Upload
edwin-duijst
View
106
Download
2
Embed Size (px)
Citation preview
Differentieel leren CTO voetbal
Edwin Duijst
Studentennr: 500545062 Afstudeernr: 1213-076
Mail: [email protected]
Jeffrey Duijst Studentennr: 500545054
Afstudeernr: 1213-075 Mail: [email protected]
Sport, Management & Ondernemen Stagebegeleider: Geert Savelsbergh
Stagedocent: Mathijs van der Gugten Meelezer: Jan-Carel Bast
Datum: 11 juni 2013
2
Voorwoord
Dit onderzoek naar differentieel leren is uitgevoerd namens de VU, CTO en de Hoge school van
Amsterdam. Wij hebben dit afstudeerproject uitgevoerd als studenten van de opleiding Sport,
Management & Ondernemen (HvA). Namens de HvA is Mathijs van der Gugten aangewezen als
afstudeerdocent en onze coach Jan-Carel Bast als meelezer. De VU wordt vertegenwoordigd door
Geert Savelsbergh. Geert is de stagebegeleider en heeft ons begeleid en feedback gegeven over het
geleverde werk. CTO, vertegenwoordigt door Maria Kortenhof, heeft gezorgd voor de omgeving
waarin dit onderzoek is uitgevoerd.
Dit onderzoek is geschreven in het kader van de theorie van Schöllhorn over differentieel leren. In dit
onderzoek wordt de vraag gesteld of differentieel leren een groter leerresultaat oplevert dan
traditioneel leren toegepast op voetbal. Met de gegevens die betrekking hebben tot dit onderzoek
zijn er twee zijonderzoeken gedaan. Één over differentieel leren en actiontype en één over
differentieel leren en traptechniek.
Onze speciale dank gaat uit naar:
Geert Savelsbergh,
Maria Kortenhof,
De speelsters van het CTO team.
Veel leesplezier toegewenst,
Edwin Duijst
Jeffrey Duijst
3
Samenvatting
Dit document is een verslag van het onderzoek naar differentieel leren bij het CTO vrouwenvoetbal.
Differentieel leren is een methode bedacht door de Duitse wetenschapper Schöllhorn die er vanuit
gaat dat verschillen in techniek tussen sporters onvermijdelijk en normaal zijn. Sterker nog deze
eigen techniek is functioneel voor het doel van de beweging. Doormiddel van variaties aan te
brengen zal het brein meer een meer worden uitgedaagd tot het vinden van een optimale oplossing
voor verschillende situaties en daardoor zal het leerproces sterker worden. Schöllhorn pleit voor een
trainingsmethode waarbij zoveel mogelijk variaties in voor komen. Differentieel leren zou een beter
leerresultaat op moeten leveren dan traditioneel leren.
De hoofdvraag van dit onderzoek is: ‘Geeft differentieel leren een groter leerresultaat dan
traditioneel leren toegepast op pass- en trapvormen?’
Om de theorie te toetsen zijn er vijf testen ontworpen. Dat zijn afrondoefening, mikken op de lat,
hooghouden, mikken in een klein doel en schotkracht. Er is voor gekozen om een pretest, posttest en
retentietest te doen. Dit omdat volgens de theorie achter differentieel leren sporters na de posttest
nog door zouden moeten leren wat zorgt voor een nog beter leerresultaat bij de retentietest.
De algemene conclusie luidt dat er weinig tot geen significante verschillen zijn op te merken die de
theorie van Schöllhorn ondersteunen. Op de hoofdvraag: ‘Geeft differentieel leren een groter
leerresultaat dan traditioneel leren toegepast op pass- en trapvormen?’ Kan dan op basis van dit
onderzoek alleen ontkennend worden geantwoord.
Op basis van dit onderzoek zijn er een aantal vragen naar voren gekomen. Dit zijn vragen die op basis
van de resultaten naar voren komen en vragen die opgekomen zijn door discussiepunten.
- Is voetbal wel geschikt voor de theorie differentieel leren?
- Zijn de testen valide?
- Wat is het resultaat van een zelfde onderzoek met een grotere groep proefpersonen, gedurende
een langere trainingsperiode en een groep sporters die zich volledig richt op dat onderzoek?
- Wat is het resultaat als er op één onderdeel uit het voetbal wordt gericht?
4
Summary
This document is a rapport of the study about differential learning at the CTO woman footballteam.
Differential learning is a method created by the German scientist Schöllhorn who believes that the
differences between athletes are inevitable and normal. More strongly, the own technique of a
athlete is functional for the aim of the movement. The result of doing more variations will challenge
the brain of finding a optimal solution for several situations. Because of that the learning process will
become stronger.
Schöllhorn plead for a training method that include as many as possible variations. The learning
result of differential learning should give a better result then traditional learning.
The main question of this study is: ‘does differential learning result in a better learning result then
traditional learning applied on passing en shooting exercises?’
To test the theory there has been used five tests. These are: scoring exercise, aiming on the crossbar,
keepie uppie, aim in a small goal and shot strength. There has been chosen for a pretest, posttest
and a retentiontest. Because the theory of differential learning says that the athletes should improve
more after the posttest.
The general conclusion is that there are too little significant differences which support the theory of
Schöllhorn. The answer on the main question: ‘does differential learning result in a better learning
result then traditional learning applied on passing en shooting exercises?’ Can’t be confirmed.
After the conclusion of this study some questions came up. These are question which are formulated
though the results of this study and came up after the discussion points.
- Is football the correct sport for the method of differential learning?
- Are the tests valid?
- What is the result of a same study with more test persons, a longer test time and a group that is
able to only focus on the study?
- What is the result of a same study whith only one part of football?
5
Inhoudsopgave
VOORWOORD .................................................................................................................................................. 2
SAMENVATTING ............................................................................................................................................... 3
SUMMARY ....................................................................................................................................................... 4
INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................................................ 5
1 INLEIDING ...................................................................................................................................................... 7
1.1 WAT IS DIFFERENTIEEL LEREN? .............................................................................................................................. 7
2 ONDERZOEKSVRAAG ................................................................................................................................... 11
2.1 DEELVRAAG 1 SUBVRAGEN EN HYPOTHESE ............................................................................................................ 11
2.2 DEELVRAAG 2 SUBVRAGEN EN HYPOTHESE ............................................................................................................ 11
2.3 DEELVRAAG 3 SUBVRAGEN EN HYPOTHESE ............................................................................................................ 12
2.4 DEELVRAAG 4 SUBVRAGEN EN HYPOTHESEN .......................................................................................................... 13
2.5 DEELVRAAG 5 SUBVRAGEN EN HYPOTHESE ............................................................................................................ 13
2.6 DEELVRAAG 6 SUBVRAGEN EN HYPOTHESE ............................................................................................................. 14
3 METHODE .................................................................................................................................................... 15
3.1 ONDERZOEKSMETHODE ..................................................................................................................................... 15
3.2 ONDERZOEKSGROEP ......................................................................................................................................... 15
3.3 ANALYSEMETHODE ........................................................................................................................................... 16
3.4 ONDERZOEKSOPZET .......................................................................................................................................... 16
3.5 AFHANKELIJKE EN ONAFHANKELIJKE VARIABELEN .................................................................................................... 17
4 RESULTATEN ................................................................................................................................................ 18
4.1 GEMIDDELDE EN STANDAARDDEVIATIE ................................................................................................................. 18
4.2 PRETEST ANALYSE............................................................................................................................................. 20
4.3 ANALYSE DEELVRAAG 1 ..................................................................................................................................... 20
4.4 ANALYSE DEELVRAAG 2 ..................................................................................................................................... 21
4.5 ANALYSE DEELVRAAG 3 ..................................................................................................................................... 22
4.6 ANALYSE DEELVRAAG 4 ..................................................................................................................................... 23
4.7 ANALYSE DEELVRAAG 5 ..................................................................................................................................... 24
4.8 ANALYSE DEELVRAAG 6 ..................................................................................................................................... 25
5 CONCLUSIE .................................................................................................................................................. 27
6 DISCUSSIE .................................................................................................................................................... 28
6.1 REIKWIJDTE VAN DE OBSERVATIES ........................................................................................................................ 28
6
6.2 WAT ZIJN DE IMPLICATIES VAN DE BEVINDINGEN VOOR DE THEORIE IN HET VAKGEBIED? ................................................. 28
6.3 VOORDELEN EN BEPERKINGEN VAN DE GEBRUIKTE METHODE .................................................................................... 30
6.4 WAT ZIJN DE NIEUWE UIT HET ONDERZOEK VOORTKOMENDE ONDERZOEKSVRAGEN? ..................................................... 30
7 BRONNENLIJST ............................................................................................................................................ 32
7.1 ARTIKELEN ...................................................................................................................................................... 32
7.2 BOEKEN ......................................................................................................................................................... 32
7.3 WEBSITES ....................................................................................................................................................... 32
BIJLAGE 1: TESTEN .......................................................................................................................................... 33
1.1 PRETEST, POSTTEST EN RETENTIETEST ................................................................................................................... 33
1.2 MATERIALEN TESTEN ........................................................................................................................................ 36
BIJLAGE 2: TRAININGEN ................................................................................................................................. 37
2.1 TRAINING 1 (11 APRIL) ..................................................................................................................................... 37
2.2 TRAINING 2 (12 APRIL) ..................................................................................................................................... 38
2.3 TRAINING 3 (17 APRIL) ..................................................................................................................................... 39
2.4 TRAINING 4 (18 APRIL) ..................................................................................................................................... 40
2.5 TRAINING 5 (25 APRIL) ..................................................................................................................................... 42
2.6 TRAINING 6 (26 APRIL) ..................................................................................................................................... 43
2.7 TRAINING 7 (1 MEI) ......................................................................................................................................... 45
2.8 TRAINING 8 (2 MEI) ......................................................................................................................................... 46
2.9 MATERIALEN TRAININGSVORMEN DIFFERENTIEEL LEREN ........................................................................................... 47
BIJLAGE 3: RESULTATEN ................................................................................................................................. 48
3.1 BEGIN SITUATIE ............................................................................................................................................... 48
3.2 TABELLEN ANALYSE DEELVRAGEN ......................................................................................................................... 49
7
1 Inleiding
Dit document is een verslag van het onderzoek naar differentieel leren bij het CTO vrouwenvoetbal.
In de inleiding zal de term differentieel leren geïntroduceerd worden. Op basis van de inleiding zal in
het hoofdstuk onderzoeksvraag de hoofdvragen, deelvragen en hypothesen uitgewerkt worden.
Vervolgens zal de opzet van het onderzoek beschreven worden in het hoofdstuk Methode. In het
hoofdstuk Resultaten zullen de verkregen gegevens geanalyseerd en weergegeven worden.
Vervolgens zal in het hoofdstuk Conclusie de hoofdvraag beantwoordt worden doormiddel van de
geanalyseerde gegevens en de interpretatie daarvan. Als laatste zal in het hoofdstuk Discussie de
vraag worden gesteld welke betekenis dit onderzoek heeft in breder context.
1.1 Wat is differentieel leren?
Motorisch leren is van fundamenteel belang in elke sport, zelfs in ieder leven van ieder mens. Want
ieder kind moet uiteindelijk leren lopen, leren fietsen en leren schrijven. Terug naar de sport, de
vraag hoe belangrijk het aanbrengen van variabiliteit in het aanleren van beweging is theoretisch en
praktisch van groot belang. Bewegingen zijn namelijk intrinsiek variabel. Of met andere woorden
geen mens beweegt precies het zelfde. Mensen zijn geen robots. Voor motorisch leren en
prestatieverbetering in de sport levert dit een dilemma op. Moet de intrinsieke variabiliteit worden
uitvergroot of juist worden teruggedrongen om een stabiel en reproduceerbaar bewegingsresultaat
te krijgen?
Traditioneel leren is een vorm van motorisch leren die op dit moment het meest gebruikt wordt door
trainers in allerlei verschillende sporten. Het gaat uit dat het bevorderlijk is om eenzelfde beweging
zo vaak mogelijk te herhalen om een beweging aan te leren. Het idee hierachter is dat de atleet moet
toe werken naar een ideale beweging. De trainers en coaches geven instructies aan hun sporters om
‘fouten’ te corrigeren en de ideale beweging er zoveel mogelijk in te slijpen. De vraag is alleen: Is er
een ideale beweging in de sport? Bestaat de ideale techniek voor tennis bijvoorbeeld? Als je naar de
wereldtop kijkt kun je alleen maar concluderen dat elke speler zijn eigen techniekstijl heeft
ontwikkeld. Ook bij andere sporten is dit het geval. Kijk maar naar het voetbal waar Cristiano Ronaldo
een geheel andere manier van voetballen heeft dan Lionel Messi. Toch zijn men het er over eens dat
zij momenteel de beste voetballers van de wereld zijn.
De Duitse wetenschapper Wolfgang Schöllhorn kwam recent met een radicaal andere
trainingsmethode die lijnrecht tegenover het traditioneel leren staat. Hij noemt deze methode
differentieel leren123. Deze methode gaat ervan uit dat verschillen in techniek tussen sporters
1 Schöllhorn,W.(1999)
8
onvermijdelijk en normaal zijn. Sterker nog deze eigen techniek is functioneel voor het doel van de
beweging. Schöllhorn pleit voor een trainingsmethode waarin zoveel mogelijk variaties voor komen.
De ‘fouten’ waarover werd gesproken bij traditioneel leren moet niet worden voorkomen maar
worden gezien als ‘verschillen’ tussen opeenvolgende pogingen. Dat betekent dus niet het eindeloos
herhalen van één beweging maar een bepaalde beweging steeds op een andere manier uitvoeren.
Hoe groter de variaties, des te meer het brein wordt uitgedaagd tot het vinden van een optimale
oplossing en hoe sterker het daardoor opgeroepen leerproces.
Traditioneel leren bestaat uit het terug dringen van fouten die gebaseerd is op een extern
bewegingsideaal. Terwijl differentieel leren zich richt op het aanbrengen en vergroten van verschillen
in het aanleren van motoriek. Daarnaast zou differentieel leren niet alleen tot een
prestatieverbetering leiden maar ook tot een beter behoud van wat er aangeleerd is. Differentieel
leren zet het brein aan tot actief zoeken naar oplossingen waardoor er zelf nog verbetering optreedt
in de retentiefase. 4
Er is recent onderzoek gedaan naar het effect van differentieel leren bij atleten van verschillende
sporten. Deze onderzoeken werden uitgevoerd bij sporten zoals kogelstoten, volleybal, schaatsen en
ook voetbal.
Een bekend voorbeeld van het toepassen van differentieel leren is de kogelstoter Peter Valentiner
waarvan een filmpje beschikbaar is op youtube5. Hierin is te zien dat hij telkens op een afwijkende
manier van de standaard kogelstoot techniek de kogel wegstoot. Hij voert de beweging telkens op
een andere manier uit, en zorgt dus voor veel variatie in zijn beweging. Er is in 2006 een studie
gedaan naar kogelstoten waarbij differentieel leren werd toegepast6. Aan deze studie deden 24
sportstudenten mee die weinig ervaring hadden met kogelstoten. Uit de pre- en posttest bleek dat
de groep die 4 weken volgens differentieel leren had getraind significant meer vooruitgang boekte
dan de groep die volgens de traditionele methode hebben getraind. Uit de retentietest bleek dat de
jongens en meiden die differentieel geleerd hebben na de trainingsperiode nog verder konden stoten
dan bij de posttest. Dit terwijl de normale groep weer terug viel naar hun oude niveau. Uit deze
studie blijkt dus dat met differentieel leren, geheel volgens de theorie, na de oefenperiode het leren
nog door gaat.
Ook In het schaatsen is een onderzoek geweest, in 2010 is differentieel leren toegepast op het
verbeteren van de start7. Aan dit onderzoek deden 43 recreatieschaatsers mee. De pre-test bestond
2 Schöllhorn,W.(2000)
3 Schöllhorn, W. I., Michelbrink, M., Beckmann, H., Trockel, M., Sechelmann, M. & Davids, K. (2006)
4 Beek P.J. (2011)
5 http://www.youtube.com/watch?v=U2AMfyyUt5c
6 Beckmann, H. & Schöllhorn, W. I. (2006)
7 Savelsbergh, G.J.P., Kamper, W., Rabius, J. De Koning, J. & Schöllhorn, W. (2010)
9
uit 5 starts waarbij de tijd werd gemeten na 49 meter. Op basis van deze tijden werden de
proefpersonen ingedeeld in drie groepen. Een controlegroep, een groep die verbale instructies
kregen en een groep die volgens de principes van differentieel leren werden getraind. De trainingen
bestonden uit 3 sessies in één week van een uur. Uit de resultaten bleek dat de groep die volgens
differentieel leren getraind hebben beter scoorde dan de controlegroep en de groep die met verbale
instructies werden getraind. De resultaten van dit onderzoek geven tevens aan de differentieel leren
een effectieve methode is om iets aan te leren. De minpunten van dit onderzoek is dat de verschillen
niet significant waren. Het is dan ook moeilijk vast te stellen of differentieel leren bevorderlijk is voor
de start van schaatsers in deze studie. Het feit dat pas na 49 meter de tijd werd gemeten maakt het
ook moeilijker om iets te zeggen over de vooruitgang van de start van de individuele schaatsers.
Daarnaast ontbrak er een retentietest. Waardoor er niet geconcludeerd kan worden of de
proefpersonen door hebben geleerd na de posttest.
Ook in het voetbal zijn er voorbeelden waar differentieel leren is getest en wordt toegepast.
In 2003 werden tweetal studies gedaan naar differentieel leren in het voetbal8 9. Één daarvan had als
onderwerp passen en dribbelen7 en bij het andere onderzoek werd er onderzocht naar schieten op
doel8. Het resultaat van deze onderzoeken is dat er een duidelijke vooruitgang is geboekt op de
genoemde onderdelen bij de groepen die volgens differentieel leren hebben getraind. Tevens is er
een significant verschil te zien tussen de controle groep en de differentieel leren groep. Ook is heel
mooi te zien dat bij de retentietest blijkt dat het leerproces door heeft gezet na de trainingsperiode.
Het is jammer dat bij deze studies niet werd vermeld welke verschillende trainingsvormen als variatie
zijn gebruikt. Iets wat belangrijk is in de verifieerbaarheid van een onderzoek.
Het concept van differentieel leren is in strijd met de normale denkbeelden van sporters en trainers.
Er zijn een aantal studies geweest naar dit onderwerp maar nog niet genoeg. Voor veel mensen in de
sportwereld is het nog niet duidelijk wat differentieel leren nou precies is en wat het kan betekenen
voor een bepaalde tak van sport. ‘De evidentie voor differentieel leren is nog beperkt, zowel in termen
van het aantal relevante studies als de kwaliteit daarvan’ aldus Beek10.
Voor sporters en trainers ligt er een kans om hun voordeel hiermee te doen. Zeker als ze op het punt
zijn gekomen dat ze geen voorruitgang meer boeken met traditioneel leren. Beek zei het volgende
over onderzoek naar differentieel leren in de sport:‘Het zou mooi zijn als dergelijke trajecten gepaard
gaan met gedegen longitudinaal onderzoek naar de effecten van differentieel leren bij verschillende
8 Sechelmann, M. & Schöllhorn, W. I. (2003)
9 Trockel, M. & Schöllhorn, W. I. (2003)
10 Beek P.J. (2011)
10
typen sporten. Hier valt nog veel spannend onderzoek te doen met mogelijk baanbrekende resultaten
voor zowel de wetenschap als de sportpraktijk’11.
11
Beek P.J. (2011)
11
2 Onderzoeksvraag
Naar aanleiding van de in de inleiding beschreven verschillen tussen traditioneel leren en
differentieel leren is er een hoofdvraag opgesteld. Om de hoofdvraag te beantwoorden zullen er vijf
testen(zie bijlage 1) gedaan worden die gevalideerd zullen worden door een pre- post- en
retentietest. Op basis van deze vijf testen zijn er vier deelvragen opgesteld. Op basis van deze zes
deelvragen zijn er weer verschillende subvragen opgesteld waarnaar de hypothesen zijn opgesteld.
De hoofdvraag van dit onderzoek is: Geeft differentieel leren een groter leerresultaat dan traditioneel
leren toegepast op pass- en trapvormen?
2.1 Deelvraag 1 subvragen en hypothese
2.1.1 Deelvraag 1
Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de DL-groep?
2.1.2 Subvragen deelvraag 1
1. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’mikken op de lat’ bij de DL-
groep?
2. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’schotkracht’ bij de DL-
groep?
3. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’hooghouden’ bij de DL-
groep?
4. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’mikken in een klein doeltje’
bij de DL-groep?
5. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’afrondoefening’ bij de DL-
groep?
2.1.3 Hypothese 1
H0: Er is geen significant verschil tussen de pretest en posttest bij de testen bij de DL-groep.
H1: Er is wel een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de testen bij de DL-groep.
2.2 Deelvraag 2 subvragen en hypothese
2.2.1 Deelvraag 2
Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de TL-groep?
12
2.2.2 Subvragen 2
1. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’mikken op de lat’ bij de TL-
groep?
2. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’schotkracht’ bij de TL-
groep?
3. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’hooghouden’ bij de TL-
groep?
4. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’mikken in een klein doeltje’
bij de TL-groep?
5. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’afrondoefening’ bij de TL-
groep?
2.2.3 Hypothese 2
H0: Er is geen significant verschil tussen de pretest en posttest bij de testen bij de TL-groep.
H1: Er is wel een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de testen bij de TL-groep.
2.3 Deelvraag 3 subvragen en hypothese
2.3.1 deelvraag 3
Is er significant verschil tussen de DL-groep en TL-groep binnen de posttest?
2.3.2 Subvragen 3
1. Geeft de DL- groep een significant groter leerresultaat bij de posttest: ‘afrondoefening’ dan de
TL-groep?
2. Geeft de DL- groep een groter leerresultaat bij de posttest: ‘mikken op de lat’ dan de TL-groep?
3. Geeft de DL-groep een groter leerresultaat bij de posttest: ‘schotkracht ’ dan de TL-groep?
4. Geeft de DL-groep een groter leerresultaat bij de posttest: ‘hooghouden’ dan de TL-groep?
5. Geeft de DL-groep een groter leerresultaat bij de posttest: ‘mikken in een klein doeltje’ dan de
TL-groep?
2.3.3 Hypothese 3
H0: Er is geen significant verschil tussen de DL-groep en TL-groep bij de posttest.
H1: Er is een significant verschil tussen de DL-groep en TL-groep bij de posttest.
13
2.4 Deelvraag 4 subvragen en hypothesen
2.4.1 Deelvraag 4
Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de DL-groep?
2.4.2 Subvragen 4
1. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’afrondoefening’ bij de
DL-groep?
2. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’mikken op de lat’ bij
de DL-groep?
3. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’schotkracht’ bij de DL-
groep?
4. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’hooghouden’ bij de
DL-groep?
5. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’mikken in een klein
doeltje’ bij de DL-groep?
2.4.3 Hypothese 4
H0: Er is geen significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de testen bij de DL-groep.
H1: Er is wel een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de testen bij de DL-groep.
2.5 Deelvraag 5 subvragen en hypothese
2.5.1 Deelvraag 5
Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de TL-groep?
2.5.2 Subvragen 5
1. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’afrondoefening’ bij de
TL-groep?
2. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’mikken op de lat’ bij
de TL-groep?
3. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’schotkracht’ bij de TL-
groep?
4. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’hooghouden’ bij de TL-
groep?
14
5. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentie bij de test: ’mikken in een klein
doeltje’ bij de TL-groep?
2.5.3 Hypothese 5
H0: Er is geen significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de testen bij de TL-groep.
H1: Er is wel een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de testen bij de TL-groep.
2.6 deelvraag 6 subvragen en hypothese
2.6.1 Deelvraag 6
Is er significant verschil tussen de DL-groep en TL-groep binnen de retentietest?
2.6.2 Subvragen 6
1. Geeft de DL- groep een significant groter leerresultaat bij de retentietest: ‘afrondoefening’ dan
de TL-groep?
2. Geeft de DL- groep een groter leerresultaat bij de retentietest: ‘mikken op de lat’ dan de TL-
groep?
3. Geeft de DL-groep een groter leerresultaat bij de retentietest: ‘schotkracht ’ dan de TL-groep?
4. Geeft de DL-groep een groter leerresultaat bij de retentietest: ‘hooghouden’ dan de TL-groep?
5. Geeft de DL-groep een groter leerresultaat bij de retentietest: ‘mikken in een klein doeltje’ dan
de TL-groep?
2.6.3 Hypothese 6
H0: Er is geen significant verschil tussen de DL-groep en TL-groep bij de posttest.
H1: Er is een significant verschil tussen de DL-groep en TL-groep bij de posttest.
15
3 Methode
In dit hoofdstuk worden de procedures en processen beschreven die van toepassing zijn geweest
gedurende het onderzoek. Daarnaast zal worden beschreven welke instrumenten gebruikt zijn, wie
de proefpersonen waren en hoe de gekregen gegevens zijn verzameld en verwerkt.
3.1 Onderzoeksmethode
De doelstelling van dit onderzoek was het toetsen van de theorie van Schölhorn genaamd
differentieel leren. Er is een toegepast wetenschappelijk toetsend onderzoek uitgevoerd. Er is voor
gekozen om de theorie in de praktijk te toetsen doormiddel van de beschreven onderzoeksopzet(zie
H3.4).
Om de theorie te toetsen zijn er vijf testen ontworpen(zie bijlage 1). Dit werd besloten in overleg met
Maria Kortenhof(trainer van het CTO voetbalteam). Met als doel een uitkomst die een zo goed
mogelijk beeld geeft over hoe goed een voetbalster een bal kan trappen of passen. De test
‘hooghouden’ dient als een controle test. Tijdens de trainingsperiode worden de meiden namelijk
niet getraind op hooghouden maar dus alleen op pass en trappen van het linkerbeen. In elk test staat
beschreven hoe vaak de proefpersonen de test moeten uitvoeren en hoe de test uitgevoerd moet
worden. Er is voor gekozen om een pretest, posttest en retentietest te doen. Dit omdat volgens de
theorie achter differentieel leren sporters na de posttest nog door zouden moeten leren wat zorgt
voor een nog beter leerresultaat bij de retentietest. Tussen de pretest en posttest werden de
voetbalsters onderworpen aan 8 trainingen van ongeveer 15 minuten per training(zie bijlage 2 voor
uitwerking trainingen, variaties en materialen ). Volgens Maria is 15 minuten een normale tijd voor
een pass en trapoefening in een standaard voetbaltraining. Maria heeft de traditioneel leren groep
getraind en Jeffrey en Edwin Duijst de differentieel leren groep. Tijdens de trainingen is bij de DL-
groep zo veel mogelijk volgens de theorie van Schöllhorn gewerkt. Dat betekent steeds bij iedere
handeling een andere variatie. Daarnaast dient er geen feedback gegeven te worden op de
uitvoering. De sporters moeten zonder aanwijzingen zoeken naar oplossingen voor de problemen die
de speelsters tegen komen tijdens de oefeningen op het veld. De gegevens die uit de testen zijn
gekomen zijn verwerkt in het programma SPSS(zie hiervoor verder H3.3en H4)
3.2 Onderzoeksgroep
De onderzoeksgroep in dit onderzoek is het CTO Amsterdam vrouwenteam. Dit team bestaat uit 26
meiden tussen de 15 en 18 jaar. Het team komt sinds het voetbalseizoen 2012-2013 uit in de C-
junioren jongens in de derde divisie A west 1.
16
3.3 Analysemethode
De onderzoeksresultaten zijn geanalyseerd met het programma SPSS. In onderstaand tabel is te zien
welke statistische toets is toegepast op de verschillende hypothesen. Alle groepen zijn niet-normaal
verdeeld en klein. Daarom worden er rangorde analyses gebruikt die de gemiddelde rangordes per
groep vergelijken.
Bij de statistiektoetsen wordt uitgegaan van een p-waarde van kleiner dan 0.05 als significantie.
Tabel 1
Hypothese Statistische toets
Deelvraag 1
Is er een significant verschil tussen de pretest
en posttest bij de DL-groep?
Wilcoxon
Deelvraag2
Is er een significant verschil tussen de pretest
en posttest bij de TL-groep?
Wilcoxon
Deelvraag 3
Is er significant verschil tussen de DL-groep en
TL-groep binnen de posttest?
Man-Whitney U
Deelvraag 4
Is er een significant verschil tussen de posttest
en retentietest bij de DL-groep?
Wilcoxon
Deelvraag 5
Is er een significant verschil tussen de posttest
en retentietest bij de TL-groep?
Wilcoxon
Deelvraag 6
Is er significant verschil tussen de DL-groep en
TL-groep binnen de retentietest?
Man-Whitney U
3.4 Onderzoeksopzet
Dit wetenschappelijke toetsend onderzoek is begonnen met 19 proefpersonen. Deze proefpersonen
zijn in de pretest getest met de vijf testen beschreven in bijlage 5. Op basis van deze resultaten zijn
de dames verdeeld in twee gelijke groepen. Namelijk in een differentieel leren groep en een
traditioneel leren groep. De groepen zijn van minste naar meeste score gezet. Op basis hiervan is één
17
rangorde gemaakt van goed naar slecht. Nummer 1 heeft de beste score en nummer 19 de slechtste.
Zie bijlage 3 voor rangorde verdeling.
De DL-groep is gedurende drie weken en in totaal acht trainingen getraind volgens differentieel leren
methode en de TL-groep volgens de traditioneel leren methode. Na deze periode van drie weken zijn
de meiden weer getest: de posttest. Tijdens deze test werden de proefpersonen op dezelfde punten
gemeten als bij de pretest. Vervolgens werd er twee weken later nog een retentietest gedaan om te
meten of de vooruitgang (of teruggang) blijvend is. Gedurende het onderzoek zijn er vier meiden
afgevallen door blessures. Drie bij de traditioneel leren groep en één bij de differentieel leren groep.
3.4.1 Design
Zie hieronder figuur 1 voor het design van dit onderzoek. Hierin is te zien dat er wordt begonnen met
een pretest, vervolgens de trainingen, dan een posttest en als laatste een retentietest.
Figuur 1
3.5 Afhankelijke en onafhankelijke variabelen
In dit onderzoek zijn de testen die zijn uitgevoerd en de trainingen die zijn gegeven de onafhankelijke
variabele (zie bijlage 2&3). De afhankelijke variabele zijn de trainmethodes, namelijk: traditioneel
leren en differentieel leren. Dit houdt in dat het verschil tussen traditioneel leren en differentieel
leren voor een meetbaar verschil zou moeten zorgen waar dit onderzoek op gebaseerd is.
18
4 Resultaten
In dit hoofdstuk zullen de deelvragen, opgesteld in hoofdstuk 2, beantwoord worden. Allereerst
zullen de statistische gegevens gepresenteerd worden. Vervolgens zal per deelvraag de hypothesen,
op basis van een analyse met SPSS, aangenomen of verworpen worden. Er is gekozen voor een p-
waarde van kleiner dan 0.05 als significantie. Op basis van deze analyse zullen de deelvragen en
uiteindelijk de hoofdvraag in het hoofdstuk Conclusie beantwoord worden.
De hoofdvraag van dit onderzoek is: Geeft differentieel leren een groter leerresultaat dan traditioneel
leren toegepast op pass- en trapvormen? Doormiddel van het beantwoorden van de deelvragen zal
de hoofdvraag worden beantwoord. Zie hiervoor het hoofdstuk Conclusie.
4.1 Gemiddelde en standaarddeviatie
Hieronder de statistische gegevens van de post- pre- en retentietest.
4.1.1 Afrondoefening
Tabel 2
DL-groep Pretest Posttest Retentietest
Mean(x) 10,33 8,89 12,00
Srd. Deviation(sd) 4,500 3,887 7,984
TL-groep Pretest Posttest Retentietest
Mean(x) 12,50 10,17 14,00
Srd. Deviation(sd) 8,550 3,869 3,899
4.1.2 Mikken op de lat
Tabel 3
DL-groep Pretest Posttest Retentietest
Mean(x) 2,33 2,11 2,67
Srd. Deviation(sd) 1,658 1,364 1,118
TL-groep Pretest Posttest Retentietest
Mean(x) 2,50 1,33 2,33
Srd. Deviation(sd) 1,378 1,366 1,633
19
4.1.3 Hooghouden
Tabel 4
DL-groep Pretest Posttest Retentietest
Mean(x) 40,11 48,11 57,67
Srd. Deviation(sd) 37,022 56,893 44,125
TL-groep Pretest Posttest Retentietest
Mean(x) 27,67 27,67 48,17
Srd. Deviation(sd) 18,162 13,967 28,067
4.1.4 Mikken in een klein doeltje
Tabel 5
DL-groep Pretest Posttest Retentietest
Mean(x) 1,22 2,11 2,44
Srd. Deviation(sd) 1,394 1,364 ,882
TL-groep Pretest Posttest Retentietest
Mean(x) 1,50 2,33 2,33
Srd. Deviation(sd) 1,049 1,366 1,366
4.1.5 Schotkracht
Tabel 6
DL-groep Pretest Posttest Retentietest
Mean(x) 80,22 88,89 84,67
Srd. Deviation(sd) 20,855 17,610 27,226
TL-groep Pretest Posttest Retentietest
Mean(x) 70,00 64,83 74,33
Srd. Deviation(sd) 9,778 15,587 8,641
In bovenstaande tabellen is te zien wat er gebeurt met de gemiddelde scores en standaarddeviatie
per test voor de DL-groep en de TL-groep. Hoe hebben de afhankelijke variabelen, traditioneel leren
en differentieel leren de onafhankelijke variabelen beïnvloed?
Opvallend is dat het gemiddelde van de afrondoefening bij de DL-groep en TL-groep bij de posttest
daalt en vervolgens bij de retentietest weer sterk stijgt. Er is een dal bij de posttest voor beide
groepen. Dit verschilt dus per meetmoment en is blijkbaar niet afhankelijk van de leermethode.
20
Voor de test:’mikken op de lat’ is de ontwikkeling voor de DL-groep positief en voor de TL-groep
negatief. Dit zou te maken kunnen hebben met de leermethode.
Bij hooghouden stijgt het gemiddelde wel maar is er ook een zeer grote standaarddeviatie. En vooral
de grote sprong tussen de posttest en retentietest bij de TL-groep is opvallend.
Bij de test ‘mikken in een klein doeltje’ wordt er wel positieve vooruitgang genoteerd. Deze zou
volgens de theorie de verwachting. Dit zou te maken kunnen hebben met de afhankelijke variabelen.
Schotkracht gaat duidelijk vooruit bij de TL-groep. Bij de DL-groep gaat de schotkracht vooruit bij de
postest maar bij de retentietest weer een klein stukje achteruit.
4.2 Pretest analyse
Voor de trainingen zijn de speelsters in 2 groepen verdeeld. De DL-groep en de TL-groep.
Volgens de Man-Whitney U test is er geen verschil tussen beide groepen voor alle testen(p>0.05).
Zie bijlage 3.1.2 voor Mann-Whitney U test pretest tabel.
4.3 Analyse Deelvraag 1
Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de DL-groep?
4.3.1 Subvragen deelvraag 1
1. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’afrondoefening’ bij de DL-
groep?
2. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’mikken op de lat’ bij de DL-
groep?
3. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’schotkracht’ bij de DL-
groep?
4. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’hooghouden’ bij de DL-
groep?
5. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’mikken in een klein doeltje’
bij de DL-groep?
21
4.3.2 Hypothese 1
H0: Er is geen significant verschil tussen de pretest en posttest bij de testen bij de DL-groep.
H1: Er is wel een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de testen bij de DL-groep.
4.3.3 Analyse deelvraag 1
Volgens de Wilcoxon signed ranks test(zie tabel 7) is er geen significant verschil tussen de pre- en
posttest(p>0.05 ) bij de afrondoefening, mikken op de lat, schotkracht, hooghouden en mikken in
een klein doel.
Neem H0 aan. (zie bijlage 3.2.1 voor Descriptive Statistics en Ranks).
Tabel 7
AfrondPOST -
AfrondPRE
LatPOST -
LatPre
HoogPOST -
HoogPRE
MikPOST -
MikkenPRE
SchotPOST -
SchotPRE
Z -,771b -,530
b -,889
c -1,259
c -1,187
c
Asymp. Sig. (2-tailed) ,441 ,596 ,374 ,208 ,235
Er zijn dus geen significante verschillen tussen de pretest en posttest voor de DL-groep.
4.4 Analyse deelvraag 2
Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de DL-groep?
4.4.1 Subvragen 2
1. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’afrondoefening’ bij de TL-
groep?
2. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’mikken op de lat’ bij de TL-
groep?
3. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’schotkracht’ bij de TL-
groep?
4. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’hooghouden’ bij de TL-
groep?
5. Is er een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de test: ’mikken in een klein doeltje’
bij de TL-groep?
22
4.4.2 Hypothese 2
H0: Er is geen significant verschil tussen de pretest en posttest bij de testen bij de TL-groep.
H1: Er is wel een significant verschil tussen de pretest en posttest bij de testen bij de TL-groep.
4.4.3 Analyse deelvraag 2
Volgens de WIlcoxon signed ranks test(zie tabel 8) is er geen significant verschil tussen de pre- en
posttest(p>0.05 ) bij de afrondoefening, mikken op de lat, hooghouden, mikken in een klein doel en
schotkracht.
Neem H0 aan voor bovengenoemde testen. (Zie bijlage 3.2.2 voor Descriptive Statistics en Ranks)
Er zijn dus geen significante verschillen tussen de pretest en posttest bij de TL-groep.
4.5 Analyse deelvraag 3
Is er significant verschil tussen de DL-groep en TL-groep binnen de posttest?
4.5.1 Subvragen deelvraag 3
1. Geeft de DL- groep een significant groter leerresultaat bij de posttest: ‘afrondoefening’ dan de
TL-groep?
2. Geeft de DL- groep een groter leerresultaat bij de posttest: ‘mikken op de lat’ dan de TL-groep?
3. Geeft de DL-groep een groter leerresultaat bij de posttest: ‘schotkracht ’ dan de TL-groep?
4. Geeft de DL-groep een groter leerresultaat bij de posttest: ‘hooghouden’ dan de TL-groep?
5. Geeft de DL-groep een groter leerresultaat bij de posttest: ‘mikken in een klein doeltje’ dan de
TL-groep?
4.5.2 Hypothese 3
H0: Er is geen significant verschil tussen de DL-groep en TL-groep bij de posttest.
H1: Er is een significant verschil tussen de DL-groep en TL-groep bij de posttest.
Tabel 8
AfrondPOST -
AfrondPRE
LatPOST -
LatPre
HoogPOST -
HoogPRE
MikPOST -
MikkenPRE
SchotPOST -
SchotPRE
Z -,315b -1,841
b -,210
b -1,131
c -,405
b
Asymp. Sig. (2-tailed) ,752 ,066 ,833 ,258 ,686
23
4.5.3 Analyse deelvraag 3
Volgens de Mann-Whitney U test(zie tabel 9) is er geen significant verschil tussen de DL- en TL- groep
bij de testen afrondoefening; mikken op de lat, hooghouden, mikken op een klein doel (p>0.05 zie
tabel 3). Neem H0 aan.
Met een p-waarde die kleiner is dan 0.05 is er volgens de Mann-Whitney U test een significant
verschil tussen de DL en TL- groep bij de test Schotkracht(0<0.05 zie tabel 3). Verwerp H0 en neem
H1 aan voor subvraag 3. (Zie bijlage 3.2.3 voor Descriptive Statistics en Ranks)
Tabel 9
Afrond oefening Mikken op de lat Hooghouden Schotkracht Mikken op een
klein doel
Mann-Whitney U 23,000 18,000 21,000 7,500 24,500
Wilcoxon W 68,000 39,000 42,000 28,500 69,500
Z -,474 -1,083 -,707 -2,302 -,307
Asymp. Sig. (2-tailed) ,635 ,279 ,480 ,021 ,759
Exact Sig. [2*(1-tailed Sig.)] ,689b ,328
b ,529
b ,018
b ,776
b
Deze deelvraag test of er verschillen zijn binnen de posttest tussen de DL-groep en TL-groep. Bij alle
testen behalve bij ‘schotkracht’ is er geen verschil tussen beide groepen.
4.6 Analyse deelvraag 4
Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de DL-groep?
4.6.1 Subvragen deelvraag 4
1. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’afrondoefening’ bij de
DL-groep?
2. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’mikken op de lat’ bij
de DL-groep?
3. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’schotkracht’ bij de DL-
groep?
4. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’hooghouden’ bij de
DL-groep?
5. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’mikken in een klein
doeltje’ bij de DL-groep?
24
4.6.2 Hypothese 4
H0: Er is geen significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de testen bij de DL-groep.
H1: Er is wel een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de testen bij de DL-groep.
4.6.3 Analyse deelvraag 4
Volgens de Wilcoxon signed ranks test(zie tabel 10) is er geen significant verschil tussen de posttest
en de retentietest (p<0.05) bij de afrondoefening, mikken op de lat, hooghouden, mikken in een klein
doeltje en schotkracht.
Neem H0 aan. (zie bijlage 3.2.4 voor Descriptive Statistics en Ranks)
Tabel 10
AfrondRET -
AfrondPOST
LatRET -
LatPOST
HoogRET -
HoogPOST
MikRET -
MikPOST
SchotRET -
SchotPOST
Z -,890b -1,289
b -1,719
b -,905
b -,593
c
Asymp. Sig. (2-tailed) ,373 ,197 ,086 ,366 ,553
Er zijn volgens deze statistische toets geen significante verschillen bij de DL-groep tussen de posttest
en retentietest.
4.7 Analyse deelvraag 5
Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de DL-groep?
4.7.1 Subvragen 5
1. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’afrondoefening’ bij de
TL-groep?
2. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’mikken op de lat’ bij
de TL-groep?
3. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’schotkracht’ bij de TL-
groep?
4. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de test: ’hooghouden’ bij de TL-
groep?
5. Is er een significant verschil tussen de posttest en retentie bij de test: ’mikken in een klein
doeltje’ bij de TL-groep?
25
4.7.2 Hypothese 5
H0: Er is geen significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de testen bij de TL-groep.
H1: Er is wel een significant verschil tussen de posttest en retentietest bij de testen bij de TL-groep.
4.7.3 Analyse deelvraag 5
Volgens de Wilcoxon signed ranks test(zie tabel 11) is er geen significant verschil tussen de posttest
en de retentietest(p>0.05) bij de afrondoefening, mikken op de lat, en mikken in een klein doel.
Neem H0 aan.
Volgens de Wilcoxon signed ranks test is er met een p-waarde van < 0.05 een significant verschil
tussen de posttest en de retentietest bij hooghouden en schotkracht(zie tabel 5).
Verwerp H0, neem H1 aan voor deze subvragen. (zie bijlage 3.2.5 voor Descriptive Statistics en
Ranks).
Tabel 11
AfrondRET -
AfrondPOST
LatRET -
LatPOST
HoogRET -
HoogPOST
MikRET -
MikPOST
SchotRET -
SchotPOST
Z -1,219b -,949
b -2,201
b ,000
c -2,201
b
Asymp. Sig. (2-tailed) ,223 ,343 ,028 1,000 ,028
Deze resultaten geven aan dat bij ‘hooghouden’ en ‘schotkracht’ een significant verschil is
opgetreden voor de TL-groep tussen de posttest en restentietest. Voor de andere testen is er geen
significant verschil.
4.8 Analyse deelvraag 6
Is er significant verschil tussen de DL-groep en TL-groep binnen de retentietest?
4.8.1 Subvragen deelvraag 6
1. Geeft de DL- groep een significant groter leerresultaat bij de retentietest: ‘afrondoefening’ dan
de TL-groep?
2. Geeft de DL- groep een groter leerresultaat bij de retentietest: ‘mikken op de lat’ dan de TL-
groep?
3. Geeft de DL-groep een groter leerresultaat bij de retentietest: ‘schotkracht ’ dan de TL-groep?
4. Geeft de DL-groep een groter leerresultaat bij de retentietest: ‘hooghouden’ dan de TL-groep?
5. Geeft de DL-groep een groter leerresultaat bij de retentietest: ‘mikken in een klein doeltje’ dan
de TL-groep?
26
4.8.2 Analyse deelvraag 6
Volgens de Mann-Whitney U test(zie tabel 12) is er geen significant verschil tussen de DL- en TL-
groep(p>0.05) bij de retentietesten afrondoefening, mikken op de lat, hooghouden, mikken op een
klein doel en schotkracht. Neem H0 aan. (Zie bijlage 3.2.6 voor Descriptive Statistics en Ranks).
Tabel 12
AfrondRET LatRET HoogRET MikRET SchotRET
Mann-Whitney U 13,500 23,500 23,000 24,000 23,000
Wilcoxon W 58,500 44,500 44,000 45,000 44,000
Z -1,608 -,437 -,473 -,369 -,472
Asymp. Sig. (2-tailed) ,108 ,662 ,636 ,712 ,637
Exact Sig. [2*(1-tailed Sig.)] ,113b ,689
b ,689
b ,776
b ,689
b
Deze resultaten geven aan dat er geen significante verschillen zijn in de retentietest tussen de DL-
groep en TL-groep voor alle testen.
27
5 Conclusie
In dit hoofdstuk komen de belangrijkste conclusies aan bod. Tevens zal er antwoord worden gegeven
op de hoofdvraag: ‘Geeft differentieel leren een groter leerresultaat dan traditioneel leren toegepast
op pass- en trapvormen?’
Uit de analyse van de deelvraag 1 en 2 is te concluderen dat er geen significante verschillen zijn
tussen de pretest en de posttest bij de twee groepen. Er zijn wel verschillen tussen gemiddelde
scores maar deze verschillen zijn niet significant te noemen en dus niet wetenschappelijk
aannemelijk.
Bij deelvraag 3 is te zien dat er binnen de posttest weinig significante verschillen zijn. Alleen bij de
test ‘schotkracht’ is er een positief significant verschil op te merken. Dit betekend dat de DL-groep
significant beter heeft gescoord bij de posttest dan de TL-groep.
Bij deelvraag 4 en 5 wordt gekeken naar de verschillen tussen de posttest en de retentietest bij de
twee groepen. Bij de DL-groep(deelvraag 4) valt op te merken valt dat er geen significante verschillen
zijn. Bij de TL-groep(deelvraag 5) zijn er bij twee van de vijf testen een positief significant verschil op
te merken. Dat zijn de testen ‘hooghouden’ en ‘schotkracht’. De TL-groep is dus bij dezen twee
testen significant verbeterd.
Bij deelvraag 6 zijn er geen significante verschillen tussen de twee groepen bij de verschillende
testen.
De algemene conclusie luidt dat er weinig tot geen significante verschillen zijn op te merken die de
theorie van Schöllhorn ondersteunen. Op de hoofdvraag: ‘Geeft differentieel leren een groter
leerresultaat dan traditioneel leren toegepast op pass- en trapvormen?’ Kan dan op basis van dit
onderzoek alleen ontkennend worden geantwoord.
28
6 Discussie
In het hoofdstuk Conclusie is er antwoord gegeven op de hoofdvraag en de deelvragen. Maar in welk
perspectief kunnen deze resultaten geplaatst worden? Deze vraag zal onder andere beantwoord
worden in dit hoofdstuk. Allereerst wordt de reikwijdte van de observaties bepaald, vervolgens
worden de implicaties van de bevindingen voor de theorie in het vakgebied beschreven dan worden
de voordelen en beperkingen van de gebruikte methode beschreven en als laatste worden de nieuwe
onderzoeksvragen opgesteld.
6.1 Reikwijdte van de observaties
De vraag die hier beantwoord moet worden is: zijn deze resultaten te generaliseren naar de
voetbalsport? De conclusie van dit onderzoek is dat differentieel leren geen beter leerresultaat
oplevert dan traditioneel leren. De theorie van Wolgang Schöllhorn over differentieel leren121314
wordt niet ondersteund door dit onderzoek. De resultaten ondersteunen niet dat differentieel leren
een groter leerresultaat oplevert dan traditioneel leren. Voor de voetbalsport betekend dit dat er
geen belangrijke bevindingen zijn gedaan die gegeneraliseerd en geïmplementeerd kunnen worden.
Voor onderzoek naar differentieel leren in de voetbalsport, zijn deze resultaten wel bruikbaar. De in
dit hoofdstuk genoemde discussie punten en aanbevelingen kunnen bij een volgend onderzoek
gebruikt worden.
6.2 Wat zijn de implicaties van de bevindingen voor de theorie in het vakgebied?
In verschillende onderzoeken is aangetoond dat bij verschillende sporten differentieel leren een
beter leerresultaat oplevert.15161718 Is voetbal wel geschikt voor de theorie differentieel leren?
Voetbal is namelijk een spelsport. Kenmerkend aan een spelsport is dat er constant nieuwe situaties
voordoen in het spel waarop een speler en een team op moet anticiperen. Bij de voetbalclub FSV
Mainz wordt op de differentieel leren manier getraind. Van Dijk, inspanningsfysioloog in de
technische staf van Louis van Gaal bij Bayern München, is geen voorstander van differentieel leren en
vind dat er al genoeg variëteit zit in de Nederlandse voetbalschool. Hij verklaard het volgende:
“Volgens de handelingstheorie moeten spelers in situaties worden gebracht waar ze moeten
12
Schöllhorn,W.(1999) 13
Schöllhorn,W.(2000) 14
Schöllhorn, W. I., Michelbrink, M., Beckmann, H., Trockel, M., Sechelmann, M. & Davids, K. (2006) 15
Beckmann, H. & Schöllhorn, W. I. (2006) 16
Savelsbergh, G.J.P., Kamper, W., Rabius, J. De Koning, J. & Schöllhorn, W. (2010) 17
Sechelmann, M. & Schöllhorn, W. I. (2003) 18
Trockel, M. & Schöllhorn, W. I. (2003)
29
presteren met een weerstand die minstens zo groot is als in de wedstrijd. In het voetbal is de variatie
altijd al veel groter dan in bijvoorbeeld tennis of golf. Ideale bewegingen bestaan niet, het gaat om
de uitkomst van een actie. Elke topper heeft zijn eigen aanpak nodig afhankelijk ook van de positie
waar hij speelt, het is niet zo logisch om een heel team aan één trainingsmethode te
onderwerpen.”19 Ook Schöllhorn komt in dit artikel aan het woord, hij is ervan overtuigd dat zijn
aanpak werkt. “Als je tijdens een training vier oefeningen aanbiedt, dan zullen een paar spelers daar
wat van opsteken. Als je er zestig hebt, dan mag je verwachten dat iedereen er wat aan heeft. Dat
soort trainingen helpt ook een professional vooruit” Wat vast staat is dat differentieel leren nog veel
discussie opwekt in de voetbalwereld.
Voetbal is een andere soort sport als bijvoorbeeld kogelstoten, hierbij is er steeds een statische
situatie waarbij de sporter altijd in dezelfde situatie komt, namelijk het wegstoten van een kogel. In
het artikel: ‘De zin en onzin van techniektraining(Douwes, Murphy)20 wordt uitgelegd wat de
hersenen doen tijdens differentieel leren. Hierin wordt onder andere vermeld dat er sporters zijn die
meer hun linker hersenhelft gebruiken en andersom. Als er op de differentieel leren manier getraind
wordt de sporter gedwongen om meer de rechterhersenhelft te gebruiken omdat hij moet doen en
niet denken. Als voetbal op een hoog tempo gespeeld wordt, worden de spelers gedwongen om het
denken uit te schakelen. Een voetballer wordt gedwongen om de rechterhersenhelft te gebruiken
anders kan hij of zij niet snel reageren op wisselende situaties.
Testen de vijf testen wel wat belangrijk is voor het voetbalspel? Met andere woorden meten de
testen of een speelster beter is geworden in voetballen? Bij voetbal is dat heel lastig om dat goed te
meten. Wanneer wordt een voetballer beter? Wat wordt er dan gemeten? Passnauwkeurigheid
schotkracht, loopvermogen, sprongkracht, snelheid en explosiviteit zijn allemaal factoren die een
goede voetballer een goede voetballer maakt. Bij bijvoorbeeld kogelstoten is dat veel eenvoudiger.
Bij kogelstoten kun je namelijk gewoon meten hoever de sporter stoot aan het begin en aan het
einde van een trainingsperiode. Wellicht moeten de trainingen en testen vernauwd worden naar één
onderdeel van het voetbal. Tijdens dit onderzoek is er getraind op mikken, schieten, passen,
hooghouden en scoren. Hierdoor is er tevens op elk onderdeel getraind. Te verwachten valt als er
alleen getraind wordt op één onderdeel dat dit een groter leerresultaat oplevert. Een voorbeeld is
alleen het onderdeel schotkracht. Dit is simpel te meten doormiddel van de afstand. En goed te
trainen door verschillende oefenvormen. Bij een ander onderzoek over differentieel leren is dit
19
Wetenschap NRC Handelsblad.http://www.tekstetcetera.nl/WinnenMetBokkesprongen.pdf 20
Douwes, B. Murphy, P. http://www.Actiontype.nl/pdf-bestanden/De%20zin%20en%20onzin%20van%20techniektraining.pdf
30
veelvuldig gedaan. Bijvoorbeeld door Trockel & Schollhorn met een onderzoek in het voetbal naar
schieten op doel.21
6.3 Voordelen en beperkingen van de gebruikte methode
Een voordeel van de gebruikte methode is dat er getest is op verschillende onderdelen van de
voetbalsport. Hierdoor kan er op meerdere onderdelen geanalyseerd worden en conclusies worden
getrokken.
Belangrijke beperking tijdens dit onderzoek zijn het aantal trainingen en de hoeveelheid
proefpersonen. De validiteit en betrouwbaarheid worden vergroot als er een grotere groep
voetballers gedurende een lange tijd traint op de differentieel leren methode met een controle groep
die traint op de traditioneel leren methode. Het zou kunnen dat het gunstig is om de trainingen ook
langer te laten duren. Dus bijvoorbeeld 30 minuten in plaats van 15 minuten. Daarnaast zaten de
speelsters van het CTO team midden in het voetbalseizoen. In deze periode moesten zij belangrijke
wedstrijden spelen. De speelsters hadden veelvuldig te maken met blessures en andere prioriteiten.
Ideaal zou een groep zijn van 30 tot 40 spelers of speelsters die zich volledig een aantal weken
kunnen richten op een onderzoek. Gesteld zou kunnen worden dat bovenstaande de tegenvallende
conclusies zou kunnen verklaren.
Een resultaat van het wegvallen van vijf proefpersonen was dat er een verschil ontstond tussen de
groepen, die overigens niet significant is. Dit verschil is bij verschillende testen gegroeid, dat kan
naast de trainingmethode ook als reden hebben dat de DL-groep beter was dan de TL-groep. Om
deze resultaten te kunnen generaliseren zal dit onderzoek ook bij andere voetbalteams uitgevoerd
moeten worden om na te gaan of de resultaten eenduidig zijn.
Daarnaast waren er bepaalde factoren die een rol speelden in het resultaat van testen. De
weeromstandigheden speelde daarin een rol. Vooral de harde wind. Daarnaast hadden een aantal
meiden moeite om zich te motiveren en waren vermoeid na een lang seizoen.
6.4 Wat zijn de nieuwe uit het onderzoek voortkomende onderzoeksvragen?
Op basis van dit onderzoek zijn er een aantal vragen naar voren gekomen. Dit zijn vragen die op basis
van de resultaten naar voren komen en vragen die opgekomen zijn door discussiepunten.
- Is voetbal wel geschikt voor de theorie differentieel leren?
- Zijn de testen valide?
- Wat is het resultaat van een zelfde onderzoek met een grotere groep proefpersonen, gedurende
een langere trainingsperiode en een groep sporters die zich volledig richt op dat onderzoek?
21
Trockel, M. & Schöllhorn, W. I. (2003)
31
- Wat is het resultaat van een onderzoek waarbij er op één onderdeel uit het voetbal wordt
gericht?
Op basis van deze nieuwe onderzoeksvragen kan er een goed beginpunt worden ontworpen voor
een nieuw onderzoek naar differentieel leren in het voetbal. Fouten die hier gemaakt zijn kunnen in
de toekomst worden voorkomen.
32
7 Bronnenlijst
7.1 Artikelen
- Beckmann, H. & Schöllhorn, W. I. (2006). Differenzielles Lernen im Kugelstoßen. Leistungssport,
36, (4), 44-50
- Beek P.J. (2011). Nieuwe, praktische relevante inzichten in techniektraining. Motorisch leren: het
belang van random variaties in de uitvoering (deel 5).Sportgericht, 6, 30-35.
- Savelsbergh, G.J.P., Kamper, W., Rabius, J. De Koning, J. & Schöllhorn, W. (2010), New methods
to learn to start in speed skating. A differencial learning approach. International Journal of Sport
Psychology 41(4).
- Sechelmann, M. & Schöllhorn, W. I. (2003). Differenzielles Training im Fußballpassspiel. In J. Krug
& T. Müller (Hrsg.), Messplätze, Messplatztraining, Motorisches Lernen (S. 134-138). Sankt
Augustin: Academia.
- Schöllhorn, W. I. (2000). Applications of systems dynamic principles to technique and strength
training. Acta Academiae Olympiquae estoniae, (8), 67-85.
- Schöllhorn, W. I. (1999). Individualität - ein vernachlässigter Parameter? Leistungssport, 29, (2),
7-11.
- Schöllhorn, W. I., Michelbrink, M., Beckmann, H., Trockel, M., Sechelmann, M. & Davids, K.
(2006). Does noise provide a basis for the unification of motor learning theories? International
Journal of Sport Psychology, 37, (2/3), 34-42.
- Trockel, M. & Schöllhorn, W. I. (2003). Differenzielles Torschusstraining im Fußball. In J. Krug & T.
Müller (Hrsg.), Messplätze, Messplatztraining, Motorisches Lernen (S. 102-107). Sankt Augustin:
Academia.
7.2 Boeken
- Verhoeven, N (2011). Wat is onderzoek: praktijkboek methoden en technieken voor hoger
onderwijs. Amsterdam: Boom lemma uitgevers
- Vincent, W,J (2005). Statistics in Kinesiology. Louisville: United graphics
- Sport, Management & Ondernemen (2012).Studiehandleiding Afstudeerproject studiejaar-2012-
2013
7.3 Websites
- Douwes, B. Murphy, P. De zin en onzin van techniektraining. Verkregen op: 3 maart, 2013 via:
33
http://www.Actiontype.nl/pdf-
bestanden/De%20zin%20en%20onzin%20van%20techniektraining.pdf
- Differenzielles Training Kugelstossen - Peter Valentiner(2007). Gezien op 2 februari,2013, op:
http://www.youtube.com/watch?v=U2AMfyyUt5c
- Wetenschap NRC Handelsblad(2011), ‘winnen met bokkesprongen’.Gezien op 28 mei 2013, op:
http://www.tekstetcetera.nl/WinnenMetBokkesprongen.pdf
Bijlage 1: Testen
1.1 Pretest, posttest en retentietest
Onderstaande testen zijn de oefeningen die gedaan worden tijdens de pretest, posttest en
retentietest. Alle oefeningen worden gedaan met het verkeerde been/slechte been van de dames.
Afmeting doel: 7,40 bij 3 meter.
1.1.1 Afrondoefening
Afronden binnen het aangegeven vak, elke proefpersoon krijgt 5 pogingen.
Speler 1 dribbelt richting vak en schiet binnen het vak. Het doel is in vakken verdeeld waarbij voor
elke vak een aantal punten zijn te verdienen. Zie onderstaande afbeeldingen
Meetgegevens: aantal punten cumulatief.
34
35
1.1.2 Mikken op de lat
De bal ligt midden op de 16-meterlijn, vervolgens elke proefpersoon 5 pogingen laten uitvoeren.
Meetgegevens: 2 als de lat wordt geraakt,1 als de bal net niet de lat raakt en 0 als hij niet in de buurt
komt.
1.1.3 Hooghouden
Zo vaak mogelijk hooghouden met het verkeerde been. 3 pogingen.
Meetgegevens: aantal maal hooggehouden cumulatief.
1.1.4 Mikken in een klein doeltje
Vanaf 30 meter de bal in het kleine doeltje schieten, elke proefpersoon krijgt 5 mogelijkheden.
Meetgegevens: aantal doelpunten cumulatief.
36
1.1.5 Schotkracht
De bal ligt op de achterlijn, vervolgens wordt de bal zo ver mogelijk weggetrapt. Er wordt gekeken
naar de plek waar de bal de grond raakt. 3 pogingen cumulatief.
Meetgegevens: afstand en traptechniek
1.2 Materialen testen
Voetbalveld
10 ballen
1 groot doel
1 klein doel
12 pionnen
Meetlint
Touw voor vakken in het doel
Camera
37
Bijlage 2: trainingen
2.1 Training 1 (11 april)
Pass en trap oefening met 3 doelen.
Speler 1 speelt speler 2 in, speler 2 kaatst de bal. Vervolgens rond speler 1 af in één van de vooraf
aangegeven doeltjes. Elke poging wordt gedaan met een andere variant. De variatie wordt ingezet
net voordat de speler afrondt op één van de doeltjes.
Tijd: 15 min
10 min verkeerde been
5 min goede been
Ondergrond: kunstgras
Bal: voetbal
Variaties:
1:R handen in de
lucht
6:L hup 11:L Som
2:L rondje draaien 7:M hoog mogelijk
springen
12:L koprol
3:L 1x klappen 8:M 3x klappen 13:M 2 x klappen 1
rondje
4:M handen over
elkaar
9:M burpee 14:L over schieten
5:R 1 hand op je
hoofd
10:R handen op je
rug
15:R strak in het doel
38
2.2 Training 2 (12 april)
Y vorm pass en trap.
Speler 1 speelt speler 2 in, speler 2 kaatst op speler1. Speler 1 speelt speler 3 in en die kaatst op
speler 2. Speler 2 geeft de bal mee aan speler 3. De variatie wordt ingezet bij de eerste pass.
Tijd: 15 min
10 min verkeerde been
5 min goede been
Ondergrond: kunstgras
Bal: voetbal & korfbal
Variaties:
1: 2 x linksom
rondje
6: inspelen kaats
Inspelen kaats
Volleybal
11: 3 x skipping
2: Met hak 7: 3de man inspelen kaats
Volleybal
12: buitenkant voet
3: naar links
kijken
8: 2de man inspelen lobje
3de man over de grond
Volleybal
4: handen
vliegtuig
9:1 3de man met wreef
Volleybal
5: hinkelend 10: 3de man inspelen
door lucht volleybal
39
2.3 Training 3 (17 april)
Pass en trap oefening met 3 doelen.
Speler 1 speelt speler 2 in, speler 2 kaatst de bal. Vervolgens rond speler 1 af in één van de vooraf
aangegeven doeltjes. Elke poging wordt gedaan met een andere variant. De variatie wordt ingezet
net voordat de speler afrondt op één van de doeltjes.
Tijd: 15 min
12 min verkeerde been
3 min goede been
Ondergrond: gras
Bal: voetbal + handbal
Variaties:
1: L 2 rondjes 8: M de lat+ handbal 13: L achter je rug
klappen
2: L achter je
standbeen
9: R strak in het doel+
handbal
3: R beide handen
op je hoofd
10: L met een stuit +
handbal
6: R hoog in het
doel + handbal
11: L 1 stap naar achter
1 stap naar voren
7: L verre hoek
+ handbal
12: L som
40
2.4 Training 4 (18 april)
Afronden passen in vak.
Speler 1 speelt naar speler 2. Voor de pass wordt aangegeven in welk vak de bal moet komen. Speler
2 neemt de bal aan en schiet op doel. Beide spelers doen een aangegeven variatie.
Tijd: 15 min
12 min verkeerde been
3 min goede been
Ondergrond: gras
Bal: voetbal
Variaties:
Passende speler
1: R Tenen
aantikken
7: L over de bal
springen en weer
terug
13: L door de lucht
2: L 2 x op de bal
staan
9: R handen in de
lucht
3: M linker hak
aantikken
10: R grond
aantikken 1 hand
4: L rondje maken
met armen
11: R door de lucht
6: L bal laten rollen 12: M Door de lucht
41
Afrondende speler
1: rechtsonder 6: door het
midden
11. De bal moet
voor de lijn
stoppen
2: over 7: op de lat
3: stifje 8: strak in het
doel met wreef
4:
linkerbovenhoek
9:
binnenkantvoet
linker hoek
5: naast 10: met een stuit
42
2.5 Training 5 (25 april)
Y vorm pass en trap.
Speler 1 speelt speler 2 in, speler 2 kaatst op speler1. Speler 1 speelt speler 3 in en die kaatst op
speler 2. Speler 2 geeft de bal mee aan speler 3. De variatie wordt ingezet bij de eerste pass.
Tijd: 15 min
15 min verkeerde been
0 min goede been
Ondergrond: kunstgras
Bal: voetbal
Variaties:
1: handen in de
lucht
6: vallende bal(boog)
2: met
rechterarm naar
de bal wijzen
7: strakke bal wreef
3: achter de
standbeen
8: binnenkant voet hard
4: buitenkant
voet
9: lobje
5: handen in de
zij
10: handen op je rug
43
2.6 Training 6 (26 april)
Afronden passen in vak.
Speler 1 speelt naar speler 2. Voor de pass wordt aangegeven in welk vak de bal moet komen. Speler
2 neemt de bal aan en schiet op doel. Beide spelers doen een aangegeven variatie.
Tijd: 15 min
15 min verkeerde been
0 min goede been
Ondergrond: steen(handbalveld)
Bal: voetbal + tennisbal
Passende speler
1: R Tenen
aantikken
7: L over de bal
springen en weer
terug
2: L 2 x op de bal
staan
9: R handen in de
lucht
3:M linker hak
aantikken
10: R rondje draaien
4: L rondje maken
met armen
11:M 1x klappen
6:L bal laten rollen 12: M handen over
elkaar
44
Afrondende speler
1: rechtsonder 6: door het
midden
11. De bal moet
voor de lijn
stoppen
2: over 7: op de lat 12:
linkeronderhoek
3: stifje 8: strak in het
doel met wreef
13:
rechterbovenhoek
4:
linkerbovenhoek
9:
binnenkantvoet
linker hoek
5: naast 10: met een stuit
45
2.7 Training 7 (1 mei)
Pass en trap oefening met 3 doelen.
Speler 1 speelt speler 2 in, speler 2 kaatst de bal. Vervolgens rond speler 1 af in één van de vooraf
aangegeven doeltjes. Elke poging wordt gedaan met een andere variant. De variatie wordt ingezet
net voordat de speler afrondt op één van de doeltjes.
Tijd: 15 min
15 min verkeerde been
Ondergrond: kunstgras
Bal: voetbal
Variaties:
1: R handen over
elkaar
6: R rondje
draaien
12: L binnenkant door de
lucht
2: M hup 8: R kaats achter je
standbeen
13: M met een stuit
3: L handen op je
rug
9: L vallende bal
4: M klappen 10: R strak door de
door de lucht
5: L handen in de
lucht
11: R strak over de
grond
46
2.8 Training 8 (2 mei)
Afronden passen in vak.
Speler 1 speelt naar speler 2. Voor de pass wordt aangegeven in welk vak de bal moet komen. Speler
2 neemt de bal aan en schiet op doel. Beide spelers doen een aangegeven variatie.
Tijd: 15 min
15 min verkeerde been
0 min goede been
Ondergrond: kunstgras
Bal: voetbal
Passende speler
1: R Tenen
aantikken
6:M 1x klappen 11:L strakke bal met de
wreef
2: L 2 x op de bal
staan
7: R grond aantikken
1 hand
12:R buitenkant voet
3:M linker hak
aantikken
8:L rondje draaien
4:L bal laten rollen 9:R vallende bal
5: R handen in de
lucht
10: M strakke bal
met de binnenkant
47
Afrondende speler
1: rechtsonder 6: door het
midden
11. De bal moet
voor de lijn
stoppen
2: over 7: op de lat 12:
linkeronderhoek
3: stifje 8: strak in het
doel met wreef
4:
linkerbovenhoek
9:
binnenkantvoet
linker hoek
5: naast 10: met een stuit
2.9 Materialen trainingsvormen differentieel leren
Voetbalveld(kunstgras)
Voetbalveld(gras)
Voetbalveld(harde ondergrond)
8 voetballen
6 korfballen
6 tennisballen
6 handballen
1 groot doel
3 kleine doel
10 pionnen
Camera
48
Bijlage 3: Resultaten
3.1 Begin situatie
3.1.1 Rangorde verdeling
3.1.2 Mann-Whitney U test pretest
Ranks
Groep N Mean Rank Sum of Ranks
Afronden
DL-groep 10 9,85 98,50
TL-groep 9 10,17 91,50
Total 19
Mikken op de lat
DL-groep 10 9,80 98,00
TL-groep 9 10,22 92,00
Total 19
Hooghouden
DL-groep 10 11,45 114,50
TL-groep 9 8,39 75,50
Total 19
Mikken in een klein doel
DL-groep 10 8,55 85,50
TL-groep 9 11,61 104,50
Total 19
Schotkracht
DL-groep 10 11,60 116,00
TL-groep 9 8,22 74,00
Total 19
Test Statisticsa
Afronden Mikken op de lat Hooghouden Mikken in een
klein doel
Schotkracht
Mann-Whitney U 43,500 43,000 30,500 30,500 29,000
Wilcoxon W 98,500 98,000 75,500 85,500 74,000
Z -,124 -,168 -1,186 -1,243 -1,308
49
Asymp. Sig. (2-tailed) ,902 ,867 ,236 ,214 ,191
Exact Sig. [2*(1-tailed Sig.)] ,905b ,905
b ,243
b ,243
b ,211
b
a. Grouping Variable: Groep
b. Not corrected for ties.
3.2 Tabellen analyse deelvragen
3.2.1 Deelvraag 1 DL- groep posttest
Descriptive Statistics
N Mean Std. Deviation Minimum Maximum
AfrondPRE 9 10,33 4,500 6 20
LatPre 9 2,33 1,658 0 5
HoogPRE 9 40,11 37,022 12 135
MikkenPRE 9 1,22 1,394 0 4
SchotPRE 9 80,22 20,855 49 121
AfrondPOST 9 8,89 3,887 3 13
LatPOST 9 2,11 1,364 0 4
HoogPOST 9 48,11 56,893 14 195
MikPOST 9 2,11 1,364 0 4
SchotPOST 9 88,89 17,610 68 113
Ranks
N Mean Rank Sum of Ranks
AfrondPOST - AfrondPRE
Negative Ranks 4a 5,88 23,50
Positive Ranks 4b 3,13 12,50
Ties 1c
Total 9
LatPOST - LatPre
Negative Ranks 4d 3,25 13,00
Positive Ranks 2e 4,00 8,00
Ties 3f
Total 9
HoogPOST - HoogPRE
Negative Ranks 3g 5,00 15,00
Positive Ranks 6h 5,00 30,00
Ties 0i
Total 9
MikPOST - MikkenPRE
Negative Ranks 3j 4,00 12,00
Positive Ranks 6k 5,50 33,00
Ties 0l
Total 9
SchotPOST - SchotPRE Negative Ranks 3
m 4,17 12,50
Positive Ranks 6n 5,42 32,50
50
Ties 0o
Total 9
a. AfrondPOST < AfrondPRE
b. AfrondPOST > AfrondPRE
c. AfrondPOST = AfrondPRE
d. LatPOST < LatPre
e. LatPOST > LatPre
f. LatPOST = LatPre
g. HoogPOST < HoogPRE
h. HoogPOST > HoogPRE
i. HoogPOST = HoogPRE
j. MikPOST < MikkenPRE
k. MikPOST > MikkenPRE
l. MikPOST = MikkenPRE
m. SchotPOST < SchotPRE
n. SchotPOST > SchotPRE
o. SchotPOST = SchotPRE
Test Statisticsa
AfrondPOST -
AfrondPRE
LatPOST -
LatPre
HoogPOST -
HoogPRE
MikPOST -
MikkenPRE
SchotPOST -
SchotPRE
Z -,771b -,530
b -,889
c -1,259
c -1,187
c
Asymp. Sig. (2-tailed) ,441 ,596 ,374 ,208 ,235
a. Wilcoxon Signed Ranks Test
b. Based on positive ranks.
c. Based on negative ranks.
3.2.2 Deelvraag 2 TL-groep posttest
Descriptive Statistics
N Mean Std. Deviation Minimum Maximum
AfrondPRE 6 12,50 8,550 5 28
LatPre 6 2,50 1,378 0 4
HoogPRE 6 27,67 18,162 8 60
MikkenPRE 6 1,50 1,049 0 3
SchotPRE 6 70,00 9,778 56 83
AfrondPOST 6 10,17 3,869 6 16
LatPOST 6 1,33 1,366 0 3
HoogPOST 6 27,67 13,967 13 47
MikPOST 6 2,33 1,366 0 4
SchotPOST 6 64,83 15,587 34 76
51
Ranks
N Mean Rank Sum of Ranks
AfrondPOST - AfrondPRE
Negative Ranks 3a 4,00 12,00
Positive Ranks 3b 3,00 9,00
Ties 0c
Total 6
LatPOST - LatPre
Negative Ranks 4d 2,50 10,00
Positive Ranks 0e ,00 ,00
Ties 2f
Total 6
HoogPOST - HoogPRE
Negative Ranks 3g 3,83 11,50
Positive Ranks 3h 3,17 9,50
Ties 0i
Total 6
MikPOST - MikkenPRE
Negative Ranks 1j 3,50 3,50
Positive Ranks 4k 2,88 11,50
Ties 1l
Total 6
SchotPOST - SchotPRE
Negative Ranks 3m 3,00 9,00
Positive Ranks 2n 3,00 6,00
Ties 1o
Total 6
a. AfrondPOST < AfrondPRE
b. AfrondPOST > AfrondPRE
c. AfrondPOST = AfrondPRE
d. LatPOST < LatPre
e. LatPOST > LatPre
f. LatPOST = LatPre
g. HoogPOST < HoogPRE
h. HoogPOST > HoogPRE
i. HoogPOST = HoogPRE
j. MikPOST < MikkenPRE
k. MikPOST > MikkenPRE
l. MikPOST = MikkenPRE
m. SchotPOST < SchotPRE
n. SchotPOST > SchotPRE
o. SchotPOST = SchotPRE
52
Test Statisticsa
AfrondPOST -
AfrondPRE
LatPOST -
LatPre
HoogPOST -
HoogPRE
MikPOST -
MikkenPRE
SchotPOST -
SchotPRE
Z -,315b -1,841
b -,210
b -1,131
c -,405
b
Asymp. Sig. (2-tailed) ,752 ,066 ,833 ,258 ,686
a. Wilcoxon Signed Ranks Test
b. Based on positive ranks.
c. Based on negative ranks.
3.2.3 Deelvraag 3 posttest
Descriptive Statistics
N Mean Std. Deviation Minimum Maximum
Afrond oefening 15 9,40 3,795 3 16
Mikken op de lat 15 1,80 1,373 0 4
Hooghouden 15 39,93 45,020 13 195
Schotkracht 15 79,27 20,317 34 113
Mikken op een klein doel 15 2,20 1,320 0 4
Groepverdeling 15 1,40 ,507 1 2
Ranks
Groepverdeling N Mean Rank Sum of Ranks
Afrond oefening
DL 9 7,56 68,00
TL 6 8,67 52,00
Total 15
Mikken op de lat
DL 9 9,00 81,00
TL 6 6,50 39,00
Total 15
Hooghouden
DL 9 8,67 78,00
TL 6 7,00 42,00
Total 15
Schotkracht
DL 9 10,17 91,50
TL 6 4,75 28,50
Total 15
Mikken op een klein doel
DL 9 7,72 69,50
TL 6 8,42 50,50
Total 15
Test Statisticsa
53
Afrond oefening Mikken op de lat Hooghouden Schotkracht Mikken op een
klein doel
Mann-Whitney U 23,000 18,000 21,000 7,500 24,500
Wilcoxon W 68,000 39,000 42,000 28,500 69,500
Z -,474 -1,083 -,707 -2,302 -,307
Asymp. Sig. (2-tailed) ,635 ,279 ,480 ,021 ,759
Exact Sig. [2*(1-tailed Sig.)] ,689b ,328
b ,529
b ,018
b ,776
b
a. Grouping Variable: Groepverdeling
b. Not corrected for ties.
3.2.4 Deelvraag 4 DL-groep retentietest
Ranks
N Mean Rank Sum of Ranks
AfrondRET - AfrondPOST
Negative Ranks 4a 3,75 15,00
Positive Ranks 5b 6,00 30,00
Ties 0c
Total 9
LatRET - LatPOST
Negative Ranks 1d 1,50 1,50
Positive Ranks 3e 2,83 8,50
Ties 5f
Total 9
HoogRET - HoogPOST
Negative Ranks 1g 8,00 8,00
Positive Ranks 8h 4,63 37,00
Ties 0i
Total 9
MikRET - MikPOST
Negative Ranks 3j 4,00 12,00
Positive Ranks 5k 4,80 24,00
Ties 1l
Total 9
SchotRET - SchotPOST
Negative Ranks 5m 5,50 27,50
Positive Ranks 4n 4,38 17,50
Ties 0o
Total 9
a. AfrondRET < AfrondPOST
b. AfrondRET > AfrondPOST
c. AfrondRET = AfrondPOST
d. LatRET < LatPOST
e. LatRET > LatPOST
f. LatRET = LatPOST
54
g. HoogRET < HoogPOST
h. HoogRET > HoogPOST
i. HoogRET = HoogPOST
j. MikRET < MikPOST
k. MikRET > MikPOST
l. MikRET = MikPOST
m. SchotRET < SchotPOST
n. SchotRET > SchotPOST
o. SchotRET = SchotPOST
Test Statisticsa
AfrondRET -
AfrondPOST
LatRET -
LatPOST
HoogRET -
HoogPOST
MikRET -
MikPOST
SchotRET -
SchotPOST
Z -,890b -1,289
b -1,719
b -,905
b -,593
c
Asymp. Sig. (2-tailed) ,373 ,197 ,086 ,366 ,553
a. Wilcoxon Signed Ranks Test
b. Based on negative ranks.
c. Based on positive ranks.
3.2.5 Deelvraag 5 TL-groep retentietest
Ranks
N Mean Rank Sum of Ranks
AfrondRET - AfrondPOST
Negative Ranks 1a 3,00 3,00
Positive Ranks 4b 3,00 12,00
Ties 1c
Total 6
LatRET - LatPOST
Negative Ranks 2d 3,00 6,00
Positive Ranks 4e 3,75 15,00
Ties 0f
Total 6
HoogRET - HoogPOST
Negative Ranks 0g ,00 ,00
Positive Ranks 6h 3,50 21,00
Ties 0i
Total 6
MikRET - MikPOST
Negative Ranks 2j 1,50 3,00
Positive Ranks 1k 3,00 3,00
Ties 3l
Total 6
SchotRET - SchotPOST Negative Ranks 0
m ,00 ,00
Positive Ranks 6n 3,50 21,00
55
Ties 0o
Total 6
a. AfrondRET < AfrondPOST
b. AfrondRET > AfrondPOST
c. AfrondRET = AfrondPOST
d. LatRET < LatPOST
e. LatRET > LatPOST
f. LatRET = LatPOST
g. HoogRET < HoogPOST
h. HoogRET > HoogPOST
i. HoogRET = HoogPOST
j. MikRET < MikPOST
k. MikRET > MikPOST
l. MikRET = MikPOST
m. SchotRET < SchotPOST
n. SchotRET > SchotPOST
o. SchotRET = SchotPOST
Test Statisticsa
AfrondRET -
AfrondPOST
LatRET -
LatPOST
HoogRET -
HoogPOST
MikRET -
MikPOST
SchotRET -
SchotPOST
Z -1,219b -,949
b -2,201
b ,000
c -2,201
b
Asymp. Sig. (2-tailed) ,223 ,343 ,028 1,000 ,028
a. Wilcoxon Signed Ranks Test
b. Based on negative ranks.
c. The sum of negative ranks equals the sum of positive ranks.
3.2.6 deelvraag 6 retentietest
Descriptive Statistics
N Mean Std. Deviation Minimum Maximum
AfrondRET 15 12,80 6,549 4 28
LatRET 15 2,53 1,302 0 5
HoogRET 15 53,87 37,645 22 170
MikRET 15 2,40 1,056 1 4
SchotRET 15 80,53 21,856 52 125
Groepverdeling 15 1,40 ,507 1 2
Ranks
56
Groepverdeling N Mean Rank Sum of Ranks
AfrondRET
DL 9 6,50 58,50
TL 6 10,25 61,50
Total 15
LatRET
DL 9 8,39 75,50
TL 6 7,42 44,50
Total 15
HoogRET
DL 9 8,44 76,00
TL 6 7,33 44,00
Total 15
MikRET
DL 9 8,33 75,00
TL 6 7,50 45,00
Total 15
SchotRET
DL 9 8,44 76,00
TL 6 7,33 44,00
Total 15
Test Statisticsa
AfrondRET LatRET HoogRET MikRET SchotRET
Mann-Whitney U 13,500 23,500 23,000 24,000 23,000
Wilcoxon W 58,500 44,500 44,000 45,000 44,000
Z -1,608 -,437 -,473 -,369 -,472
Asymp. Sig. (2-tailed) ,108 ,662 ,636 ,712 ,637
Exact Sig. [2*(1-tailed Sig.)] ,113b ,689
b ,689
b ,776
b ,689
b
a. Grouping Variable: Groepverdeling
b. Not corrected for ties.