Upload
others
View
9
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1 www.vnab.nl
een uitgave van de Coöperatieve Vereniging Nederlandse Assurantie Beurs B.A.
jaargang 24 | 2018 | nr. 2
VNAB heeft weer een ‘eigen’ Technische Commissie Engineering
kennis
ontmoeten
marktmeesterschap
Houtbouw past goed in toekomstbeeld
Markt voor technische verzekeringen vertoont eerste, voorzichtige signalen van verharding
ENgiNEEriNg
3www.vnab.nl2 www.vnab.nl
Wim Span, directeur VNAB
2 www.vnab.nl
Voorwoord
Wet kwaliteitsborging voor het bouwen bijna een feit
Joost Nelis (BAM): ‘Playmobilisering’ brengt voordelen met zich mee
VNAB heeft weer een ‘eigen’ Technische Commissie Engineering
Markt voor technische verzekeringen vertoont eerste, voorzichtige signalen van verharding
Gastcolumn Hans Gorrée over Verwachtingsmanagement
Houtbouw past goed in toekomstbeeld
Veranderende technologische ontwikkelingen in de bouw vragen ook experts hun kennis up-to-date te houden
De toekomst van 3D-beton printen
De Noord/Zuidlijn uiteindelijk toch verzekerd
Young professionals over de technische verzekeringsmarkt
Column Prof. mr. N. (Mop) van Tiggele-van der Velde
Janssen de Jong Groep anticipeert op ‘Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen’
Energietransitie vraagt ook om transitie verzekeringsbranche
3
4
8
11
12
15
16
18
20
22
24
27
28
30
voorwoord
“Engineering” is één van de vier branches in de zakelijke verzekeringsmarkt. In deze branche
spelen, net als bij andere branches, specialisatie, vakkennis en ervaring een grote rol. Het
is een relatief kleine markt qua aantal spelers, maar zeker een “grote” markt als het gaat
om specialistische verzekeringsrisico’s die vaak gebaseerd zijn op innovatieve technische
ontwikkelingen. Bij het verzekeren van constructies en machines gaat het om grote
consequenties en grote bedragen.
Aansprekende voorbeelden hiervan vind je in deze VNAB Visie. Bijvoorbeeld de Noord/
Zuidlijn, die uiteindelijk toch verzekerd werd en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van 3D
betonprinting, playmobilisering en houtbouw. Deze kennen specifieke, vaak nieuwe, risico’s
en vragen om innovatieve verzekeringsoplossingen.
Dat alles, gecombineerd met nieuwe wetgeving zoals de “Wet Kwaliteitsborging voor het
bouwen”, laat zien dat de branche sterk in beweging is en voor interessante uitdagingen staat.
Het maakt deze branche natuurlijk extra aantrekkelijk voor de young professionals, die ook in
deze VNAB Visie aan het woord komen.
Voor de VNAB is engineering een vakgebied waar we zoveel mogelijk toegevoegde waarde
aan de leden willen leveren. Dat doen we vanuit de drie welbekende pijlers van de strategie;
we functioneren met de Technische Commissie Enginering als “marktmeester”, we organiseren
specifieke Lunch & Learns gericht op kennisdeling en we zijn dé plek waar specialisten van
verzekeraars, makelaars en ook experts en advocaten elkaar ontmoeten.
Over strategie gesproken: de VNAB zit momenteel met haar leden midden in een herijkings-
traject van de bestaande strategie. Met meer dan 100 vertegenwoordigers van onze leden
en partners wordt deze maanden uitgebreid van gedachten gewisseld en gewerkt aan de
aanscherping van de toegevoegde waarde van de VNAB aan haar leden.
Eén conclusie is zeker al te trekken: met elkaar samenwerken en kennis delen op uiteenlopende
gebieden maakt onze markt efficiënter en levert klanten uiteindelijk meer kwaliteit.
Daar blijft de VNAB zich, samen met haar leden, voor inzetten en daar is dit magazine een
mooi voorbeeld van.
Speciale dank aan de gastredactie van deze VNAB Visie voor hun deskundige inbreng en het
delen van de kennis.
Ik wens u veel leesplezier en beveel ons Visie event – Engineering op 11 oktober van harte aan!
1216
8 15 24
inhoudnr 2 2018
VNAB Visie is een uitgave van de Coöperatieve Vereniging Nederlandse Assurantie Beurs B.A.
redactie:
• Denise Heijstek – VNAB
• Nienke Vermeulen - VNAB
• Irene Okkerman – Irenergy
• Jan van Stigt Thans – Van Stigt Thans Communicatie
gastredactie:
• Klaas Brand - Vanderwal & Joosten
• Eric van Niekerk - VanNiekerk Cieremans
• Hans Pels Rijcken - Aon Risk Solutions
• Freek Schipper - Allianz Global Corporate & Specialty
Fotografie: Raphaël Drent, Tiel
Vormgeving: EMG Groep, Eindhoven
redactie-adres VNAB:
Denise Heijstek
Boompjes 251
3011 XZ Rotterdam
Tel.: 010 - 253 20 63
E-mail: [email protected]
Internet: www.vnab.nl
colofon
kennis
ontmoeten
marktmeesterschap VNAB heeft weer een ‘eigen’ Technische Commissie Engineering
Houtbouw past goed in toekomstbeeld
Markt voor technische verzekeringen vertoont eerste, voorzichtige signalen van verharding
11
Engineering; een “kleine” markt voor grote en nieuwe risico’s
VNAB VISIE EVENT
11 oktober In het VNAB kennis- en ontmoetingscentrum
5www.vnab.nl4 www.vnab.nl
De bouw wordt complexer ondermeer door hogere eisen op het gebied van energiezuinigheid en milieu. Alsook door ontwikkelingen, zoals circulair bouwen waarbij materialen zoveel mogelijk worden hergebruikt. Daarnaast is er meer aandacht voor gezondheid, zoals ventilatie en geluidwering. Allemaal ontwikkelingen die complex zijn en die vragen om een ander (controle)systeem, aldus ingenieur Harry Nieman. “En doordat we dan eindelijk eens goed vastleggen wat we leveren, wordt veel (onnodige) discussie voorkomen. Dit is zeker ook in het belang van verzekeraars.” Irene Okkerman
aannemer zal op zijn beurt fouten die door de ontwerpers worden gemaakt
vanzelfsprekend bij hen verhalen, maar daar zal de consument niets van
mogen merken. Die heeft slechts één aanspreekpunt en dat is de aannemer.
Bij de oplevering van het bouwwerk moet de aannemer aantonen dat aan
de regelgeving is voldaan. De positie van de consument wordt steviger en
daarmee verbeterd. Daarbij gaat het niet alleen om het niet meer hoeven
aantonen van verborgen gebreken. Er gaat een informatieplicht gelden waarbij
de aannemer onder andere duidelijkheid moet geven over zijn financiële
positie. Ook moet de aannemer een zogeheten consumentendossier afgeven
waarin een verklaring zit dat hij heeft geleverd waar de consument recht op
heeft. Er moet een verklaring van de kwaliteitsborger in zitten alsmede een
gebruikshandleiding en aanwijzingen op welke wijze het onderhoud moet
worden uitgevoerd. Dit dossier wordt nu ontwikkeld door het Nederlandse
normalisatie-instituut.
Een derde belangrijke pijler is dat de aannemer actief moet vragen of alle
klachten zijn opgelost en dan pas vervalt de laatste betalingstermijn. Deze
zaken worden gewijzigd in het Burgerlijk Wetboek en hebben betrekking op
het werkgebied van verzekeraars. Zelf ben ik ervan overtuigd dat bouwers
die hun vak beheersen en verstaan geen enkele angst hoeven te hebben voor
deze nieuwe wet.”
Waarom is kwaliteitsmanagement zo belangrijk?
“Waar de nieuwe wet vooral op aanstuurt, is dat bouwbedrijven hun
kwaliteitssystemen op orde krijgen. Bedrijven die dat niet doen, krijgen
het moeilijker, maar ze hebben dit dus zelf in de hand. Ik vind dat
kwaliteitsmanagement onderdeel moet zijn van het proces. Het gaat om
een andere bedrijfsvoering. Je moet moderniseren en digitaliseren. Op deze
manier kan je heel precies sturen en naderhand heb je een duidelijk overzicht
van opleverpunten, inclusief beeldmateriaal. Belangrijk omdat de bouwer in de
nieuwe situatie nog meer moet kunnen aantonen dat het goed is. De trots die
iedere bouwer zou moeten hebben, wordt hiermee gestimuleerd. Zo van: ‘kijk,
ik heb het goed gedaan!’ Deze hele beweging zorgt ervoor dat het bouwproces
en alle materialen die we daarin verwerkt hebben, veel beter gedocumenteerd
worden. Indien er sprake is van een conflict is er een veel beter onderbouwd
dossier beschikbaar, wat ook voor verzekeraars een groot voordeel is. Doordat
de bouwer veel bewuster bezig is met het aantonen van de bouwkwaliteit, zal
het aantal fouten teruglopen. Ik verwacht daarom een kwaliteitsslag.”
Harry Nieman (66), voormalig directeur van het door hem in 1988 opgerichte
bureau Nieman Raadgevende Ingenieurs, is in 2014 – naast nog twee anderen -
aangesteld als kwartiermaker voor de invoering van de Wet kwaliteitsborging
voor het bouwen (Wkb). Daarnaast vervult hij diverse bestuursfuncties in de
bouwsector, is hij bijna 25 jaar docent Bouwfysica en Bouwmanagement aan de
Hogeschool Windesheim in Zwolle en is hij auteur van diverse (studie)boeken.
Zijn aanstelling als kwartiermaker verklaart Nieman als volgt. “In wezen zijn we
al twintig jaar met de nieuwe wet bezig. Ik ben er altijd bij betrokken geweest.
Ik vond dat de kwaliteit in de bouw beter kan door meer kennis en een betere
procesbeheersing, maar waar het op neerkomt, is gewoon laten zien dat je het
goed doet.”
Verwijzend naar de impact die de Wkb gaat hebben op drie andere wetten
– de Wkb is een Wijzigingswet – benadrukt Nieman dat hij zelf het stelsel van
controle (kwaliteitsborging) het meest belangrijk vindt. “De bouwsector kent
diverse incidenten, zoals ingestorte balkons en vloeren van parkeergarages.
Bovendien blijkt uit onderzoek dat geen enkel project exact volgens de
afgegeven vergunning wordt gebouwd. Nadat de vergunning wordt ingediend,
duurt het vaak nog een tijd voordat er daadwerkelijk wordt gebouwd en in
de tussentijd wordt het project verder uitgeëngineerd. Controle op wat er
gebouwd wordt, is heel beperkt geworden. De bouw kent geen continue
productie en gemeenten kunnen nu eenmaal niet een volledig toegerust
bouw- en woningtoezicht in de lucht houden dat gebaseerd is op de hoogste
productieomvang.”
Hoe belangrijk is de nieuwe wet en wat zijn de belangrijkste verbeteringen?
“De huidige controle laat te wensen over. De consument merkt het bijvoorbeeld
niet als er een ander isolatiemateriaal wordt gebruikt dan in de vergunning
staat. Niemand checkt dat. Mocht er (naderhand) wel een tekortkoming
worden geconstateerd, dan krijgen bewoners vaak nul op rekest en geven
aannemers vaak niet thuis. Dat schreeuwt om de nieuwe wet. De belangrijkste
verbetering daarin vind ik dat er een zogeheten aantoonplicht van kracht
gaat worden. Er wordt dan niet meer door bouw- en woningtoezicht in de
planfase gecontroleerd, maar het gerealiseerde product wordt door een
kwaliteitsborger bekeken. Dat noemen we de ‘as built-situatie’ ofwel ‘zoals het
is gebouwd’. Dat vind ik een ontzettend belangrijke verandering.”
Nu is het zo dat de aannemer, als zich na oplevering een tot dan toe verborgen
gebrek aandient, alleen tot herstel daarvan gehouden is wanneer de
opdrachtgever aannemelijk maakt dat dat gebrek wordt veroorzaakt door een
tekortkoming die aan de aannemer kan worden toegerekend. Hoe wordt dat in
de nieuwe situatie?
“Nu moet de consument aantonen dat de aannemer het verkeerd heeft gedaan.
In de nieuwe situatie wordt dat omgedraaid. Alle verantwoordelijkheid – die
tot dan toe bij de opdrachtgever lag - komt bij de aannemer te liggen. De
Wet kwaliteitsborging voor het bouwen bijna een feit
“Verzekeraars zijn belangrijk om aannemers te prikkelen kwaliteit te leveren”
“Waar de nieuwe wet vooral op aanstuurt, is dat bouw-bedrijven hun kwaliteits-
systemen op orde krijgen”
Harry Nieman: “Indien sprake is van een conflict is er een veel beter onderbouwd dossier beschikbaar, wat ook voor verzekeraars een groot voordeel is.”
interView
7www.vnab.nl6 www.vnab.nl
Nieuw is ook dat er een onafhankelijke kwaliteitsborger gaat meelopen. Hoe
werkt dat precies in de praktijk?
“Er is inderdaad een nieuwe rol weggelegd voor de kwaliteitsborger. Dat is
eigenlijk een bedrijf of een groep mensen die in samenwerking zorgen dat
het project uiteindelijk voldoet aan het Bouwbesluit. Het betreft geen nieuwe
functie. Opzichters, constructeurs, installateurs, e.d. kunnen deze extra taak
op zich nemen waarvoor wel een toelating is vereist. De kwaliteitsborger
die de uitvoering begeleidt, moet kijken of het ontwerp ook daadwerkelijk
gerealiseerd wordt zodat aan het einde van het traject de ‘as built-verklaring’
kan worden afgegeven. De kwaliteitsborger gaat een controlesysteem
gebruiken ofwel een instrument voor kwaliteitsborging, zoals dat in de
wet wordt genoemd. Dus de bouwer moet aantonen dat hij het goed heeft
gedaan en de kwaliteitsborger moet vlak voor de oplevering een verklaring
met handtekening afgeven dat die op basis van zijn instrumentarium heeft
geconstateerd dat aan de wettelijke bouwregelgeving is voldaan. Dat is een
mooie stok achter de deur. In de huidige situatie geeft een gemeente een
bouwvergunning af waarna er niet of nauwelijks meer wordt gecontroleerd.”
Voor welke partijen heeft de wet het meeste impact en lopen grotere aannemers
relatief meer risico?
“Ik denk dat de grote bouwers helemaal geen problemen hoeven te
verwachten. Ze zijn eigenlijk met hun bouwprocesmanagement behoorlijk op
orde. We zien ook aan de pilots dat ze het goed aan kunnen. De wet heeft voor
iedereen impact.
De gemeente hoeft niet meer te kijken naar de techniek, want dat doet
de kwaliteitsborger, maar ze moet nog wel een vergunning afgeven.
Deze heeft betrekking op de ruimtelijke ordening en welstand en ook de
omgevingsveiligheid moet zij in de gaten houden. Die rol blijft in stand. Indien
de wet in werking treedt, gaat de gemeente een actueel dossier ontvangen
op basis van het ‘as built-principe’ waarbij de gemeente haar aandacht
voornamelijk richt op constructieve en (brand)veiligheid.
De consument krijgt een steviger positie, dat is een van de uitgangspunten van
de wet. De aannemer kan, als hij zijn vak goed beheerst, laten zien dat hij het
voor elkaar heeft. Er wordt ook een benchmarksysteem ontwikkeld waarbij we
hopen dat veel consumenten/opdrachtgevers een review geven. De overheid
stimuleert dit zodat mensen kunnen vergelijken.
Verzekeraars willen dossiers zien en dat dwingt deze wet af. Eindelijk leggen
we nu eens goed vast wat we leveren. Dat scheelt ontzettend veel discussie.”
Ziet u nog verbeteringen of bent u helemaal tevreden over de wet?
“Ik hoop echt dat we naast de kwaliteitsverklaringen voor het product sec ook
meer kwaliteitsverklaringen krijgen voor het uitvoeren en aanbrengen van
materialen. Dat mag wat mij betreft worden gestimuleerd. Een ander punt van
verbetering vind ik de mate van sanctioneren. In het nieuwe stelsel gaat een
ZBO (Zelfstandig Bestuursorgaan van de Overheid) systeemtoezicht houden.
Het ZBO bepaalt welk instrumentarium voldoet en voert regelmatig ‘reality
checks’ uit om te beoordelen of het instrument doet wat het belooft en indirect
of de borger zijn werk goed doet. De ZBO kan een instrument toelaten, maar
ook schorsen of intrekken. Dat zijn eigenlijk zijn enige sanctiemogelijkheden.
Liever had ik gezien dat er een groter instrumentarium was om sancties toe te
passen. Dat het ZBO meer ‘tandjes’ heeft. Ik verwacht dat het instrumentarium
dat er nu is, uitgebreid gaat worden zodat er meer mogelijkheden zijn om
mensen te dwingen. Je zou een bouwer ook een boete kunnen geven als hij
niet doet wat hij heeft afgesproken, maar die sanctiemogelijkheid is er niet.
Ik verwacht dat na de evaluatie over drie jaar geconstateerd wordt dat het
sanctie-instrumentarium verbeterd moet worden.
Positief vind ik dat in de nieuwe situatie de kwaliteitsborger bewust de risico’s
moet opzoeken en ervoor moet zorgen dat die worden geëlimineerd. Dat risico
denken is de spil waar het om draait. Bovendien is het een echte verbetering
dat je niet meer naar elkaar kunt wijzen. De verantwoordelijkheden zijn
veel scherper gedefinieerd. De bewijslast is in het voordeel van de eigenaar
omgedraaid.”
Leidt de nieuwe wet tot een kostenverhoging en zo ja, wie betaalt die?
“De opdrachtgever (consument) moet de kwaliteitsborger aanstellen en
de kosten daarvoor betalen. Echter, daar staan een aantal belangrijke
plussen tegenover. De faalkosten zullen namelijk naar beneden gaan, de
vergunningverlening gaat sneller en de zekerheid die je als consument krijgt,
neemt toe. Per saldo verwacht ik daardoor een positieve uitkomst. Vanuit
verzekeringsperspectief zal de no-claimkorting een meer nadrukkelijke
rol gaan spelen, omdat de aansprakelijkheid van de aannemer toeneemt.
Aannemers die hun werk voor elkaar hebben, zullen weinig claimen. Hetzelfde
geldt voor architecten, ingenieursbureaus, e.d. Hiermee wordt goed presteren
beloond!”
Heeft u een specifieke boodschap aan verzekeraars?
“Bouwers die hun werk goed doen, moeten een flinke korting krijgen op hun
premie. De no-claimkorting zullen verzekeraars goed moeten monitoren. De
benchmark-vergelijking kan verzekeraars daarbij helpen. Verzekeraars zijn
belangrijk om grote no-claimkortingen te geven en de aannemers te prikkelen
om kwaliteit te leveren.”
Wanneer zal de nieuwe wet naar verwachting worden ingevoerd?
“De Eerste Kamer zal zich hier na het zomerreces over buigen. Rekening
houdend met een implementatietraject van ongeveer 1,5 jaar zal de wet naar
verwachting per 1 januari 2021 in werking kunnen treden. Als het aan mij ligt
beginnen we zo spoedig mogelijk, want we hebben geen tijd te verliezen.
De bouw is complex en wordt complexer door hogere eisen. We willen naar
circulair bouwen en naar nul-op-de-meter-woningen. Het beleid vraagt om
een nieuw systeem waarin meer zekerheden worden ingebouwd zodat ook de
overheid kan monitoren of we onze ambities realiseren.” <
“De bewijslast is in het voordeel van de eigenaar omgedraaid”
Verborgen gebreken
Als er zich achteraf toch nog problemen voordoen met de
bouwkwaliteit, kan in het voorgestelde systeem de opdrachtgever
de aansprakelijkheid volledig neerleggen bij de opdrachtnemer
(lees aannemer). De nieuwe wet kent een risicoaansprakelijkheid
van de opdrachtnemer voor gebreken die bij de eindoplevering
niet uitdrukkelijk werden geaccepteerd, waarvan niet contractueel
ten nadele van de consument mag worden afgeweken. Dus als
een gebrek niet als geaccepteerd staat vermeld op de opleverlijst
of in de eindverklaring van de kwaliteitsborger, dan blijft de
aannemer hiervoor voortaan volledig aansprakelijk.
Dat is nu nog anders, omdat in de huidige situatie de aannemer
niet meer aansprakelijk kan worden gehouden wanneer de
opdrachtgever of diens vertegenwoordiger bij oplevering het
gebrek had kunnen of moeten constateren. Dat is al snel het geval
als de opdrachtgever een deskundige partij heeft gecontracteerd
die de bouw volgt en de oplevering van de aannemer controleert.
De aannemer heeft er dus in de huidige praktijk geen enkel
belang bij om kwaliteitsproblemen bij oplevering zichtbaar te
maken voor de opdrachtgever. Dat is in de nieuwe wet juist wel
het geval als de aannemer niet later voor het oplossen van dat
probleem aansprakelijk wil kunnen worden gehouden.
Samen met de aanscherping van de waarschuwingsplicht van
de aannemer voor fouten in het bestek of de tekeningen en met
de controle en verklaring van de onafhankelijke kwaliteitsborger,
krijgt de opdrachtgever hierdoor meer inzicht in de kwaliteit van
het werk dat hij afneemt. Ook krijgt hij meer mogelijkheden om
zijn schade bij de aannemer te verhalen.
Door meer inzicht in de kwaliteit kunnen technische verzekeraars in
hun prijsbepaling en acceptatiebeleid voor schadeverzekeringen
met betrekking tot bouwwerken (CAR-polissen, Transport- en
Montageverzekeringen, Verborgen Gebreken Verzekeringen,
Aansprakelijkheid polissen) beter rekening houden met goede
en slechte kwaliteit van aannemers en hun bouwwerken. Op deze
manier wordt betere kwaliteit meer beloond dan in de huidige
praktijk vaak het geval is. Daarnaast leiden veel schades tot
gerechtvaardigde premieverhogingen.
Ervaringen met de Verborgen Gebreken Verzekering met
verplichte onafhankelijke Technische Inspectie Service leren dat
dit tot zeer positieve resultaten kan leiden voor alle partijen. Wij
verwachten dan ook dat de vraag naar deze verzekeringsvorm in
de komende jaren sterk zal toenemen. Hierbij zal niet alleen de
opdrachtgever zijn verzekerd, maar zal de aannemer ook voor
zichzelf en zijn onderaannemers deze dekking willen kopen.
Het belang van een goede en onafhankelijke kwaliteitsborging
staat hierbij voorop en daar zouden verzekeraars zich dan ook op
moeten richten indien zij hun resultaten positief willen houden!
Door Freek Schipper, Senior Expert Underwriting Engineering bij
Allianz Global Corporate & Specialty
Wet kwaliteitsborging voor het Bouwen
De wet kwaliteitsborging voor het Bouwen heeft tot doel de kwaliteit
van bouwwerken te verbeteren en de positie van de eindgebruiker – in
veel gevallen de consument – te versterken. De eindgebruiker heeft
vaak geen goed inzicht in de kwaliteit van het bouwwerk. De noodzaak
tot (het op andere wijze) verbeteren van de bouwkwaliteit vloeit voort
uit steeds hogere kwaliteitseisen, toegenomen complexiteit van het
bouwproces en versnippering van het bouwproces en daarmee een
onheldere verdeling van de verantwoordelijkheden. In het nieuwe
stelsel moeten kwaliteitsborgers met behulp van instrumenten
(kwaliteitssystemen) de bouwkwaliteit gaan toetsen. De door
hen gebruikte instrumenten worden op de markt gebracht door
instrumentaanbieders, die op hun beurt weer bij de toezichthoudende
organisatie (een Zelfstandig Bestuursorgaan van de Overheid)
hun instrumenten ter beoordeling moeten aanbieden. Voor meer
informatie zie ook: www.instituutbouwkwaliteit.nl.
Harry Nieman: “Vanuit verzekeringsperspectief zal de no-claimkorting een meer nadrukkelijke rol gaan spelen, omdat de aansprakelijkheid van de aannemer toeneemt.”
interView
9www.vnab.nl8 www.vnab.nl
kennis
‘playmobilisering’ brengt voordelen met zich mee voor bouwers, consumenten én verzekeraars
Joost Nelis (BAM) over de nieuwe, modulaire manier van bouwen
De wereld om ons heen verandert in een rap tempo en elke bedrijfstak heeft daar volop mee te maken. Ook de van oudsher relatief traditionele bouwwereld ondergaat een ware metamorfose. Onder meer als gevolg van nieuwe wet- en regelgeving (gasloos bouwen), de noodzaak aan verdergaande kostenbesparing en -efficiency en de veranderende wensen en behoeften van de consument (individualisering) wint een nieuwe, modulaire manier van bouwen terrein. Ir. Joost Nelis, directeur BAM Bouw en Vastgoed Nederland, spreekt van de ‘playmobilisering’ van de bouw en ziet hierin voordelen voor zowel bouwers, consumenten als verzekeraars. Jan van Stigt Thans
Nelis, afgestuurd aan de TU Delft in de civiele
techniek, werkt zijn gehele arbeidzame leven -
inmiddels 25 jaar – in de bouw. Sinds medio 1996
werkt hij bij BAM, waar hij in de afgelopen 15
jaar verschillende directiefuncties heeft vervuld.
De afgelopen ruim 9,5 jaar was hij directeur BAM
Wonen, recentelijk overgegaan naar BAM Bouw
en Vastgoed Nederland. In die functie is hij bij
‘s lands grootste bouwbedrijf verantwoordelijk voor
de strategische portefeuille (bedrijfsactiviteiten
en nieuwe ontwikkelingen) en marktspecials (o.a.
cleanrooms en de restauratietak).
Van prijs naar prestatiegarantiesTijden veranderen en ook de bouwwereld, BAM
incluis, moet mee. Nelis daarover: “We hebben als
bouwbedrijven eigenlijk altijd één verdienmodel
gehad: als verkoper van productiecapaciteit. Het
gevolg was dat je je als bedrijf in feite maar op
één onderdeel nog kon onderscheiden van de
concurrentie: (een lage) prijs.”
Die tijd is volgens hem voorbij. “De markt vraagt
om een andere manier van bouwen: duurzamer,
efficiënter, maar vooral klantgerichter. Eigenlijk
is elke woning, kantoor of ander pand dat we tot
dusver bouwden een prototype, een uniek model.
Dat is niet nodig en mijns inziens ook onnodig
inefficiënt en kostbaar.” Hij zegt vooral heil te zien
in een meer modulaire (prefab) bouw, waarbij de
verschillende onderdelen (gevels, daken, energie-
modules) los van elkaar in de fabriek worden
gefabriceerd en vervolgens op de bouwlocatie
worden geassembleerd. Vergelijk het met de
bekende ‘Playmobil’-steentjes. Het is zaak ervoor
te zorgen dat de modules waar nodig koppelbaar
zijn teneinde producten met een prestatiegarantie
te kunnen aanbieden”, aldus Nelis, die toegeeft
graag eerder deze transformatie te zijn gestart.
“Maar mede vanwege de crisis ontbrak het lang aan
voldoende middelen om de hiervoor noodzakelijke
investeringen te kunnen doen.”
Eenheidsworst?Krijg je de door die ‘playmobilisering’ geen een-
heidsworst? Nelis vindt van niet. “Ik denk dat bij de
bouw van een woning 85% kan worden gestan-
daardiseerd, mits er per onderdeel meerdere
op ties worden aangeboden en dus keuze mogelijk-
heden. Het maakt de koper echt niet uit welk
beton wordt gebruikt en hoe dik het is. Of dat
een kozijn 340 of 342 cm breed is. Kopers willen
wel meepraten over de 15% die ze wel interessant
vinden: ruimte vergrotende opties als uitbouwen,
erkers en dakkapellen, de indeling (grote of kleine
slaapkamer/badkamer, grotere keuken/kleinere
woonkamer of andersom) en natuurlijk vooral de
afwerking van de woning. Zo betrek je de klant erbij
en maak je hem – en vooral haar, want de vrouw
beslist grotendeels hoe de woning er uit gaat zien -
deelgenoot van het bouwproces.”
Als voordelen voor de bouwbedrijven noemt Nelis
dat de bouw sneller te realiseren is, minder inte-
grale kosten met zich meebrengt – je hoeft niet
steeds een prototype te maken –, er minder te
calculeren en te plannen valt en er ook minder
faalkosten zijn omdat er minder op de bouwplaats
“Bij de bouw van een woning kan 85% worden
gestandaardiseerd”
11www.vnab.nl10 www.vnab.nl
kennis
geïmproviseerd hoeft te worden. “Daardoor kun
je meer energie stoppen in de begeleiding van de
koper.” En wat zijn de voordelen voor verzekeraars?
“Er wordt gewerkt met louter beproefde modellen
waardoor de risico’s lager zijn en ook vooraf bekend
zijn. Daar staat wel tegenover dat de aandacht
voor de risicobeoordeling meer verschuift van de
bouwlocatie naar de fabrieken waarin de (prefab)
onderdelen worden vervaardigd en dat het aan-
sprakelijkheidsrisico toeneemt.”
PrestatiegarantiesVolgens Nelis zijn ook enkele andere bouwbedrijven
bezig met het modulaire bouwen, al denkt hij zelf
dat BAM momenteel hierin het verst is. Enthousiast
en gepassioneerd praat hij over de transitie die
zijn bedrijf momenteel doormaakt. “Waar we als
BAM naar toe willen is onze kennis en ervaring
veel breder in het bouwproces in te zetten: in de
vorm van producten en diensten op het gebied van
wonen, werken en recreëren. En dan met prestatie-
en systeemgaranties voor de koper, bijvoorbeeld
ten aanzien van de kwaliteit van het bouwwerk
maar ook voor de energielevering. ‘Nul op de
meter’, noemen we dat in onze branche, waarbij we
zo bouwen dat de energierekening op jaarbasis per
saldo nul is.”
Onder de naam ‘BAM Wooncollectie’ heeft het
bouwbedrijf standaard een zevental plattegronden
die kunnen worden gecombineerd met vier
architec tuurstijlen en desgewenst kunnen worden
aangevuld met een aantal ruimte vergrotende
zaken als erkers en dakkapellen. Daarbij zijn de
afmetingen binnen bepaalde grenzen groter en
kleiner te maken. “Om samen met toekomstige
bewoners optimaal de klantreis te kunnen aangaan
hebben we recentelijk in Utrecht (langs de A2) een
speciaal Experiencecenter geopend.”
Modules voor energie en gevelsInmiddels heeft BAM een aantal modules ont-
wikkeld die koppelbaar zijn tot een woning:
een voor de energievoorziening en een voor de
gevels. De gevels worden gebouwd in een fabriek
in Heerhugowaard, onder meer door middel van
robots. “Een prima oplossing zeker nu er in ons land
een schrijnend tekort is aan metselaars waardoor
de uurtarieven hiervoor flink oplopen.”
Daarnaast heeft BAM in Veenendaal een fabriek
waarin alle installatiecomponenten voor de ener-
gie module worden vervaardigd, waaronder de
ventilatiesystemen en warmwatervoorziening. “We
kunnen nu in drie uur een oude cv-ketel in een
woning omzetten naar een nieuwe energiemodule
met warmtepomp. Met een ‘slim’ ventilatiesysteem
dat aanslaat als je thuis komt. Kortom, wij leveren
nu het gehele pand, inclusief het energiesysteem,
en garanderen daarbij zowel de kwaliteit als de
energieprestaties. Onze rol is daarbij veel breder en
groter dan die van uitvoerder.”
Verzekeraars als co-makerEen en ander wil niet zeggen dat BAM alles zelf
ontwikkelt. “We werken voor alle modules nauw
samen met gespecialiseerde bedrijven (co-makers)
waarmee wij een langdurige samenwerking na streven.
Door de individuele kennis en ervaring van eenieder te
bundelen bevorder je de kwaliteit en innovatie, wat
leidt tot steeds betere producten en diensten.”
Nelis geeft nadrukkelijk aan ook de verzekerings-
branche als co-maker te zien. “We werken al vele jaren
met dezelfde makelaar en ik denk dat ook andere
bouwers niet elk jaar op dit vlak willen shoppen. Toen
we met onze modulaire aanpak startten hebben wij
de verzekeringspartners erbij betrokken. Door de
standaardisering werken we niet met prototypes
maar met beproefde modellen waarvan de risico’s
derhalve bekend zijn. Ook verschuift het risico van
de bouwlocatie naar de fabriek en verandert het
aansprakelijkheidsrisico. Want als er in de prefab-fase
iets fout gaat, dan kan door het cumulatierisico de
totale schade veel hoger uitvallen.”
Tot slot, wat zou u de verzekeringsbranche
mee willen geven? “Realiseer je terdege dat de
bouwer van nu breder actief is en in feite vanaf
de ontwikkeling tot de uitvoering bij het project
betrokken is. En zelfs daarna door het bieden
van kwaliteits- en prestatiegaranties. Daardoor
veranderen de risico’s. Blijf daarom met elkaar in
gesprek over voortgang en risico’s.” <
“Waar we als BAM naar toe willen is onze kennis en ervaring veel breder
in het bouwproces in te zetten: in de vorm
van producten en diensten op het gebied van wonen, werken en
recreëren”
marktmeesterschap
VnaB heeft weer een ‘eigen’ technische commissie engineering
Naast Schipper (Allianz Global Corporate & Spe -
cial ty) bestaat de Technische Commissie Engi nee -
ring uit de verzekeraars Eric Kerkhof (Swiss Re
Inter national) en Maarten Mulder (Canopius) en
de makelaars Hans Haver (Aon Risk Solutions),
Eugene Koster (Willis Towers Watson) en Conny
van Koten (Marsh). Daarnaast vervult VNAB-mede-
werkster Selma Karhan binnen de commissie de
rol van secretaris en sluit bij de vergaderingen
steevast Marco van Leeuwen van het Verbond van
Verzekeraars aan, die daarbij als linking pin fungeert
tussen Verbond en VNAB. De commissie heeft
primair tot taak de ontwikkelingen in de technische
verzekeringsbranche te volgen en waar dat nodig
wordt geacht het VNAB Bestuur te informeren over
die zaken die naar haar mening aandacht behoeven.
Daarnaast houdt de commissie zich desgevraagd
bezig met het aanpassen en optimaliseren van
(beurs)polisvoorwaarden en -clausules.
Nieuwe versie Lendersclausule Zo heeft de ‘TC’ zich het afgelopen jaar intensief
beziggehouden met een nieuwe versie van de
zogeheten Lendersclausule, die wordt gebruikt bij
het verzekeren van langdurige projecten die op
project finance-basis worden gefinancierd en waarbij
de financiering gedurende een aantal jaren wordt
terugverdiend door middel van het gebruik van het
object. Hiervoor is nauw samengewerkt met het
Verbond van Verzekeraars en overleg gevoerd met
advocatenkantoren, banken en aannemers die zich
bezighouden met de financiering van bouwprojecten.
Volgens Schipper moet de vernieuwde clausule
voor meer duidelijkheid zorgen bij CAR- en EAR-
verzekeringen. Zo zijn er in de nieuwe clausule
standaardvoorwaarden opgesteld voor ‘endorse-
ments’ met daarin aanpassingen gebaseerd op
het Nederlandse verzekeringsrecht. Deze worden
vooral door Angelsaksische banken verlangd voor
het verstrekken van projectfinancieringsleningen.
KLIC en ALOPEen andere clausule waarover de commissie
zich momenteel buigt is de herziening van de
KLIC-clausule (Kabels en Leidingen Informatie
Centrum) voor het voorkomen van schade aan
kabels en leidingen. Hierbij wordt vooral gekeken
naar het preventieaspect zoals die is geregeld in
de nieuwe Richtlijn voor graafwerkzaamheden
van het CROW en in de nieuwe wetgeving.
Hiervoor vindt ook overleg plaats met andere
branches die hiermee te maken hebben, voor
werkmaterieelverzekeringen (Transport) en voor
aansprakelijkheidsverzekeringen (Varia).
Daarnaast heeft de ‘TC’ het verzoek uit de markt
gekregen om zich uit te spreken over het in– en
uitlooprisico bij doorlopende CAR–verzekeringen
en zo nodig met een aanpassing te komen van de
daarvoor nu beschikbare clausules. Dit onderwerp
zal dit najaar worden behandeld. Daarnaast over-
legt de commissie met het Verbond en andere
marktpartijen over de bedrijfsschadedekkingen ALOP
(Advanced Loss of Profit) en DSU (Delay Start-Up),
over meer duidelijkheid over met name de opbouw
van de verzekerde sommen, de verzekerde termijn
en de toepassing van het eigen risico. Die worden
niet altijd even duidelijk gecommuniceerd bij het
afsluiten van CAR-polissen en vervolgens ook niet
eenduidig gedefinieerd in de voorwaarden waardoor
problemen ontstaan in de schadeafwikkeling.
ExpertsDaarnaast is de commissie de afgelopen tijd re-
gel matig in overleg met experts, onder meer
om het schadeproces verder te versnellen en
on duidelijkheden in de hiervoor genoemde po-
lis voorwaarden en clausules te bespreken. “Vaak
leidt dit tot een traject van aanpassingen van
voorwaarden en clausules in samenwerking
met het Platform van het Verbond, waarmee we
op lossingen voor de gehele markt willen be werk-
stelligen”, aldus Schipper.
Lang heeft de markt te maken gehad met een grote
overcapaciteit in dekkingsaanbod, waarbij volgens
Schipper weinig oog was voor de noodzakelijke
kwaliteit in onze processen en voorwaarden. “Inter-
nationaal zien we daarin nu beweging komen.
De noodzaak om dan snel en effectief te kunnen
werken met heldere voorwaarden is daardoor sterk
toegenomen. Voorlopig verwacht ik daarom niet
dat we als commissie zonder onderwerpen komen
te zitten.” <
Sinds september 2015 heeft de VNAB weer een Technische Commissie Engi nee ring. Meer dan twee decennia werden de belangen van de technische beurs verzeke rings - markt meegenomen door de (coassurantie)verzekeraars die zitting hadden in de commissie (tegenwoordig Platform)Technische Verze keringen van het Verbond van Verzekeraars en die van de makelaars door de Sectie Registermakelaars ter beurze van de NVA/Adfiz. “Een goede zaak dat we weer een eigen ‘TC’ hebben waarin ook de makelaars zijn vertegenwoordigd. Daardoor worden onze adviezen breder gedragen en zijn bovendien de commissiewerkzaamheden meer gefocust op ons marktsegment”, zegt commissie voorzitter Freek Schipper.
v.l.n.r.: Maarten Mulder, Eric Kerkhof, Freek Schipper, Hans Haver, Conny van Koten en Selma Karhan
13www.vnab.nl12 www.vnab.nl
ontmoeten & VerBinden
De gesprekspartners zijn allen doorgewinterde
professionals uit de technische verzekerings-
branche: de makelaars Eugene Koster (Executive
Director bij Willis Towers Watson) en Hans Pels
Rijcken (Practice Leader Construction & Engineering
bij Aon Risk Solutions), de risicodragers Frank
Engel (Senior Underwriter Engineering bij HDI
Global SE) en Paul de Keijzer (Underwriting
Director bij DUPI Underwriting Agencies) en
zelfstandig consultant Onno de Graaf (DGA
bij De Graaf Verzekeringsconsultancy en Naris
Verzekeringsmanagement).
Krimpende tot stagnerende marktUit een recente inventarisatie van Swiss Re
blijkt dat sinds de piek in 2011 ($ 24 miljard) de
wereldwijde omzet uit technische verzekeringen
jaarlijks is gestabiliseerd tot rond de $ 21 miljard,
wat neerkomt op 3% van de totale premieomzet
uit zakelijke schadeverzekeringen. Tegelijkertijd
komt hieruit naar voren dat de laatste jaren het
verzekeringstechnisch resultaat is verslechterd,
enerzijds door premieverlagingen en anderzijds
door een toenemende schadelast in enkele
con structiesectoren. De vijf zien duidelijke over-
een komsten met de markt voor technische
verze keringen in eigen land die, inclusief machine-
breukverzekeringen, wordt geraamd op 200 à 250
miljoen euro. Daarvan komt volgens hen inmiddels
iets meer dan de helft uit de beurstekening.
Hoe gaat het in de technische verzekeringsmarkt in
ons land? “Met pieken en dalen”, verwoordt Frank
Engel de meningen van de vijf. “De markt trekt
aan vanwege de economische groei en daardoor
neemt het aantal bouw- en constructieprojecten
toe. Maar doordat het aantal risicodragers
beperkter is geworden krijgen we meer aanvragen
voor de verzekering van risico’s dan we in feite in
dekking kunnen en willen nemen. Het is bovenal
een volatiele markt waarbij gezien het relatief
geringe omzetniveau, de impact van een forse
schade groot is. Als verzekeraar willen we onze
risico’s natuurlijk zo veel mogelijk spreiden”, aldus
de HDI-underwriter, die daarnaast aangeeft in
het acceptatiebeleid belemmerd te worden door
de aangescherpte wettelijke eisen, zoals met
betrekking tot Solvency II.
Paul de Keijzer vult aan: “Enerzijds groeit de
engineering-markt door de economische groei
en een hieruit voortvloeiende toename van het
aantal bouw- en constructieprojecten. Anderzijds
zie je in tijden van een aanscherpende markt dat
een deel van de premie-inkomsten, met name uit
machinebreukverzekeringen, verschuift naar de
beterpunten in de markt? “Minder ruime condities
en hogere premies”, antwoordt De Keijzer prompt.
“De premie moeten minstens met 10 tot 20%
omhoog en die boodschap zullen we bij klanten,
die jarenlang een lage premie hebben betaald,
moeten overbrengen.” Pels Rijcken: “Het gaat om
de klant, om zijn wensen en behoeften. Daar wordt
in mijn ogen te weinig rekening mee gehouden.
Daarom moet de kennis omhoog en moet er bij
verzekeringsbedrijven meer geïnvesteerd worden
in PE, het permanent opleiden van medewerkers
om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen,
zowel verzekeringstechnisch als qua nieuwe (bouw)
technieken. Voor dat laatste vervult assurantieclub
BCTV een belangrijke rol.”
Ook Koster onderkent het belang van kennis: “De
markt wordt complexer en daardoor vakmatig
interessanter, ook voor makelaars. Gevolg is wel
dat het kennisniveau verder omhoog moet. Om
dit vak onder de knie te krijgen is een jarenlange
ervaring wenselijk, maar daar gunnen velen
zich de tijd niet voor.” In dit verband wijst Engel
op het feit dat voor verzekeraars de branche
technische verzekeringen vaak slechts ‘een vlek
op de kaart is’, waardoor de bereidheid om hierin
te investeren niet altijd optimaal is. “Daardoor
worden uit efficiencyoverwegingen bijvoorbeeld
property-markt. Er lijkt de laatste tijd inderdaad
sprake te zijn van enige verharding in de markt voor
technische verzekeringen, al kun je in mijn optiek
absoluut nog niet spreken van een substantiële
premieverhoging. De marges zijn gering. Dat
meerdere partijen recentelijk uit de markt zijn
gestapt zegt natuurlijk wel iets over de kansen op
winstgevendheid. In mijn optiek zijn de huidige
premies te laag en de (makelaars)condities te ruim.”
BuitenlandBeide makelaars zeggen in de praktijk van alledag
de gevolgen te ervaren van het verminderde aantal
aanbieders. Hans Pels Rijcken wijst met name
op het feit dat er te weinig partijen overblijven
die in de technische verzekeringsmarkt de lead
willen nemen. “De spoeling wordt dunner, wat
leidt tot aanscherping van de premies. Ook zie ik
de flexibiliteit en creativiteit afnemen. Er wordt
doorgaans alleen nog binnen de kaders van de
richtlijnen geaccepteerd.” Eugene Koster spreekt
van een licht verhardende markt. “Verzekeraars
worden kritischer op de risico’s die hen worden
aangeboden en zijn die slechts bereid in dekking
te nemen indien aan de door hen gestelde
randvoorwaarden wordt voldaan. Het is een kwes-
tie van pick & choose.”
Eén van de gevolgen van het beperktere aanbod
aan risicokapitaal is dat makelaars vaker voor
hun klanten oplossingen moeten zoeken in het
buitenland, bijvoorbeeld op de Engelse markt.
“De premies zijn weliswaar doorgaans scherper
dan in Nederland, maar dat wil niet zeggen dat
dit ook steevast het beste is voor de klant. Britse
verzekeraars kennen een ander risicokader, werken
bij schade met loss adjusters en er is meer fysieke
afstand dan bij een Nederlandse verzekeraar met
wie je toch makkelijker een afspraak voor een
gesprek maakt. De keuze is echter aan de klant.”
“Bovendien zijn op Britse polissen de wordings
doorgaans beperkter dan in Nederland”, vult Engel
aan. “En heb je door de taal een grotere kans op
interpretatieverschillen en communicatiestoringen.
Daarnaast is het nog maar de vraag wat de Brexit
gaat betekenen.”
Dual pricingHoe kijkt de consultant naar de markt? “Er is jarenlang
wereldwijd sprake geweest van over capaciteit, wat
bij de klant heeft geleid tot een focus louter gericht
op prijs en bij verzekeraars op premieconcurrentie.
Die tijd lijkt voorbij”, be nadrukt Onno de Graaf.
“Wat me opvalt is het aantal partijen dat zich uit
de markt terugtrekt. Ik vind dat eerlijk gezegd een
te gemakkelijke stap. Er wordt te weinig met de
makelaar en de klant het gesprek opgezocht om
toch tot een adequate oplossing te komen. Met het
oog hierop ben ik voorstander van de duale (BIPAR)
aanpak, waarbij om de polis voor de volle 100%
rond te krijgen risicodragers bij uniforme condities
hun eigen premiepercentage bepalen. Daarvan zijn
inmiddels al enkele succesvolle voorbeelden bekend.
Zeker voor de mid market is dit een oplossing.”
Hij vervolgt: “De meeste klanten willen een
meer jarige, duurzame relatie met hun verzeke-
rings partners waarin meer wordt samen gewerkt.
Je ziet inmiddels meer co-making contracten
ontstaan. Klanten zijn best bereid daarvoor (iets)
hogere premies te betalen en hogere eigen
risico’s te nemen”, aldus De Graaf, die het als een
opmerkelijke ontwikkeling bestempelt dat er in
de markt in plaats van verzekeraars steeds meer
MGA’s (UK volmacht bedrijven) actief zijn. “MGA’s
die capaciteit beschikbaar stellen zijn prima, zolang
er maar kennis aanwezig is bij die MGA en er een
long term-strategie is waar de verzekeringsmarkt
langdurig op kan rekenen.”
Aandachts- en verbeterpuntenWat zijn naast het krimpende aantal risicodragers
momenteel de voornaamste aandachts- en ver-
markt voor technische verzekeringen vertoont eerste, voorzichtige signalen van verharding
Een laag premieniveau, een groeiende schadelast, onder druk staande resultaten en een aantal (leidende) verzekeraars dat zich uit het segment terugtrekt. De markt voor technische verzekeringen maakt moeilijke tijden door en niet alleen in Nederland. Toch heerst er optimisme over de (nabije) toekomst, zo blijkt uit een gesprek met vijf ervaren engineering-professionals. De bouw- en constructiemarkt trekt aan en de technische verzekeringsmarkt vertoont voor het eerst sinds decennia de eerste, voorzichtige signalen van enige verharding in de vorm van (iets) hogere premies. Al zijn volgens de vijf verdere aanpassingen qua dekking en premieniveau nodig om de resultaten structureel te verbeteren. “Klanten zullen daar rekening mee moeten houden.” Jan van Stigt Thans
V.l.n.r.: Frank Engel , Eugene Koster, Jan van Stigt Thans, Onno de Graaf, Hans Pels Rijcken
15www.vnab.nl14 www.vnab.nl
ontmoeten & VerBinden
alleen grotere risico’s fysiek bekeken en de rest via
desk-underwrtiting. Bovendien kan het gezien het
lange termijn-risico zelfs voorkomen dat wanneer
het technisch rendement goed is, door hogerhand
wordt besloten om eruit stappen omdat de geringe
revenuen onvoldoende opwegen tegen de hoge
investeringen.”
Europese aanbestedingen en de TISEngel wijst op de impact van de Europese
aanbestedingen. “Daar gaat zo onevenredig veel
tijd inzitten dat veel partijen ontmoedigd worden
om nog in te schrijven en voortijdig afhaken.”
De Graaf beaamt dat: “Als consultant heb ik daar
ook vaak mee te maken. Overheden stellen soms
onmogelijke eisen, niet gehinderd door enige
kennis. Mijn ervaring is dat wanneer de inkoper aan
de macht is, het een kansloze aanbesteding wordt:
geen inschrijvende partijen. Ons kantoor heeft
om die reden inmiddels al meerdere opdrachten
ter begeleiding ingetrokken. De branche zal er
echter rekening mee moeten houden dat behalve
ge meenten en andere overheidsinstanties, ook
woning bouwverenigingen steeds vaker zullen
kie zen voor een aanbestedingsprocedure. De Euro-
pese Commissie heeft een inbreukprocedure tegen
Nederland ingesteld. Met alle gevolgen van dien.”
Engel en Koster noemen als verbeterpunt de
ontoereikende controle van overheidsinstanties
als bouw- en woningtoezicht. Volgens De Graaf
kan hierbij een TIS (Technische Inspecties Services),
dat onafhankelijke controles en inspecties doet
tijdens het bouwproces, uitkomst bieden en door
verzekeraars verplicht worden voorgeschreven
bij het afsluiten van een Verborgen Gebreken
Verzekering. “Bijkomend voordeel is dat het risico
beperkend werkt, waardoor de verzekerbaarheid
toeneemt.” Hij krijgt bijval van de anderen, al
geeft Koster aan dat er gewaakt moet worden
voor ‘Franse toestanden’, waar door het Franse
equivalent van de Verborgen Gebreken Verzekering
in combinatie met de lage eigen risico’s de markt zo
ver is doorgeschoten dat deze belemmerend werkt.
VerzekerbaarheidHoe zit het met de verzekerbaarheid in de
technische verzekeringsbranche? Volgens de vijf
zijn de meeste CAR-risico’s goed verzekerbaar,
al moeten klanten zoals eerder aangegeven de
komende tijd rekening houden met premie-
verhogingen en/of dekkingsbeperkingen. Van wege
de slechte schadestatistieken vormen geo ther-
mische boringen een lastig te verzekeren risico,
net als andere horizontaal gestuurde boringen.
Ook voor de ‘natte’ offshore en de wat zwaardere
civieltechnische risico’s is het vandaag de dag vaak
lastig dekking te verkrijgen en is er sprake van een
beperking op internationale risico’s vanwege het
natcat-risico.
In een ander artikel in deze VNAB Visie stellen Mirjam
Heijnen en Herman van Velsen dat vandaag de dag
een project als de Noord/Zuidlijn niet meer op de
Nederlandse markt verzekerbaar zou zijn vanwege
het beperkte aantal verzekeraars en de in hun
ogen risicomijdende opstelling van verzekeraars.
Paul de Keijzer valt hen bij, maar de vier anderen
denken daar geheel anders over. Koster: “Het
probleem zit ‘m niet zo zeer in de grote bouw- en
constructieprojecten, maar meer in het midden en
kleinere segment. Daar kunnen verzekeraars door
het grote aanbod en de werkdruk steeds minder
tijd aan besteden.”
Positief toekomstbeeldOndanks genoemde minder positieve markt ont-
wikkelingen overheerst bij de vijf een positief
toekomstbeeld. Hun optimisme wordt enerzijds
aangewakkerd door de aantrekkende economie en
als gevolg daarvan de groei in het aantal bouw- en
constructieprojecten. Bovendien vertoont de en-
gi neering-tekening na een groot aantal jaren de
eerste tekenen van verharding en zou de nieuwe
Wet Kwaliteitsborging in de bouw- en constructie-
wereld mogelijk de vraag naar een nieuw
verzekeringsproduct kunnen betekenen.
Voorwaarden voor succes zijn volgens hen het
doorvoeren van structurele premieverhogingen,
een grotere investering in de kennis bij de
medewerkers en de bereidheid bij alle partijen
– verzekeraars, makelaars en klanten – om
gezamenlijk naar passende, longterm/duurzame
oplossingen te zoeken ter afdekking van de
financiële risico’s. <
“Voorwaarden voor succes zijn volgens
hen het doorvoeren van structurele
premieverhogingen, een grotere
investering in de kennis bij de
medewerkers en de bereidheid bij alle
partijen”
Paul de Keijzer
Frank Engel
Onno de GraafHans Pels Rijcken
Eugene Koster
De zomervakanties zijn bijna achter de rug. We hebben in de afgelopen weken nieuwe energie kunnen verzamelen, plannen
gemaakt en wellicht nagedacht over ons functioneren. Even op afstand naar jezelf kijken kan heel zinvol zijn! Persoonlijk ervaar
ik nog weleens wat het leven en werken in de huidige maatschappij betekent; de stroom aan informatie, vragen en opdrachten
gaan maar door, je bent eigenlijk nooit klaar.
Heb je ook weleens dat het lijkt of de e-mails sneller binnen komen dan je ze kan verwerken? En neem van mij aan, hoe meer
e-mails je zendt, hoe meer je er gaat ontvangen. Je komt thuis na een lange werkdag en er wordt aan je gevraagd: ‘Hoe was je
dag en wat heb je gedaan?’ Het zou sneu zijn als het antwoord zou zijn: ‘Ik heb e-mails ontvangen en verzonden…’
Heel belangrijk is dat je elkaar fysiek ontmoet, dat je de wederzijdse non-verbale communicatie verstaat en elkaar begrijpt.
Onbegrip, irritatie en soms polarisatie moeten we hoe dan ook zien te voorkomen. Feit is dat het even bij elkaar zitten, de
dialoog voeren, enorm veel oplevert. Hoe vaak zeggen we niet tegen elkaar: dat moeten we vaker doen! En toch …
Rond 1 september begint het renewal seizoen weer, een periode waarbij communicatie uiterst belangrijk is. Risk Management
en het onderbrengen van risico’s is een kwestie van communicatie, van omdenken, van creatieve oplossingen bedenken, van
het invullen van verwachtingen. We zullen dus bij elkaar moeten gaan zitten en het risico op de hand nemen. Wat zijn de (on)
mogelijkheden? Wat hebben we elkaar te bieden? Probeer ook eens in elkaars schoenen te gaan staan! Alles beter dan een
digitale renewal….
Verzekeraars, makelaars, experts en klanten hebben zeer waardevolle data tot hun beschikking. Het zou mooi zijn als we tijdens
de komende renewals meer werk maken van het delen van deze informatie en niet wachten tot er een incident is.
We komen ook in een periode terecht van keuzes maken, van het elkaar iets gunnen, heldere afspraken maken voor het
komende jaar; noem het verwachtingsmanagement.
Wederzijds begrip is van grote waarde. Verzekeren is en blijft mensenwerk. Mensen moeten het doen - alhoewel robotisering
langzamerhand binnendringt - en juist mensenwerk kan leiden tot mooie oplossingen, tot kwalitatief goede producten. Ik
hoop van harte dat we aan het eind van het jaar kunnen zeggen: dat hebben we met elkaar toch maar goed gedaan. Belangrijk
is wie de regie voert in het proces met het oog op het verbeteren van de kwaliteit.
Dat de kwaliteit omhoog moet is duidelijk, kwaliteit begint bij de juiste risico-informatie met een goede uitleg. Kwaliteit
ontstaat door het voeren van een goede discussie en vooral luisteren. Zo heb ik in de vakantieperiode een inspirerend gesprek
gehad met een relatie over de kwaliteit van schadebehandeling. Op dit gebied is nog veel te winnen. Ik ben van mening dat
de VNAB een belangrijke rol kan spelen in het verbeteren van de kwaliteit door het geven van workshops voor de deelnemers
in het proces.
Hans Gorrée - VolkerWessels
gastcolumn
Verwachtings- management
17www.vnab.nl16 www.vnab.nl
Bas Boellaard: “Verzekeraars moeten
ervaringen opdoen. Gelukkig wordt door
ontwikkeling van kennis steeds meer
geaccepteerd”
Ard-Jan Lootens: “Zolang we goed voor
onze bossen zorgen, zal dit bouwmateriaal altijd voor handen blijven en
eveneens belangrijk is te benadrukken dat hout volledig recyclebaar is”
“houtbouw past goed in toekomstbeeld”
Steeds meer partijen raken bekend met het gebruik van hout als bouwmateriaal. Hout is lichter, wat constructief voordelen kan bieden. Daarnaast heeft hout de eigenschap om CO2 op te slaan en heeft het hygroscopische eigenschappen waardoor het materiaal vocht kan opnemen en afstoten, wat zorgt voor een optimaal binnenklimaat. Een gesprek met twee hout-fanaten. Irene Okkerman
Bas Boellaard (links) en Ard-Jan Lootens
“Eigenlijk is de mens al van oudsher gewend om
met natuurlijke materialen te bouwen”, opent Bas
Boellaard, constructief ontwerper en medeoprichter
van Solid Timber, het gesprek. “Het zit in onze
natuur. Ook kinderen bouwen hutjes van hout.
Hout in de vorm van bomen en takken is natuurlijk
ook in onze directe omgeving beschikbaar. Pro-
fessionele partijen, zoals opdrachtgevers, bouwers,
architecten, constructeurs en installateurs geloven
in toenemende mate in de voordelen van hout.”
Naast de beschikbaarheid noemt de con structief
ontwerper een aantal positieve materiaal eigen-
schappen van hout, zoals het lage gewicht, de
eenvoudige bewerkings mogelijk heden, de goede
warmte- en geluidsisolerende eigenschappen en
het prettige leefcomfort. Compagnon en architect
Ard-Jan Lootens vult aan: “Zolang we goed voor
onze bossen zorgen, zal dit bouwmateriaal altijd
voor handen blijven en eveneens belangrijk is
te benadrukken dat hout volledig recyclebaar is.
Kortom, het is toekomstbestendig.”
Milieu en gezondheidDaarnaast zorgt volgens Lootens de aandacht
voor milieu en gezondheid er eveneens voor
dat het gebruik van hout als bouwmateriaal
wordt gestimuleerd. “Hout slaat CO2 op, in
tegenstelling tot andere bouwmaterialen, zoals
beton, staal en kalkzandsteen, waarbij tijdens de
productieprocessen juist CO2 uitgestoten wordt.
Tegenwoordig brengen we de meeste tijd door in
een binnenklimaat omgeven door kunstmatige
materialen. Onderzoeken tonen aan dat een
natuurlijke leefomgeving een positieve invloed
heeft op onze gezondheid en welzijn.”
Vanwege laatstgenoemde reden heeft Solid Timber
bijvoorbeeld de houten hoofddraagconstructie
verzorgd voor de uitbreiding van een school in
Utrecht. Voor de binnenzijde van de lokalen is er
bewust voor massief houten oppervlakken van
de wanden gekozen waardoor de natuurlijke
vocht accumulerende werking van het hout
optimaal kan worden benut. “Dit zorgt voor een
gereguleerde luchtvochtigheid”, legt Boellaard
uit. “Daardoor bestaat er aanzienlijk minder kans
op hoofdpijn, concentratieverlies en droge ogen
van de leerlingen. Een belangrijk aspect voor een
klaslokaal. Ook mensen met astma zijn gebaat bij
het gebruik van hout als bouwmateriaal.”
Prefab en remontabelheidSolid Timber staat voor innoverende hout-
constructies en richt zich op een nieuwe generatie
duurzame gebouwen, aldus de website. Lootens
en Boellaard zetten hun houtbouwexpertise naast
scholen, kantoren of andere gebouwen, ook in voor
woningen.
“Hout leent zich eveneens prima voor de prefab
bouwmethode”, stelt Boellaard. “Met deze
bouwmethode kan relatief snel een duurzame
en betaalbare woning worden gebouwd. Het
grote voordeel bij prefab is dat alles kan worden
voorbereid waardoor er minder fouten (op de
bouwplaats) worden gemaakt. Ook gaat de
kennis
montage ter plekke sneller, bijvoorbeeld doordat
gaten zijn voorgeboord. Op de bouwplaats is er geen
onzekerheid meer of iets past. Daarentegen moet
wel met een grotere voorbereidingstijd rekening
worden gehouden. Deze afweging moet vooraf bij
elk bouwproject zorgvuldig worden gemaakt, ook
bij repetitieve bouw. Natuurlijk kunnen er tijdens
de bouw zelf ook nog aanpassingen worden
gedaan waarbij het makkelijker is om een gat in
een houten paneel te zagen dan in een betonnen
wand. Dat is absoluut een voordeel.”
Een andere kansrijke markt voor hout is die van het
remontabel bouwen. Volgens Lootens is dit ook een
ontwikkeling waar opdrachtgevers steeds vaker om
vragen zowel uit oogpunt van tijdelijkheid als van
hergebruik, ook wel circulair bouwen genoemd.”
VerzekerbaarheidDe bouw ontwikkelt zich, maar hoe is het met de
verzekerbaarheid gesteld? “De verzekeraars in
Nederland stellen veel vragen over detailleringen
en vooral de brandveiligheid”, vertelt Boellaard.
Volgens hem is dit vooral een kwestie van tijd.
Verzekeraars moeten ervaringen opdoen. Gelukkig
wordt door ontwikkeling van kennis steeds
meer geaccepteerd. Houtbouw voldoet aan alle
Bouwbesluiteisen. Dat is absoluut geen discussie.
Brandveiligheid is evenmin een issue.” Wel geeft
Boellaard toe dat hout gevoeliger is. “Het brandt
beter als materiaal zijnde. Meerlaagse massieve
houtbouw (dus bouw van meerdere verdiepingen)
is daarentegen minder brandgevaarlijk. Dat
gedraagt zich anders. Ook is het voordeel van
houtbouw dat brand zich voorspelbaar ontwikkelt.
Een staalconstructie zakt helemaal in elkaar.
Vergelijk het met spaghetti die je kookt. Hout
brandt als het ware in, het verkoolt, waardoor er
een soort isolator omheen ontstaat. Het is dus
geen grote fakkel, maar betrouwbaarder door
zijn gedrag. Bovendien kun je verkoold hout
eenvoudiger vervangen. Bij een betonconstructie
is dit bijvoorbeeld veel moeilijker.”
BosbouwLootens legt uit hoe het kappen van bomen
zich verhoudt ten aanzien van het streven naar
duurzaamheid. “Wij importeren hout uit Noord-
Zweden. De houtproducten vinden daar hun
oorsprong. Het koude klimaat zorgt er namelijk
voor dat naaldbomen langzaam groeien wat
resulteert in een hoge kwaliteit hout met goede
eigenschappen voor bouwkundige toepassingen.
In Zweden wordt er in ieder geval tot 2030 meer
bijgeplant dan gekapt. Vergeleken met honderd
jaar geleden is er zelfs meer bos. Dat zegt alles over
toekomstvisie. Het proces van planten, kappen,
planten, etc. maakt dat hout een hernieuwbare
grondstof is. Bovendien is dit proces juist goed voor
het milieu omdat daarmee het proces van CO2-
opname wordt vergroot. Bomen tussen de twintig
en veertig jaar nemen het meeste op. Bomen van
tachtig jaar zijn vanuit die invalshoek volgroeid.”
Ten aanzien van de impact op het milieu door het
transport vanuit Zweden naar Nederland merkt
Boellaard op dat deze vervuiling nihil is omdat dit
gebeurt door middel van vrachtwagens die aan
hoge milieueisen voldoen. In Nederland hebben
we niet de ruimte qua bosbouw, dus aan het
transport ontkomen we niet.”
PrijsGevraagd naar de prijs van hout erkent Boellaard
dat hout qua materiaalprijs duurder is dan beton.
“Echter, hoe de prijs onderaan de streep is, hangt
sterk af van het type project en hoe het werk wordt
gedaan. Niet zelden blijkt dat hout even duur of
zelfs goedkoper is dan andere materialen. Dit komt
bijvoorbeeld doordat hout lichter is, waardoor met
een goedkopere fundering kan worden volstaan.
Vanwege het lichte gewicht kent hout ook een
kortere bouwtijd. Hijsen en stellen nemen minder
tijd in beslag neemt. Ook heb je niet te maken
met een droogtijd. En ‘last but not least’ hout is
elementenbouw, waardoor je bepaalde zaken echt
kunt optimaliseren en uitnutten.” <
Ard-Jan Lootens en Bas Boellaard
Oud-studiegenoten Ard-Jan Lootens en Bas Boellaard richtten in 2014 Solid Timber op, waarbij zij
zich vooral bezighouden met het ontwerpen van houtconstructies. Daarnaast kunnen zij eveneens
de levering van deze constructies verzorgen via de Zweedse houtproducent en –leverancier
Martinsons waarvoor Boellaard vanaf 2012 werkte.
Samen met Lootens studeerde hij in 2007 aan de Hogeschool Windesheim af op een onderzoek
naar meerlaagse houtbouw aan de Technische Universiteit van Luleå in Zweden. Voor dit onderzoek
ontvingen zij een eervolle vermelding als inzending van de WoodChallenge 2007. Daarna
behaalden zij hun Master aan respectievelijk de TU Delft en TU Eindhoven. In hun eindopdracht
stond bij beiden ‘een hoofddraagconstructie in hout voor hoogbouw’ centraal. Hun liefde voor hout
is nooit meer overgegaan.
19www.vnab.nl18 www.vnab.nl
ontmoeten & VerBinden
Veranderende technologische ontwikkelingen in de bouw vragen ook experts hun kennis up-to-date te houden
De bouw- en constructiemarkt is volop aan verandering onderhevig. Andere manieren van bouwen dienen zich aan, net als nieuwe technieken zoals domotica, 3D-printing en geavanceerde besturingssystemen. Door de komst van de langlopende (publiek-private) DBFMO-projecten (ontwerp, bouw, financiering, onderhoud en exploitatie) verschuift bovendien de verantwoordelijkheid en daarmee de aansprakelijkheid bij schade van de opdrachtgever naar de aannemer/uitvoerder. “Dat heeft niet alleen impact op het werk van makelaars en verzekeraars maar ook op dat van ons als schade-experts”, zeggen Klaas Brand en Marco van Dijck.” Ook wij moeten met onze tijd meegaan en meeveranderen en daarvoor onze vakkennis up-to-date te houden. Daar gaat veel tijd inzitten, maar is een absolute voorwaarde als je je werk goed wilt doen.” Jan van Stigt Thans
geconfronteerd. Maar de nieuwe ontwikkelingen
en veranderingen op ons vakgebied moeten we
ons wel eigen maken. Niet passief, maar actief. Dat
zijn we aan onze opdrachtgevers verplicht.”
Sparringspartner In dit verband geven Brand en van Dijck aan dat zij
in de praktijk van alledag merken dat verzekeraars
en andere opdrachtgevers steeds vaker experts
‘op naam inschakelen’ op basis van hun specifieke
kennis, specialismen en werkervaring. “Bij de
meeste verzekeraars zijn de meeste schade-
men sen inmiddels goed op de hoogte welke
experts goed thuis zijn in bepaalde vakgebieden
en schadeoorzaken”, benadrukt Brand. “In elk
geval worden we, meer dan voorheen, niet louter
ingeschakeld om het schadebedrag vast te stel-
len of een schaderapport op te maken, maar
meer als één van de partijen die als volwaardig
sparringpartner meedenkt over de beste oplossing
om een schade tot een goed einde te brengen.”
Beiden kennen inmiddels ook al voorbeelden
zoals bij het hijskraanongeval in Alphen aan den
Rijn, waarin de schade-expert de regierol in het
schade afwikkelingsproces kreeg. “Een andere
trend is dat wij als experts bij een schade, ook al
staat de schuldvraag of aansprakelijkheid nog niet
vast, door verzekeraars als sparringpartner van
de klant worden ingeschakeld om de schadelijke
gevolgen ervan zoveel mogelijk te beperken”,
aldus Brand. Daarmee tonen verzekeraars volgens
hem hun goede wil door hun klanten in dergelijke
vervelende situaties niet in de kou te laten staan
maar hen concreet de helpende hand te reiken.
Hoewel in hun werk de druk op tijd en kosten blijft
vinden Brand en Van Dijck dit een leuke, maar ook
welkome ontwikkeling. Laatstgenoemde daarover:
“Die hechtere samenwerking geeft een boeiende
extra dimensie aan ons werk, dat bovendien com-
plexer wordt. Die veranderende rol vraagt van
ons als schade-experts niet alleen om kennis van
schades en schadeoorzaken maar ook om andere
eigenschappen, zoals goede communicatieve vaar-
dig heden”, benadrukt Van Dijck, die bovendien
constateert dat het werk van schade-experts aan
belang wint omdat bij veel verzekeraars wordt
bezuinigd op het personeel waardoor de specifieke
kennis, die men voorheen wel in huis had, gelei-
delijk aan dreigt te verdwijnen.
Kennis Wat betekenen de veranderingen, zowel qua
nieuwe technieken als op verzekerings- en markt-
technisch gebied voor de beroepsgroep van
schade-experts? “Veel”, antwoorden Brand en Van
Dijck prompt. “Wat voor verzekeraars, makelaars
en advocaten geldt, geldt natuurlijk ook voor
ons. Ook wij moeten met onze tijd meegaan en
meeveranderen en daarvoor onze vakkennis up-
to-date te houden, zowel wat de veranderingen
in de poliscondities betreft als op technologisch
vlak. Dat is een absolute voorwaarde om in dit vak
actief te kunnen blijven en ook een voorwaarde die
opdrachtgevers van ons mogen verwachten. Feit
is dat wij vaak pas met nieuwe technieken worden
geconfronteerd als er zich hiermee voor het eerst
een schade voordoet. Het is dan ook de uitdaging
om hiervan eerder op de hoogte te zijn.”
Van Dijck sluit zich daarbij volmondig aan. “Het is
gezien de vele veranderingen absoluut noodzakelijk
dat wij onze kennis – en daarmee onze kwaliteit –
weten te borgen. In dit verband is het natuurlijk
een prima zaak dat ingeschrevenen in het NIVRE-
Register jaarlijks door middel van permanente
educatie hun kennis up-to-date moeten houden.
Maar voor technische expert is dat onvoldoende,
omdat deze workshops en seminars primair zijn
afgestemd op ons werk als expert. Voor nieuwe
ontwikkelingen op bouw- en constructiegebied
kunnen we terecht bij bijvoorbeeld assurantieclub
BCTV (Beurs Club Technische Verzekeringen),
maar in mijn ogen zou het nog beter zijn als wij
ook de (PE-)bijeenkomsten zouden bijwonen
van de beroepsvereniging voor ingenieurs: het
KIVI (Koninklijk Instituut Van Ingenieurs). Die zijn
weliswaar niet verplicht, maar vormen naar mijn
stellige overtuiging wel een welkome aanvulling
op de overige kennisbijeenkomsten.” <
Brand, jurist van huis uit, is inmiddels al meer dan 25
jaar in de expertisebranche werkzaam. Na EMN en
GAB Robins/Cunningham Lindsey maakte hij vorig
jaar de overstap naar Vanderwal & Joosten waar
hij naast zijn werk als aansprakelijkheidsexpert
tevens lid van het managementteam en aandeel-
houder is. Van Dijck, afgestudeerd weg- en
water bouwkundige, zit nog langer in het vak: 33
jaar om precies te zijn. Hij werkte onder meer als
schade-expert bij Nolte Expertise, in verschillende
managementfuncties bij Centraal beheer, Interpolis
en Achmea en sinds 2015 als schade-expert bij
DEKRA Experts. Wat beiden daarnaast gemeen
hebben is dat zij voorzitter zijn geweest van de
Branchegroep ATV/Varia van expertiseorganisatie
NIVRE en mede daardoor veel waarde hechten aan
kennis, permanente educatie en kennisdeling en –
uitwisseling. Van Dijck is bovendien nog 7 jaar lid
geweest van het algemeen bestuur van het NIVRE.
PrefabWat is er de laatste tijd zoal veranderd in de
wereld van de bouw- en constructieprojecten?
“Veel”, antwoorden Brand en Van Dijck. “De
manier van bouwen verandert bijvoorbeeld”, zegt
laatstgenoemde. “Er is steeds meer sprake van
prefab, waarbij delen van een pand gefabriceerd
worden in de fabriek en niet langer op de bouw-
locatie. Daardoor veranderen ook de risico’s en heb
je een grotere kans op transportschades. Daarnaast
doen ook de technologische ont wikkelingen hun
intrede in de bouw. Zelf weet ik bijvoorbeeld veel
van dakpannen. Ik voorzie dat binnen niet al te
lange tijd dakpannen op de markt komen waarin
zonnepanelen zijn verwerkt. Daarnaast gaat er
meer energieneutraal (‘nul op de meter’) worden
gebouwd en neemt in woningen domotica (allerlei
geavanceerde elektronica-toepassingen) een grote
vlucht. Als expert moet je van al die veranderingen
en ontwikkelingen op de hoogte zijn om schades
goed te kunnen vaststellen.”
Brand sluit zich daarbij volmondig aan. “De
veran deringen zijn mega. Er komen steeds geavan-
ceerdere en complexere besturingstechnieken
op de markt, 3D-printing is in opkomst en ook
in het bouwtechnische segment krijgen we met
cyber te maken. Als beroepsgroep lopen wij qua
technologische ontwikkelingen niet voorop maar
zijn wij uiteraard volgend en worden we meer
dan eens bij een schade voor het eerst hiermee
Klaas Brand (links) en Marco van Dijck: “Veranderingen in de bouw- en constructiewereld hebben niet alleen impact op het werk van makelaars en verzekeraars maar ook op dat van ons als schade-experts.”
“Binnen niet al telange tijd komen er dakpannen op de markt waarin
zonnepanelen zijn verwerkt”
21www.vnab.nl20 www.vnab.nl
kennis
“Alles wat met robots wordt gemaakt, is uiteindelijk goedkoper geworden”
Prof.dr.ir. Theo Salet is behalve verbonden aan de
TU/e ook gasthoogleraar bij het Singapore Centre of
3D Printing op de Nanyang Technological University
en senior partner bij Advies- en ingenieursbureau
Witteveen + Bos. Bij zijn aantreden als hoogleraar,
nu zes jaar geleden, wist Salet één ding zeker.
Hij zou studenten niet gaan leren wat al 125 jaar
wordt gedaan, namelijk staal in beton stoppen en
dat vervolgens sterk, goed en veilig maken. “Heel
belangrijk, begrijp me niet verkeerd, maar is dat
wat je op een universiteit moet leren? Ik richt mij
zodoende op betonprinten. Nederland beschikt
met AM Systems in Eindhoven net als Singapore
over één van de grootste printcentra van de wereld.
Wereldwijd behoren wij tot de top. Wij hebben
niet meer de verbazing dat we kunnen printen.
Die fase zijn we voorbij, maar we willen het nu
gecontroleerd kunnen.”
Geprinte huurwoningenVorig jaar was de ingebruikname van de acht meter
lange 3D-betongeprinte fietsbrug in het Noord-
Nederland is één van de koplopers als het gaat om 3D-printen. Met 3D- beton printen zitten we zelfs voorin de kopgroep. Hoe gaat dit pre cies in z’n werk, wat zijn de voor- en nadelen en wat betekent dit voor de verze kerings-industrie? We vroegen het Theo Salet, hoogleraar betonconstructies aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e). Irene Okkerman
de toekomst van 3d-beton printen
Brabantse Gemert wereldnieuws. “En onlangs
heb ben we bekendgemaakt dat we met een con-
sortium, bestaande uit de gemeente Eindhoven,
de TU/e, industriële partners en een investeerder
(Vesteda) vijf huurwoningen in Eindhoven gaan
printen”, aldus Salet. “Dit project, niet voor niets
Milestone genaamd, is écht weer een nieuwe stap.
De woningen worden gefaseerd gebouwd. Naar
verwachting zal de eerste (een benedenwoning) in
mei volgend jaar gereed zijn. Het allerbelangrijkste
is dat het een goed en fijn huis is. Niemand koopt
een huis uitsluitend op basis van het feit dat het
geprint is, mezelf misschien uitgezonderd”, lacht
de hoogleraar. “Daarom willen we uitgebreid
oefe nen met zaken zoals het aanbrengen van
goede aansluitingen, goede isolatie en een mooie
afwerking. Op basis van de opgedane kennis
en ervaring bouwen we de volgende, meer in-
gewikkelde, woning. Bij de tweede woning komt
de verdiepingsvloer erin en is de wens die te gaan
printen. Dat is een stuk risicovoller dan alleen de
wanden. Bouw- en Woningtoezicht is nauw bij dit
project betrokken en toetst het resultaat aan het
Bouwbesluit. De woningen moeten uiteraard veilig
zijn.”
InformatieoverdrachtGevraagd naar het uiteindelijk doel van beton-
printen, antwoordt Salet: “Dingen gaan doen die je
niet kunt doen met de huidige bouwtechniek van
het storten van beton.”
Betonprinten biedt volgens hem twee grote voor-
delen die met elkaar samenhangen. De eerste
benadert hij vanuit een holistisch perspectief. “We
moeten af van de sterke fragmentering die de bouw
kenmerkt. In de bouw ontwerpt iemand eerst iets.
Dit wordt vervolgens in een bestek gezet dat naar de
aannemer gaat die dit moet gaan maken. Doordat
de informatieoverdracht tussen het ontwerp en de
uitvoering vaak onvoldoende is, begint daar het
hele proces opnieuw. De bouw blijft – negatief
gezegd – een beetje hangen in het traditionele.
Dit is een bron van onvoorstelbaar veel faalkosten.
Als er niet gebouwd wordt wat er ontworpen is,
moet het achteraf allemaal hersteld worden. We
moeten daarom af van die fragmentering, maar
dat kon tot voor kort niet vanwege de complexiteit.
Tegenwoordig hebben we echter het Bouw
Informatie Managementsysteem (BIM) waardoor
we de informatie die we in 3D tekenen ook aan
objecten kunnen hangen en kunnen doorgeven
aan de uitvoerder. Er zit geen factor mens meer
tussen. Dit bespaart veel tijd en faalkosten.”
Industrieel maatwerkSalet is een groot voorstander van betonprinten
omdat dit één groot voordeel heeft en dat is
‘additive manufacturing (am)’. “Wat wil zeggen
dat het materiaal alleen daar wordt gebruikt waar
het nodig is. Een robot kan elke vorm maken
die hij wil. In tegenstelling tot het traditioneel
gieten van beton is elke vorm daarbij even duur.
Er hoeven geen mal en bekisting meer te worden
gemaakt. Printbeton is door het thixotrope karakter
vormstabiel. Vergelijk het met tandpasta. Als je het
neerlegt, behoudt het zijn vorm. Op het moment
dat je eraan komt, kun je het bewegen dus je kunt
het materiaal makkelijk verpompen door een
slang. Via een spuitkop komt de substantie er in de
gewenste vorm uit waarna je het laagje voor laagje
kunt opbouwen.”
Terwijl de industrie vroeger juist goedkoper kon
produceren door bijvoorbeeld veel dezelfde
televisies te produceren, kan de industrie nu
maatwerk leveren door digitaal te ontwerpen
en die informatie digitaal door te geven aan een
robot. Salet: “We noemen deze fase ‘industrie 4.0’
of ‘smart industry’. Alles wat met robots wordt
gemaakt, is uiteindelijk goedkoper geworden.
Nieuwe technologieën moeten alleen eerst worden
ontwikkeld en er moet ervaring mee worden
opgedaan wat geld kost.”
SpeerpuntenVolgens de hoogleraar is de circulaire economie
een gegeven. “Recyclebaar beton bestaat al en-
ke le jaren. Beton wat je hebt gebruikt kun je weer
hergebruiken, maar geeft vaak logistieke pro-
blemen. Makkelijker is het volgens mij om het te
vergruizen en daarvan nieuwe beton te maken.”
Duurzaamheid vindt Salet een vanzelfsprekend
thema. “Dat is een context waarbinnen ik altijd
moet werken. Door de precisie van betonprinten
wordt veel materiaal bespaard. Omdat in de
productiefase van beton sprake is van CO2-uitstoot
leveren we zodoende een belangrijke bijdrage
aan het terugbrengen daarvan.” Het belangrijkste
thema voor Salet is veiligheid. “Geprint beton moet
zowel tijdens het printen als in de eindsituatie
stabiel en veilig zijn. En in de eindfase moet het
geprinte beton constructief gewapend kunnen
worden. Dit zijn mijn belangrijkste uitdagingen.”
Gevolgen verzekeringsindustrieVanuit Witteveen + Bos is Salet betrokken geweest
bij de bouw van de Noord/Zuidlijn en heeft hij veel
met technische verzekeraars te maken gehad. Salet
is benieuwd naar de zienswijze van verzekeraars
op de vijf woningen die geprint gaan worden, aan-
gezien er geen data beschikbaar is. Hoe gaan we de
verzekeringsbranche de mogelijkheid geven hier
ervaring mee op te doen en zich een beeld te gaan
vormen? Er is grote onbekendheid, maar we moeten
hier samen mee verder. Ik denk dat het geprinte
beton dezelfde prestatie als het gewone beton moet
leveren. Waar zitten de risico’s en wat verzeker je nu
precies? Verzeker je het huis of het geprinte beton
omdat het een ander stortproces is? Ik ben heel
benieuwd wat nu wel of niet onder de verzekering
valt. Hoe borg je die dingen? Ik denk dat dit de
belangrijkste vragen zijn. Het positieve is dat door
deze nieuwe techniek de faalkosten afnemen, maar
tegelijkertijd heb je als verzekeraar geen data en ben
je onwetend. Dat vraagstuk moet je adresseren door
er met elkaar over in gesprek te gaan.” <
Theo Salet: “Terwijl de industrie vroeger juist goedkoper kon produceren door bijvoorbeeld veel dezelfde televisies te produceren, kan de industrie nu maatwerk leveren door digitaal te ontwerpen en die informatie digitaal door te geven aan een robot.”
Theo Salet
2322 www.vnab.nl www.vnab.nl
een dergelijk project is vandaag de dag niet meer te verzekeren op de nederlandse markt
Sinds 22 juli jl. rijdt in Amsterdam de Noord/Zuidlijn, een 9,8 kilometer lange en grotendeels ondergrondse metrolijn tussen Amsterdam Noord en Station WTC/Zuid. De bouw van dit prestigieuze project heeft 15 jaar geduurd en is allesbehalve probleemloos gegaan. Datzelfde geldt voor het verzekeringsproces waarbij VGA Verzekeringen, het verzekeringsbedrijf van de gemeente Amsterdam, van meet af aan betrokken was. In tegenstelling tot wat vaak werd gedacht, was het in meerdere opzichten bijzondere bouwproject, op de beginjaren na, wel degelijk verzekerd. Jan van Stigt Thans
start is voor ca. 75 miljoen euro aan schades
uitgekeerd, waarvan een kleine 4 miljoen euro aan
bouwschades en ongeveer het dubbele daarvan
aan aansprakelijkheidsschades. Samen met de
kleine 27 miljoen euro aan apparaatskosten komen
de totale kosten van de schadeaanpak van de
Noord/Zuidlijn net boven de 100 miljoen euro uit,
wat volgens Van Velsen en Heijnen neerkomt op
slechts drie procent van het totale projectbudget
van 3,1 miljard euro.
Het overgrote deel van de schadeclaims (ruim
60% van de in totaal ruim 2,500) en de totale
schadelast (ruim 85%) had betrekking op de zo-
geheten nadeelcompensatie, een vergoeding
voor burgers maar vooral voor ondernemers
die als gevolg van de bouwwerkzaamheden fi-
nan cieel nadeel ondervonden. Twee van de drie
ingediende schadeclaims hieromtrent werden
uiteindelijk toegewezen. Van Velsen: “Bij de start
was de schade vanwege uit te keren bedragen voor
nadeelcompensatie geraamd op 12 miljoen euro.
Het is vanwege de duur van het project meer dan
het vijfvoudige geworden. De bouwschades vielen
echter veel lager uit.”
De lessen van de Noord/ZuidlijnWelke lessen kunnen getrokken worden uit dit
project? Mirjam Heijnen wijst meteen op de opzet
van het Schadebureau. “Vaak wordt een dergelijk
bureau pas opgezet als er zich schades voordoen,
maar wij hebben er bewust voor gekozen om reeds
voordat met de bouw van de Noord/Zuidlijn werd
gestart een bureau in te richten dat geheel los van
de opdrachtgever de schadeclaims op een open
en transparante manier behandelt. Onderzoeken
onder betrokkenen hebben uitgewezen dat dit
goed heeft gewerkt en zo de nodige goodwill heeft
opgeleverd, niet in de laatste plaats doordat het
Schadebureau een belangrijke rol heeft vervuld bij
de schaderegeling en voorlichting aan burgers en
ondernemers. De ervaringen zijn dermate positief
dat we als VGA het Schadebureau in stand houden
waardoor het ook voor andere infrastructurele
projecten kan worden gebruikt.”
Een andere, niet onbelangrijke les, is volgens haar
dat ook omvangrijke projecten als de Noord/
Zuidlijn voor risicodragers winstgevend kunnen
zijn. “Kortom, wees niet te risicomijdend maar
blijf open staan voor nieuwe risico’s. En laat je
niet gek maken door het onbekende maar blijf
ver zekeringstechnisch naar risico’s kijken. Dan
is er uiteindelijk meer mogelijk dan vaak wordt
gedacht.” Toch zijn beiden hierover niet al te
posi tief gestemd. “We denken dat een der ge-
lijk project vandaag de dag helaas niet meer te
verzekeren is op de Nederlandse ver ze ke rings-
markt. Vanwege de omvang, het beperkt aantal
(CAR)verzekeraars dat nog in dit segment actief is
en als gevolg van de risico mijdende opstelling van
verzekeraars.” <
kennis
(aansprakelijkheids)risico van tunnelboringen wel
verzekerbaar was. Die is er toen ook gekomen, zelfs
volgens het door ons bedongen Nederlands recht.
Toen deze rond was kwam de bouwverzekering
via de Nederlandse coassurantiemarkt ook vrij
snel tot stand met in totaal vier risicodragers: HDI,
Gerling (later HDI-Gerling), Allianz en Delta Lloyd,
met HDI-Gerling en Allianz als de bovenstaande
verzekeraars.”
Gemengde gevoelensHoe kijken jullie terug op het bouw- en verze-
kerings proces? “Met gemengde gevoelens”, ant -
woordden Heijnen en Van Velsen. “We zijn vooral
trots en blij dat we er uiteindelijk toch in zijn ge-
slaagd om de verzekering voor dit omvangrijke en
bijzondere project rond te krijgen. Anderzijds blijft
er toch nog enige frustratie dat dit niet vanaf de
start is gelukt. En dat terwijl slechts de laatste 10%
ontbrak. Dat er ondanks het ontbreken van een
verzekeringsvangnet toch met de bouw van het
project is gestart, is gezien de omvang natuurlijk
wel bijzonder. Toch heb ik er geen nacht slecht door
geslapen”, verzekert Heijnen.
Van Velsen vult aan: “Achteraf kunnen we stellen
dat de vooraf niet beoogde opsplitsing van
enerzijds het aansprakelijkheidsrisico en anderzijds
de bouw risico’s, een voordeel was. Daardoor heb-
ben we alsnog voldoende dekking voor dit project
kunnen realiseren en hebben de criticasters, die
van mening waren dat de Noord/Zuidlijn een te
groot risico zou vormen, alsnog ongelijk gekregen.
Uit eindelijk is de schadelast meegevallen en zijn
de grote schades – de verzakkingen van panden
aan de Vijzelgracht - niet veroorzaakt door de
vooraf zo gevreesde tunnelboringen, maar door
lekkages aan de diepwanden bij de bouw van het
station aldaar.” “Kortom, de in al die jaren betaalde
premie was hoger dan alle schadevergoedingen bij
elkaar en het project was dus ook voor verzekeraars
rendabel”, benadrukt de VGA-directeur.
Nadeelcompensatie en andere schadeclaimsVan Velsen toont een overzicht van de schades
met betrekking tot de Noord/Zuidlijn. Sinds de
Mirjam Heijnen en Herman van Velsen over verzekering Noord/Zuidlijn:
We praten hierover met Mirjam Heijnen, sinds 2005
algemeen directeur van het 62 medewerkers (50
Fte’s) tellende VGA, en met Herman van Velsen,
de huidige managing partner en schade-expert
bij BosBoon Expertise. Van Velsen was vanaf 2003
als hoofd van het speciaal voor de bouw van de
Noord/Zuidlijn opgezette Schadebureau bij het
project betrokken.
Onder de historische binnenstad doorWat is bouw- en risicotechnisch bijzonder aan
de Noord/Zuidlijn? “In de eerste plaats dat het
overgrote deel van de lijn – acht kilometer -
ondergronds is en er onder de historisch stad
door is gebouwd, met alle risico’s van dien.
Daarbij is er gebruik gemaakt van de voor die tijd
in ons land nog niet veel beproefde methodiek
van tunnelboringen, waarmee dus nog niet veel
ervaring was opgedaan”, antwoordt Heijnen.
“Overigens ging het niet om één maar in totaal
acht verschillende tunnels en een even groot
aantal stations die moesten worden gebouwd”,
vult Van Velsen aan. “Bij één station – Ferdinand
Bolstraat – moesten er vanwege de beperkt
beschikbare ruimte zelfs twee tunnels boven elkaar
worden gemaakt. Bijzonder was ook de oplossing
om de wanden van de te bouwen stations aan
de binnenkant te bevriezen om waterlekkage en
daardoor eventuele verzakkingen te voorkomen.
Ook was het uniek dat er onder het Centraal Station
een kanaal werd gegraven waaronder uiteindelijk
een ruim 140 meter lang tunnelelement werd
ingevaren.”
Toch een verzekeringsoplossingDe plannen voor de Noord/Zuidlijn dateren van
ver terug in de vorige eeuw, maar werden aan
het einde daarvan concreet. VGA, destijds gerund
door Heijnen’s voorganger Bert Timmer, werd
het verzekeringswerk gegund. “Voor 2000 leek
de gewenste CAR-verzekering rond te komen.
Maar nadat de bouw was uitgesteld tot 2003 zag
de wereld, de verzekeringsmarkt incluis, er na
nine eleven compleet anders uit”, zegt Heijnen.
“Verzekeraars stonden veel kritischer ten opzichte
van de aangeboden risico’s waardoor de gewenste
CAR-verzekering toen niet rondkwam. Het besluit
werd toen genomen om de bouw te starten zonder
verzekering, al bleven we wel zoeken naar een
adequate verzekeringsoplossing.”
Van Velsen vult aan: “Er was aan aannemers
toegezegd dat het project zou worden verzekerd
zodat eventuele schades vergoed zouden worden.
Daartoe hebben we een schadehandboek opge-
steld, een reglement waarin werd aangegeven
hoe we met eventuele schades zouden omgaan.
Dat stelde de aannemers enigszins gerust.”
Twee jaar later kwam de gewenste verzekering
er alsnog. Heijnen: “Een aannemer attendeerde
ons erop dat op de Engelse markt - Lloyd’s - het
“De in al die jaren betaalde premie
was hoger dan alle schadevergoedingen
bij elkaar en het project was dus ook
voor verzekeraars rendabel”
25www.vnab.nl24 www.vnab.nl
Rogier van der Linden: “Als je de verzekerings-branche ingaat, moet je het ook wel willen om
met voorwaarden aan de slag te gaan”
Robin Adriaansen: “Het leuke vind ik juist
om met de klant de risico’s op de bouwplaats
zelf te identificeren”
Rick Jongkind: “Vaak zijn zaken niet
honderd procent duidelijk en dat maakt dit vak juist zo aantrekkelijk”
ontmoeten & VerBinden
De jonge delegatie bestaat uit Rick Jongkind (27,
tijdens het gesprek werkzaam bij Delta Lloyd/
Nationale-Nederlanden, maar vanaf 1 september
bij expertisebureau Vanderwal & Joosten), Rogier
van der Linden (25, Marsh), Robin Adriaansen (30,
Aon Risk Solutions), Bob van Alphen (31, Allianz
Global Corporate & Speciality) en Imke Hofmans
(26, Dirkzwager advocaten & notarissen).
Naast de zorg die zij uitspreken over het uitblijven
van nieuwe aanwas, zijn zij van mening dat de
praktijk veel meer boeiends te bieden heeft dan
hen tijdens de studie werd voorgeschoteld. “Het
behandelen van technische schades klinkt niet
heel sexy, dat beeld moet veranderd worden. Daar
kan tijdens de opleiding al mee begonnen worden,
door bijvoorbeeld meer aandacht te besteden aan
de diversiteit van het vak en sprekende projecten te
behandelen. Het is zeer interessant, dynamisch en
leuk om in dit segment werkzaam te zijn.”
het er tevens om dat je je goed in een vreemde taal
kunt uitdrukken. Een belangrijk deel van de ‘day to
day business’ drijft op decennia aan praktijkervaring
die in de markt aanwezig is. Onze generatie moet
zich deze ervaringen versneld eigen gaan maken
om straks het gat te kunnen gaan opvullen voor de
oudere generatie die de markt gaat verlaten. Ik hoop
dat we daarvoor voldoende tijd krijgen en dat we
deze transitie marktbreed op een soepele manier
kunnen laten verlopen.” Bob is ervan overtuigd dat
de verzekeringsbranche an sich gebaat is bij een
bepaalde mate van stabiliteit en voorspelbaarheid.
“De omgeving om ons heen verandert en daar
moeten we constant op inspringen. Zeker bij
technische verzekeringen waarbij sprake is van
nieuwe technische oplossingen voor nieuwe
manieren van bouwen. Die moeten natuurlijk
wel verzekerd worden. Zaken die bijvoorbeeld
tien jaar geleden schadegevoelig waren, kunnen
dat nu niet meer zijn, maar daar zijn dan weer
andere risico’s voor in de plaats gekomen. Onder
invloed van zowel technische als maatschappelijke
ontwikkelingen evalueren risicoprofielen dus
constant. Door te leren van het verleden en te
kijken naar de toekomst moet die evolutie op een
gegeven moment wel een stabiele factor worden.”
Robin: “Uiteindelijk hebben we in de coassurantie-
markt elkaar allemaal nodig en is samenwerken
een belangrijke pijler. Het gemeenschappelijke
doel is dat die klant geserviced moet worden. Het
is aan ons risico’s te tackelen en een passende
verzekeringsoplossing te bieden.”
Juiste profielWat Imke in haar werk erg leuk vindt, is dat ze veel
over verschillende bedrijven en processen leert.
“Wij werken vrijwel alleen maar voor verzekeraars
en daarmee indirect voor het onderliggende
(verzekerde) bedrijf. Dat bedrijf is keer op keer
totaal anders. Zo weet ik bijvoorbeeld inmiddels
het nodige over windmolens, hoe die worden op-
gebouwd en hoe ze werken. Een onderwerp/proces
waar ik nog totaal geen weet van had. Je algemene
kennis wordt door dit vak enorm verbreed.”
“Leergierigheid is een belangrijke randvoorwaarde
om goed in deze markt te kunnen fungeren” vult
Bob aan. “Daarnaast is een multidisciplinaire
insteek echt de sleutel tot succes. Of je nu als
techneut instroomt of als jurist, je hebt allemaal je
ontwikkelgebieden. De techneut zal zich meer in
de juridische context van de contracten moeten
verdiepen en op het talige vlak. De jurist moet zich juist
weer meer focussen op hoe het technisch in elkaar zit.
De interesse in schades blijft daarbij erg belangrijk.”
“Als je de verzekeringsbranche ingaat, moet je het
ook wel willen om met voorwaarden aan de slag te
gaan”, meent Rogier op zijn beurt. “Dat is niet iets
wat je tijdens een bouwkundestudie leert. Je moet
interesse hebben om in juridische zaken te duiken.
Het is heel divers. Je bent én met klanten bezig én
met verzekeringen én met verzekeraars. Het klinkt
van tevoren niet heel spannend, maar het is super leuk.”
Beeld en geluidRobin haalt de steeds sneller wordende maat-
schappij aan waarin iedereen steeds minder ‘naar
buiten’ gaat. “Het leuke vind ik juist om met de klant
de risico’s op de bouwplaats zelf te identificeren.
Helaas gaat veel informatie tegenwoordig steeds
meer via e-mail en conference calls.” Bob deelt deze
mening. “Los van het identificeren van de risico’s
is het voor de perceptie goed om in contact te
blijven met je klant. Als je in zo’n bouwput staat,
is dat een heel andere perceptie dan dat je zaken
vanaf een tekening beoordeelt. Om als markt op
een juiste manier te kunnen bewegen, moet het
aspect perceptie aanwezig blijven. Op een gegeven
moment is het heel makkelijk om op afstand
conclusies te trekken. Het hebben van beeld en
geluid blijft erg belangrijk.”
“Voor de advocatuur is dat niet anders”, zegt Imke.
“Wij hebben vaak besprekingen om de technische
details met de klant door te nemen, maar het
zou ons in veel gevallen helpen als we kort na
AantrekkelijkOp de vraag wat het werken in deze branche zo
aantrekkelijk maakt, reageert Bob als eerste. “Dit
segment is een verzamelbak van aansprakelijkheid,
brand en transport. Bij technische verzekeringen
komen al deze verschillende disciplines samen. In
die zin is dat heel interessant, omdat je met een
heel breed pallet aan verschillende dekkingen
werkt. Bij een gemiddelde CAR-verzekering komen
veel dingen kijken. Vaak hangt er ook weer een
beroepsaansprakelijkheidsverzekering aan vast. In
de coassurantiemarkt zijn CAR-producten vrijwel
altijd maatwerk.” Rogier beaamt dit. “Soms zit er
ook nog een financiële schadedekking in. Ik kom
zelf uit de bouw en ook daar merkte ik dat geen
enkel project hetzelfde is.” Ook Imke ziet duidelijk
dat CAR-polissen heel divers zijn. “Een AVB-schade
kent bijvoorbeeld vaak dezelfde uitsluitingen
en dekkingen. Bij een CAR-schade is regelmatig
sprake van meer uitpluiswerk. Bovendien zijn de
consequenties bij CAR-polissen in geval van geen
dekking substantieel groter dan bij AVB-polissen.”
Juist dat grijze gebied is wat Rick aanspreekt. “Vaak zijn
zaken niet honderd procent duidelijk en dat maakt
dit vak juist zo aantrekkelijk. Ook vind ik het leuk
dat wij provinciaal regelmatig rechtstreeks met de
verzekeringnemer corresponderen omdat dat puur
qua kennis verstandiger is. Bij coassurantie heb je juist
weer te maken met een makelaar die kennis van zaken
heeft. Dat geeft weer een heel andere dynamiek.”
UitdagingDe vraag naar wat de grootste uitdaging is,
laat zich snel beantwoorden. Rick noemt de
afwisseling. “Projecten worden steeds mooier of
gekker - net hoe je het wilt noemen – wat natuurlijk
mede komt doordat het weer goed gaat met de
bouw. Laatst waren we met de BCTV (Beurs Club
Technische Verzekeringen) bij de sluis in IJmuiden.
Geweldig! Het wordt allemaal steeds groter,
grotere overspanningen, en er worden nieuwe
bouwmethoden gebruikt.” “Verzekeringen blijven
zich daardoor ontwikkelen”, gaat Robin verder.
“Als makelaar streven we naar een ruime dekking
voor de klant. Dat is tegelijkertijd ook het spel met
verzekeraars. Wij willen de klant optimaal blijven
servicen ook al hebben zij steeds moeilijkere
en ingewikkeldere projecten.” “Inderdaad een
interessant spel”, vindt ook Rick. “Zeker in een markt
waarin steeds minder aanbieders overblijven.”
Vanuit de advocatuur zegt Imke een heel andere
uitdaging te hebben. “Bij schades in dit segment
moeten wij met veel betrokkenen samenwerken,
bijvoorbeeld als er meerdere polissen op het
schadevoorval van toepassing zijn. Het is voor ons
dan de uitdaging om al die verschillende partijen
zo te managen, dat het uiteindelijk voor de cliënt
het meest gunstig gaat uitpakken als het tot een
rechtszaak komt. Daarbij is het jammer dat we vaak
relatief laat worden ingeschakeld. Er staat dan vaak al
veel op papier, zowel voor de eigen als de wederpartij,
hetgeen de zaak soms geen goed doet. Als advocaten
kunnen wij hier dan in bepaalde gevallen weinig tot
niets meer tegenin brengen. Ik zou graag zien dat
betrokkenen ons eerder inschakelen.”
Stabiliteit en voorspelbaarheidBob ziet een andere uitdaging voor zijn generatie
weggelegd. “Eerder hebben we gezegd dat het
pallet aan dekkingen bij technische verzekeringen
heel breed is. Het gaat niet alleen om het maken
van een risk assessment, maar ook om het kunnen
analyseren van grote hoeveelheden data. Je moet
van al die elementen vaststellen wat relevant is
voor de verzekering en wat dat voor gevolgen
heeft voor de prijs en/of dekking. Dus er zit ook
een bedrijfseconomisch aspect in wat van jou als
underwriter wordt verlangd. Daarnaast is ‘taligheid’
een belangrijke competentie, ofwel hoe je zaken
goed opschrijft. En bij internationale business gaat
Young professionals over de technische verzekeringsmarkt
“onze klanten zijn in beweging en als markt moeten we de aansluiting niet zien te verliezen”
Schitterend weer, een prachtig decor en vijf enthousiaste jonge mensen. Dit levert per definitie een mooi plaatje op. Reden van de samenkomst zijn twee belangrijke overeenkomsten. Hun jonge leeftijd, variërend van 25 tot 31 jaar, en de technische verzekeringsmarkt waarin ze allen werkzaam zijn. De vraag is hoe deze ‘youngsters’ aankijken tegen alle ontwikkelingen en hoe zij de aansluiting van studie naar praktijk hebben ervaren. Maar vooral ook of zij zich in deze branche vermaken. De VNAB Visie vroeg het hen. Irene Okkerman
V.l.n.r.: Rick Jongkind, Robin Adriaansen, Bob van Alphen, Imke Hofmans en Rogier van der Linden
27www.vnab.nl26 www.vnab.nl
Imke Hofmans: “Ook zou het goed zijn als de advocatuur wat meer aan de voorkant
wordt betrokken, bijvoorbeeld door
vaker advies te vragen ten aanzien
van het opstellen van polisvoorwaarden”
Bob van Alphen: “Als branche moet je echt nadenken of het
model waarop we onze branche nu hebben
georganiseerd voldoende toekomstbestendig
is, zeker gezien de toenemende
globalisering”
kennis
Engineering: Over onterechte irritatie en de wissel-werking tussen wetenschap, praktijk en rechtspraak
Het schrijven van een column voor de VNAB Visie is heerlijk. Vooral de eerste zinnen van mijn bijdrage zijn bepalend, want die
vormen voor mij – zo leerde ik – een aanloopje. Maar vooral laten zij (mij) zien waar mijn gedachten naar afdwalen op het moment
dat ik aan het betreffende thema denk. “Engineering”, deze ronde, en als ik eerlijk ben: ik voelde voornamelijk irritatie opkomen.
Dat is nadrukkelijk niet omdat de technische verzekering niet interessant zou zijn. Ik mag ze zó graag lezen, de uitspraken
waarbij de rechter vaststelt dat schade is ontstaan door werkzaamheden die tijdens de onderhoudstermijn zijn verricht, maar
die daarbij tegelijkertijd oordeelt dat dat nog niet meebrengt dat die schade ook onder de CAR-dekking valt. Bewezen moet
daarvoor worden, zo oordeelt de rechter, dat de werkzaamheden dan ook uit hoofde van onderhoudsverplichtingen zijn
verricht.1 Prachtig hoe de verzekeraar voor de uitleg van het begrip “onderhoudswerk” verwijst naar Van Dale’s Woordenboek
der Nederlandse Taal; alsof we geen ter beurze geldende gebruiken en opvattingen kennen. Prachtig ook hoe diezelfde
verzekeraar – echt: dezelfde verzekeraar – in een andere procedure tot aan de Hoge Raad bepleit dat tussen een garantietermijn
en een onderhoudstermijn geen verschil bestaat.2 Juist als je de materie van een zekere afstand bekijkt, is zij heerlijk om te zien.
Vandaar: engineering is interessant.
De irritatie zit er vooral in dat ik in een andere modus ben. Ik bewerk (in co-operatie) het nieuwe Asserdeel over verzekeringen. Ik
wil dus even niet in de column-stand. Toch doe ik het, want die Visie moet er komen. Maar ook schrijf ik omdat ik gezegd wil hebben
hoe wezenlijk het is dat juist op een terrein als de technische verzekering, wetenschap en praktijk met elkaar in gesprek blijven. Of
misschien moet ik het nog wat breder trekken: wetenschap en praktijk, met de rechtspraak daar tussenin. Hoe mooi is het als in
een arrest van de Hoge Raad3 de in de wetenschap gegeven definitie van het begrip materiële beschadiging 1-op-1 overgenomen
wordt.4 Prachtig hoe de rechtbank met dat handvat de toch zo lastige materie op een zinvolle wijze weet op te lossen, waar zij
overweegt: “Uit de door de rechtbank gevolgde definitie van materiële beschadiging volgt ook dat de ontevredenheid van de
opdrachtgever (van de bouw van een zonnepanelenpark in Spanje) niet per definitie relevant is. Het is goed denkbaar dat een
opdrachtgever ontevreden is, en ook dat het geleverde niet beantwoordt aan de overeenkomst, zonder dat men kan zeggen dat
de zaak materieel beschadigd is in de zin zoals hierboven bedoeld. Met andere woorden: non-conformiteit is niet voldoende voor
dekking onder de CAR-verzekering.” 5 Zo moet de wisselwerking tussen rechtspraak en literatuur zijn.
Wetenschap en praktijk zijn vaak ook met elkaar in gesprek tijdens de Lunch & Learns van de VNAB. Inspirerend, de sessie
waarbij praktijkmens pur sang Ron Molenaar (HDI) en een jonge wetenschapper als Jessica Roos (UvA, VanNiekerkCieremans)
met elkaar ingaan op de volgplicht in coassurantie. De Rechtbank Rotterdam had aangenomen dat zonder de opname van een
to follow clause in de zin van een schriftelijk beding (waarbij de volgende verzekeraars zich verbinden de leidende verzekeraar
te volgen), de opname van de woorden “leidend” en “volgend” op zichzelf te onbepaald zijn om een volgverplichting in het
leven te roepen.6 Duidelijk wat mij betreft. Het doet de, deze wetenschapper goed als zo’n Lunch & Learn-sessie vervolgens
leidt tot een artikel over de juridische karakterisering van de to follow clause.7 Een artikel dat ik dan vervolgens weer met
graagte overnam in dat handboek dat ik op dit moment bewerk.
En precies daarom is de irritatie over de column zo fout. Want juist de (opgelegde) reflectie op een deelgebied als engineering doet
de wetenschapper realiseren hoe zeer het juridische met de dagelijkse praktijk verweven is. Ook op dit terrein. De wetenschapper
is de stuurman (m/v) aan wal; zij kijkt naar hoe anderen schipperen, reflecteert daar kritisch op, heeft een oordeel over wat de
rechter vervolgens doet en geeft dat via columns en handboeken weer terug aan de praktijk. The circle of science. Ik kijk uit naar de
rest van de Visie. Want als geen ander realiseer ík me hoezeer alles start bij degenen die daarin aan het woord komen.
(1 ECLI:NL:RBROT:2018:631. | 2 ECLI:NL:HR:2017:1156. | 3 ECLI:NL:HR:2005:AR6163. | 4 J.H. Wansink, De Algemene Aansprakelijkheidsverzekering, Kluwer 2006, p. 38. |
5 ECLI:NL:RBMNE:2018:1968. | 6 ECLI:NL:RBROT:2016:5431. | 7 J.I. Roos, AV&S 2017, nr. 19.)
Prof. mr. N. (Mop) van Tiggele-van der Velde • Hoogleraar Verzekeringsrecht Erasmus Universiteit Rotterdam en Radboud Universiteit Nijmegen
column
Deelnemers gesprek:
robin Adriaansen (30) is bijna vier jaar als sluiter werkzaam op de afdeling Construction &
Engineering bij Aon Risk Solutions waarbij de nadruk ligt op CAR- en machinebreukverzekeringen
aan opdrachtgeverszijde.
Hij studeerde Bedrijfseconomie aan de Universiteit van Tilburg waar hij zijn master Marketing
Management behaalde. Na zijn studie startte Robin begin 2012 op de afdeling ‘Business Support &
Marketing Communications’ binnen Aon en maakte hij in 2015 de overstap naar ‘broking’.
Bob van Alphen (31) heeft gedurende en na zijn master Aansprakelijkheid & Verzekering aan
de Erasmus Universiteit Rotterdam diverse stages doorlopen binnen de verzekeringsbranche,
advocatuur en makelaardij. Sinds oktober 2014 is hij aan de slag bij Allianz Global Corporate
& Specialty als Underwriter Engineering. Hij houdt zich bezig met het volledige spectrum van
technische verzekeringen, zowel nationaal als internationaal. Naast underwriting houdt Bob zich op
mondiaal niveau bezig met automatiserings-, proces(optimalisatie)- en innovatievraagstukken en
heeft hij diverse tools (mede) ontwikkeld en geïmplementeerd waaronder een global management
reporting system.
imke Hofmans (26) is ruim drie jaar werkzaam als advocaat op de afdeling Aansprakelijkheid, schade
& verzekering bij Dirkzwager advocaten & notarissen in Arnhem, waar zij werkzaam is op zowel het
gebied van bedrijfs- en productaansprakelijkheid als beroeps- en werkgeversaansprakelijkheid. Zij
studeerde Nederlands recht aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en heeft daarnaast tweemaal
in het buitenland gestudeerd, waarbij ze haar LL.M. Deutsches Recht in Duitsland heeft gehaald.
rick Jongkind (27) volgde de hbo-opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde aan de Hogeschool
van Amsterdam. Vanaf november 2014 tot september 2018 was hij werkzaam als schadebehandelaar
op de afdeling Technische Verzekeringen bij Delta Lloyd/Nationale-Nederlanden. Per 1 september
2018 werkt hij als schade-expert voor AVB-, Werkmaterieel-, BAV- en CAR-verzekeringen bij
expertisebureau Vanderwal & Joosten.
rogier van der Linden (25) is sinds een jaar werkzaam bij Marsh als broker op de Construction
& Engineering afdeling. Tijdens zijn opleiding Bouwkunde aan de Hogeschool Rotterdam heeft
hij diverse stages doorlopen waaronder bij bouwbedrijf Heijmans Utiliteit en expertisebureau
Vanderwal & Joosten.
de schade de situatie ook zelf kunnen bekijken.
Beeld en geluid helpen om het technische verhaal
te begrijpen en het vervolgens goed te kunnen
verwoorden in een processtuk. Ook zou het goed
zijn als de advocatuur wat meer aan de voorkant
wordt betrokken, bijvoorbeeld door vaker advies
te vragen ten aanzien van het opstellen van
polis voorwaarden. Daarmee kunnen wellicht
dekkings discussies achteraf worden voorkomen.”
VerbeterpuntenVolgens het vijftal zijn er een aantal zaken die
verbeteringen behoeven. Rick zou graag zien dat
binnen Delta Lloyd/Nationale-Nederlanden alle
afdelingen die belangrijk zijn voor het proces bij
elkaar worden gezet. “Dus schade, acceptatie,
risico-inspecteurs en productspecialisten in één
ruimte om de informatiedeling te verbeteren.
Verder vind ik dat de schademan een prominentere
rol zou moeten spelen, bijvoorbeeld door ook op
locatie van de klant te komen.” Bob beaamt dit.
“Schade is zeker een belangrijk onderdeel voor een
verzekeraar om te kunnen blijven begrijpen wat
je aan het verzekeren bent en wat je uiteindelijk
overeenkomt als er iets gebeurt. Eens dat er meer
balans tussen acceptatie en schade zou moeten
komen.” Robin noemt vooral de administratieve
en compliance-kant die een betere aanpak en
structurering behoeven. Neem bijvoorbeeld het
UBO-formulier. Zowel verzekeraars als makelaars
gaan daar verschillend mee om. Het is nog te
veel ad hoc, ondanks het bestaan van het VNAB
Sanctiepl@tform.”
ToekomstDe gespreksgenoten verwachten dat de financiële ge-
volg schade (bijvoorbeeld bij cyberincidenten) steeds
belangrijker wordt en dat de claimcultuur doorzet.
Rogier maakt zich zorgen over het teruglopend
aantal vakmensen in de bouw en dat jongeren
steeds minder kiezen voor het beroep van
bouwvakker. Ook gaat er volgens hem nog te vaak
iets mis in de bouw.”
Volgens Rick is het belangrijk de koppen bij elkaar
te steken. “Dat levert op alle vlakken winst op, zeker
in deze tijd van verdergaand digitaliseren.” Wat
betreft de ontwikkeling van risico’s, vindt hij het
werk alleen maar leuker worden door bijvoorbeeld
nieuwe bouwmethodes.
Het laatste woord is aan Bob. “Onze klanten
zijn in beweging en als markt moeten we de
aansluiting niet zien te verliezen. Dit vraagt om
‘out of the box’ denken, los van de reeds bestaande
verzekeringsproducten en servicemodellen.” Bij
corporate organisaties ziet hij al een toename
van de eigen retentie en captives die steeds
vaker een rol gaan spelen. Verder wijst hij op het
hoge percentage transactiekosten binnen die
organisaties. “Het zou mooi zijn als wij die klanten als
markt een oplossing kunnen bieden, bijvoorbeeld
met behulp van moderne technieken zoals
blockchain. Als branche moet je echt nadenken
of het model waarop we onze branche nu hebben
georganiseerd voldoende toekomstbestendig is,
zeker gezien de toenemende globalisering.” <
29www.vnab.nl28 www.vnab.nl
nieuwe werkwijze leidt tot minder ‘re-work’ en faalkosten en hogere klanttevredenheid
Vooruitlopend op de op stapel staande ‘Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen’ (Wkb), heeft de nationaal en inter na tio naal opererende Janssen de Jong Groep twee jaar geleden een eerste pilot uitgevoerd met een nieuwe werkwijze con form de nieuwe wet- en regelgeving. Een kwaliteitstoetsing van het geleverde werk door een onafhankelijke in stan tie: TIS (Technische Inspectie Services) maakte daar deel van uit. De werkwijze bij het pilotproject Dordtse Kil beviel zo goed, dat het Cluster Bedrijfshuisvesting inmiddels negen projecten volgens de nieuwe werkwijze heeft aangepakt. Jan van Stigt Thans
kennis
In het fraaie bedrijfsgebouw van groepsonderneming Hercuton in het
Brabantse Nieuwkuijk, dat een toepasselijke, moderne en industriële uitstraling
heeft, lichten algemeen directeur van het Cluster Bedrijfshuisvesting Ivo van
der Mark en Ed Kuperus, belast met kwaliteitsborging, risicomanagement
en non-personele verzekeringen, het hoe en waarom van de nieuwe
aanpak toe. “De werkwijze leidt tot voordelen voor alle betrokkenen”,
benadrukken zij. “Voor de klant een betere kwaliteitswaarborging voor het
geleverde werk, voor ons minder ‘re-work’ en faalkosten en een hogere
klanttevredenheid. Voor verzekeraars een betere risicoanalyse en daarmee
extra verzekeringsmogelijkheden, bijvoorbeeld voor een zogeheten Ver-
borgen Gebreken Verzekering.”
Janssen de Jong Groep is een gerenommeerd, circa 80 jaar bestaand
bedrijf verdeeld over een drietal clusters: Projectontwikkeling & Bouw,
Bedrijfshuisvesting en Caribbean. Zij houden zich bezig met het creëren van
vernieuwende oplossingen voor de groeiende vraag naar flexibele, betaalbare
en duurzame woningen, bedrijfshuisvesting en maatschappelijk vastgoed,
zowel in Nederland als daarbuiten. “Janssen de Jong Groep behoort met een
omzet van ca. 400 miljoen euro en 1.000 medewerkers tot één van de grootste
bouwconcerns van Nederland en is een grote speler op het gebied van
bedrijfshuisvesting en in de industriële en modulaire bouw “, zegt Van der Mark.
Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb)De reden voor de Janssen de Jong Groep om een pilot te starten met de in politiek
Den Haag in behandeling zijnde Wkb is even simpel als helder. “Wij geloven in
NavolgingVolgens Van der Mark slaat de nieuwe aanpak goed aan bij opdrachtgevers
en die goede ervaringen worden doorverteld aan anderen. “We merken dat
enkele gemeenten en andere opdrachtgevers nu al om controle door Seconed
of een andere TIS vragen. Ik ben er dan ook van overtuigd dat deze aanpak
navolging krijgt bij collega-bedrijven nog vóórdat de Wkb daadwerkelijk van
kracht wordt en dus in de markt een vlucht zal gaan nemen. In dat verband
ben ik ervan overtuigd dat de nieuwe aanpak bijdraagt aan een hogere
betrouwbaarheid van de gehele bouwsector”, aldus Van der Mark, die aangeeft
blij te zijn de Wkb al in haar bedrijfsvoering geïntegreerd te hebben.
Kuperus zegt hierin mogelijkheden te zien voor de verzekeringsbranche. “Door
de nieuwe manier van werken, en met name de externe controle door een
TIS, kan het een bijdrage leveren aan het verlagen van het risicoprofiel van
bouw- en constructiebedrijven. Dit biedt extra verzekeringsmogelijkheden,
bijvoorbeeld in de vorm van premiedifferentiatie of een zogeheten Verborgen
Gebreken Verzekering, als extra toevoeging op onze AVB/PI-verzekering. Een
alternatief zou een vorm van verzekerde garantie kunnen zijn, zoals we die
in de woningbouw kennen van de SWK Garantie- en waarborgregeling. Over
beide mogelijkheden zijn wij in gesprek met betrokken partijen.” <
externe kwaliteitsborging. Het vormt een integraal onderdeel van ons primaire
proces. Binnen het Cluster zien wij de Wkb niet als een doel, maar juist als een
middel dat goed past bij onze visie”, aldus Van der Mark. “Twee jaar geleden
heeft Hercuton de eerste pilot hiermee gehad op Bedrijventerrein Dordtse
Kil III. Eén van de kernonderdelen van de nieuwe aanpak is dat we de klant in
detail informeren over en vastleggen wat we allemaal leveren en welke kwaliteit
ze kunnen verwachten. Daarnaast moet in plaats van de overheid (gemeente)
een onafhankelijke derde partij toezien op de kwaliteit van het geleverde werk.”
Over de aanpak zegt Kuperus: “We leggen in het bouwrapport in feite twee
dingen vast. Enerzijds de eisen conform het Bouwbesluit en in aanvulling
daarop de extra eisen die de klant aan het bouwwerk stelt. Ook nieuw is
dat de voortgang van het bouwproces continu wordt gemonitord door een
onafhankelijk bureau, een zogeheten TIS (Technisch Inspectie Services). In ons
geval is dat Seconed. Dit bedrijf controleert of wij daadwerkelijk de kwaliteit
hebben geleverd welke wij de klant hebben toegezegd en waarvoor de
Omgevingsvergunning is aangevraagd. En dat voor alle vijf de componenten
van het Bouwbesluit: algemeen bouwkundig, constructieve veiligheid, brand-
veiligheid, bouwfysica en technische installaties. Seconed controleert eerst
zeer uitgebreid het ontwerp dat ten grondslag ligt aan de aanvraag voor de
Omgevingsvergunning, overigens op minimaal dezelfde grondslagen als die
gelden voor de toets door Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente. En
Seconed komt na elke afronding van een onderdeel van het bouwproces ter plekke
controleren of geleverd is wat is afgesproken en of de kwaliteit van het geleverde
werk goed is. Bij het project in Dordtse Kil zijn ze wel 30 keer komen kijken.”
Goede ervaringenSinds Dordtse Kil heeft het Cluster Bedrijfshuisvesting van Janssen de Jong
Groep inmiddels nog acht projecten geheel in lijn met de Wkb met Seconed
aangepakt. “En eveneens tot grote tevredenheid van betrokkenen”, benadrukt
Van der Mark, volgens wie de nieuwe aanpak onder meer leidt tot een
aantoonbare betere kwaliteit. “We hebben op al onze werkterreinen een schat
aan ervaring en kwalitatief goed opgeleid personeel. Die stonden in eerste
instantie niet te springen om de nieuwe aanpak, die zeker in het begin heel wat
extra uren aan werk met zich heeft meegebracht. Het leveren van kwalitatief
hoogwaardig werk vormde altijd ons uitgangspunt, maar toch hebben de
nieuwe manier van werken en de ‘controlerende ogen’ van Seconed de focus
op ‘alles in één keer goed doen’ net dat tikkeltje extra meegegeven. Hierdoor
worden de puntjes op de ‘i’ gezet.”
In dit verband noemt hij het tekenend dat één van de meest doorgewinterde
uitvoerders, die aanvankelijk behoorlijk sceptisch was, inmiddels één van
de grootste ambassadeurs van de nieuwe aanpak is geworden. “De klant
krijgt een nog grotere waarborg voor kwaliteit, wat terug te zien is in een
hogere klanttevredenheid. Die was gemiddeld al hoog, maar lag bij alle
nieuwe projecten ruim boven de ‘8’ en in twee gevallen scoorden we zelfs
het rapportcijfer ‘9’.” In aanvulling hierop wijst Kuperus op een aantal andere
tastbare resultaten. “Het ‘re-work’ en de hiermee samenhangende faalkosten
zijn mede door de constante monitoring door Seconed, waarvan de inzet
inmiddels een integraal onderdeel van ons interne bouw- en kwaliteitsproces
is geworden, aanzienlijk teruggebracht. Bij Dordtse Kil bijvoorbeeld was er
slechts een percentage van 0,0015% aan opleverpunten. Bovendien heb je
nog nauwelijks discussie met opdrachtgevers over het geleverde werk, omdat
eventuele gebreken al in een vroegtijdig stadium worden ontdekt en hersteld.
De uitgebreide documentatie van het bouwproces, samengebracht in het
gebouwdossier, bieden een goed middel om aan te tonen dat wij hebben
geleverd wat wij hebben verkocht.”
Janssen de Jong Groep anticipeert op
‘Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen’
Ivo van der Mark Ed Kuperus
“Binnen het Cluster zien wij de Wkb niet als een doel, maar
juist als een middel dat goed past bij onze visie”
31www.vnab.nl30 www.vnab.nl
kennis
Te midden van een glooiend en groen Arnhems
landschap staat het indrukwekkende hoofd-
kantoor van TenneT dat ruimte biedt aan zo’n
duizend medewerkers en dat naar verluidt
alweer bijna te klein is. Niet gek gezien TenneT’s
investeringsportfolio van 28 miljard euro en haar
vooruitstrevende plannen. In de ‘tuin’ staan als
vanzelfsprekend hoogspanningsmasten, die in de
naam van de organisatie tot tweemaal toe met de
hoofdletter T worden aangeduid.
Volgens woordvoerder Jeroen Brouwers is de
groot ste uitdaging voor TenneT de omzetting
van fossiele brandstoffen naar het opwekken van
elektriciteit uit de natuurlijk bronnen, zoals wind en
zon. “Daarbij gaan we te maken krijgen met het feit
dat onze 41 miljoen aangesloten eindgebruikers in
Nederland en Duitsland steeds meer de rol gaan
overnemen van de conventionele centrales. Zij
gaan zelf energie produceren en spelen daarmee
een belangrijke rol in de noodzakelijke balans
van vraag en aanbod op het hoogspanningsnet.”
“Dit is de kern van energietransitie”, vult ver ze-
keringsmanager Dennis van der Graaf aan. “In
tegenstelling tot de consoliderende verze ke-
rings markt gaan we in de energiemarkt van een
relatief klein aantal deelnemende partijen naar
iedereen die z’n eigen groene energie opwekt via
bijvoorbeeld zonnepanelen, auto-accu’s en via
lokale participaties ook windmolens.”
Grensoverschrijdende elektriciteitstransportTenneT, honderd procent eigendom van de
Nederlandse staat, is een transmissienetbeheerder
“energietransitie vraagt ook om transitie verzekeringsbranche”
De investeringen in de energiemarkt zijn ongekend hoog. Het Parijs-klimaatakkoord is daar de belangrijkste aanjager van. Er moet snel een einde worden gemaakt aan het gebruik van fossiele brandstoffen aangezien die een overmatige CO2-uitstoot veroorzaken. Netbeheerder TenneT stelt ambitieuze scenario’s voor. De bouw van een kunstmatig windmoleneiland is er daar één van. Is de verzekeringsindustrie hier klaar voor? Irene Okkerman
met als belangrijkste taken elektriciteitstransport
en balanshandhaving tussen vraag en aanbod van
elektriciteit. “Wordt de balans te lang niet goed
gehandhaafd, dan gaat in het meest extreme geval
het licht uit”, vertelt verzekeringsmanager Dennis
van der Graaf. “Op het net zelf kan niets worden
opgeslagen. Dus op het moment dat het gebruik
omhoog gaat, moet ook de productie omhoog.”
TenneT beheert het landelijke hoogspanningsnet
in Nederland en de helft van het Duitse net.
Grensoverschrijdend is een term die in meerdere
opzichten bij het bedrijf past. Zowel boven (in
de vorm van lijnen en masten) als onder de
grond (kabels) heeft TenneT veel internationale
verbindingen, bijvoorbeeld met Groot-Brittannië,
Noorwegen en Denemarken. Naar België en
Duitsland lopen de verbindingen op land en tussen
Noord- en Zuid-Duitsland wordt een gigantische
stroomsnelweg onder de grond aangelegd.
“Afhankelijk van de marktprijzen in landen impor-
teren danwel exporteren we elektriciteit via die
verbindingen (interconnectoren genaamd)”, legt
Brouwers uit. “De NorNed-kabel staat eigenlijk altijd
op import en de BritNed-kabel bijna altijd op export.
Sinds de ingebruikname van de interconnectoren
is de elektriciteitsprijs in Nederland ten opzichte
van andere landen enorm gedaald. Nederland
is heel ver in die ontwikkeling en heeft een grote
interconnectiecapaciteit. Een ander voordeel
hiervan is dat de leveringszekerheid wordt vergroot,
omdat je als land niet meer alleen afhankelijk bent
van de eigen interne productiecapaciteit voor
elektriciteit.”
Windparken op zeeSinds 2016 is TenneT in Nederland ook netwerk-
beheerder op zee geworden. Brouwers legt uit
waarom. “Om duurzaam te kunnen leven, heb
je zowel zon als wind nodig. Zon wordt lokaal
opgewekt en wind meer geconcentreerd en vooral
op zee omdat daar veel ruimte is en schaalgrootte
per definitie prijsdaling oplevert. In Nederland
worden nu al offshore windparken met nul subsidie
ontwikkeld wat een paar jaar geleden nog écht
ondenkbaar was.”
Aangezien de overheid het aandeel in windenergie
aanzienlijk wil vergroten, werkt TenneT momen-
teel hard aan de uitbreiding van het Net op
Zee. In de periode (2019-2023) zullen diverse
gestandaardiseerde net-aansluitsystemen voor
windparken in de Noordzee gebouwd gaan worden
op door de overheid aangewezen windgebieden
(ter hoogte van Borssele en aan de Hollandse kust).
TenneT besteedt deze projecten als opdrachtgever
via een Europese tender aan en is verantwoordelijk
voor de aansluiting van die windparken op het
landelijke hoogspanningsnet. De fase daarna (2024
tot 2030) betreft de bouw van diverse windparken
verder in zee, zoals bij IJmuiden Ver en ten noorden
van de wadden. Brouwers: “Vanwege de grotere
afstand moeten we voor het transport van die
windstroom overstappen van wisselstroom naar
gelijkstroom. Die omzetting moet plaatsvinden
in zogenoemde converterstations. Of die enorme
converters op platforms met kostbare onderstellen
gezet moeten worden of op een aan te leggen
kunstmatig eiland, zal eind dit jaar duidelijk moeten
worden. Het voordeel van een eiland is dat daarop
de hele infrastructuur kan worden gebouwd,
waardoor bepaalde omzettingen en assemblage
niet op land hoeven te gebeuren. Je creëert als
het ware een onshore-situatie wat factor tien
goedkoper is dan offshore. Afgelopen jaar hebben
we tegen de 2 miljard geïnvesteerd. De komende
tien jaar zal dat 28 miljard zijn. Qua ‘assets’ zijn we
groter dan de Gasunie.”
Wind Power HubOf dit alles nog niet ‘groots’ genoeg is, gaat Fase
3 (in de periode 2030 tot 2050) uit van de bouw
van een Nord Sea Wind Power Hub. Dit betreft
grootschalige offshore windparken in het midden
van de Noordzee met gelijkstroomverbindingen
naar alle omliggende landen. “TenneT is initiatief-
nemer en heeft dit allemaal bedacht”, vertelt
Brouwers met gepaste trots. “Europa vindt dit
helemaal geweldig. Technisch kan het allemaal
al, maar voor deze ‘hub’ hebben we met veel
andere landen en dus uiteenlopende wetten en
reguleringen te maken. Een consortium, bestaande
uit alle belanghebbende partijen, moet dit verder
vormgeven.”
Te lage energieprijzenMede als gevolg van alle ambities wijst Brouwers
op een nieuw reëel risico dat zich voordoet bij
een substantieel hogere windenergieproductie.
“De kans bestaat dat de energieprijzen dan te
laag worden. Dat klinkt raar, maar windparkont-
wikkelaars hebben een bepaalde prijs nodig om te
kunnen bouwen. Dus als de prijzen te laag worden,
gaan ze geen windparken meer bouwen. Dit kun-
nen we oplossen door het ‘elektrificeren’ van de
industrie waarbij gasboilers bijvoorbeeld worden
vervangen door hybride of volledig elektrische
boilers. Op deze manier creëren we extra vraag
en dan kan de prijs gehandhaafd blijven en is er
bovendien minder CO2-uitstoot.”
Een andere interessante bouwsteen voor duurzame
energie is die van het omzetten van elektriciteit in
groene waterstof. TenneT is hier, samen met andere
partijen, groot voorstander van. “Elektriciteit in
de vorm van waterstof kan makkelijk worden
opgeslagen, hetgeen een groot voordeel is. Ook is
er al veel vraag naar omdat waterstof een belangrijk
product is voor gebruik in de industrie.”
Impact verzekeringsindustrie“In tegenstelling tot wat velen denken is TenneT
een risicomijdende organisatie”, benadrukt Van der
Graaf. “Onze voornaamste doelstelling is zorgen dat
er voldoende capaciteit is op het elektriciteitsnet
en daar voldoen we voor bijna honderd procent
aan. Onze leveringszekerheid is om precies te zijn:
99,9986%.”
Op de vraag wat er anders en/of beter kan,
antwoordt Van der Graaf dat alle belanghebbende
partijen, zoals (onder)aannemers, verzekeraars
en TenneT zelf, nog meer met elkaar het ge-
meenschappelijke doel moeten nastreven. “We
willen allemaal dat het project veilig, binnen
een bepaalde tijd en zonder claims uitgevoerd
kan worden. Voortdurende kennisuitwisseling
en een goede dialoog zijn daarbij noodzakelijk.
Zeker bij grote investeringen, zoals het beoogde
eiland, zorgt dat ervoor dat risico’s niet worden
afgeschoven door betrokkenen danwel dat risico’s
dubbel worden verzekerd. Ook moeten we risico’s
gezamenlijk een trapje hoger en meer out-of-the-
box benaderen.”
De verzekeringsmanager verduidelijkt dit met een
voorbeeld. “Voor onshore hebben we een nieuwe
CAR-verzekering waarbij we niet meer voor ieder
project constant alle veranderingen door hoeven
geven aan verzekeraars. Voor de premieberekening
gaan we uit van onze totale ‘capital expenditures’,
minus offshore, en dat verzekeren we. We hebben
het als het ware naar een hoger niveau getild.
Bovendien organiseren we periodiek sessies met
belanghebbenden waarin we elkaar bijpraten. Dus
er zijn zeker ontwikkelingen gaande waarvoor de
industrie open staat. Ook is er in toenemende mate
sprake van creatieve oplossingen, maar het is helaas
nog geen structureel gedachtegoed. Kortom, de
energietransitie vraagt ook om een transitie binnen
de verzekeringsbranche.” <
“Afhankelijk van de marktprijzen in landen importeren danwel exporteren
we elektriciteit via die verbindingen”
Jeroen Brouwers (links) en Dennis van der Graaf vertellen waarom en op welke manier windparken langs de kust en midden in de Noordzee aangesloten worden op het hoogspanningsnet op land.
www.vnab.nl