidwoord

Delend lidwoord1. Na een hoeveelheid of ontkenning komt altijd : de 2. Na aimer, adorer, préférer en détester altijd : le, la ,les

Page 4: Delend lidwoord

Delend lidwoord1. Na een hoeveelheid of ontkenning komt altijd : de 2. Na aimer, adorer, préférer en détester altijd : le, la ,les

3. Anders krijg je bij :alles in het meervoud : des

Page 5: Delend lidwoord

Delend lidwoord1. Na een hoeveelheid of ontkenning komt altijd : de 2. Na aimer, adorer, préférer en détester altijd : le, la ,les

3. Anders krijg je bij :alles in het meervoud : des een klinker : de l’

Page 6: Delend lidwoord

Delend lidwoord1. Na een hoeveelheid of ontkenning komt altijd : de 2. Na aimer, adorer, préférer en détester altijd : le, la ,les

3. Anders krijg je bij :alles in het meervoud : des een klinker : de l’ vrouwelijk : de la

Page 7: Delend lidwoord

Delend lidwoord1. Na een hoeveelheid of ontkenning komt altijd : de 2. Na aimer, adorer, préférer en détester altijd : le, la ,les

3. Anders krijg je bij :alles in het meervoud : des een klinker : de l’ vrouwelijk : de la mannelijk : du

Page 8: Delend lidwoord

Delend lidwoord1. Na een hoeveelheid of ontkenning komt altijd : de 2. Na aimer, adorer, préférer en détester altijd : le, la ,les

3. Anders krijg je bij :alles in het meervoud : des een klinker : de l’ vrouwelijk : de la mannelijk : du

• Hij heeft geen peren = • Een kilo peren = • Ik hou van peren = • Heeft u peren ? =

Page 9: Delend lidwoord

Delend lidwoord1. Na een hoeveelheid of ontkenning komt altijd : de 2. Na aimer, adorer, préférer en détester altijd : le, la ,les

3. Anders krijg je bij :alles in het meervoud : des een klinker : de l’ vrouwelijk : de la mannelijk : du

• Hij heeft geen peren = Il n’a pas de poires• Een kilo peren = un kilo de poires• Ik hou van peren = J’aime les poires• Heeft u peren ? = Vous avez des poires ?

Page 10: Delend lidwoord

Delend lidwoord1. Na een hoeveelheid of ontkenning komt altijd : de 2. Na aimer, adorer, préférer en détester altijd : le, la ,les

3. Anders krijg je bij :alles in het meervoud : des een klinker : de l’ vrouwelijk : de la mannelijk : du

• Hij heeft geen peren = Il n’a pas de poires• Een kilo peren = un kilo de poires• Ik hou van peren = J’aime les poires• Heeft u peren ? = Vous avez des poires ?

Page 11: Delend lidwoord

être (zijn)

Page 12: Delend lidwoord
Page 13: Delend lidwoord

Simpl e comme bon jou r !