12
Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding en gedrag van oligofrene kinderen Inleiding Een aktieve onderwijzer aan een b.Lo.-school voor debielen probeer zijn leerlingen de hele dag positief te beïnvloeden en offert zijn lunchpauze er zelfs gedeeltelijk aan op; hij besteedt extra aandacht aan Gerrit, bij wie hij desondanks weinig vooruitgang meent te bespeuren. Op weg van school naar huis wordt de jongen verliefd op een meisje en 's avonds zegt moeder, dat ze haar zoon verander. vindt. Waardoor is Gerrit veranderd? Door de bewuste gedragsbeïnv1oedin€ van de onderwijzer of door het meisje? Hiermee zitten wij in een enorme problematiek. Hebben wij het milieu als beinvloedingsveld in de hand? In hoeverre kunnen we bij het zwakzinnige kind een gedragsverandering teweeg brengen? Wat blijft er over van onze pogingen het gedrag van dit kind te veranderen? Dit zijn relevante vragen voor wie dagelijks beroepsmatig met oligofrene kinderen omgaan. Ik denk hierbij aan verpleegsters en verplegers, leid(st)ers in dagverblijven voor kinderen en ouderen, onderwijzend personeel aan scholen voor buitengewoon onderwijs, enz. Werk(st)ers met en ten behoeve van het zwakzinnige kind weten uit ervaring, dat het milieu van dit kind een belangrijke rol in hun arbeid speelt. De omgeving is een faktor, die uit hun werk eenvoudig niet is weg te denken, maar waarmee terdege rekening moet worden gehouden. Zij moeten dikwijls met het milieu werken, terwijl dit niet zelden een belemmering is om het oligofrene kind positief te beïnvloeden. Praktijkmensen kunnen voorbeelden noemen van zwakzinnige kinderen, die het in het ene milieu beter doen dan in het andere. Ten aanzien hiervan dienen we ons af te vragen wat het bijwoord 'beter' dan precies betekent. Werken met het zwakzinnige kind kom vaak neer op bezig zijn met en aan zijn milieu. Dit kan er gemakkelijk toe leiden, dat alle kaarten op de omgeving gezet worden. Het is niet uitgesloten, dat men in deze houding versterkt wordt, doordat het oligofrene kind beperkte ontwikkelingsmogelijk- heden heeft, zodat je werk(st)ers hun energie wel in het milieu moeten steken. Als de omgeving dan een sta -in-de -weg vormt, is he begrijpelijk, dat de werk(st)ers zich machteloos en teleurgesteld voelen, omdat zij hun doel niet kunnen bereiken: ze raken gefrusteerd. Men kan niet beweren, dat het milieu van het zwakzinnige kind onbelangrijk is. Integendeel! Toch moeten wij zijn betekenis durver relativeren. Het is onjuist het oligofrene kind als een produkt van

Drs. Ben Hoezen, De Vá11 slet100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1973-02.pdf · Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Drs. Ben Hoezen, De Vá11 slet100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1973-02.pdf · Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding

Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding

en gedrag van oligofrene kinderen

Inleiding Een aktieve onderwijzer aan een b.Lo.-school voor debielen probeer zijn leerlingen de hele dag positief te beïnvloeden en offert zijn lunchpauze er zelfs gedeeltelijk aan op; hij besteedt extra aandacht aan Gerrit, bij wie hij desondanks weinig vooruitgang meent te bespeuren. Op weg van school naar huis wordt de jongen verliefd op een meisje en 's avonds zegt moeder, dat ze haar zoon verander. vindt. Waardoor is Gerrit veranderd? Door de bewuste gedragsbeïnv1oedin€ van de onderwijzer of door het meisje? Hiermee zitten wij in een enorme problematiek. Hebben wij het milieu als beinvloedingsveld in de hand? In hoeverre kunnen we bij het zwakzinnige kind een gedragsverandering teweeg brengen? Wat blijft er over van onze pogingen het gedrag van dit kind te veranderen? Dit zijn relevante vragen voor wie dagelijks beroepsmatig met oligofrene kinderen omgaan. Ik denk hierbij aan verpleegsters en verplegers, leid(st)ers in dagverblijven voor kinderen en ouderen, onderwijzend personeel aan scholen voor buitengewoon onderwijs, enz. Werk(st)ers met en ten behoeve van het zwakzinnige kind weten uit ervaring, dat het milieu van dit kind een belangrijke rol in hun arbeid speelt. De omgeving is een faktor, die uit hun werk eenvoudig niet is weg te denken, maar waarmee terdege rekening moet worden gehouden. Zij moeten dikwijls met het milieu werken, terwijl dit niet zelden een belemmering is om het oligofrene kind positief te beïnvloeden. Praktijkmensen kunnen voorbeelden noemen van zwakzinnige kinderen, die het in het ene milieu beter doen dan in het andere. Ten aanzien hiervan dienen we ons af te vragen wat het bijwoord 'beter' dan precies betekent. Werken met het zwakzinnige kind kom vaak neer op bezig zijn met en aan zijn milieu. Dit kan er gemakkelijk toe leiden, dat alle kaarten op de omgeving gezet worden. Het is niet uitgesloten, dat men in deze houding versterkt wordt, doordat het oligofrene kind beperkte ontwikkelingsmogelijk- heden heeft, zodat je werk(st)ers hun energie wel in het milieu moeten steken. Als de omgeving dan een sta -in-de-weg vormt, is he begrijpelijk, dat de werk(st)ers zich machteloos en teleurgesteld voelen, omdat zij hun doel niet kunnen bereiken: ze raken gefrusteerd. Men kan niet beweren, dat het milieu van het zwakzinnige kind onbelangrijk is. Integendeel! Toch moeten wij zijn betekenis durver relativeren. Het is onjuist het oligofrene kind als een produkt van

Page 2: Drs. Ben Hoezen, De Vá11 slet100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1973-02.pdf · Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding

zijn omgeving te beschouwen en de milieu-beïnvloeding te ver- absoluteren. Aan de ene kant mogen wij de betekenis van het milieu niet overschatten. Onze bijdragen tot bewuste gedragsverandering bij het zwakzinnige kind vormen een fraktie van een groter beïnvioedingsgeheel. Anderzijds is een aangepaste omgeving zo belangrijk, omdat zij mogelijkheden tot gedragsverandering bevat. Hoewel deze mogelijkheden gering kunnen lijken, hebben wij de opdracht ze ten volle te benutten en uit te buiten. Het is een verheugend verschijnsel, dat van wetenschappelijke zijde publikaties het licht zien, waarin bewuste gedragsverandering bij kinderen en volwassenen aan de orde gesteld wordt. Hiervoor verwijs ik naar de literatuuropgave.

Dit artikel heeft zijn ontstaan te danken aan de lessen (ortho)peda- gogiek, die ik gegeven heb aan kursisten van de Opleiding Pedagogische Medewerk(st)ers te Rotterdam. Het houdt zich op beknopte wijze bezig met de omgeving van zwakzinnigen; het aksent ligt hierbij op de betekenis van het milieu als beïnvloedings- veld voor het gedrag van imbecille kinderen. De opzet bij het schrijven van deze bladzijden is op betrekkelijk eenvoudige wijze enige basis- en achtergrondinformatie te geven over de betekenis van de omgeving als veld van beïnvloeding tot bewuste gedragsverandering bij het oligofrene kind.

Wat verstaan wij onder het milieu? Dit is een Frans woord, dat de volgende betekenissen heeft: midden; middelweg; omgeving, kring. In het kader van ons onderwerp is de vertaling met omgeving en kring het bruikbaarst. We zullen in het vervolg over het milieu in de zin van omgeving spreken, omdat deze betekenis de strekking van dit artikel weergeeft. Met omgeving bedoelen we alle personen, dieren, planten, dingen, enz., die het zwakzinnige kind omgeven. Hiermee heeft dit woord een ruime inhoud: letterlijk allen en alles, door wie en waarmee dit kind omgeven wordt, vallen eronder. Dit is een ingewikkeld geheel en om er wat zicht op te krijgen, splitst men het in delen. Zo spreekt Langeveld [1968], één van onze grote pedagogen, over de per- soonlijke en zakelijke omgeving van het kind. Het persoonlijk milieu wordt gevormd door personen, dus doer mensen en kinderen en wat op hen betrekking heeft, zoals ouders, broertjes, zusjes, aantal kinderen, plaats in de kinderrij, buurt- en klasgenootjes, enz.

Onder de zakelijke omgeving verstaan wij het milieu, voor zover dil uit zaken (dingen, voorwerpen, enz.) bestaat, zoals kleding, voeding, woning, meubels, speelgoed, beroep van vader, klimaat, enz. Er kunnen allerlei andere indelingen gemaakt worden. Bladergroen [1968], een bekende psychologe, onderscheidt bijvoorbeeld een biologisch, sociaal, ekonomisch en kultuurmilieu. Maar welke indeling men ook aanhoudt, de soorten milieus kunnen we nooit

47

Page 3: Drs. Ben Hoezen, De Vá11 slet100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1973-02.pdf · Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding

absoluut van elkaar scheiden, hoogstens onderscheiden; ze hangen

altijd samen. Als we ons iets anders uitdrukken, kunnen we zeggen, dat een bepaald milieu verschillende aspekten, kanten, heeft. Zo heeft het gezin een sociaal aspekt, een ekonomische kant, enz.

We hebben gesproken over het milieu en de omgeving. Maar wat

bedoelen wij hier precies mee? Dit is heel moeilijk of bijna niet t zeggen. Door het gebruik van de lidwoordjes 'het' en 'de' worden de termen 'milieu' en 'omgeving' zo algemeen en vaag, dat ze niet

te hanteren zijn. Ieder y die ze zo zonder meer in de mond neemt, kan er iets anders onder verstaan. Dit gebeurt dikwijls en het gevolg is, dat we niet precies weten waarover we praten: er ontstaat een

spraakverwarring. Het wordt misschien iets duidelijker, als we het hebben over het milieu van dit oligofrene kind. We kunnen dan bijvoorbeeld de omgeving van Frank bedoelen. Hierdoor weten we tenminste over welk milieu we praten en de algemeenheid is er in elk geval ten dele vanaf. Maar hiermee zijn we er nog niet. Waaruit bestaat de omgeving van i het kind precies? baten we eens naar de vijfjarige Frank, een imbeciel ventje, kijken. Als we zijn milieu verkennen, ontdekken

we, dat het kereltje tot dit gezin behoort, dat in deze straat woont; Frank bezoekt dit kinderdagverblijf in deze stad. Hiermee hebben

we de omgeving van dit jongetje wat gespecificeerd, d.w.z., dat we enkele onderdelen van zijn milieu bij hun namen genoemd hebben.

^

De omgeving van drank bestaat in feite uit zijn gezin en dit dagverblijf, die we als submilieus kunnen aanduiden. Het Latijnse 'sub' is een voorzetsel en betekent onder. Een submilieu is een ondermilieu(tje), d.w.z,, dat het deel uitmaakt van een groter geheel

van een milieu. Over het milieu kunnen we alleen spreken in de zin van een abstraktie. Het Latijnse woord 'abstractio' betekent o.m. afge- trokkenheid. Onder het milieu (als abstraktie) wordt datgene

verstaan, wat geabstraheerd is, d.w.z. afgeleid van bestaande sub- milieus, zoals gezinnen, scholen voor buitengewoon onderwijs,

dagverblijven, gezinsvervangende tehuizen, sociale werkplaatsen,

avondklubs, enz. We kunnen eenvoudig zeggen, dat het milieu van een individueel

kind de verzameling van zijn submilieus is. Wat Frank betreft, betekent dit, dat het milieu van dit ventje wordt gevormd door zijn gezin en het kinderdagverblijf, dat hij bezoekt.

Op de praktische betekenis van dit onderscheid zullen wij straks

terugkomen.

Het gezin van Frank en het dagverblijf, dat hij bezoekt, vormen zijn

milieu. Stel nu eens, dat we alle submilieus van een kind opsommen. Zijn we hiermee dan zo volledig, dat we de omgeving van dit kind

48

Page 4: Drs. Ben Hoezen, De Vá11 slet100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1973-02.pdf · Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding

kind helemaal op papier kunnen zetten? Op het eerste gezicht wel. Marcel woont in dit gezin, in deze straat, in deze buurt; hij speelt met deze vriendjes; hij bezoekt deze b.l.o.-school; hij gaat naar deze avondklub. Deze submilieus behoren weliswaar tot het milieu van de jongen, maar toch zijn we er nog niet geheel in geslaagd zijn omgeving weer te geven. Wat is namelijk het geval? Het gezin van Marcel staat niet op zichzelf (melkboer en broodbezorger komen aan huis), evenmin als z'n straat (deze heeft zijstraten), z'n buurt (deze grenst aan een andere wijk), z'n school (deze maakt deel uit van een schoolvereniging), z'n klub, enz. De submilieus van Marcel staan in verbinding met hun omgeving. Het is eigenlijk zo, dat deze submilieus poreuze muren hebben; de wanden bestaan niet uit stukken massief beton, maar er bevinden zich heel veel kleine gaatjes en openingetjes in. De muren van de submilieus lijken op onze huid, waarin zich poriën (fijne huidopeningen) bevinden. Invloeden van buiten komen de submilieus binnen en een submilieu oefent op zijn beurt invloed uit op zijn omgeving. Als voorbeeld kunnen we het gezin van Marcel nemen. Zijn ouders lezen een krant en een geïllustreerd weekblad, luisteren naar radio- en kijken naar t.v.-programma's, enz.; vader heeft z'n werk buitenshuis en moeder doet boodschappen in winkels. Op deze manieren komen allerlei informaties het gezin binnen. Omgekeerd dringt iets van wat in het gezin plaatsvindt, via kontakten met de buitenwereld, tot andere submilieus door (vader vertelde z'n kollega's, dat hij een stereo- installatie heeft gekocht). Het milieu van Marcel maakt deel uit van een groter geheel, van een wijdere omgeving. Deze omgeving lijkt op een steeds groter wordende kring, die ontstaat door een steentje in stilstaand vijver- water te gooien: de cirkels worden telkens wijder, tot ze vervagen. Zo is het ongeveer gesteld met de wijde omgeving van Marcel. Buiten zijn aanwijsbare submilieus houdt z'n omgeving dus niet op. Laten wij aannemen, dat de driejarige Boris in een straat woont, waar geen auto's mogen rijden. Het peutertje is hierdoor in de gelegenheid rustiger in deze straat te spelen dan bij druk auto- verkeer. Van wie is het betreffende verbod afkomstig? Van de plaatselijke overheid, die hiermee invloed uitoefent op de gang van zaken in deze straat. Dit verbod is niet direkt ingesteld om Bonsje zonder gevaar op straat te laten spelen, maar indirekt is de mogelijkheid hiertoe gegeven. Het jongetje heeft nog nooit van de overheid gehoord, maar met dit verbod beïnvloedt zij het leventje van het peutertje. Het zwakzinnige kind is op tal van manieren verbonden met zijn direkte omgeving (gezin, straat, buurt, enz.), die deel uitmaakt van een groter geheel (dorp of stad, land, enz.). Hier blijft het niet bij; want dit grotere geheel is op zijn beurt een onderdeel van een wijdere omgeving. Wij kunnen in dit verband denken aan klimatologische invloeden, die zich doen gelden. Onze aarde is afhankelijk van zon en regen. Deze spelen een rol in het leven van Boris: als het gaat

49

Page 5: Drs. Ben Hoezen, De Vá11 slet100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1973-02.pdf · Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding

stortregenen, roept moeder hem binnen; ligt er sneeuw, dan speelt hij op straat met z'n sleetje.

Omgeving als Het staat vast, dat het oligofrene kind niet losgemaakt kan worden kaptekst van zijn omgeving. Het wordt door zijn milieu beïnvloed en

omgekeerd. Zijn omgeving is een kader, een raamwerk, waarin het zich beweegt. Nu zijn we misschien geneigd dit in deze zin te verstaan, dat het milieu een omlijsting is, zoals een schilderij een lijs heeft. Dit is waar, maar deze vergelijking gaat slechts gedeeltelijk op. Als de vierjarige Gerda in een internaat geplaatst wordt, verwisselen we de omgeving, wisselen we van lijst. Een ander milieu is andere omlijsting. Een andere omgeving betekent meer: een ander milieu is een ander bemnvloedingsveld. In dit verband kunnen wij de omgeving van het kind aanduiden als zijn koptekst. Dit woord is afkomstig van het Latijnse 'contextus', dat samenhang, verband, betekent. Een woord kan in een bepaalde koptekst, een bepaald verband, geplaatst zijn en ontleent dan daaraan zijn betekenis. Wat een woord in een zin betekent, kunnen we niet alleen te weten komen, als we slechts op dat woord afgaan en het uit de zin lichten. Zijn betekenis wordt pas duidelijk, als we het in verband brengen met th andere woorden van de betreffende zin. We vinden dit zo vanzelf- sprekend, dat we er doorgaans niet bij stilstaan. Een zin is een onderdeel van een alinea, die op haar beurt deel uitmaakt van een paragraaf. Een aantal paragrafen vormen een hoofdstuk, terwijl alle hoofdstukken een boek, een geheel, te zien geven. We kunnen nu een vergelijking trekken tussen het zinsverband van een woord en de omgeving van het kind: de betekenis van een woord kan men aflezen van de zin, waarin het voorkomt; een kind wordt medebepaald door zijn milieu. Dit wil niet zeggen, dat een woord en een kind op zichzelf geen betekenis hebben. Maar ze worden 'gekleurd' door hun kopteksten, respektievelijk het zins- verband (woord) en de omgeving (kind).

Omgeving als bemnvloedingsveld

Hierbij doet zich o.a. de volgende vraag voor: wat is nu datgene, waardoor het kind in zijn milieu beïnvloed wordt? Deze vraag lijkt op het eerste gezicht eenvoudig te beantwoorden. Als we de gezins- omgeving van het kind als voorbeeld nemen, kunnen we geneigd zijn te zeggen, dat het de ouders en eventuele broertjes en zusjes zijn. die dat doen. Zij nemen in het beïnvioedingsproces een belangrijke plaats in. Maar zij niet alleen. Naast de kontakten met deze gezinsleden spelen andere faktoren een rol: de omgang van het kind met vriendjes, buurt- en schoolgenootjes; de relaties met buren, onderwijzend personeel, enz. Verder gaat het kind om met dieren, planten, dingen, enz. Hierdoor wordt het beïnvloed. Behalve mensen, dieren, planten, dingen, enz., die we kunnen waar- nemen, is er iets onzichtbaars in het gezin. Er voltrekt zich een gebeuren, dat niet onmiddellijk grijpbaar is. Ik doel hiermee op wat

Page 6: Drs. Ben Hoezen, De Vá11 slet100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1973-02.pdf · Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding

we de gezinssfeer of het gezinsklimaat kunnen noemen. Op welke wijze gaan de gezinsleden met elkaar om? Hoe is de verhouding tussen hen? Hoewel de zichtbare verhoudingen ten nauwste samenhangen met de ongrijpbare, doch zeer wel aanvoelbare geest in het gezin, is juist de laatste van enorme invloed op het kind. In de omgeving van het kind zijn allerlei beïnvloedingsprocessen werkzaam, die bewust en onbewust op hem inwerken; het kind ontvangt tal van indrukken. Hierbij is niet onmiddellijk vast te stellen voor welke invloeden een individueel kind het meest ontvankelijk is en wat de uitwerking der bemnvloedingsprocessen uiteindelijk zal zijn. Het kind wordt niet alleen beïnvloed door zijn milieu, maar z'n omgeving ondergaat ook zijn invloed. De aanstaande moeder houdt rekening met de komende bevalling en ze treft voorbereidingen. Door de aanwezigheid van het borelingske veranderen de gezins- omstandigheden. Vader doet aangifte bij de burgerlijke stand. De gezinssamenstelling is gewijzigd. De ouders en andere gezinsleden houden rekening met het kind en zijn ontwikkeling en opvoeding vragen de aandacht der ouders. Als we de ontwikkeling van het kind volgen, zien we, dat het steeds meer invloed gaat uitoefenen. Dit geldt niet alleen met betrekking tot zijn gezin, maar ook voor andere submilieus: de straat, de buurt, het dagverblijf, de b.l.o.-school, enz. Het kind wordt mede door zijn omgeving gevormd en het beïnvloedt zijn milieu. Tussen kind en omgeving bestaat een wisselwerking, een wederzijdse beïnvloeding.

Beïnvloeding: Wat betekent het, dat het oligofrene kind door zijn milieu beïnvloed prikkeling wordt? Dit: de omgeving werkt op hem in en laat indrukken op

dit kind achter. Nu is het niet zo, dat het milieu als geheel voort- durend op dezelfde manier en in dezelfde mate op het kind inwerkt; deze inwerking is van submilieu tot submilieu, van situatie tot situatie en van moment tot moment verschillend. Ik herinner aan het gemaakte onderscheid van de omgeving in submilieus. Vanuit het streven naar bewuste gedragsbeïnvloeding gezien, is het nood- zakelijk, dat de verschillende submilieus een zo geïntegreerd mogelijk geheel vormen. Ten aanzien van de gedragsbeïnvloeding moeten de submilieus samenwerken. Als in het kinderdagverblijf getracht wordt Jaapje zinde lijk te maken, dient deze training in z'n gezin voortgezet te worden. Tussen dagverb lijf en gezin dient regelmatig overleg plaats te vinden. De ouders van Peter moeten belangstelling tonen voor het werk van hun zoon op de b.l.o.-school. Tussen gezin en school dient regelmatig kontakt te zijn. Beïnvloeden is het toedienen van prikkels; beïnvloed-worden betekent het ondergaan van prikkels. Dit is erg simpel gesteld. De omgeving van het kind bevat veel prikkels, maar niet elke prikkel werkt op het kind in. Sommige prikkels zijn te zwak om op het kind te kunnen inwerken. Voor andere is het kind minder gevoelig of helemaal niet ontvankelijk.

Page 7: Drs. Ben Hoezen, De Vá11 slet100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1973-02.pdf · Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding

Resultaat van Wat kan nu het gevolg van beïnvloeding door het milieu zijn? Het beïnvloeding: resultaat kan gedrag zijn. Voorwaarden zijn hierbij o.m., dat het kin( gedrag de prikkels ondergaat en verwerkt.

Als we in dit verband over gedrag spreken, wordt aangeleerd gedrag bedoeld. We hebben het hier niet over gedrag, dat veroorzaakt wordt door reflexbewegingen. Eigenlijk kunnen we beter spreken over gedragingen, omdat het gedrag van het kind uit stukjes en beetjes bestaat. Deze gedragingei bestaan uit datgene, wat het kind doet: spelen, lopen, eten, slapen, enz. We moeten hierbij de tegenstrijdig klinkende opmerking maken, dat onder gedrag ook valt wat het kind niet doet. Het doet nooit ofte nimmer niets, maar laat altijd en overal iets van zichzelf zien; niets doen en stilzitten zijn ook gedragingen. De vijfjarige Ineke, die in een hoekje voor zich uit zit te staren en te kwijlen, laat een gedrag zien, dat uit staren en kwijlen bestaat; niets doen is er niet bij. Het kind laat verschillende gedragingen zien o.a., doordat: a de ene omgeving verschilt van de andere (gezin, dagverb lijf, b.1.o.-school, avondklub, enz.); b de situaties, waarin het verkeert, van elkaar verschillen (speel -, eet -, slaapsituatie, enz.); c de prikkels van elkaar verschillen, hetgeen samenhangt met a en b en met tijdsduur, maat, intensiteit, enz., der prikkels; d het kind de prikkels niet steeds op dezelfde wijze verwerkt (of niet verwerkt). Voor het woord 'prikkel' gebruikt men het Latijnse 'stimulus'. De relatie prikkel-gedrag kan worden weergegeven met de formule: S G. Hiermee wordt bedoeld, dat een prikkel (stimulus) tot gedrag leidt.

Omgeving en We gaan een b.Lo.aschool voor debielen binnen. Eén van de gedrag onderwijzeressen heeft griep en ligt thuis in bed. Het hoofd der

school is er nog niet onmiddellijk in geslaagd een plaatsvervangster aan te trekken en staat daarom zelf enkele uren per dag voor de betreffende klas. Hij geeft de leerlingen opdrachten, waar ze zelf- standig mee bezig zijn. Daarna verlaat hij het lokaal. Uiteraard is hij direkt bereikbaar. Als hij in de klas terugkeert, is de meerderheid der leerlingen rustig aan het werk; enkelen zijn rumoerig. Wat laten deze klasse-situaties ons zien? Het schoolhoofd gaai met de leerlingen om en beïnvloedt hen. Dit is heel duidelijk, als hij lijfelijk bij de leerlingen in de klas aanwezig is. Soms is hij in z'n werkkamer, omdat hij iets anders te doen heeft. Wij kunnen niet zeggen, dat z'n beïnvloeding van de leerlingen ontbreekt, als hij zich buiten het lokaal bevindt. Hij oefent dan indirekt invloed uit; de leerlingen weten, dat het hoofd 'in de buurt' is. In deze omgeving (het klasselokaal) vinden we twee soorten beïnvloeding door het schoolhoofd: a. een direkte (door zijn per- soonlijke aanwezigheid) en b. een indirekte beïnvloeding (bij zijn afwezigheid). Dit schoolhoofd was een ervaren onderwijsman. Hij

Page 8: Drs. Ben Hoezen, De Vá11 slet100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1973-02.pdf · Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding

kende de leerlingen van deze klas goed. De leerlingen wisten wat ze aan hem hadden. In dit geval was het mogelijk hen enige tijd alleen te laten werken. Iedere praktijkwerker is ermee bekend, dat een dergelijke situatie riskant is. Zwakzinnige leerlingen hebben over het algemeen direkte leiding nodig. Ontbreekt deze, dan kan de zaak uit de hand lopen. Verschillende situaties kunnen bij oligofrenen tot verschillend gedrag leiden. Het gevolg hiervan is, dat de omgeving daarop verschillend reageert. Het laat zich vermoeden hoe het schoolhoofd gereageerd heeft, toen hij na zijn afwezigheid in de klas terugkeerde: hij was tevreden over de leerlingen, die doorgewerkt hadden en ontstemd over hen, die getracht hadden de boel op stelten te zetten. Als de leerlingen zich anders gedragen hadden, zou hij anders gereageerd hebben. Gedrag wordt niet alleen medebepaald door het milieu, o.m. afhankelijk van een bepaalde situatie, maar heeft ook gevolgen in de omgeving. We kunnen dit laatste weergeven door de formule S -± G zo uit te breiden, dit de reakties van het milieu op het gedrag (de gevolgen van het gedrag in de omgeving) erin betrokken worden. Op deze wijze ontstaat de volgende formule: S -÷ G -* K. Met K wordt konsekwentie (gevolg) bedoeld.

Gedrag en Als we een kinderdagverblijf binnenlopen, wordt ons oog o.m. omgeving getrokken door de gedragswijze der kleuters: ze kruipen over de

vloer, spelen, maken stereotiepe (vaste, onveranderlijke) bewegingen, komen op ons af, enz. De gedragingen der kleuters lokken reakties van de omgeving uit. De leidsters in het dagverblijf zijn eraan gewend, weten ongeveer wat ze van de kleuters kunnen verwachten en we mogen aannemen, dat ze er adekwaat (op gepaste wijze) op reageren. De leidsters willen iets met de kleuters doen: ze proberen hen zo te beïnvloeden, dat hun gedrag verandert. Laten we als voorbeeld een vijfjarig imbeciel kleutertje nemen, dat onzindelijk is. Hoe kan de betreffende leidster hierop reageren? Kortweg gezegd, zijn twee dingen mogelijk: a. de leidster reageert niet en b. zij reageert wel. De eerste mogelijkheid moeten we uitsluiten. De tweede bestaat hierin, dat de leidster Marietje op het potje zet. Zal het kind hierdoor zindelijk worden? Dit is niet voorspelbaar, maar het is onwaarschijnlijk. Om tot een gedragsverandering te komen, dient de leidster nog iets te doen: zij moet opmerkzaam zijn op het resultaat van het gedrag van Marietje. Dat wil in dit geval zeggen, dat ze erop dient te letten, of het kind al dan niet iets in het potje doet. Op het gedragsresultaat kan de leidster als volgt reageren: a. zij kan er 'ja' tegen zeggen en b. ze kan er 'neen' tegen zeggen. Het ligt voor de hand, dat de leidster 'ja' zegt, als Marietje iets in het potje doet en dat ze 'neen' zegt, als het kind dat niet doet. Zegt de leidster 'ja' tegen het resultaat, dan bevestigt ze dit; als ze er 'neen' tegen zegt, ontkent ze het. Let wel: bevestigen en ont- kennen hebben louter en alleen betrekking op het gedragsresultaat

Page 9: Drs. Ben Hoezen, De Vá11 slet100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1973-02.pdf · Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding

van het kleutertje, dus op de konsekwentie van een bepaalde gedraging en beslist niet op Narietje; het kind zelf moet altijd bevestigd worden! Bevestiging bestaat hierin, dat de leidster laat merken, dat ze het gedragsresultaat van het kind positief waardeert; als Narietje wat het potje doet, kan de leidster haar belonen door haar over haar bolletje te aaien, een appel te geven, enz. Ontkenning betekent, dat de leidster er blijk van geeft, dat ze het gevolg van het gedrag van het kind negatief waardeert; gooit Narietje bijvoorbeeld telken een bal in het akwarium, dan kan de leidster haar straffen door haar op de vingertjes te tikken.

Gedrags- Door een positief gedragsresultaat van het zwakzinnige kind te modifikatie bevestigen en een negatief resultaat te ontkennen, kan de leidster

gaandeweg tot een verandering van het gedrag van het kind komen. We moeten hierbij bedenken, dat gedragsverandering alleen ontstaaj kan langs de weg der geleidelijkheid; hiermee wordt bedoeld, dat bevestiging en/of ontkenning met geregelde opvolging moet(en) plaatsvinden. Positieve gedragsresultaten dienen steeds bevestigd en negatieve ontkend te worden. Het is duidelijk, dat een gedragsverandering, zoals zindelijk worden, bij het imbecille kind niet vanzelf tot stand komt. We kunnen daarom beter spreken over gedragsmodifikatie. Het woord 'modifi- katie' is afkomstig van het Latijnse 'modificatio', dat wijziging, beperking, betekent. Onder modifikatie verstaat men in de biologh een wijziging, die ontstaan is door uiterlijke omstandigheden (in tegenstelling tot het begrip 'variatie', waarmee een uiterlijke ver- andering door erfelijke oorzaken aangeduid wordt). Met de term 'gedragsmodifikatie' wordt een gedragsverandering bedoeld, die opzettelijk en door uiterlijke omstandigheden teweeg is gebracht. Dit was bijvoorbeeld het geval met Marietje; zij is niet vanzelf zindelijk geworden, maar de leidster had duidelijk de bedoeling hei gedrag van dit kleutertje zo te veranderen, dat het zindelijk werd. Hoe kan de omgeving op een gedragsmodifikatie reageren? Op twee manieren: a. positief (belonen) en b. negatief (straffen). Ook is het mogelijk, dat het milieu niet reageert. De reakties van de om- geving op het gedrag van het kind kunnen we weergeven door de eerder genoemde formule nog iets uit te breiden en achter de K een -I-, een — of een 0 te plaatsen. Ike formule ziet er dan zo uit:

Socialisatie

K -+- (positieve konsekwentie) S - - - G K — (negatieve konsekwentie)

K 0 (geen konsekwentie)

In een aantal submilieus wordt getracht door middel van bewuste gedragsbeïnvloeding een gedragsmodifikatie bij het zwakzinnige kind teweeg te brengen. Dit gebeurt in het kinderdagverblijf, het dag- verblijf voor ouderen, de school voor buitengewoon onderwijs, enz.

Page 10: Drs. Ben Hoezen, De Vá11 slet100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1973-02.pdf · Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding

Deze instituten kan men samenvatten met de term 'aangepast milieu'. Hierin voltrekken zich allerlei processen. Op één daarvan wil ik in dit verband de aandacht vestigen. Sociaal-psychologische onderzoekingen en experimenten hebben aangetoond, dat het kind voor een belangrijk gedeelte gevormd wordt door kontakten met anderen. Het betreft hier niet alleen kontakten met personen, die we kennen, zoals ouders, broertjes, zusjes, vriendjes, buurtgenootjes, onderwijzend personeel, leidsters, enz., maar ook kontakten met onbekenden. Omdat in de genoemde instituten gestreefd wordt naar een gedragsmodifikatie bij het oligo- frene kind, neemt zijn vorming door kontakten met anderen daar een belangrijke plaats in; het personeel levert daaraan bewust een bijdrage. Het kind kan niet echt kind zijn en het mist de mogelijkheid mens te worden, als kontakten met anderen ontbreken. Het woord 'kontakt' is hier heel goed op z'n plaats. Dit is afgeleid van het Latijnse 'contactus', dat o.a. aanraking; verbinding; voeling; betekent. Het is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het kind, dat het anderen kan aanraken, met hen in verbinding staat, voeling met hen heeft. Om later in staat te zijn zelf kortakten te leggen en relaties aan te gaan, moet het ervaren hebben wat kontakt is. Mede door kortakten met anderen wordt het kind gevormd tot mens; deze vorming begint na de geboorte en gaat door tot iemand zich gedraagt, zoals de mensen in zijn omgeving. De vraag kan gesteld worden, of er ooit een eind aan deze vorming komt. Dit vormings- proces noemen we socialisatie. Wat betekent dit proces voor de ontwikkeling van het zwakzinnige kind? Het oligofrene kind heeft beperkte ontwikkelingsmogelijkheden en beschikt in mindere mate dan het normale kind over het vermogen zich aan z'n omgeving aan te passen. Hierdoor kunnen zich relatiestoornissen en gedrags- moeilijkheden voordoen. Het zwakzinnige kind is minder vatbaar voor socialisering. Bij dit kind heeft het socialisatieproces meer tijd nodig en uiteindelijk zal het zich niet kunnen gedragen, zoals de mensen in zijn omgeving. De instituten, die zo juist genoemd werden, hebben tot taak alles in het werk te stellen het socialisatieproces bij het oligofrene kind zo gunstig mogelijk te doen verlopen. Dit kind heeft een buiten- gewone opvoeding en een aangepaste omgeving nodig, waarin het optimale ontwikkelingskansen krijgt, d.w.z., dat voorwaarden geschapen moeten worden, waaronder het zich zo goed mogelijk kan ontwikkelen. We denken hierbij aan situaties, waarin intensieve begeleiding en speciale zorg gegeven kunnen worden.

Samenvatting Het zwakzinnige kind wordt op allerlei manieren beïnvloed. We hebben de beïnvloedingsprocessen slechts ten dele in de hand, doora dat dit kind zowel in als buiten zijn submilieus invloeden ondergaat, die wij niet kennen. Wij moeten streven naar een gedragsmodifikatie bij het oligofrene kind. Als we deze willen bereiken, zijn intensieve

Page 11: Drs. Ben Hoezen, De Vá11 slet100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1973-02.pdf · Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding

begeleiding en speciale zorg nodig, die deel uitmaken van een buitengewone opvoeding. Om deze mogelijk te maken, is een aan- gepaste omgeving noodzakelijk.

Bandura, A., Principles of behavior modification. Holt, Rinehart and Winston 1969.

n inc.,

Beech, H. R., Changing man's behavior. Penguin pocket( vertaling: Gedrag s- Gedra s- therapie, Aula 458). Bladergroen, W. J., Lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van het kind. Em. Querido's Uitg., N.V., Amsterdam, 1972.

Child, I., Handbook of social psychology. Cambridge, Addison-Wesley, . g y, 4 . Kanfer, F. H. and Phillips, J. S., Learning foundations of behavior therapy. py.

inc., Wiley & sons, nc., 1970.

Langeveld, M. J., Beknopte theoretische pedagogiek. Wolters-Noordhoff N

Groningen, 1968.

Whiting, B., Six cultures: studies of child rearing. New York, Wiley, g ^ y,

Adres van de schrijver: Gravensingel 171, Dubbeldam (gem. Dordrecht)

ii r

56

Page 12: Drs. Ben Hoezen, De Vá11 slet100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1973-02.pdf · Drs. Ben Hoezen, De omgeving Vá11 slet zwakzinnige kind; andragoog over milieu, beïnvloeding

Vrijetijdsbesteding van leerlingen van scholen voor debielen

1.1 Aanleiding tot onderzoek Reeds enkele jaren Iunktionecrt in Noord -Holland een overlegorgaan inzake de zwakzinnigenzorg. wit Provinciaal Beraad Geestelijk Gehandicaptenzorg Noord -Holland beoogt de zwakzinnigenzorg in de provincie te bevorderen door als centraal ontmoetingsinstituut ondermeer onderling overleg en coördinatie van allerlei aktiviteiten op dit terrein te bevorderen. In het algemeen is de werkwijze zo, dat het zogenaamde 'Plenaire Beraad' aan door haar samengestelde werkgroepen verzoekt een bepaald onderwerp in studie te nemen [1]. Een van deze werkgroepen heeft als opdracht gekregen na te gaan hoe de leerlingen van scholen voor debielen hun vrije tijd besteden. De werkgroep heeft de medewerking verkregen van de 'Stichting Provinciaal Opbouworgaan Noord -Holland'. Deze Stichting stelde een sociaal onderzoeker ter beschikking om het technische gedeelte van het onderzoek op te zetten en te begeleiden.

1.2 De vraagstelling Een in 1969 ingesteld inventariserend onderzoek naar de wijze van vrijetijdsbesteding van leerlingen van een aantal scholen voor b.l.o. voor debielen werd de direkte aanleiding tot de vraagstelling. Uit het toen verzamelde materiaal bleek dat er grote behoefte zou zijn aan vormen van aktieve vrijetijdsbesteding, waaraan de op debiel nivo funktionerenden zouden kunnen deelhebben. Ook bleek, dat een groot aantal van de geïnterviewden geen vriendje of vriendinnetje had (Van Zijderveld, 1970 [2]). Daar het hier slechts om een inventarisatie ging van de situatie met betrekking tot dit onderwerp, leek het interessant een vergelijkend onderzoek te stimuleren, dat in opzet en bewerking verder zou moeten gaan dan de eerder genoemde inventarisatie. Om greep te krijgen op het probleem heeft de werkgroep aan een aantal leerkrachten van scholen voor b.l.o. aan debielen enige vragen voorgelegd. Uit deze inventarisatie blijkt volgens Kerkhoff (1971) [3] dat er zeer uiteenlopend gereageerd wordt. Sommigen bijvoorbeeld menen dat het de beperkte verstandelijke vermogens van debielen zijn, die een voor de betrokkene zelf als goed en plezierig ervaren vrijetijdsbesteding verhinderen. Anderen halen naar voren dat het de sociale omgeving is, die discriminerend optreedt. Het is dan ook voor de hand liggend, dat er ten aanzien van de te nemen maatregelen om het gesignaleerde probleem te bestrijden zeer uiteenlopend geadviseerd wordt.

57