Upload
others
View
14
Download
1
Embed Size (px)
Citation preview
Doorstroom opvang belemmerd door � nanciële knelpunten
schuldhulpverlening
Rapport
2 3
LEGER DES HEILS RAPPORT KNELPUNTEN INHOUDSOPGAVE
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 5
Trage procedures en gebrek aan marge in
opstarten en doorlopen schuldhulpverlening
5.1 Trage procedures
5.2 Gebrek aan marge
5.3 Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
HOOFDSTUK 6
Gebrek aan � nanciële kennis bij begeleiders
6.1 Begeleiders missen � nanciële kennis
6.2 Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
HOOFDSTUK 7
Ketensamenwerking
7.1 Ketensamenwerking als succesfactor
7.2 Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
HOOFDSTUK 8
Jongeren in de knel
8.1 Toename dakloosheid onder jongeren
8.2 Georganiseerde uitsluiting
8.3 Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
HOOFDSTUK 9
Woningnood
9.1 Woningnood
9.2 Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
Bronnenlijst
Infographic
HOOFDSTUK 0
Samenvatting
HOOFDSTUK 1
Inleiding
1.1 Context en aanleiding
1.2 Doel van het onderzoek
1.3 Selectie gemeenten en producten
1.4 Doelgroep onderzoek en selectie deelnemers
1.5 Verantwoording onderzoeksmethoden
1.6 Generaliseerbaarheid en reikwijdte
HOOFDSTUK 2
Financiële problematiek in een context
van duurzaam herstel
2.1 Het Leger des Heils – een unieke doelgroep
2.2 Duurzaam herstel
HOOFDSTUK 3
Algemene resultaten uit de vragenlijst
3.1 Hoe vaak komen � nanciële knelpunten voor?
3.2 Hoeveel vertraging leveren � nanciële
knelpunten op?
3.3 Impact
3.4 Karakteristieken en kenmerken
HOOFDSTUK 4
Financiële knelpunten uit de vragenlijst
4.1 Categorisatie � nanciële knelpunten
4.2 Selectie thema’s
4
6
6
6
6
7
7
7
7
8
8
8
10
10
11
11
11
14
14
14
16
16
19
20
22
22
23
24
24
24
26
26
26
27
28
28
28
29
30
Concept & realisatie:
Redmatters www.redmatters.com
4 5
LEGER DES HEILS RAPPORT KNELPUNTEN HOOFDSTUK 0 SAMENVATTING
Achtergrond en doel onderzoek
In de gemeente Utrecht bleken � nanciële problemen de
voornaamste belemmering te zijn voor deelnemers uit
Beschermd Wonen (BW) en de Maatschappelijke Opvang
(MO) om uit te stromen (Bureau HHM 2015). In reactie op
deze bevinding heeft de gemeente Utrecht een taskforce
samengesteld die dit nader heeft onderzocht. Leger des
Heils Midden Nederland is hier onderdeel van geweest.
Doel is een landelijk beeld te vormen van waar deze
knelpunten in het systeem verankerd zitten en welke
oplossingsrichtingen daar in de praktijk bij aansluiten.
In de periode april-juni 2017 is een online vragenlijst uitgezet
onder persoonlijk begeleiders binnen BW en MO locaties in
8 verschillende gemeenten. Gegevens van 358 deelnemers
zijn verzameld. Hiervan had 41% te maken met een � nancieel
knelpunt waardoor zij niet uit konden stromen. Deze 145
knelpunten waren gelijkmatig verdeeld over de verschillende
productvormen.
Gebaseerd op de uitkomsten van de vragenlijst en interviews
met teamleiders is een vijftal thema’s verder uitgediept.
1. Trage procedures en gebrek aan marge in het opstarten
en doorlopen van schuldhulpverlening
85-95% van de deelnemers heeft passende schuldhulp-
verlening nodig als essentiële stap op weg naar herstel. Dit
blijkt vaak moeilijk op gang te brengen. Lange doorlooptijden
van de benodigde procedures zorgen voor veel vertraging.
Schulden nemen toe, de problematiek wordt complexer.
Daarnaast wordt een sterk gebrek aan marge ervaren
in relatie tot de complexe doelgroep van het Leger des
Heils. Hierbij is aandacht voor het individu cruciaal. In de
huidige schuldhulpverlening ligt de focus nog te vaak op
protocollen. Een van de gevolgen is dat de route naar de
schuldhulpverlening voor 12 deelnemers geblokkeerd was.
Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
1. De eerste stappen in de toeleiding naar de
schuldhulpverlening moeten sneller verlopen. Een nauwe
samenwerking tussen de gemeente en het Leger des
Heils is vereist en meer besef van de belevingswereld van
mensen met schulden. Een methodiek als Mobility
Mentoring kan inzicht geven in wanneer het geven van
marge constructief ingezet kan worden.
Samenvatting en overzicht aanbevelingen
2. Door gemeente en Leger des Heils kan gezamenlijk een route
verkend worden waarbij deelnemers onder voorwaarde
van budgetbeheer direct zelfstandig kunnen wonen,
waarna een schuldenregeling kan worden opgestart. Nauwe
samenwerking tussen de relevante ketenpartners en centrale
regie vanuit de gemeente zijn daarbij cruciaal.
3. Uitkeringen worden door de meeste gemeenten niet met
terugwerkende kracht uitgekeerd tot het moment van
instroom in de opvang. Deelnemers maken hierdoor in het
eerste deel van hun verblijf extra schulden. Een voorschot
van de gemeente bij binnenkomst in de opvang kan
uitkomst bieden.
2. Gebrek aan � nanciële kennis bij begeleiders
In 10% van de gevallen gaven begeleiders aan dat zij de � nanciële
kennis missen om het knelpunt te verhelpen. Schuldensituaties
en het oplossen er van wordt steeds meer specialistenwerk.
Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
Waarborgen � nanciële kennis binnen elke locatie.
Dit kan op 2 manieren:
1. Het vergroten van � nanciële kennis onder begeleiders
stimuleren via de Leger des Heils Academie (E-learning
modules en handvatten m.b.t. de lokale sociale kaart
2. Financiële specialisten aantrekken (SJD’ers) of werken
met een aparte � nanciële afdeling waar � nanciële
trajecten van deelnemers aan worden overgedragen.
3. Ketensamenwerking
Het hebben van korte lijnen bij ketenpartners is een
structurele succesfactor voor goedlopende � nanciële
trajecten en het verhelpen van � nanciële knelpunten.
Bij persoonlijk contact wordt sneller actie ondernomen en
meer buiten bestaande kaders en protocollen gedacht.
Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
1. Samenwerkingsorganen tussen gemeente, zorgverleners en
woningbouwcoöperaties opzetten, die frequent met elkaar
om tafel zitten om individuele casuïstiek te bespreken. Dit
komt zowel de deelnemer als het vertrouwen tussen de
ketenpartners ten goede. In gemeentes waar dergelijke
samenwerking nog niet gangbaar is kan het Leger des Heils
initiatiefnemer zijn.
2. Op instellingsniveau kunnen vestigingen zich actief als
betrokken en geïnteresseerde ketenpartner presenteren.
4. Jongeren in de knel
Van de 145 deelnemers met een � nancieel knelpunt is 25%
jonger dan 27 jaar. Dit lijkt in lijn te liggen met de landelijke
stijging van het aantal dakloze jongeren.
Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
1. NIBUD heeft berekend dat alleenstaande jongeren die
leven van een bijstandsuitkering onmogelijk zelfstandig
kunnen wonen en � nancieel rondkomen. Er is sprake van
een structureel tekort waardoor een groep kwetsbare
jongeren consequent in schuldsituaties terechtkomt.
Landelijke sturing is hier noodzakelijk.
2. Ondersteuning van jongeren vanuit de gemeente bij
de overgang 18-/18+ is gebrekkig. Jeugdwet, WMO en
participatiewet moeten zowel in beleid als in uitvoering
beter op elkaar aangesloten worden.
3. Het Leger des Heils kan zich richten op het creëren van
meer zelfstandige opvangruimte voor jongeren, zoals
Kamers met Kansen.
5. Woningnood
12% van het totaal aantal deelnemers kon nog niet
uitstromen omdat er geen passende woonruimte
beschikbaar was. Door een te laag inkomen en het landelijke
tekort aan goedkope sociale huurwoningen. In de tweede
plaats moet eventuele ambulante begeleiding ter plekke
kunnen worden georganiseerd.
Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
1. Centrale regie vanuit de gemeente om aanbod en
vraag in beeld te krijgen en op elkaar af te stemmen.
Samenwerkingsorganen kunnen ook hier een sleutelrol
vervullen.
2. Meer goedkope sociale huurwoningen. De komende
jaren zijn er 10.000 extra nodig. Hiervoor is sturing vanuit
de overheid en naleving van afspraken vereist.
Hoofdstuk 0
Knelpunt Aantal % deelnemers met knelpunt
1. Huurschuld bij woningbouwcoöperatie 34 23.4%
2. Inkomen te laag 31 21.4%
3. Schulden niet of niet volledig in kaart 23 15.9%
4. Schuldhulpverlening opstarten duurt lang: procedures en wachtlijst 21 14.5%
5. Gebrek aan � nanciële kennis bij begeleiders 15 10.3%
6. Toegang schuldhulpverlening geblokkeerd 12 8.3%
7. Aanvragen uitkering 11 7.6%
7
LEGER DES HEILS RAPPORT KNELPUNTEN
6
1.1. Context en aanleiding
Financiële problematiek is de grootste belemmering
voor de doorstroom uit Beschermd Wonen (BW) en
de Maatschappelijke opvang (MO). Dat is de conclusie
die onderzoeksbureau HHM in 2015 trekt naar aanleiding
van haar onderzoek naar wachtlijstvervuiling bij WMO-
instellingen in Utrecht. Het gevolg: de WMO-instellingen
raken verstopt, wachtlijsten groeien, maatschappelijke
kosten nemen toe en cliënten voelen zich gehinderd.
Op landelijk niveau wordt deze problematiek bij het Leger des
Heils al langer herkend. De doelgroep van het Leger des Heils is
en blijft kwetsbaar. Vanwege de complexiteit van de problemen
ontbreekt het vaak aan standaard oplossingen vanuit wet- en
regelgeving. De verwachting is dat � nanciële knelpunten dan
ook op landelijk niveau veelvuldig voorkomen.
1.2 Doel van het onderzoek
Een landelijk beeld vormen van het voorkomen en de
samenstelling van � nanciële knelpunten voor deelnemers
in BW en MO instellingen van het Leger des Heils. Helder
maken waar deze knelpunten in het systeem verankerd
zitten en welke oplossingsrichtingen daar in de praktijk bij
aansluiten.
Doelstellingen:
1. Duidelijk maken in welke mate � nanciële problematiek
binnen BW en MO instellingen van het Leger des
Heils een belemmering vormt voor doorstroom naar
zelfstandige(r) woonvormen.
2. Een concreet beeld vormen van de aard en omvang van
deze problematiek.
Inleiding
3. Structurele knelpunten aantonen en beschrijven.
4. Het formuleren van oplossingsrichtingen en
aanbevelingen voor deze knelpunten.
5. Inventariseren welke best practices in de onderzochte
gemeenten gepraktiseerd worden.
1.3. Selectie gemeenten en producten
Het onderzoek is uitgevoerd in 8 gemeenten: Dordrecht,
Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Lelystad,
Maastricht en Rotterdam. Er is gestreefd naar een landelijke
spreiding en een balans tussen grote en kleine gemeenten.
In het onderzoek zijn alle BW en MO producten van
het Leger des Heils waar doorstroom van toepassing is
meegenomen: Van de Straat, Herstart, Vast en Verder, Zij aan
Zij en Huis en Haard.
1.4 Doelgroep onderzoek en selectie deelnemers
De doelgroep wordt gevormd door deelnemers die
gebruikmaakten van het product Van de Straat, Herstart,
Vast en Verder, Zij aan Zij of Huis en Haard en niet door
konden stromen naar zelfstandige woonruimte (evt. met
ambulante begeleiding) door een � nancieel knelpunt.
De selectie van deelnemers is gemaakt door middel van
een dynamische online vragenlijst die door persoonlijk
begeleiders werd ingevuld. In de vragenlijst werd voor elke
deelnemer als eerst de vraag gesteld: ‘Als we � nanciële
problemen buiten beschouwing laten: is deze deelnemer
dan verder voldoende stabiel om zelfstandig te kunnen
wonen (met eventuele ambulante begeleiding)?’ Indien
deze vraag met ‘ja’ werd beantwoord was de hierop
volgende vraag: ‘Als we de � nanciële situatie er wel bij
betrekken: is er bij deze deelnemer dan sprake van een
� nancieel knelpunt dat de doorstroom nog belemmert?’
Werd ook hier ‘ja’ geantwoord dan volgde een serie
inhoudelijke vragen waarin het knelpunt verder werd
uitgediept.
1.5 Verantwoording onderzoeksmethoden
Er is op verschillende manieren informatie verzameld:
namelijk aan de hand van een literatuurstudie, een online
vragenlijst, telefonische interviews met teamleiders, een
focus groep en interviews met deelnemers.
1.6. Generaliseerbaarheid en reikwijdte
De gevonden problematiek werd door nagenoeg
alle teamleiders in sterke mate herkend. De primaire
classi� catie van de knelpunten in de vragenlijsten vertoont
eenzelfde patroon als het eerder genoemde onderzoek
uit de gemeente Utrecht. De resultaten zijn derhalve een
representatieve afspiegeling van de doelgroep waar het
Leger des Heils mee werkt binnen BW en MO.
De consistentie van de gegeven antwoorden kon ten
dele gecontroleerd worden door de antwoorden van
sommige multiple choice vragen te vergelijken met de open
omschrijvingen van de � nanciële knelpunten. Bij vergelijking
bleken deze antwoorden nagenoeg altijd consistent.
Het onderzoek heeft intern plaatsgevonden bij het Leger
des Heils en is voor publicatie niet doorgesproken met
gemeenten en ketenpartners. De deelnemers hebben zelf
geen inspraak in het invullen van de vragenlijsten gehad.
De problematiek die hierin naar voren komt re� ecteert dus
het perspectief van de begeleiders.
De spreiding van deelnemers over de verschillende
gemeenten en producten verschilde sterk omdat in een
aantal gemeenten en voor één productvorm slechts weinig
deelnemers binnen de doelgroep pasten. Daarmee kan met
minder zekerheid gezegd worden hoe representatief de
problematiek daar voor het product of de gemeente is.
Dit geldt voor Zij aan Zij en de gemeenten Eindhoven,
Lelystad en Groningen.
Hoofdstuk 1
HOOFDSTUK 1 INLEIDING
LEGER DES HEILS RAPPORT KNELPUNTEN
9
HOOFDSTUK 2 FINANCIËLE PROBLEMATIEK IN EEN CONTEXT VAN DUURZAAM HERSTEL
Het Leger des Heils werkt met een unieke doelgroep
waarvoor het cruciaal is om verder te denken dan
standaardoplossingen alleen. In het werken aan duurzaam
herstel kan � nanciële problematiek nooit los gezien
worden van de persoon als geheel.
2.1 Leger des Heils – een unieke doelgroep
Het gaat om mensen met problematiek op verschillende
levensgebieden die zich met elkaar verweven heeft. Veel
deelnemers zijn laaggeletterd en er is een hoge prevalentie
van verslavings- en psychologische problematiek. Het
sociaal netwerk wordt vaak met het opstapelen van
problemen kleiner en kleiner. Wanneer hier ook nog
schulden bij komen is de situatie snel niet meer te overzien
en is het bieden van de juiste hulp cruciaal.
De decentralisatie van de WMO zou de gemeenten meer
ruimte moeten geven om maatwerk te kunnen leveren. Toch
dreigen deelnemers van het Leger des Heils vaak tussen wal
en schip te vallen. Er is structureel aandacht nodig voor het
individu en zijn verhaal.
2.2 Duurzaam herstel
Financiële problematiek vormt de grootste belemmering
voor de doorstroming naar zelfstandig wonen. Het is echter
van groot belang in gedachten te houden dat het de
persoon is die tot herstel gebracht moet worden, niet een
bankrekening.
Er gaat veel aan de � nanciële problemen vooraf,
gebeurtenissen met een sterke psychologische weerslag.
Om weer duurzame mee te draaien in de maatschappij
moet de persoon als geheel worden gezien, ook wanneer de
focus daarbij op � nanciën ligt.
Financiële problematiek in een context van duurzaam herstel
Hoofdstuk 2
8
11
LEGER DES HEILS RAPPORT KNELPUNTEN
10
3.1 Hoe vaak komen � nanciële knelpunten voor?
Algemeen
159 van de 372 deelnemers ervaart een � nancieel knelpunt
dat de doorstroom belemmerde. Voor 14 was de ingevulde
informatie niet bruikbaar voor verdere analyse. De
inhoudelijke analyse is daarom gebaseerd op een dataset
van 145 knelpunten.
41% van de deelnemers in het huidige
onderzoek loopt vertraging op in hun traject
door � nanciële problematiek.
Het vermoeden van de onderzoeker is dat het daad-werkelijke
percentage enigszins hoger ligt. Van deelnemers waarvoor geen
knelpunt werd aangegeven, is niet voldoende persoonlijke
informatie beschikbaar om dubbeling uit te sluiten. Voor de
deelnemers met een � nancieel knelpunt was dit wel mogelijk.
Voor 59% van de deelnemers zijn � nanciële problemen
dus geen belemmering voor de doorstroom. Dit wil overigens
niet zeggen dat in deze trajecten geen � nanciële knelpunten
ervaren worden.
Per product
Uit bovenstaande gra� ek blijkt dat het aantal � nanciële
knelpunten gelijk verdeeld is over de producten, met
uitzondering van Huis en Haard. Dit kan samenhangen
met de gemiddelde trajectduur van de producten en de
samenstelling van de doelgroep. Bij Huis en Haard hebben
de deelnemers geregeld al gebruik gemaakt van een andere
woonvorm van het Leger des Heils en zijn al veel problemen
verholpen. Daarbij duren de trajecten bij Huis en Haard
gemiddeld genomen het langst, hierdoor is er meer tijd om de
� nanciën goed te regelen voordat doorstroom relevant wordt.
Algemene resultaten uit de vragenlijst
Doelstelling 1Duidelijk maken in welke mate � nanciële
problematiek binnen de producten Van de Straat,
Herstart, Vast en Verder, Zij aan Zij en Huis en
Haard een belemmering vormt voor doorstroom
naar zelfstandige(r) woonvormen.
Hoofdstuk 3
Figuur 1 Percentage deelnemers met knelpunten per product
zij aan zij(2/4)
0.00%
10.00%
20.00%
30.00%
40.00%
50.00%
60.00%
herstart(55/121)
van de straat(43/97)
vast en verder(21/46)
huis en haard(22/90)
Per gemeente
Financiële knelpunten bleken in alle gemeenten
op één na evenredig voor te komen. Voor vervolg-
onderzoek is het interessant om te kijken of het verschil
in deze ene gemeente stabiel is en waar het op terug
te leiden valt.
3.2 Hoeveel vertraging leveren � nanciële knelpunten op?
In de vragenlijst is de begeleiders gevraagd hoe lang de
huidige trajecten van de deelnemers duurden en hoeveel
maanden eerder deelnemers los van hun � nanciën al
stabiel genoeg waren om zelfstandig te gaan wonen.
Gemiddeld leverden de � nanciële knelpunten
op het moment van meten al een vertraging op
van 4,2 maanden.
3.3 Impact
Financiële knelpunten vertragen 41% van de trajecten binnen
de onderzochte producten en gemiddeld levert dit minstens
4,2 maanden vertraging op. De impact van deze cijfers vanuit
verschillende perspectieven:
De deelnemer: Signi� cante vertraging.
De dienstverlening: Het geheel van 145 knelpunten levert
een vertraging op van maar liefst 51,6 jaar. Als ze er niet
zouden zijn zou het Leger des Heils 12% meer deelnemers
kunnen helpen.
De maatschappij: Het rapport Kosten en baten van de
maatschappelijke opvang uit 2011 laat zien dat dakloosheid
een � inke kostenpost is voor de maatschappij en dat het
regelen van opvang en een weg naar herstel voor deze
mensen meer oplevert dan dat het kost.
3.4 Karakteristieken en kenmerken
Van de deelnemers met een � nancieel knelpunt was
23% vrouw en 77% man. De leeftijdsspreiding (Fig. 4)
laat zien dat er onder de deelnemers met knelpunten
een substantieel percentage jongeren is (18-26; 23%). Dit
kan verband houden met het feit dat het aantal dakloze
jongeren de laatste jaren sterk groeit1. Er zijn geluiden dat
de ondersteuning vanuit de overheid voor deze doelgroep
structureel ontoereikend is voor � nanciële zelfstandigheid.
In hoofdstuk 8 willen we aan deze doelgroep dan ook extra
aandacht besteden.
Figuur 5 laat zien dat 35% van de deelnemers al meer dan
eens dakloos is geweest. Een redelijk percentage komt
meermaals in een onwenselijke situatie terecht en heeft
meermaals een plek in de opvang nodig. In optimale zin
betekent duurzaam herstel dat dakloosheid in de toekomst
voorkomen kan worden. Een suggestie voor verder is om
1 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/09/aantal-daklozen-in-zes-jaar-met-driekwart-toegenomen
Afbeelding of illustratie?
Product Huidige Trajectduur (mnd) Vetraging (mnd) Procentuele vertraging
Herstart 9 5 56%
Huis en Haard 24 4 17%
Vast en Verder 12,9 3,5 27%
Van de Straat 9,9 4 40%
Zij aan Zij 11,5 4,5 39%
Vrouw
Man
23%
Figuur 2 Vertraging traject voor deelnemers met � nanciële knelpunten per product
Figuur 3 Geslacht deelnemers
manvrouw
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE RESULTATEN UIT DE VRAGENLIJST
12
LEGER DES HEILS RAPPORT KNELPUNTEN
13
te bepalen wat ten grondslag ligt aan deze patronen van
herhaalde dakloosheid.
Schuldhulp
Bij 85-95% van de deelnemers met een � nancieel knelpunt
spelen schulden een rol hier in. Vanwege de vaak beperkte
� nanciële zelfredzaamheid van deelnemers is passende
schuldhulpverlening cruciaal. In de vragenlijst is in kaart
gebracht welke manieren van schuldhulp de deelnemers
ontvingen. Dit overzicht is weergegeven in Tabel 2.
Deelnemers kunnen meerdere soorten schuldhulp tegelijk
ontvangen. Het totaal van de tabel komt op 110%, dat geeft
aan dat dit niet veel voorkomend is.
Gezien de vaak hoge schulden waar deelnemers mee
kampen is het opmerkelijk te noemen dat maar een zeer laag
percentage van de deelnemers op het moment van meten
in een schuldsaneringstraject zat. Verschillende oorzaken
kunnen hier aan bijdragen. Het duurt vaak lang voordat een
deelnemer stabiel genoeg is om met goed perspectief te
beginnen aan een schuldsaneringstraject. Een mogelijkheid
is dus dat veel deelnemers op het moment van meten nog
niet toe waren aan deze stap. Een andere oorzaak kan liggen
in het feit dat deelnemers pas na uitstroom beginnen aan
een saneringstraject. Daarbij valt ook op dat maar liefst 38%
van de deelnemers helemaal geen schuldhulpverlening
ontving. Wanneer hier nader op ingezoomd wordt, blijkt
dat dit ongeveer in de helft van de gevallen sprake is van
zorgmijdend gedrag van de kant van de deelnemer. In de
andere helft van de gevallen is er sprake van een lopende
aanvraag voor schuldhulpverlening of een blokkade in de
toegang.
Woningnood
In het onderzoek kwam ook een groep naar voren waarbij
geen � nanciële of niet-� nanciële knelpunten meer speelden
maar die toch nog in de instelling verbleven. Wanneer
gekeken wordt naar de reden hiervoor dan is er één duidelijk
hoofdthema: het vinden van passende woonruimte. Voor
33 deelnemers (9% van het totaal) was dit de enige reden
dat ze nog in de instelling verbleven. Vaak blijkt dit ook
een � nanciële component in zich te hebben. De meeste
deelnemers in de MO en BW hebben een laag inkomen
en woonruimte die voor hen betaalbaar is blijkt in de
meeste gemeenten erg schaars. Het gebrek aan betaalbare
woningen is iets dat al langer wordt herkend binnen de
opvang en de langdurige ggz2. Mede daarom willen dit
thema in hoofdstuk 9 speci� eke aandacht geven.
2 http://www.opvang.nl/site/item/tekort-aan-woningen-leidt-tot-opstopping-in-langdurige-ggz-en-opvang
Soort schuldhulp voorkomen
Budgetbeheer 10%
Budgetbegeleiding 6%
Beschermingsbewind 33%
Minnelijk traject 3%
WSNP 3%
Non-professionele hulp 3%
Overig 14%
Geen 38%
15%
20%
50%15%
1 keer
2 keer
Meer dan 2 keer
Nooit
Figuur 4 Leeftijdsspreiding deelnemers
18-26
0.00%
5.00%
10.00%
15.00%
20.00%
25.00%
30.00%
27-35 36-45 46-55 56-65 65+
Figuur 6 Ontvangen schuldhulp
2 keer
nooit
1 keer
meer dan 2 keer
Figuur 5 Herhaalde dakloosheid
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE RESULTATEN UIT DE VRAGENLIJST
14
LEGER DES HEILS RAPPORT KNELPUNTEN
15
4.1 Categorisatie � nanciële knelpunten
In de vragenlijst is de begeleiders gevraagd om het
� nanciële knelpunt van hun deelnemers te omschrijven.
Daarnaast werd hen de vraag voorgelegd wat zij zelf nodig
hebben om het knelpunt aan te kunnen pakken en wat
er buiten hun cirkel van invloed nodig is om het knelpunt
te kunnen verhelpen. Op basis van deze drie vragen zijn
de knelpunten gecategoriseerd. Waar meerdere � nanciële
knelpunten voor één deelnemer zijn omschreven, zijn deze
apart gecategoriseerd. Zo komt het totaal aantal gescoorde
knelpunten op 215. De tabel hieronder geeft de 7 meest
genoemde � nanciële knelpunten weer. In een focusgroep
is deze tabel voorgehouden aan teamleiders die bij het
onderzoek betrokken waren. Door hen werd het overzicht
vanuit de praktijk als compleet en herkenbaar ervaren.
Wanneer gekeken wordt naar de voornaamste categorieën
die naar voren komen, dan is hierin een sterke overeenkomst
met het onderzoek in Utrecht. Dit kan gezien worden als
een extra bevestiging dat de problematiek consistent en
systematisch is.
4.2 Selectie thema’s
Op basis van deze knelpunten zijn er een vijftal thema’s
geselecteerd die in het vervolg van dit rapport verder
uitgediept zullen worden. Deze thema’s zijn:
Hoofdstuk 5: Trage procedures en een gebrek
aan marge in het opstarten en doorlopen van
de schuldhulpverlening
Hoofdstuk 6: Gebrek aan � nanciële kennis en
expertise bij begeleiders
Hoofdstuk 7: Ketensamenwerking
Hoofdstuk 8: Woningnood
Hoofdstuk 9: Jongeren in de knel
HOOFDSTUK 2 SAMENVATTING
Financiële knelpunten uit de vragenlijst
Doelstelling 2Een concreet beeld vormen van de aard en
omvang van deze problematiek.
Hoofdstuk 4
Figuur 7 7 meest voorkomende knelpunten uit de vragenlijst
knelpunt aantal % deelnemers met knelpunt
1. Huurschuld bij woningbouwcoöperatie 34 23,4%
2. Inkomen te laag 31 21,4%
3. Schulden niet of niet volledig in kaart 23 15,9%
4. Schuldhulpverlening opstarten duurt lang: procedures en wachtlijst 21 14,5%
5. Gebrek aan � nanciële kennis bij begeleiders 15 10,3%
6. Toegang schuldhulpverlening geblokkeerd 12 8,3%
7. Aanvragen uitkering 11 7,6%
HOOFDSTUK 4 FINANCIËLE KNELPUNTEN UIT DE VRAGENLIJST
16 17
LEGER DES HEILS RAPPORT KNELPUNTEN
In het behandelen van de thema’s zullen de laatste
drie doelstellingen meegenomen worden. Per thema
wordt uitgewerkt welke structurele knelpunten
daaraan ten grondslag liggen maar ook welke mogelijke
oplossingsrichtingen en aanbevelingen hieraan verbonden
kunnen worden. Daarnaast worden er enkele creatieve
voorbeelden uit de praktijk vermeld.
5.1 Trage procedures
Op het moment dat deelnemers instromen in de MO of BW
bevinden ze zich vaak in een kritieke situatie. Problemen
spelen op meerdere levensdomeinen en in 85-95%
van de gevallen speelt er schuldenproblematiek. De
schuldenproblematiek vormt vaak een technisch probleem
waardoor deelnemers niet door kunnen stromen maar heeft
ook een sterke psychologische weerslag op het leven van
de deelnemer. Vanuit beide perspectieven is het van groot
belang dat de schulden direct bij binnenkomst goed worden
opgepakt zodat de deelnemers zo snel mogelijk in een
(� nancieel) stabiele situatie worden gebracht. In de praktijk
blijkt dit makkelijker gezegd dan gedaan. Er zijn veel stappen
nodig voordat een deelnemer kan beginnen aan een
schuldhulpverleningstraject. Wat in het huidige onderzoek
vooral naar voren komt, is dat de doorlooptijden van de
bijbehorende procedures de trajecten ernstig vertragen.
Deze bevinding komt overeen met het in 2016 uitgebrachte
Trage procedures en gebrek aan marge in opstarten en doorlopen van de schuldhulpverlening
Doelstelling 3Structurele knelpunten aantonen en beschrijven.
Doelstelling 4Het formuleren van oplossingsrichtingen en
aanbevelingen voor deze knelpunten.
Doelstelling 5Inventariseren welke best practices in de
onderzochte gemeenten gepraktiseerd worden.
Hoofdstuk 5
Knelpunt uit de praktijk
‘Deze deelnemer is werkzaam geweest als postbode. Hij heeft schulden en door een bankbeslag kon hij niet
meer met het openbaar vervoer naar zijn werk. Hij is ontslagen en heeft toen via het loket een uitkering moeten
aanvragen. Dit is nu ruim 10 weken geleden en de uitkering is nog steeds niet toegekend. Schulden lopen op dit
moment op en kunnen niet aangepakt worden.’
onderzoeksrapport Burgerperspectief Schuldhulpverlening
van de Nationale Ombudsman. Hierin worden de lange
doorlooptijden omschreven als ‘een van de meest door
burgers geuite klachten’. Voor de doelgroep van het Leger
des Heils komt hier nog bij dat er vaak extra procedures
doorlopen moeten worden voordat schuldhulpverlening
überhaupt in beeld komt.
Identiteitskaart, postadres, bankrekening en uitkering
Een van de eerste stappen in de stabilisatiefase is het
regelen van een stabiel inkomen voor de deelnemer. Vaak
is de basis hiervoor een uitkering vanuit de participatiewet.
Op dit punt in het traject kan er al stagnatie ontstaan. Bij het
Leger des Heils- product Van de Straat worden bijvoorbeeld
veel deelnemers opgevangen die een zwervend bestaan
hebben geleefd. Hierdoor zijn ze soms niet in het bezit van
identiteitspapieren of een bankrekening. Beide zijn nodig om
een uitkering te kunnen ontvangen. De aanvraag van een ID-
kaart kost geld, maar aangezien de meeste daklozen zonder
geld binnenkomen zal dit geld ergens vandaan moeten
komen. In sommige gemeenten kan bij de sociale dienst een
voorschot worden aangevraagd, echter kunnen er enkele
weken overheen gaan voordat dit voorschot binnen is. In dit
onderzoek werden twee deelnemers hierdoor opgehouden
in hun traject. Veel vertraging wordt ook opgelopen in het
aanvragen van de uitkering zelf. De algemene termijn voor
de behandeling van een aanvraag is acht weken, een termijn
die in de praktijk met regelmaat overschreden wordt. Elf
deelnemers worden op dit moment in hun traject hierdoor
opgehouden. Opgeteld kunnen er zo enkele maanden
zitten tussen het moment dat een deelnemer binnenkomt
en het moment dat een uitkering ontvangen wordt. Al
deze tijd heeft de deelnemer geen inkomen waardoor
er extra schulden gemaakt zullen worden voor eten en
slapen. Over het algemeen wordt de uitkering verstrekt
met terugwerkende kracht tot het moment van aanvraag,
maar niet tot het moment van binnenkomst in de opvang.
Hierdoor blijft er dus een gat dat voor eigen kosten van de
deelnemer komt.
Toekenning bewindvoering
Voor deelnemers die voor korte of langere tijd niet in
staat zijn om hun � nanciën gezond te beheren, is het
aanvragen van bewindvoering een veel gemaakte keuze.
Deze moet worden toegekend door de kantonrechter.
De gemiddelde wachttijd die door begeleiders vanuit
de praktijk genoemd wordt is 3 maanden, maar dit
kan per gemeente verschillend zijn. In het huidige
HOOFDSTUK 5 TRAGE PROCEDURES EN GEBREK AAN MARGE
19
LEGER DES HEILS RAPPORT KNELPUNTEN
18
Knelpunt uit de praktijk
‘De deelnemer heeft schulden bij het CJIB. Omdat hij eenmalig niet aan zijn betalingsregeling heeft voldaan, is
de betalingsregeling ingetrokken. Hierdoor wordt hij nu elke maand opgepakt door de politie of wordt zijn auto
in beslag genomen tenzij hij maandelijks 1000 euro betaalt.’
onderzoek stonden 33% van de deelnemers onder
beschermingsbewind. Zodra bewindvoering is toegekend
kan de bewindvoerder toewerken naar het opstarten van
een schuldhulpverleningstraject. Ook op dit gebied worden
problemen ervaren. In dit onderzoek wordt 3 keer gemeld
dat de bewindvoerder geen inzicht gaf in de � nanciële
situatie van de deelnemer terwijl er een gebrek in de
dienstverlening werd ervaren.
In kaart brengen schulden
Een andere stap die zorgt voor een substantiële vertraging
in het opstarten van de schuldhulpverlening, is het in
kaart brengen van de schuldsituatie van de deelnemer. In
de aanmeldingsfase moet er een totaaloverzicht van de
lopende schulden –inclusief informatie over de oorsprong
ervan- overhandigd worden aan de gemeente. Bij veel
deelnemers is dit een stap die maanden kan duren. Met
name deelnemers die dakloos en zwervend zijn geweest
hebben vaak geen idee meer welke schulden ze hebben en
waar dat begonnen is. Het BKR-register biedt enige hulp,
maar is bij lange na niet uitputtend. Zodra de deelnemer
ingeschreven staat op de locatie, komen er met regelmaat
brieven van nieuwe schuldeisers binnen. Aangezien het
totaaloverzicht ontbreekt is het vaak onmogelijk om te
zeggen wanneer het overzicht compleet is. Dit maakt het
opstarten van schuldhulpverlening riskant want in het
geval er nog oude schulden boven water komen, kan dit
beëindiging van het traject betekenen. In een paar situaties
werd gevraagd er bijvoorbeeld gevraagd naar papieren van
een eigen bedrijf die een deelnemer had. Deze papieren
waren echter bij het ophe� en van het bedrijf vernietigd
waardoor er een knelpunt ontstond.
Het gevolg: escalatie schuldenproblematiek
De hierboven genoemde stappen en procedures zorgen
met regelmaat voor vertraging van trajecten. Een nadelig
gevolg hiervan is dat de schuldenproblematiek vaak verder
escaleert. Zolang er geen bewindvoering is uitgesproken
of schuldenregeling is opgestart, wordt de schuldensituatie
van de deelnemer feitelijk niet aangepakt. In de tijd tussen
de instroom in de instelling en het punt dat de schulden
daadwerkelijk aangepakt worden, kan de schuldenlast
gemakkelijk verdubbeld zijn. Hierdoor neemt de complexiteit
van de schuldenproblematiek verder toe en blijft de
deelnemer de psychische belasting van de schulden direct
voelen.
5.2 Gebrek aan marge
Wanneer begeleiders gevraagd wordt wat er nodig
is om het huidige knelpunt te verhelpen, wordt vaak
benoemd dat er meer marge gegeven moet worden
aan de doelgroep. Er worden vaak eisen gesteld aan
deelnemers die - gezien hun situatie- niet realistisch zijn.
Zo worden ze vanwege eerder gemaakte fouten uitgesloten
van schuldhulpverlening of wordt hun traject beëindigd
vanwege een kleine overtreding van het reglement. Hierbij
wordt meer vanuit regels en protocollen gedacht, dan
vanuit een herstelgericht perspectief voor het individu.
Dit is een punt dat onder andere in het rapport Weten is
nog geen doen van de WRR een bredere weerklank vindt.
De overheid heeft een zorgplicht voor haar burgers. Door
het stelsel van inkomensvoorzieningen en gemeentelijke
schuldhulpverlening waarborgt ze een � nancieel minimum
voor alle inwoners. Toch laat de praktijk zien dat dit systeem
voor een grote groep mensen niet werkt zoals het zou
moeten werken. Het vinden en bewandelen van de juiste
wegen vereist namelijk een sterke mate van � nanciële
zelfredzaamheid. Er wordt veel gevraagd van iemands
cognitieve vermogens en de foutmarges zijn klein. Waar
fouten worden gemaakt heeft dit vaak grote gevolgen, ook
wanneer er geen verkeerde intenties in het spel zijn geweest.
Wat hier haast in doorklinkt is dat wie niet volgens de regels
van het systeem kan handelen, zelf op de blaren moet
zitten. Zoals in het hierboven weergegeven voorbeeld
zijn dat situaties die we bij het Leger des Heils met
regelmaat tegenkomen.
Schuldhulpverlening geblokkeerd
Voor 12 deelnemers was de weg naar de
schuldhulpverlening geblokkeerd. Hier waren drie
hoofdredenen voor te noemen: i) er was sprake van een
eerder mislukt traject, vaak omdat de deelnemer zich niet
aan zijn verplichtingen had gehouden, ii) er was sprake van
een verdenking van of een vastgestelde fraudeschuld, iii)
er waren niet saneerbare boetes, hierbij was het CJIB de
voornaamste schuldeiser. Het feit dat deze deelnemers
niet meer bij de gemeente aan kunnen kloppen voor
een regeling van hun schulden is natuurlijk uitermate
onwenselijk. Wel kan de gemeente in deze gevallen een
alternatief aanbod doen en op deze manier de deelnemers
toch tegemoet komen. Of dit in deze gevallen ook gebeurd
is, is in het huidige onderzoek niet bekeken. Met name bij
situaties die binnen de eerste twee categorieën vallen kan
ook sprake zijn van een gebrek aan marge. Is de deelnemer
werkelijk kwaadwillend geweest?
Is er verandering doorgemaakt en verdient iemand een
tweede kans? De ervaring is dat er hier nog te vaak naar
protocollen en regels gekeken wordt in plaats van dat er oog
is voor het individu.
Marge in de regelgeving
Een amendement dat in 2016 is aangenomen, geeft een
3 https://www.rd.nl/vandaag/politiek/uitkeringsgerechtigde-die-fout-maakt-krijgt-tweede-kans-1.548581
Knelpunt uit de praktijk
‘Een samenwerking met de gemeente om tot een oplossing te komen voor de afbetaling van de schulden. Met in
ons achterhoofd dat de kosten voor beschermd wonen hoger zijn voor de gemeente dan de kwijtschelding van
de schuld of regeling hiervoor.’
HOOFDSTUK 5 TRAGE PROCEDURES EN GEBREK AAN MARGE
20 21
LEGER DES HEILS RAPPORT KNELPUNTEN
4 http://www.opvang.nl/site/item/versnelfonds-utrecht-maakt-snellere-uitstroom-mogelijk
Best Practice:
Sneller regelen van postadres en uitkering - Almere
De gemeente Almere heeft sinds najaar 2016
een multi-disciplinair team (MDT) in het leven
geroepen dat speciale gevallen individuele
aandacht geeft en het aanvragen van een
postadres vergemakkelijkt. In dit team zitten
de afdeling BRP, Werk en Inkomen ( W&I), de
GGD (Vangnet en Advies) en het Leger des Heils
samen om tafel. Voordelen:
1. Tijdwinst: Waar het eerder weken kon duren
voordat het postadres rond was kan dit nu met
enkele dagen al geregeld zijn.
2. Maatwerk: Er kan meer maatwerk geleverd
worden doordat de betrokken partijen samen
directe afstemming hebben over individuele
gevallen. Dit leidt tot beter sluitende
oplossingen.
3. Versterking onderlinge relaties: Het
persoonlijke contact dat door dit project wordt
opgebouwd geeft ook op andere terreinen
nieuwe ingangen om de samenwerking te
verbeteren.
goed voorbeeld van de extra marge die de overheid toe kan
voegen.3
Normaliter wordt bij uitkeringsfraude het recht om gebruik
te maken van een schuldenregeling geblokkeerd. Vaak
genoeg plegen mensen echter fraude zonder opzet door
perongeluk foutieve informatie te verstrekken of door de
zogenaamde inlichtingenplicht te verzaken. Dit amendement
geeft deze mensen een tweede kans. Indien vastgesteld kan
worden dat er geen sprake was “van opzet of grove schuld”
behouden mensen het recht op een schuldenregeling.
Een tweede voorbeeld dat hier genoemd kan worden,
is de marge voor het regelen van boetes die het CJIB
onlangs heeft toegevoegd. Voorheen waren boetes na
een tweede aanmaning niet meer in aanmerking voor een
betalingsregeling. Begin 2017 is deze regel versoepeld
waardoor meer deelnemers met boetes bij het CJIB toegang
krijgen tot de schuldhulpverlening. Verschillende teamleiders
hebben benoemd dat ze deze extra marge in de praktijk als
zeer positief ervaren.
Marge in de uitvoering: de psychologie van schaarste en
Mobility Mentoring
De benodigde marge hoeft niet alleen gezocht te
worden in wet- en regelgeving, maar ook in de houding
van professionals binnen de schuldhulpverlening. In de
afgelopen jaren is er onder andere door de methodiek
Mobility Mentoring3 meer aandacht gekomen voor de
psychologische weerslag die schulden hebben op de
schuldenaar. De druk die het hebben van schulden met zich
meebrengt, zorgt voor voortdurende stress. Dit beïnvloedt
zowel het denken als het handelen van schuldenaren.
De ervaring is dat de huidige schulddienstverlening deze
stress vaak juist verhoogt. Mobility Mentoring stelt dat het
cruciaal is om de stress weg te nemen bij schuldenaren
waardoor er mentaal meer rust en ruimte komt voor goede
keuzes. Deze methodiek helpt om het soms onnavolgbare
gedrag van schuldenaren beter te begrijpen. Daarnaast geeft
het ook meer zicht op wanneer het geven van een marge
constructief ingezet kan worden.
5.3 Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
Passende aanpak schuldhulpverlening voor kwetsbare
doelgroepen
Zoals hierboven omschreven, is passende schuldhulp
essentieel voor de deelnemers van het Leger des
Heils maar sluit de huidige schuldhulpverlening
onvoldoende aan. Deze observatie komt overeen met het
HOOFDSTUK 5 TRAGE PROCEDURES EN GEBREK AAN MARGE
evaluatierapport Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
van adviesbureau Berenschot. Daarin wordt gesteld
dat de dienstverlening aan kwetsbare doelgroepen nog
tekortschiet en dat daar een “integrale en methodisch
goede aanpak nodig is”. Een dergelijke aanpak zal per
gemeente gerealiseerd moeten worden, hiervoor is geen
algeheel passend design te geven. Het is echter wel
van cruciaal belang dat de hulpvraag van de deelnemer
centraal staat en dat de focus ligt op het leveren van
maatwerk. De methodiek Mobility Mentoring kan hierin
ondersteunend zijn. Daarnaast moet de stabilisatiefase
sneller en soepeler verlopen. Hierin ligt een regietaak voor
de gemeenten om met relevante ketenpartners te zoeken
naar een betere samenwerking.
Een alternatieve route
Voor het versnellen van de doorstroom is een alternatieve
route denkbaar. In de regel wordt beoogd om deelnemers
door te laten stromen zodra er sprake is van een stabiel
lopende schuldenregeling. Dit is echter niet altijd pure
noodzaak. Er zijn gemeenten die deelnemers budgetbeheer
bieden en onder deze voorwaarden direct weer zelfstandig
laten wonen. Via deze route wordt het oplossen van de
schuldenproblematiek uitgesteld tot na de doorstroom. Om
dit goed te laten verlopen is een nauwe samenwerking van
ketenpartners nodig. Deelnemers kunnen hierdoor sneller
doorstromen, maar de procesregie vanuit de gemeente is
hierbij cruciaal.
Voorschot voor dakloze deelnemers
Zoals eerder omschreven duurt het voor deelnemers die
instromen zonder ID of postadres soms enkele maanden
voordat een uitkering ontvangen wordt. Hoewel deze met
terugwerkende kracht betaald wordt, blijven de deelnemers
over deze periode met een gat zitten waarbij zij zelf voor
de kosten opdraaien. Onze aanbeveling is dat gemeenten
een voorschot beschikbaar stellen zodra deelnemers voor
het eerst aankloppen. Daarnaast moet het mogelijk zijn om
de uitkering met terugwerkende kracht uit te keren tot het
moment dat de deelnemer in de opvang binnenkwam. Het
gegeven voorschot kan dan later met de uitkering verrekend
worden. Als bijkomend voordeel kan ook het aanvragen
van een ID kaart op deze manier versneld worden.
Inzet ‘schuldfondsen’ voor speci� eke gevallen
Hierboven is een oplossing weergegeven die een begeleider
gaf voor het knelpunt waar hij tegenaan liep. In sommige
gevallen blijven deelnemers met een relatief kleine schuld
zitten die hen belemmert om uit te stromen. Vanwege het
geringe bedrag kan een saneringstraject onmogelijk zijn, maar
vanwege de beperkte a� oscapaciteit lukt het de deelnemer niet
om zelf af te betalen. Zo kan een deelnemer die een schuld van
€1000.- heeft en een a� oscapaciteit van €25.- per maand er
ruim 3 jaar over doen om schuldenvrij te geraken. Intramurale
zorg is prijzig en een deelnemer in een opvanginstelling houden
kost al snel enkele honderden euro’s per week. In dit soort
situaties steekt de schuldenlast van de deelnemer dus schril
af tegen de kosten die gemaakt worden door de deelnemer
in de instelling te laten verblijven. De inzet van schuldfondsen
kan hier uitkomst brengen. Hiermee worden fondsen bedoeld
die door een lening of gift een doorbraak kunnen geven in
vastgelopen situaties. Een goed voorbeeld van een dergelijk
fonds is het Utrechtse Versnelfonds van de Tussenvoorziening.4
De winst van dergelijke fondsen zit niet in het geld dat ze aan
een schuldenaar besteden, maar in de maatschappelijke
kosten die bespaard worden doordat iemand sneller door
kan stromen.
22
LEGER DES HEILS RAPPORT KNELPUNTEN
23
6.1 Begeleiders missen � nanciële kennis
Hulpverleners van het Leger des Heils zijn veel tijd kwijt
aan het regelen van � nanciële zaken. Zo gaf een begeleider
aan dat hij - afhankelijk van het moment in het traject -
40 tot 70% van zijn tijd bezig is met de � nanciën van een
deelnemer. Tegelijkertijd geven begeleiders ook aan dat ze
de � nanciële kennis missen die nodig is om knelpunten op
te kunnen lossen. De reactie van een begeleider hieronder
is kenmerkend. Het signaal dat door begeleiders afgegeven
wordt is duidelijk, maar wat ligt hieraan ten grondslag?
Ter beantwoording van deze vraag is gekeken naar de
individuele gevallen in het huidige onderzoek en is er
gesproken met enkele (� nanciële) begeleiders binnen het
Leger des Heils. Daaruit komen twee punten naar voren.
1. Complexiteit van problematiek en
schuldhulpverleningsveld
Begeleiders ervaren een toenemende complexiteit van de
schuldenproblematiek waar ze mee te maken krijgen.
Op dit gebied wordt steeds meer van hen gevraagd.
Daarbij speelt in relevante knelpunten veelal afwijkende
en complexe problematiek. Afgewezen aanvragen
kwamen hierbij vaak voor. In deze gevallen werken
standaardoplossingen niet en moet er in alternatieven
gedacht worden. Juist dan ontbreekt de benodigde kennis
om creatieve oplossingen te vinden.
Samenhangend hiermee is de complexiteit van de
keten die nodig is om de schuldenproblematiek aan te
pakken. Bewindvoerders, deurwaarders, schuldeisers, de
rechtbank, gemeentelijke sociale dienst, budgetcoaches,
woningbouwcoöperaties en schuldhulpverleners: bij
een complex traject kan interactie met al deze partijen
noodzakelijk zijn. Voortdurend worden er door deze partijen
wijzigingen doorgevoerd in protocollen en werkwijzen. Voor
begeleiders is het vaak lastig om op de hoogte te blijven van
de wegen die bewandeld kunnen worden.
Op de site van de Federatie Opvang komt een
woonbegeleidster dan ook tot de volgende conclusie:
‘het oplossen van � nanciële problemen bij cliënten is
specialistenwerk geworden.’
2. Financiële problematiek krijgt van begeleiders niet de
juiste hoeveelheid tijd en aandacht.
Voor de begeleiders zijn de � nanciën van de deelnemer
slechts een deel van het traject. Financiële problematiek kan
hierdoor geregeld overschaduwd worden door problematiek
op andere levensgebieden die acuter of interessanter lijken.
Dit kan er aan bijdragen dat begeleiders op � nancieel gebied
niet altijd de juiste stappen op het juiste moment zetten. De
achterliggende redenen kunnen verschillend zijn, maar de
uitkomst is dat � nanciële problematiek hiermee niet altijd de
juiste hoeveelheid tijd en aandacht krijgt.
HOOFDSTUK 6 GEBREK AAN FINANCIËLE KENNIS BIJ BEGELEIDERS SCHULDHULPVERLENING
Gebrek aan � nanciële kennis bij begeleiders schuldhulpverlening
Hoofdstuk 6
Knelpunt uit de praktijk
‘Wat ik nodig zou hebben is meer kennis en ervaring in het omgaan met beslagen, inkomenszaken zoals
loonhe� ng, recht rond deurwaarderszaken etc. Financiële kennis is veel nodig maar in de opleiding tot
maatschappelijk werker komt dit maar weinig aan bod. Gerichte kennis vanuit de organisatie is daarbij beperkt’.
6.2 Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
Voor de gevonden problematiek zijn verschillende
oplossingsrichtingen denkbaar.
Het vergroten van � nanciële kennis bij begeleiders
Het vergroten van � nanciële kennis bij begeleiders kan op
twee manieren bevorderd worden.
In de eerste plaats is kennis van de lokale sociale kaart
noodzakelijk. Zoals een bevraagde teamleider stelde:
“wie de kennis niet heeft moet in ieder geval weten waar
dit gehaald kan worden.” Voor veel onderwerpen zijn er
bestaande regionale of landelijke vraagbaken waar advies
kan worden ingewonnen. Hierin ligt een belangrijke rol
voor de locatie zelf. Teamleiders kunnen hun begeleiders
handvatten bieden om beter thuis te raken in de lokale
sociale kaart en het is de eigen verantwoordelijkheid van de
begeleider om zichzelf hier bekend mee te maken.
In de tweede plaats kan geïnvesteerd worden in trainingen
voor begeleiders. Primair levert dit hen persoonlijk winst op
voor hun dagelijks werk. Secundair kunnen ze hierdoor op
speci� eke gebieden fungeren als vraagbaak binnen het team.
Ook kan er gekeken worden naar een teamopzet waarbij de
instroom van deelnemers verdeeld wordt over de begeleiders,
op basis van de complexiteit van de � nanciële problematiek.
Financieel specialist of � nanciële afdeling
Op verschillende locaties bij het Leger des Heils wordt
gewerkt met een � nancieel specialist of een zelfstandige
� nanciële afdeling. Waar dit wordt toegepast, wordt dit
ervaren als een sterke verbetering van de dienstverlening.
Het werken met een � nanciële afdeling lijkt meer toepasbaar
voor grotere locaties. Het voordeel is dat deze afdeling
onverdeelde aandacht kan hebben voor het � nancieel
traject. Het gevolg is dat persoonlijk begeleiders zich in
hun werk primair kunnen focussen op de psychosociale
problematiek van de deelnemer. Om de problematiek van
de deelnemer in zijn geheel te blijven zien vereist deze
aanpak een nauwe afstemming tussen de persoonlijk
begeleider en de � nanciële afdeling.
Een andere optie is om per locatie een � nancieel specialist
aan te trekken, bijvoorbeeld een SJD’er. Zij kunnen binnen
een team belast worden met de deelnemers waarbij
complexe schuldenproblematiek speelt. Tegelijkertijd
kunnen zij als vraagbaak functioneren voor collega’s.
24 25
LEGER DES HEILS RAPPORT KNELPUNTEN HOOFDSTUK 7 KETENSAMENWERKING
Ketensamenwerking
Hoofdstuk 7
7.1. Ketensamenwerking als succesfactor
Het hebben van korte lijnen met ketenpartners is volgens
teamleiders een essentiële factor voor succesvolle � nanciële
trajecten. Goede relaties op basis van persoonlijk contact
zorgen ervoor dat er sneller en doeltre� ender gehandeld
wordt en dat er vaker meegedacht werd in creatieve
oplossingen. Het is vanuit die gedachte dat het thema
ketensamenwerking in dit rapport aandacht verdient. Daarbij
willen we op drie niveaus kort een aantal mogelijkheden
bekijken.
7.2 Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
Ketenoverleg op casusniveau
Het organiseren van de doorstroom uit MO en BW vraagt om
een nauwkeurige afstemming van wonen, welzijn en zorg.
Een goede samenwerking tussen de relevante ketenpartners
is hierbij essentieel. Het rapport Doorstromers beschermd
wonen en maatschappelijke opvang van Platform31 laat
zien dat er in veel gemeenten wel afspraken zijn over
deze samenwerking, maar dat het in de praktijk vaak aan
procesregie ontbreekt. Door het ontbreken van deze regie
lopen casussen geregeld vast. Deze regiefunctie kan door
gemeenten op verschillende manieren ingevuld worden,
bijvoorbeeld door het oprichten van samenwerkingsorganen
waarbij relevante ketenpartners op structurele basis met
elkaar om tafel zitten om individuele casuïstiek te bespreken.
Door deze manier van samenwerken kan er meer maatwerk
geleverd worden. Daarbij leren ketenpartners elkaar in het
proces beter kennen en ontstaat er een relatie op basis van
persoonlijk contact.
Bekendheid met en in de keten
In een aantal knelpunten wordt de klacht geuit dat
medewerkers van ketenpartners onvoldoende feeling
hebben met de doelgroep van het Leger des Heils en
dat ze zich daarom vaak weinig behulpzaam opstelden.
Er werd gesproken van een ‘ivoren toren’-mentaliteit bij
ketenpartners waarbij een kloof wordt ervaren tussen
de agenda van het Leger des Heils en de agenda van de
ketenpartner. Voor een gezonde samenwerking is het
van centraal belang om elkaar te leren kennen en ook
elkaars agenda te begrijpen. Op instellingsniveau kan
dit op verschillende manieren bevorderd worden, door
bijvoorbeeld ketenpartners geregeld op locatie uit te
nodigen om te komen vertellen over hun werkzaamheden.
Andere opties zijn:
1. Het bezoeken van speciale bijeenkomsten van
ketenpartners. Door dergelijke bijeenkomsten bij te wonen
wordt betrokkenheid en interesse getoond in de ander.
2. Ketenpartners uitnodigen om interne presentaties of
gelegenheden bij te wonen. Een interne jaarevaluatie met
het team kan een goed moment zijn om een ketenpartner
uit te nodigen. Hierbij wordt persoonlijke interesse in de
ketenpartner getoond en de ketenpartner krijgt gelegenheid
om te leren over de praktijk van het Leger des Heils.
Uitvoerend niveau
Een veel gehoorde frustratie bij begeleiders is dat het
lastig is om de juiste persoon aan de lijn te krijgen
bij ketenpartners. In de loop van een traject spreken
ze verschillende medewerkers waarbij telkens weer
een basale uitleg van de situatie nodig is. In het kader
van ketensamenwerking kan extra inzet op persoonlijk
relatiebeheer hier een aanbeveling zijn.
Voor begeleiders is het raadzaam om een persoonlijke
administratie bij te houden van de medewerkers bij een
instelling waar eerder contact mee is geweest. Door bij
volgende contactpogingen te informeren naar dezelfde
medewerker kan in de loop van de tijd een vast contact
opgebouwd worden. Daar waar begeleiders vaste
contacten missen kan het netwerk van een collega een
aanknopingspunt geven.
Best Practice: Actietafels - Rotterdam
Best Practice: Leer elkaar kennen - Maastricht
Door de gemeente Rotterdam werd het signaal
opgepikt dat de nachtopvang verstopte. Er was een
hoge instroom en een beperkt uitstroom. Om dit aan
te pakken zijn eind 2016 actietafels gestart waarbij
verschillende ketenpartners met elkaar aan tafel
zitten om belemmeringen in de doorstroom weg te
nemen. Dit gebeurt onder andere door het bespreken
van casussen en door herstelgerichte oplossingen
te zoeken, waardoor dak- en thuislozen korter in de
opvang verblijven en weer sneller zelfstandig kunnen
wonen. De volgende betrokken partijen zitten hiervoor
om de week aan tafel:
De gemeente Rotterdam (Beleid en uitvoering – Team
toegang – Team inkomen – Kredietbank Rotterdam);
• Zorgaanbieders, waaronder het Leger des Heils
• Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden
Rotterdam (SUWR).
In de actietafels wordt maatwerk geleverd voor
vastgelopen casussen. Hierbij wordt ingezet op
onderwerpen als; woonruimte/urgentie, inkomen,
schulddienstverlening en ondersteunende zorg.
Hiernaast zijn geregeld themasessies gehouden
waarbij verschillende onderdelen in de keten
afzonderlijk besproken zijn. Lessen uit de actietafels
zijn gedeeld en kunnen zo geborgd worden in reguliere
werkprocessen.
De winst van deze actietafels wordt op verschillende
terreinen ervaren:
• Een groeiende groep deelnemers stroomt al binnen
6 weken na indicatiestelling door naar een passende
woonvoorzieningen met passende ondersteuning;
• De wachttijd voor een woning via bemiddeling is
gedaald van ruim 4 maanden naar 1,7 maanden;
• De geboden hulp en ondersteuning kan beter
afgestemd worden op de situatie van de deelnemer;
• Ketenpartners leren elkaar kennen en elkaars
werkwijzen begrijpen. Hierdoor ontstaat er meer
begrip voor elkaar en kennis en expertise wordt
breder gedeeld;
• De lijntjes tussen betrokken partijen worden korter
waardoor de communicatie e� ciënter verloopt.
Bij het Leger des Heils in Maastricht worden met
regelmaat ketenpartners uitgenodigd op de locaties.
Hierbij worden ze niet alleen uitgenodigd voor een
ronde over de werkvloer, maar ook om te vertellen
over wie ze zijn en wat ze doen. In andere gevallen
worden ze uitgenodigd om aan te schuiven bij een
casusbesprekingen met het team. Op deze manier
wordt actief interesse getoond in het leren kennen van
de ketenpartner. Dit levert op verschillende vlakken
winst op:
• De ketenpartner krijgt meer feeling met de dagelijkse
realiteit van de doelgroep van het Leger des Heils;
• Het personeel leert de agenda en visie
van de ketenpartner kennen en kan directe
vragen stellen;
• Persoonlijke contacten worden opgebouwd.
Deze initiatieven leiden ook tot wederkerigheid.
Met regelmaat wordt het Leger des Heils nu ook bij
de ketenpartner op locatie uitgenodigd, zodat het
e� ect twee kanten op werkt.
Meer weten over deze aanpak? Neem dan contact
op met Myriam Leenders, afdelingshoofd Van de
Straat Maastricht – [email protected]
26
LEGER DES HEILS RAPPORT KNELPUNTEN
27
HOOFDSTUK 8 JONGEREN IN DE KNEL
8.1 Toename dakloosheid onder jongeren
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de doelgroep
jongeren (18-26 jaar) extra aandacht verdient. In totaal
brengen iedere nacht zo’n 9000 jongeren de nacht door
op straat en dit aantal is groeiende. Voorheen klopten
gemiddeld 10 jongeren per dag aan bij de opvang. In 2016
is dat aantal gestegen naar 15 tot 20 jongeren per dag5.
Daarnaast is er een groot gebrek aan betaalbare woningen
voor jongeren, waardoor de uitstroom geblokkeerd raakt. Het
gevolg is dat de opvanglocaties voor jongeren overvol raken.
De problematiek waar deze jongeren mee kampen ontstaat
meestal niet spontaan zodra ze 18 worden. Ze hebben
vaak te maken met een combinatie van problemen, zoals:
het missen van een startkwali� catie op de arbeidsmarkt,
een lange geschiedenis met de jeugdzorg, een licht
verstandelijke beperking, verslavingsproblematiek en
schulden (Panteia, 2015). Binnen dit onderzoek wordt
dit pro� el herkend bij de jongeren waar knelpunten zijn
aangegeven. Vanuit maatschappelijk perspectief geeft dit
reden tot zorg. Vanaf 18 jaar bevinden jongeren zich in een
cruciale levensfase waarin ze zelfstandig hun plek in de
maatschappij gaan innemen. Achterstanden die ze hier
oplopen werken vaak een leven lang door.
8.2 Georganiseerde uitsluiting
Ook voor jongeren zijn schulden vaak de meest directe
aanleiding voor dakloosheid. Deze kwetsbare jongeren zijn
vatbaar voor misleiding door commerciële partijen en maken
snel schulden. Vanuit de opvoeding is er geregeld een
gebrek aan � nancieel inzicht, waardoor het op orde krijgen
van de eigen � nanciën niet meer lukt.
Toewerken naar een gezonde � nanciële situatie is bij
volwassen deelnemers al een hele opgave maar bij
jongeren lijkt dit haast een haast onmogelijke klus. De
oorzaak hiervoor kan deels gezocht worden in de manier
waarop de overheid de � nanciële ondersteuning heeft
georganiseerd. De overheid stimuleert jongeren in het
volgen van een opleiding en legt een zorgtaak bij de
ouders. Dit houdt onder andere in dat jongeren geen
volledige uitkering of huursubsidie kunnen ontvangen
omdat van ouders een � nanciële bijdrage wordt verwacht.
Dit systeem werkt gelukkig goed voor het grootste deel van
de jongeren in onze maatschappij. Maar als je als jongere
alleen komt te staan en je moeite hebt met het vinden
van werk of het volgen van een opleiding, dan ontstaat
een lastige situatie. In deze gevallen is het inkomen
dat jongeren tot hun beschikking hebben zo laag, dat
� nancieel zelfstandig zijn niet haalbaar is. Dit blijkt ook uit
een berekening die het NIBUD heeft gedaan voor jongeren
tussen de 18 en 20 jaar in de gemeente Utrecht. Zelfs
als er van alle inkomensondersteunende voorzieningen
gebruik was gemaakt, kwamen jongeren nog circa €600.-
per maand te kort om zelfstandig te kunnen wonen op
kamers of in een sociale huurwoning. Ook in het huidige
onderzoek werd inkomensproblematiek onder jongeren
als voornaamste probleem genoemd. Het systeem van
Jongeren in de knel
Hoofdstuk 8
5 https://tmi.news/geen-plek-dakloze-jongeren-nederland/
6 https://www.movisie.nl/tools/kamers-kansen
Knelpunt uit de praktijk
‘Als inkomen ontvangt mijn cliënt een Wajong-uitkering onder de 21 jaar, daarnaast zijn er schulden o.a. bij het
zorgkantoor en CAK. Hierdoor ligt er beslag op zijn uitkering. Dit maakt het onmogelijk om huur, gas en elektra te
betalen. Zelfstandig wonen zit er dan ook niet in.’
de overheid stimuleert jongeren in het volgen van een
opleiding, maar houdt onvoldoende rekening met een
groep kwetsbare jongeren die hiermee buiten de boot
vallen. Zij zijn als gevolg hiervan niet in staat om zelfstandig
een plek in de maatschappij in te nemen. Dit kan gezien
worden als een door het systeem georganiseerde
uitsluiting van kwetsbare jongeren.
8.3 Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
Meer � nanciële ondersteuning voor jongeren
De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat het voor kwetsbare
jongeren momenteel niet haalbaar is om � nancieel
zelfvoorzienend te zijn. De mogelijkheden die de gemeenten
hebben om het inkomen van jongeren op te hogen of aan
te vullen, zijn beperkt en er kan gesproken worden van
een structureel tekort dat niet op gemeentelijk niveau is
op te lossen. Sturing vanuit de landelijke overheid zou hier
uitkomst kunnen bieden. Er zou bekeken kunnen worden
of deze jongeren in speci� eke gevallen een volledige
uitkering kunnen ontvangen. Hierin zou de aanwezigheid
van ouderlijke ondersteuning meegenomen kunnen
worden. Ook zou het verlagen van de leeftijdsgrens voor
huursubsidie een positief e� ect hebben.
Betere overgang 18-/18+
De problemen voor kwetsbare jongeren beginnen vaak
al voor hun 18de. In veel gemeenten blijkt de continuïteit
van zorg en ondersteuning van 18- naar 18+ echter niet
goed geregeld. Ook dit draagt bij aan het groeiende
dakloosheidcijfer. Het rapport Met 18 jaar ben je (niet)
volwassen van de Inspectie SZW stelt dat twee derde van
de gemeenten geen beleidsplannen of werkinstructies
heeft om deze overgang goed te laten verlopen. Zowel op
beleids- als op uitvoeringsniveau valt hier nog een grote
stap te maken.
Meer zelfstandige opvangplaatsen voor jongeren
Veel jongeren stromen nu in bij nachtopvanglocaties waar
ze op gedeelde slaapzalen slapen. In veel opzichten is dat
niet de gezonde en veilige plaats waar ze op moment baat
bij hebben. Voor de dienstverlening aan deze jongeren zal
gekeken moeten worden of er meer opvangplaatsen met
zelfstandige woonruimte gerealiseerd kunnen worden.
Het concept van Kamers met kansen6 is iets dat goed in
deze lijn past.
28 29
LEGER DES HEILS RAPPORT KNELPUNTENBRONNENLIJST
Als deelnemers klaar zijn om door te stromen is het vinden
van passende huisvesting noodzakelijk. Uit het huidige
onderzoek blijkt dat 12% van de deelnemers niet uit kunnen
stromen omdat zij wachtten op een passende woonruimte.
Lopende urgentie aanvragen zijn hierbij ingerekend.
Ook deze cijfers lijken aan te sluiten bij een bredere
maatschappelijke ontwikkeling.
9.1 Woningnood
Op 2 juni 2017 hebben de Federatie Opvang, de RIBW
alliantie en GGZ Nederland gezamenlijk een brief gestuurd
naar minister Plasterk van Wonen7. Zij slaan alarm over het
gebrek aan passende huisvesting voor deelnemers die uit
willen stromen uit MO, BW of GGZ-instellingen. Landelijk
gezien zijn er zo’n 16.000 deelnemers die hierdoor langer
in deze instellingen verblijven dan nodig is. Dit probleem
is groeiende en staat haaks op de intenties van de
overheid om de capaciteit van de intramurale zorg af te
bouwen. Waar geen passende huisvesting is, kan snellere
doorstroom niet worden gerealiseerd.
Het aanbrengen van verbetering in deze situatie vraagt
allereerst om het de� niëren van ‘passende huisvesting.’
Passende huisvesting voor deelnemers uit de opvang
omhelst niet alleen woonruimte met een betaalbare huur,
maar ook woonruimte waar de benodigde ambulante
begeleiding en ondersteuning ter plekke georganiseerd kan
worden. Beide elementen geven een vernauwing aan het
beschikbare aanbod vanuit woningbouwcoöperaties.
9.2 Oplossingsrichtingen en aanbevelingen
Gemeentelijk niveau
Een van de conclusies uit het rapport Doorstromers Beschermd
Wonen en Maatschappelijke Opvang is dat gemeenten
onvoldoende zicht hebben op de vraag naar huisvesting vanuit
BW en MO. Hierdoor is in veel gemeenten onbekend hoe
groot de schaarste exact is. Om hier beter zicht op te krijgen,
is een nauwere samenwerking met en tussen ketenpartners
onderling gewenst. Ook om het beschikbare aanbod
optimaal te benutten is centrale regie vanuit de gemeente
noodzakelijk. Samenwerkingsorganen zoals de actietafels uit
de gemeente Rotterdam vormen hier een goed voorbeeld in.
Het toewerken naar een passend aanbod op de woningmarkt
is een traag proces terwijl het tekort aan woningen een acuut
probleem is. Daarom zullen gemeenten ook voor de korte
termijn in oplossingen moeten denken. Een mogelijkheid
hiervoor is het plaatsen van containerwoningen die snel een
vergroting van het aanbod opleveren.
Overheid: noodzaak voor meer goedkope sociale
huurwoningen
Om ook op de lange termijn een passend aanbod te
waarborgen, is landelijke sturing vereist. Naast een betere
afstemming binnen het beschikbare aanbod, blijft het
een overstijgende probleem dat er een nijpend tekort
is aan goedkope sociale huurwoningen. In de brief van
eerder genoemde partijen wordt gesteld dat er landelijk
10.000 extra woningen nodig zijn om het tekort voor
deze doelgroep op te lossen. Duidelijke afspraken met
woningbouwcoöperaties en gemeenten zijn nodig om te
zorgen dat deze woningen er ook daadwerkelijk komen.
Bureau HHM (2015) Wachtlijstonderzoek beschermd wonen en opvang centrumgemeente Utrecht. Enschede: Bureau HHM
Cebeon (2011) Kosten en baten van maatschappelijke opvang; bouwstenen voor e� ectieve inzet van publieke middelen.
Amsterdam: Cebeon
De Nationale Ombudsman (2016) Burgerperspectief op schuldhulpverlening. Den Haag: De Nationale Ombudsman.
Gemeente Utrecht (2017) Financiële knelpunten die uitstroom uit maatschappelijke opvang en beschermd wonen
belemmeren. Utrecht: Gemeente Utrecht.
Inspectie SZW (2017) Met 18 jaar ben je (niet) volwassen; Samenwerken voor de continuïteit van de ondersteuning voor
18-plussers en de rol van Werk en Inkomen daarin. Utrecht: Inspectie SZW.
Leger des Heils & NVVK (2003) Schuld onder dak. Almere: Leger des Heils.
Panteia (2015) “Voor mijn gevoel had ik veel geld”; jongvolwassenen en schulden. Zoetermeer: Panteia.
Platform31 (2017) Doorstromers beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Den Haag: Platform31
WRR (2017) Weten is nog geen doen: een realistisch perspectief op redzaamheid. Den Haag: WRR
Woningnood
Hoofdstuk 9
7 http://www.opvang.nl/� les/Gezamenlijke_brief_Federatie_Opvang_RIBW_Alliantie_en_GGZ_Nederland_AO_Wonen_7_juni_2017_dhr_Plasterk.pdf
Bronnenlijst
30 31
Doorstroom opvang belemmerd door � nanciële knelpunten
deelnemers kunnen niet
zelfstandig gaan wonen
door gebrek aan sociale
huurwoningen
Geen geld om een
ID aan te vragen.
Geen ID = geen uitkering.
Schulden worden groter
als procedures lang lopen
September 2017
inkomen te laagvooral bij jongvolwassenen.
te weinig financiële
expertise bij de begeleiding.
Huurschuld maakt
herhuisvesting
onmogelijk.
Schuldhulp komt
niet op gang te hoge drempels,
te lange procedures.
ontvangt geen
schuldhulpverlening.
Deelnemers
kúnnen hun
financiële
problemen niet
oplossen
20%
40%
38%
20%
10%
Fase 1: instroom en stabilisatie
schuldhulpverlening
Schulden houden honderden
vast in daklozenopvang
Het Leger des Heils worstelt met het probleem
van zo’n 440 mensen die weer goed genoeg
functioneren om de daklozenopvang te verlaten,
maar daar niet aan toekomen vanwege allerlei
� nanciële belemmeringen. Dat heeft onder meer
te maken met de ingewikkelde en langdurige
procedures bij gemeenten en andere instellingen.
Daardoor blijven wachtlijsten onnodig lang en
lopen de maatschappelijke kosten op.
Fase 3: de uit
stroom
Eén op de vijf kan niet zelfstandig gaan wonen door financiële oorzaken.
Belangrijkste conclusies uit het rapport
25% van deze groep bestaat uit jongvolwassenen.
Fase 2: schuldhulpverlening
BudgetbeheerDit zijpad omzeilt
(vooralsnog) de schuld-
hulpverlening.
BewindvoeringDit zijpad omzeilt (vooralsnog)
de schuldhulpverlening.
Geen ID = geen uitkering.
expertise bij de begeleiding.
10%
Fase 2:Fase 2: