43
Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Dienst Bijzondere Evaluatie van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking Evaluatie van de beleidsondersteuning door de institutionele actoren Management responses April 2017

Evaluatie van de beleidsondersteuning door de institutionele ...2 getrokken worden uit de beste praktijken uit een bepaald BVO dienen toegepast te worden op de andere, zonder alles

  • Upload
    others

  • View
    5

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

    Dienst Bijzondere Evaluatie van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking

    Evaluatie van de beleidsondersteuning door de institutionele actoren

    Management responses

    April 2017

  • Management responses

    Zowel vanuit het oogpunt van DGD als van de geëvalueerde actoren, bood deze evaluatie een zicht op het geheel van verschillende vormen van beleidsondersteuning gericht op DGD. Een evaluatie zoals deze heeft nooit eerder plaatsgevonden en op het moment dat de conclusies getrokken werden, waren de nieuwe programma’s en overeenkomsten in voorbereiding wat toeliet om rekening te houden met de aanbevelingen.

    DGD waardeert de diversiteit van de specifieke kennisvorming van de verschillende instrumenten van ondersteuning. Zij is daarom van mening dat het niet wenselijk is om al deze instrumenten onder één dak samen te brengen in een geconsolideerde strategienota. Ze ijvert eerder voor een harmonisatie van de taakomschrijving en structuren voor opvolging. DGD is zich bewust van een vrij ongelijke ondersteuning van verschillende onderzoeksgroepen volgens een “silo- logica” door de verschillende diensten verantwoordelijk voor de inhoud van deze dossiers. DGD ziet erop toe een meer transversale en gecoördineerde aanpak te voeren door een centraal contactpunt en een begeleidende structuur aan te wijzen.

    DGD onderstreept dat enkele initiatieven reeds genomen werden voor de verspreiding van de verschillende uitgaven (informatiebrieven, seminaries, publicaties op intranet, enz.) maar zoekt in de toekomst naar een optimalisatie van het formaat, de frequentie en de inhoud.

    Om de complementariteit en de netwerken tussen de actoren te verbeteren, wijst DGD op de positieve ervaringen met het platform Be-cause Health en zal ze

    bepalen of een dergelijke aanpak mogelijk is voor andere onderwerpen. Over de opname van de actoren van het Zuiden, vraagt DGD om een aanpak geval per geval die niet van buitenaf geleid mag worden.

    Individuele management responses werden ook opgemaakt door de verschillende actoren. De erkenning van diversiteit vertaalt zich ook in de manier van formuleren van management responses en maakt het dus moeilijk om een synthese te maken. De actoren hebben echter positief gereageerd op de resultaten van de evaluatie en nemen van daaruit een aantal verbeteringen op in hun programma’s. De oefening van het opstellen van een Gemeenschappelijk Strategisch Kader (GSK) is een eerste stap tot betere samenwerking tussen de verschillende actoren. Andere initiatieven worden door de actoren aangehaald als mogelijkheden om synergieën en complementariteit tussen hen te ontwikkelen. Deze zijn vaak een verderzetting van huidige praktijken met een meer open werking maar komen niet echt overeen met netwerkvorming. De meeste actoren pleiten voor de oprichting van een contactpunt of coördinerende structuur binnen DGD voor een systematische opvolging van beleidsondersteuning.

    Ten slotte beklemtonen de actoren dat de toegevoegde waarde van academisch onderzoek op lange termijn een noodzakelijke voorwaarde is voor de beantwoording van ad hoc vragen voor beleidsondersteuning, eerder dan te proberen om een onderscheid of nieuw evenwicht aan te brengen tussen academisch onderzoek langs de ene kant en beleidsondersteuning aan de andere.

  • Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement

    Service de l’Evaluation spéciale de la Coopération belge au Développement

    Evaluation de l’appui aux politiques par les acteurs institutionnels

    Réponses managériales

    Avril 2017

  • Synthèse

    Tant du point de vue de la DGD que des acteurs évalués, la présente évaluation permettait d’offrir une vue d’ensemble des différentes formes d’appuis aux politiques à destination de la DGD. Une telle évaluation n’avait jamais été réalisée auparavant et, au moment où ses conclusions sont arrivées, les nouvelles programmations et conventions étaient en préparation permettant de prendre en compte certaines recommandations.

    La DGD valorise la diversité des savoir-faire spécifiques des différents instruments d’appui. Elle n’estime, de ce fait, pas souhaitable de loger tous ces instruments sous une même enseigne dans une note stratégique consolidée. Elle travaille davantage à une harmonisation des termes de référence et des structures de suivi. La DGD est consciente d’un accompagnement assez inégal des différents groupes de recherche selon une logique en «silo» par les différents services en charge des contenus de ces dossiers. Elle veillera à mettre en place une approche plus transversale et plus coordonnée en désignant un point de contact central et une structure d’accompagnement.

    La DGD souligne certaines initiatives déjà entreprises pour améliorer la diffusion des différents travaux (lettres d’information, séminaires, publications sur l’intranet, etc.) mais cherchera à l’avenir à en optimaliser le format, la fréquence et le contenu.

    Pour renforcer les complémentarités et le réseau entre les acteurs, la DGD met en évidence l’expérience positive de la plate-forme Be-cause Health et veillera à identifier si une telle approche est possible pour d’autres thèmes. En ce qui concerne l’inclusion d’acteurs du Sud, la DGD plaide pour une approche au cas par cas qui ne doit pas être guidée de l’extérieur.

    Des réponses managériales individuelles ont également été réalisées par les différents acteurs. Le constat de la diversité se répercute dans la façon de formuler les réponses managériales et il est dès lors difficile d’en faire une synthèse. Les différents acteurs ont toutefois accueilli positivement les constats de l’évaluation et intègrent dès lors certaines améliorations dans leurs programmes. L’exercice d’élaboration d’un Cadre Stratégique Commun (CSC) a constitué un premier pas pour mieux établir des liens entre différents acteurs. D’autres initiatives sont mentionnées par les acteurs comme des opportunités de développer des synergies et complémentarités entre eux. Celles-ci s’inscrivent souvent dans la continuité par rapport aux pratiques actuelles avec une plus grande ouverture mais ne correspondent pas à une réelle mise en réseau. La plupart des acteurs en appellent à la création d’un point de contact ou d’une structure de coordination au sein même de la DGD pour un suivi systématique de l’appui à la politique.

    Relevons enfin que les acteurs mettent en évidence la plus-value de la recherche académique de long terme comme nécessaire pour répondre à des questions ad hoc pour l’appui à la politique plutôt que de vouloir chercher à distinguer ou rééquilibrer la recherche académique d’un côté et l’appui à la politique de l’autre.

  • 1

    EVALUATIEVANDEBELEIDSONDERSTEUNINGENDEWETENSCHAPPELIJKEADVIESVERLENING

    AANDEBELGISCHEONTWIKKELINGSSAMENWERKING

    MANAGEMENTRESPONSE

    FODBZ/OS–DGD–D.0

    Inleiding

    Ontwikkelingssamenwerkingiseenruim,complexenevoluerenddomein.BinnendeFODBZ/OS

    staatDGDondermeerinvoorhetverwervenvaninformatieenhetuitbouwenvanexpertiseop

    hetvlakvanontwikkelingenontwikkelingshulp,envoorhetdeskundigformulerenvan

    voorstellenaandebeleidsverantwoordelijken.Hiervooriseengrondigekennisvandematerie

    essentieel,enbijgevolgookeensystematischekennisopbouw.Diekanopmeerderemanieren

    gerealiseerdworden.Eéndaarvanisdooreenberoeptedoenopgespecialiseerdeinstellingen.

    DGDfinanciertalvelejarendit“beleidsvoorbereidend”of“beleidsondersteunend”onderzoek

    enadvies(BVO),endaarbijwordeneenaantalorganisatiesbetrokken.Deaanpakhiervanis

    historischgegroeidenisnietgestandaardiseerd.Totvorigjaarwasernoggeenglobale

    evaluatiegeweestvanhetinstrumentbeleidsondersteuning.

    In2016iseenevaluatieuitgevoerdvandebeleidsondersteuningvoorontwikkelings-

    samenwerking.Deevaluatiegaatenkeloverdevormenvanbeleidsondersteuningdiehiervoor

    specifiekdoorDGDgefinancierdworden,ennietoverhetgehelespectrumvanmogelijke

    kennisvergaringenbeleidsondersteuning.Deevaluatieslaatopdeuniversiteiten(viahun

    koepelsVLIR/UOSenARES/CCD)enopbepaaldewetenschappelijkeinstellingenen

    expertisecentra(ITG,KBIN,KMMAenECDPM).Deevaluatiewerdafgerondinjuli2016enaan

    DGDvoorgesteldinoktober2016.Erzijndriegroepenaanbevelingen.Teneerstezijner

    algemeneaanbevelingen,tentweedezijneraanbevelingenaandebetrokkenuniversiteitenen

    instellingen,entenderdeaande“besluitvormers”.Onderstaandemanagementresponsegaat

    uitvanDGDengeeftdereactievanDGDopdeevaluatieweeropdeeersteendederdegroep

    aanbevelingen.

    1. Algemeneaanbevelingen

    1.1.Ondanksdenadelenvaneenhistorischgegroeideuiteenlopendeorganisatieen

    financieringvanhetBVOendesoms“geïndividualiseerde”opvolgingdoordeDGD-diensten,

    beveeltdeevaluatieaandehuidigediversiteittebehouden.DGDishethiermeeeens:erismetdebetrokkenactorendoordejareneenstabielerelatiegegroeiddierekeninghoudtmethun

    eigenheidenspecifiekevakkennis.Eenzekereconvergentieiswenselijk,enlessendie

  • 2

    getrokkenwordenuitdebestepraktijkenuiteenbepaaldBVOdienentoegepasttewordenopdeandere,zonderallesinéénkeurslijftegieten.1.2.Deevaluatiebeveeltaandecomplementariteitenhetnetwerkentebevorderenendegeïsoleerdeexpertisetebeperken.DitiseenbelangrijkeaanbevelingwaarmeeDGDhethelemaaleensis.DeervaringmetbepaaldenetwerkenzoalsBe-causeHealthispositiefenerdientnagegaantewordenofdergelijkeaanpakookinanderethema’smogelijkis.1.3.ErmoetrekeninggehoudenwordenmetdeovergangvanBTCnaarENABEL.DeevaluatiestiptaandatBTCteweinigbetrokkenwordtbijhetBVO,hoewelBTCoverexpertisebeschiktinsommigedomeinenvanhetBVO.Ditzalnogmeerhetgevalzijnindetoekomst,wanneerENABELmeerdeelzalnemenaandestrategischevoorbereidingvandeinterventies.HetisopditogenbliktevroegomdefinitieveuitsprakentedoenoverderolvanENABELinhetBVO,maarhetprincipevannauweresamenwerkingverdientverdereuitwerkingenopvolging.1.4.DeevaluatiebeveeltaanhetBVOmeersystematischtemonitorenenteevalueren.DGDwildezeaanbevelingzekertenhartenemen,maarvoorzietopkortetermijngeenspecifiekeinitiatievenopditvlak.HetuniversitaireBVOviaAcropolisispasverlengd(voor18maanden)endeandereBVOlopennog.Deopvolginghiervanverlooptdoormiddelvandebestaandestructurenencomités.1.5.ErwordtookaanbevolenhetBVOmeerte“ontsluiten”doorhetonderdeaandachttebrengenenernaarteverwijzeninbeleidsdocumenten.DGDvindtookdathetBVOpasrelevantisindienernadiengebruikwordtvangemaakt.Ditisvooreendeelalhetgeval:de“producten”vanhetBVOwordenalverdeeldbuitendebeperkteBVO-kringenenvindenhunwegnaardebeleidsadviezen.DitlaatstegebeurtnogsteedsteweinigeninhettoekomstigBVOzalhiermeeraandachtaangeschonkenworden,ondermeerdoorhetbeterafstemmenvanhetonderzoekopdebeleidsprioriteiten(zieook3.3).1.6.HetBVOmaaktteweiniggebruikvanexpertiseuithet“zuiden”.Ditiseenfeitelijkjuisteopmerking.DevraagsteltzichnochtansofditeengebrekisdatweegtopdekwaliteitenpertinentievanhetBVO,enookofdepraktischeenfinanciëleimplicatieseenbredereaanpakwelmogelijkmaken.HetkomtDGDvoordathetinschakelenvanexpertiseuithetzuidenbinnendeonderzoeksgroepengevalpergevalmoetbepaaldwordenennietvanbuitenafdientopgelegdteworden.1.7.Deevaluatiesteltvooromdederdedoelstelling(versterkingvandekennisvandeandereactoren)niettehandhavenomdatdezeteambitieuszouzijn.DitisinderdaadnietdehoofddoelstellingvanhetBVOenstuitoppraktischelimieten.VoorDGDzijndeaspectenbeleidsadviesaanenkennisversterkingvandeadministratiehetbelangrijkst,enindetoekomstzalvooraldaaropingezetworden.

  • 3

    2. AanbevelingenvoordeinstitutioneleactorenDezeaanbevelingenzijnrechtstreeksgerichtaandeinstitutioneleactoren.WatDGDbetreftsteunenwijdeoproeptoteenbrederesamenwerkingmetanderepartijenenhetstrevennaarmeersynergiemetandereprogramma’s.

    3. Aanbevelingenvoorde“besluitvormers”3.1.DeevaluatiesteltdathetBVOeenalgemenestrategischeomkaderingmist.HetBVOisdoordejarengegroeidenuitgebreid,enmistdaardoorsamenhang.Eenoverkoepelendestrategiezouhieraankunnenverhelpen.Anderzijds(zieookaanbeveling1.1.)wordendiversiteitenflexibiliteitookalspositieveelementenervaren.DGDisvanmeningdatconceptueleduidelijkheidvanbelangis,maardathetnietwenselijkisalleBVOoverdezelfdekamtescherenenondereengrotestrategienotaondertebrengen.Welzalwerkgemaaktwordenvaneenharmoniseringvandereferentietermenendeopvolgingsstructuren.3.2.DeevaluatiemerktopdatderesultatenvanhetBVOnietsystematischdoorDGDopgepiktworden.Wijzijnhethiernietmeeeens.DemeesteBVOconfiguratiesverzorgenweldegelijkinformatie-enuitwisselingsmomentenbijDGD,enbeperkendieniettotdeinterneBVO-kring.HetBVOrondbv.fragiliteitenklimaatkenteengoede“doorstroming”.Opleidingsdagenwordengeorganiseerd,ookvoorterreinmensen.WelishetzodatditnogsystematischerendoelgerichterkanaangepaktenindeplanningvanhetBVOopgenomenworden.3.3.EenbelangrijkevaststellingvandeevaluatieishetgeringegebruikvanderesultatenvanhetBVOindepraktijk.Indevoorbereidingvanlandenprogramma’swordterzeldennaargerefereerd,endeinbrenginonzepositiebepalingvoorinternationaleconferentiesisnieterggroot.DitvoedtdeopvattingdathetBVOwelgoedenota’sproduceert,maardaterteweinigmeegedaanwordt.Dezevaststellingverdientenigenuance,wanthetBVOheeftweldegelijkbijgedragenaanBelgischestandpunten(klimaat,financiering,fragiliteitsanalyse).NietteminisditeenpuntwaarDGDmoetblijvenaandachtaangeven,ondermeerdooreenbetereafstemmingvandeonderzoeksdomeinenopdereëlevraagvandeadministratie.3.4.DeevaluatiedoeteenpaarconcretevoorstellenomdeverspreidingvanhetBVOteverbeteren:nieuwsbrieven,seminaries,publicatieoponsintranetenopdewebsitevanhetdepartement.Hetgaathieromzakendieal(gedeeltelijk)gedaanwordenendiekunnengeoptimaliseerdwordenophetvlakvanformaat,frequentie,inhoud.3.5.EenanderevaststellingvandeevaluatieisdatBTConvoldoendebetrokkenwordtbijhetBVO.Ditgebeurtwelal(bv.Acropolisfragiliteit)maarzousystematischerkunnen,enwordtdestemeernoodzakelijkinhetlichtvandegroterebetrokkenheidvanhettoekomstigeENABELbijdebepalingvandestrategischeprioriteitenendevoorbereidingvanhetbeleid.EenvertegenwoordigervanBTC/ENABELzoukunnenuitgenodigdwordenvooralleBVO-vergaderingenenopvolgingscomités.IndienrelevantzoudeuitnodigingkunnenuitgebreidwordentotandereactorenzoalsBIOofdeNGOsactiefinhetbetreffendeonderzoeksdomein.

  • 4

    3.6.EenvandezwakkerepuntenvanhetBVO,isdeongelijkmatigebegeleidingvandeonderzoeksgroepen,mededoordesilobenaderingvandebetrokkendiensten.Een

    harmoniseringvandeprocessen,vandeopmaakvanreferentietermentotdeafsluitingen

    opleveringvanheteindproduct,isaangewezen.DeomkaderingvanhetBVOkomtvande

    dienstendieinhoudelijkbelastzijnmethetdossier,zonderveeltransversaleuitwisselingen

    coördinatie.Hetaanduidenvaneenalgemeenaanspreekpunteneenbegeleidingsstructuur,

    hetbevorderenvancontinuïteitindedienstenenhetverbeterenvandebewaringende

    overdrachtvandekenniszijnhierbijvanbelang.Gezamenlijkeactiviteitenvandeverschillende

    BVO,zoalsgezamenlijkerestituties,kunnenookbijdragentotverspreidingvandebeste

    praktijken.

    3.7.Deevaluatiewijsteropdathetsysteemvandetacheringvanexpertenrisico’sinhoudtvantijdelijkesubstitutieenkortetermijnbijdragen,waaropdaarnanietverdergekapitaliseerd

    wordt.Ditzijnterechteopmerkingen,diemoetengezienwordeninhetgeheelvandeopdracht

    vanDGD,depersoneelsnodenenhetgebrekaanvoldoendeeigenkrachtomdevelevoorde

    ontwikkelingssamenwerkingbelangrijkethema’sindetailoptevolgen.

    3.8.Totslotsteltdeevaluatieookvooromhetsysteemvan“trekkingsrechten”tevaloriseren.Hoeweloppapierhandig,zijndeervaringenmetdetrekkingsrechtenuiteenlopend.Zeworden

    indetoekomstnietmeervoorzienenzullenvervangenwordendooreenmeerstrikteplanning

    enopvolging.

  • Evaluatievanhetbeleidsondersteunendonderzoek–managementresponseOpvolging-Overzichtvandeactiepuntenuitdemanagementresponseenplanning

    Aanbevelingvandeevaluatie

    Managementresponse

    Nagestreefddoel Teondernemenactie Timing

    3.1.AlgemenestrategievoorBVOuitwerken

    Betereomkaderingisnodig,een“grote”strategieniet

    GeharmoniseerdereferentietermenenopvolgingsstructurenvanhetBVO

    1.StandaardiseringvandereferentietermenendebegeleidingscomitésvoorAcropolis2.Idemvoordeandereactoren

    1.Mei20172.Bijdeverlengingvandecontracten(vanaf2018)

    3.2.Interntoeëigenenverbeteren

    Voortbouwenopbestaandepraktijken

    BetereopnamevandebevindingenvanhetBVOdoorzowelDGDalsophetterrein

    Organiserenvanopleidingenenvoorstellingenvandeproducten

    ConcreetoptenemenindeplanningvanelkBVO

    3.3.MeergebruikvanderesultatenvanhetBVO

    Verbeterpuntwaarwerkzalvangemaaktworden

    GrotergebruikvanhetBVOindebeleidsnota’senininternationaleconferenties

    Opstellenvanconcretebeleidsaanbevelingenenvoorstellenvoorstandpunten

    ConcreetoptenemenindeplanningvanelkBVO

    3.4.BetereverspreidingvanderesultatenvanhetBVO

    Optimaliseringvandebestaandemechanismen

    Aantal,frequentieendoelgerichtheidvandeBVO-publicatiesverbeteren

    Planningopstellen ConcreetoptenemenindeplanningvanelkBVO

    3.5.GroterebetrokkenheidvanBTC

    BeterbetrekkenvanBTC(enandereactoren)bijBVO

    RelevantieenpraktischgebruikvanhetBVOverhogen

    BTCsystematischuitnodigenvoordevoorbereidingendeopvolgingvanhetBVO

    ConcreetoptenemenindeplanningvanelkBVO

    3.6.Gelijkmatigerbegeleidingvandeonderzoeksgroepen

    AanstellenfocalpointvoorBVOenafstappenvansilobenadering

    Meertransversaleuitwisselingtussendeprogramma’s

    1.Aanstellingvaneencentraalaanspreekpunt2.Acropolisrestitutie

    1.Begin20172.April2017

    3.7.Optimaliserenvandedetacheringen

    Risico’svandetacheringenerkennenenminimaliseren

    Kennisoverdrachtvandeexterneexpertennaarheteigenpersoneelbevorderen

    1.Regelmatigefeedbackvandeexperten2.Eindrapportmetaanbevelingenvoorvoortzetting

    1.Zesmaandelijksrapport2.Natweejaarofbijheteindevandedetachering

    3.8.Valoriserenvandetrekkingsrechten

    Trekkingsrechtenvervangendoorstriktereplanning/opvolging

    Naastalgemenekennisopbouwookpunctueeladvieskrijgenwanneernodig

    Duidelijkeafsprakenenschema’sopstellenwaarmeeeenberoepgedaanwordtopBVO-expertise

    ConcreetoptenemenindeplanningvanelkBVO

  • 1/12

    Evaluatie van de Beleidsondersteuning door de Institutionele Actoren Management response van VLIR-UOS

    Goedgekeurd door het Bureau UOS van de VIR op 24 februari 2017

    Inhoud

    Evaluatie van de Beleidsondersteuning door de Institutionele Actoren 1

    Algemeen 3

    Proces van verdere beleidsontwikkeling 4

    Reacties op algemene aanbevelingen 5 Diversiteit van beleidsondersteuning 5

    Complementariteit en netwerken 5

    Hervormingscontext 6

    Evaluatie 6

    Ontsluiting 7

    Bijdrage van de actoren uit het Zuiden 7

    Versterking kennis andere actoren 8

    Reacties op aanbevelingen gericht aan de institutionele actoren 9

    Samenwerking en synergie met andere actoren 9

    Samenwerkingsmodaliteiten met andere actoren 10

  • 2/12

    Interactie beleidsondersteuning en andere programma’s 10

    Communicatie- en toeëigeningsstrategie 11

    Input aan DGD en beleidscel 11

  • 3/12

    Algemeen • VLIR-UOS verwelkomt deze evaluatie van de beleidsondersteuning door “institutionele actoren”.

    VLIR-UOS vraagt al langer een globaal overzicht én evaluatie van alle vormen van

    beleidsondersteuning die ter beschikking staan van DGD, in hun werking, efficiëntie en impact.

    Een globale externe evaluatie van alle vormen van beleidsondersteuning, zowel deze ten behoeve

    van de overheid als deze ten behoeve van de sector in zijn geheel, is meer dan ooit aangewezen,

    gelet op de focus van de overheid op complementariteit en synergie, en geïntegreerd beleid.

    • VLIR-UOS betreurt echter dat de evaluatie slechts een deel van de instrumenten voor beleidsondersteuning heeft onderzocht. Thematische platformen en adviesraden die beheerd

    worden door DGD, de koepels of individuele actoren bijvoorbeeld vielen buiten de scope van deze

    evaluatie, evenals de beleidsondersteuning die via BTC en via Buitenlandse Zaken wordt

    verstrekt. De evaluatie richtte zich op beleidsondersteuning door de zogenaamde “Institutionele

    Actoren”. Zoals reeds bij herhaling vermeld : deze definitie strookt niet met de definitie in het

    Koninklijk Besluit van 11 september 2016 m.b.t. de niet-gouvernementele ontwikkelingsactoren.

    Drie in het rapport vermelde actoren zijn geen formele Institutionele Actoren : ECDPM, KBIN en

    KMMA.

    • VLIR-UOS raadt de evaluatoren van toekomstige evaluaties aan ook terreinbezoeken uit te voeren in de partnerlanden van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking waar gevalstudies

    worden gedaan door de beleidsondersteunende onderzoekers. Dit laat de evaluatoren toe om

    beter in kaart te brengen wat de impact is van de beleidsondersteuning op het terrein, met name

    hoe de adviezen effectief worden toegepast door de terreinmensen, zowel van de Belgische

    ambassades als BTC evenals lokale of Belgische NGO’s en andere ANGS.

    • VLIR-UOS onderschrijft de voornaamste conclusie van de evaluatie, namelijk dat de bestaande beleidsondersteunende onderzoeksinstrumenten degelijk werk verrichten ondanks het gebrek aan

    globale visie en strategie bij de overheid inzake beleidsondersteuning. Een globale visie en

    strategie is echter noodzakelijk, zeker in tijden van kostefficiëntie en pleiten voor

    complementariteit en sy-nergie, dit met het oog op het maximaliseren van impact.

    VLIR-UOS kan zich echter niet scharen achter de conclusie over de universitaire

    beleidsondersteuning als zou het moeilijk zijn om een evenwicht te vinden tussen de dubbele

    doelstelling van academische productie en expertiseverdieping enerzijds en concrete

    beleidsondersteuning anderzijds. Immers, in hetzelfde rapport wordt ook gewezen op de positieve

    beoordeling hiervan door de twee betrokken partijen (academia én DGD) : zij definiëren die

    dubbele doelstelling integendeel als een noodzaak en een meerwaarde. Academisch

    langetermijnonderzoek is nodig om op de meer ad hoc vragen in het kader van

    beleidsondersteuning te kunnen antwoorden. Dit werd reeds beaamd in het eindrapport van de

    externe evaluatie van het O*platformenprogramma, uitgevoerd door Deloitte in 2011 op vraag van

    VLIR-UOS1. De perceptie dat beleidsondersteuning te academisch is, is wellicht eerder te wijten

    1 Zie “Eindrapport Tussentijdse evaluatie van het VLIR-UOS-programma O*platformen” (2012) door Deloitte.

    Daarnaast ook “Tussentijdse evaluatie van het BOS-steunpunt PRSP” (2007) door E. Weytjens (GITP) en J. Vanheukelom (ECDPM).

  • 4/12

    aan het onvoldoende gekend zijn van de diverse, en op de leest van de gebruikers geschoeide

    deliverables, dan op het feit dat de deliverables daadwerkelijk te academisch zijn. Doorheen de

    tijd hebben de onderzoekers in samenwerking met de directe begunstigden immers diverse

    manieren ontwikkeld om de deliverables op gepaste wijze te verspreiden bij de actoren van

    ontwikkelingssamenwerking: policy notes en briefs, publieke seminaries, trainingen of workshops,

    en concrete tools zoals de KLIMOS-toolkit of de fragiliteitsgids, of bijdragen aan strategienota’s.

    Voorbeelden hiervan zijn te vinden op de websites van de respectieve ACROPOLIS-groepen.

    • Tot slot wordt betreurd dat bij de cruciale fasen in de recente hervormingen van de Belgische

    ontwikkelingssamenwerking, namelijk bij de totstandkoming van het Politiek Akkoord met de

    ANGS in 2015 en bij de hervorming van BTC, er niet systematisch een beroep is gedaan op de

    beschikbare expertise binnen ACROPOLIS die hiervoor nuttig had kunnen zijn ingezet.

    Proces van verdere beleidsontwikkeling Hieronder wordt een reactie geformuleerd per concrete aanbeveling van het eindrapport van de

    evaluatie, zowel wat betreft de algemene aanbevelingen als deze gericht aan de institutionele actoren.

    In zijn reactie beperkt VLIR-UOS zich echter tot het reageren op geformuleerde conclusies, zonder uit

    te weiden over eigen ideeën inzake de vernieuwing van het programma voor beleidsondersteuning.

    VLIR-UOS heeft bij de formulering van zijn vijfjarenprogramma (2017-2021) een aantal vernieuwingen

    doorgevoerd in zijn portefeuille. Een van de voornaamste betreft het programma Global Minds, dat

    inzet op capaciteitsopbouw op het niveau van de Vlaamse hogeronderwijsinstellingen op het vlak van

    ontwikkelingssamenwerking. Prioritair zal bekeken worden hoe een programma voor

    beleidsondersteuning van de overheid hierbij kan aansluiten. In de komende maanden zal VLIR-UOS

    dan ook zelf inzetten op een breed consultatieproces hierover, zowel bij de academische achterban in

    noord en zuid als binnen het bredere veld van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, in functie

    van een nieuwe programmatie vanaf november 2018. Planning is dat dit overleg plaatsvindt in het

    najaar van 2017, ten einde met een gedragen voorstel te komen voor een nieuw programma waarbij

    maximaal aansluiting kan worden gemaakt tussen vraag (van de federale overheid) en aanbod (van

    de onderzoekers). Voorwaarde hiervoor is dat de nieuwe, brede themata voor beleidsondersteuning

    voor nà 2017 tijdig zijn gekend, zodat er voldoende tijd is om in onderling overleg de details uit te

    werken van welke de subthema’s of onderzoeksthema’s kunnen zijn voor beleidsondersteuning.

    Tot slot dient vermeld dat vele aanbevelingen van de evaluatie het niveau van VLIR-UOS overstijgen.

    Verder aan de slag gaan met de aanbevelingen vergt overleg op politiek-strategisch niveau en overleg

    met de andere vernoemde actoren van beleidsondersteuning. Afspraak was dat elke betrokken actor

    zijn eigen standpunt neerlegt in een management response. Idealiter waren deze standpunten

    minstens uitgewisseld, mogelijk overlegd. Dit is helaas niet kunnen gebeuren.

    Wij kijken dus uit naar de finale publicatie van het eindrapport, met de daarbij horende reacties van de

    diverse actoren.

    Van onze zijde alvast zullen wij het gemeenschappelijk ACROPOLIS-seminarie dat gepland is voor

    midden april 2017 aangrijpen om met betrokken onderzoekers, de overheid, en andere actoren van

    beleidsondersteuning in debat te treden, als een eerste stap in een reeks van overlegmomenten die

    wij plannen.

  • 5/12

    Reacties op algemene aanbevelingen

    Diversiteit van beleidsondersteuning De meerwaarde, gevormd door de diversiteit en verscheidenheid van de institutionele actoren en

    hun manieren om deze beleidsondersteuning te implementeren, blijven handhaven.

    VLIR-UOS blijft tot eind 2018 twee vormen van beleidsondersteuning financieren, op expliciete vraag

    van de overheid, namelijk (1) een terbeschikkingstelling van een postdoctoraal onderzoeker aan DGD

    om halftijds expertise en dienstverlening te bieden aan een specifieke dienst binnen DGD (D2.2) en

    (2) het inzetten van interuniversitaire onderzoeksconsortia rond specifieke themata, voor concrete

    beleids-ondersteuning van de overheid. Hoe het programma nadien zal evolueren, is afhankelijk van

    de beleidsdiscussies over het geheel van beleidsondersteuning die moeten plaatsvinden tussen DGD,

    VLIR-UOS en ARES.

    Er blijkt inderdaad diversiteit te bestaan op het niveau van de in de context van deze evaluatie

    bestudeerde vormen van beleidsondersteuning, maar de diversiteit is nog groter, gelet op die andere

    vormen van beleidsondersteuning die niet het voorwerp hebben uitgemaakt van deze evaluatie.

    Hierbij wordt opnieuw verwezen naar de vraag naar een globaal overzicht én evaluatie van àlle

    vormen van beleidsondersteuning.

    Diversiteit kan goed zijn, maar deze dient bekeken te worden vanuit het oogpunt van de twee

    betrokken partijen : de kennisproducenten, en de overheid die met de adviezen aan de slag gaat,

    waarbij ook met administratieve eenvoud rekening moet worden gehouden. Een terbeschikkingstelling

    van een individuele expert is fiscaal-juridisch niet gunstig. Binnen de VLIR-UOS-portfolio blijft de vraag

    waarom van de terbeschikkingstelling een aparte modaliteit moet worden gemaakt; deze is

    accommodeerbaar binnen de reguliere Acropolisbeleidsondersteuning, waarin onderzoekers ook een

    zeker aandeel van hun tijd spenderen in de kantoren van DGD, of BTC. De uiteindelijke manier van

    werken is dezelfde; het proces van continue dialoog tussen onderzoeker(s)-federale overheid staat

    centraal in de beleidsondersteuning. Binnen de ACROPOLIS-ondersteuning werken er ook individuele

    onderzoekers op specifieke subthema’s binnen de referentietermen van de overheid.

    Hoe dan ook, bij de vormgeving van toekomstige vormen van beleidsondersteuning, moet vertrokken

    worden van een globaal overzicht, met inbegrip van het verschil in concrete invulling, en moet er

    maximaal worden afgestemd, zoals beoogd wordt via de Gemeenschappelijke Strategische Kaders.

    Complementariteit en netwerken De complementariteit en netwerken met andere mogelijke bronnen inzake beleidsondersteuning,

    die hier niet werden geëvalueerd, te bevorderen

    Aansluitend bij hierboven reeds geformuleerde reactie, is VLIR-UOS voorstander van uitwisseling en

    afstemming tussen alle verschillende beleidsondersteunende platformen, adviesraden,

    onderzoeksconsortia, etc. Hiertoe is een eerste stap gezet in het kader van het Gemeenschappelijk

    Strategisch Kader België, waarbinnen een deel van de beleidsondersteuning in kaart is gebracht door

    de deelnemende actoren. Binnen het deelprogramma BeleidsOndersteunend Onderzoek (BOO) van

  • 6/12

    VLIR-UOS en binnen het gehele VLIR-UOS-programma worden ook steeds linken gelegd tussen

    verschillende actoren en projecten die op gelijkaardige thema’s werken, in verschillende landen.

    Deze beschrijving voldoet echter niet om een daadwerkelijke netwerklogica uit te bouwen die erin

    bestaat dat op dagelijkse basis expertise wordt uitgewisseld over de grenzen heen van de platformen,

    consortia en adviesraden. Hiervoor dient een structuur te worden gecreëerd binnen de overheid,

    evenals een systematiek van opvolging van de beleidsondersteuning in haar geheel, en van deling

    van resultaten ervan.

    Hervormingscontext Rekening te houden met de evolutie van de context van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking,

    en met name de transformatie van BTC tot BDA: de beleidsondersteuning moet zich in de toekomst

    ongetwijfeld anders en individueel richten op DGD enerzijds en BDA anderzijds.

    Gezien de hervorming nog niet rond is en VLIR-UOS de krijtlijnen van deze hervorming nog niet kent,

    kan hierover geen standpunt worden ingenomen. Er kan enkel worden gezegd dat VLIR-UOS steeds

    heeft geijverd om BTC, als formeel onderdeel van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, op

    gepaste manier te betrekken bij de (universitaire) beleidsondersteuning. BTC wordt doorgaans

    betrokken bij de universitaire beleidsondersteuning, zij het in het verleden niet altijd op een even

    systematische manier. Echter, doorheen het ACROPOLIS-programma is BTC steeds nauwer

    betrokken geraakt, en bij de formulering van de voorstellen voor ACROPOLIS 2017-2018 zit BTC mee

    aan de vraagzijde of fungeert BTC als een van de actoren die in het begeleidingscomité zetelen bij

    twee van de drie ACROPOLIS-consortia.

    Evaluatie Een meer regelmatige evaluatie van de programma’s inzake beleidsondersteuning te voorzien

    VLIR-UOS hecht veel belang aan monitoring en evaluatie met het oog op “leren”, “strategische

    sturing” en accountability. VLIR-UOS besteedde een externe midtermevaluatie uit van het

    O*platformenprogramma (de voorloper van het ACROPOLIS-programma) in 2011, en ook in 2007

    besteedde VLIR-UOS reeds een evaluatie uit.

    VLIR-UOS stelde in 2015 een integraal M&E-beleid op, dat systematisch in uitvoering wordt gezet.

    Echter, door de nieuwe wet op de Belgische ontwikkelingssamenwerking en het KB op de ANGS van

    2016 en de hiermee verbonden wijziging in de manier van werken (o.a. landenprogramma’s,

    afgestemd op Gemeenschappelijke Strategische Kaders), evenals de wijzigingen in de eigen portfolio

    van VLIR-UOS, dient bekeken te worden hoe deze meerjarenprogrammatie hierop dient te worden

    afgestemd. VLIR-UOS blijft hoe dan ook inzetten op systematische monitoring en evaluatie, en blijft

    vasthouden aan het reeds vermelde standpunt om dit voor beleidsondersteuning zoveel mogelijk

    integraal te doen. Met name om dus ingeval van evaluatie alle actoren van de Belgische

    ontwikkelingssamenwerking hier in zekere mate bij te betrekken.

  • 7/12

    Ontsluiting Een betere zichtbaarheid aan deze programma’s te geven

    De vraag naar een gepaste disseminatiestrategie is onderdeel van het VLIR-UOS-beleid inzake

    beleidsondersteuning. Deze vraag is onderdeel van het formaat voor opmaak van projectvoorstellen,

    is voorwerp bij beoordeling van projectvoorstellen, alsook onderdeel van de contracten met

    beleidsondersteunende onderzoeksconsortia. Zo was er een verplichting tot het organiseren van

    minstens één publiek seminarie per werkjaar, en een gemeenschappelijke conferentie met de

    verschillende onderzoeksgroepen op het eind van een fase van het ACROPOLIS-programma. De

    disseminatiestrategie is echter in bepaalde gevallen onderhevig aan confidentialiteit, gelet op specifiek

    bedoeld gebruik van het advies door de overheid. Dit wordt steevast bilateraal tussen de overheid en

    de betrokken onderzoeksgroepen overlegd, en breekt in principe niet in op de algemene deling van

    onderzoeksresultaten binnen de bredere academische en ontwikkelingssamenwerkingsgemeenschap.

    Er zijn een aantal mooie voorbeelden te vermelden : de websites van de drie groepen, regelmatige

    seminaries of vormingen van personeel van de federale overheid rond specifieke actuele themata, al

    dan niet open voor andere actoren van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. In het bijzonder

    wordt verwezen naar een recent initiatief van de ACROPOLIS Aid effectiveness with a focus on fragile

    contexts om regionale seminaries te organiseren in Dakar en Kigali (2017) om de resultaten van hun

    onderzoek rond fragiliteit en risicobeheer te vulgariseren, en de opname ervan door de Belgische

    ontwikkelingsactoren te faciliteren.

    Ook VLIR-UOS zet in op disseminatie, zowel bij academici als binnen de sector van Belgische

    ontwikkelingssamenwerking, via nieuwsbrieven en de website.

    Het is echter niet alleen de verantwoordelijkheid van de onderzoekers om een gepaste

    disseminatiestrategie te ontwikkelen en uit te voeren, maar dient een gedeelde verantwoordelijkheid te

    zijn van alle actoren, inclusief DGD. DGD kan bijdragen door de mogelijkheden en thema’s van de

    ondersteuning alsook de onderzoeksresultaten voldoende breed bekend te maken binnen DGD, zowel

    de hoofdzetel in Brussel als de diplomatieke posten, binnen BTC, evenals binnen het eigen

    internationale netwerk.

    Door de resultaten beter en duidelijker in de kijker te zetten kunnen zowel de onderzoekers als de

    Belgische ontwikkelingssamenwerking zich internationaal profileren, wat ook internationale

    netwerkvorming faciliteert, in tijden van globale uitdagingen. Dit leidt tot een beleid dat zich door deze

    onderzoeksonderbouw kwalitatief onderscheidt, dat meer gedragen is door de bredere betrokkenheid,

    en laat toe dat ook andere actoren hun beleid hierdoor laten voeden. De internationale exposure biedt

    bovendien aan de onderzoeksgroepen de mogelijkheid voor extra financiering.

    Bijdrage van de actoren uit het Zuiden Na te denken over een “south-driven” benadering, waarbij gedeeltelijk gebruik kan gemaakt worden

    van beleidsondersteuning geformuleerd door of met universitaire instellingen of expertise gevestigd

    in de landen in het Zuiden.

  • 8/12

    Het is uiteraard de bedoeling om met ontwikkelingsvraagstukken bezig te zijn die pertinent zijn voor de

    partnerlanden, en niet top-down te werken op noden die niet zijn gepercipieerd door de ontvangers

    van hulp. Tegelijk is het echter de bedoeling om de Belgische ontwikkelingssamenwerking te voeden

    met beleidsondersteuning rond specifieke prioriteiten die worden bepaald binnen de Belgische

    politiek. De formulering van de thema’s, vragen en gewenste onderzoeksresultaten binnen

    beleidsondersteunend onderzoek werden in het verleden vaak eenzijdig bepaald door DGD en de

    Beleidscel Ontwikkelingssamenwerking. Bij één ACROPOLIS-groep werd bij de formulering van de

    concrete vragen input gevraagd van de diplomatieke posten in specifieke landen van de bilaterale

    samenwerking omdat zij als doelgroep worden beschouwd voor de tools en handleidingen m.b.t.

    fragiliteit en risicobeheer. Voor de uitwerking van de case studies, werkt BeFinD dan weer nauw

    samen met BTC in Benin. En KLIMOS voert ondermeer onderzoek uit in DRC en Oeganda met lokale

    partneruniversiteiten, of in Vietnam in samenwerking met BTC en Vietnam National University.

    Echter, elk thema van beleidsondersteuning zou zijn nut moeten hebben voor de mensen die de

    ontwikkelingssamenwerking op het terrein moeten uitvoeren, zowel van diplomatieke posten en van

    BTC, als van Belgische of lokale NGO’s en hoger onderwijsinstellingen in het Zuiden. Dit betekent dat

    op zijn minst de disseminatiestrategie van beleidsondersteuning dus ook gericht moet zijn op deze

    verschillende actoren op het terrein in de partnerlanden. Bij de vraagstelling zouden de actoren uit het

    Zuiden ook maximaal moeten worden betrokken. Het risico bestaat echter dat de verschillende

    actoren het onderzoek voor eigen belang willen instrumentaliseren. Dit risico moet worden beperkt.

    Bij de uitvoering van het onderzoek moedigt VLIR-UOS een grote betrokkenheid aan van

    Zuidpartners, zowel binnen universitaire instellingen in het Zuiden als binnen internationale

    organisaties of onderzoeksnetwerken. De onderzoekers doen een beroep op hun eigen netwerken en

    projecten, al dan niet door VLIR-UOS gefinancierd, en putten uit de hierin beschikbare expertise. Deze

    expertise reikt echter verder dan de expertise aanwezig in universiteiten in de partnerlanden, maar is

    eerder van globale aard (internationale netwerken). Concreet betekent een South-driven approach

    voor VLIR-UOS dat via de organisatie van thematische seminaries in functie van de concretisering van

    beleidsvragen - of het afstemmen van vraag en aanbod - steeds rekening gehouden wordt met lokale

    noden en lokaal aanwezige expertise.

    Versterking kennis andere actoren Te overwegen om niet langer de derde doelstelling van deze programma’s te handhaven, namelijk

    de versterking van de kennis van andere actoren, die al te ambitieus lijkt

    Het blijft aangewezen dat de andere actoren van de Belgische ontwikkelingssamenwerking (anders

    dan DGD-Beleidscel-BTC dus de niet-gouvernementele actoren), op een systematische manier

    toegang krijgen tot de resultaten van beleidsondersteunend onderzoek. Dit betekent dat de

    onderzoeksgroepen en hun deliverables gekend dienen te zijn bij deze andere actoren. Zij zijn echter

    geen directe begunstigden van het programma, maar wel een secundaire doelgroep. VLIR-UOS heeft

    dit opgenomen als specifieke doelstelling (outcome) van zijn subprogramma beleidsondersteuning in

    zijn programma België.

    In plaats van deze doelstelling te laten vallen, is het voorstel om de doelstelling in prioriteit lager te

    rangschikken. Het zou immers vreemd zijn om kennisopbouw en –kapitalisatie niet te delen wanneer

    geïntegreerd beleid en collectief leren hoog in het vaandel worden gedragen.

  • 9/12

    Het KLIMOS-platform organiseert bijvoorbeeld regelmatig seminaries op DGD, waarbij BTC, FOD-

    Leefmilieu en verschillende NGO’s ook uitgenodigd worden. Dit gebeurt zonder meerkost en biedt een

    extra opportuniteit tot netwerking door en voor de verschillende actoren in

    ontwikkelingssamenwerking. De terbeschikkingstelling draagt ook bij tot het inhoudelijk debat van het

    driemaandelijkse Platform Landbouw en Voedselzekerheid met aanwezigen van de civiele

    maatschappij, kennisinstellingen, vertegenwoordigers van de regionale overheden en van

    partnerlanden etc. Ook de ACROPOLIS Aid effectiveness with a focus on fragile contexts zet sterk in

    op het betrekken van andere actoren van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, die zelfs een

    stem krijgen in het begeleidingscomité voor de ACROPOLIS-fase 2017-2018. Op die manier hebben

    de ANGS ook een stem in de concretisering van vraag en aanbod voor de nieuwe periode van

    ACROPOLIS.

    Reacties op aanbevelingen gericht aan de institutionele actoren

    Samenwerking en synergie met andere actoren De mogelijke samenwerkingsverbanden en synergieën met de andere institutionele actoren van het

    programma te onderzoeken, met het oog op een verdere gezamenlijke reflectie over de

    methodologische specificiteit van onderzoek gericht op beleidsondersteuning.

    Binnen het GSK België heeft VLIR-UOS bijgedragen aan de uitwisseling van ervaringen met

    beleidsondersteuning, in het kader van de bespreking van beleidsbeïnvloeding door de ANGS. Ook

    binnen thematische platformen, zoals BeGender, Educaid, Because Health, .., vindt reflectie plaats

    over de wijze waarop beleidsondersteuning thans gebeurt, dan wel mogelijk zou moeten zijn.

    Het Acropolisprogramma is een mooi voorbeeld van een gezamenlijk programma van VLIR-UOS en

    ARES, waarbij beide universitaire koepels elk een eigen budget bijdragen, evenals academici

    inzetten, dit vanuit een gedeelde werkwijze.

    Een operationele en strategische synergie ontstaat doordat ACROPOLIS academici samenbrengt

    rond bepaalde ontwikkelingsproblematieken over de grenzen heen van het Franstalige en

    Nederlandstalige hogeronderwijslandschap. Verder wisselen VLIR-UOS en ARES informatie uit over

    beleidsondersteunend onderzoek in het algemeen, faciliteren zij samen de netwerking met andere

    actoren van beleidsondersteuning, en brengen zij onderzoekers of netwerken die werken op

    gelijkaardige thema’s, met mekaar in contact.

    Eenmaal per jaar wordt een vergadering van de beleidscommissie georganiseerd door VLIR-UOS en

    ARES, waarop alle actoren van universitaire beleidsondersteuning gefinancierd door beide

    koepelorganisaties worden uitgenodigd. Hier wordt gereflecteerd over de methodologie en inhoud van

    de universitaire beleidsondersteuning. Sinds 2015 omvat dit niet langer enkel de interuniversitaire

    onderzoeksgroepen (ACROPOLIS), maar ook de ter beschikkingsstelling van individuele experten. Dit

  • 10/12

    forum is echter onderdeel van de contractuele opvolging van lopend onderzoek, eerder dan een open

    inhoudelijk forum voor alle mogelijke betrokkenen én geïnteresseerden.

    In april 2017 zullen de onderzoekers en DGD ook alle betrokkenen van de universitaire

    beleidsondersteuning, én geïnteresseerden samenbrengen, via het gemeenschappelijk seminarie van

    alle ACROPOLIS-groepen ter afsluiting van het ACROPOLIS-programma 2014-2016. Hiervoor zal

    breed worden uitgenodigd door DGD. Voorlopig is dit een eenmalig initiatief, maar hoe dergelijke kennis- en ervaringdeling organiseren in de toekomst, kan mee inzet vormen van het overleg tussen

    DGD en VLIR-UOS/ARES.

    Samenwerkingsmodaliteiten met andere actoren. Meer rekening te houden met de verwachtingen van de andere actoren van de

    ontwikkelingssamenwerking inzake beleidsondersteuning.

    Zie de eerdere commentaren, o.m. het pleidooi voor afstemming van het gehele landschap van

    beleidsondersteuning inzake ontwikkelingssamenwerking en voor het delen van onderzoeksresultaten

    binnen het bredere veld van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, maar ook het feit dat omwille

    van een noodzakelijke heldere programmalogica de andere actoren als secundaire doelgroep van de

    beleidsondersteuning worden gedefinieerd bij Acropolis. Het lijkt aangewezen dat concrete

    beleidsondersteuning van de andere actoren met extra middelen gebeurt, maar uiteraard wel

    afgestemd op reeds bestaande instrumenten.

    Interactie beleidsondersteuning en andere programma’s Een grotere interactie tussen de ondersteuningsactiviteiten en de andere programma’s en vormen

    van ondersteuning door de institutionele actoren te stimuleren, om de inbreng van het terrein in de

    analyses en de onderzoeken te versterken.

    Zie eerdere commentaren. Deze interactie is reeds voorzien door VLIR-UOS, zoals beschreven onder

    “Bijdrage van de actoren uit het Zuiden”.

    Het voorstel hierboven bij de bijdrage van actoren in het Zuiden om structureler seminaries te

    organiseren in de partnerlanden, vooral in de formuleringsfase of voor het afstemmen van vraag en

    aanbod, kan worden aangevuld door op deze seminaries niet alleen in te zetten op

    beleidsondersteunend onderzoek, maar ook linken te zoeken met lopend onderzoek dat gebeurt via al

    dan niet door VLIR-UOS gefinancierde projecten over thema’s die nauw aansluiten met de thema’s en

    vraagstelling van de beleidsondersteuning. Hierbij zal zeker ook de link worden gelegd naar het

    subprogramma Global Minds binnen het landenprogramma België, en het onderzoek dat hierbinnen

    zal gebeuren, zij het rond andere thema’s, dan die nu bepaald door DGD en het Kabinet. Dit is

    noodzakelijk om het debat blijvend te voeden tussen academici en overheidsactoren, om een kritische

    kijk door academici te blijven vrijwaren en expertise te blijven garanderen op lange termijn inzake

    verschillende themata van belang voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking.

  • 11/12

    Communicatie- en toeëigeningsstrategie Vanaf de formulering van de beleidsondersteuning een communicatiestrategie en een toe-

    eigeningsstrategie van de onderzoeksresultaten te ontwikkelen, met specifieke uptake-indicatoren

    Net als in voorgaande jaren, wordt in het nieuwe projectformaat 2017-2018 aan de ACROPOLIS-

    onderzoeksconsortia gevraagd een communicatiestrategie te ontwikkelen alsook te expliciteren hoe

    ze de uptake van de outputs garanderen. Hiertoe worden de onderzoeksgroepen gevraagd

    indicatoren te ontwikkelen die ze dan dienen op te volgen doorheen de nieuwe fase (2017-2018). Wat

    betreft de toeëigeningsstrategie speelt het begeleidingscomité een belangrijke rol en daarom is een

    brede vertegenwoordiging van een diverse reeks aan actoren aangewezen. VLIR-UOS heeft in zijn

    subprogramma Beleidsondersteuning vermeld dat het creëren van de juiste voorwaarden voor de

    uptake van de resultaten een specifieke doelstelling of outcome is van dit subprogramma.

    Een verdere concretisering van dit M&E-kader is gepland voor 2017, zodat hiermee rekening kan

    worden gehouden bij een nieuwe fase van beleidsondersteuning na oktober 2018.

    Input aan DGD en beleidscel DGD en de beleidscel regelmatig te informeren over nieuwe vaardigheden, nieuwe problematieken

    en nieuwe initiatieven die ontstaan via onderzoek en die nuttig kunnen zijn in termen van

    beleidsondersteuning.

    Zie eerdere commentaren.

    VLIR-UOS stelt voor een brede bevraging te organiseren in 2017 over de methodieken en gewenste

    resultaten van beleidsondersteuning. Bedoeling is te komen tot concrete voorstellen, met inbegrip van

    het inzetten op een systeem van regelmatig overleg langswaar innovatieve ideeën kunnen worden

    gedeeld met de overheid, en andere relevante actoren.

    Meer algemeen dient te worden gesteld dat academici hun rol als beleidsondersteuners moeten

    kunnen vervullen vanuit fundamenteel, langetermijnonderzoek waarbij een noodzakelijke

    onderzoeksvrijheid wordt gegarandeerd. Hun rol dient in geen geval verengd te worden tot zuivere

    dienstverlening. De onderzoeksagenda komt dus best gezamenlijk tot stand, zowel vanuit concrete

    vragen vanwege de federale overheid, als vanuit voorstellen vanuit de onderzoeksgroepen. Dit geldt

    zowel voor thema’s die aan bod komen in het kader van Acropolis, als thema’s die door de

    universiteiten en hogescholen zelf belangrijk worden gevonden, en vanuit een langetermijnperspectief

    worden bestudeerd in het kader van Global Minds. Global Minds is een VLIR-UOS-programma dat

    inzet op capaciteitsopbouw met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking op het niveau van de

    Vlaamse universiteiten en hogescholen. Het is de bedoeling dat de capaciteit die via Global Minds

    wordt opgebouwd, op termijn ook ontsloten wordt voor andere actoren van de (Belgische)

    ontwikkelingssamenwerking.

    Tot slot, het is cruciaal voor academici om, anders dan ingeval van consultants, een onafhankelijke,

    kritische positie te kunnen vrijwaren, ook ingeval zij onderzoek verrichten op vraag van de overheid.

  • 12/12

    Bovendien dient beseft dat, wanneer de periodes voor beleidsondersteuning te kort zijn, of ingeval van

    budgettaire krapte, diepgaand onderzoek niet kan worden gegarandeerd.

  • 1

    ARES - RÉPONSE SPÉCIFIQUE AUX CONCLUSIONS ET AUX RECOMMANDATIONS

    1. CONCLUSIONS

    Demanièregénérale,l’ARESsoutientlespropositionsformuléesdanslaréponsemanagérialedeshomologuesduVLIR.

    Conclusion1 Préserver ladiversité. La variétéet la spécificitédesmodalitésdemiseen

    œuvre et des acteurs institutionnels sont une plus-value de nature à

    répondreàladiversitédesappuisquisontattendustantparlaDGDquepar

    la Cellule stratégique du ministre. Il est donc recommandé de préserver

    cette variété, car elle permet de dimensionner un dispositif efficace et

    efficient avec chacun des acteurs impliqués et d’orienter demanière plus

    spécifiqueencore, sinécessaire, lesdemandesen fonctionduprofil etdes

    potentialitésdecesdifférentsacteurs.

    Accord Acceptée

    Commentaireset

    argumentation

    L’ARESsouhaitepréservercettediversitédans lamesuredesmoyensqui luisont affectés. Suite à l’annonce de réduction budgétaire, l’ARES souhaitesuspendre ledétachementd’unexpert académique auprèsde laDGDpourl’année 2017. Ce qui motive ce choix, outre le fait que l’appel n’avait pasencoreétélancé,estl’impactmitigédecetteformuleenmatièred’appuiauxpolitiquesetentermesd’apportpourl’ARES.

    L’ARES tient à souligner que l’ensemble des programmes d’appui auxpolitiquesdoivents’inscriredansunesécuritéfinancièredelongterme.

    Conclusion2 Favoriser la complémentarité et le réseautage. Tenir compte des autres

    sourcesd’appuiauxpolitiquespotentiellescommeledépartementEstdela

    CTB, les services d’études et publications des ONG, les productions des

    plateformes, etc. Analyser les collaborations possibles, les modalités

    d’échangesd’informations.Mettreenplacedesmécanismesquipermettent

    detisserdes liensdurables,enfonctiondesopportunités,entrecesappuis

    et lesplateformesetconseilsconsultatifsexistants,enBelgiquemaisaussi

    dans les pays partenaires afin de développer une logique de réseau et

    réduireaumaximumlesexpertisesisolées.

    Accord Acceptée

    Commentaireset

    argumentation

    L’ARESvoitunintérêtàunréseautagedesexpertisesdesacteursd’appuiàlapolitique.Ilestnécessairequecettecomplémentaritéetcettemiseenréseaudes différents acteurs d’appui aux politiques soit coordonnées par lebénéficiaireprincipal,àsavoirlaDGD.

  • 2

    Conclusion3 Evaluer. Prévoir une évaluation régulière du programme « appui aux

    politiques » dans son ensemble, avec notamment des mécanismes légers

    d’évaluation à mi-parcours ou de suivi-évaluation permettant des

    adaptations ou réorientations souples des programmes, comme le prévoit

    d’ailleurspartiellementpourIRSNBetMRACleprotocoleDGD/BELSPOsigné

    en2014.

    Accord Acceptée

    Commentaireset

    argumentation

    L’ARESaprévuuneévaluationexternedeceprogrammeen2020,c’estàdireàmi-parcours du nouveau programmeACROPOLIS qui sera lancé en 2018.Par ailleurs, le programme quinquennal prévoit des indicateurs et unetraductionannuelledesrésultatsdel’ensembledesprogrammesdel’ARESenindicateurs.

    Conclusion4 Désenclaver. Il est recommandé de désenclaver et de procurer une

    meilleure visibilité à ce programme d’appui aux politiques enmettant en

    évidence l’ensemble de ses contributions dans sa globalité, en y faisant

    référencedans lesdocuments stratégiquesetpolitiques,enpartageant les

    résultatsavecd’autresministères,enfonctiondeleurpertinence.

    Accord Acceptée

    Commentaireset

    argumentation

    Conclusion5 Contribution des acteurs du Sud. Les questions de développement

    impliquentplusquejamais lesacteursduSud: faceà labaissede l’APDla

    communauté internationalemise plus que jamais sur le financement local

    dudéveloppement;lagouvernancelocaleapparaîtplusquejamaiscomme

    un facteur essentiel du développement, etc. La mise en oeuvre des

    stratégiesdedéveloppementmaisaussi lespolitiquesqui les sous-tendent

    doivent donc être définies en partenariat avec les acteurs du sud. Une

    politiquedetaxationlocaleoudegestiondesfluxillégauxnepeutcontinuer

    àsedéfiniruniquementavecl’appuidechercheursdunord,mêmesiceux-ci

    collaborent étroitement avec des collègues du sud. Il est recommandé de

    réfléchiràl’opportunitéderecouriràdesappuisauxpolitiquesformuléspar

    ouavecdesinstitutionsuniversitairesoudesexpertisesimplantéesdansles

    pays partenaires. Partant d’expériences comme celle du MRAC, il est

    recommandéde réfléchir à une approche« south-driven», à l'initiative de

    chercheursetinstitutionsdespaysduSud,éventuellementdansunpremier

    tempsencollaborationétroiteaveclesacteursinstitutionnelsactuels.Ilest

    recommandéd’inscrirecetteapproche«south-driven»àtitreexpérimental

    dans les prochains programmes de l’un ou l’autre acteur institutionnel

    évaluéici(parexempledansaumoinsunprogrammeAcropolis).

    Accord Acceptée

  • 3

    Commentaireset

    argumentation

    L’ARES approuve la proposition d’une approche «south-driven». Si leprogramme ACROPOLIS reste un appui aux politiques de coopérationbilatérale de la Belgique, il doit renforcer l’implication des acteurs du Sud.CelanécessiteuneparticipationdesacteursduSudauxdifférentesétapesduprogramme:de ladéfinitiondesprioritésetduchoixdesthèmes, jusqu’à ladiffusion des résultats de la recherche, en passant par l’implication deschercheursduSudauseindesgroupesderecherche.Lesgroupesderecherchepeuvents’appuyersurlespartenariatsexistantsduVLIR et de l’ARES qui disposent d’un solide réseau de chercheurs etd’institutionspartenaires.

    Conclusion6 Réfléchir à la pertinencede conserverun troisièmeobjectif (renforcement

    des connaissances des autres acteurs) aussi ambitieux. L’appui aux

    politiques ne semble pas en mesure de renforcer les connaissances des

    autres acteurs du développement. Il est recommandé de se limiter

    éventuellementpourcepublicàunobjectifvisantàunediffusiondequalité

    desrésultatsetconnaissancesacquisgrâceauxappuisauxpolitiques.

    Accord Acceptée

    Commentaireset

    argumentation

    S’il est effectivement ambitieux d’inscrire dans ses trois objectifs lerenforcement des connaissances des autres acteurs, il semble toutefoisindispensabledecontinueràinclurecesautresacteursdanslesprocessusdeconcertationpourladéfinitiondesprogrammes,danslesorganesdesuivietde consultation et aux différents workshops, séminaires et conférences dedisséminationdesrésultatsderecherchedestroisgroupesACROPOLIS.

    2. RECOMMANDATIONS À L’ADRESSE DES ACTEURS INSTITUTIONNELS

    Recommandation1

    Sur basedes collaborationsqui existentdéjà et dans le prolongementdes

    initiativesémanantdesquelquesinstitutionsd’appui,ilestrecommandéde

    rechercher les collaborationset synergiespossiblesavec lesautresacteurs

    institutionnelsduprogrammeparlamiseenréseauetunmeilleuréchange

    d’informations. Il ne s’agit pas de souscrire à une mode actuelle de

    recherche de synergie à tout prix mais de multiplier les possibilités de

    réfléchirensembleà la spécificitéméthodologiquedes recherchesqui sont

    menées en appui aux politiques. Les différents programmes devraient

    pouvoir réserver une partie limitée de leur budget afin, par exemple, de

    participer à un séminaireméthodologique annuel, organisé à tour de rôle

    parundesacteursinstitutionnelsimpliquésdansceprogramme.

    Accord Acceptée

  • 4

    Commentaireset

    argumentation

    Les Policy Commission rassemblent chaque année les différents acteursimpliquésdansleprogrammeACROPOLIS.Outrelesrésultatsdelarecherche,ysontprésentéscertainsaspectsméthodologiquesquipeuventêtrediscutésentreleVLIR,l’ARES,leschercheursetlaDGD.

    Le séminaire de clôture impliquera la participation d’autres acteursinstitutionnels.

    Recommandation2

    Il est recommandé de mieux prendre en compte les attentes des autres

    acteursdelacoopérationenmatièred’appuiauxpolitiques.Pourcela,ilya

    lieudesystématiser lesmodalitésdecollaborationsaveclesautresacteurs

    delacoopérationaudéveloppement.

    Accord Acceptée

    Commentaireset

    argumentation

    Priseencomptedelarecommandationpourledesignduprochainappel.

    Recommandation3

    Ilestrecommandédestimuleruneplusgrandeinteractionentrelesactivités

    d’appui aux politiques et les autres programmes et appuis des acteurs

    institutionnelsafinderenforcer l’apportdeterraindans lesanalyseset les

    recherches.

    Accord Acceptée

    Commentaireset

    argumentation

    PropositiondesprojetsAREScommeétudesdecasdesgroupesderecherche.

    Recommandation4

    FaceàlafaiblessedeladiffusioninterneàlaDGDdesrésultatsdesappuis

    auxpolitiques,desmesures sontàenvisager tant chez lesbénéficiairesde

    ces appuis que chez les fournisseurs de ceux-ci. Il est donc recommandé

    d’inscrire dans les appels d’offres (pour Acropolis) et/ou dans les

    propositions de programme (pour les autres acteurs) une stratégie de

    communication et d’appropriation des résultats des recherches, avec des

    indicateursprécisd’absorption.

    Accord Acceptée

  • 5

    Commentaireset

    argumentation

    Danslespropositionsdesgroupespourlaphaseduprogramme2017-2018,ilestdemandéauxgroupesdedéfinir leur stratégiedediffusiondes résultatsdesappuisauxpolitiques.Cespropositionsserontévaluéesetlastratégiedediffusionseraretravailléeaubesoin.

    Parmilesindicateursduprogrammerapportésparl’ARESàlaDGD,unepartietoucheàlastratégiedecommunicationetd’appropriationdesrésultatsdelarecherche.

    Recommandation5

    Compte tenu de la volatilité de la demande, notamment à la suite des

    changements des responsables politiques du département de la

    coopération, il est recommandé d’informer régulièrement la DGD et la

    Cellule stratégique des compétences nouvelles, problématiques nouvelles,

    initiatives nouvelles qui émergent du travail de recherche et qui peuvent

    êtreutilesentermesd’appuisauxpolitiques.

    Accord Acceptée

    Commentaireset

    argumentation

  • 1

    ManagementresponsvanhetInstituutTropischeGeneeskunde(ITG)opheteindverslagvande

    evaluatievandebeleidsondersteuningdoordeinstitutioneleactoren

    Inleiding

    Heteindverslagbiedteenzeervolledigoverzichtvandebeleidsondersteunendeactiviteiten,dehistoriek,deactorenendehuidigecontextwaarinzeplaatsvinden.HetwasdeeerstemaaldatwijeenbeeldkregenvandevelevormenvansamenwerkingtussendeinstitutioneleactorenendeBelgischeontwikkelingssamenwerking.DeconclusiesenaanbevelingennodigenuittoteenreflectieoverdebeleidsondersteunendeactiviteitendoorhetITG,zekeropeenmomentdatdeBelgischeontwikkelingssamenwerkingeentransformatieondergaat.DesamenwerkingmetdeDienstBijzondereEvaluatiehetstudiebureauverliepprofessioneelenopenhartig,hetwaseeninteressanteervaring.

    Algemeneconclusiesenaanbevelingen

    Wijonderschrijvendealgemeneconclusiesenaanbevelingenvanhetrapport.

    Algemeneaanbevelingen(p.79)

    - aanbeveling1:dediversiteitbehoudenDediversiteitaanvragenvergtdathetInstituuteendiversaanbodblijftgaranderen,gaandevanmeeroperationelevragennaarpunctueelbeleidsvoorbereidendonderzoek.Omdittebereikenzalhetinternoverlegorgaan‘policysupport’versterktworden.

    - aanbeveling2:decomplementariteitenhetnetwerkenbehoudenDooreenbeteresamenwerkingmetBe-causeHealthzalgestreefdwordennaareenbeteresamenwerkingmetdewerkgroepenendebetrokkenactorenindegezondheidssector.Nietalleenzalerindematevanhetmogelijkeberoepgedaanwordenopdeexpertisevandeactoren,hetnetwerkkansystematischalsplatformgebruikt,nietalleenvoordeverspreidingvanderesultatenmaarookvoorhetsignalerenenaanbrengenvannieuweuitdagingenophetgebiedvan’Internationalhealth’ofspecifiekeuitdagingenindepartnerlanden.

    - aanbeveling3:rekeninghoudenmetdecontext

    BTC/CTB(toekomstigeEnabel)iseenactieflidvanBe-causeHealthenindirecteenbetrokkenpartijbijhetbeleidsvoorbereidendwerkvanITG,eendialoogovertoekomstigevormenvansamenwerkingligtvoordehand.VanzodraereenduidelijkerbeeldbestaatoverplaatsenopdrachtvanzowelDGDalsdetoekomstigeEnabelkanhierovereendialoogopgestartworden.HetITGzalhiereenactieverolopnemen.

    - aanbeveling6:bijdragevandeactorenuithetZuiden.

    HetITGdraagt‘Switchingthepoles’hooginhetvaandel,viadenetwerkenmoethetmogelijkzijnompartnersuithetZuidenmeertebetrekkenbijdebeleidsondersteuning.InoverlegmetD2.3endecollega’svanhetITGzaleenstrategieuitgewerktwordenomdezevormaansamenwerkingmeerindepraktijkomtezettenenteevoluerennaareenmeer‘south-drivenbenadering’metmeerruimtevoorinitiatiefdoorwetenschappelijkeinstellingeninhetZuiden.

  • 2

    Aanbevelingengerichtaandeinstitutioneleactoren(p.81)

    - aanbeveling1:samenwerkingensynergiënEenvormvansamenwerkingmetinstitutioneleactorenbuitendegezondheidssectorzouongetwijfeldeenmeerwaardebetekenen,maardatvergteenoverkoepelendcoördinerendmechanisme.OnslijkthetaangewezendatDGDhierinhetinitiatiefneemt.Hetbreedpaletaaninstitutioneleactorenenthema’smaaktheteenheleuitdagingomvoldoendegemeenschappelijkegrondtevinden.

    - aanbeveling4:communicatie-entoe-eigeningstrategie

    ErwordennureedsinspanningengeleverdomderesultatenvanbeleidsondersteuningkenbaartemakenaandediversedirectiesvanDGD(bv.presentatievanresultatenvanonderzoek),insamenwerkingmetD2.3zullenwedezeaanbevelingopdeagendaplaatsenennagaanofernogruimtebestaatvoorverbetering.

    AanbevelingenaandebesluitvormersvandeBelgischeontwikkelingssamenwerking

    - aanbeveling5:BTC/CTBmeerbetrekken

    VanzodraermeerduidelijkheidbestaatoverdetoekomstvanDGDenBTC/CTBendeinhoudvaneen‘systeemvan2pijlers’kandedialooghieroverbeginnen.InafwachtingblijftBTC/CTBvoorhetITGeenbelangrijkepartnerbinnenhetnetwerkvanBe-causeHealth.

    - aanbeveling6:menselijkefactor

    DesnelleafkalvingvandeexpertiseophetgebiedvangezondheidsbeleidbijDGDisinderdaadeenbedreigingvoordehuidigevormvansamenwerking.VraagisofhetITGzichmoetvoorbereidenopeenDGDzonder‘medisch-technischeankerpunten’eninhoeverrewijonsmoetenvoorbereidenopsamenwerkingmetdiplomaten.

    - aanbeveling7:detacheringen.

    HetissteedsdebedoelinggeweestomdedetacheringvaneenITG-expertbijDGDvoormeerderejarenvastteleggen.HetblijftechterbelangrijkdatmeerdereexpertenbinnenITGingeschakeldwordenbijbeleidsondersteunendeactiviteiten:ditwaarborgtdecontinuïteitvandedialoogendeinputerzorgtervoordatdemeerdereITG-expertenvoelinghebbenmetdewerkingvanDGDendebeleidsmatigeoptiesdiegekozenworden.

  • 1/6 Ontwerp dd. 29.01.2017

    Evaluatie van de Beleidsondersteuning door de Institutionele Actoren Management response van KBIN-CEBioS programma – 03.03.2017

    Inhoud

    Evaluatie van de Beleidsondersteuning door de Institutionele Actoren 1

    Algemeen 2

    Reacties op algemene aanbevelingen 3 Diversiteit van beleidsondersteuning 3

    Complementariteit en netwerken 3

    Hervormingscontext 3

    Evaluatie 4

    Ontsluiting 4

    Bijdrage van de actoren uit het Zuiden 4

    Versterking kennis andere actoren 5

    Reacties op aanbevelingen gericht aan de institutionele actoren 5

    Samenwerking en synergie met andere actoren 5

    Samenwerkingsmodaliteiten met andere actoren 5

    Interactie beleidsondersteuning en andere programma’s 6

    Communicatie- en toeëigeningsstrategie 6

    Input aan DGD en beleidscel Error! Bookmark not defined.

  • 2/6 Ontwerp dd. 29.01.2017

    Algemeen

    CEBioS heeft voor haar management respons het formaat overgenomen van VLIR-UOS. Met dank aan VLIR-UOS voor de inzage in hun draft.

    KBIN-CEBioS verwelkomt deze evaluatie van de beleidsondersteuning door “institutionele actoren”. Een globale externe evaluatie van alle vormen van beleidsondersteuning, zowel deze ten behoeve van de overheid als deze ten behoeve van de sector in zijn geheel, is meer dan ooit aangewezen, gelet op de focus van de overheid op complementariteit en synergie, en geïntegreerd beleid.

    Deze evaluatie is van hoge kwaliteit en heel informatief. KBIN-CEBioS hoopt dat het een transfor-matief effect kan uitoefenen op de beleidsondersteuning in een constructieve benadering naar de toekomst toe: behouden en optimaliseren wat goed werkt, hervormen waar er haperingen of dis-functies zijn.

    Het vijfjaren plan 2014-2018 van CEBioS zal zelf in 2017 onderhevig zijn aan een mid-term evalu-atie, georganiseerd door BELSPO met drie internationale experts. De evaluatie van beleidsonder-steuning zal dan aan de experts worden aangeleverd als pertinente informatiebron.

    Het KBIN-CEBioS programma is een capaciteitsopbouw programma rond biodiversiteit in het zuiden in het kader van de Belgische verplichtingen voor de Rio conventie inzake biodiversiteit. Eén van de zes strategische objectieven voorziet expliciet in beleidsondersteuning (Strategisch Objectief 4) op nationaal en internationaal vlak. CEBioS fungeert niet alleen als doorgeefluik van DGD fondsen naar vorming, stagiaires, mobiliteit in het zuiden en stagiaires in het noorden, maar zet ook eigen expertise, inzake biodiversiteit, clearing house mechanism, Nagoya protocol, stakeholder engage-ment, enz..., in om partners het zuiden (ministeries en hun agentschappen, universiteiten, onder-zoeksinstituten) en de beleidsvoerders in noord en zuid te ondersteunen. In die zin heeft CEBioS een gemengde functie als capaciteitsversterkend secretariaat en expertisecentrum. Het bestaan binnen KBIN en CEBioS van nationale Belgische knooppunten voor de belangrijkste internationale milieu-conventies en platforms rond biodiversiteit verleent bovendien aan KBIN en CEBioS een be-langrijk mandaat als beleidsondersteunende actor of eenheid binnen het Belgisch institutioneel landschap. Dit heeft de evaluatie goed begrepen.

    Het door dit rapport erkende voordeel van voldoende flexibiliteit om adaptatief en zodus transfor-matief (naar de ‘beneficiaries’ toe van de beleidsondersteuning, maar ook in self-assessment) op te treden zal verder in het tweede vijfjarenprogramma van KBIN-CEBioS (2019-2023) moeten gehand-haafd worden. Snelle en competente reactie op ad hoc vragen is één van de sleutels tot vertrou-wensopbouw en dus succesvolle en vaak operationele samenwerking met DGD.

    Proces van verdere beleidsontwikkeling Hieronder wordt een reactie geformuleerd per concrete aanbeveling van het eindrapport van de evalu-atie, zowel wat betreft de algemene aanbevelingen als deze gericht aan de institutionele actoren.

  • 3/6 Ontwerp dd. 29.01.2017

    Reacties op algemene aanbevelingen

    Diversiteit van beleidsondersteuning De meerwaarde, gevormd door de diversiteit en verscheidenheid van de institutionele actoren en hun manieren om deze beleidsondersteuning te implementeren, blijven handhaven.

    Inderdaad, we vinden dat de verschillende actoren met hun specifieke aanpak elkaar complementeren en elk een bepaalde niche innemen, die samen een bijzonder rijke en diverse palette aan beleidsonder-steuning aanbieden. Dit leunt direct aan de vereiste van DGD om meer synergiën te vinden tussen de Belgische actoren in het kader van de gemeenschappelijke strategische kaders per land.

    Complementariteit en netwerken De complementariteit en netwerken met andere mogelijke bronnen inzake beleidsondersteuning, die hier niet werden geëvalueerd, te bevorderen

    De complementariteit en netwerken zowel tussen de geëvalueerde actoren, als tussen deze en andere actoren dienen verder bevorderd te worden, rekening houdend met de specificiteit van elke actor. De bijzondere positie van CEBioS, gefinancierd door DGD en gehuisvest op het KBIN laat toe een bijko-mende brug te vormen tussen ontwikkelingssamenwerking en wetenschapsbeleid en zodus een effici-ënte rol te spelen in de ‘science-policy’ en ‘science-development’ interfaces.

    Hervormingscontext Rekening te houden met de evolutie van de context van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, en met name de transformatie van BTC tot DBA: de beleidsondersteuning moet zich in de toekomst ongetwijfeld anders en individueel richten op DGD enerzijds en BDA anderzijds.

    De termen ‘anders’ en ‘individueel’ laten veel ruimte toe tot diverse interpretaties. Dat is op zich geen probleem, maar de invulling ervan moet in de toekomst gedefinieerd worden via geijkte modaliteiten. Duidelijk is echter dat de nood aan beleidsondersteuning eerder zal toenemen met de hervormingen. Het kapitaliseren van wetenschappelijke ondersteuning in dienst van de overheid is een belangrijke troef, niet alleen inhoudelijk, maar ook strategisch ten aanzien van de internationaal erkende rol van België op de internationale scène inzake biodiversiteit, klimaat, migratie enz...Het is tevens een feed-back loop vanuit de ‘civil society’ en de administratie naar de regering toe en is dus deel van het demo-cratische DNA.

  • 4/6 Ontwerp dd. 29.01.2017

    Evaluatie Een meer regelmatige evaluatie van de programma’s inzake beleidsondersteuning te voorzien

    Een regelmatige evaluatie van beleidsondersteuning zou ook vergemakkelijkt kunnen worden indien alles onder één grote noemer kan ondergebracht worden, zoals een groot programma of netwerk met verschillende componenten die beleidsondersteuning bieden. Dit zou hoe dan ook administratief of or-ganisatorisch meer weerspiegeld kunnen worden binnen DGD. CEBioS pleit ervoor om OECD in te lichten over de evaluatie en ook te betrekken bij toekomstige evaluaties, tenminste op gebied van infor-matie verspreiding en benchmarking tegenover andere DAC donoren.

    Ontsluiting Een betere zichtbaarheid aan deze programma’s te geven

    Zichtbaarheid laat het vele werk ‘bestaan’ in de ogen van de ‘beneficiaries’ zoals kabinet en Minister, maar natuurlijk ook in de eerste plaats de verschillende cellen binnen DGD, BTC en de NGO’s. Vaak blijkt dat we nog te weinig gekend zijn zowel binnen DGD en BTC als bij de diplomatieke posten en de NGO’s. De diplomatieke rotatie speelt natuurlijk hierbij een rol. De huidige beleidsondersteuning lijkt ‘trapsgewijs’ te verlopen, bijvoorbeeld, DGD Dx vraagt om ondersteuning aan actor y, en maakt dan een nota aan de minister. Rechtstreekse beleidsondersteuning aan diplomatieke posten is mogelijk, eens er een vertrouwensband ontstaat op basis van goede bilaterale contacten met lokale samenwerkingspart-ners en de ambassade zelf. KBIN-CEBioS is op het punt om een MoU te tekenen met BTC, een be-langrijke stap naar meer samenwerking, ook op gebied van beleidsondersteuning. Pogingen zijn ook ondernomen om bijvoorbeeld met WWF België meer uit te wisselen en te zoeken naar synergiën in RD Congo rond natuurlijke rijkdommen. Dit soort inter-institutionele processen vergen tijd en inspanning om te worden geïntegreerd in concrete actieplannen, programma’s en bijhorende budgetten.

    Bijdrage van de actoren uit het Zuiden Na te denken over een “south-driven” benadering, waarbij gedeeltelijk gebruik kan gemaakt worden van beleidsondersteuning geformuleerd door of met universitaire instellingen of expertise gevestigd in de landen in het Zuiden.

    Akkoord dat instellingen in het zuiden expertise hebben en verder kunnen uitbouwen over de analyse van de noden van hun eigen beleid en dus de noden die ondersteuning nodig hebben van o.a. de Belgische coöperatie. De Rio conventies verlenen slagkracht en autoriteit aan de regeringen om via programma’s zoals CEBioS ook een ‘watchdog’ functie uit te oefenen door inzetten van expertise en raad om via beleid te corrigeren waar mogelijk ten bate van biodiversiteit, sociale rechtvaardigheid, mensenrechten, een stabiel klimaat enz., en dit zowel in eigen land als in de partnerlanden via de di-verse kanalen van samenwerking. Deze ingebouwde functie zorgt voor een coherent internationaal be-leid. Via verschillende programma onderdelen zoals MRV, CHM en public awarenes wordt hier binnen CEBioS met de partnerlanden al aan gewerkt door nationale biodiversiteitsstrategieën en de daar in

  • 5/6 Ontwerp dd. 29.01.2017

    vermelde of gelieerde ondersteunings- en ontwikkelingsvragen als uitgangspunten te nemen voor acti-viteiten.

    Versterking kennis andere actoren Te overwegen om niet langer de derde doelstelling van deze programma’s te handhaven, namelijk de versterking van de kennis van andere actoren, die al te ambitieus lijkt

    Misschien is de doelstelling verkeerd geformuleerd, en kan omgevormd worden tot betere informatie-uitwisseling tussen actoren. KBIN-CEBioS is erg betrokken bij KLIMOS, zowel via de KLIMOS-stuur-groep als in diverse samenwerkingsprojecten (publicaties, gemeenschappelijk vormingen geven, Tool-kit, project in Uganda, Unesco-Mab project EVAMAB). Deze interactie stimuleert de kennis aan beide kanten. Misschien moet deze doelstelling in deze zin gezien worden. Ook draagt KBIN-CEBioS indirect bij tot capaciteitsversterking van eigen beleid en onderzoek, zoals ook ‘science-policy interface’ in het Zuiden, door als co-promotor of partner mee te werken in projecten in het zuiden, gefinancierd door BELSPO, VLIR-UOS en ARES.

    Reacties op aanbevelingen gericht aan de institutio-nele actoren

    Samenwerking en synergie met andere actoren De mogelijke samenwerkingsverbanden en synergiën met de andere institutionele actoren van het programma te onderzoeken, met het oog op een verdere gezamenlijke reflectie over de methodolo-gische specificiteit van onderzoek gericht op beleidsondersteuning.

    Beleidsondersteuning is meer dan methode of onderzoek. Een analyse van wat beleidsondersteuning zou moeten zijn voor de ‘beneficiaries’ zou helpen om dan te zien wat de actoren kunnen aanbieden. Advies, peer review zijn beleidsondersteunend maar geen onderzoek. Onderzoek is op lange termijn. Soms is ‘rapid assessment’ gevraagd.

    Samenwerkingsmodaliteiten met andere actoren Meer rekening te houden met de verwachtingen van de andere actoren van de ontwikkelingssamen-werking inzake beleidsondersteuning.

    Welke ‘andere actoren’ worden hier bedoeld? Zij die beleidsondersteuning aanbieden, of zij die niet werden geëvalueerd? De verwachtingen van de actoren is sterk afhankelijk van hun expertise, en de aangeleverde beleidsondersteuning is deels afhankelijk van de inhoud en klaarheid van de vraag zoals in het rapport terecht opgemerkt.

  • 6/6 Ontwerp dd. 29.01.2017

    Interactie beleidsondersteuning en andere programma’s Een grotere interactie tussen de ondersteuningsactiviteiten en de andere programma’s en vormen van ondersteuning door de institutionele actoren te stimuleren, om de inbreng van het terrein in de analyses en de onderzoeken te versterken.

    Ja, we moeten inderdaad veel meer transversaal denken en handelen en de compartimentering in onze eigen sector kritisch bekijken, en tegelijkertijd de specifieke expertises van de verschillende actoren blijven valoriseren en verder uitbouwen. De goede werking van beleidsondersteuning is heel afhankelijk van een vertrouwensrelatie tussen de actoren (human factor) en de aanspreekpartners binnen DGD. Deze laatsten hebben een essentiële rol te vervullen in de verspreiding van de informatie (de beleids-ondersteuning) naar de relevante cellen, collega’s, organisaties, programma’s, maar ook de vertaling in beleidstaal van vaak technische of wetenschappelijke inbreng. Dit ‘taal-aspect, dat ook te maken heeft met een gepaste invulling van ‘science policy interface’’ was een beetje onderbelicht maar is deel van een goede communicatie en ‘uptake’ strategie binnen DGD tov de actoren die het ondersteunen en tov DGD intern zelf.

    Communicatie- en toeëigeningsstrategie Vanaf de formulering van de beleidsondersteuning een communicatiestrategie en een toe-eigenings-strategie van de onderzoeksresultaten te ontwikkelen, met specifieke uptake-indicatoren

    Akkoord, wel rekening houden met wat al bestaat in de verschillende programma’s en hun logische kaders om coherentie te vrijwaren in de mate van het mogelijke. Zie ook opmerking in vorig paragraaf. KBIN-CEBioS zet ook op eigen onderzoek op vb. capaciteitsontwikkeling en methodologie, evaluatie van ecosysteemdiensten, het gebruik van milieu impact analyses in de ODA, om zo de eigen geloof-waardigheid als expertisecentrum voor ‘biodiversiteit en ontwikkeling’ te handhaven en verder te ont-wikkelen. Verder wil CEBioS verder actief meewerken aan en ondersteunen van ‘EducAid’ voor een betere zichtbaarheid en uitwisseling tussen actoren en als lead van de werkgroep op milieu binnen het netwerk teneinde een betere stroomlijning en mutualisatie van de expertises (zie pg. 63 van het evalu-atierapport) te bereiken.

  • 1/6

    Evaluatie van de Beleidsondersteuning

    door de Institutionele Actoren

    Draft KMMA management response

    Evaluatie van de Beleidsondersteuning door de Institutionele Actoren 1

    Algemeen 2

    Reacties op algemene aanbevelingen 3

    Diversiteit van beleidsondersteuning 3

    Complementariteit en netwerken 3

    Hervormingscontext 3

    Evaluatie 4

    Ontsluiting 4

    Bijdrage van de actoren uit het Zuiden 4

    Versterking kennis andere actoren 4

    Reacties op aanbevelingen gericht aan de institutionele actoren 5

    Samenwerking en synergie met andere actoren 5

    Samenwerkingsmodaliteiten met andere actoren 5

    Interactie beleidsondersteuning en andere programma’s 5

    Communicatie- en toeëigeningsstrategie 6

    Input aan DGD en beleidscel 6

  • 2/6

    Algemeen

    Eerst en vooral drukt het KMMA haar waardering uit voor de evaluatie van het beleidsondersteunend onderzoek door “institutionele actoren”. Het KMMA onderschrijft de voornaamste conclusies van de evaluatie. Verschillende aanbevelingen overstijgen het niveau van het KMMA als actor en vereisen een algemene aanpak uitgaande van DGD (bv. systematische communicatie over de resultaten van beleidsondersteunend onderzoek).

    Gedurende de evaluatie bleek duidelijk welke grote verscheidenheid aan activiteiten en focus bestaat bij de ondervraagde institutionele actoren. De grote verschillen in de overeenkomst die de verschillende institutionele actoren hebben met DGD resulteren ook in verschillen in de vraag die de actoren krijgen vanwege DGD en de al dan niet snelle doorstroming en opname van resultaten uit beleidsondersteunend onderzoek door DGD.

    Specifiek voor het KMMA, is tot op heden het "Samenwerkingsprotocol met betrekking tot de financiering van de acties inzake ontwikkelingssamenwerking van het Koninklijk Museum van Midden-Afrika (2007)” van toepassing. De bepalingen van het protocol worden geconcretiseerd in meerjarenprogramma´s waarin een beperkt luik beleidsondersteunend onderzoek is voorzien. Vanwege de voorwaarden van dit programma hoeft het KMMA niet te voldoen aan specifieke verzoeken van DGD, het doet echter "oproepen tot het indienen van beleidsondersteunende projectvoorstellen" bij zijn onderzoekers om de relevante thema's te identificeren die in aanmerking moeten worden genomen. De geïdentificeerde thema's op basis van deze oproep tot het indienen van een projectvoorstel worden vervolgens ter goedkeuring voorgelegd aan DGD.

    Aangezien er tot op heden nog geen formalisering van de vraag tot beleidsondersteuning aan KMMA vanwege DGD is, bevinden de begunstigden van het beleidsondersteunend onderzoek van het KMMA zich, naast de ontwikkelingssamenwerking sensu stricto, onder de actoren die rechtstreeks betrokken zijn bij de behandelde problematiek. Dit zijn bijvoorbeeld de regering van de DRC, of internationale organen zoals bv. CITES.

    Het is dus ook voor het KMMA correct dat de 2e doelstelling die in de evaluatie onderzocht werd, namelijk het ondersteunen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking in haar deelname aan internationale debatten, de belangrijkste doelstelling is voor het beleidsondersteunend onderzoek van het KMMA.

    Daarnaast is het ook zo dat onderzoeksresultaten uit het kaderprogramma van het KMMA met DGD onrechtstreeks steun bieden aan DGD, bijvoorbeeld via de door KMMA gepubliceerde monografieën per provincie van RDC.

    Vanaf 2019 zal het KMMA het samenwerkingsprotocol (2014-2023 dat ook voor KBIN geldt) volgen. Dit protocol vermeldt dat het zal moeten leiden tot de optimalisering van de ingezette middelen teneinde beleidsondersteuning door wetenschappelijke dienstverlening aan de Minister OS en aan DGD of op vraag van de partnerlanden aan te bieden.

    In de context van verhoogde vraag naar synergie tussen de ontwikkelingsactoren is de evaluatie zelf ook een interessant proces geweest dat de inzichten in de manier van aanpak en invalshoeken van de verschillende actoren verdiept heeft.

    Met dank aan VLIR UOS voor de inzage in de draft management response die zij voorbereidden, KMMA volgt hierin het formaat dat VLIR UOS opmaakte.

  • 3/6

    Reacties op algemene aanbevelingen

    Diversiteit van beleidsondersteuning

    De meerwaarde, gevormd door de diversiteit en verscheidenheid van de institutionele actoren en hun manieren om deze beleidsondersteuning te implementeren, blijven handhaven.

    akkoord.

    Het KMMA beschikt over een unieke expertise die toelaat om zeer specifieke beleidsgerichte vragen te bekijken inzake Centraal-Afrika. De beleidsvraag kan zowel komen van internationale instellingen (CITES bv.), beleidsmakers in RDC, Belgische actoren of DGD zelf. Momenteel kan het KMMA hieraan een antwoord bieden door invulling van het beperkte luik beleidsondersteunend onderzoek in het op de vraag volgende jaarprogramma.

    In de toekomst kan gekeken worden of een sneller mechanisme van antwoord op beleidsvragen ook mogelijk kan zijn, naast het voorziene jaarprogramma mits specifieke financiering ervan door de vraagsteller.

    De diversiteit in de aanpak van het formuleren van antwoorden op beleidsvragen maakt het mogelijk om voor elke vraag en voor elk niveau de meest geschikte aanpak te selecteren. Voor onderzoek is vaak een gemiddelde tot langere termijn aanpak noodzakelijk, de vaak complexe vragen kunnen niet altijd een snel antwoord krijgen. De lange termijn programma´s die KMMA met DGD heeft bieden hier een goede basis.

    Complementariteit en netwerken

    De complementariteit en netwerken met andere mogelijke bronnen inzake beleidsondersteuning, die hier niet werden geëvalueerd, te bevorderen

    Akkoord

    KMMA onderzoekt hoe het kan toetreden tot FIABEL. Ook daar kan complementariteit inzake beleidsondersteuning gezocht worden.

    Hervormingscontext

    Rekening te houden met de evolutie van de context van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, en met name de transformatie van BTC tot DBA: de beleidsondersteuning moet zich in de toekomst ongetwijfeld anders en individueel richten op DGD enerzijds en BDA anderzijds.

    ?

    KMMA kan zich niet uitspreken hierover.

  • 4/6

    Evaluatie

    Een meer regelmatige evaluatie van de programma’s inzake beleidsondersteuning te voorzien

    Akkoord

    Het KMMA voorziet regelmatige monitoring en externe evaluaties van de verschillende activiteiten gedurende de loop van de meerjarenprogramma´s. Het beleidsondersteunend onderzoek komt hierbij ook aan bod, maar niet elk van de activiteiten krijgt een externe evaluatie (bv. een kortlopend en qua financiering beperkt onderzoeksproject). KMMA voorziet om deze aanbeveling verder te bespreken binnen de stuurgroepvergadering met DGD.

    Ontsluiting

    Een betere zichtbaarheid aan deze programma’s te geven

    Akkoord

    In de toekomst wil het KMMA meer aandacht besteden aan het formuleren van een disseminatiestrategie bij aanvang van projectvoorstellen. Via de website van het KMMA kunnen ook beleidsrelevante resultaten verspreid worden. Tevens zou DGD zelf mee kunnen helpen aan de verspreiding van de resultaten uit beleidsondersteunend onderzoek door KMMA.

    Eventueel kan een gedeeld platform van alle institutionele actoren meer bekendheid geven aan de behaalde resultaten.

    Bijdrage van de actoren uit het Zuiden

    Na te denken over een “south-driven” benadering, waarbij gedeeltelijk gebruik kan gemaakt worden van beleidsondersteuning geformuleerd door of met universitaire instellingen of expertise gevestigd in de landen in het Zuiden.

    Akkoord

    Het KMMA wil met het wetenschappelijk onderzoek inzake beleidsondersteuning specifiek antwoorden geven op vragen gesteld door derden (beleidsmakers, autoriteiten en/of andere actoren van de ontwikkelingssamenwerking) over een specifieke problematiek inzake ontwikkelingssamenwerking met betrekking tot Sub-Sahara Afrika. Deze derden zijn in het geval van het ontwikkelingssamenwerkingsprogramma van het KMMA doorgaans Zuid-partners of internationale organen die beleidsvragen formuleren inzake duurzame ontwikkeling van natuurlijke rijkdommen in RDC.

    Versterking kennis andere actoren

    Te overwegen om niet langer de derde doelstelling van deze programma’s te handhaven, namelijk de versterking van de kennis van andere actoren, die al te ambitieus lijkt

  • 5/6

    akkoord

    In het samenwerkingsprotocol m.b.t. de ontwikkelingsactiviteiten van het KMMA met DGD, is deze doelstelling ook niet opgenomen.

    Reacties op aanbevelingen gericht aan de institutionele actoren

    Samenwerking en synergie met andere actoren

    De mogelijke samenwerkingsverbanden en synergiën met de andere institutionele actoren van het programma te onderzoeken, met het oog op een verdere gezamenlijke reflectie over de methodologische specificiteit van onderzoek gericht op beleidsondersteuning.

    Gedeeltelijk akkoord.

    Deze aanbeveling lijkt eerder gericht op de institutionele actoren die de hogere onderwijssector v